‘Werken aan balans’: een geïntegreerd traject gericht op zelfsturing bij stressgerelateerde klachten
Evaluatie van de pilotfase
Daphne Kuiper Geke Dijkstra Johan Groothoff
Noordelijk Centrum voor Gezondheidsvraagstukken sectie Toegepast Onderzoek Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG)
maart 2006
1
Colofon ISBN:
9077113436
Titel:
‘Werken aan balans’: een geïntegreerd traject gericht op zelfsturing bij stressgerelateerde klachten. Evaluatie van de pilotfase
Opdrachtgever: Achmea Zorg Uitgave:
Noordelijk Centrum voor Gezondheidsvraagstukken, sectie Toegepast Onderzoek (NCG/TO) www.toegepastonderzoek.nl
Adres:
Antonius Deusinglaan 1 Groningen
Telefoon:
050 – 363 84 10 / 363 28 47
E-mail:
[email protected]
Trefwoorden:
stress, stress gerelateerde klachten, zelfsturing, kwaliteit van leven, lichaamsbewustzijn, psychosociaal functioneren
Datum:
maart 2006
9713 AV
2
Inhoudsopgave
1
Inleiding
1
1.1
Achtergrond
7
1.2
Probleemstelling
8
1.3
Programma
9
1.4
Doelstellingen onderzoek
10
1.5
Vraagstellingen
11
1.6
Opbouw rapport
13
2
Methode
13
2.1
Onderzoeksdesign
13
2.2
Meetinstrumenten
13
2.3
Programmatrouw en respons
14
2.4
Data-analyse
15
3
Resultaten procesevaluatie
16
3.1
Deelnemers
16
3.1.1
Tevredenheid
16
3.1.2
Ervaringen
17
3.1.3
Samenhang programmaonderdelen
18
3.1.4
Suggesties deelnemers
19
3.2
3.3
Trainers en arbeidsbemiddelaars
20
3.2.1
Visie ‘Werken aan balans’
20
3.2.2
Kern trainingen en arbeidsbemiddeling
20
3.2.3
Mening over programma en volgorde onderdelen
22
3.2.4
Samenwerking
23
3.2.5
Suggesties trainers en arbeidsbemiddelaars
23
Casemanager zorg en inhoud
24
3.3.1
Visie ‘Werken aan balans’
24
3.3.2
Kern casemanagement zorg
25
3.3.3
Mening over programma en volgorde onderdelen
25
3.3.4
Samenwerking
26
3.3.5
Suggesties casemanager zorg en inhoud
27
3
4
Resultaten effectevaluatie
28
4.1
Kenmerken onderzoekspopulatie
28
4.2
Verwijzing en ernst problematiek
28
4.3
Werksituatie
29
4.4
Medicijngebruik
30
4.5
Ervaren balans
31
4.6
Kwaliteit van leven
32
4.7
Psychosociaal functioneren
33
4.8
Bewegingsangst
34
4.9
Plezier in werk
35
4.10
Individuele spankracht
35
4.11
Zelfvertrouwen
36
4.12
Attributiestijl
38
4.13
Interpersoonlijk gedrag
39
4.14
Copinggedrag
40
4.15
Vergelijking volgorde programmaonderdelen
42
4.16
Vergelijking twee programma’s
43
5
Conclusies, discussie en aanbevelingen
45
5.1
Beantwoording vraagstellingen
45
5.2
Conclusies
48
5.3
Discussie
49
5.4
Aanbevelingen
52
Lijst met afkortingen
52
Referenties
53
Bijlagen Bijlage 1:
Schema ketendienstverlening
56
Bijlage 2:
Interviewformat deelnemers en begeleiders
57
Bijlage 3:
Vragenlijst voor deelnemers
66
Bijlage 4:
Correctietabel effectsize
92
Bijlage 5:
Doelen en modules training Operant
93
Bijlage 6:
Opbouw en inhoud driedaagse leefstijltraining LTC
94
Bijlage 7:
Inhoud en werkwijze arbeidsbemiddeling Argonaut
95 4
Samenvatting Dit onderzoek betreft een proces- en effectevaluatie van de pilotfase van ‘Werken aan balans’. ‘Werken aan balans’ beoogt een geïntegreerde aanpak van stressgerelateerde klachten te zijn, gericht op het ontwikkelen van zelfsturing bij de deelnemer. Innovatieve kenmerken van ‘Werken aan balans’ betreffen de tijdcontingente in plaats van de klachtcontingente benadering van problemen en het opheffen van de scheiding tussen preventie, care, cure en werkuitval. Het programma van ‘Werken aan balans’ bestaat uit een keten van dienstverlening van drie verschillende bedrijven: Operant Zwolle (casemanagement en groepstraining), het Leefstijltrainingscentrum Dalfsen (projectmanagement en groepstraining) en Argonaut Zwolle (individuele arbeidsbemiddeling). De totale duur van het traject voor deelnemers – van intake tot evaluatiegesprek – bedraagt drie maanden.
De procesevaluatie bestond uit telefonische interviews met deelnemers en begeleiders. De respons bij de interviews met deelnemers bedroeg 87% en met begeleiders 100%. De resultaten van de procesevaluatie hebben betrekking op gesprekken met dertien deelnemers, vier trainers (twee van Operant en twee van het LTC), één arbeidsbemiddelaar en de casemanager zorg en inhoud.
De effectevaluatie betrof een voor- en nameting bij deelnemers door middel van vragenlijsten. De respons bij de vragenlijsten voor deelnemers bedroeg 67%. De resultaten van de effectevaluatie hebben betrekking op 76 deelnemers die het gehele traject van ‘Werken aan balans’ hebben doorlopen en waarvan zowel een voor- als nameting beschikbaar is.
De onderzoekspopulatie bestond voor 74% uit vrouwen en 26% mannen. De hoogst genoten opleiding van 67% van de deelnemers was lager- of middelbaar beroepsonderwijs. Bij 45% van de deelnemers werden problemen als het vroegtijdige overlijden van een ouder, ziekte in het stamgezin, verslavingen (drugs of alcohol) of een zeer gespannen sfeer beschreven. De programmatrouw van de deelnemers bedroeg 82%.
5
Resultaten procesevaluatie Zowel deelnemers als begeleiders zijn van mening dat de programmaonderdelen van de drie verschillende bedrijven elkaar versterken. Tevreden deelnemers (h)erkennen na afloop van het traject het belang van zelfsturing en geven aan over (nieuwe) vaardigheden te beschikken om zelfsturing te realiseren. Minder tevreden deelnemers blijven de oorzaak en mogelijke oplossing voor hun stressgerelateerde klachten buiten zichzelf zoeken. De begeleiders van de verschillende bedrijven onderschrijven unaniem de missie van ‘Werken aan balans’. Verschillen in bedrijfsachtergrond en marktpositie hebben de samenwerking en inhoudelijke afstemming van de programmaonderdelen incidenteel bemoeilijkt.
Resultaten effectevaluatie Toegenomen arbeidsparticipatie en verminderd medicijngebruik wijzen op een kostenreducerend effect voor zowel werkgevers als ziektekostenverzekeraars. De kwaliteit van leven, het psychosociaal functioneren en de individuele spankracht van deelnemers is na afloop van ’Werken aan balans’ aanzienlijk verbeterd, maar blijft zich bevinden binnen de klinische range. Het klachtenpatroon van deelnemers aan de pilotfase van ‘Werken aan balans’’ toont bij aanvang van het traject overeenkomst met dat van ‘klinisch verslaafden’ en na afloop met dat van ‘chronische pijnpatiënten’. Qua zelfvertrouwen, coping- en interpersoonlijk gedrag treedt er een verschuiving op in de richting van zelfsturing, waarbij het oordeel van anderen minder belangrijk wordt en minder spanning oplevert. Tot slot bleek dat deelnemers met ‘zware problematiek’ het meeste baat te hebben bij ‘Werken aan balans’. Deelnemers met ‘lichte problematiek’ zouden kunnen volstaan met alleen een driedaagse leefstijtraining.
Conclusie Evaluatie van de pilotfase van ‘Werken aan balans’ heeft aangetoond dat een tijdcontingente benadering van stressgerelateerde klachten gericht op zelfsturing op korte termijn een groot aantal significante en klinisch relevante resultaten bij deelnemers oplevert die hen de regie over hun eigen leven teruggeeft en hun medisch consumptiepatroon en mate van arbeidsparticipatie positief beïnvloedt.
6
1
Inleiding
In dit hoofdstuk worden allereerst de achtergrond en probleemstelling van het onderzoek geschetst. Vervolgens wordt ingegaan op de geïntegreerde aanpak van ‘Werken aan balans’ en de doelstellingen en vraagstellingen van het onderzoek. Tevens wordt een overzicht gegeven van de opbouw van het rapport.
