Rathenau Instituut juli 2015
f lux
Φ
Overal robots Behouden wij onze menselijkheid?
i nhoud
4 Overal robots Passen wij onszelf en onze omgeving aan de robot aan? Of willen we een mensvriendelijke wereld behouden?
12 Bits & barbies Kunstenares Addie Wagenknecht daagt mensen uit om vastgeroeste ideeën over moderne technologie te herzien, met kunst.
16 De dingen gaan leren
16
De slimme technologie die ons omringt, wordt steeds slimmer. Maar, vindt jurist en rechtsfilosoof Mireille Hildebrandt: ‘die systemen zijn er voor ons; wij zijn er niet voor de systemen.’
4 12
22
22 3D printen Met de 3d printer kunnen we ook medische hulpmiddelen gaan maken. Waarom doen we dat nog niet?
26
26 Grondstoffenhonger ‘De Chinezen komen eraan en nemen de boel over. En wat dan?’
30 Hoe regel je de revolutie? Hoe ga je om met technologische revoluties, als wetgever?
Rubrieken
© Benn Murhaaya – murhaaya.com
Column Melanie Peters 3 Het Profiel 14 Het Getal 21 Column Barend van der Meulen 33 Lezen 34
Cover De robotledematen van de Spider Dress Black van de Nederlandse fashiontech designer Anouk Wipprecht maken griezelige bewegingen als voorbijgangers te dicht bij komen. Wipprecht combineert technologie en interactie design om mode tot leven te brengen. Met groot succes: wereldsterren als Britney Spears en de Black Eyed Peas dragen haar creaties. Deze jurk werd gemaakt in samenwerking met software engineer Daniel Schatzmayr, 2013.
30
col um n
De robotsamenleving
R
obotrechters, zelfrijdende auto’s, volautomatische melkrobots en robots die kinderen verschonen of ouderen wassen. Ze worden in hoog tempo betrouwbaarder en beter. ‘Robots zijn goedkoop, snel, nooit ziek en werken 24 uur per dag’, aldus minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken. Vorig jaar zei hij dat technologische ontwikkelingen ertoe kunnen leiden dat er in de toekomst voor veel mensen geen betaald werk meer is. Daarmee gaf hij de aftrap voor een maatschappelijk debat. Maar niet alleen robots, ook kunstmatige intelligentie en platformen als Google, Facebook, de taxidienst Uber en Airbnb, de online marktplaats voor tijdelijke woningverhuur, dagen de gevestigde orde uit, én hebben gevolgen voor onze samenleving.
Nu weten we dat die periode van onrust, debat en onderzoek, cruciaal waren om bewustzijn te creëren over de maatschappelijke invloed van deze transitie van de ‘grote’ mainframe computer naar de ‘kleine’ personal computer. Het debat begon bij de vraag wat ‘kleine’ computers voor arbeid zouden beteken en verbreedde zich tot de vraag hoe ‘de informatiemaatschappij’ eruit zou zien.
© Rogier Fokke
Het huidige debat over robots en werkgelegenheid doet denken aan de jaren tachtig van de vorige eeuw. Ook toen was er een recessie, angst voor banen verlies en publieke discussie over automatisering. Onderzoek, onder andere onder leiding van professor Gerhart Rathenau, naamgever van ons instituut, werd ingesteld om naar de maatschappelijke gevolgen van de micro-elektronica te kijken.
Ook nu lijkt onze technologische samenleving een nieuwe fase in te gaan. Hoe zorgen we dat de baten van IT voor iedereen zullen zijn? Hoe bereiden we onszelf voor op deze veranderingen? Het Rathenau Instituut onderzoekt deze ontwikkelingen om het maatschappelijk debat mogelijk te maken en de politiek handvatten te bieden. Let wel: technologie ‘overkomt’ ons niet. Het antwoord op de industriële revolutie was de industriële samenleving. Die werd mogelijk dankzij een goede technologische en kennisinfrastructuur, en door sociale wetgeving, omdat de vangnetten van de agrarische samenleving wegvielen. Als het begrip ‘informatiesamenleving’ het mobiliserende perspectief was dat de maatschappij voorbereidde op de opkomst van de computer, zou dan het ant woord op de opkomst van robotica niet liggen in de term ‘robotsamenleving’? Cruciaal daarvoor is dat burgers, politici en de ontwerpers van nieuwe technolo gie een visie vormen, nadenken over de maatschappelijke aspecten ervan én over de keuzes die we kunnen maken. Alleen zo eigenen we ons de robotsamenleving toe en helpen we die vormgeven; een robotsamenleving waar iedereen blij van wordt. Dr. ir. Melanie Peters Directeur Rathenau Instituut Meer lezen? Kijk op www.rathenau.nl voor het rapport ‘Werken aan de robotsamenleving’.
3
Hoof da r t i k el
Overal 4
© Hollandse Hoogte
Robots Passen wij ons aan?
[>]
5
© Hollandse Hoogte
Hoof da r t i k el
[ < ] Decennialang waren robots geketend aan speciaal voor hen ontwikkelde productielijnen
in de fabriek. Nu stappen ze de wijde wereld in. Zullen ze zich aanpassen aan onze c haotische omgeving en ons onvoorspelbare gedrag? Of passen wij ons aan? tekst Joost van Kasteren
T
ien jaar geleden verscheen de film I Robot met Will Smith in de hoofdrol als Del Spooner, rechercheur bij de politie van Chicago. De film speelt in 2035 als op mensen lijkende robots (humanoïden) integraal deel uitmaken van het dagelijks leven. Ze laten honden uit, halen vuilnis op en maken een praatje over de heg met de buren. Ze worden volledig vertrouwd, omdat mensen weten dat de robots zich houden aan de drie wetten die science fiction-auteur Isaac Asimov al in 1950 formuleerde: • een robot mag een menselijk wezen niet verwonden of door niet te handelen toelaten dat een mens gewond raakt; • een robot moet de mens gehoorzamen, behalve wanneer dat zou conflicteren met de eerste wet; • een robot moet zijn eigen bestaan beschermen voor zover die bescherming niet conflicteert met de eerste of tweede wet. Op een gegeven moment krijgt Del Spooner argwaan als hij bij een auto-ongeluk wordt gered, terwijl een jong meisje, een kind nog, aan haar lot wordt overgelaten door de robots en overlijdt. Om een lang verhaal kort te maken: die argwaan blijkt terecht. Supercomputer VIKI, die alle robots programmeert, heeft ze de opdracht gegeven om in opstand te komen en de wereld over te nemen, omdat de mensheid zichzelf dreigt uit te roeien door oorlog, crimina liteit en vervuiling. Het is de ultieme consequentie van de eerste en tweede wet van Asimov. Als je ziet hoe een stofzuigrobot zich door de kamer beweegt en – tegen plinten en stoelpoten botsend – mania kaal achter ieder papiersnippertje aangaat, is het moeilijk voor te stellen dat die ooit in opstand zal komen. ‘Dat zal ook niet gebeuren’, denkt Rinie van Est van het Rathenau
6
Instituut. Hij is een van de auteurs van het boek ‘Overal Robots’, waarvan in september een geactualiseerde en Engelstalige versie verschijnt: ‘Just ordinary robots – Automation from love to war’. Van Est: ‘Eerder is het omgekeerde het geval. Om robots te laten functioneren, moeten we onze omgeving verregaand aanpassen aan de robot. We creëren daarmee een, wat Max Weber noemt ‘ijzeren kooi van rationalisatie’, waar minder ruimte is voor individuele vrijheid en persoonlijke keuzes. Het zijn niet de robots die ons willen ‘ontmenselijken’ om ons tegen onszelf te beschermen, zoals in I Robot. Als we dat laten gebeuren, doen we het onszelf aan.’ Universele helper Vrij kort nadat Asimov zijn robotwetten formuleerde, ontwikkelde de fysicus Joseph Engelberger de eerste industriële robot: de Unimate, een acroniem voor univer sele helper (universal mate). Hij kreeg een plek aan de lopende band bij General Motors, en in de daaropvolgende jaren kreeg hij steeds meer gezelschap. In de moderne automobielindustrie wordt al meer dan negentig procent van de productietaken uitgevoerd door robots. In het begin ging het vooral om repeterende handelingen zoals punt lassen en verfspuiten; later ook om intern transport. Elders werden robots ingezet voor het opruimen van vervuiling,
‘We bevinden ons in het tweede machinetijdperk, waarin z akelijke en creatieve diensten zoals het produceren van nieuwsberichten, door virtuele robots wordt gedaan’
Als mensen gereduceerd worden tot een paar robotachtige handelingen, is het een relatief eenvoudige stap om ze te vervangen door mechanische robots, schreef de Amerikaanse socioloog George Ritzer in 1983.
het demonteren van explosieven en voor het uitvoeren van taken in voor de mens onbegaanbare gebieden zoals de bodem van de diepzee of het oppervlak van maan of Mars. ‘Voorafgaand aan de inzet van robots in de automobiel industrie, had er al een ingrijpend proces van rationalisa tie van de productie plaatsgevonden’, aldus Van Est. Het begon al met Adam Smith die in het eerste hoofdstuk van zijn ‘The Wealth of Nations’ (1776) schreef, dat een naalden maker in zijn eentje hooguit een paar dozijn naalden per dag kon maken. Als ze samen zouden werken en de taken verdelen, zouden ze tienduizenden naalden per dag kun nen maken. Honderd jaar later werkte Frederick Taylor het concept van verregaande arbeidsdeling en standaardisatie uit in zijn ‘scientific management’ en paste Henry Ford het toe met de ontwikkeling van de lopende band voor de productie van zijn T Ford. Van Est: ‘In dat eerste machine tijdperk (het tijdperk waarin machines spierkracht leveren – red.) verdween de ambachtelijke bedrijfsvoering en werd het productieproces in kleine, eenvoudige handelingen uiteengerafeld, die door vrijwel ongeschoolde arbeiders binnen een beperkte tijd konden worden uitgevoerd.’ Wegbereider Die voorgeprogrammeerde simpele handelingen aan de lopende band maakten de weg vrij voor de opkomst van de
eerste robots. ‘When human robots are found, mechanical robots cannot be far behind. Once people are reduced to a few robot-like actions, it is a relatively easy step to replace them with mechanical robots’, schreef de Amerikaanse socioloog George Ritzer in 1983. De mens als wegbereider van de robot. Overigens moesten daarbij nog wel de nodige veiligheidsvoorzieningen worden getroffen. Zo werkten de ogenschijnlijk wild met hun ene arm zwaaiende robots meestal in een afgeschermde omgeving en mochten ze alleen worden bediend door speciaal opgeleide mensen. Een echte ‘mate’ was de Unimate dus niet. ‘De geschiedenis van robots op de werkvloer laat zien dat een robot alleen goed kan functioneren in een omgeving die robotvriendelijk is gemaakt’, constateert Van Est. ‘Dit betekent dat wanneer je robots in een andere omgeving wil laten functioneren – in huis, in het verpleeghuis, in de stad, op de snelweg of op het slagveld – dat die omgeving ook ‘gerationaliseerd’ moet worden. Een robotstofzuiger, bijvoorbeeld, functioneert alleen in een kamer zonder al te veel obstakels, kabels of speelgoed. Hoe strakker en schaar ser ingericht, hoe beter de stofzuigerrobot werkt. We ruimen dus op, werken kabels weg, doen het hoogpolig tapijt de deur uit en houden bij de aanschaf van nieuwe [>] meubels rekening met de stofzuigerrobot. Kortom:
7
Hoof da r t i k el
Standaardisatie Zoals de paddenstoel het zichtbare deel is van het onder grondse netwerk van schimmeldraden – het mycelium – zo is de robot het zichtbare deel van de automatisering. Met de opkomst van de robot die voorgeprogrammeerde handelingen van de fabrieksarbeider overneemt, wordt aan het eind van de twintigste eeuw ook cognitieve arbeid onderworpen aan het proces van Taylorisering. Dat wil zeggen: een steeds verdergaande arbeidsdeling en standaar disatie, tot er een reeks van voorgeprogrammeerde hande lingen overblijft die vrijwel zonder menselijke sturing kan worden uitgevoerd. Van Est: ‘Momenteel bevinden we ons in het tweede machinetijdperk: het tijdperk waarin machines denkkracht verrichten. Waarin zakelijke, maar ook creatieve diensten, zoals het produceren van nieuwsberichten, door virtuele robots wordt gedaan. Vorig jaar was de Los A ngeles Times bijvoorbeeld het eerste medium dat een bericht van een robotjournalist plaatste. De krant had de primeur met een bericht over een aardbeving. Drie minuten nadat de grond schudde stond het artikel op de website. Dit was mogelijk door een algoritme dat de computer automatisch, op basis van geologische metingen van de Amerikaanse overheid, aan het werk zette. Ook zakenblad Forbes en zoekdienst Yahoo laten robotjournalisten inmiddels stukken schrij ven. We zien nu de opkomst van het ‘Internet of Things’, waarbij apparaten onderling communiceren om zonder tussenkomst van de mens gecompliceerde taken uit te voeren.’ Platformen als Airbnb en Uber Aangejaagd door digitalisering ontstaan steeds meer zogeheten platformorganisaties, zoals Google, Facebook, Airbnb en Uber, die met hun diensten nieuwe domeinen veroveren en bestaande domeinen opschudden. Karakte ristiek voor die bedrijven is dat ze zoveel mogelijk gebruik maken van flexibele betaalde en onbetaalde arbeid die via crowd sourcing wordt gevonden. Op Facebook hou den we allemaal netjes zelf onze gegevens bij, Uber heeft zijn afdeling personeelszaken uitbesteed aan de klant die
8
© Hollandse Hoogte
[ < ] we rationaliseren onze leefomgeving, wat in dit geval ook wel ‘roombarization’ wordt genoemd’ (naar Roomba, een stofzuigerrobot – red.).
