Spaarloonregeling
Artikel 1 Begripsomschrijving Dit reglement verstaat onder: Werkgever
:
Oasen N.V., gevestigd te Gouda, aan de Nieuwe Gouwe O.Z., postcode 2801 SB.
Deelnemer
:
Iedere werknemer die overeenkomstig artikel 3 van dit reglement is toegetreden tot de spaarloonregeling van de werkgever.
Bank
:
ING Bank N.V.,gevestigd te Amsterdam, onder meer kantoorhoudende te Gouda (093.00)
Spaarloon
:
Brutoloon dat overeenkomstig de bepalingen van dit reglement door de deelnemer in geblokkeerde vorm wordt gespaard.
Spaarloonrekening
:
De ten name van de deelnemer bij de bank geopende spaarrekening als bedoeld in artikel 5 van dit reglement.
Kalenderkwartaal
:
Periode van drie (3) opeenvolgende maanden, welke begint op 1 januari, 1 april, 1 juli, of 1 oktober.
Blokkeringsperiode
:
Periode van zestien(16) opeenvolgende kalenderkwartalen, gedurende welke het spaarloon vanaf het tijdstip van bijschrijving op de spaarloonrekening moet blijven staan.
Wet IB 2001
:
Wet inkomstenbelasting 2001.
Uitvoeringsregeling
:
Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen.
Definitief / 1 juni 2007
1
Artikel 2 Doel De spaarloonregeling van de werkgever heeft ten doel het sparen door werknemers te stimuleren en duurzaam bezit van werknemers te bevorderen door het in geblokkeerde vorm sparen van spaarloon. Artikel 3 Deelneming a.
Deelneming aan de spaarloonregeling staat (uitsluitend) open voor iedere werknemer die in (tegenwoordige) dienstbetrekking staat of geacht wordt te staan tot de werkgever.
b.
Toetreding tot de spaarloonregeling geschiedt nadat de werknemer het door de bank ter beschikking gestelde aanmeldingsformulier volledig heeft ingevuld en ondertekend en dit heeft ingeleverd bij de werkgever. Door middel van dit formulier machtigt de werknemer de werkgever het spaarloon in te houden, en over te maken op de spaarloonrekening. Een kopie van het aanmeldingsformulier dient tezamen met een kopie van een geldig paspoort of een geldig, Nederlands rijbewijs van de werknemer te worden gezonden aan de bank, onverminderd het in lid c bepaalde. Indien de werknemer minderjarig is, dient de wettelijke vertegenwoordiger van de werknemer het aanmeldingsformulier mede te ondertekenen. Toetreding tot de spaarloonregeling kan, behalve bij het in werking treden van deze regeling, plaatsvinden per de eerste van een kalenderkwartaal (tenzij door de werkgever anders is bepaald), mits het aanmeldingsformulier tijdig bij de werkgever is ingeleverd.
c.
De bank is wettelijk verplicht de identiteit van een (aspirant)deelnemer vast te stellen of te doen vaststellen, alvorens een spaarloonrekening wordt geopend. De bank besteedt de identificatie uit aan de werkgever, die de identificatie doet aan de hand van een geldig paspoort of een geldig, Nederlands rijbewijs, waarvan een kopie aan de bank ter beschikking wordt gesteld. Indien, in afwijking van lid b, deze kopieën op grond van een afspraak tussen de werkgever en de bank, in verband met de massaliteit niet aan de bank ter beschikking worden gesteld, wordt het aanmeldingsformulier mede door de werkgever ondertekend, waarmee deze verklaart dat hij de identiteit op de voorgeschreven wijze heeft vastgelegd, en worden de kopieën door de werkgever op een dusdanige wijze bewaard dat zij te allen tijde op eerste verzoek van de bank voor controle bij de werkgever beschikbaar zijn.
Artikel 4 Inhouding spaarloon a.
Op verzoek van de deelnemer houdt de werkgever op diens brutoloon spaarloon in ter grootte van minimaal € 136,-- per kalenderjaar, onverminderd het in lid d bepaalde.
b.
Het spaarloonbedrag kan uitsluitend per de eerste dag van een kalenderkwartaal door de deelnemer worden gewijzigd, tenzij door de werkgever anders is bepaald. De deelnemer dient het nieuwe bedrag ten minste één maand van tevoren aan de werkgever op te geven.
c.
Het spaarloon kan slechts worden ingehouden op loon uit tegenwoordige dienstbetrekking dan wel op daarvoor in de plaats tredende (aanvullingen op) uitkeringen die door de werkgever worden uitbetaald en waarop de witte loonbelastingtabel van toepassing is.
d.