1.1
Achtergrond
De basis voor het ‘Werken aan balans’ traject werd gelegd in 2003. In maart van dat jaar schreef Dr. B. Busard – medisch specialist polikliniek psychiatrie Isala Klinieken en directeur Operant Zwolle – op verzoek van de toenmalige directeur van het Leefstijl Trainingscentrum Dalfsen (LTC) – Dhr. N. Vos – een visiedocument voor een geïntegreerde transmurale aanpak bij stressgerelateerde stoornissen (Busard, 2003). Het document vormde de schriftelijke neerslag van een gedeelde visie op het aanhouden van klachten bij o.a. whiplashpatiënten en schetste een tijdscontingente in plaats van een klachtcontingente benadering van patiënten met stressgerelateerde stoornissen waarin de scheiding tussen preventie, cure, care en werkuitval werd opgeheven. Gezamenlijk brachten beide bedrijven het visiedocument onder de aandacht van de directie van Achmea Zorg die het als vernieuwend en mogelijk kostenefficiënt herkende. Deze aanloop mondde uit in een concrete projectaanvraag met de titel: ‘Werken aan balans’, een geïntegreerd traject gericht op zelfsturing bij stressgerelateerde klachten (Landsman, 2004). In de projectaanvraag werd de samenwerking tussen Operant en het LTC programmatisch uitgewerkt. Twee overwegingen deden de directie van Achmea Zorg besluiten een pilotproject van 150 deelnemers te subsidiëren. In de eerste plaats was men nieuwsgierig of er een preventieve werking kon uitgaan van ‘Werken aan balans’ op werknemers met een verhoogd risico op arbeidsuitval. Elk middel tot het terugdringen van ziekteverzuim en medische consumptie is uit kostenoogpunt voor een ziektenkostenverzekeraar namelijk interessant. In de tweede plaats speelde de verwachting een rol dat de driedaagse leefstijltraining van het LTC (een Achmea Health product) – vooral voor personen met zwaardere problematiek – meer effectief kon worden dan al was aangetoond (LandsmanDijkstra, 2005) met het toevoegen van een voor- en natraject. In ‘Werken aan balans’ werken uiteindelijk drie bedrijven samen: Operant Zwolle (casemanagement, coaching en training), het LTC Dalfsen (leefstijltrainingen gericht op het bevorderen van het (lichaams)bewustzijn) en Argonaut Zwolle (arbeidsbemiddeling). De projectmanager van ‘Werken aan balans’ – Mw. Dr. Landsman-Dijkstra, stafmedewerker van het LTC – benaderde de sectie Toegepast Onderzoek (TO) – een 7
praktijkgericht onderdeel van het Noordelijk Centrum voor Gezondheidsvraagstukken (NCG) van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) – met het verzoek om als onafhankelijke ‘vierde’ het verloop en de uitkomsten van het pilotproject te evalueren. Medio april 2004 startte de eerste groep deelnemers van ‘Werken aan balans’.
1.2
Probleemstelling
De problematiek van stressgerelateerde klachten is in de afgelopen jaren toegenomen (Schaufeli, 1990; Houtman et al, 1998; Houtman et al, 2000). De meest voorkomende klachten zijn: vermoeidheid, hoofdpijn, slaapproblemen en rusteloos of prikkelbaar voelen (Landsman-Dijkstra et al, 2004). De klachten tasten de kwaliteit van leven aan en doen het kort- en langdurig ziekteverzuim en de medische consumptie toenemen. In de literatuur komen steeds meer aanwijzingen dat het stimuleren van zelfredzaamheid ten aanzien van de klachten, de problemen vermindert en chroniciteit voorkomt (Kabat-Zinn et al, 1985; Lachman, 1996; Ung, 1998). Recentelijk is aangetoond dat in de dagelijkse praktijk werkuitval door bedrijfsartsen vaker via de traditionele klachtcontingente benadering wordt begeleid dan via de vernieuwende tijdcontingente benadering (Post, 2005). Deze basisgedachte – dat mensen weer de regie dienen te krijgen over hun leven door zelfsturend te zijn in de omgang met hun stressgerelateerde klachten – vormt tevens de bindende factor tussen de verschillende partners die in het ‘Werken aan balans’ traject samenwerken. Alledrie zien zij weinig heil in de syndromale aanpak van de traditionele gezondheidszorg waarin (chronisch geworden) stressgerelateerde klachten gelabeld worden (Post Whiplash Syndroom, fybromyalgie, burn-out, ME, RSI) en voor ieder label naar de meest optimale behandeling wordt gezocht. Zowel Operant, als het LTC, en Argonaut is van mening dat er meer overeenkomsten dan verschillen bestaan in het disfunctioneren van mensen met deze zeer uiteenlopende problematiek. Cruciaal is volgens hen dát mensen disbalans ervaren in hun leven en niet welk syndroom, diagnose of label daaraan kan worden verbonden. Een syndromale aanpak plaatst mensen in het paradigma van de aanpassing, terwijl de partners binnen ‘Werken aan balans’ cliënten in het paradigma van de zelfverantwoordelijkheid willen zetten. Niet de ziekte, maar de zieke staat centraal. Aangenomen wordt dat de zieke voor zijn eigen gedrag verantwoordelijk is; dat hij/zij zijn eigen disbalans creëert en dus ook weer kan oplossen. Binnen ‘Werken aan balans’ worden cliënten gestimuleerd om te komen tot zelfsturing door middel van een van tevoren vastgelegd traject dat volgens een vast tijdschema verloopt en wordt afgerond (tijdcontingentie). Dit is afwijkend ten opzichte van de traditionele 8
gezondheidszorg, waarin de aard en duur van de behandeling van mensen met stressgerelateerde klachten afhankelijk is van het verloop van die klachten (klachtcontingentie). De uitdaging voor de drie partners in het pilotproject is gelegen in het uitwerken en afstemmen van hun eigen unieke programmabijdrage in het licht van deze gemeenschappelijke visie. De uitdaging van het onderhavige onderzoek is de ervaringen van deelnemers en begeleiders te beschrijven en te relateren aan beoogde, maar ook niet verwachte uitkomsten.
1.3
Programma
In ‘Werken aan balans’ participeren drie verschillende bedrijven (Operant, LTC en Argonaut) die gezamenlijk zorg dragen voor een keten aan dienstverlening aan mensen met stressgerelateerde klachten. In Figuur 1 wordt de verdeling van taken, de volgorde
1
en de duur en intensiteit van de verschillende programmaonderdelen weergegeven. FIGUUR 1
TAKEN, VOLGORDE, DUUR EN INTENSITEIT PROGRAMMAONDERDELEN.
ARGONAUT: Arbeidsbemiddeling
Training (1 dagdeel per week
LTC Leefstijltraining
OPERANT
LTC: Project management
Intake/diagnostiek
OPERANT: Casemanagement zorg en inhoud
OPERANT
Training (1 dagdeel per week gedurende 4 weken)
1
Rond het tijdstip van de eerste tussentijdse evaluatie is door de opdrachtgevers van het onderhavige onderzoek op inhoudelijke en organisatorische gronden besloten de volgorde van de programmaonderdelen van ‘Werken aan balans’ te wijzigen. De eerste vijf groepen deelnemers hebben de programmaonderdelen doorlopen zoals weergegeven staat in Figuur 1. De andere tien groepen zijn ‘Werken aan balans’ gestart met de driedaagse leefstijltraining bij het LTC en volgden daarna – gedurende acht weken – de programmaonderdelen van Operant.
9
Operant verzorgt gedurende het gehele traject het ‘casemanagement zorg’ en het ‘casemanagement inhoud’. Als medisch specialist draagt Dr. B. Busard van het begin (intake) tot het einde van het traject (evaluatiegesprek) verantwoordelijkheid voor het welbevinden van de cliënten. Als schrijver van het visiedocument bewaakt Dr. B. Busard de operationalisatie van de visie naar de praktijk. De wekelijkse trainingen worden verzorgd door trainers in dienst van Operant. Het LTC voert – in de persoon van Mw. Dr. J. Landsman-Dijkstra – het projectmanagement. Dit omvat alle taken die voortkomen uit de dagelijkse uitvoering van het project, zoals daar onder andere zijn: informeren en stimuleren van verwijzers, bewaken van financiële stromen, bewaken van vlotte schakeling programmaonderdelen, aansturen van proces- en effectevaluatie en het agenderen en verslagleggen van vergaderingen van de projectcommissie met vertegenwoordigers van alle betrokken organisaties. Dhr. S. Verbeek – huidig directeur LTC Dalfsen – is voorzitter van de vergaderingen van de projectcommissie. De driedaagse leefstijltrainingen worden verzorgd door trainers in dienst van het LTC.
Argonaut draagt zorg voor individuele arbeidsbemiddeling van cliënten die daartoe geïndiceerd worden tijdens de intake. Het ‘Werken aan balans’ traject duurt drie maanden en wordt – met uitzondering van de arbeidsbemiddeling van Argonaut – aangeboden in groepsverband. Voor een volledig overzicht van het logistieke proces van ‘Werken aan balans’ – van verwijzing tot en met het eindgesprek – wordt verwezen naar Bijlage 1.
1.4
Doelstellingen onderzoek
De opdracht aan de sectie Toegepast Onderzoek was een evaluatieonderzoek uit te voeren in het perspectief van ontwikkeling en verbetering van het programma van ‘Werken aan balans’ gedurende de pilotfase van 150 deelnemers. Dit heeft geresulteerd in proces- en effectevaluaties op drie tijdstippen: na afloop van de eerste vijf groepen deelnemers (n=32) in oktober 2004, na afloop van 11 groepen deelnemers (n=73) in april 2005 en na afloop van 15 groepen deelnemers (n=137) in oktober 2005. In dit rapport zijn de resultaten van de drie meetmomenten gebundeld en samengevat.
De procesevaluatie kenmerkt zich door een explorerende benadering. Dat wil zeggen dat de onderzoeker een open instelling heeft betracht ten opzichte van allerlei verschijnselen 10
die mogelijk gerelateerd zijn aan het succes of falen van het programma. Door middel van interviews met deelnemers en begeleiders (trainer, arbeidsbemiddelaar, casemanager) werden ervaringen opgetekend en punten ter verbetering en/of verandering van het programma geïnventariseerd.
De effectevaluatie heeft plaatsgevonden door middel van vragenlijsten die deelnemers vooraf (T0) en na afloop van het programma (T1) hebben ingevuld. Samengevat zal het onderhavige onderzoek vooral antwoord geven op de vraag hoe het proces van in- en uitvoering van ‘Werken aan balans’ is verlopen en in welke richting de resultaten wijzen. Mogelijke veranderingen in de ernst van de klachten zullen worden geïnterpreteerd door de scores van de ‘Werken aan balans’-populatie te vergelijken met normscores van andere (patiënten)populaties.
1.5
Vraagstellingen
In navolging van de probleemstelling en doelstellingen van het onderzoek stonden in de proces- en effectevaluatie de volgende vragen centraal.
1.
Hoe hebben deelnemers het programma ‘Werken aan balans’ ervaren?
a.
In hoeverre zijn deelnemers tevreden over ‘Werken aan balans’? Voldoet het traject aan hun verwachtingen of waren er geen verwachtingen?
b.