de chauffeur beoordeelt, terwijl Google Translate zijn dienstverlening baseert op duizenden documenten die in opdracht van onder meer de EU in verschillende talen zijn vertaald en openbaar toegankelijk zijn. De opeenvolgende ‘machinetijdperken’, honderd jaar geleden geïnitieerd door Taylor en Ford en in onze tijd ver der ontwikkeld door Eric Schmidt (Google) en Marc Zuc kerberg (Facebook), zijn stappen in het doorgaande proces van rationalisering. De eerder aangehaalde socioloog Max Weber zag in het begin van de twintigste eeuw een sterke toename van het geloof in rationaliteit. Bij de inrichting van de samenleving laten we ons steeds meer leiden door efficiëntie, voorspelbaarheid, berekenbaarheid en beheers baarheid en niet door emoties of tradities. De hiervoor geciteerde George Ritzen noemt dit de M cDonaldisering van de samenleving. Niet alleen de productie van goederen en diensten is gerationaliseerd, ook de consumptie ervan is voorspelbaar, beheersbaar en berekenbaar geworden. Met de opkomst van invasieve dienstverleners zoals Google en Facebook worden ook andere domeinen van het m enselijk bestaan, zoals het onderhouden van vriendschappen, gerationaliseerd. Van Est: ‘Zoals het Taylorisme de weg bereider bleek van de fabrieksrobot, zo zijn Facebook en Uber de wegbereiders van de robot in de keuken, in bed, in
‘Op Facebook houden we allemaal n etjes zelf onze gegevens bij, Uber heeft zijn human resource management uitbesteed aan de klant, die de chauffeur beoordeelt’
het verpleeghuis, op de weg en in de lucht. Robotisering gaat dus om veel meer dan alleen werkgelegenheid. Het gaat om de manier waarop we onszelf en onze samenleving willen organiseren en definiëren.’ Roxxxy, de seksrobot Een van de dingen die daar een rol in speelt, is de verschij ningsvorm van robots, die vaak aan mens of dier doet denken. Het therapeutische zeehondje Paro bijvoorbeeld, dat wordt gebruikt in ziekenhuizen en verpleegtehuizen. Of Geminoid, die het mechanisch evenbeeld is van zijn maker, de Japanse hoogleraar Hiroshi Ishiguro. Vanwege hun levensechtheid in uiterlijk of reacties (gezichts uitdrukking, lichaamstaal) communiceren mensen er anders – menselijker – mee dan met bijvoorbeeld een auto of een NS-poortje. Weinig mensen kunnen de neiging onderdrukken om ze als zelfstandig denkende en hande lende wezens te behandelen en er op voet van gelijkheid mee te praten. Het gebruik van dergelijke robots is voor de één een droombeeld, omdat daarmee de kwaliteit van leven wordt verbeterd, bijvoorbeeld van eenzame ouderen of zieke kinderen. Voor de ander is het een horrorscenario waarbij intermenselijk contact – met al zijn hoogte- en dieptepunten – wordt ingeruild voor voorgeprogram meerde empathie. Een extreem voorbeeld van gerobotiseerde empathie is seksrobot Roxxxy. Ze (natuurlijk een ‘ze’) ziet er uit als een
plastic opblaaspop met een overdreven nadruk op diverse uiterlijke geslachtskenmerken, grote borsten, volle lippen, enzovoort. Ze is echter voorzien van een kunstmatig brein, waardoor ze reageert op wensen van haar gezelschap en zelfs met hem kan communiceren over andere dingen dan louter seks. Je kunt zeggen dat Roxxxy intiem menselijk contact de-humaniseert. Maar aan de andere kant zou een seksrobot wel een rol kunnen spelen in de seksuele opvoe ding en misschien zelfs prostitutie met al zijn uitwassen, zoals mensenhandel, onderdrukking en geweld, gedeelte lijk kunnen vervangen. Autonome robots? Kenmerkend voor robots is ook dat ze een zekere mate van autonomie hebben. Bij de allereerste robots was die auto nomie nog beperkt tot het uitvoeren van een reeks voor geprogrammeerde handelingen aan de lopende band. Als robots de wijde wereld intrekken, dan zullen ze toch enigs zins van zichzelf bewust moeten zijn. Al was het alleen maar om te voorkomen dat ze omstanders per ongeluk een muilpeer geven of zonder uit te kijken de straat oversteken. In het boek Just ordinary robots, worden drie stadia van autonomie onderscheiden, afhankelijk van de mate waarin de mens de handelingen van de robot controleert. In het eerste stadium zit de mens nog ‘in the loop’. Een voorbeeld uit de zorg is telechirurgie, waarbij een chirurg op afstand een robot bedient, die de operatie uitvoert. De robot [ > ]
De onttovering van de wereld De Duitse socioloog Max Weber (1864 – 1920) schreef dat er in de moderne wes terse, gerationaliseerde wereld geen plek meer is voor magische en onbere kenbare machten. Volgens Weber werden de wereld en de natuur onttoverd door de wetenschap, die ervan uit gaat dat alles, ook wat we nog niet begrijpen,
rationeel valt te verklaren. De empirische wetenschap, het kapitalisme, het formele recht en de moderne staat en bureaucratie – worden volgens Weber gekenmerkt door rationalisering: door berekening en beheersing, en bepalen ook steeds meer het wereldbeeld en dagelijks leven. Volgens Weber leidt dit tot een
zingevingsprobleem: in een onttoverde wereld moet de mens zelf zin geven aan zijn handelen en zijn er geen publieke, algemeen erkende waarden meer. Het gevolg is volgens Weber het verlangen naar nieuwe betovering. De onttovering van de wereld en de utopi sche verleiding liggen dicht bij elkaar.
9
Hoof da r t i k el
Pittige vragen Bij de verschijning van Overal Robots – Automatisering van de liefde tot de dood (2012) adviseerde het Rathenau Instituut beleidsmakers een doordachte beleidsvisie te ontwikkelen om robotica mee in de gewenste richting te sturen. Robotica gaat immers gepaard met talloze pittige vragen over bijvoor beeld wenselijkheid en aansprakelijkheid. Het
[ < ] fungeert hier als het verlengde van de chirurg; hij neemt zelf geen beslissingen. Het volgende stadium is de mens ‘on the loop’. De mens beslist nog steeds, maar is voor zijn informatievoorziening geheel afhankelijk van de robot. Tot op zekere hoogte is dat ook bij de telechirurg het geval; hij moet afgaan op de visuele en tactiele informatie van de robot om de hande lingen van die robot aan te sturen. Maar de chirurg kan die informatie toetsen aan zijn eigen kennis en ervaring met patiënten. Heel anders is het voor de piloot van een bewa pende militaire drone. Die is nog nooit in het grensgebied van Afghanistan en Pakistan geweest, maar wordt wel geacht om daar – op het juiste moment en op het juiste doel – raketten af te schieten om vanuit de lucht terroristen uit te schakelen. De piloot is voor zijn informatievoorzie ning totaal afhankelijk van zijn vliegende robot. Het probleem wordt nog gecompliceerder door de algorit men die zijn ontwikkeld voor deze vorm van oorlogsvoe ring. Zo worden terroristen opgespoord aan de hand van het signaal van hun mobiele telefoon. De piloot, ver weg op een luchtmachtbasis in de Verenigde Staten, krijgt het signaal dat een bepaalde terrorist op een bepaalde locatie is gesignaleerd. Hij brengt de drone in stelling, checkt of er niet teveel collateral damage (lees: burgerdoden) wordt aangericht, en vuurt de raket af. Maar voor hetzelfde geld is de gezochte terrorist elders, en is het zijn neefje van zes die met de telefoon zit te spelen. Onbedoelde gevolgen Het probleem van de onbedoelde gevolgen wordt g roter als de mens helemaal ‘out of the loop’ is en de robot geheel zelfstandig beslissingen neemt. Als het gaat om het stof zuigen van de kamer (linksom of rechtsom), zal dat weinig problemen opleveren. Misschien leidt dat tot een geschrok ken kat, of een verwarde haardos, zoals een op de grond
‘Niet alleen de productie van goederen en diensten is gerationali seerd, ook de consumptie ervan is voorspelbaar, b eheersbaar en berekenbaar g eworden’ 10
slapende Zuid-Koreaanse vrouw ondervond wier haar door een stofzuigrobot werd opgezogen. Anders wordt het bij wapensystemen, inclusief drones, die vuren zonder dat een mens de trekker overhaalt. In Zuid-Korea bijvoorbeeld bewaken robots die kunnen doden, de grens met NoordKorea. De verschillende stadia van autonomie (in-, on- en out-of-the-loop) roepen vragen op over verantwoordelijk heden en daarmee impliciet over de menselijke a utonomie in de omgang met die systemen. Voor de chirurg die op afstand opereert met een robot is het duidelijk: hij is verantwoordelijk. Mocht hij een fout maken, bijvoorbeeld omdat de tactiele informatie niet goed is teruggekoppeld, dan kan hij de leverancier van de apparatuur aansprakelijk stellen, maar zelf blijft hij eerstverantwoordelijke. Hetzelfde geldt voor de automobilist die zijn cruise control inschakelt. Als hij met te hoge snelheid een bocht neemt en iemand aanrijdt, ligt de verantwoordelijkheid bij hem, ook al omdat het vrij eenvoudig is om de cruise control uit schakelen (tikje op een van de pedalen). Naarmate de auto steeds meer taken overneemt, komt de vraag op waar de autonomie van de bestuurder – en zijn verantwoordelijk heid – ophoudt, en die van de autofabrikant begint. De grens is niet eenvoudig te trekken. Want naarmate de auto meer zelf doet, nemen de taken van de bestuurder af en is hij misschien minder alert. Of is hij verleerd om zonder parkeerondersteuning in te parkeren, of om zonder Tomtom te navigeren. Van Est: ‘De norm in de regelgeving gaat uit van de per fecte bestuurder. Dankzij de technische ondersteuning van de chauffeur door intelligente systemen komt die norm steeds hoger te liggen. Je kunt niet meer zeggen dat je niet wist dat het glad was: je boordcomputer of de matrix borden langs de weg hebben je allang gewaarschuwd. Maar tegelijkertijd nemen de alertheid en rijvaardigheid van de bestuurder af door die technische ondersteuning. Denk maar aan de automobilist die op de trappen naar een fietsenkelder strandde, omdat zijn navigatiesysteem aangaf dat hij zijn bestemming had bereikt. Zo wordt het dus steeds lastiger voor een bestuurder om te voldoen aan de norm van de perfecte bestuurder.’ Ontmenselijking De inzet van robots voor intieme taken, zoals het verscho nen van kinderen of het wassen van ouderen, maar ook
instituut pleitte ervoor relevante wetgeving en aansprakelijkheidsregelingen op orde te brengen, en na te denken over de vele ethische vragen en privacykwesties. Ook adviseerde het instituut de Nederlandse regering om te streven naar een internationaal verbod op autonome bewapende robots. Autorobots zouden juist verplicht moeten worden, omdat robotica de Nederlandse verkeersveiligheid drastisch kan verbeteren. Als we robots in de zorg willen,
moet de politiek snel aandacht besteden aan de gevolgen van slimme robottechnologieën in de leefomgeving: welke taken willen we wel, en welke juist niet door robots laten verrichten? Welke nieuwe vaardigheden eist dit van ver zorgers en patiënten? Denk bij robots in de zorg ook na over privacy- en aansprakelijkheids kwesties, aldus het instituut.
het gebruik van robots om tegenstanders te doden, roept de vraag op wat dat betekent voor ons menszijn. Worden we ‘ontmenselijkt’? Niet omdat de robots zich daartoe gedwongen voelen, zoals in de film I Robot, maar omdat we ons niet realiseren wat de ultieme consequenties kun nen zijn van robotisering en – meer in het algemeen – de rationalisering van onze leefomgeving en intermenselijke relaties. Het begrip menselijke waardigheid wordt meestal ver bonden met de rechten van de mens, zoals het recht op zelfbeschikking, privacy en lichamelijke en geestelijke integriteit. Maar volgens Van Est moeten we dit breder zien. Menselijke waardigheid heeft ook te maken met wat hij ‘menselijke duurzaamheid’ noemt: het behoud van het vermogen om mens te zijn. De filosofe Martha Nussbaum heeft het in dit verband over functionele capaciteiten – zoals zintuigelijke ervaringen beleven, verbeeldingskracht, denken redeneervermogen – die de mens tot mens maken. Luier De vraag is of het gebruik van robots die menselijke waardigheid kan ondermijnen. In de zorg kan de inzet van robots tot gevolg hebben dat de patiënten objecten worden, waarbij de effectiviteit van de zorg ten koste gaat van de kwaliteit van leven. Een – robotloos – voorbeeld is de gewoonte om oude mensen standaard een luier aan te doen, omdat het te duur is om ze een paar keer per dag naar het toilet te begeleiden. Het gebruik van drones kan ertoe leiden dat zowel soldaten als burgers worden ontmense lijkt; het slagveld wordt een computerspelletje als Grand Theft Auto, waarbij je extra punten krijgt naarmate je meer ‘obstakels’ (lees: mensen) uit de weg ruimt. Nu is het al niet bijzonder goed gesteld met de humaniteit op het slagveld, maar door de afstand te vergroten, zou je dat mogelijker wijs nog versterken.
