Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam Winter 2011
Conclusies en samenvatting 4 Inleiding 6 1. Werkgelegenheid 8 1.1 De ontwikkeling van de werkgelegenheid over 2009 en 2010 9 1.2 Verwachte ontwikkeling werkgelegenheid 2011 – 2015 11 1.3 Prognoses aantal netto baanopeningen 2011 – 2015 15 1.4 Arbeidsmarktperspectieven naar opleiding 17 1.5 Samenvattend: de arbeidsmarkt van vijf belangrijke economische clusters 23 2. Werkloosheid 26 2.1 Ontwikkeling niet-werkende werkzoekenden (NWW) 27 2.2 Ontwikkeling uitkeringen Werkloosheidswet (WW) 30 2.3 Ontwikkeling Wet Werk en Bijstand (WWB) en Werk en Inkomen Jongeren (WIJ) 34 3. Studenten en recent afgestudeerden 36 3.1 Inleiding 37 3.2 Studenten in Rotterdam en omgeving 38 3.3 Rotterdams’ recent afgestudeerden 40 3.4 Hoogopgeleide starters op de Rotterdamse arbeidsmarkt 43 3.5 Conclusies 45
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – CONCLUSIES EN samenvatting – pagina 5
Conclusies en samenvatting
Conclusies en samenvatting • De Rotterdamse economie heeft de crisis redelijk doorstaan. De werkgelegenheid is stabiel gebleven. Wel is de werkloosheid gestegen. • De zorgsector was, naast het onderwijs en de overheid, ook dit jaar de sterkste groeier in werkgelegenheid. Zorgwekkend is wel dat juist deze sectoren sterk getroffen zullen worden door de overheidsbezuinigingen. Dit zal effect hebben op de groeicijfers en op de ontwikkeling van de netto baanopeningen. • Los van de mogelijke gevolgen van de overheidsbezuinigingen worden voor alle opleidingsniveaus de meeste baanopeningen in de zorgsector verwacht. De top 3 van de sectoren met de meeste baanopeningen ziet er als volgt uit:
opleidingsniveau
laag
midden
zorg, kennisdiensten, transport en uitzendbranche
hoog
zorg, kennisdiensten, onderwijs
sectoren
zorg, transport en detailhandel
•
• •
• •
• •
•
•
De komende jaren zullen werkgevers te maken krijgen met uitstroom van gepensioneerden. Voor de regio Rotterdam hebben de sectoren onderwijs, industrie, bouw en transport het meest met de vergrijzing van het personeelsbestand te kampen. Over het algemeen stijgt het arbeidsmarktperspectief van gediplomeerden met het niveau van de gevolgde opleiding. Voor schoolverlaters met alleen een basis niveau zijn de arbeidsmarktperspectieven slecht. Voor de andere niveaus van laag tot hoog zijn de perspectieven over het algemeen goed. Dit kan per richting verschillen. Met name de arbeidsmarktperspectieven van gediplomeerden in een economische richting zijn in Rotterdam wat slechter. Met het uitbreken van de crisis liep in Rotterdam in 2009 de werkloosheid snel op. In 2010 lijkt het omslagpunt bereikt te zijn. In 2010 bleef deze stabiel, in 2011 wordt een daling verwacht. De langdurige werkloosheid (langer dan 2 jaar werkloos) blijft ondanks de aanhoudende crisis nog steeds afnemen. De kortdurige werkloosheid (korter dan 1 jaar werkloos) is wel gestegen. Dit maakt dat de samenstelling van het werkloosheidsbestand is verbeterd. In verhouding tot drie jaar geleden maken meer mensen, die nog maar kort werkloos zijn deel uit van dit bestand. Daarmee is de bemiddelbaarheid naar werk toegenomen. Het aantal mensen dat een uitkering ontvangt in het kader van de werkloosheidswet (WW) neemt sinds februari 2010 gestaag af. Nieuwe krapte op de arbeidsmarkt zal zich het eerst weer manifesteren de regio’s Amsterdam en Utrecht. In Amsterdam daalt de werkloosheid pijlsnel, in Utrecht is de krapte nooit echt weggeweest. Voor Rotterdam dreigt kwalitatieve krapte, ondanks de dalende langdurige werkloosheid is nog steeds een substantieel deel van de arbeidsreserve zonder extra inspanning niet zondermeer beschikbaar voor de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd is het aantal mensen met een bijstandsuitkering (WWB) het afgelopen jaar verder gestegen. Het dalende aantal WW’ers zal zijn invloed hebben op de instroom in de WWB. De verwachting is dat ook het aantal WWB’ers in het aankomende jaar zal gaan dalen. In Rotterdam en omgeving studeren meer dan 80.000 HBO- en WO-studenten, en is daarmee in omvang de derde hoger onderwijsregio in Nederland. In vergelijking met het nationaal gemiddelde studeren er vooral aan het Rotterdamse HBO veel niet-westerse allochtonen. Dit geldt niet voor de Erasmus Universiteit, het aantal niet-westerse allochtonen is hier juist lager dan gemiddeld. Rotterdam slaagt er, anders dan vaak gedacht wordt, redelijk in om hoogopgeleide starters te behouden dan wel aan te trekken, in elk geval in de periode direct na het afstuderen. Om het aandeel hogeropgeleiden in de beroepsbevolking te verhogen, zijn betere prestaties op dit vlak echter wel noodzakelijk. Met de stijging van het opleidingsniveau lijkt de voorkeur voor grootstedelijk wonen toe te nemen. Dit biedt kansen voor Rotterdam.
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – INLEIDING – pagina 7
Inleiding
Twee keer per jaar publiceert de gemeente Rotterdam cijfers over de ontwikkeling van de arbeidsmarkt in Rotterdam en de regio Rijnmond. In deze editie staan de prognoses voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid, de baanopeningen en de arbeidsmarktperspectieven van schoolverlaters centraal (hoofdstuk 1). Daarnaast wordt de ontwikkeling van de werkloosheid uitgebreid weergegeven (hoofdstuk 2). Het thema van deze editie van de Werkgelegenheidsmonitor is het Hoger Onderwijs. Rotterdam en omgeving is een van de belangrijkste regio’s voor hoger onderwijs in Nederland. In totaal volgen hier meer dan 80.000 studenten een opleiding aan universiteit of hogeschool. In het laatste hoofdstuk wordt nader ingegaan op dit enorme potentieel voor de Rotterdamse arbeidsmarkt.
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 1 – pagina 9
Hoofdstuk 1
1.1 De ontwikkeling van de werkgelegenheid over 2009 en 2010 Rotterdam is goed door de crisis gekomen. In Rotterdam is het aantal banen over 2009 stabiel gebleven (+ 0,2%). Veel bedrijven hebben ondanks een omzetdaling door de economische crisis hun (vaste) personeel in dienst gehouden. Daardoor beschikken ze over een forse interne arbeidsreserve. De verwachting is dat in 2010 bij een toename van de productie dit niet in een toename van banen zal resulteren. Eerst zal de interne reserve aangeboord worden. Net als vorig jaar is de zorgsector samen met de overheid en het onderwijs de drijvende kracht achter de werkgelegenheidsgroei. In de zorgsector heeft de aanwas van bedrijven een belangrijke bijdrage geleverd aan de groei van de werkgelegenheid (EVR 2011). De groei in de horeca en de detailhandel kan worden verklaard door een verbetering van de registratie bij bestaande bedrijven en enkele administratieve verschuivingen.
Werkgelegenheid
Het banenverlies in 2009 was, in absolute aantallen, het grootst in de sector industrie. De crisis heeft ook groot effect gehad op de werkgelegenheid in de bouwnijverheid, de transportsector en de groothandel. De daling van de werkgelegenheid in de postsector heeft vooral betrekking op de reorganisatie in de postmarkt.
Tabel 1.1
Ontwikkeling werkgelegenheid naar sector, Rotterdam e.o., 1 januari 2009 en 1 januari 2010 Bron: Bureau Louter.
2009
2010
abs. ontw.
% ontw.
industrie en nutssector
32.603
31.680
- 923
- 2,8%
bouwnijverheid
16.067
15.390
- 677
- 4,2%
groothandel
16.663
16.033
- 630
- 3,8%
detailhandel en reparatie
25.113
25.778
665
2,6%
horeca
10.303
11.000
697
6,8%
transport
31.121
30.427
- 694
- 2,2%
4.669
4.009
- 660
- 14,1%
financiële diensten
15.278
14.896
- 382
- 2,5%
zakelijke diensten
59.825
60.284
459
0,8%
overheid
17.260
17.714
454
2,6%
onderwijs
26.690
27.208
518
1,9%
zorg en welzijn
56.077
57.404
1.327
2,4%
overige diensten
11.083
11.422
339
3,1%
322.752
323.245
493
0,2%
post en communicatie
totaal
Figuur WMr_1.1
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 1 – pagina 10
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 1 – pagina 11
In de eerste 8 maanden van 2010 groeit de vraag naar flexibele arbeidskrachten1 in de Industrie het sterkst. De vraag naar medisch / zorg personeel volgt. De vraag naar flexibel technisch en administratief personeel blijft in de eerste 8 maanden van 2010 krimpen ten opzichte van het voorgaande jaar. Binnen de technische sector drukt de negatieve ontwikkeling in de bouw sterk op het uitzendvolume. In de procesindustrie en ook onder elektromonteurs, loodgieters e.d. is wel een duidelijke groei te zien.