Welke ervaringen doen deelnemers op binnen het ‘Werken aan balans’ traject en achten zij zichzelf beter in staat zelfsturend te zijn ten aanzien van hun klachten in het dagelijks leven?
c.
Ervaren deelnemers samenhang tussen de verschillende programmaonderdelen? Is de volgorde van de programmaonderdelen juist gekozen?
d.
Kunnen deelnemers punten ter verbetering van het programma aangeven?
2.
Hoe hebben trainers en arbeidsbemiddelaars het programma ‘Werken aan balans’ ervaren?
a.
In hoeverre onderschrijven trainers en arbeidsbemiddelaars de visie van ‘Werken aan balans’ en wat is de kern van de trainingen en de arbeidsbemiddeling?
b.
Wat zijn sterke en minder sterke kanten van ‘Werken aan balans’ en welke volgorde van programma-onderdelen heeft de voorkeur?
c.
Hoe wordt de samenwerking tussen de verschillende partners ervaren?
d.
Kunnen trainers en arbeidsbemiddelaars punten ter verbetering van het programma aangeven? 11
3.
Hoe heeft de casemanager zorg en inhoud het programma ‘Werken aan balans’ ervaren?
a.
In hoeverre is het de casemanager zorg gelukt deelnemers te begeleiden vanuit de vernieuwende visie?
b.
In hoeverre is het de casemanager inhoud gelukt de overige betrokken professionals te laten handelen vanuit de vernieuwende visie?
c.
Waaruit bestond de kern van het casemanagement zorg en het casemanagement inhoud?
d.
Hoe verliep de organisatie van ‘Werken aan balans’ en welke volgorde van programma-onderdelen heeft de voorkeur?
e.
Hoe is de samenwerking tussen de verschillende partners ervaren?
f.
Kan de casemanager zorg en inhoud punten ter verbetering van het programma aangeven?
4.
Welke effecten heeft het programma ‘Werken aan balans’ bij deelnemers?
a.
In hoeverre treedt er een kostenreducerend effect (reïntegratie in werk en medicijngebruik) op als gevolg van ‘Werken aan balans’?
b.
In welke mate treedt er verandering op in de volgende uitkomstvariabelen van deelnemers? -
ervaren balans
-
kwaliteit van leven
-
psychosociaal functioneren
-
bewegingsangst
-
plezier in werk
-
individuele spankracht
-
zelfvertrouwen
-
attributiestijl
-
interpersoonlijk gedrag
-
copinggedrag
c.
Welke volgorde van programmaonderdelen is het meest effectief?
d.
Welk type deelnemer (lichte/zware problematiek) ondervindt de meeste vooruitgang als gevolg van ‘Werken aan balans’?
12
1.6
Opbouw rapport
In hoofdstuk 2 worden het onderzoeksdesign, de meetinstrumenten en de manier waarop de data geanalyseerd zijn toegelicht. Tevens wordt ingegaan op de programmatrouw en respons op de vragenlijsten. In hoofdstuk 3 worden de resultaten van de procesevaluatie beschreven. Ingegaan wordt op de ervaringen van zowel deelnemers als begeleiders (trainers, arbeidsbemiddelaar en casemanager zorg en inhoud). In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de vragenlijsten van de voor- en nameting beschreven. Tot slot wordt in hoofdstuk 5 besloten met de beantwoording van de vraagstellingen en een bespreking van de daaruit voortvloeiende conclusies en aanbevelingen.
2
Methode
2.1
Onderzoeksdesign
Het onderhavige onderzoek heeft een pre- posttest design zonder controlegroep (Cook and Campbell, 1979). De tijdspanne tussen voor- en nameting is voor ieder individu gelijk, maar de instroom van deelnemers in het traject ‘Werken aan balans’ vond plaats over een langere periode te weten: van april 2004 tot en met september 2005. De keuze geen controlegroep in het design op te nemen is zowel op praktische als inhoudelijke gronden gemaakt. De stakeholders van ‘Werken aan balans’ prefereerden dat de beschikbare tijd en middelen van de onderzoeker besteed werden aan tussentijdse rapportages over de metingen in plaats van aan het verzamelen en volgen van een controlegroep via verwijzers. Bovendien leek het niet verstandig tijd en energie te steken in het realiseren van een klassiek experimenteel design, terwijl de volgorde en inhoudelijke afstemming van de programmaonderdelen nog volop in ontwikkeling was.
2.2
Meetinstrumenten
Er is gebruik gemaakt van twee meetmethoden, te weten: telefonische interviews en vragenlijsten. De semi-gestructureerde interviewformats voor deelnemers en begeleiders 13
met direct cliëntencontact (trainers, arbeidsbemiddelaars en casemanager zorg en inhoud) zijn ontwikkeld door de onderzoeker (Bijlage 2). De vragenlijst die deelnemers voor de start van het traject verzocht werden in te vullen (voormeting) is opgenomen in Bijlage 3. De vragenlijst is deels opgebouwd uit gestandaardiseerde, internationaal toegepaste schalen en deels uit door de betrokken partners zelf ontwikkelde vragensets. In Tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de gebruikte schalen. Dezelfde schalen zijn gebruikt voor de nameting. OVERZICHT SCHALEN OPGENOMEN IN VRAGENLIJST ‘WERKEN AAN BALANS’
TABEL 1
10
Schaal Biografische vragenlijst Vragenlijst werksituatie Realiseren doelstellingen vragenlijst Kwaliteit van leven Psychosociaal functioneren Bewegingsangst Plezier in werk Individuele spankracht Vragenlijst afhankelijkheid gezondheidszorg en medicatie Zelfvertrouwen
11
Attributiestijl
12
Interpersoonlijk gedrag
13
Coping
1 2 3 4 5 6 7 8 9
2.3
Bron Zelf ontwikkeld Operant Zwolle Zelf ontwikkeld LTC Dalfsen (Landsman-Dijkstra, 2002) Zelf ontwikkeld LTC Dalfsen (Landsman-Dijkstra, 2002) WHOQOL-bref (Vries de et al, 1997) Symptom Checklist List SCL-90 (Arrindell en Ettema, 2003) Tampa Scale Kinesiophobia (TSK) (Vlaeyen et al, 1995) Basam (Biessen, 1992) Checklist Individual Strength (CIS) (Vercoulen et al, 1999) Zelf ontwikkeld LTC Dalfsen (Landsman-Dijkstra, 2002) Physical Self Efficacy Scale (PSES) (Aangepaste versie Landsman-Dijkstra, 2002) Attribution of Style Questionnaire (ASQ) (Aangepaste versie Landsman-Dijkstra, 2002) Schaal voor interpersoonlijk gedrag (SIG) (Arrindell et al, 1980) Utrechte Coping Lijst (UCL) (Schreurs et al, 1993)
Programmatrouw en respons
In overleg met de opdrachtgevers is 1 oktober 2005 als peildatum voor de data-analyse van deze eindrapportage gekozen. Op dat moment bevonden zich 165 personen in de ‘Werken aan balans’ administratie. Daarvan hadden 28 deelnemers het traject nog niet afgerond. De ‘Werken aan balans’ populatie waarover in dit onderzoek wordt gerapporteerd bestaat dus uit 137 personen. Dertien van deze 137 personen besloten na de intake van ‘Werken aan balans’ alsnog af te zien van deelname. Twee personen hebben alleen de programmaonderdelen van Operant gevolgd. Negen personen hebben niet het gehele traject van ‘Werken aan balans’ afgemaakt. Redenen voor vroegtijdig stoppen waren: deelnemer doorverwezen naar elders vanwege psychische blokkade door onverwerkt trauma en/of rouw (n=3), deelnemer fysiek niet in staat om programma vol te houden (n=2), religieuze overtuigingen van deelnemer niet verenigbaar met visie van ‘Werken aan balans’ (n=2), deelnemer doorverwezen naar ander geschikter programma (n=1), reden vroegtijdig stoppen onbekend (n=1). Samengevat bedroeg de programmatrouw (113/137 =) 82%. 14
Uit elke deelnemersgroep – gemiddeld bestaande uit zeven deelnemers – is a-select één deelnemer benaderd met het verzoek medewerking te verlenen aan een telefonisch interview. Twee deelnemers verleenden geen medewerking waardoor de respons (13/15) 87% bedroeg. Deze deelnemers gaven aan tevreden te zijn over ‘Werken aan balans’, maar waren vanwege drukte met werk en persoonlijke omstandigheden niet in de gelegenheid dit nader toe te lichten in een interview. De respons bij de telefonische interviews met begeleiders (trainers, arbeidsbemiddelaars en casemanager zorg en inhoud) bedroeg 100%. De respons bij de vragenlijsten ten behoeve van de effectevaluatie bedroeg (76/113) 67%. Veertien deelnemers wilden überhaupt geen vragenlijsten invullen. Vier deelnemers verleenden wel medewerking aan de voormeting, maar niet aan de nameting. Bij vier deelnemers is een (reeds ingevulde) vragenlijst zoekgeraakt en bij 15 deelnemers is de reden voor het ontbreken van ofwel de voor- ofwel de nameting onbekend. De analyses in hoofdstuk 4 hebben dus betrekking op 76 deelnemers van ‘Werken aan balans’, die het gehele traject hebben doorlopen en waarvan zowel een voor- als nameting beschikbaar is.
2.4
Data-analyse
Bij de data-analyse is gebruik gemaakt van SPSS voor Windows (versie 12). De verschillen tussen de voor- en nametingen zijn getest (p < 0.05) met de nonparametrische Wilcoxon Signed Ranks test. Naast de statistische significantie, werd ook de klinische relevantie van statistisch significante verschillen bepaald met behulp van de effectsize d volgens Cohen (1977). Deze effectsize is gecorrigeerd voor het effect van de voor- op de nameting (Middel, 2002). Cohen definieerde zijn effectsizes als volgt: triviaal effect (<0,20), klein effect ( 0,20 en <0,50), medium effect ( 0,50 en <0,80) en groot effect ( 0,80). Medium of groot effect worden gezien als een klinisch relevant effect.