met teleurstellingen of met afwijzing, verliezen. Of dat we geen ruzie meer kunnen maken om het daarna weer goed te maken. Of dat we sexrobot Roxxxy werkelijk gaan beschouwen als een ‘True Companion’ – niet toevallig de naam van het bedrijf dat haar ontwikkelde. Het debat over de sociale en morele aspecten van roboti sering zouden we, volgens Van Est, moeten voeren tegen de achtergrond van de rationalisering van de samenleving. ‘We moeten zien te vermijden dat we robotsystemen bou wen die ons in een keurslijf van efficiency dwingen’, zegt hij, de ‘ijzeren kooi van rationalisatie’ waar Weber het over had. Daarom gaat de discussie over robotisering niet alleen over robots. Maar vooral ook over de vraag wat voor soort samenleving we willen hebben: een technocratie of een mensvriendelijke wereld?’ Meer lezen? Just Ordinary Robots – Automation from Love to War, L. Royakkers & R. van Est (Routledge 2015) Overal Robots L. Royakkers en R. van Est – Uitgeverij Boom i.s.m. Rathenau Instituut (2012) De kracht van platformen – M. Kreijveld, J. Deuten en R. van Est (red.) Vakmedianet i.s.m. Rathenau Instituut (2014) Tem de robotauto – Het Bericht, 2 p. Rathenau Instituut (2014) Werken aan de robotsamenleving: Visies en inzichten uit de wetenschap over de relatie technologie en werkgelegenheid, R. Van Est & L. Kool (red.) Rathenau Instituut (2015)
Rinie van Est is onderzoekcoördinator en trendcatcher bij de afdeling Technology Assessment van het Rathenau Instituut. Hij is natuurkundige en politicoloog en houdt zich bezig met de politiek van nieuwe technologieën: van nanotechno logie, robotica en persuasieve technologie tot klimaatengineering en energie. Rinie doceert ook aan de subfaculteit Technische Innovatie Wetenschappen van de TU Eindhoven.
Discussie Robotisering zou ook de cognitieve en sociale vaardig heden van mensen kunnen ondermijnen. We noemden al het voorbeeld van de chauffeur die als gevolg van intelli gente systemen minder alert is en ook steeds minder in staat is om zijn voertuig te hanteren als een of meer hulp systemen uitvallen. Maar de omgang met robots kan er ook toe leiden dat we sociale vaardigheden zoals het omgaan
11
K un s t & We t en s ch ap
De Amerikaans-Oostenrijkse Addie Wagenknecht deelt via haar kunstwerken haar kritische visie op de moderne maatschappij. ‘We kijken meer naar onze computer dan uit het raam.’
Bits & barbies Tekst claudia Ruigendijk
Dit laat volgens Wagenknecht zien dat de rol van de vrouw nog altijd ondergeschikt is in onze Westerse maatschappij. En dat genderneutraliteit nog ver weg is, want: techniek is voor jongetjes en barbies zijn voor meisjes. Maar niet voor Wagenknecht. Zij studeerde Multimedia en Informatica aan de Universiteit van Oregon, en volgde haar masteropleiding bij het Interactive Telecommunications Program in New York. Daar voedde zij haar interesse voor nieuwe vormen van communicatie als gevolg van de digitalisering, en voor alle risico’s die daar bij horen – zoals hacking en schending van privacy. Ons scherm staart terug In tegenstelling tot de meeste mensen baren deze risico’s Wagenknecht niet per definitie
12
zorgen. Integendeel: ‘De computer heeft onze buitenwereld grotendeels vervangen. We checken iedere dag onze feeds op sociale media, vergelijken onze ervaringen met die van anderen en ontlenen daar vervol gens onze eigenwaarde aan. Maar daarin schuilt ook een angst: wij staren naar ons scherm en ons scherm staart terug. Het is een virtuele dialoog. Ik wil dat mensen de risico’s hiervan – en de angst die eruit voortvloeit – meer zouden omarmen. Want alleen dan kun je de mogelijke gevaren onder ogen zien, en dus voorkomen.’ Dat is precies wat Wagenknecht met haar werk wil bereiken: mensen uitdagen en inspireren om hun vastgeroeste ideeën over de moderne technologie te herzien, of zelfs los te laten. ‘De telefoon is het verlengde van onze arm geworden. Maar de nieuwe vormen van communicatie zijn een black box: we weten niet hoe het werkt, maar ons sociale leven is er tegelijkertijd van afhankelijk.’ In haar recente werk laat Wagenknecht haar publiek de vaak vanzelfsprekend g eworden communicatietechnieken van binnen zien: installaties van compleet ontmantelde servicekamers, of muren volgeplakt met privacygevoelige openbroninformatie. Alles om de bewustwording van moderne technologie aan te zwengelen. Want er is volgens Wagenknecht slechts één manier om dat te bereiken. En dat is, zonder twijfel: ‘through art.’ Meer zien? Meer informatie over Addie Wagenknecht en haar uiteenlopende werk is te vinden op: placesiveneverbeen.com en bitforms.com
© bitforms gallery, New York
© bitforms gallery, New York
‘M
jn wetenschappelijke vrienden noemen me een kunstenares; mijn kunstvrienden noemen me een wetenschapper.’ Nee, Addie W agenknecht (1981) is niet in een hokje te plaatsen. Haar werk is dat evenmin. Daarin legt ze de, soms grillige, relatie tussen mens en technologie in de breedste zin bloot: een web van e lektriciteitsdraden aan het plafond om onze ‘post-Wikileaksmaatschappij’ te visualiseren. Of een schattig, roze wiegje met een angstaanjagende robot erboven die reageert als de baby beweegt. Naast haar liefde voor technologie klinkt ook haar feministische kijk op de wereld zichtbaar door. ‘Niet Ada Lovelace, maar Bill Gates werd het boegbeeld van de informatietech nologie. In films is de hacker altijd een man. Maar tot de jaren tachtig waren de meeste informaticastudenten vrouw.’
Optimalisatie van het ouderschap Een robotarm reageert real time op het gedrag van een baby in een wieg – vooral op huilen of wakker worden. Het aanbieden van een flesje of een favoriet speeltje – een repeterende handeling – is een van de opvoedingstaken die door een apparaat kan worden verricht zonder dat de ontwikkeling van de baby geschaad wordt. Daardoor kan waardevolle tijd voor de ouder worden vrijgemaakt.
13
P rof i e l
Synthetische biologie voor een duurzame samenleving? tekst Patricia Kersbergen
© Rogier Fokke
Volgens senior onderzoeker Dirk Stemerding van het Rathenau Instituut biedt de synthetische biologie, het nieuw ste onderzoeksterrein binnen de biotech nologie, hiervoor zeker kansen. Waar het bij ‘klassieke’ genetische modificatie gaat om de verandering van slechts enkele eigenschappen – zoals bij de algen van Ecover – gaat de synthetische b iologie een flinke stap verder: synthetisch bio logen herontwerpen, als ‘ingenieurs’, micro-organismen met compleet nieuwe functies. Dat doen ze door stukken DNA aan elkaar te plakken en in het organisme in te bouwen. De darmbacterie E.coli en bakkersgist zijn favoriet, omdat die mak kelijk te kweken zijn en er al veel kennis over is vergaard. Dirk Stemerding: ‘Het is vernuftig werk – synthetisch biologen plaatsen niet één nieuw gen in een plant of dier, maar maken met behulp van syn thetisch DNA hele nieuwe combinaties van genen’. ‘Met zulke slim ontworpen micro-orga nismen kunnen we complexe en nuttige
stoffen maken, zoals medicijnen. Het is zo ook mogelijk om uit hernieuwbaar plantaardig materiaal, plastics en brand stof te maken: producten die nu nog op basis van aardolie worden geproduceerd’, aldus Stemerding. ‘Volgens de verwach ting kan synthetische biologie op deze manier bijdragen aan de ontwikkeling van een klimaatvriendelijke bio-economie.’ Kritische reacties De eerste synthetisch-biologisch vervaar digde producten komen nu op de markt. Het gaat om geur- en smaakstoffen, medi cijnen en cosmetica. ‘Daaraan valt voor de industrie het meest te verdienen’, aldus Stemerding. Maar ze roepen ook kritische reacties op over natuurlijkheid, zoals de affaire-Ecover laat zien. Daar komt bij dat de smaakstof vanille en het malaria medicijn artemisinine tot nu toe uit plan ten worden gewonnen. Daar verdienen kleine boeren in ontwikkelingslanden hun brood mee. Waarom moeten we deze producten op een industriële manier maken – met ‘synthetische’ micro-orga nismen – waaraan mogelijk ook onvoor ziene gevaren kleven? Met synthetische biologie gemaakte kleur- en geurstoffen mogen in de winkel bovendien als ‘natuurlijk’ worden verkocht. Houden we de groene consument dan niet voor de gek? Of brengen we met deze producten een meer duurzame bio-economie wel degelijk dichterbij? ‘Daarover zal in een maatschappelijke discussie over synthe tische biologie veel meer duidelijkheid moeten komen’, aldus Stemerding.
Dirk Stemerding (1951) studeerde biologie. Hij is sinds 2008 verbonden aan het Rathenau Instituut, waar hij onderzoek doet naar biotechnologie en levenswetenschappen.
14
© Loesje Praktijken
O
nlangs bracht het bedrijf Ecover, dat zich profileert als koploper in duurzaamheid, zeep op de markt, waarin de weinig duurzame palmolie vervangen was door olie op basis van genetisch gemodificeerde algen. Milieu organisaties protesteerden, en het bedrijf besloot de zeep voorlopig uit de handel te halen. Biotechnologie wordt vaak beschouwd als tegengesteld aan ‘groen’. Is dat terecht, of kan de biotechnologie ook juist bijdragen aan een duurzamere, milieuvriendelijkere wereld?
We t e n s c hap en ma at s c h app i j i n g e sp rek
Donderdag 18 juni jongstleden kwamen zo’n driehonderd mensen bijeen in Den Haag voor de confe rentie ‘Wetenschap en maatschappij in gesprek’. De c onferentie werd georganiseerd door het Rathenau Instituut in het kader van de
Nationale Wetenschapsagenda. Doel was het bespreken van de vragen aan de wetenschap, die burgers indienden via de website van de Nationale Wetenschaps agenda. Tijdens de conferentie toonde de initiator van de Nationale
Wetenschapsagenda, minister Jet Bussemaker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), zich enthousiast over de beweging die op gang is gekomen om wetenschap en maatschappij dichter bijeen te brengen.
15
16
I n te rv i e w > m i r e i lle h i lde brand t
De slimme technologie die ons omringt, wordt steeds slimmer. Maar als de verhouding tussen mens en systeem uit balans raakt, zullen we moeten ingrijpen, vindt jurist en rechtsfilosoof Mireille Hildebrandt. ‘Die systemen zijn er voor ons; wij zijn er niet voor de systemen.’