1.2 Verwachte ontwikkeling werkgelegenheid 2011 – 2015 Over de periode 2011 – 2015 wordt voor de stad Rotterdam een werkgelegenheidgroei van 1,1% gemiddeld per jaar verwacht en in de regio van 1%. In alle sectoren, uitgezonderd de industrie, bouwnijverheid, de overheid en de financiële dienstverlening, wordt groei verwacht. De zorgsector zal volgens deze cijfers ook in de komende 4 jaar de banenmotor van stad en regio zijn. De helft van de totaal verwachte banengroei in de stad wordt volgens deze cijfers gerealiseerd in de zorg (2.000 banen gemiddeld per jaar). Het is echter de vraag of deze verwachting in het licht van de komende overheidsbezuinigingen op de zorg uit zal komen.
Openstaande vacatures oktober 2010 Van de ongeveer 4.200 openstaande vacatures bij het UWV (regio Rijnmond) had 35% betrekking op personeel in de technische en industriële beroepen, 22% in de verzorgende en dienstverlenende beroepen en 15% in de economische administratieve beroepen.
Naar opleidingsniveau zijn dit de belangrijkste groeisectoren voor de komende 4 jaar:
1. ABU cijfers voor de regio Rijnmond.
opleidingsniveau
groeisectoren
laag
zorg, uitzendbranche en consumentendiensten
midden
zorg, uitzendbranche, transportsector en de kennisdiensten
hoog
zorg, uitzendbranche, de kennisdiensten en het onderwijs
Tabel 1.2
Verwachte ontwikkeling arbeidsplaatsen naar sector, Rotterdam, Rijnmond, G3 en Nederland, 2011 – 2015 Bron: Bureau Louter.
Rotterdam
Figuur 1.1
aantal banen gem. p.j.
De ontwikkelingen in de uitzendbranche regio Rijnmond, 2009 – 2010
sector
Bron: ABU.
ontwikkeling uitzendbranche
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
1
2
3
4
2010
industrie medisch
5
6
7
8
9
G3
Gr.-Rijnmond
Nederland
industrie
- 1,4%
- 0,3
- 2,4%
- 0,8%
- 1,1%
bouwnijverheid
- 1,0%
- 0,1
- 1,9%
- 1,5%
- 1,6%
30%
groothandel
0,4%
0,1
- 0,7%
1,2%
1,0%
20%
transport
0,8%
0,3
0,4%
1,3%
1,4%
10%
kennisdiensten
1,1%
0,6
1,9%
2,2%
2,0%
detailhandel
0,2%
0,1
0,5%
0,0%
0,1%
- 10%
belevingsdiensten
2,2%
0,5
2,0%
2,2%
2,1%
- 20%
openbaar bestuur
- 1,0%
- 0,3
- 0,5%
- 1,0%
- 0,9%
- 30%
onderwijs
0,9%
- 0,3
0,7%
0,2%
0,4%
- 40%
zorgsector
3,0%
2,0
1,8%
2,7%
2,2%
ambulante activiteiten
1,5%
0,2
1,5%
1,0%
1,5%
overig
0,0%
0,0
0,2%
0,4%
0,3%
uitzendkrachten
2,9%
0,8
2,7%
2,8%
2,9%
totaal
1,1%
3,9
1,1%
1,0%
1,0%
0%
2009
overig
in % en x 1.000
techniek administratie
Figuur WMr_1.2
Figuur WMr_1.3
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 1 – pagina 12
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 1 – pagina 13
De meeste groei wordt verwacht bij de specifieke werkmilieus, waaronder de ziekenhuisterreinen, gevolgd door bedrijventerreinen bij de wijken. De groei van de werkgelegenheid in de binnenstad blijft achter bij de verwachte ontwikkelingen in alle andere gebieden. Dit komt vooral door de verwachte krimp bij de overheid en de zakelijke en financiële dienstverlening in de binnenstad. De ontwikkeling van de werkgelegenheid op Zuid volgt die van de stad als geheel. Figuur 1.2
Absolute ontwikkeling arbeidsplaatsen per jaar voor laag, middelbaar en hoog opgeleiden 2011 – 2015 Bron: Bureau Louter.
sector
laag opgeleid
middelbaar opgeleid
hoog opgeleid
industrie bouwnijverheid groothandel transport zakelijke diensten detailhandel belevingsdiensten openbaar bestuur onderwijs zorgsector overig opleidingsrichting technisch economisch verzorgend Figuur 1.3
overig
Verwachte ontwikkeling arbeidsplaatsen per gebiedstype 2011 – 2015
beroepsrichting
Bron: Bureau Louter.
pedagogisch cultureel
naar gebiedstype
agrarisch
absolute ontwikkeling
% ontwikkeling
grootschalige bedrijfsterreinen
technisch/industrie
bedrijfsterreinen bij de wijk
transport
binnenstad
(para-)medisch economisch administratief
specifieke werkmilieus
informatica
woongebieden
sociaal-cultureel
pact op Zuid
verzorgend
totaal
openbare orde - 400
0
400
800
1.200
- 400
0
400
800
1.200
- 400
0
400
800
1.200
- 400
0
400
800
1.200
1.600
0%
1%
2%
3%
4%
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 1 – pagina 14
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 1 – pagina 15
1.3 Prognoses aantal netto baanopeningen 2011 – 2015 Het saldo van de groei en de vervangingsvraag door uittreding uit het arbeidsproces geeft het aantal netto baanopeningen. Voor de periode 2011 – 2015 worden gemiddeld zo’n 18.000 netto baanopeningen (5% van de banen) per jaar verwacht Waarvan ongeveer een kwart in de zorgsector. Procentueel doen zich de meeste baanopeningen voor bij banen met een laag opleidingsniveau. In absolute aantallen bij de banen op middelbaar opleidingsniveau. De sectoren met het meeste aantal baanopeningen per jaar zijn voor:
Tabel 1.3
Verwachte netto baanopeningen naar sector voor laag middelbaar en hoog opgeleiden Rotterdam 2011 – 2015 Bron: Bureau Louter.