Indien de in lid c bedoelde (aanvullingen op) uitkeringen niet worden uitbetaald, worden dan wel blijven de inhoudingen van spaarloon opgeschort tot het tijdstip waarop de deelnemer zijn werkzaamheden hervat of andere werkzaamheden voor de werkgever gaat verrichten. Bij beëindiging van de opschorting kan de deelnemer de werkgever verzoeken om het aldus in het desbetreffende kalenderjaar niet ingehouden spaarloon in één keer in te houden.
Definitief / 1 juni 2007
2
e.
Het totaal van het ingevolge deze regeling op het brutoloon van de deelnemer ingehouden spaarloon mag in ieder kalenderjaar niet meer bedragen dan het in artikel 31, tweede lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 vermelde bedrag. Voor 2003 is de premie vastgesteld op € 613,--.
Artikel 5 Spaarloonrekening a.
Het overeenkomstig artikel 4 ingehouden spaarloon zal door de werkgever direct na inhouding worden overgemaakt op de spaarloonrekening.
b.
Op de spaarloonrekening mogen geen andere bedragen staan dan spaarloon en op het tegoed gekweekte inkomsten.
c.
De deelnemer mag de op de spaarloonrekening uitstaande bedragen niet geheel of gedeeltelijk vervreemden of bezwaren.
Artikel 6 Vrijkomen van het geblokkeerde tegoed Onverminderd het in de artikelen 7 en 10 bepaalde, kan de deelnemer slechts vrij over het in geblokkeerde vorm gespaarde tegoed op de spaarloonrekening beschikken na afloop van de blokkeringsperiode. De aldus vrijgekomen bedragen worden direct na afloop van de blokkeringsperiode door de bank overgeschreven naar het vrije tegoed op de spaarloonrekening.
Artikel 7 Toegelaten bestedingen a.
Over het geblokkeerde tegoed op de spaarloonrekening mag tijdens de blokkeringsperiode Uitsluitend geheel of gedeeltelijk worden beschikt voor de volgende bestedingen: 1.
Verwerving door de deelnemer of diens partner in de zin van artikel 1.2 van de Wet IB 2001 van een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid, van de Wet IB 2001.
2.
Door de deelnemer verschuldigde premies, anders dan bijdragen ingevolge een pensioenregeling, voor een levensverzekering waarbij een lijfrente is verzekerd, mits wordt voldaan aan de in artikel 8, lid a, sub 1 tot en met 4, vermelde voorwaarden.
3.
Premies, anders dan bijdragen ingevolge een pensioenregeling, verschuldigd voor een levensverzekering waarbij een kapitaalsuitkering is verzekerd, mits wordt voldaan aan de in artikel 8, lid b, sub 1 tot en met 5, vermelde voorwaarden.
4.
Door de deelnemer vrijwillig te betalen premies ingevolge een pensioenregeling, mits wordt voldaan aan de in artikel 9 vermelde voorwaarden.
5.
De start van een voor eigen rekening van deelnemer gedreven onderneming, mits wordt voldaan aan artikel 19a, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling.
6.
De opname van verlof door de deelnemer, mits wordt voldaan aan artikel 19a, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de Uitvoeringsregeling.
7.
De financiering van scholingsuitgaven als bedoeld in artikel 6.27 van de Wet IB 2001, mits wordt voldaan aan artikel 19a, eerste lid, aanhef en onderdeel e, van de Uitvoeringsregeling;
8.
Kosten voor kinderopvang; hetgeen gelimiteerd is tot 1/6e deel van de werkelijke kosten van kinderopvang in een kalenderjaar.
b.
Het geblokkeerde tegoed op de premiespaarrekening dat voor de in lid a genoemde doeleinden wordt besteed, zal, met inachtneming van het in artikel 12 bepaalde, ter beschikking worden Definitief / 1 juni 2007
3
gesteld, nadat de deelnemer deze (voorgenomen) besteding ten genoegen van de bank heeft aangetoond. c.
Met betrekking tot de gezamenlijke, in lid a bedoelde bestedingen is ten laste van het tegoed op de premiespaarrekening slechts één opname per kalenderkwartaal toegestaan, tenzij het niet mogelijk blijkt een regeling te treffen waarbij ter voldoening van het verschuldigde met één betaling per kalenderkwartaal wordt volstaan.
d.
Rechtstreekse betalingen voor toegelaten bestedingen als bedoeld in dit artikel, daaronder begrepen betalingen van ingehouden pensioenpremies als bedoeld in lid a, sub 4, worden gelijkgesteld met ten laste van de premiespaarrekening verrichte betalingen.
Artikel 8 Levensverzekering a.
De in artikel 7, lid a, sub2, bedoelde levensverzekering is een overeenkomst: 1. waarbij een lijfrente is verzekerd als bedoeld in artikel 3.124, onderdeel b, en artikel 3.125, eerste lid, onderdelen a,c en d, van de Wet IB 2001; 2. welke lijfrente is verzekerd bij een verzekeraar als bedoeld in artikel 3.126 van de Wet IB 2001; 3. van welke lijfrente de termijnen, behoudens in geval van overlijden, niet eerder kunnen ingaan dan in het vijfde jaar nadat de premies zijn voldaan en 4. welke verzekering onbezwaard deel uitmaakt van het vermogen van de deelnemer of dat van zijn echtgenoot.
b.