Tekst Malou van Hintum
‘Deze tafel weet niets van mij. Maar dat gaat veranderen’ W
© Bram Belloni
ij mensen zijn allang niet meer de enigen met het vermogen om te leren. ‘Onze wereld wordt in toenemende mate bevolkt door dingen die getraind zijn om ons gedrag te voorspellen en op onze bedoelingen vooruit te lopen’, schrijft Mireille Hildebrandt in haar onlangs verschenen boek Smart Technologies and the End(s) of Law. ‘We worden omringd door systemen die via de cloud met elkaar verbonden zijn, waardoor ze hun ‘ervaringen’ met onze gedragsgegevens met elkaar k unnen delen, en zo hun functionaliteit kunnen verbeteren.’ Naarmate ze dat beter kunnen, verandert ons gebruik van deze mindless agents in een interactie met hen. We zullen dus moeten leren anticiperen op technologieën die op óns anticiperen, aldus Mireille Hildebrandt. De jurist en rechtsfilosoof, als hoogleraar verbonden aan drie universiteiten in Nederland en België, positioneert zichzelf uitdrukkelijk niet in een van beide kampen die de discussie over slimme technologie domineren: de enthousiastelingen die zulke technologieën omarmen, en de tegenstanders die ze juist doodeng vinden. ‘We moe ten uit dat zwart-wit-register stappen,’ zegt ze een paar dagen nadat ze bij het Rathenau Instituut een lezing heeft
gegeven over haar nieuwe boek. ‘Er zitten veel en grote gevaren aan dit soort technologie. Het is nuttig om daarvan te schrikken; angst is in dit geval een goede raadgever. Maar het midden vinden tussen naïef meelopen en agressief afkaarten is het spannendst.’ De dingen gaan leren ‘We hebben onszelf de afgelopen millennia aangeleerd dat wij elkaars handelingen en intenties voorzien, en dat dingen dit niet doen. En dat is ook zo: deze tafel weet niets van mij,’ zegt Hildebrandt, en ze klopt op het blad van het tafeltje waarop onze koffie staat. ‘Maar dat gaat veranderen. De dingen gaan leren wat de impact is van hun gedrag op jouw gedrag. Vervolgens kunnen ze hun eigen gedrag weer bijstellen, waardoor ze hun taken beter kunnen uitvoeren en ze beter kunnen interveniëren in ons leven. Dat noem ik agency, waarbij draadloos communicerende dingen of computerprogramma’s met een grote mate van zelfstan digheid gaan handelen.’ De meeste mensen kennen agents in de vorm van bij voorbeeld een eenvoudige thermostaat, die je zo kunt programmeren dat het lekker warm is wanneer je thuis [>] over de drempel stapt. Zo’n agent is geen lerend
17
I n t e rv i e w
‘Omdat wij steeds meer met machines en s ystemen omgaan, zullen we daar dus ook meer op gaan lijken’
[ < ] systeem, maar voert een programmaatje uit dat men sen er van tevoren hebben ingestopt. Hildebrandt: ‘Inmid dels zijn er slimme thermostaten in de maak, die zelf ontdekken wat de beste temperatuur is. Dit doen ze na een analyse van onze gedragsgegevens, in samenspraak met de slimme energiemeter, die ‘praat’ met de agents van de net beheerder. We moeten in gaan zien dat wij die apparaten niet alleen gebruiken, maar dat die apparaten, andersom, ook ons gebruiken. Intelligente technologie betekent niet simpelweg dat we steeds slimmere computers bouwen. Het betekent dat we computers ontwerpen die in het samenspel met de omgeving hun ontwerp aanpassen en zichzelf ontwikkelen tot steeds slimmere computers.’ Ongevraagde adviezen We zien, als gebruikers van het internet, nu al dagelijks dat computers inspelen op onze voorkeuren. En dat ze daarvan leren. Denk aan de advertenties voor reizen en hotels of online boekverkopers, die ons ongevraagd adviezen geven op basis van eerdere aankopen. ‘Aan al die dingen zijn we intussen wel gewend,’ zegt Hildebrandt. ‘Reclame is erop uit jou tot bepaald koopgedrag te verleiden. Dat is intus sen redelijk geperfectioneerd op basis van data en algo ritmes. Het is de vraag of dat gevaarlijk is; iedereen heeft dit inmiddels wel door. Wat ik spannender vind, is bij voorbeeld slimme energievoorziening of Domotica.’ (ook wel: automatisering van ons huis waarbij de verlichting, de verwarming, de koelkast en het beveiligingssysteem hun gedrag grotendeels zelfstandig afstemmen – red.). Daarmee wordt de manier waarop we leven ook steeds sterker afhankelijk van dit soort kunstmatige intelligentie. Daar ben ik niet zonder meer tegen. Maar we moeten wel verzinnen hoe we kunnen voorkomen dat wij straks alleen nog maar de cognitieve bron van deze systemen zijn.’ In de informatiemaatschappij zijn data een soort extra extern geheugen voor de mens. Maar in een datagestuurde maatschappij vormen data een kennisbron voor zelflerende agents die anticiperen op ons gedrag en inspelen op onze behoeften. Vriendelijke begroeting Hildebrandt wijdt in haar boek een hoofdstuk aan ‘Diana’s onlife world’. Daarin schetst ze hoe groot de invloed van zo’n zelflerende agent kan zijn. Diana wordt wakker in een
18
huis waarin niet alleen de koffie is gezet, maar ook alvast is bedacht welke route ze met haar auto gaat rijden. En welke gezonde lunch ze die dag het beste kan kiezen – iets wat haar smartphone vast doorspreekt met de agent van de betreffende eetgelegenheid. De regie over deze afspraken voert haar PDA – persoonlijke digitale assistent – die in de loop van de dag van alles voor Diana regelt, zoals: een vriendelijke begroeting door de receptioniste; rustgevende muziek; en contact met andere PDA’s om het stressniveau van Diana laag te houden, haar humeur goed, en haar prestaties optimaal. ‘In feite doet een goede secretaresse hetzelfde,’ glimlacht Hildebrandt. ‘Hoe meer intenties zij van je wegvangt, hoe beter ze is. Je hoopt dat zij weet wat jij wilt. Dat gaan deze systemen ook doen.’ Maar waar ligt de grens? De invloed van Henry, de PDA van de 96-jarige Jakob – opa van Diana – reikt wel heel ver: Henry besluit Jakob na een lichte beroerte buiten het medi sche circuit te houden. De PDA maakt een berekening van de belangen van Jakob, zijn familie, de zorginstelling en de verzekeraar die Henry bekostigt, en besluit geen contact te leggen met andere systemen om over mogelijke medische interventies te overleggen. Twee dagen later krijgt Jakob een plotseling, fataal herseninfarct. Manipuleerbaar Een griezelig toekomstperspectief, vindt het publiek dat bij Hildebrandts lezing op het Rathenau Instituut aan wezig is. Tijdens het interview een paar dagen later, zegt Hildebrandt: ‘We kunnen niet even een blik beleidsamb tenaren opentrekken en een plan maken om de omgang met al die vormen van kunstmatige intelligentie te gaan regelen. Daarvoor is de overgang naar een leefwereld die mede wordt bewoond door allerlei deels onzichtbare ‘agen ten’ te fundamenteel.’ Ze denkt in dit verband niet op de eerste plaats aan onze omgang met commerciële bedrijven, hoewel juist voor hen vaak het meest wordt gevreesd. Bedrijven zoals Facebook, die ‘alles’ van je weten en dat gebruiken – maar niet omdat ze geïnteresseerd zijn in jou als persoon, legt Hildebrandt uit. ‘Dat zijn ze totaal niet. Zulke bedrijven kijken dwars door je heen; ze willen alleen maar weten wat voor type consument je bent. Zij willen iets aan je kunnen verkopen, economische meerwaarde uit jou kunnen halen. Voor zover dit mensen manipuleerbaar maakt, is dat natuurlijk wel degelijk een groot probleem.’
© Bram Belloni
welke leaserijders frauderen. ‘Eén bedrijf weigerde dat. De zaak belandde bij de rechter. Die constateerde dat het een inbreuk is op de privacy als de Belastingdienst te allen tijde weet waar mensen hebben geparkeerd. Hij oordeelde dat het doel legitiem was waarvoor de gegevens werden opgevraagd, namelijk: voorkomen dat burgers de belas ting flessen. De rechter vond ook het middel geëigend om het doel te bereiken, want op een andere manier kom je er niet altijd achter. Maar was het middel ook proportioneel: woog de inbreuk op de privacy op tegen de winst die dat opleverde? Nee, zei de rechter. Vervolgens herriep het Hof die uitspraak in het hoger beroep: dat vond het wel propor tioneel.’ Hildebrandt schudt haar hoofd. ‘Waarom is deze kwestie niet in de Tweede Kamer aan de orde gekomen? Kennelijk wordt zoiets niet meer als politiek gezien.’
De overheid is echter wél geïnteresseerd in jou als indi vidu, zegt ze. ‘Die wil bijvoorbeeld individuen belasting laten betalen.’ En dan wordt het ingewikkeld. Want wan neer mag de overheid slimme technologie inzetten om haar doel te bereiken, en wanneer passeert ze daarbij een grens? Hildebrandt: ‘Neem de aangifte inkomstenbelasting. Die is grotendeels al voor je ingevuld. Dat noemen we nudgen; daarbij wordt ons gedrag beïnvloed of veranderd, door in te spelen op onze afwijkende gedragspatronen. Doordat het aangifteformulier al gedeeltelijk is ingevuld, ga je andere beslissingen nemen, bijvoorbeeld als jouw eigen cijfers niet overeenkomen met die van de Belastingdienst. Ga je dat dan eindeloos narekenen, of geloof je het wel?’ Nudgen (letterlijk: een duwtje in de rug geven – red.) gebeurt steeds vaker op basis van datagestuurde profielen van mensen, waarbij geprobeerd wordt om vantevoren hun gedrag in te schatten. Hildebrandt geeft opnieuw de Belastingdienst als voorbeeld, die de gegevens wilde heb ben van alle bedrijven wier klanten via hun mobiele tele foon parkeergeld betaalden. Zo wilde de dienst achterhalen
Datagekte en flinkheidsgedrag Stel dat het de staat lukt om ons steeds een stap voor te blij ven, en preventief en proactief technologie gaat gebruiken om ons gedrag te sturen – worden dan niet allerlei keuze mogelijkheden afgesneden of verdacht gemaakt? Kan dat leiden tot het manipuleren van ons gedrag zonder dat we dat in de gaten hebben? Hildebrandt: ‘Dat is het grootste, onderliggende probleem: dat we manipuleerbaar worden. Als de overheid in zijn data-gekte en flinkheidsgedrag daadkrachtig wil doen, en allerlei gegevens bij elkaar gaat leggen omdat ze denkt dat je uit profielen kunt aflezen wie gevaarlijk is, moet je als maatschappij zeggen: dat willen wij helemaal niet. Honderd procent veiligheid is nul procent privacy is nul procent veiligheid. Want iemand die geen privacy heeft, is natuurlijk niet veilig. Dan komt de rechtsstaat in het vizier: die moet ons op zulke kritieke momenten onze grondrechten voorhouden.’ Hildebrandt pleit voor een visie op het gebruik van data en zelflerende agents. Het ontwikkelen van zo’n visie [ > ]
‘Het recht is voorwaardenscheppend, de rest moeten wij zelf doen. (…) Ik ben enorm optimistisch over het sub versieve karakter van gewone mensen’ 19
I n t e rv i e w
Paradox van een ‘slimme omgeving’ Computerchips worden steeds kleiner. Ze kunnen overal in worden verwerkt. In de muren van je huis, in je kleding of zelfs in je lichaam. Apparaten in een slimme omgeving kun nen reageren op menselijke instructies, maar ook zelf waarnemen en acties onder nemen, en onderling commu niceren. Drijvende kracht
hierachter is het ijzeren tempo waarin computerchips steeds kleiner, krachtiger en goed koper worden. Het toekomst beeld van de slimme omgeving maakt de paradox van de datagestuurde samenleving zichtbaar: we kunnen steeds meer meten, communiceren en automatiseren. Dat maakt ons leven gemakkelijker: betalen
[ < ] is natuurlijk niet iets wat we aan ‘de’ overheid of ‘de’ politiek over moeten laten, het gaat eerder om bewustwor ding en een aanhoudend maatschappelijk debat. ‘Maar het is ook belangrijk dat juristen, computerwetenschappers en designers gaan samenwerken aan goed doordachte, concrete oplossingen. De bedreiging van onze grondrech ten is groot, maar de kansen die deze technologie biedt, zijn dat ook.’ Ze vindt drie uitgangspunten essentieel om oplossingsgericht te denken. ‘Op de eerste plaats: dataminimalisering: het beperken van de data die je vergaart. Select before you collect. Als je dat al niet kunt, kom je niet tot slimme technologie. Het ouderwetse idee ‘verzamel maar zo veel mogelijk data’, is totale onzin. Daar creëer je alleen maar data-obesitas mee. Op de tweede plaats: doelbinding. Dit betekent dat wie data verwerken alleen persoonsgegevens mogen vragen, opslaan, gebruiken, en delen wanneer dit een specifiek doel dient, dat bovendien van te voren aan de gebruiker is verduidelijkt. De verantwoordelijke mag dezelfde gege vens vervolgens niet voor andere doelen (her)gebruiken. Doelbinding betekent ook dat je overheden en bedrijven weer aansprakelijk kunt stellen als ze de gegevens toch voor een ander doel gebruiken. Daardoor gaan ze er zelf voor zorgen dat ze zich netjes gedragen en geen schade veroorzaken, want dat kost geld. Het derde principe is profieltransparantie. Als er een beslissing wordt genomen op basis van algoritmen, moet die beslissing uit te leggen zijn, én moeten we weten dat die beslissing op basis van profielen is genomen. Jou moet bovendien worden verteld wat de gevolgen zijn van het gebruik van die algoritmen.’ Deze drie eisen zijn verwerkt in de Europese Verordening Gegevensbescherming die wellicht binnenkort van kracht wordt. Hildebrandt: ‘Als die wordt aangenomen, kan er dankzij de serieuze onderzoeksbevoegdheden en boetes eindelijk gehandhaafd worden.’ Daarmee zijn de proble men de wereld niet uit, want het recht is geen alleskunner: ‘Het recht is voorwaardenscheppend, de rest moeten wij zelf doen. Ik geloof heel erg in de veerkracht van mensen. Mensen zijn ongelofelijk vitaal en creatief. Ik ben ook
20
met je mobieltje, Google Earth met realtime beelden en senso ren die een oogje in het zeil houden. Maar dezelfde moge lijkheden maken het leven ook kwetsbaarder voor beïnvloe ding van gedrag, misbruik en overmatige controle. Meer lezen over slimme technologie? Zie www.rathenau.nl
enorm optimistisch over het subversieve karakter van gewone mensen. Dat is iets wat we moeten koesteren.’ Vrije keuze Het gaat bij slimme technologie niet om voor of tegen, maar om het beschermen van de individuele identiteit en de individuele vrijheid, zegt Hildebrandt. ‘Bedenk daarbij dat een individu niet een ‘afgesloten geheel’ is: wij zijn wie we zijn door de manier waarop we met andere mensen en in een bepaalde omgeving interacteren. Omdat we steeds meer met slimme systemen omgaan, zullen wij daar dus ook meer op gaan lijken. Maar als de verhouding tussen mens en systeem uit evenwicht raakt, zullen we in de systemen moeten kruipen en de defaults (standaardinstel lingen) de andere kant op moeten zetten. Zo kunnen we voorkomen dat mensen volledig door systemen worden bepaald. Want dat moet niet. De systemen zijn er voor ons; wij zijn er niet voor de systemen.’ Intussen vervaagt de grens tussen ons en de s ystemen: Diana leeft niet online en offline, maar onlife. Die grens moet dan ook steeds opnieuw worden doordacht. Hildebrandt wil er daarom geen absolute uitspraken over doen, maar maakt wel duidelijk dat de mogelijkheid van een vrije keuze essentieel is. ‘Als er een eenrichtingsbord voor een straat staat, kun je dat negeren en erin rijden. Dat kan je een boete opleveren; die keuze heb je. Maar als je een elektrische schok krijgt waardoor je niet meer kunt door rijden, heb je die keuze niet meer. Het digitale onbewuste dat zich voedt met onze gedragsgegevens, kan jou – in figuurlijke zin – zo’n schok geven zonder dat je het merkt, terwijl je gedrag er wel degelijk door verandert. Dat heet subliminale manipulatie. Die kant moet het echt niet op.’