baan-
ult. 2010 categorie
Rotterdam
% per jaar, 2011 – 2015 lo
Mo
Ho
openingen
baan-
in % van
openingen
opleidingsniveau
sectoren
per jaar
lager opgeleiden
zorgsector, transportsector, detailhandel
x 1.000
middelbaar opgeleiden
zorgsector, kennisdiensten, transport en uitzendbranche
hoger opgeleiden
zorgsector, kennisdiensten, onderwijs
banen basisjaar
banen per jaar, 2011 – 2015 lo
Mo
Ho
sector industrie
20,2
2,5%
3,0%
1,2%
2,6%
0,2
0,3
0,0
0,5
bouwnijverheid
13,6
3,2%
2,8%
1,7%
2,8%
0,1
0,2
0,0
0,4
groothandel
15,7
5,4%
4,0%
3,0%
4,2%
0,3
0,3
0,1
0,7
transport
34,7
5,6%
4,8%
3,4%
4,9%
0,7
0,8
0,2
1,7
kennisdiensten
54,6
6,0%
4,6%
4,0%
4,5%
0,3
1,1
1,0
2,4
detailhandel
25,6
5,3%
4,2%
3,7%
4,6%
0,6
0,5
0,1
1,2
belevingsdiensten
20,7
8,0%
6,4%
4,3%
6,5%
0,5
0,6
0,2
1,3
openbaar bestuur
34,9
3,9%
2,6%
2,2%
2,6%
0,2
0,4
0,3
0,9
onderwijs
23,5
5,9%
4,7%
4,6%
4,7%
0,1
0,1
0,8
1,1
Tabel 1.4
zorgsector
60,9
8,1%
7,2%
7,2%
7,4%
1,0
1,7
1,8
4,5
ambulante activiteiten
15,3
5,9%
6,0%
5,5%
5,8%
0,4
0,3
0,2
0,9
Verwachte netto baanopeningen naar opleidingstype Rotterdam 2011 – 2015
overig
16,1
4,6%
4,0%
3,1%
4,0%
0,2
0,3
0,1
0,6
uitzendkrachten
25,3
8,3%
6,9%
6,7%
7,2%
0,5
0,8
0,5
1,8
361,2
5,8%
4,9%
4,6%
5,0%
5,2
7,5
5,4
18,1
technisch
85,3
5,4%
5,1%
3,7%
1,0
2,2
0,8
economisch
87,0
5,8%
3,7%
3,0%
0,6
1,6
1,0
verzorgend
101,0
6,3%
6,4%
5,9%
0,7
1,9
3,5
87,9
5,9%
4,7%
2,9
1,8
basis
30,1
6,1%
5,8%
5,4%
1,3
0,5
0,0
laag
80,7
6,3%
5,5%
5,5%
2,8
1,8
0,2
totaal opleidingsrichting
overig beroepsniveau
middelbaar
136,8
4,6%
4,7%
4,3%
1,0
4,5
0,9
hoog
77,1
4,9%
4,0%
4,8%
0,1
0,7
2,8
wetenschappelijk
36,5
5,7%
4,2%
4,3%
0,0
0,1
1,4
19,4
6,7%
6,2%
5,2%
0,0
0,1
0,9
cultureel
6,7
5,2%
5,5%
4,0%
0,0
0,1
0,2
agrarisch
3,0
5,3%
4,7%
3,3%
0,0
0,1
0,0
technisch/industrie
54,0
4,0%
4,1%
3,5%
0,7
1,1
0,4
transport
25,2
5,6%
5,8%
5,1%
0,8
0,6
0,1
(para-)medisch
25,9
11,4%
7,4%
8,0%
0,3
0,7
1,2
121,2
5,1%
3,7%
3,1%
1,1
2,1
1,3
informatica
13,0
4,2%
3,8%
3,5%
0,0
0,2
0,2
sociaal-cultureel
16,8
8,2%
5,8%
6,2%
0,1
0,2
0,7
verzorgend
67,4
6,9%
6,7%
6,9%
2,2
2,1
0,4
8,5
5,7%
4,2%
3,5%
0,1
0,2
0,0
beroepsrichting pedagogisch
econ.-administratief
openbare orde
LO = laag opgeleid, MO = middelbaar opgeleid, HO = hoog opgeleid
Bron: Bureau Louter.
banen ult. 2010
baanopeningen in % van
baanopeningen per jaar
x 1.000
banen basisjaar
x 1.000
basisonderwijs
22,4
5,7%
1,3
MAVO
27,1
6,0%
1,6
VBO, technisch
19,0
5,4%
1,0
VBO, economisch
10,1
5,8%
0,6
VBO, verzorgend
11,3
6,3%
0,7
HAVO/VWO
38,4
4,7%
1,8
MBO, technisch
44,0
5,1%
2,2
MBO, economisch
43,7
3,7%
1,6
MBO, verzorgend
29,3
6,4%
1,9
HBO, technisch
12,0
3,5%
0,4
HBO, economisch
17,8
3,4%
0,6
HBO, verzorgend
44,2
5,7%
2,5
WO, technisch
10,3
3,9%
0,4
WO, economisch
15,4
2,5%
0,4
WO, verzorgend
16,2
6,3%
1,0
opleidingstype
Figuur WMr_1.9
Figuur WMr_1.4
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 1 – pagina 16
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 1 – pagina 17
1.4 Arbeidsmarktperspectieven naar opleiding De komende jaren zullen werkgevers ondermeer door een sterke uitstroom van gepensioneerden, te maken krijgen met krapte op de arbeidsmarkt. De bovenstaande tabel laat zien dat de vraag (het aantal netto baanopeningen) op bijna alle niveaus het aanbod aan schoolverlaters overstijgt. Alleen op basisniveau is het aanbod groter dan de vraag. In deze tabel is geen rekening gehouden met het effect van de instroom vanuit andere groepen schoolverlaters met een ander opleidingsprofiel (substitutie-effecten), vanuit de arbeidsreserve en pendeleffecten. De ITA score 2 ontwikkelt door het research Instituut Onderwijs Arbeidsmarkt van de universiteit van maastricht houdt wel rekening met een deel van deze effecten. Deze gegevens zijn echter alleen beschikbaar op regionaal (Groot-Rijnmond), provinciaal en landelijk niveau.
Figuur 1.4
Confrontatie vraag en aanbod op de arbeidsmarkt naar opleiding, vanuit het perspectief werkgevers 2011 – 2015 Bron: Bureau Louter.
Rotterdam totaal
Zuid-Holland
0
Nederland
35.000
70.000
0
210.000
420.000
0
1.000.000
2.000.000
opleidingsniveau basis
laag
middelbaar
hoog
wetenschappelijk
0
25.000
50.000
0
100.000
200.000
0
2. Ontwikkeld door het research Instituut Onderwijs Arbeidsmarkt van de Universiteit van Maastricht.
500.000
1.000.000
500.000
1.000.000
opleidingrichting technisch
economisch
verzorgend
overig
0
25.000
50.000
0
100.000
200.000
0
Figuur 1.5 A
basisonderwijs
Confrontatie vraag en aanbod op de arbeidsmarkt naar specifieke opleidingen, perspectief werkgevers, begin 2011 – begin 2016
MAVO, VMBO TL
Bron: Bureau Louter.
VMBO, technisch
VMBO, economisch
VMBO, verzorgend
(uiterlijke) verzorging
HAVO/VWO
administratie, handel
MBO, technisch
bouw
MBO, economisch
electrotechniek
MBO, verzorgend
landbouw
opleidingstype
VMBo
Rotterdam
Zuid-Holland
Nederland
HBO, technisch
consumptief
HBO, economisch
metaal
HBO, verzorgend
voertuigentechniek
WO, technisch
kleine opleidingen
WO, economisch
WO, verzorgend
0
8.000
16.000
0
30.000
60.000
0
0
130.000
260.000
2.000
4.000
0
8.000
16.000
0
35.000
70.000
Rotterdam regionaal (Groot-Rijnmond)
Rotterdam
bovenregionaal (overig Nederland)
bovenregionaal (overig Nederland)
regionaal (Groot-Rijnmond)
vraag (baanopeningen: uitbreidings- plus vervangingsvraag)
vraag (baanopeningen: uitbreidings- plus vervangingsvraag)
Figuur WMr_1.10
Figuur WMr_1.6
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 1 – pagina 18
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 1 – pagina 19
Figuur 1.6
Arbeidsmarktperspectief (ITA) naar opleiding Bron: ROA, bewerking Bureau Louter.
<–– gunstig
opleiding Figuur 1.5 B
Confrontatie vraag en aanbod op de arbeidsmarkt naar specifieke opleidingen, perspectief werkgevers, begin 2011 – begin 2016
basisonderwijs
MAVO
VBO, technisch
VBO, economisch
VBO, verzorgend
HAVO/VWO
MBO, technisch
MBO, economisch
Figuur 1.6
Bron: Bureau Louter.
ongunstig ––>
Arbeidsmarktperspectief (ITA) naar opleiding MBo
Rotterdam
Zuid-Holland
Nederland
Bron: ROA, bewerking Bureau Louter.
sociaal-pedagogisch
handel
administratief, logistiek
verzorging
bouw
werktuigbouw
horeca
ICT
verpleging
motorvoertuigentechniek
electrotechniek
beweging, therapie
uiterlijke verzorging
grafische techniek
toerisme, recreatie
voeding, natuur, milieu
MBO, verzorgend basisonderwijs HBO, technisch MAVO HBO, economisch VBO, technisch HBO, verzorgend VBO, economisch WO, technisch VBO, verzorgend WO, economisch HAVO/VWO WO, verzorgend MBO, technisch opleidingsniveau MBO, economisch basis MBO, verzorgend laag HBO, technisch midden HBO, economisch hoog HBO, verzorgend wetenschappelijk WO, technisch totaal WO, economisch
vervoer
WO, verzorgend
openbare orde
secretariaat
groene ruimte
installatietechniek
midden
operationele techniek
hoog
kleine opleidingen
wetenschappelijk
totaal
0
1.500
3.000
0
7.500
15.000
0
opleiding
0,7
<–– gunstig
ongunstig ––>
0,8
0,9
1
opleidingsniveau basis
80.000
Rotterdam
0,7
regionaal (Groot-Rijnmond)
1,3
1,4
1,2
1,3
1,4
Nederland Zuid-Holland
0,8
0,9
1
1,1
Groot-Rijnmond
bovenregionaal (overig Nederland) vraag (baanopeningen: uitbreidings- plus vervangingsvraag)
1,2
Groot-Rijnmond
ITA = laag Indicator Toekomstig Arbeidsmarktperspectief
40.000
1,1
Nederland ITA = Indicator Toekomstig Arbeidsmarktperspectief
Zuid-Holland
Figuur WMr_1.7
Figuur WMr_1.8
FiguurWerkgelegenheidsmonitor 1.6 C Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 1 – pagina 21
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 1 – pagina 20
Figuur 1.6 B
Arbeidsmarktperspectief (ITA) naar opleiding
Arbeidsmarktperspectief (ITA) naar opleiding
Bron: ROA, bewerking Bureau Louter.