15
3
Resultaten procesevaluatie
In 3.1 worden de resultaten van de interviews met deelnemers samengevat en in 3.2 de resultaten van de interviews met de trainers en arbeidsbemiddelaars. In 3.3 worden tot slot de ervaringen van de casemanager zorg en inhoud weergegeven.
3.1
Deelnemers
Binnen de beschikbare tijd en middelen van het onderzoek konden 13 deelnemers (negen vrouwen en vier mannen) worden geïnterviewd volgens het format in Bijlage 2.
3.1.1
Tevredenheid
Van de 13 deelnemers waren er zeven ‘helemaal tevreden’ over ‘Werken aan balans’, vier ‘gedeeltelijk’ en twee ‘helemaal niet’. De zeven tevreden deelnemers hebben gemeenschappelijk dat zij niet alleen meer inzicht hebben gekregen in zichzelf, maar vooral ook nieuwe inzichten. Eén van hen noemt het ‘Werken aan balans’ programma letterlijk ‘een nieuwe kennismaking met zichzelf”. Anderen beschrijven het als: -
het loskomen van routines en overtuigingen (“Je leert weer luisteren naar wat er is en niet naar wat er zou moeten zijn; vanuit mijn hoofd terug naar mijn hart en lijf“; citaat deelnemer groep XII);
-
het doorbreken van een negatieve vicieuze cirkel van klachten;
-
leren ontspannen;
-
in contact komen met je gevoel;
-
de regie over je eigen gedachten krijgen.
Op de vraag hoe zij de nieuwe inzichten vertalen naar het dagelijkse leven kunnen zij talloze voorbeelden aangeven: ‘energie verspreiden over de dag’, ‘bewuster lopen en staan, niet sloffen’, ‘assertiever en minder krampachtig zijn’, ‘de druk van mezelf afhalen’, ‘moment van rust inbouwen op de werkplek’, ‘ademhalingstechnieken toepassen wanneer ik spanning voel’, ‘hulp vragen wanneer ik voel dat mijn grens wordt bereikt’. Drie van de vier deelnemers die ‘gedeeltelijk tevreden’ zijn geven aan moeite te hebben gehad met de heterogeniteit aan problemen binnen de groep. Zij vonden weinig herkenning bij andere deelnemers en hadden behoefte aan meer individuele aandacht en steun. Eén deelnemer is ‘gedeeltelijk tevreden’, omdat hij van mening is dat het ‘Werken aan balans’ programma hem onvoldoende handvatten heeft geboden om te veranderen De twee deelnemers die ‘helemaal niet tevreden’ zijn, zijn dat om verschillende redenen. De ene is van mening dat er in de organisatie zoveel is misgegaan – te kleine groep, 16
verkeerde data doorgegeven – dat zij de mogelijkheden van het programma niet optimaal heeft kunnen benutten en de ander achtte het programma niet geschikt voor haar whiplashklachten die tijdens het traject verergerden in plaats van afnamen.
De tevredenheid van deelnemers kan verband houden met de verwachtingen die zij vooraf van het traject hadden. Van de zeven zeer tevreden deelnemers hadden er drie geen verwachtingen vooraf, twee hoopten op verbetering en ervoeren meer verbetering dan zij verwachtten en twee hadden hooggespannen verwachtingen en zijn van mening dat die ook zijn waargemaakt. Van de overige zes deelnemers had er één geen verwachtingen, maar was terugblikkend gedeeltelijk tevreden. Twee deelnemers hoopten op verbetering en ervoeren die ook, maar waren niet tevreden over organisatorische aspecten (groepsgrootte en –samenstelling). Tenslotte zijn drie deelnemers teleurgesteld, omdat zij op grond van de informatie vooraf hogere verwachtingen hadden dan naar hun idee werden waargemaakt (citaten deelnemers: “Ze houden je een worst voor, maar lopen dan hard weg”, “Ik ben vooraf niet goed ingelicht”, ”Er worden vooraf verwachtingen geschept, die niet worden waargemaakt”).
3.1.2
Ervaringen
De ervaringen van deelnemers kunnen het best geïllustreerd worden aan de hand van citaten. Hieronder volgen zeven citaten; vier van tevreden deelnemers en drie van minder tevreden deelnemers:
Positieve ervaringen: “Ik had whiplash- en lage rugklachten en de pijnverschijnselen zijn helemaal weg. Ik kan weer normaal functioneren. Ik ben letterlijk in balans. Ik ben geheel andere dingen in het leven gaan zien en waarderen. Je leven verandert er door. Vroeger was ik een workaholic en kon het geduld niet opbrengen om bijvoorbeeld ’s avonds muziek te luisteren. Ook collega’s herkennen dat ik een ander mens ben geworden. Vroeger maakte ik een haastige indruk, nu straal ik rust uit”. Citaat deelnemer groep II “Ik zat op een rotonde en wist niet waar ik er van af moest. ‘Werken aan balans’ heeft mij van die rotonde afgekregen en geleerd dat het niet erg is, als blijkt dat ik de verkeerde afslag heb genomen. Dan ga ik gewoon terug en probeer het opnieuw”. Citaat deelnemer groep VI
17
“Ik ben heel blij dat ik het toch heb gedaan, ondanks dat ik bedenktijd heb gevraagd na het intakegesprek. Het LTC heeft iets bij me los gemaakt; dingen die ik zelf niet doorhad werden duidelijk. Bij Operant kon ik oefenen met datgene wat ik had ontdekt. Ik ben nu minder krampachtig, creatiever en assertiever. Ik durf het te zeggen”. Citaat deelnemer groep X “Werken aan balans heeft voor mij een ommezwaai teweeg gebracht. Ik had ernstige neurologische klachten zonder neurologische oorzaak. Het kwam allemaal omdat ik de stress die ik ervoer, binnenhield. Ik zette geestelijke spanning om in spierspanning. Eerder verbeet ik de pijn die daarvan het gevolg was en ging gewoon ‘dom’ door. Nu sta ik er bij stil wanneer ik het voel en probeer dan meer rust te nemen of ontspanningsoefeningen te doen. En ik durf meer om hulp te vragen”. Citaat deelnemer groep XIII Minder positieve ervaringen: “Mijn doel was dat er over mijn problemen werd gesproken en dat ik oplossingen kreeg. Omdat de problemen van mensen in de groep heel verschillend waren (arbeidsconflict, whiplash, suïcidale neigingen) was er weinig wederzijds begrip. We konden elkaar niet helpen. Het lijkt mij beter wanneer ze groepen maken met mensen met vergelijkbare problematiek, dan kun je je ervaringen beter delen ’. Citaat deelnemer groep I “Ik heb alles al geprobeerd (haptonomie, yoga), maar zit ondertussen al drie jaar thuis. Op grond van de informatie in de ‘Werken aan balans’ folder herkende ik mijn eigen problemen en ik verwachtte dus veel van het programma. Tijdens de trainingen is mijn denkpatroon geanalyseerd en ik begrijp nu dat ik moet veranderen. Maar handvatten hiervoor heb ik (nog) niet gekregen, ondanks dat ik daar wel steeds om heb gevraagd”. Citaat deelnemer groep VI “Ik ben nogal nuchter ingesteld en vond alle trainers zweverig. Als ik dat van tevoren had geweten, had ik het niet gedaan. Ik moest negatieve dingen uit mijn jeugd opschrijven, maar die had ik helemaal niet. Regelmatig had ik te maken met een huilende kring mensen. Daardoor, maar ook door mijn whiplashklachten, vond ik het programma zwaar vol te houden. ‘Werken aan balans’ is geschikt voor depressieve, geïsoleerde of verlegen mensen, maar niet voor mij”. Citaat deelnemer groep XII
18
3.1.3
Samenhang programmaonderdelen
Het merendeel van de deelnemers ervaart samenhang tussen het LTC- en Operantprogramma, getuige de volgende uitspraken: -
“Operant en het LTC zijn aan elkaar gewaagd”;
-
“Het LTC- en Operant-programma vullen elkaar goed aan”;
-
“LTC en Operant kunnen niet zonder elkaar”;
-
“LTC en Operant versterken elkaar”.
Het LTC-programma wordt omschreven als ‘doen’, ‘voelen’, ‘ervaren’, ‘ontdekken’ en het Operant-programma als ‘praten’, ‘theorie’, ‘oefenen’. Niemand is ontevreden over de volgorde van de programmaonderdelen. De deelnemers die volgorde 1 (Operant – LTC – Operant) hadden vonden het prettig dat zij met mensen naar het LTC gingen waar ze al een soort basisvertrouwen mee hadden opgebouwd. De deelnemers die volgorde 2 (LTC – Operant) hadden ervoeren dit echter niet als een gemis. Eén deelnemer geeft expliciet aan dat elke volgorde goed is, omdat ‘lichaamswerk’ volgens haar de rode draad is van het hele traject. Een andere deelnemer verwoordt zijn mening over de samenhang tussen het LTC en Operant treffend in termen van rendement. “Als er geen Operant was geweest, had maar 50% van mijn nieuwe inzichten – opgedaan bij het LTC – zijn uitwerking gevonden in mijn dagelijkse leven. En nu wel 80%”.
3.1.4
Suggesties deelnemers
De slotvraag van het interview betrof suggesties of adviezen ter verbetering van het programma. De antwoorden van de deelnemers zijn in twee categorieën samengevat, te weten:
Inhoudelijke verbeteringen: -
homogene groepen maken qua achterliggende problematiek;
-
tijdens trainingen meer doen met huiswerkopdrachten.
Organisatorische verbeteringen: -
wachttijd tussen LTC en Operant mag maximaal twee weken zijn;
-
middagpauze (=hersteltijd) Operant bewaken;
-
bij start minimale groepsgrootte van acht personen.
19
3.2
Trainers en arbeidsbemiddelaars
Vier trainers (twee van Operant en twee van het LTC) en één van de twee arbeidsbemiddelaars van Argonaut zijn telefonisch geïnterviewd volgens het format in Bijlage 2.