Mireille Hildebrandt is hoogleraar Smart Environments, Data Protection and the Rule of Law (Radboud Universiteit), hoogleraar Technologierecht en Recht in Technologie (Vrije Universiteit Brussel) en hoofddocent Rechtstheorie (Erasmus Universiteit Rotterdam).
4,5
He t g e ta l
tekst jan van steen
miljard euro
Dat bedrag denkt het Rijk in 2019 uit te geven aan wetenschappelijk onderzoek door universiteiten, wetenschapsorganisaties en bedrij ven. Voor 2015 wordt dit nog op 4,8 miljard geschat. Dit betekent een daling van 288 miljoen euro, ofwel 6 procent. Het Rijk besteedt langs nog twee andere routes geld aan wetenschappelijk onderzoek en
innovatie. Zo wordt er ook geld gereserveerd voor innovatie, in de vorm van subsidies voor bijvoor beeld een duurzame veehouderij. Het bedrag voor innovatie wordt voor 2015 geschat op ongeveer 137 miljoen euro, maar daalt in 2019 tot 89 miljoen. Ook op een indirecte manier steunt het Rijk wetenschap en innovatie: bedrijven die aan
onderzoek doen, krijgen belasting voordelen. Daarvoor wordt dit jaar iets meer dan 1 miljard euro uitgetrokken, in 2019 nog 931 miljoen.
Bron: Totale Investeringen in W etenschap en Innovatie 2013-2019, Rathenau Instituut
21
re p or tage > 3 D p r i n t e n van me di s c h e hulp m i ddelen
Scannen, printen,
22
klaar. Of niet? Confectie, maatwerk of iets daar tussenin: driedimensionale scan- en printtechnieken bieden ongekende mogelijkheden voor de productie van perfect passende medische hulp middelen, zoals een beademingsmasker voor kinderen. Technisch kan het. Maar de snelle introductie wordt belemmerd door allerlei commerciële, juridische en ethische aspecten. Tekst Johan Nebbeling
E
© Hollandse Hoogte
ven stilzitten, een flits en een minuut later tovert de computer een 3D-beeld van mijn hoofd op het scherm. Een pasfoto laten maken duurt langer. Het is dat er geen 3D-printer hangt aan de simpele Windows-pc in deze alledaagse werkruimte van de Faculteit Industrieel Ontwerpen van de TU Delft. Anders kon professor Johan Molenbroek à la minute een mini-kopie in kunststof van mijn hoofd uitprinten; net zo eentje als hij – als de gerookte, verschrompelde buit van een koppensneller – van zichzelf op zijn bureau heeft staan. ‘De nieuwe digitale scan- en printtechnieken geven mijn vakgebied, de antropometrie, een enorme impuls’, verklaart de professor, een enthousiast vertellende wetenschapper die wordt bijgestaan door zijn minstens zo enthousiaste promovenda Lyé Goto. Molenbroek – aan de vooravond van zijn pensionering – houdt zich al zijn hele werkzame leven bezig met het opmeten van ‘de mensch’, het werkterrein van de antropometrie. Sisyfusarbeid Tot een jaar of tien geleden was dat altijd moeizaam handwerk, vertelt de professor. Ter illustratie tovert hij een vuistdik onderzoeksrapport uit de jaren vijftig tevoorschijn, waarin Hans Freudenthal in opdracht van de Bijenkorf de maten van vijfduizend vrouwen handmatig in kaart bracht om tot een nauwkeuriger maatsysteem te komen. Een Sisyfusarbeid avant la lettre, met als treurige bijkomstigheid dat het door Freudenthal ontworpen systeem nooit is gebruikt. ‘Gelukkig [ > ]
23
re p or tage
© Loes Schleedoorn
Driehonderd 3D scans van kinderhoofdjes moeten leiden tot een goed passend kindmasker.
[ < ] kreeg Freudenthal later een instituut met zijn naam, dus het is nog helemaal goed gekomen met hem’, grapt Molenbroek. Vandaag de dag gaat het goeie ouwe handwerk in de antropometrie steeds vaker gepaard met geavanceerde techniek. Kleinere, handzamere en snellere 3D-scanners en betaalbaardere 3D-printers geven het eeuwige dilemma ‘maatwerk’ of ‘standaard’ een nieuwe dimensie, aldus Molenbroek. ‘Het harnas van een ridder werd geheel op maat gemaakt. Maar door de industrialisering is zulk maatwerk grotendeels vervangen door serieproductie. Dat is sneller en goedkoper en bedient de massa. Maar het heeft ook een prijs.’ Compromis Die prijs is een grofmazig maatsysteem dat in de meeste gevallen wel voldoet, maar nooit helemaal perfect past. ‘Massaproducten’ zijn altijd een compromis, omdat de bijbehorende maatsystemen uitgaan van gemiddelden. En als de antropometrie iets heeft aangetoond, is het wel dat gemiddelden alleen statistieken betreffen en niets te maken hebben met echte mensen. In zijn hele carrière heeft Molenbroek nog nooit een mens ontmoet die op alle gemeten lichaamskenmerken voldeed aan de kwalificatie ‘gemiddeld’. Wie qua lichaamskenmerken te ver buiten de marges van de massaproductie valt, heeft vette pech en is aangewezen op óf een slecht passend product óf duur maatwerk. Is daar bij alledaagse zaken als kleding of schoeisel vaak nog wel een mouw aan te passen, lastiger wordt het bij meer kritische producten, zoals medische hulpmiddelen. Soms kan worden volstaan met een – al dan niet provisorisch aangepast – betaalbaar standaardproduct, soms is kostbaar maatwerk (een beenprothese) onontkoombaar. Onbetaalbaar Beademingsmaskers vormen een categorie medische hulpmiddelen die in het algemeen best toe kan met vijf standaardmaten. Behalve als het om maskers voor kleine kinderen gaat. Standaardmaten neus-mondmaskers voor kinderen bestaan niet, omdat de doelgroep (enkele honder den patiënten in Nederland, enkele duizenden in Europa) te klein is en fabrikanten er (dus) geen brood in zien
24
kindermaskers op de markt te brengen. Een kindmasker op maat laten maken is zo goed als onbetaalbaar. Het gevolg is dat kinderen die een beademingsmasker nodig hebben om te kunnen overleven, zijn aangewezen op maskers voor volwassenen die met wat kunstgrepen en gefröbel zijn aangepast aan hun gezichtsvorm. De slecht passende maskers leiden tot allerlei klachten, zoals huidirritatie, onvoldoende toestroom van zuurstof en oogontstekingen. ‘Het is geen omvangrijk probleem, maar voor de betrokken kinderen en hun ouders wel degelijk een groot probleem’, zegt Lyé Goto, die bij Molenbroek promotieonderzoek doet naar mogelijkheden om een kindmasker te ontwikkelen. De als industrieel ontwerper afgestudeerde Goto is vooral geïnteresseerd in de ruimte ‘tussen mens en product’. Met andere woorden: het zo comfortabel en veilig mogelijk passend maken van het kindmasker. Scannen van kinderhoofdjes Als eerste stap is zij nu bezig met het scannen van ruim driehonderd hoofden van kinderen tussen de zes maan den en zeven jaar oud. Ze benadert daartoe scholen, consultatiebureaus en werkt samen met het Sofia Kinder ziekenhuis in Rotterdam. ‘Tot dusver zijn nog nauwelijks meetgegevens van kinderhoofden beschikbaar’, zegt Goto. ‘En wat er is, is vaak in handen van een paar onderzoeksin stituten, moeilijk te verkrijgen en duur. Driehonderd scans is op zich niet zoveel, maar genoeg voor ons doel.’ Het scannen van de kinderhoofdjes gebeurt ter plekke. Met de nieuwste scanapparatuur kan dat binnen een paar seconden. Zeker nu er sinds kort met gewoon licht in plaats van laserstralen wordt gescand, is het hele proces feitelijk een fluitje van een cent. Goto: ‘Ouders zijn in het begin vaak huiverig, maar als ze eenmaal begrijpen waar het ons om te doen is, werken ze meestal graag mee. Bovendien garanderen we anoni miteit van het kind en krijgen de deelnemers de scan toegestuurd.’ Model Goto wil op deze manier zoveel mogelijk vormen en variaties in beeld brengen. Op basis van analyse van de meetgegevens stelt ze vervolgens een werkbaar model
Kinderbeademingsmasker Spierziekten kunnen de ademhalingsspieren aantasten. Een beademingsmasker kan de levensduur van een patiënt aanzienlijk verlengen. Maar voor kinderen tot zeven jaar is er geen speciaal kinderbeademingsmasker. Ze gebruiken een aangepast volwassenenmasker, dat echter zelden past. Tijdens het slapen krij gen de kinderen te weinig zuurstof, waardoor ze onrustig slapen en vaak moe en met hoofdpijn wakker worden. Of ze krijgen oogontstekingen, drukplekken en wondjes. Naar verwachting duurt het nog jaren voor er een speciaal kinder beademingsmasker op de markt komt. Dat is te lang voor veel ouders. Sommige ouders gaan daarom zelf aan het knutselen met scans en printers. Of ze kloppen aan bij nieuwe, gespecialiseerde bedrijfjes die 3D-scans en -prints aanbieden.
op voor de productie van specifieke kindmaskers. Wat dat model moet zijn, staat nog niet vast. Mogelijk is een soort ‘confectiesysteem’ met verschillende kindermaten haalbaar. Wellicht blijkt een maatsysteem met individu ele aanpassingsmogelijkheden, zoals op maat gemaakte kunststof onderdelen, beter. Of misschien is uiteindelijk toch een compleet individueel 3D-geprint masker de beste oplossing. Bij de opstelling van het model worden niet alleen de tech nische aspecten meegewogen, maar bijvoorbeeld ook com merciële. Goto: ‘Want een maatsysteem voor kinderen kan uit medisch oogpunt wel de beste oplossing zijn, maar er moet ook maar een fabrikant zijn die er markt in ziet en wil investeren in het product.’ En de ontwikkelingskosten van een dergelijk product kunnen flink oplopen, ook omdat een medisch hulpmiddel voor het op de markt mag worden gebracht, een kostbaar en langdurig test- en certificerings traject ondergaan. ‘Dat schrikt fabrikanten af.’ Zelf knutselen? Hoewel Goto haast maakt met haar onderzoek, zal het hoe dan ook nog jaren duren voor een speciaal kindmasker op de markt komt, verwacht ze. Dat is te lang voor ouders die worden geconfronteerd met de noden van hun kind. Sommige ouders zouden daarom zelf aan het knutselen gaan met scans en printers. Of ze kloppen aan bij nieuwe, gespecialiseerde bedrijfjes die 3D-scans en -prints aanbie den. Ook sommige ziekenhuizen experimenteren met deze aanpak. Op zich prima, vindt Goto, maar er kleven risico’s aan deze ‘doe het zelf’-aanpak. ‘Een beademingsmasker is en blijft een medisch hulpmiddel. Als er iets mis mee gaat, kunnen de gevolgen groot zijn. Wie is er dan verant woordelijk als er niet uitgebreid is getest en er dus ook geen certificering heeft plaatsgevonden?’
gebruikt voor het ontwikkelen van een fietshelm of bril, is de privacy-impact wellicht niet zo groot. Dat is anders wanneer de data van 3D-scans gebruikt worden bij het maken van bijvoorbeeld levensechte etalagepoppen. En van wie is eigenlijk de 3D-scan, wie heeft het ‘auteurs recht’? De organisatie die de scan uitvoert, de ouders, het kind, de samenleving? Goto: ‘Zoveel is zeker: er valt geld te verdienen met 3D-scans en de gegevens die dat oplevert. Wij zijn al een paar keer benaderd door bedrijven die iets met ons willen. Voorlopig zijn we van plan de gegevens, geanonimiseerd, gratis of tegen een geringe vergoeding ter beschikking te stellen aan ieder die er gebruik van wil maken.’ De discussie over de privacy en de ethische aspecten van de digitale 3D-scans – en meetgegevens is nog lang niet uitgekristalliseerd, meent professor Molenbroek. ‘Die strekt ook veel verder dan het kindmasker. Ik kan me voor stellen dat over enkele jaren van iedere burger een digitale 3D-kopie bestaat, ergens in de cloud. Handig voor bedrij ven als Wehkamp of Zalando, die er op maat gemaakte kleding en schoenen mee kunnen verkopen. Maar tegelijk privacygevoelig en riskant, zeker als er aan de meetgege vens data worden gekoppeld over bijvoorbeeld gezondheid en leefpatroon. Op dit moment ontbreken wetgeving en protocollen over rechten en beveiliging van m eetgegevens. Bewustwording en zorgvuldigheid zijn en blijven dus geboden. Zoveel is zeker: we gaan een spannende tijd tegemoet!’ De ontwikkeling van een beademingsmasker voor kinderen is een van de cases uit de publicatie ‘De Meetbare Mens’ (Rathenau Instituut), die dit najaar verschijnt. Het hoofdstuk ‘Past het niet? Print het dan! Kinderbeademings maskers dankzij 3D-technologie’ is geschreven door Renate de Bruin, Johan Molenbroek, en Lyè Goto, onder redactie van Stans van Egmond van het Rathenau Instituut.