Bron: ROA, bewerking Bureau Louter.
<–– gunstig
HBo
<–– gunstig
VMBo
ongunstig ––>
maatschappelijk werk en hulpverlening
(uiterlijke) verzorging
leraar basisonderwijs
administratie, handel
bedrijfskunde
bouw
commerciële economie
electrotechniek
informatica
landbouw
uitvoerende en beeldende kunsten
consumptief
accountancy en bedrijfseconomie
metaal
verpleegkunde
voertuigentechniek
communicatie en journalistiek
kleine opleidingen
(fysio)therapie
pedagogie
recht en bestuur
MBo
sociaal-pedagogisch
handel
bouwkunde
administrtief, logistiek
personeel en arbeid
verzorging
documentatie en informatie
bouw
werktuigbouwkunde
werktuigbouw
leraar talen
horeca
leraar natuur, techniek
ICT
leraar economie
verpleging
kleine opleidingen
motorvoertuigentechniek
electrotechniek
beweging, therapie
uiterlijke verzorging
grafische techniek
toerisme, recreatie
voeding, natuur, milieu
vervoer
openbare orde
secretariaat
groene ruimte
installatietechniek
operationele techniek
kleine opleidingen
0,7
ongunstig ––>
Wo sociale wetenschappen
rechten en bestuurskunde
(dier)geneeskunde
letteren
bedrijfskunde
econom(etr)ie
landbouw
wiskunde en natuurwetenschappen
electrotechniek
ICT
farmacie en medische biologie
werktuigbouwkunde
kleine opleidingen
0,8
0,9
1
1,1
1,2
1,3
1,4
0,7
0,8
0,9
1
1,1
Groot-Rijnmond
Groot-Rijnmond
Nederland
Nederland
Zuid-Holland
Zuid-Holland
1,2
1,3
1,4
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 1 – pagina 22
Voor personen met alleen basisonderwijs is het perspectief heel ongunstig. Voor de overige opleidingsniveaus van laag tot hoog is het arbeidsmarktperspectief gunstig met uitzondering van het perspectief voor opgeleiden in een economische richting. Binnen een richting verschillen de arbeidsmarktperspectieven per opleiding en opleidingsniveau nog wel. De perspectieven van opgeleiden op niveau 3 en 4 zijn over het algemeen beter dan voor niveau 1 en 2 opgeleiden.
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 1 – pagina 23
1.5
Samenvattend: de arbeidsmarkt van vijf belangrijke economische clusters
Kennisdiensten • Dit cluster is interessant voor de kansen op een baan voor middelbaar en hoger opgeleiden. • Groeiverwachting stad 1,1% regio 2,2%. • Baanopeningen stad 2.400 gemiddeld per jaar: waarvan 1.100 op midden niveau en 1.000 op hoog niveau.
Opvallend zijn de verwachte ongunstige arbeidsmarktperspectieven voor sommige technische opleidingen zoals de MBO opleidingen Installatietechniek en Operationele techniek. Dit komt niet overeen met signalen van werkgevers in de regio Rijnmond. Zij melden, dat goed personeel met deze achtergrond moeilijk te krijgen is. De expertbijeenkomst Arbeidsmarkt3 onderschreef deze signalen. De verklaring kan liggen in het niveau en de kennis en ervaring van opgeleiden en de eisen die de werkgevers hieraan stellen. Hier geven de prognoses geen inzicht in. In het algemeen kent de technische branche een hoog verloop. Dit betekent dat voor de oplossing niet alleen gekeken moet worden naar het verhogen van de instroom van recent gediplomeerden, maar ook naar het binden en vasthouden van zittend personeel. Hierbij spelen zaken als voldoende ontplooiingsmogelijkheden, werktijden, cultuur op de werkplek e.d. ook een rol.
Rotterdam kent voor het werk in dit cluster veel opleidingen op zowel MBO als HBO / WO niveau. Het arbeidsmarktperspectief voor MBO en HBO opgeleiden is in evenwicht tot gunstig voor de regio’s Groot Rijnmond en Zuid Holland. Uitzondering is de groep schoolverlaters op MBO 1 en 2 niveau in de economische administratieve richting. Voor WO opgeleiden is er sprake van een ongunstiger beeld. De arbeidsmarkt voor hoger opgeleiden is een landelijk werkende markt en de Rotterdamse markt moet hierbij concurreren met ondermeer de Amsterdamse en Utrechtse regio. Geconcludeerd kan worden dat er meer (aantrekkelijke) banen voor hoger opgeleiden nodig zijn om deze groepen aan de stad en regio te binden. Op deze wijze zal het arbeids- en carrièreperspectief van afgestudeerden in Rotterdam en regio verbeteren.
Voor afgestudeerden aan het WO en in wat mindere mate HBO afgestudeerden geldt een landelijke arbeidsmarkt. Zij kijken voor het werk niet alleen naar de eigen stad en regio maar zoeken in het hele land naar een geschikte baan. Ook werkgevers werven nationaal en soms zelf internationaal naar hoger opgeleiden.
Medisch en Zorg • Dit cluster is interessant voor alle opleidingsniveaus. • Groeiverwachting stad 3% en regio 2,7%. • Baanopeningen stad 4.500 gemiddeld per jaar waarvan 1.000 op laag, 1.700 op midden en 1.800 op hoog niveau.
Op HBO niveau is het arbeidsmarktperspectief voor de opleidingen Informatica, Communicatie en Journalistiek en in lichte mate Bouwkunde en Uitvoerende en beeldend kunstenaar ongunstig. Voor het wetenschappelijk onderwijs hebben de opleidingen ICT, economie en bedrijfskunde een ongunstig regionaal arbeidsmarktperspectief.
De arbeidsmarktperspectieven voor mensen met een diploma van een opleiding in de zorg zijn over het algemeen gunstig 3. Alleen op MBO niveau 1 en 2 is sprake van een overschot. Op dit moment worden tekorten verwacht voor niveau 3 en 4 bij de zorginstellingen en bij de ziekenhuizen voor specialistische functies op HBO en HBO+ niveau 4. In de prognoses is geen rekening gehouden met de effecten van verwachte overheidsbezuinigingen en veranderingen in het financieringssysteem bij de zorg. De verwachting is dat dit de groei en het aantal baanopeningen zal remmen. Zo signaleert Calibris, het kenniscentrum voor MBO opleidingen in zorg en welzijn, dat veel werkgevers momenteel terughoudend zijn met het aantrekken van nieuw personeel. Calibris verwacht op korte termijn geen grote problemen bij de vervulling van vacatures op MBO niveau. In de komende jaren zal deze sector zich sterk ontwikkelen. Om de zorg betaalbaar en kwalitatief op niveau te houden zullen naar verwachting innovaties plaatsvinden. Gevraagde kwalificaties en de organisatie van de zorg zullen veranderen en de arbeidsproductiviteit zal naar verwachting gaan stijgen. 3. Een uitgebreide analyse is aanwezig bij het OBR. 4. Expertbijeenkomst arbeidsmarkt, d.d. 05-10-2010.
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 1 – pagina 24
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 1 – pagina 25
Haven industrieel Complex (HIC) Voor het HIC is naast algemene cijfers over de ontwikkeling van de industrie en transportsector voor de hele regio, gebruik gemaakt van de cijfers uit het jaarlijkse onderzoek van ECORYS.5
Consumentendiensten Dit cluster is van belang voor de werkgelegenheid op laag en middelbaar niveau. Het bevat de sectoren detailhandel en belevingsdiensten (o.a. horeca en leisure). Groei detailhandel: stabiel voor stad en regio Groei belevingsdiensten: stad en regio 2,2% Baanopeningen consumentendiensten in de stad gemiddeld per jaar: totaal: 2.500 waarvan 1.100 op laag, 1.100 op midden en 300 op hoog niveau. Het cluster kent veel part time werk en een relatief jonge beroepsbevolking. De verdringing van lager opgeleiden door hoger opgeleiden is vergeleken met de andere clusters hoog.