De in artikel 7, lid a, sub 3, bedoelde levensverzekering is een overeenkomst: 1. waarbij een kapitaalsuitkering bij in leven zijn is verzekerd, eventueel met een bij dezelfde overeenkomst overeengekomen vrijstelling van premiebetaling bij invaliditeit, ziekte of ongeval; 2. welke verzekering voldoet aan artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 en is aangegaan met een levensverzekeraar als bedoeld in onderdeel g van dat lid; 3. welke verzekering door de deelnemer of zijn partner (onder ‘partner’ wordt in dit sublid 3 steeds verstaan de partner in de zin van artikel 1.2, eerste lid, van de Wet IB 2001) is gesloten op het leven van de deelnemer, zijn partner dan wel kinderen waarvoor de deelnemer of zijn partner op 1 januari van het jaar waarin de premie is voldaan, recht had op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet of die zelf recht hadden op studiefinanciering ingevolge hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering; 4. welke verzekering voorziet in een looptijd van ten minste vier (4) jaren, voor zover het tijdstip van de uitkering niet wordt bepaald door het overlijden van de verzekerde en 5. welke verzekering onbezwaard deel uitmaakt van het vermogen van de deelnemer of dat van zijn partner in de zin van artikel 1.2, eerste lid van de Wet IB 2001.
Artikel 9 Pensioenregeling De in artikel 7, lid a, sub 4, bedoelde pensioenregeling is een regeling die voorziet in pensioen: 1.
als bedoeld in hoofdstuk IIB of artikel 38a van de Wet op de loonbelasting 1964;
2.
dat wordt verzekerd door een verzekeraar als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964 en
3.
waarop de bepalingen van de Pensioen- en spaarfondsenwet van toepassing zijn.
Definitief / 1 juni 2007
4
Artikel 10 Beëindiging deelname a.
De deelneming aan de spaarloonregeling eindigt bij het doen stopzetten van inhoudingen van spaarloon door de deelnemer, bij overlijden van de deelnemer en bij beëindiging van de dienstbetrekking van de deelnemer.
b.
Indien de deelneming aan de spaarloonregeling eindigt door overlijden, of door beëindiging van de dienstbetrekking in verband met emigratie van de deelnemer, mag het hele tegoed op de spaarloonrekening, door overboeking via de werkgever, ter beschikking worden gesteld aan de erfgenamen, respectievelijk aan de deelnemer die emigreert. Met het verzoek daartoe dient binnen zes (6) maanden na de dag van overlijden, dan wel emigratie, ten genoegen van de bank te worden aangetoond, dat het verzoek is gerechtvaardigd. De spaarloonrekening wordt dan opgeheven.
c.
Indien het tegoed op de spaarloonrekening wordt opgenomen door de erfgenamen, respectievelijk door de deelnemer die emigreert, wordt voor de toepassing van de Wet op de loonbelasting 1964 en de Coördinatiewet Sociale Verzekering voor elke volle maand dat het spaarloon wordt opgenomen voordat een termijn van vier jaar is verstreken, een evenredig deel van het spaarloon aangemerkt als loon, verstrekt door de werkgever, niet zijnde spaarloon. Dit loon wordt geacht te zijn genoten ten tijde dat door de erfgenamen, respectievelijk door de deelnemer die emigreert, over dat loon wordt beschikt.
d.
Indien de spaarloonrekening wordt gehandhaafd, blijft het bepaalde in dit reglement van toepassing op het bij beëindiging van deelneming aanwezige tegoed op de rekening. Aldus zullen geen inhoudingen van spaarloon meer plaatsvinden.
Artikel 11 Beheer van de spaarloonrekening De bank is door de werkgever belast met: a. b.
het administreren van de spaarloonrekening; het ten behoeve van de werkgever in ontvangst nemen, controleren en bewaren van de bewijsstukken met betrekking tot toegelaten bestedingen als bedoeld in artikel 7, verzoeken tot opheffing van de spaarloonrekening als bedoeld in artikel 10, alsmede de (betalings)stukken als bedoeld om artikel 12;
c.
het uitvoeren van betalingsopdrachten ten laste van het tegoed op de spaarloonrekening, overeenkomstig de in dit reglement toegelaten bestedingen.