3D-kopie in de cloud? Een ander, misschien nog verderstrekkend aspect, is de privacy bij het maken van een 3D-scan, zeker van herken bare delen van het gezicht. De scangegevens komen in de database van een bedrijf of onderzoeksinstituut terecht. Maar vaak is niet duidelijk wie deze gegevens beheert en wie beslist wanneer en waarvoor de data worden gebruikt. Als de gegevens behalve voor gezichtsmaskers ook worden
25
Ach t e rg ron d
Grondstoffenhonger duurzaam stillen ‘De Chinezen komen eraan en nemen de boel over. En wat dan?' De aandacht voor kritische grondstoffen, nodig voor bijvoorbeeld smartphones en tablets, schiet schromelijk tekort, en dat moet rap veranderen. Daarover bleken politici, ambtenaren en NGO’s het allemaal eens tijdens de presentatie van het rapport ‘Grond stoffenhonger duurzaam stillen’ van het Rathenau Instituut eind maart in het Haagse Perscentrum Nieuwspoort. Tekst Malou van Hintum
W
eten ze, al die mensen die appen op het laatste type smartphone, ebooks lezen op hun iPad en thuis hun laptop openklappen, benieuwd naar de laatste emails – weten ze wel dat de grondstoffen die in hun elektronica zitten, maar op een paar plekken in de wereld te halen zijn? En weten ze dat deze economisch cruciale grondstoffen vaak ten koste van mens en milieu worden gewonnen? Waarschijnlijk niet, want je hoort er bar weinig over. Wanneer politici praten over milieu bewust gebruik van grondstoffen, gaat het vrijwel altijd
26
over het recyclen van papier, plastic en glas. Ook belang rijk. Maar ze hebben het zelden over kritische grondstoffen; grondstoffen die cruciaal zijn voor onze economie. Fysieke schaarste aan kritische grondstoffen is niet het belangrijkste probleem, staat in het rapport ‘Grondstoffen honger duurzaam stillen’ van het Rathenau Instituut. De technologie die problemen veroorzaakt, zou misschien ook een bijdrage kunnen leveren aan de oplossing ervan: door nieuwe voorraden aan te boren en/of oude voorraden
© Hollandse Hoogte
beter te benutten. Het grootste probleem is het verkrijgen van toegang tot die grondstoffen: daaruit kunnen risico’s voor voorzieningszekerheid voortkomen. Dat die voorzie ningszekerheid allerminst vanzelfsprekend is, komt door de groeiende macht van opkomende economieën – China voorop – die sleutelposities bezetten en bovendien steeds meer kritische grondstoffen voor eigen gebruik nodig hebben. ‘De enorm strategische benadering van grondstoffen is eigenlijk de enige pijler van het Chinese buitenlandse beleid,’ stelt D66-Europarlementariër Gerben-Jan Gerbrandy tijdens de presentatie van het rapport. ‘Zo heeft de Hongkong Exchange, waarachter de China Development Bank schuilgaat, de London Metal Exchange (LME) voor honderdtachtig keer de jaarwinst gekocht. Een puur strategische aankoop die de Chinezen deden om controle te krijgen op de handel in metalen: tachtig procent van de ferrometalen wordt via de LME verkocht. Fosfor, kalium en zink – grondstoffen die cruciaal zijn voor onze voedselvoorziening – zijn geconcentreerd in één of twee regio’s of in handen van een of twee niet-Europese kartels.’ Die situatie vraagt om een sterke Europese geopolitieke strategie. Maar daarvan is geen sprake, constateert hij.
deze materialen. Recycling is heel beperkt omdat dit vaak nog niet rendabel is – al voorspelt Tim Steinweg (senior onderzoeker bij Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen) tijdens de presentatie dat de schaarste aan grondstoffen ‘onvermijdelijk tot een turning point leidt waarop niet-recyclen onrendabel wordt’. Het Rathenau Instituut pleit voor een beter systeem van gescheiden afvalinzameling. Ook zijn betere recyclingtech nologieën nodig. Maar zelfs als dat gebeurt, kan recycling de schaarste maar beperkt oplossen, omdat de vraag naar elektronica snel stijgt. Met de groeiende w ereldbevolking neemt ook de consumptiebehoefte van de, eveneens groeiende, middenklasse toe. In het rapport wordt daarom voorgesteld om te onderzoeken of recycling rendabel kan worden gemaakt door de belasting van arbeid naar grond stoffen te verschuiven, met behoud van sociale zekerheid. Als grondstofgebruik duurder wordt, wordt recycling ook financieel aantrekkelijker. Eerder genoemde Tim Steinweg van de Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemin gen vindt dit een ‘goede en interessante gedachte’.
Grondstoffenschaarste De veertien (groepen van) materialen die kritisch zijn voor de Europese economie zijn vooral te vinden in landen buiten de EU. In het rapport geeft het Rathenau Instituut indium – dat vooral wordt gebruikt in platte beeldscher men – en tantaal – essentieel voor de elektronica-industrie – als voorbeeld. Substitutie (vervanging door een ander materiaal) is lastig door de specifieke eigenschappen van
Op den duur kan deze combinatie van maatregelen zorgen voor de overgang naar een circulaire economie. Daarin leiden recycling, hergebruik, substitutie en slimme productontwerpen die met deze processen rekening hou den, tot het sluiten van grondstoffenketens en een samen leving waarin alle afval weer grondstof wordt. G erbrandy pleit in dit verband voor ‘het opschonen van regels in plaats van het maken van nieuwe’ en voor ‘het creëren van een soort Schengen-gebied voor afval, waardoor het gemakkelijker wordt afval te exporteren. Zo krijg je vol doende schaalgrootte om afval weer rendabel te maken.’
‘Het grootste probleem is de toegang tot kritische grondstoffen: de voor zieningszekerheid. Dat die allerminst vanzelfsprekend is, komt door de groeiende macht van opkomende economieën als China’
Geen franje Behalve voorzieningszekerheid is de winning van grond stoffen, die vaak gepaard gaat met milieuschade en schen ding van mensenrechten, een probleem. Juist een sociaal en ecologisch duurzaam grondstofgebruik is essentieel om de voorzieningszekerheid ook op lange termijn veilig te stellen, aldus het rapport. Anders gezegd: ecologische en sociale duurzaamheid zijn geen extra franje, maar een voorwaarde voor economische duurzaamheid. Grond stofgebruik zou daarom moeten voldoen aan sociale [ > ]
27
Ach t e rg ron d
De wereldwijde vraag naar kritische grondstoffen (grondstoffen die cruciaal zijn voor onze economie – red.) stijgt door de sterke groei van de wereldbevolking en de welvaart. Bovendien neemt de veerkracht van de aarde af doordat we niet duurzaam consumeren en pro duceren. Een stabiele aanvoer van grondstoffen is geen vaststaand gegeven. Steeds meer staten nemen daarom maatregelen om ook in de toekomst toegang tot grond stoffen te hebben: ze leggen voorraden aan of voeren exportrestricties in. Ook doen staten en multinationals aan ‘land grabbing’: het opkopen of leasen van enorme stukken land in ontwikkelingslanden, wat ten koste kan gaan van de lokale agrarische productie. Bron: Grondstoffennotitie (2011), die werd ondertekend door de Nederlandse ministeries die betrokken zijn bij het grondstoffenbeleid: Infrastructuur & Milieu, Economische Zaken en Buitenlandse Zaken.
[ < ] en ecologische minimumeisen. Dat betekent dat de Nederlandse definitie van ‘kritische grondstoffen’, waarin vooral het economische belang en risico’s voor de voorzieningszekerheid een rol spelen, moet worden verbreed. ‘Ik denk dat het Rathenau instituut daarin gelijk heeft’, zegt Dirk-Jan Koch, Speciaal Gezant Natuurlijke Hulp bronnen (ministerie van Buitenlandse Zaken) in zijn reactie op het rapport. Koch: ‘Dit jaar laat het ministe rie van Economische Zaken opnieuw onderzoek doen naar de vraag welke grondstoffen kritisch zijn voor de Nederlandse economie. In de huidige definitie heten grondstoffen kritisch als hun beschikbaarheid invloed heeft op of de bedrijfszekerheid, of het bedrijfsresultaat, of de bedrijfsreputatie. De suggestie van het Rathenau Instituut valt in de laatste categorie. Koch verwijst ook naar de inspanningen die zijn ministerie samen met onder meer Philips heeft gedaan om een conflictvrije tinketen op te zetten in Congo. ‘Van de mijn tot aan de smelter krijgt alleen tin waar geen bloed aan zit een exportcertificaat. Het systeem is nog niet waterdicht, maar het laat wel zien dat het mogelijk is om conflict vrije tin uit heel lastige gebieden te halen.’ Belangrijke eerste stap Het conflictvrije tin-initiatief is een belangrijke eerste stap in het verduurzamen van de tinwinning in Congo. Daarbij is het wel de vraag of de vrijwillige zelfcertifi catie van bedrijven waar het Nederlandse kabinet een voorstander van is, voldoet om de noodzakelijke trans parantie van dit soort processen te waarborgen. ’Als liberaal ben ik voor een kleine, terugtredende overheid,’ reageert VVD-parlementariër Remco Dijkstra. ‘De primaire verantwoordelijkheid ligt bij
28
© Hollandse Hoogte
Vraag naar kritische grondstoffen stijgt
het bedrijfsleven, maar de overheid is wel nodig voor de spelregels.’ Dijkstra toetst beleid op het gebied van milieu en duurzaamheid onder meer aan de concurren tiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven. ‘We kun nen als Nederland superhoge eisen gaan stellen, maar als de rest van de wereld dat niet doet, zijn we een soort gekke Henkie. De Afrikanen worden door de C hinezen ingepakt, en die nemen het niet zo nauw met al die sociale en ethische punten die wij hoog in het vaandel dragen. We moeten wel realistisch zijn. De Chinezen komen eraan en nemen de boel over. En wat dan?’ Gerbrandy (D’66) bepleit precies het tegenovergestelde: ‘We moeten onze normen misschien zelfs verhogen, en een langdurige relatie met bronlanden aangaan. In ZuidAmerika en Afrika zien ze inmiddels ook de nadelen van niet-duurzame kortetermijnrelaties met China.’ Willem Henk Streekstra (secretaris Beleidsteam Milieu, Energie, Ruimtelijke Ordening en Infrastructuur bij VNO-NCW) benadrukt dat ‘willen we ook voor onze kleinkinderen grondstoffen hebben, een Europese langetermijnstrategie nodig is waarbij de EU zich richt op duurzame relaties met landen en ook deals met lan den sluit. Dat kunnen bedrijven niet alleen.’ Hij vindt het geen goed idee om grondstoffen zwaarder te belas ten en arbeid minder: ‘Juist de industrie maakt gebruik van veel grondstoffen en weinig arbeid. Zo riskeer je
‘Het parlementaire debat gaat nog altijd over het recyclen van papier, glas en plastic. Terwijl het echte probleem nou juist bij die kritische grondstoffen zit’
Duurzaamheid als noodzaak? Om ook op de lange termijn toegang tot grondstof fen te houden, en om de eigen concurrentiepositie te verstevigen, houden multinationals steeds vaker rekening met mensenrechten, arbeidsrechten en het milieu (people, planet en profit). Ook de Nederlandse overheid denkt dat duurzaamheid een voorwaarde is voor een stabiele aanvoer van grond stoffen. ‘(…) Voorzieningszekerheid (is) voor de Nederlandse economie het primaire uitgangspunt, waarbij langetermijnduurzaamheid is opgenomen als expliciete voorwaarde om deze te kunnen blijven garanderen. Duurzaamheid in termen van people, planet and profit.’ Bron: Grondstoffennotitie (2011), die werd ondertekend door de Nederlandse ministeries die betrokken zijn bij het grondstoffenbeleid: Infrastructuur & Milieu, Economische Zaken en Buitenlandse Zaken.
dat je een deel van de industrie aan het outsourcen bent buiten Europa, en dat is moeilijk te combineren met EU-beleid om de industrie juist hier te houden.’ Streekstra (VNO-NCW) is een voorstander van vrijwil lige zelfcertificatie door bedrijven. ‘Wij zitten hier aan de achterkant van de keten, we moeten helemaal naar voren kruipen om te weten hoe het zit. Dus ga dat niet verplichten. Maar wij zien wel graag dat de overheid helpt om het denken over de circulaire economie bij bedrijven te stimuleren. Niet als doel in zichzelf, maar omdat bedrijven daar zakelijk en uit milieuoogpunt voordelen van hebben. Daarbij gaat het ons niet om regulation, maar om cooperation.’ Sustainable Economic Zone Het Rathenau Instituut stelt voor om duurzaamheid buiten Europa economisch haalbaar te maken door te experimenteren met een Sustainable Economic Zone. Terwijl China in Afrika gebruik maakt van Special Economic Zones waarin sprake is van goedkopere werk krachten en soepelere regels, moet in een Sustainable Economic Zone duurzaamheid voorop staan. Dat bete kent: geen ernstige milieuschade en geen schendingen van de mensenrechten, om zo de voorzieningszekerheid op een duurzame manier te kunnen garanderen. D aarbij kan de ervaring die is opgedaan met de conflictvrije tinketen dienen als basis voor een gezamenlijk Europees beleid.
zo’n zone geëxperimenteerd zou kunnen worden, ver tellen onderzoekers André Krom en A rnoud van Waes van het Rathenau Instituut na afloop van de presentatie. Krom en Van Waes hopen dat een nieuwe definitie van kritische grondstoffen zal leiden tot een integraal grondstoffenbeleid. ‘Allerlei parlementaire commissies kijken nu elk door hun eigen bril naar het duurzaam heidsaspect van grondstoffen. Een brede definitie kan al die perspectieven bij elkaar brengen. Bij de ministeries wordt daar al hard aan gewerkt, maar het parlementaire debat gaat nog altijd over het recyclen van papier, glas en plastic. Terwijl het echte probleem nou juist bij die kritische grondstoffen zit. Dat daar nou eindelijk eens aandacht voor moet komen, daar was iedereen hier het gelukkig over eens.’ Meer lezen? Grondstoffenhonger duurzaam stillen – André Krom, Arnoud van Waes, Rinie van Est & Frans Brom (red.) Rathenau Instituut (2015). Zie www.rathenau.nl
Recent onderzoek van het ministerie van Buitenlandse Zaken en het ministerie van Economische Zaken, geeft een helder overzicht van landen waarin de winning van grondstoffen gepaard gaat met ernstige milieuschade en schending van mensenrechten. Op basis van dat onder zoek zou gekeken kunnen worden in welke landen met
29
Ach t e rg ron d > NBIC-i nnovat i e s: onvoor s telba ar en on voor sp elba ar
Op het kruispunt van nanotechnologie, biotechnologie, ICT en neurowetenschappen vindt een technologische revolutie plaats. Vol beloftes, maar ook vol risico’s. Hoe ga je daar mee om, als wetgever? ‘Zorg dat je er bij blijft.’ TeksT Cathalijne Boland
Hoe regel je de revolutie?