• Groei industrie: stad -1,4%, regio - 0,8%. • Baanopeningen industrie stad: 500 baanopeningen gemiddeld per jaar; 300 op laag niveau en 200 op middelbaar niveau. • Groei transportsector: stad 0,8% en regio 1,3%. • Baanopeningen transportsector stad: 1.700 baanopeningen (700 op laag en 800 op middelbaar niveau). Voor het HIC verwacht Ecorys voor de regio Groot-Rijnmond 1.800 tot 2.400 baanopeningen gemiddeld per jaar. Dit zijn vooral banen op MBO niveau (70% op MBO en 30% op HBO / WO niveau). Het Haven Industrieel Complex is een sterk vergrijsd cluster met in de komende jaren een grote vervangingsvraag. Het cluster is in 2009 hard getroffen door de crisis. Veel banen, vooral in de flexibele schil, zijn verdwenen. Behalve bij de maintenance bedrijven is de behoefte aan personeel in alle sectoren afgenomen. De verwachtingen zijn sterk bijgesteld. (Ecorys) De werkgelegenheid in industriesector (inclusief de werkgelegenheid bij bedrijven die niet binnen het HIC vallen) zal naar verwachting verder krimpen. De sterke vergrijzing in deze sector zorgt nog wel voor relatief veel baanopeningen. De transportsector (inclusief de bedrijven buiten het HIC) laat een heel ander beeld zien. Hier wordt een relatief grote groei en vervangingsvraag verwacht en zal de krapte naar verwachting weer snel de kop opsteken. De meeste schoolverlaters met een diploma in de transport, logistiek en techniek hebben vanaf MBO niveau 3 en 4 en HBO / WO een voldoende tot goede kansen op een baan. In de transportsector liggen daarnaast ook voldoende kansen voor lager opgeleiden. Op de expertmeeting arbeidsmarkt werden voor nu en in de nabije toekomst naast de tekorten aan chauffeurs, tekorten gesignaleerd bij logistieke functies, functies in de procesindustrie en binnen een aantal technische functies (MBO 3/4 en hoger). 5. Arbeidsmarktverkenning Mainport Rotterdam 2009 – 2013, Ecorys, jan 2010. Het gaat hierbij om banen in de procesindustrie, chemie en energie; maintenance, cargadoors,op en overslagbedrijven;expediteurs;aanverwante bedrijven. De verwachtingen zijn bijgesteld t.o.v. de voorspellingen van vorig jaar. Cijfers hebben betrekking op de regio Groot Rijnmond.
De arbeidsmarktperspectieven voor MBO schoolverlaters in de regio Rijnmond loopt van voldoende kansen tot gunstig. Ook voor de schoolverlaters op MBO niveau 1 en 2 zijn er over het algemeen voldoende mogelijkheden in deze sector (COLO arbeidsmarktbijsluiter Rijnmond MBO). De arbeidsproductiviteit in deze sector is in de laatste jaren gestegen. Verwacht wordt dat deze stijging zal doorzetten. Deze sector is sterk afhankelijk van de bestedingen van bewoners en bezoekers aan de stad. Ontwikkelingen hierin hebben een sterk effect op de werkgelegenheidsontwikkeling. Kwaliteit van de dienstverlening speelt een belangrijke rol bij het aantrekken van bestedingen en hierin is naast de kwaliteit van de diensten / producten die worden aangeboden, de kwaliteit van het (toekomstige) personeel cruciaal. Onderwijs Het onderwijs is een cruciale sector als het gaat om de economische ontwikkeling van de stad. De kwaliteit en het opleidingsniveau van de Rotterdamse (beroeps)bevolking moet omhoog. In het welslagen van dit beleid speelt het onderwijs een belangrijke rol. Daarbij is het van groot belang dat er voldoende en kwalitatief goede leerkrachten inzetbaar zijn. Het onderwijs is één van de meest vergrijsde sectoren met naar verwachting 1.000 baanopeningen per jaar (800 op HBO / WO niveau) in de stad. Uit eerder onderzoek in de Economische Verkenning 2008 bleek dat de instroom vanuit de Pedagogische Academie en de lerarenopleidingen achterblijft bij de vraag. Het arbeidsmarktperspectief voor deze opleidingen is dan ook positief. De keerzijde is dat de werkgever moeilijk aan goed gekwalificeerd personeel kan komen.
Figuur WMr_2.1
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 2 – pagina 27
Hoofdstuk 2
2.1 Ontwikkeling niet-werkende werkzoekenden (NWW) Rotterdam heeft van de vier grote steden in Nederland nog altijd het hoogste aandeel NWW’ers op de beroepsbevolking: 12,8% voor Rotterdam tegenover 9,6% voor Amsterdam, 8,7% voor Den Haag en 5,3% voor Utrecht. Ondanks een stijging van het aantal NWW’ers sinds het uitbreken van de crisis, ligt het aantal werklozen in Rotterdam nog altijd ruim onder het aantal werklozen in september 2007. Ten opzichte van september 2009 daalde het aantal NWW’ers in Amsterdam (- 13,9%) en Utrecht (- 22%), en nam toe in Den Haag (+ 5,6%) en Rotterdam (+ 5,7%). Over de gehele periode 2007 – 2009 daalde het aantal NWW’ers in sterk in Utrecht (- 16,6%), behoorlijk in Rotterdam (- 5,7%), en iets in Amsterdam (- 0,9%). In Den Haag nam het aantal NWW’ers juist iets toe (+ 2,2%). Verwacht wordt dat de daling van het aantal NWW’ers, net als in Amsterdam en in Utrecht, eerst in Rotterdam, en vervolgens ook in Den Haag zal inzetten.
Werkloosheid
Figuur 2.1
Ontwikkeling werkloosheid (NWW), G4, november 2007 – november 2010 Bron: UWV / WERKbedrijf.
werkloosheid 45.000 40.000 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 2007
2008
2009
Rotterdam Amsterdam Den Haag Utrecht
2010
0
Figuur WMr_2.2
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 2 – pagina 28
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 2 – pagina 29
Het aantal NWW’ers is in november 2010 op het hoogste niveau sinds begin 2009 en ligt dan op 34.996 personen. De langdurige werkloosheid (langer dan 2 jaar werkloos) blijft ondanks de aanhoudende crisis nog steeds afnemen. De groep mensen die 1 – 2 jaar werkloos is neemt wel toe, maar minder snel dan dat de groep langdurig werklozen afneemt. Dit is gezien de crisis en de ruime arbeidsmarkt een knappe prestatie. Ook betekent dit dat de samenstelling van het bestand werkzoekenden gewijzigd is, en minder mensen met een erg grote afstand tot de arbeidsmarkt bevat.
Waar het aantal werklozen in de regio’s Groot-Amsterdam en Midden-Utrecht in de afgelopen periode al een daling van het aantal NWW’ers heeft laten zien, steeg het aantal NWW’ers nog in de regio Haaglanden en bleef gelijk in de regio Rijnmond en Nederland als geheel. De verwachting van het UWV/Werkbedrijf is dat in het aankomende jaar het aantal NWW’ers sterk zal blijven dalen in Groot-Amsterdam, af zal nemen in Midden-Utrecht, Rijnmond en Nederland als geheel, en gelijk zal blijven in Haaglanden. Een waarschijnlijke nieuwe krapte op de arbeidsmarkt zal zich het eerst en het sterkst doen voelen in Groot-Amsterdam en in Midden-Utrecht. In Groot-Amsterdam omdat daar de werkloosheid erg snel daalt, en in Midden-Utrecht omdat het aantal werklozen daar al erg laag is, en er dus minder arbeidsreserves zijn om uit te putten. Kwalitatieve krapte dreigt ook in Rotterdam. Het constante hoge NWW-percentage in Rotterdam laat zien dat een substantieel deel van de Rotterdamse arbeidsreserve zonder extra inspanning niet zondermeer beschikbaar is op de zich herstellende arbeidsmarkt.
Figuur 2.2
Ontwikkeling werkloosheid (NWW) naar werkloosheidsduur, Rotterdam, 2009 – 2010 Bron: UWV / WERKbedrijf.
werkloosheid 40.000 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000
Tabel 2.1
Stand en prognose werkloosheid (NWW) naar werkloosheidsduur, Rotterdam, 2010 – 2011 Bron: UWV / Werkbedrijf.
5.000 1 2009
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
1
2
3
4
5
2010
6
7
8
9
10
11
0
NWW mutatie regio
december 09 – 10
december 10 – 11
- 10%
- 12%
- 2%
- 4%
Haaglanden
4%
0%
Rijnmond
0%
- 3%
Nederland
0%
- 2%
Groot-Amsterdam
totaal < half jaar 1/2 – 1 jaar 1 – 2 jaar 2 jaar en >
Midden-Utrecht
Figuur WMr_2.3
Figuur WMr_2.4
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 2 – pagina 30
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 2 – pagina 31
2.2 Ontwikkeling uitkeringen Werkloosheidswet (WW) Ten opzichte van januari 2009 steeg het aantal WW’ers in alle categorieën nog sterk. Februari 2010 is het omslagpunt. Sindsdien is het aantal totaal aantal WW’ers in Rotterdam en Rijnmond gedaald met respectievelijk 11,6% en 9,1%. Tot op heden profiteren met name de jongere en mannelijke WW’ers van het voorzichtige economische herstel. Deze groepen waren eerder juist bovengemiddeld hard getroffen door de crisis, hier steeg toen de werkloosheid het hardst.