3.2.1
Visie ‘Werken aan balans’
Zowel de arbeidsbemiddelaar als de trainers onderschrijven de visie van ‘Werken aan balans’, dat het programma mensen zou moeten ondersteunen in hun groei van afhankelijkheid naar zelfsturing. Vele synoniemen voor dit proces worden genoemd en hieronder geciteerd: -
“van onbewust naar bewust”;
-
“van pijnvermijdend naar aanvaarding van de dynamiek van het leven”;
-
“van reactief naar proactief”;
-
“van slachtofferrol naar autonomie”;
-
“van transpiratie naar inspiratie”;
-
“van nederigheid naar weerbaarheid”;
-
“van overleven naar leven”;
-
“van luisteren naar anderen, naar luisteren naar zichzelf”;
-
“van ‘zich niets waard voelen’ naar ‘potentieel/talenten/kwaliteiten herkennen”.
3.2.2
Kern trainingen en arbeidsbemiddeling
Achtereenvolgens wordt op basis van de informatie die de geïnterviewden hebben verstrekt de kern van de groepstraining van Operant, de groepstraining van het LTC en de individuele arbeidsbemiddeling van Argonaut beschreven.
Wekelijkse groepstraining Operant De acht weken durende training bij Operant is er op gericht dat mensen zelf verantwoordelijkheid leren nemen voor hun leven. Aan de hand van zes thema’s (energie, tijd, ruimte, identiteit, overtuigingen en relaties) worden deelnemers letterlijk getraind om hun eigen potentieel – passies – vrij te maken en uitgaande van die kracht in het leven te staan. De sleutel daartoe is dat mensen contact gaan maken met zichzelf, hun gevoelens, lichaamssignalen en gedachtes. “Ieder mens maakt pijn en ellende mee. Een gemeenschappelijk kenmerk van de deelnemers aan ‘Werken aan balans’ is dat zij gewend zijn de positie in te nemen van 20
slachtoffer (bijvoorbeeld als gevolg van trauma’s uit hun jeugd of na een auto-ongeluk) en zich zeer afhankelijk op te stellen en goedkeuring te zoeken. Een deelnemer zei ooit: aan een ander kan ik zien hoe het met mij gaat. Dit doen zij niet bewust, maar onbewust. De trainingen zijn er op gericht dat deelnemers leren hun (pieker)gedachten te toetsen in plaats van deze voor ‘waar’ aan te nemen. Op deze manier leren de deelnemers – onafhankelijk van het oordeel van anderen – eigen keuzes te maken en daar verantwoordelijkheid voor te nemen”.
Citaat trainer Operant
In Bijlage 5 wordt de doelen en modules van de Operanttraining toegelicht.
Driedaagse leefstijtraining LTC De LTC-training wordt beschreven als een ontdekkingsreis voor de deelnemer in en naar zichzelf. De deelnemer wordt uitgedaagd op grensonderzoek uit te gaan om zo binnen zijn/haar mogelijkheden andere keuzes te leren maken en nieuwe mogelijkheden aan te boren. Lichaamservaring en -bewustwording staan centraal in de training. Deelnemers wordt geleerd (stress)signalen van hun lichaam (weer) te herkennen en zodoende inzicht te verkrijgen in hun grenzen en hoe om te gaan met de verhouding belasting belastbaarheid. “Wij kloppen aan de deur van het gevoel. Het doel is dat iemand meer inzicht krijgt in zijn functioneren en dat hij zich leert afvragen of hij gelukkig is met de ‘oude’ of ‘nieuwe’ manier. Daarvoor moeten ze eerst leren ervaren c.q. voelen wat de oude manier is. Ik zie heel veel mensen die weten wat goed voor hen is, maar die het niet kunnen ervaren of voelen. En hetgeen je ervaart, blijft je het meeste bij en biedt het meeste perspectief op zelfsturing”.
Citaat trainer LTC
In Bijlage 6 wordt de gestandaardiseerde trainingsopbouw en -inhoud zoals deze door het LTC wordt gehanteerd, weergegeven (uit: Landsman-Dijkstra et al, 2004).
Arbeidsbemiddeling Argonaut De kern van de arbeidsbemiddeling van Argonaut is het boeken van een ‘situatieresultaat’. In tegenstelling tot de trainingen van het LTC en Operant – waar het belang van de cliënt voorop staat – bewerkt de arbeidsbemiddelaar een situatie, waarin zowel de cliënt als de werkgever een belang heeft. Het streven is de situatie zo te maken dat iedereen die er bij betrokken is (cliënt, werkgever, gemeente, bedrijfsarts) het maximale er uit haalt. Twintig procent van de situatie is veelal van juridische aard, de 21
overige 80% heeft te maken met emoties en/of gebrekkige communicatie. De arbeidsbemiddelaar intervenieerde in die range van 80% en probeerde een juridische strijd te voorkomen, wat echter niet altijd mogelijk bleek. “Mijn streven was altijd gericht op twee dingen: cliënten inzicht geven in hoe anderen (collega’s, werkgever) in de situatie stonden en cliënten ondersteunen baas te zijn over de situatie. Als mensen begrepen dat ze zelf de situatie (weer) in de hand hadden dan konden zij grote sprongen maken”.
Citaat casemanager Argonaut
In Bijlage 7 wordt de inhoud en werkwijze van de arbeidsbemiddeling van Argonaut kort samengevat.
3.2.3
Mening over programma en volgorde onderdelen
De trainers van Operant zijn van mening dat de ketendienstverlening van ‘Werken aan balans’ meerwaarde heeft ten opzichte van de enkelvoudige producten. De kracht van ‘Werken aan balans’ ligt in de combinatie van de twee totaal verschillende settings waarin Operant en het LTC werken. Bij het LTC vertoeven deelnemers drie dagen in een veilige cocon afgesloten van de ‘boze’ buitenwereld; bij Operant verblijven zij één dagdeel per week gedurende acht weken wat hen de kans biedt hun ervaringen te integreren in hun dagelijkse leven.
De trainers van het LTC zijn van mening dat de deelnemers baat hebben bij de verschillende invalshoeken die hen geboden worden binnen ‘Werken aan balans’. Zij verwachten dat het geheel meer is dan de som der delen. Minder tevreden zijn zij over de communicatie en inhoudelijke afstemming tussen Operant en het LTC. De afspraken in het communicatieprotocol worden frequent niet nagekomen. Dit wordt vooral als onzorgvuldig – niet vertrouwenwekkend – richting deelnemers ervaren, omdat deelnemers denken dat trainers op de hoogte zijn van persoonlijke problematiek die bij de intake van Operant ter sprake is gekomen. Inhoudelijke afstemming tussen het LTC- en Operantprogramma vindt naar de idee van de trainers van het LTC onvoldoende plaats, waardoor de inhoud van het Operant-programma als een ‘black box’ wordt ervaren.
De arbeidsbemiddelaar van Argonaut heeft een positief oordeel over datgene wat Operant en het LTC bij deelnemers trachten te bewerkstelligen – “mensen weer laten voelen en de regie teruggeven over hun leven” – maar zij betreurt dat Argonaut pas in een laat stadium bij het project werd betrokken. Daardoor is arbeidsbemiddeling volgens haar methodisch 22
nooit mooi ingevlochten en heeft zij solistischer moeten werken dan nodig en gewenst was.
Wat betreft de volgorde van de programmaonderdelen hadden drie van de vijf geïnterviewden een mening. Alledrie hebben zij een voorkeur voor volgorde 2 (LTC – Operant), omdat het LTC veel bij mensen losmaakt waardoor deelnemers beter bereikbaar zijn bij Operant. “LTC legt het ei en wij zorgen dat het uitgebroed wordt”. Citaat trainer Operant
3.2.4
Samenwerking
Het oordeel van de geïnterviewden over de samenwerking tussen Operant, het LTC en Argonaut binnen het ’Werken aan balans’ traject is niet positief. Opvallend is dat slechts één van de geïnterviewden van mening is dat de – in haar ogen – moeizame samenwerking nadelig doorwerkt op de deelnemers. De overigen zijn van mening dat deelnemers niets hebben gemerkt van eventuele meningsverschillen op beleidsniveau en onvoldoende afstemming en communicatie op de werkvloer. Vervolgens zijn de meningen verdeeld over de noodzaak om de verschillende programmaonderdelen inhoudelijk beter op elkaar af te stemmen. Drie trainers zijn van mening dat meer inhoudelijke afstemming zal leiden tot verbetering van het programma voor deelnemers. Eén trainer twijfelt, omdat zij niet zeker is of de tijd die het zal kosten om de programmaonderdelen complementerend te maken, opweegt tegen de meerwaarde ervan. De arbeidsbemiddelaar van Argonaut vindt dat ‘reïntegratie in werk’ toegevoegd moet worden aan de methodische lijn van’Werken aan balans’ als thematisch onderdeel van de groepstrainingen in plaats van als neventraject.
3.2.5
Suggesties trainers en arbeidsbemiddelaars
Punten ter verbetering van het programma die in het voorgaande eventueel al ter sprake kwamen, worden in het hiernavolgende samengevat: 1.
oefeningen en theorie van het programmaonderdeel van Operant dienen nog verder verfijnd te worden (aanbeveling trainer Operant);
2.
meer openheid over en inzicht in de inhoud van het programmaonderdeel van Operant (aanbeveling trainers LTC);
3.
nakomen afspraken over verslaglegging (aanbeveling trainer LTC);
4.
‘reïntegratie in werk’ als thema methodisch in de groepstrainingen invlechten (aanbeveling arbeidsbemiddelaar Argonaut). 23
3.3
Casemanager zorg en inhoud
De medisch specialist en tevens directeur van Operant Zwolle is uit hoofde van zijn taak als casemanager zorg en inhoud telefonisch geïnterviewd volgens het format in Bijlage 2.