Artikel 12 Opname van het tegoed a.
opnames van het tegoed op de spaarloonrekening kunnen alleen worden verricht door middel van een overboeking naar een andere (bank)rekening. Een verzoek tot opname zal schriftelijk worden ingediend bij het kantoor van de bank waar de spaarloonregeling wordt geadministreerd. Het verzoek dient te zijn ondertekend door de deelnemer. In geval van een toegelaten besteding als bedoeld in artikel 7, lid a, sub 4, 6 of 7, dient de werkgever het verzoek mede te ondertekenen, waarmee deze verklaart dat aan de voorwaarden voor de desbetreffende besteding is voldaan.
b.
de toegelaten bestedingen als bedoeld in artikel 7, geschieden door overboeking naar een (bank) rekening van de desbetreffende crediteur. Bij wijze van uitzondering kan het bedrag dat rechtstreeks is betaald voor een toegelaten besteding, aan de deelnemer worden overgemaakt, mits daartoe schriftelijk wordt verzocht binnen zes (6) maanden nadat de betaling heeft plaatsgevonden. Definitief / 1 juni 2007
5
Naast het desbetreffende bewijsstuk dient een betaalbewijs te worden overgelegd. Er kan geen hoger bedrag worden overgemaakt dan het laagste tegoed op de spaarloonrekening sinds de datum waarop de rechtstreekse betaling is verricht. c.
opnames voor toegelaten bestedingen als bedoeld in artikel 7 vinden zoveel mogelijk plaats ten laste van het laatst op de spaarloonrekening bijgeschreven geblokkeerde tegoed, dan van het voorlaatst bijgeschreven geblokkeerde tegoed enzovoorts en uiteindelijk van het vrije deel.
d.
de deelnemer is gehouden alle stukken aan de bank over te leggen die de bank redelijkerwijs nodig heeft voor de uitoefening van haar in artikel 11 omschreven taak.
Artikel 13 Afstand verrekeningsrecht De werkgever zal nimmer aanspraak kunnen maken op het tijdelijk onder zijn berusting zijnde ingehouden spaarloon om daarop een eventuele vordering op de deelnemer te verhalen, die hij meent te hebben wegens het jegens hem niet nakomen van verplichtingen van de deelnemer.
Artikel 14 Afschriften; rentebeschrijving a.
Van het verloop van het tegoed op de spaarloonrekening wordt de deelnemer door de bank geïnformeerd, door middel van: 1. een kwartaalafschrift, na afsluiting van een kalenderkwartaal, waarop mutaties van het desbetreffende kwartaal worden vermeld. De bedragen op de spaarloonrekening worden gesplitst in een geblokkeerd tegoed en een vrij tegoed. 2. een jaaroverzicht, na afsluiting van een kalenderjaar, waarop het geblokkeerde tegoed wordt gesplitst naar het kwartaal van bijschrijving op de spaarloonrekening, en waarop tevens opgave wordt gedaan van de data waarop de saldi vrijkomen.
b.
De rente, die door de bank wordt vastgesteld, wordt eenmaal per jaar bijgeschreven op het vrije deel van de spaarloonrekening en is direct na bijschrijving vrij beschikbaar. Het rentejaar loopt van 16 november tot en met 15 november. Bij het opheffen van de rekening vindt onmiddellijke renteverrekening plaats.
c.
Indien de mutaties en het saldo niet schriftelijk bij de bank worden betwist binnen twaalf (12) maanden nadat het kwartaalafschrift of het jaaroverzicht redelijkerwijs geacht kan worden de deelnemer te hebben bereikt, geldt dit als te zijn goedgekeurd door de deelnemer.
Definitief / 1 juni 2007
6
Artikel 15 Slotbepalingen a.
Dit reglement is onderdeel van de spaarloonregeling van de werkgever. De werkgever stelt iedere deelnemer in kennis van wijzigingen in de spaarloonregeling. Dergelijke wijzigingen mogen niet zonder instemming van de bank worden doorgevoerd en mogen niet afwijken van de wettelijke bepalingen.
b.
Het is de werkgever bekend dat dit reglement is opgesteld onder de per 1 januari 2001 geldende
a.
Wijzigingen die de bank noodzakelijk acht voor een goed beheer van de spaarloonrekening, kunnen
wetgeving, daaronder begrepen de Uitvoeringsregeling. eenzijdig door de bank worden doorgevoerd. b.
De werkgever zal door ING Bank niet aansprakelijk kunnen worden gesteld voor eventuele consequenties die zouden kunnen voortvloeien uit het door de bank gevoerde beheer van de spaarloonrekening. Juli 2001 Het maximumbedrag dat als spaarloon kan worden aangewezen wordt per 1 januari 2003 verlaagd van € 788,-- naar € 613,-- per jaar. De tegoeden die in 1999 en 2000 zijn opgebouwd worden gedeblokkeerd per 1 januari 2003. Geblokkeerd spaarloon dat vanaf 1 januari 2001 is opgebouwd, blijft volgens de normale regels geblokkeerd.
Definitief / 1 juni 2007
7