Zowel de instroom (3.614 personen) als de uitstroom (3.298 personen) in de WW was het hoogst in het eerste kwartaal van 2010. Sindsdien dalen de in- en uitstroom. In het tweede kwartaal van 2010 was de uitstroom uit de WW voor het eerst sinds begin 2009 groter dan de instroom: 3.068 mensen stroomden uit, 2.735 stroomden in. Van de uitstromers in dat kwartaal had een groep van 1.431 personen nieuw betaald werk gevonden. 1.174 personen hadden het maximum aantal maanden van hun WW-uitkering bereikt. 482 personen stroomden om overige redenen uit het WW bestand.
De daling sinds februari 2010 is met 31,3% het grootst voor de groep jongere WW’ers. Het aantal WW’ers in de leeftijdscategorie 27 - 45 nam af met 18,5%. Het aantal mannelijke WW’ers daalde met 15,9%. De groep oudere WW’ers slaagt er vooralsnog minder goed in om weer aan het werk te komen. Het aantal oudere werkzoekenden met een WW-uitkering bleef nagenoeg gelijk. Ook vrouwen profiteren in mindere mate van het herstel op de arbeidsmarkt. Sinds februari daalde het aantal vrouwelijke WW’ers in Rotterdam relatief langzaam met slechts 4,7%.
Figuur 2.3
Stand en ontwikkeling WW naar geslacht en leeftijd, Rotterdam, 2009 – 2010 Bron: UWV / WERKbedrijf.
index: januari 2009 = 100 275 250 225
Figuur 2.4
In- en uitstroom WW per kwartaal, Rotterdam e.o., 2009 – 2010 Bron: UWV / WERKbedrijf.
200
1 2009
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
1
2
3
4
5
6
2010
7
8
9
10
11
in- en uitstroom WW
175
4.000
150
3.500
125
3.000
100
2.500
75
2.000 1.500
stand 1 december 2010 mannen
6.690
vrouwen
4.741
< 27 jaar
697
27 – 45 jaar
5.209
> = 45 jaar
5.525
1.000 500 I 2009
II
III
IV
I
II
2010
Rotterdam totaal
11.431
instroom
Rijnmond totaal
22.120
uitstroom
III
0
Figuur WMr_2.5
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 2 – pagina 32
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 2 – pagina 33
In november 2010 zijn in de branche ‘overige zakelijke diensten’ de meeste WW’ers terug te vinden, gevolgd door de branches ‘uitzendbureau’s’ en ‘gezondheidszorg en welzijn’. In januari kende ‘uitzendbureau’s’ nog de meeste werkzoekenden, gevolgd door ‘overige zakelijke diensten’ en ‘groothandel’.
Het oplopende aantal WW’ers in de sector ‘gezondheidszorg en welzijn’ lijkt opmerkelijk, gezien de geprognosticeerde werkgelegenheidsgroei en de ervaren personeelskrapte in de sector. Deze toename is echter voor een groot deel toe te schrijven aan de breedte van de registratie in het UWV-bestand. Het gaat hier om de categorie zorg en welzijn. In de welzijnssector zijn wel banen verdwenen. Ook in de thuiszorg zijn door enkele gunningen ontslagen gevallen. Daarnaast valt bijvoorbeeld ook het vervoer op maat hieronder. Voorheen werd dit door in zorgvervoer gespecialiseerde bedrijven geleverd. Een aantal gunningen zijn dit jaar echter niet aan deze bedrijven toegekend, maar aan Connexxion. Dit leidt dan tot een toename van de WW onder de categorie ‘Gezondheidszorg en welzijn’ en een daling onder ‘Vervoer en communicatie’. In het merendeel van de branches daalt het aantal WW’ers sinds het eerste kwartaal van 2010. De grootste absolute daling sinds het omslagpunt deed zich voor in de branche ‘uitzendbureau’s’: hier nam het aantal WW’ers sinds februari 2010 af met 538 personen tot 3.675 in november. Wel is er in november weer een stijging te zien van het aantal WW’ers in de uitzendbranche. Vanuit de uitzendbranche wordt hiervoor geen directe oorzaak herkend. De verwachting is dat deze stijging een eenmalig karakter heeft. In tegenstelling tot de overige acht branches blijft in het ‘openbaar bestuur’ en de ‘gezondheidszorg en welzijn’ het aantal WW’ers oplopen. In deze publieke sectoren worden de eerste bezuinigingen gevoeld en wordt geanticipeerd op de aaangekondigde kortingen op de budgetten.
Tabel 2.2
Ontwikkeling lopende WW naar branche, Rotterdam e.o., 2009 – 2010 Bron: UWV / Werkbedrijf.
2009
2010
januari
juli
januari
juli
augustus
beveiliging
102
156
219
253
236
bouwnijverheid
290
420
697
743
626
chemische industrie
181
262
269
218
217
1.020
1.446
1.660
1.631
1.472
377
429
554
566
549
1.632
2.012
2.142
2.351
2.469
185
277
355
481
504
1.186
1.676
2.143
1.957
1.819
horeca
455
577
691
687
740
landbouw en visserij
193
156
268
230
220
metaal/elektro
650
1.296
1.935
1.786
1.572
18
39
36
28
21
654
725
858
946
1.049
96
140
190
178
148
137
229
317
320
259
1.981
3.312
4.026
4.050
3.834
322
397
477
468
474
uitzendbureau's
2.773
3.552
4.213
3.607
3.675
vervoer en communicatie
1.041
2.303
2.392
1.898
1.840
detailhandel financiele diensten gezondheidszorg en welzijn grafische industrie groothandel
onbekend openbaar bestuur overig overige industrie ovg zakelijke diensten schoonmaak
voeding en genot RotteRdam e.o. totaal
355
372
399
384
396
13.648
19.776
23.841
22.782
22.120
Figuur 2.5
Ontwikkeling WW in de tien branches met de meeste WW’ers, Rotterdam e.o., 2009 – 2010 Bron: UWV / WERKbedrijf.
ontwikkeling NWW 5.000 4.500 4.000 3.500 3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 500 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
2009
12
1
2
3
4
5
6
2010
overige zakelijke diensten
metaal/elektro
uitzendbureau’s
detailhandel
gezondheidszorg en welzijn
openbaar bestuur
vervoer en communicatie
bouwnijverheid
groothandel
horeca
7
8
9
10
11
0
Figuur WMr_2.6
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 2 – pagina 34
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 2 – pagina 35
2.3 Ontwikkeling Wet Werk en Bijstand (WWB) en Werk en Inkomen Jongeren (WIJ) Het aantal mensen met een bijstandsuitkering blijft in 2009 en 2010 constant toenemen. In de maand juni daalde het aantal jongeren met een bijstandsuitkering. Deze daling bleek eenmalig. Sinds juni 2010 is het aantal jongeren met een uitkering in het kader van de WIJ gestaag gestegen, en ligt nu al weer 314 hoger dan eind mei 2010. Nu het aantal WW’ers weer daalt, zal de instroom vanuit deze regeling in de WWB in de komende periode waarschijnlijk wel gaan afnemen. Dit heeft positieve gevolgen voor het aantal WWB’ers in Rotterdam. Wellicht dat in het komende half jaar de constante stijging van het aantal WWB’ers van de afgelopen periode omslaat in een periode van een daling.
In de periode april – oktober 2010 is het saldo van de instroom in de WWB gestegen met 452 ten opzichte van dezelfde periode in 2009. Zowel de instroom als de uitstroom lag in 2010 flink hoger dan in 2009. De aantrekkende arbeidsmarkt zal in het komende jaar waarschijnlijk tot gevolg hebben dat de instroom vanuit werk en de WW afneemt, en de uitstroom naar werk toeneemt. Dit zal vanzelfsprekend zijn invloed hebben op de ontwikkeling van het totale aantal WWB’ers in Rotterdam. De categorie ‘overig’ is zowel bij de instroom als bij de uitstroom verreweg het grootst. Deze categorie wordt onder andere gevormd door mensen die scheiden of trouwen, vanuit de schoolbanken werkloos worden of van de WWB de AOW in gaan, of mensen met een WWB uitkering die uit of naar Rotterdam verhuizen. De relatieve grootte van de categorie ‘overig’ maakt wel dat het effect van de arbeidsmarktontwikkelingen op het WWB bestand gedrukt worden.
Figuur 2.6
Ontwikkeling aantal WWB- en WIJ-uitkeringen, Rotterdam, 2010 Bron: SoZaWe.