3.3.1
Visie ‘Werken aan balans’
De medisch specialist verenigde de taken van casemanager zorg en casemanger inhoud in één persoon, omdat hij tevens de auteur van het visiedocument was (Busard, 2003). Op de vraag in hoeverre het hem gelukt is de onderliggende visie van ‘Werken aan balans’ te vertalen naar deelnemers, trainers en arbeidsbemiddelaars geeft hij aan dat hij meer tevreden is over de vertaalslag richting deelnemers (casemanagement zorg) dan over de vertaalslag richting begeleiders (casemanagement inhoud). “Gezien de beschikbare tijd en status van het project heeft de focus van mijn aandacht grotendeels gelegen bij het optimaal bedienen van de klant c.q. deelnemer vanuit de vernieuwende visie van ‘Werken aan balans’. De traditionele verhouding patiënthulpverlener is namelijk een hele afhankelijke. Dokter u weet het en u maakt mij beter. Binnen ‘Werken aan balans’ ging het er om de cliënt zijn mondigheid terug te geven. Mensen steeds weer terugvoeren naar de kern dat ze niet een ziekte hebben, maar dat ze zelf verantwoordelijkheid dragen voor hun ziekteverschijnselen/gedrag. Jij bent degene die dat creëert en dus heb je gelukkig ook de mogelijkheid het anders te doen.” Citaat casemanager zorg en inhoud
Het casemanagement inhoud bleef beperkt tot de wekelijkse intervisiebijeenkomsten met alleen de trainers van Operant en de maandelijkse projectcommissievergaderingen met vertegenwoordigers van alle betrokken organisaties. Intensivering van het casemanagement inhoud wordt beschouwd als een belangrijke taak voor de toekomst. “Als we verder winst willen behalen, dan moeten alle betrokken professionals het programma van de ander meemaken, doorleven en beleven, zodat je vanuit die ervaring er gezamenlijk mee verder kunt.” Citaat casemanager zorg en inhoud
Concrete zaken die de casemanager inhoud uit pragmatische overwegingen heeft laten liggen, zijn volgens hem: -
trainers LTC coachen in o.a. mate van zelfsturing en bijbehorend actief taalgebruik; 24
-
nagaan in hoeverre opbouw LTC programma fysiologisch verantwoord is.
3.3.2
Kern casemanagement zorg
Het casemanagement zorg start met het intake gesprek door de medisch specialist, waarin het onderzoek ‘persoonlijk reageren’ – o.a. hoe staat iemand in de wereld, hoe maak je contact, hoe ga je met je gevoelsleven om en hoe zit je in je denkpatronen – het belangrijkste onderdeel vormt. Naar aanleiding van dit gesprek geeft de medisch specialist de cliënt een aantal adviezen en formuleren zij samen doelstellingen voor de komende projectperiode. De medisch specialist vat de adviezen en doelstellingen samen in een brief die de cliënt wordt toegestuurd. In een tweede gesprek wordt opnieuw gekeken naar de doelstellingen en wordt de keuze voor definitieve deelname aan het traject besproken. Indien de cliënt positief beslist, gaat een afschrift van de brief naar de huisarts van de cliënt. Tussentijds was er alleen dan contact tussen de medisch specialist en de cliënt als er iets niet goed liep (bijvoorbeeld bij angst- of agressieproblemen of neiging van de cliënt om af 2
te haken) . In het evaluatiegesprek stonden de opgedane ervaringen van de cliënten centraal en werd door de medisch specialist hierop feedback gegeven, indien nodig. Een aantal cliënten volgde op advies van de medisch specialist nog een aanvullend individueel traject bij Operant, maar dit valt buiten het bestek van dit onderzoek.
3.3.3
Mening over programma en volgorde onderdelen
Terugblikkend is de casemanager zorg en inhoud van mening dat het bewijs is geleverd dat deze tijdcontingente vorm van ketendienstverlening die ‘Werken aan balans’ biedt aan mensen met stressgerelateerde klachten haalbaar en effectief is. “Het bewijs is geleverd dat het kan, maar het moet nog wel op een aantal punten aangescherpt worden. Qua samenwerking in de coaching, de verwijzing, feitelijk de hele routing. De hele visie is te realiseren, maar de vertaalslag moet nog verder gemaakt worden en breder geïmplementeerd. Beleidsmakers zouden blij moeten zijn dat ze ontzettend veel geld kunnen besparen. Een nameting zou kunnen aantonen dat het herstel van cliënten zich doorzet, en het individuele natraject zou ook geëvalueerd moeten worden. Want ik denk dat het totaalplaatje redelijk klopt. Het traject ‘Werken aan balans’ kan mensen uit de psychiatrie halen en houden of een patiëntcarrière verkorten”. 2
Bij de eerste vijf groepen deelnemers vonden standaard na afloop van de driedaagse leefstijltraining tussentijdse gesprekken plaats. In de nieuwe volgorde (LTC – Operant) bleven deze tussentijdse gesprekken achterwege.
25
Citaat casemanager zorg en inhoud
Wat betreft de volgorde van de onderdelen heeft de casemanager zorg en inhoud voorkeur voor de nieuwe volgorde (LTC – Operant), omdat deze zijns inziens organisatorisch gemakkelijker en programmatisch sterker was.
3.3.4
Samenwerking
Over de samenwerking met het LTC en Argonaut is de casemanager zorg en inhoud positief. De drie organisaties hadden zijns inziens dezelfde ideeën ten aanzien van de paradigmawisseling (van aanpassing naar zelfverantwoordelijkheid). Hij geeft aan dat er incidenteel sprake is geweest van meningsverschillen op beleidsniveau, maar dat dit nooit een nadelige invloed heeft gehad op cliënten. De casemanager zorg en inhoud is van mening dat hij samen met het LTC en Argonaut meer heeft kunnen betekenen voor cliënten, dan binnen de setting van het ziekenhuis was gelukt. Tot slot geeft de casemanager zorg en inhoud aan dat verschillen in bedrijfscultuur van invloed zijn geweest op de samenwerking. Argonaut heeft terugblikkend minimaal kunnen participeren door reorganisatieperikelen en de uiteindelijke verkoop van het bedrijf. Het LTC en Operant verschillen sterk doordat eerstgenoemde een onderdeel is van Achmea en dus ook een sterke interne markt heeft. Operant is een commercieel bedrijf dat zijn eigen marktpositie moet verwerven en onderhouden. Deze verschillen in achtergrond veroorzaken een spanningsveld en zetten de samenwerking incidenteel onder druk. Operant is een commerciële organisatie en wij wilden ook niet direct alle ‘ins’ en ‘outs’ delen, want je kunt er geen rechten aan ontlenen en voorkomen dat anderen er mee weg lopen, zonder dat we daar relevante betaling voor krijgen. Met die kennis moeten we namelijk de komende jaren verder het pad op. Citaat casemanager zorg en inhoud
De casemanager zorg en inhoud hecht belang aan continuering van de samenwerking, getuige de volgende twee citaten: “Ik zou het zelf kunnen organiseren, maar ik wil het niet zelf organiseren, want waarom zou ik iets wat goed is, niet inkopen?”
Samenwerken kan lastig zijn, maar is ook leuk. Citaten casemanager zorg en inhoud 26
3.3.5
Suggesties casemanager zorg en inhoud
In het onderstaande worden twee suggesties ter verbetering van het programma en één kritische kanttekening ten aanzien van de financier van het pilotproject beschreven.
1.
Trainers en arbeidsbemiddelaars zouden zowel het LTC- als het Operantprogrammaonderdeel moeten doorlopen;
2.
Er zou een nameting moeten worden verricht om te controleren of herstel van cliënten zich doorzet.
De casemanager zorg en inhoud spreekt tot slot zijn verbazing en teleurstelling uit over de manier waarop er door Achmea omgegaan is met de door hun gepleegde investering: de financiering van de pilot van het ‘Werken aan balans’. Hij geeft aan een geïnteresseerde gesprekpartner vanuit Achmea te hebben gemist. Alleen op transitiemomenten bleek er aandacht te zijn vanuit de Achmea-organisatie, terwijl hij continue monitoring op prijs had gesteld. Het vernieuwende karakter van de visie en werkwijze van ‘Werken aan balans’ was zijns inziens dan beter in de Achmea-organisatie doorgedrongen en ingebed.
27
4
Resultaten effectevaluatie
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het vragenlijstonderzoek bij deelnemers besproken.
4.1
Kenmerken onderzoekspopulatie
De onderzoekspopulatie bestaat uit 76 deelnemers – verdeeld over 15 groepen – waarvan 74% vrouw is en 26% man. De gemiddelde leeftijd van de vrouwen is 40 jaar (SD 11.0) en van de mannen 45 jaar (SD 11.3). De hoogst genoten opleiding van 67% van de deelnemers is lager- of middelbaar beroepsonderwijs. Vijfentwintig procent van de deelnemers voltooide een HBO-opleiding. Vijf deelnemers haalden een middelbare school diploma (7%) en één deelnemer voltooide een universitaire opleiding (1%). Vijfenvijftig procent van de deelnemers woont samen of is gehuwd. Zevenendertig procent is alleenwonend, gescheiden of weduwe/weduwnaar. De overige 8% woont bij ouders of familie in. Bij 55% van de deelnemers zijn er geen speciale problemen geweest in het stamgezin. Bij de overige 45% werden problemen als het vroegtijdig overlijden van een ouder, ziekte van een ouder, broer of zus, verslavingen (drugs, alcohol) of een zeer gespannen sfeer (met veel ruzie en zelfs mishandeling) beschreven.