Vogelvrij Het leven zonder internet is bijna ondenkbaar g eworden. Toch heeft deze op zich fantastische innovatie een grote keerzijde: auteurs en arties ten, maar ook complete industrieën zoals de film- en de muziekindustrie, hebben het nakijken. Hun werk, dat in principe door het auteursrecht wordt beschermd, is op internet vogelvrij. Dat komt doordat de bedrij ven die het internetverkeer reguleren, de serviceproviders, in het algemeen
30
niet bereid zijn om ‘content’ te verwijderen. Het is namelijk niet zo duidelijk wat hierin hun wettelijke plichten zijn. Het succes van internet heeft het bestaande recht ontregeld, en dit is typerend voor NBIC-technologieën. NBIC staat voor nanotechnologie, biotechnologie, ICT en cognitieve wetenschappen. Vier vakgebieden die op zichzelf al multidisciplinair zijn, en waartussen bovendien voortdurend grensverkenningen plaatsvinden. Hierdoor kan geen mens de huidige technologische stand van zaken overzien, laat staan voorspellen hoe die zich verder zal ontwikkelen. NBIC heeft een eigen innovatiedynamiek. Sleuteltechnologieën ‘Het was tijd voor een meer syste matische bestudering van die dynamiek’, zegt Pol Maclaine Pont, projectleider van Geregelde ontregeling, een studie naar uitgangspunten voor een constructieve omgang met NBIC-innovaties. Het Rathenau Instituut p ubliceert sinds jaar en dag studies over opkomende technologieën op het gebied van NBIC omdat het sleutel technologieën zijn: ze bieden mogelijk oplossingen voor grote maatschappelijke uitdagingen op het gebied van gezondheidszorg,
voedselvoorziening, vervoer en klimaatverandering. Tegelijkertijd is het evident dat er risico’s aan verbonden zijn, omdat niemand de langetermijneffecten kent. Telkens is de vraag: hoe kun je daar als overheid, bestuurder, regelgevende instantie nu het beste op inspelen? Hoe stimu leer je de kansen, maar beheers je de risico’s? Maclaine Pont: ‘Deze innovaties zijn niet alleen ontregelend omdat ze bestaande systemen en business modellen op hun kop zetten, zoals het ebook de boekenmarkt ontwrichtte. Maar ook omdat de bestaande wetgeving er per definitie niet op ingericht is. Daarvoor zijn NBICinnovaties te onvoorspelbaar en ook te onvoorstelbaar.’ Deze studie was nodig, zegt Maclaine Pont, omdat het overheersende debat over innovatie ‘te simplistisch’ is. ‘Er zijn twee typische reacties: enerzijds dat je de risico’s in kunt dammen door NBIC-innovaties streng te reguleren waarmee je ze min of meer verbiedt. Anderzijds dat je innovatie stimuleert door regels juist weg te nemen.’ Het is allebei niet waar, blijkt uit de studie.
Zonder regels geen innovatie ‘Onderzoekers stellen i nvesteringen uit als ze niet weten waar ze aan toe zijn’, zegt Maclaine Pont. ‘Een
© Hollandse Hoogte
O
p vakantie raakte ik in gesprek met de eigenares van een speelgoedwinkel. Iemand had een teddybeer gestolen en ze wist precies wie: een bij de plaatselijke middenstand welbekende winkeldief. Ze besloot de beer bij hem thuis op te eisen. Het huis van de dief bleek vol gestolen waar te liggen. De grot van Ali Baba was er niks bij. Ik vond het een sterk verhaal en deelde haar verontwaardiging. Totdat het gesprek nog geen vijf minuten later over vakantieboeken ging. Nu vertelde ze dat ze een usb-stick bij zich had met drieduizend boeken erop. Gratis gedownload. Goh, zei ik, dat zijn een hoop teddyberen… Met deze opmerking was onze conversatie wel zo’n beetje afgelopen. ‘Ze vragen gewoon veel te veel geld voor die e-books,’ zei ze nog, ter verdediging.
Volgens onderzoeker Pol Maclaine Pont van het Rathenau Instituut lijkt responsieve regulering op de Argentijnse tango. Die werkt alleen goed als de partners naar elkaar blijven luisteren en inspelen op elke beweging die de ander maakt. Maclaine Pont: ‘It takes two to tango’.
afwachtende overheid werkt dan eer der verlammend. We moeten af van het idee dat je risico’s kunt indam men door innovaties te verbieden. Je verschuift ze alleen maar. De EU houdt de teelt van genetisch gemani puleerde gewassen tegen, vanwege de onbekende invloed op de menselijke gezondheid op de lange termijn. Maar GM-gewassen worden wel van buiten Europa ingevoerd, en van bewerkt voedsel is al helemaal niet na te gaan of er genetisch gemanipuleerde ingre diënten in zitten. Intussen is de GMindustrie uit Europa weggetrokken.’ Patronen Om het onderzoek van het R athenau Instituut handen en voeten te geven, riep Maclaine Pont externe onder-
zoekers op om cases in te dienen die de reguleringsproblematiek illustre ren. De vier cases gaan over zeer uiteenlopende onderwerpen: de (mislukte) regulering van auteurs recht op internet, de (remmende) werking van intellectueel eigendoms recht in het nieuwe vakgebied syn thetische biologie, de (stimulerende) afweging van kansen en risico’s bij de ontwikkeling van nanomedicij nen door de Europese overheid, en de (constructieve) manier waarop de Nederlandse overheid de ontwikke ling van de zelfrijdende auto in de door haar gewenste richting probeert te sturen. Maclaine Pont: ‘Hoe verschillend de onderwerpen ook zijn, toch zie je patronen terugkeren. Punt één
is dat NBIC-technologie altijd tot risico’s leidt, en dat je die niet kunt wegreguleren. De zinvolste reactie is dan om het probleem in elk geval op tafel te leggen en zo vroeg moge lijk met alle betrokkenen in gesprek te gaan. De belangen zijn dan nog niet zo groot, en bovendien kun je op die manier ‘padvorming’ voor komen. Dat wil zeggen: dat oude [ > ]
‘NBIC staat voor nanotechnologie, biotechnologie, ICT en cognitieve wetenschappen’ 31
Ach t e rg ron d
reguleringsregimes gaan bepalen hoe nieuwe ontwikkelingen vorm krijgen, ook als dat niet verantwoord of gewenst is.’ Agressieve patentering Padvorming ontstaat doordat beoefe naars van nieuwe vakgebieden een erfenis meenemen uit de v akgebieden waarin ze zijn opgeleid. Zo laat Henk van de Belt in zijn bijdrage over synthetische biologie en i ntellectueel eigendomsrecht zien dat er in dit nieuwe vakgebied verschillende visies op intellectueel eigendom bestaan die te maken hebben met de uiteenlopende herkomst van de onderzoekers. De onderzoekers met een achtergrond in de informatie technologie zijn gewend aan een open access-benadering en zijn tegen het patenteren van synthetisch-biologi sche bouwstenen. Onderzoekers met een achtergrond in de biotechnologie zijn daarentegen gewend aan agres sieve octrooipolitiek. De vervulling van de beloftes die dit revolutionaire vakgebied in zich heeft wordt hierdoor ernstig belem merd. Agressieve patentering houdt bijvoorbeeld de ontwikkeling van vaccins bij dreigende pandemieën tegen en blokkeert de brede ver spreiding van nieuwe generaties biobrandstoffen en technieken voor klimaatengineering. In een nieuw vak moeten daarom misschien nieuwe regels gelden. Maclaine Pont: ‘Het tegengaan van padvorming duldt geen u itstel. Van begin af aan moet je er als o verheid voor zorgen dat je k ennis opbouwt, zowel van het nieuwe vakgebied als van de juridische regimes die daar voor gelden. Alleen op die manier kun je constructieve oplossingen beden ken voor reguleringsvraagstukken.’ Letter en geest Hoe die aanpak in praktijk werkt, laat Bärbel Dorbeck-Jung zien in haar bijdrage over de ‘responsieve regule ring’ van innovaties op het gebied van
32
nanomedicijnen. Nanomedicijnen kunnen heel gericht worden toege diend, waardoor ze effectiever zijn en minder bijwerkingen hebben dan andere medicijnen. Tegelijkertijd bestaat er nog veel onzekerheid over hun werking. Het interessante is dat de centrale wetgevende instantie, de European Medicines Agency (EMA), van begin af aan heeft gewaarschuwd voor overregulering. De EMA laat juist experimenten toe met nanomedicij nen die in een dringende behoefte voorzien. Zolang de voordelen groter zijn dan de risico’s, kunnen ze een voorwaardelijke vergunning krijgen. Maar omdat je die afweging niet met zekerheid kunt maken, werkt de EMA ook nauw samen met anderen. Zo heeft het agentschap in 2006 een expertgroep opgericht van weten schappers en vertegenwoordigers van nationale geneesmiddelenbureaus, het European Technology Platform Nanomedicine (ETPN). Via dit platform blijft de EMA goed op de hoogte van wat er speelt. Het ETPN heeft er bijvoorbeeld op gewezen dat het MKB – waar de meeste innovatie plaatsvindt – behoefte heeft aan een ‘Translation Hub’; een organisatie die hen kan helpen om innovaties op de markt te krijgen. De EMA helpt het MKB door in een vroeg stadium zekerheid te bieden over de haalbaar heid van een vergunning. Maclaine Pont: ‘In deze case zie je dat de EMA als centrale autoriteit allerlei initiatieven neemt om innovatie te stimuleren én de vinger aan de pols te houden. Het is een geheel van hard law, soft law en zelfregulering. De EMA laat door de hele aanpak zien dat ze niet de letter, maar de geest van de wet wil handhaven.’ It takes two ‘The world of innovation does not arrive in legal concepts’, zei Martin Kretschmer, hoogleraar i ntellectueel eigendomsrecht in Glasgow. K retschmer wordt geciteerd in de
bijdrage over synthetische biologie, maar zijn verzuchting (of waarschu wing) heeft algemene geldigheid. Wat de studie van het Rathenau Instituut duidelijk maakt, is dat initiatief nemen loont voor wie verantwoordelijk is voor die legal concepts. Maclaine Pont: ‘De cases laten zien dat de innovators wel degelijk behoefte hebben aan regels: voordat ze investeringen doen, willen ze weten waar ze aan toe zijn. Tege lijkertijd is in een vroeg stadium niet duidelijk wat er precies gereguleerd moet worden. Dat vraagt om samen werking vanaf het prille begin.’ Die samenwerking, of ‘responsieve regulering’, is een continu proces van kennis opbouwen, vertrouwen kweken tussen verschillende betrok ken partijen, wederzijds commitment bevestigen, experimenteren met wetgeving, én toezicht houden. Nee, niemand zei dat het makkelijk was. Maar onmogelijk is het evenmin. Maclaine Pont maakt een vergelijking tussen responsieve regulering en de Argentijnse tango. Dat is een notoir moeilijke, maar ook intrigerende dans. Het geheim is dat de tango pas goed wordt uitgevoerd als de partners naar elkaar blijven luisteren, zodat ze in kunnen spelen op elke beweging die de ander maakt. Maclaine Pont: ‘It takes two to tango.’
Pol Maclaine Pont is onderzoeker bij het Rathenau Instituut. Zij is projectleider van Geregelde ont regeling, een studie naar uitgangspunten voor een construc tieve omgang met NBIC-innovaties. Verschijnt dit najaar.