Figuur 2.6 a
aantal WWB en WIJ tot 65 33.000 32.000 31.000
Tabel 2.3
In- en uitstroom personen < 65 jaar WWB en WIJ, 1 april – 1oktober, Rotterdam Bron: SoZaWe.
30.000 29.000 1 jan
31 jan
28 feb
31 mrt
30 apr
31 mei
30 jun
31 jul
31 aug
30 sep
31 okt
30 nov
31 dec
28.000
2009 2010
Figuur 2.6 b
aantal WWB en WIJ < 27 jaar 2010 4.000 3.500 3.000 1 jan
31 jan
28 feb
31 mrt
30 apr
31 mei
30 jun
31 jul
31 aug
30 sep
31 okt
30 nov
31 dec
2.500
instroom
2009
2010
vanuit werk
515
433
vanuit ww
674
843
vanuit overig
3.681
6.454
totaal INStRoom
4.870
7.730
uitstroom
2009
2010
Naar werk
1.412
1.598
Naar overig
2.590
4.812
totaal UItStRoom
4.002
6.410
868
1.320
Saldo INStRoom - UItStRoom
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 3 – pagina 37
Hoofdstuk 3
Studenten en recent afgestudeerden
3.1 Inleiding De aanwezigheid van hoger opgeleiden wordt meer en meer een bepalende vestigingsfactor voor bedrijven. Ook heeft het aandeel van hoger opgeleiden in de beroepsbevolking invloed op de weerbaarheid, flexibiliteit en dynamiek van de lokale economie. In Rotterdam werkten in 2010 116.000 hogeropgeleiden (HBO / WO-niveau). Deze werkten met name in de sectoren kennisdiensten (25.300 banen), de zorg (24.700 banen) en het onderwijs (18.000 banen). Van de in Rotterdam woonachtige beroepsbevolking is 34% hoger opgeleid, tegenover 40% voor Den Haag, 54% voor Amsterdam en 59% voor Utrecht. In Rotterdam wonen in vergelijking tot de overige G4-steden weinig hoger opgeleiden. Dit is zorgelijk, gezien het belang van de aanwezigheid van hoogopgeleiden voor de ontwikkeling van de economie. Tegelijkertijd heeft Rotterdam een goede uitgangspositie. Door de aanwezigheid van de Erasmus Universiteit, de Hogeschool Rotterdam, een vestiging van INHolland, en de nabijheid van de TU Delft trekken jaarlijks vele duizenden slimme jonge mensen naar de regio. Deze kennisinstellingen zorgen voor een constante stroom van verse hoogopgeleiden in Rotterdam. In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven waar de Rotterdamse studenten vandaan komen, en waar ze als hoogopgeleide starter aan de slag gaan en gaan wonen. De data achter figuur 3.2 zijn afkomstig uit het schoolverlatersonderzoek, een jaarlijks terugkerende enquête uitgevoerd door het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA, Universiteit Maastricht) en IVA Beleidsonderzoek en Advies (IVA, Universiteit van Tilburg) in opdracht van de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten en de HBO-raad. De cijfers achter de overige figuren in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op de afstudeercohorten 2005 – 2006 en 2006 – 2007 en betreffen gemiddelden over deze twee studiejaren. Deze cijfers zijn bewerkt door Viktor Venhorst van de Rijksuniversiteit Groningen, voor het onderzoeksproject ‘Brain drain, brain gain’, een samenwerking tussen de RUG, vijf gemeenten waaronder Rotterdam en Nicis Institute.
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 3 – pagina 38
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 3 – pagina 39
3.2 Studenten in Rotterdam en omgeving In Rotterdam en omgeving studeren 81.435 studenten, ofwel 13,1% van alle Nederlandse studenten. Van deze studenten zijn er 40.249 ingeschreven bij de EUR of de TU Delft. Dit is 17,7% van het totaal aantal Nederlandse WO-studenten. 41.186 studenten zijn ingeschreven bij een HBO-instelling, dit is 10,5% van het Nederlandse totaal aantal HBO-studenten. Dit maakt Rotterdam en omgeving tot een van de belangrijkste hoger onderwijsregio’s van Nederland. Met name op het Rotterdamse HBO zijn in vergelijking tot het landelijk gemiddelde veel niet-westerse allochtonen actief. Vooral INHolland Rotterdam steekt met 35.9% ver boven het landelijk gemiddelde van 14,2% uit. Ook het percentage vrouwelijke studenten aan de INHolland Rotterdam wijkt sterk af van het landelijke gemiddelde, en van de overige Rotterdamse instellingen voor hoger onderwijs. Het aandeel westerse allochtonen is op de Rotterdamse HBO’s juist weer veel lager dan het landelijke gemiddelde. Dit is mede te verklaren uit de geografische ligging en de meer regionale functie die HBO-instellingen vervullen. De Erasmus Universiteit wijkt voor wat betreft het aandeel westerse en niet westerse allochtonen nauwelijks af van het Nederlandse gemiddelde.
Tabel 3.1 a
Studentenaantallen hoger onderwijs, Rotterdam en omgeving, studiejaar 2009 – 2010 Bron: EUR, Hogeschool Rotterdam, INHolland.
Rotterdam
61.829
Delft
19.183
Dordrecht
423
ToTaal RoTTeRdam en omgeving
81.435
Tabel 3.1 b
Studentenaantallen hoger onderwijs Rotterdam en omgeving, naar locatie en afkomst studenten, studiejaar 2009 – 2010 Bron: CBS, EUR, Hogeschool Rotterdam, INHolland.
westers
niet-westers
studenten
man
vrouw
autochtoon
allochtoon
allochtoon
EUR
23.868
53,0%
47,0%
74,0%
14,0%
12,0%
Hogeschool Rotterdam
29.261
53,0%
47,0%
66,0%
8,0%
26,0%
8.700
40,3%
59,7%
58,4%
5,7%
35,9%
16.381
79,6%
20,4%
X
X
X
INHolland Delft
1.313
82,4%
17,6%
X
10,0%
Haagsche Hogeschool Delft
1.489**
X
X
X
X
423
12,8%
87,2%
97,3%*
X
2,7%
nedeRland Wo ToTaal
227.840
48,9%
51,1%
73,8%
13,2%
13,0%
nedeRland HBo ToTaal
393.093
47,6%
52,4%
76,2%
9,2%
14,6%
INHolland Rotterdam Tabel 3.1 a
Studentenaantallen hoger onderwijs, Rotterdam en omgeving, studiejaar 2009 – 2010 Bron: EUR, Hogeschool Rotterdam, INHolland.
Rotterdam
61.829
Delft
19.183
Dordrecht ToTaal RoTTeRdam en omgeving
423 81.435
TU Delft
INHolland Dordrecht
* dit percentage is een optelsom van de categorieën ‘autochtoon’ en ‘Westers allochtoon’ ** benadering
90,0%* X
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 3 – pagina 40
Figuur WMr_3.1
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 3 – pagina 41
3.3 Rotterdams’ recent afgestudeerden Van de studenten die in de studiejaren 2005 – 2006 en 2006 – 2007 afstudeerden aan Rotterdamse instellingen voor hoger onderwijs woonde 13% van de HBO-afgestudeerden en 8% van de WOafgestudeerden op 16-jarige leeftijd in Rotterdam, en respectievelijk 53% en 36% van de ze groep woonde als 16-jarige in de omgeving van Rotterdam. Met 66% van de afgestudeerden afkomstig uit Rotterdam en omgeving heeft het HBO dus een sterk regionale functie. De universiteit trekt juist sterk studenten van buiten de regio naar de stad. Rotterdam heeft regionaal een aanzuigende werking op jonge hoogopgeleiden: 1,5 jaar na afstuderen werkt van de groep afgestudeerden 31% van de HBO’ers en 29% van de WO’ers in Rotterdam, terwijl van deze groepen op 16-jarige leeftijd slechts 13% (HBO) en 8% (WO) in de stad woonde. WO’ers zijn mobieler dan HBO’ers: 56% van de WO’ers kwam van buiten de regio naar de EUR om te studeren, tegenover 34% van de HBO’ers. 1,5 jaar na afstuderen werkt 56% van de WO’ers buiten de regio, en woont 39% buiten de regio. Van de HBO’ers werkt 36% dan buiten de regio en woont 28% buiten de regio. Opmerkelijk is dat van de WO’ers 1,5 jaar na afstuderen meer in de stad wonen dan werken (37% tegen 29%). Hetzelfde geldt voor de regio (23% tegen 15%). HBO’ers zijn minder geneigd in Rotterdam te komen dan wel te blijven wonen. Van de groep afgestudeerde HBO’ers wonen er juist minder in Rotterdam dan er werken (27% tegen 31%), en meer in de regio (44% tegen 34%). Het HBO heeft een sterk regionale functie, de HBO instelling staat dichtbij de ouderlijke woning. Veel HBO studenten blijven om die reden tijdens de studie in de regio wonen. Andere verklaringen kunnen zijn dat HBO’ers minder hechten aan stedelijk wonen en eerder ‘suburbaan gaan’, of dat eerder dan WO’ers aan gezinsvorming doen en de stad verlaten, en dat de groep WO’ers na verloop van tijd dezelfde beweging zal laten zien. Een belangrijk risico met betrekking tot de groep die wel in Rotterdam woont, maar niet werkt, is dat deze uiteindelijk zal verhuizen naar een woning in de omgeving van de werkgever.