4.2
Verwijzing en ernst problematiek
Niet alle deelnemers waren bereid persoonlijke gegevens te verstrekken op grond waarvan eventueel medische gegevens bij ziektenkostenverzekeraar of huisarts konden worden achterhaald (zie pagina 74, Bijlage 3). Hierdoor is van 54 deelnemers bekend door wie zij verwezen zijn naar ‘Werken aan balans’. In Tabel 2 wordt een overzicht van de verwijzingen gegeven. TABEL 2
VERWIJZING NAAR ‘WERKEN AAN BALANS’ * n
%
Specialist
16
29.6
Huisarts
13
24.1
Bedrijfsarts
5
9.2
Eigen initiatief
7
13.0
Anders
13
24.1
Totaal
54
100.0 * missing: n = 22
28
Dertig procent van de onderzoekspopulatie is door een specialist verwezen naar ‘Werken aan balans’. De huisarts heeft 24% van de onderzoekspopulatie verwezen en de bedrijfsarts 9%. Dertien procent van de deelnemers nam zelf het initiatief en vroeg aan zijn huisarts of bedrijfsarts een verwijzing. De resterende 24% is via de werkgever, de fysiotherapeut, vrienden, collega’s of Internet bij ‘Werken aan balans’ terecht gekomen. Aan de hand van de totaalscore op de Symptom Check List (SCL-90) kan een indruk verkregen worden van de ernst van de problematiek in de onderzoekspopulatie. De gemiddelde totaalscore op de SCL-90 bedraagt bij aanvang 188. Het gemiddelde voor een normgroep chronische pijnpatiënten bedraagt 149 (Arrindell & Ettema, 2003). Nadere analyse wijst uit dat 60 van de 76 deelnemers aan ‘Werken aan balans’ (79%) bij aanvang van ‘Werken aan balans’ boven het gemiddelde van de normgroep chronische pijnpatiënten scoren en er dus sprake is van zware problematiek, bijna overeenkomstig het niveau van klinisch verslaafden waarvan de gemiddelde totaalscore 191 bedraagt.
4.3
Werksituatie
Van 70 personen zijn gegevens beschikbaar over de werksituatie tijdens de voor- en de nameting. In Tabel 3 worden de aantallen en percentages per situatie weergegeven. TABEL 3
WERKSITUATIE BIJ VOOR- EN NAMETING * Voormeting
Geen betaald werk WAO-werkend
nameting
n
%
n
%
13
18
12
17
3
4
8
11
WAO-niet werkend
4
6
2
3
Volledig ziektewet
16
23
5
7
Gedeeltelijk ziektewet
7
10
6
9
Werkend
27
39
37
53
Totaal
70
100
70
100 * missing: n = 6
De grootste veranderingen treden op in de categorieën ‘volledig ziektewet’ en ‘werkend’. Het percentage deelnemers dat bij aanvang van ‘Werken aan balans’ volledig in de ziektewet zat neemt af van 23% naar 7% (verschil = -16%). Het percentage deelnemers 3
dat werkend is neemt toe van 39% naar 53% (verschil = +14%) . Met behulp van de nonparametrische McNemar-test is getoetst of deze veranderingen statistisch significant waren. Dat bleek het geval te zijn voor de veranderingen in de categorie ‘volledige ziektewet’ (p=.003), maar niet voor de veranderingen in de categorie ‘werkend’ (p=.078). 3
Ook deelnemers die op therapeutische basis weer aan het werk zijn, maken deel uit van dit percentage.
29
In Figuur 2 worden de verandering in werksituatie uitgewerkt in de categorieën: geen verandering (werkt wel/ werkt niet), gestopt met werken, weer gaan werken. FIGUUR 2
VERANDERINGEN IN WERKSITUATIE (N= 70)
23%
37%
geen verandering (werkt wel) weer gaan werken
7%
gestopt met werken geen verandering (werkt niet)
33%
Bij het merendeel van de onderzoekspopulatie (60%) treedt er ten tijde van deelname aan het ‘Werken aan balans’ traject geen verandering op in de werksituatie; 37% van de deelnemers was (parttime of volledig) werkzaam en is dat na afloop nog steeds, 23% van de deelnemers werkte bij aanvang niet en is hier na afloop ook niet mee begonnen. In de laatstgenoemde groep komen drie typen personen voor: personen zonder betaald werk (waaronder een groot aantal huisvrouwen), personen die volledig in de ziektewet zitten en personen die volledig zijn afgekeurd voor werk. Bij 40% van de onderzoekspopulatie treedt tussen de voor- en nameting verandering op: 7% stopt uit eigen beweging met werken of wordt volledig afgekeurd en 33% raakt weer betrokken bij het arbeidsproces na een kort- of langdurend ziekteverzuim.
4.4
Medicijngebruik
Op twee manieren is het medicijngebruik bestudeerd. In de eerste plaats is gekeken naar de frequentie van het gebruik van medicijnen en in de tweede plaats naar de soort medicatie. In Tabel 4 wordt een overzicht gegeven van de frequentie van het gebruik van medicijnen.
30
TABEL 4
FREQUENTIE GEBRUIK MEDICIJNEN BIJ VOOR- EN NAMETING * voormeting
nameting
n
%
n
%
31
44
27
38
Een paar keer per week
5
7
3
4
Een paar keer per maand
1
1
4
6
Af en toe
12
17
11
15
Nooit
22
31
26
37
Totaal
71
100
71
100
Dagelijks
* missing: n = 5
Uit Tabel 4 blijkt dat het percentage deelnemers dat ‘elke dag’ en ‘een paar keer per week’ medicijnen gebruikt, afneemt ten gunste van het percentage deelnemers dat ‘een paar keer per maand’ of ‘nooit’ medicijnen gebruikt. In Tabel 5 wordt per soort medicatie weergegeven hoeveel procent van de onderzoekspopulatie deze gebruikt.
TABEL 5
SOORT MEDICATIE BIJ VOOR- EN NAMETING * voormeting
nameting
n
%
n
%
22
31
17
24
9
13
4
6
Psychische problemen
19
27
15
21
Overige medicatie
19
27
18
25
Pijn Slaapproblemen
* missing: n = 5
Het percentage deelnemers dat pijnstillers, slaapmiddelen en antidepressiva slikt, is in de nameting lager dan in de voormeting. Dit geldt ook voor overige medicatie, zoals maagzuurremmers, laxeermiddelen en middelen tegen migraine, maar in geringere mate dan voor de eerder genoemde soorten medicatie.
4.5
Ervaren balans
Halverwege het traject is één vraag aan zowel de vragenlijst van de voor- als nameting toegevoegd, te weten: “in hoeverre heeft u op dit moment het gevoel dat u ‘in balans’ bent?” Hierdoor kon bij 35 van de 76 deelnemers de eventuele verandering in dat gevoel gemeten worden op een zeven-punts schaal (1= helemaal niet, 7= helemaal). Bij 29 deelnemers treedt een positieve verandering op en bij drie een negatieve. Bij nog eens drie deelnemers bleef de score gelijk. Een one-sample Chi-kwadraat toont aan dat de proportie deelnemers waarbij een positieve verandering optreedt significant (p = .000) 31
groter is dan de proportie deelnemers waarbij geen of een negatieve verandering optreedt.
4.6
Kwaliteit van leven
De WHOQOL-Bref (Vries de et al, 1997) brengt de kwaliteit van leven op vier domeinen in kaart; de lichamelijke (1) en psychologische gezondheid (2), de sociale relaties (3) en de omgevingsfactoren (4). Het facet ‘algehele kwaliteit van leven’ staat los van de domeinen en omvat de evaluatie van iemand over zijn/haar kwaliteit van leven en gezondheid in het algemeen. De mogelijke scorerange per domein is minimaal vier en maximaal twintig. De scorerange op het facet ‘algehele kwaliteit van leven’ is minimaal twee en maximaal tien. Voor de gehele schaal geldt: hoe hoger de score, des te beter de kwaliteit van leven. In Tabel 6 worden de resultaten van de voor- en nameting op de vier domeinen en het facet ‘algehele kwaliteit van leven’ gepresenteerd. Tevens wordt de p-waarde, de correlatiecoëfficiënt (r) en Cohen’s effectsize (d) bij een statistisch significant verschil weergegeven.
TABEL 6
KWALITEIT VAN LEVEN BIJ VOOR- EN NAMETING * voormeting
Nameting
Subschalen
gem
SD
gem
SD
p
r
d
Lichamelijke gezondheid
11.7
2.4
14.0
2.9
.000
.603
1.4
Psychologische gezondheid
11.1
2.5
13.1
2.9
.000
.546
1.1
Sociale relaties
14.0
2.8
14.1
2.9
.659
Omgevingsfactoren
14.4
1.9
14.9
1.9
.022
.626
0.4
5.7
1.6
6.6
1.6
.000
.664
0.9
Algehele kwaliteit van leven
* missing: n = 6
Op drie van de vier domeinen treedt een significante toename op van de kwaliteit van leven. Op de domeinen van lichamelijke en psychologische gezondheid is de toename tevens klinisch relevant getuige de grote effectsize (d > 0.8). Op het domein van de sociale relaties treedt geen verandering op. Wat betreft de omgevingsfactoren verbetert de kwaliteit van leven, maar de effectsize is klein, waardoor het gevonden resultaat niet klinisch relevant is. Tot slot neemt de algehele kwaliteit van leven toe en is deze toename tevens klinisch relevant. In vergelijking met de normgroepen van de WHOQUOL-bref en een onderzoeksgroep van 122 mensen met Chronische Aspecifieke Lichamelijke Klachten (Landsman-Dijkstra et al, 2004), die alleen het programmaonderdeel van het LTC volgden, scoort de 32
onderzoekspopulatie van ‘Werken aan balans’ op alle vier domeinen en het facet ‘algehele kwaliteit van leven’ – zowel in de voor- als de nameting – lager en dus slechter.