Col um n
Vier jaar
© Rogier Fokke
Wetenschappers en politici leven allebei in periodes van vier jaar. Politici hebben vier jaar nodig om voldoende stemmen te winnen voor de volgende periode. Wetenschappers hebben vier jaar nodig om voor een proefschrift, behalve fysici: die rekenen in secon den. Voor een natuurkundig proef schrift hebben zij meer dan 5,2 x 106 sec nodig. Als politici en wetenschappers niet in dezelfde tijdschaal rekenen, gaat het fout. Volgens wetenschappers duurt het wel twintig jaar voordat fundamenteel onderzoek tot toepas singen leidt. Voor die tijd, moet je er niet teveel van verwachten en zeker niet proberen om de industrie ervan te laten profiteren. Politici vinden twintig jaar te lang duren om uit een crisis te raken. In september 2007 kwam de kredietcrisis. In september 2009, vroeg de Tweede Kamer de regering om niet te bezuinigen op onderzoek, ‘overwegende, dat onderwijs, kennis en innovatie belangrijke bronnen van duurzame economische groei zijn.’ In september 2011 bedacht toenmalig minister Verhagen het topsectoren beleid. In september van dit jaar, 2015, zijn wetenschappers daar al vier jaar boos over. Wij leven in jaren van 365 dagen, want in 365,25 dagen gaat de aarde om de zon. We delen het jaar door twaalf: de week door zeven en het uur door zestig. Geen wonder dat fysici in seconden rekenen en die vervolgens door tien
delen, net zoals dat gebeurt met de meter en het gram. In 1793 voerde het Franse revolutio naire bewind op initiatief van weten schappers een decimale tijdrekening in. Tenminste voor zover de aarde, de zon en de burgers dat toelieten. Wie vier seizoenen in één jaar wil hebben, zit vast aan zo’n 365 dagen. Er kwamen twaalf maanden van elk drie weken. Daar is nog weinig decimaals aan. Maar een week kreeg tien dagen, een dag tien uren, en een uur honderd minu ten. Wie snel rekent, ziet dat er in een gewoon jaar vijf dagen overblijven om rond 22 september met de burgers de revolutie te vieren. En om de vier jaar, zijn dat zes dagen. Jean-Baptiste Joseph Delambre, een vooraanstaand wiskundige en astro noom, keek veel verder vooruit. Hij berekende dat dit nieuwe stelsel aan het begin van de Tweede Wereldoorlog een dag uit de pas zou gaan lopen. Hij was zo verstandig dit niet te melden aan de regeringscommissie. Gilbert Romme, die het nieuwe tijdstelsel ontwikkelde, deed dat wel. De politici waren niet onder de indruk. Wie dan leeft, wie dan zorgt. Gilbert Romme werd twee maanden later onthoofd met de guillotine. Delambre werd onder Napoleon secretaris van de ‘Académie des Sciences’. Lang leve het onderzoek dat zich in perioden van vier jaar laat organiseren.
Barend van der Meulen doet bij het Rathenau Instituut onderzoek naar de dynamiek van wetenschap en wetenschapsbeleid en naar instrumenten voor wetenschapsbeleid.
33
Le z e n tekst Claartje Doorenbos
De informatiesamen leving verandert steeds meer in een maatschap pij die drijft op data. Slimme technologieën verschaffen inzicht in onze dagelijkse activitei ten, gezondheidsrisico’s, bestedingspatronen en criminele bedoelingen, en kunnen die soms zelfs voorspellen. Dit vraagt om een herbezinning op de wetten die onze privacy, autonomie en identiteit moeten waar borgen, schrijft Mireille Hildebrandt (zie pagina 16) in Smart technologies and the end(s) of law (Edward Elgar, 2015).
het tot een rechtszaak? En waarom is hier zoveel politieke discussie over geweest? Daarover gaat Helpende hackers: verantwoorde onthullingen in het digitale polderlandschap van internetsocioloog en voormalig onderzoeker van het Rathenau I nstituut, Chris van ’t Hof (Tek Tok, 2015). Van ’t Hof laat zien dat hackers lang niet altijd criminele drijfveren heb ben. En dat sommige er juist op uit zijn om bedrij ven te helpen. Binnenkort verschijnen de tweede druk en een Engelstalige versie van het boek. (www.helpendehackers.nl)
Ouder worden in Europa? U leest er alles over in aflevering 7 (Nov. 2014) van VolTA, het wetenschapsmagazine van de vijftien TA-organisaties, waaronder het Rathenau Instituut, die samen werken in het Europese PACITA-project. Het aan tal Europeanen dat ouder is dan zestig, verdubbelt de komende vijftig jaar, en het aantal mensen boven de tachtig verdrievoudigt. Hoe kunnen robots, ICT en andere technologie worden ingezet bij de zorg voor de groeiende groep ouderen? 07 November 2014
men hackers, gehackten, alisten, managers, politici n het woord die betrokken bij een ethische hack. Ze digitaal polderlandschap en een beetje, maar emand volledig elijk is voor de veiliging.
ke verhalen geven een ysterieuze wereld van y en laten zien hoe unnen helpen.
dehackers.nl
HELPENDE HACKERS Verantwoorde onthullingen in het digitale polderlandschap
HELPENDE HACKERS
ethisch hackers? Hoe ver an? En wat moeten we en beveiligingslek
Chris van ‘t Hof
kt patiëntengegevens’, zo lek als een mandje’, pp onbetrouwbaar’ – f tegenwoordig alles te ukkig is de persoon die altijd een cybercrimineel, mand die wil helpen de liging te verbeteren.
ISBN 978-90-823462-0-6
Chris van ‘t Hof 9
789082
346206
Ethische hackers zoeken naar veiligheidslekken in websites, pasjes, apps en andere informatie systemen om anderen te waarschuwen, en criminelen voor te zijn. Wat drijft hen? Hoe gaan organisaties om met hun meldingen? Wanneer komt
34
De Amerikaanse lucht macht verwacht dat rond 2050 de eerste autonome, bewapende, militaire vliegt uigen zullen rondvliegen. In Mind the gap: the lack of accountability for killer robots (april 2015) pleit Human Rights Watch voor een algeheel verbod op de ontwikkeling en het gebruik van dit soort gevechtsrobots, aangezien je niemand verantwoorde lijk kunt stellen voor hun daden. En dat is in strijd met het internationale humanitaire oorlogsrecht, constateerde het Rathenau Instituut in Overal robots: automatisering van de liefde tot de dood (2012), waarin het instituut ook al aandrong op een verbod.
Ageing
Het allerlaatste num mer van VolTA, nr. 8, (April 2015), gaat over duurzame consumptie. Daaruit blijkt dat burgers ambitieuzere beleidsmaat regelen willen dan veel politici en beleidsmakers vermoeden. U vindt beide tijdschriften, en de eer dere specials (o.a. over maatschappelijk verzet tegen energietechnologie, het hacken van kritieke
08 April 2015
sustainable consumption
every day a greenday?
infrastructuren, nano technologie, big data, en genetische privacy) g ratis op www.rathenau.nl Volgens de eerste vrou welijke hoogleraar van Nederland, Johanna Westerdijk (1883-1961), moest een vrouw talent en lef hebben om ergens te komen. Zij hielp vele studentes aan een baan, en betreurde de dag dat deze jonge vrouwen trouwden en voor de wetenschap verloren gingen. Patricia Faasse, wetenschaps historicus en senior onder zoeker van het Rathenau Instituut, schetst in Een beetje opstandigheid (Atlas Contact, 2012) leven en werk van Westerdijk. Géén gejaagde, zenuwzieke of gecompliceerde vrouw, aldus een krant in 1917. Met haar bulderende lach, liefde voor partijtjes, drank en dans, haar afkeer van handwerkjes, huwelijk en andere zinloze conventies, haar opgewektheid, gast vrijheid en mensenkennis
Col of on
Flux Magazine
veroverde Johanna Wes terdijk een unieke plaats in een door m annen gedomi neerde wereld. Onder haar leiding groeide een oude villa in Baarn uit tot het centrum van een wereld omspannend netwerk van wetenschappers en industriëlen. Het boek is een van de zes kanshebbers op de Boerhaave Biografie Prijs 2015, voor de beste geleerdenbiografie.
Johanna WesterdiJk De eerste vrou welijke hoogleraar van neDerlanD
Het medisch onderzoek in Nederland dreigt vast te lopen. Dat blijkt uit een serie groepsinterviews die het Rathenau Instituut en het VUmc hielden met medisch onderzoekers in alle fasen van hun carrière. Vooral de ongeschreven regel dat promovendi minimaal vier a rtikelen moeten publiceren, zorgt voor stress bij alle betrok kenen. Er is amper tijd om de opgedane kennis toe te passen in de kliniek, berichtten Joeri Tijdink,
Verbeterde camera’s, slimmere software en grotere databases maken gezichts- en emotieherkenningstechnologie steeds preciezer. Steeds meer instanties, bedrijven en particulieren maken gebruik van de nieuwe mogelijkheden die deze verbeteringen bieden. Opsporingsdiensten kunnen bijvoorbeeld beter criminelen op straat herkennen. Aanbieders van sociale media kunnen automatisch hun gebruikers identificeren.
Maar wat betekent de inzet van deze technologie voor de maatschappij? Wat valt er uit de intieme gegevens uit ons gezicht af te lezen? Kunnen we nog anoniem over straat? Welke diensten worden op basis van deze technologie aangeboden en wat zijn de gevolgen voor verschillende groepen burgers als leeftijd, sekse en etniciteit automatisch uitgelezen worden? In Dicht op de huid verkent het Rathenau Instituut de ontwikkeling van gezichts- en emotieherkenning en de mogelijke maatschappelijke betekenis ervan. Door verbeteringen in de techniek nemen de reikwijdte en de mogelijke impact voor de maatschappij snel toe. Hoe zorgen we ervoor dat deze technologie ons niet te dicht op de huid komt?
Als burger en consu ment sta je niet altijd stil bij de maatschap pelijke implicaties van technologische ont wikkelingen. Ook voor beleidsmakers en politici
Dicht op de huid
Gezichts- en emotieherkenning in Nederland Annelli Janssen, Linda Kool en Jelte Timmer R AT H E N A U I N S T I T U U T
patricia faassE
De Totale investerin gen in Wetenschap en INovatie (TWIN 20132019) van het Rathenau Instituut laten zien dat de o verheidsbudgetten voor onderzoek, ont wikkeling en innovatie de komende jaren zullen dalen. Wil Nederland zijn ambitie waarmaken om in 2020 2,5 procent van het BBP aan Research & Development te besteden, dan moet de overheid een steviger financiële koers gaan varen dan ze nu doet. Dat constateren wetenschapsbeleid-onder zoekers Jan van Steen en Jasper Deuten (Rathenau instituut) in een weblog op www.rathenau.nl. Als de cijfers van de TWINpublicatie 2013-2019 over de overheidsbudgetten voor wetenschap en innovatie worden afgezet tegen de ambities van de overheid in het kader van de Europa 2020 s trategie, moet er nog heel wat gebeuren.
zijn die niet makkelijk te overzien. Met de verken nende studie Dicht op de Huid – Gezichts en Emotieherkenning in Nederland wil het R athenau Instituut de discussie aanjagen over de toepassing van gezichtsen emotieherkennings technologie in Nederland. De studie vormt voor het Rathenau Instituut aanlei ding voor nader onderzoek en dient als aandachtspunt voor beleidsmakers en politici. DICHT OP DE HUID
EEn bEEtjE opstandighEid
Pol Maclaine Pont en Jos de Jonge in: ‘Publicatiedruk bij medisch-wetenschappelijk onderzoek’. Den Haag, Rathenau Instituut (2015)
Een overzicht van de activiteiten van het Rathenau Instituut van afgelopen jaar, vindt u in het Jaarbericht 2014 dat onlangs verscheen. Zie www.rathenau.nl. Daar vindt u trouwens ook een blik op de toekomst. In het Werkprogramma 20152016 wordt uiteengezet, op welke onderzoeksterreinen het Rathenau Instituut de komende tijd actief zal zijn.
Blijf op de hoogte van recente ontwikkelingen in wetenschap en maatschappij en abonneer u nu g ratis op Flux. Flux is een uitgave van het R athenau Instituut en verschijnt twee keer per jaar. Stuur een mail met uw naam en adresgegevens naar
[email protected] Redactieadres Postbus 95366 2509 CJ Den Haag Telefoon (070) 342 15 42 E-mail
[email protected] Twitter: @FluxMagazineNL Hoofdredactie en concept: Pascal Messer Redactieraad: Claartje Doorenbos, Rinie van Est, Patricia Faasse, Ingrid Geesink, Barend van der Meulen, Melanie Peters, Antoinette Thijssen Tekst: Cathalijne Boland, Claartje Doorenbos, Malou van Hintum, Joost van Kasteren, Patricia K ersbergen, Barend van der Meulen, Johan Nebbeling, Claudia Ruigendijk Grafische vormgeving: Max Beinema Graphic Design Druk: Drukkerij Groen, Hoofddorp ISSN: 1 388 – 1605 Suggesties, complimenten of kritiek? Mail de redactie, via
[email protected] De in deze uitgave geuite meningen zijn niet noodzakelijkerwijs die van het Rathenau Instituut. De redactie van Flux Magazine doet haar uiterste best om alle rechtheb benden van foto’s te benaderen en duidelijk de bron te vermelden. Mocht u onverhoopt menen de rechten te bezitten, neemt u dan contact met ons op via
[email protected] Meer informatie Kijk op www.rathenau.nl voor het downloaden van rapporten en eerdere uitgaven van Flux Magazine.
35
Rathenau Instituut Onderzoek & dialoog | wetenschap, technologie en innovatie