Figuur 3.1
Rotterdamse HBO en WO afgestudeerden: woonlocatie op leeftijd 16, werklocatie 1,5 jaar na afstuderen en woonlocatie 1,5 jaar na afstuderen Bron: ROA/IVA, bewerking RUG.
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 16 jaar HBO
werk
woon
16 jaar
werk
WO
Rotterdam Rijnmond excl. Rotterdam Zuid-Holland zuid westen incl. G4 overig Nederland buitenland
woon
0%
Figuur WMr_3.2
Figuur WMr_3.3
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 3 – pagina 42
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 3 – pagina 43
3.4 Hoogopgeleide starters op de Rotterdamse arbeidsmarkt De cijfers in figuur 3.3 betreffen ook gemiddelden van de afstudeer cohorten 2005 – 2006 en 2006 – 2007, maar hebben nu betrekking op alle in Nederland afgestudeerde HBO- en WO-studenten die 1,5 jaar na afstuderen op de Rotterdamse arbeidsmarkt actief zijn.
Van de Rotterdamse HBO-afgestudeerden werkte over de periode 1996 – 2009 gemiddeld 31,2% anderhalf jaar na afstuderen in Rotterdam, en 24,1% in de regio. Van de WO-afgestudeerden was dit over de periode 1998 – 2009 29,3% voor Rotterdam en 8,5% voor de regio. De percentages fluctueren nogal: het verschil tussen het hoogste en laagste percentage voor Rotterdam is 6,7 procent punt voor de groep HBO starters en 5,5 procent punt voor de groep WO starters. Deze cijfers geven goed inzicht in de locatie van de eerste baan van Rotterdamse afgestudeerden. Inzicht in de keuzemotieven voor de eerste baan en de locatie van de tweede baan van Rotterdamse hoogopgeleide starters bestaat nog onvoldoende.
Van de hoogopgeleide starters op de Rotterdamse arbeidsmarkt komt 61% van de HBO’ers en 36% van de WO’ers uit Rotterdam en regio. 39% van de HBO’ers en 64% van de WO’ers komt van buiten de regio. Hiermee wordt wederom geïllustreerd dat met een toename van het opleidingsniveau ook de mate van mobiliteit toeneemt. Een andere belangrijke conclusie is dat Rotterdam er vooralsnog redelijk in slaagt om hoogopgeleide starters van buiten de regio aan te trekken, in elk geval voor de eerste baan. Wat er gebeurt zodra deze groep de tweede baan vindt, en wat het profiel van de aangetrokken studenten is, is onvoldoende bekend.
Figuur 3.3
Hoogopgeleide starters op de Rotterdamse arbeidsmarkt: woonlocatie op zestienjarige leeftijd Bron: ROA/IVA, bewerking RUG.
Figuur 3.2
Werklocatie Rotterdamse afgestudeerden 1,5 jaar na behalen diploma, naar afstudeerjaar, 1996 – 2009
100% 90%
Bron: ROA/IVA, bewerking OBR.
80% 70% 70%
60%
60%
50%
50%
40%
40%
30%
30%
20%
20% 10% 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
10% HBO
0%
WO
0% Rotterdam
HBO Rotterdam
omgeving Rotterdam excl. Den Haag
HBO Rijnmond
overig west en G3
WO Rotterdam
overig Nederland
WO Rijnmond
buitenland
Figuur WMr_3.4
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 3 – pagina 44
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam winter 2011 – HOOFDSTUK 3 – pagina 45
44% van de hoogopgeleide starters woont in Rotterdam, zowel starters op HBO- als WO-niveau. 78% van de HBO-starters op de arbeidsmarkt woont in Rotterdam en regio, voor universitaire starters is dit 63%. Startende HBO’ers wonen eerder in de Rotterdamse randgemeenten, startende WO’ers wonen vaker elders in de Randstad (overig west en G3). Dit is wederom een indicatie dat jonge universitair geschoolden in vergelijking tot HBO’ers een sterkere voorkeur voor grootstedelijk wonen hebben.
3.5 Conclusies De cijfers bevestigen een algemeen beeld: hoe hoger het opleidingsniveau, hoe mobieler de werknemer / bewoner. Een voldoende aantrekkelijk woon- en werkaanbod is dus noodzakelijk om de groep hoger opgeleiden voor de stad te behouden. Een ander interessant gegeven is de indicatie dat met het stijgen van het opleidingsniveau ook de voorkeur voor grootstedelijk wonen toeneemt: van de afgestudeerde EUR studenten wonen er 1,5 jaar na afstuderen meer in de stad dan dat er werken! Dit biedt kansen voor Rotterdam. De binding met de stad is het sterkst wanneer er tijdens de studie een band met de stad wordt opgebouwd. Dit lukt het beste als de student tijdens de studie in Rotterdam woont en hier een sociaal netwerk opbouwt.
Van de hoogopgeleide universitaire starters op de Rotterdamse arbeidsmarkt die ook in Rotterdam gestudeerd hebben, woont 67% ook daadwerkelijk in Rotterdam, tegenover 49% van de op HBOniveau opgeleide starters. Van de aan Rotterdamse instellingen afgestudeerde hoogopgeleide starters (HBO en WO) die 1,5 jaar na afstuderen in Rotterdam werken, woont 90% in stad of regio. Een studie in Rotterdam gevolgd door een baan in Rotterdam lijkt een zeker recept voor behoud van hoogopgeleiden voor de regio.
Een positieve conclusie die te trekken is, is dat Rotterdam het voor wat betreft het aantrekken en behouden van jongere hoogopgeleiden in eerste instantie minder slecht lijkt te doen dan over het algemeen gedacht wordt. Ook slaagt Rotterdam er vooralsnog redelijk in om hoogopgeleide starters van buiten de regio aan te trekken, in elk geval voor de eerste baan. Toch is er geen reden om achterover te leunen. Gezien het belang van de aanwezigheid van een voldoende groot aantal hoogopgeleiden voor de ontwikkeling van de economie in de regio en gezien de achterstand die Rotterdam op dit terrein in te lopen heeft, is er nog voldoende te doen. Ook geven de gepresenteerde cijfers geven slechts een beeld op de korte termijn, namelijk 1,5 jaar na afstuderen. Inzicht in wat er vervolgens met deze groep jonge hoger opgeleiden gebeurt, ontbreekt nog. Verder (longitudinaal) onderzoek naar deze groep is dan ook noodzakelijk om het benodigde inzicht te krijgen. Ook een beter inzicht in de motieven achter de keuze om al dan niet in Rotterdam te blijven of te komen wonen en werken is noodzakelijk.
Figuur 3.4
Hoogopgeleide starters op de Rotterdamse arbeidsmarkt: woonlocatie Bron: ROA/IVA, bewerking RUG.
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% HBO totaal
WO totaal
HBO studie Rotterdam
WO studie Rotterdam
HBO studie elders
WO studie elders
Rotterdam omgeving Rotterdam excl. Den Haag overig west en G3 overig Nederland buitenland
0%
Onderzoek en samenstelling Bureau Louter IVA beleidsonderzoek en advies Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) Rijksuniversiteit Groningen (RUG) UWV / Werkbedrijf Zuid West Nederland Vormgeving Studio Minke Themans Tabellen en grafieken Studio Minke Themans i.s.m. Klaar voor gebruik Opdrachtgever en eindredactie Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam
Bart Nijhof
Edith Jacobs
Fotografie Foto cover en pagina 4, Jan van der Ploeg Foto pagina 8, Zoe Khouw Foto pagina 26, Totenmetontwerpen Foto pagina 36, Willem de Kam Lithografie Marc Gijzen Druk Mediacenter, Rotterdam Oplage 1.000
Meer weten? Meer informatie over de Rotteramse en Rijnmondse arbeidsmarkt vindt u op www.rotterdam.nl/arbeidsmarkt. Bestellingen Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam Afdeling Economie Postbus 6575 3002 AN Rotterdam
[email protected] © Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam, januari 2011 Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die onvolledig of onjuist is opgenomen, aanvaarden de auteurs en het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam geen aansprakelijkheid. Overname van de gegevens is toegestaan met bronvermelding ‘Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam, winter 2011’
Werkgelegenheidsmonitor Rotterdam Winter 2011