4.7
Psychosociaal functioneren
De SCL-90 meet de ervaren gezondheidstoestand op acht dimensies: agorafobie, angst, depressie, somatische klachten, insufficiëntie van denken en handelen, wantrouwen en interpersoonlijke sensitiviteit, hostiliteit, en slaapproblemen. Naast de afzonderlijke schalen wordt ook een totaalscore gepresenteerd welke een maat is voor psychoneuroticisme (Psneur). Deze psychoneuroticisme-maat is op te vatten als een aanduiding van het algehele niveau van psychisch, dan wel, verondersteld daarmee samenhangend lichamelijk disfunctioneren over de recente tijdsperiode. In de handleiding van de SCL-90 (Arrindell en Ettema, 2003) zijn zes normgroepen opgenomen: -
normgroep I:
poliklinische psychiatrische patiënten (Psneur gem = 203.6)
-
normgroep II:
gewone bevolking/’normalen’ (Psneur gem = 118.3)
-
normgroep III: chronische pijnpatiënten (Psneur gem = 148.6)
-
normgroep IV: klinische verslaafden (Psneur gem = 190.7)
-
normgroep V:
-
normgroep VI: patiënten/cliënten uit huisartspraktijken (Psneur gem = 157.4)
cliënten eerstelijnspsychologenpraktijken (Psneur gem = 177.8)
In Tabel 7 wordt de gemiddelde score en de standaarddeviatie op de subschalen en voor de totaalscore weergegeven. TABEL 7
PSYCHOSOCIAAL FUNCTIONEREN BIJ VOOR- EN NAMETING * voormeting
nameting
Subschalen
gem
SD
gem
SD
p
r
d
Agorafobie
10.2
Angst
20.6
3.8
9.0
2.9
.005
.489
0.5
7.2
16.3
5.9
.000
.556
Depressie
1.0
38.3
12.2
29.7
10.4
.000
.307
0.9
Somatische klachten
25.3
7.2
21.3
6.7
.000
.401
0.7
Insufficiënte d & h
22.7
7.0
17.6
6.2
.000
.505
1.1
Wantrouwen
37.7
13.3
31.1
9.9
.000
.430
0.7
Hostiliteit
10.3
3.7
8.7
2.3
.000
.539
0.7
Slaapproblemen Totaalscore (Psneur)
7.4
3.4
5.9
3.1
.000
.587
0.7
188.3
49.3
153.3
43.7
.000
.402
1.0
* missing: n = 9
33
Voor alle gemeten subschalen geldt dat de klachten significant afnemen. Wanneer de effectsizes gecorrigeerd worden voor het effect van de voor- op de nameting (zie Bijlage 4) dan blijkt dat alle d-waarden medium of groot zijn en de gevonden verschillen dus klinisch relevant zijn. Ook de totaalscore van de SCL-90 daalt van 188 naar 153 en de effectsize van dit verschil is groot. Wanneer de gemiddelden op de totaalscore (Psneur) vergeleken worden met de normen van de SCL-90 dan blijkt dat de deelnemers aan ‘Werken aan balans’ bij aanvang van het traject op het klachtenniveau van ‘klinisch verslaafden’ scoren en dat dit na afloop veranderd is in het klachtenniveau van ‘chronische pijnpatiënten’. In vergelijking met de onderzoeksgroep van 122 mensen met chronische aspecifieke lichamelijke klachten (CALK) (Landsman-Dijkstra et al, 2004) zijn de ‘Werken aan balans’ deelnemers na afloop van het programma op het niveau van psychosociaal functioneren waarmee de CALKonderzoeksgroep aan de driedaagse leefstijltraining van het LTC begon.
4.8
Bewegingsangst
De data op de Tampa Scale for Kinesiophobia (TSK) zijn verwerkt volgens de recente methodologische inzichten van Goubert et al (2004). Hieruit bleek dat de TSK feitelijk twee factoren meet bij patiënten met chronische pijn (in het bijzonder patiënten met lage rugklachten en fibromyalgiepatiënten). De ene factor bevat vijf items en kan het best omschreven worden als ‘letsel’. De andere factor bevat acht items en kan het beste omschreven worden als ‘het vermijden van angst’. Voor beide factoren c.q. subschalen geldt: hoe hoger de score, hoe groter de angst voor bewegen in relatie tot pijn bij cliënten. Al bij de beschrijving van de baselinemeting bleek dat er praktische problemen waren bij het invullen van de TSK: het was voor deelnemers zonder pijnklachten onvoldoende duidelijk of zij de TSK wel of niet moesten invullen. Het gevolg was een lage interne consistentie van de ‘letsel’subschaal. Dit probleem is halverwege het traject rechtgezet door een extra vraag toe te voegen, die (chronische of acute) pijnpatiënten van deelnemers zonder pijnklachten onderscheidt. Sindsdien zijn er data van 29 deelnemers op beide meetmomenten verzameld. De gemiddelden en standaarddeviaties op de subschalen worden weergegeven in Tabel 8. TABEL 8
BEWEGINGSANGST BIJ VOOR- EN NAMETING * voormeting
Subschalen
Letsel Vermijden van angst
nameting
gem
SD
gem
SD
p
8.9
2.3
8.9
2.4
.902
14.9
4.0
14.3
4.5
.522
r
d
* missing: n = 47
34
Zowel op de ‘letsel-’ als op de ‘vermijden’ subschaal treden geen significante veranderingen op. De waarde van dit resultaat moet echter met de nodige terughoudendheid worden bezien, omdat opnieuw de interne consistentie van zowel de ‘letsel’- als de ‘vermijden’ subschaal bij de voormeting te laag zijn en van de ‘letsel’subschaal bij de nameting.
4.9
Plezier in werk
De vragenlijst arbeidstevredenheid (VAT) is opgebouwd uit negen stellingen waarop de respondenten met ‘helemaal mee oneens’ (1) tot en met ‘helemaal mee eens’ (5) kunnen reageren (zie pag 60, Bijlage 3). De items zijn geselecteerd uit de Basis Vragenlijst Amsterdam (Biessen, 1992). De score op vraag 7 is gehercodeerd zodat voor alle items geldt: hoe hoger de score, hoe groter het werkplezier. In Tabel 9 wordt een overzicht gegeven. TABEL 9
PLEZIER IN WERK BIJ VOOR- EN NAMETING * voormeting
Stellingen
nameting
gem
SD
gem
SD
p
1. plezier in werk
3.2
1.2
3.3
1.3
.266
2. weinig stress op werk
2.1
0.9
2.5
1.1
.007
3. tevreden over baan
2.5
1.3
2.4
1.5
.555
4. assertiviteit naar collega’s
3.6
1.1
3.6
1.0
.970
5. plezierige sfeer op werk
3.3
1.1
3.4
1.1
.558
6. goede samenwerking
3.3
1.2
3.5
1.1
.190
7. ongunstige invloed van werk
3.4
1.3
3.6
1.3
.199
8. voldoende pauze
3.3
1.2
3.4
1.3
.807
9. mogelijkheid tot ontspannen
2.7
1.2
2.9
1.2
.354
r
d
.404
0.5
* missing: n = 15
Er treedt geen significante verandering op in de arbeidstevredenheid van deelnemers aan ‘Werken aan balans’ met uitzondering van één item, te weten stelling 2: ‘ik ervaar weinig stress op het werk’. Na afloop van het traject zijn deelnemers het significant meer eens met deze stelling. De effectsize van dit verschil is medium en dus klinisch relevant.
4.10
Individuele spankracht
De checklist individuele spankracht (CIS) is bedoeld om subjectieve vermoeidheid en gedragsaspecten die gerelateerd zijn aan vermoeidheid te meten. De CIS bestaat uit 20 uitspraken die nagaan hoe de respondent zich de laatste twee weken heeft gevoeld. De 35
respondent dient aan te geven in welke mate de uitspraak van toepassing is voor hem/haar door het plaatsen van een kruisje in één van de zeven hokjes (links = ja, dat klopt; rechts = nee, dat klopt niet). Het instrument onderscheidt vier dimensies te weten: subjectieve vermoeidheid, concentratie, motivatie en lichamelijke activiteit.
In Tabel 10 wordt een overzicht gegeven van de resultaten op de vier dimensies. Voor alle vier dimensies geldt: hoe lager de score, hoe groter de individuele spankracht. TABEL 10
INDIVIDUELE SPANKRACHT BIJ VOOR- EN NAMETING * voormeting
nameting
Subschalen
gem
SD
gem
SD
p
r
d
Subjectieve vermoeidheid
40.3
10.6
30.9
12.7
.000
.654
1.3
Concentratie
25.0
6.3
19.5
7.9
.000
.563
1.1
Motivatie
17.4
6.7
13.0
7.0
.000
.636
1.1
Lichamelijke activiteit
13.2
5.1
10.8
5.5
.000
.612
0.7
* missing: n = 6
Op alle vier de dimensies van individuele spankracht treedt een significante daling en dus verbetering op. Berekening van de effectsizes – met correctie van het effect van de voormeting op de nameting – laat zien dat de gevonden resultaten niet alleen significant, maar ook klinisch relevant zijn.
Vergelijking van de resultaten met normgegevens voor patiënten met het Chronisch Vermoeidheidssyndroom (CVS), Multiple Sclerose patiënten (MS), CVA-patiënten, exoncologische patiënten, militairen en gezonde volwassenen (Vercoulen et al, 1999) laat zien dat de deelnemers van ‘Werken aan balans’ bij de start van het traject op het niveau van CVS- of MS-patiënten scoren en na afloop op het niveau van CVA-patiënten. Een score van 35 of hoger op de dimensie ‘subjectieve vermoeidheid’ wordt beschouwd als een indicatie voor ernstige vermoeidheid (www.umcn.nl/scientist). De gemiddelde score van de onderzoekspopulatie ligt bij de start van het ‘Werken aan balans’ traject hier vijf punten boven en na afloop daar bijna vijf punten onder.
4.11
Zelfvertrouwen
Het zelfvertrouwen van de deelnemers aan ‘Werken aan balans’ is gemeten met behulp van de Physical Self Efficacy Scale (PSES) (Rykman et al, 1982), aangevuld met items over zelfredzaamheid met betrekking tot het omgaan met klachten, waarvan op basis van eerder onderzoek werd verwacht dat ‘Werken aan balans’ er invloed op zou hebben 36
(Landsman-Dijkstra et al, 2004). In totaal zijn 12 items gemeten (zie pag 64, Bijlage 3) waarvan er vier gericht zijn op het zelfvertrouwen van deelnemers om pijn en vermoeidheid positief te kunnen beïnvloeden, drie op het zelfvertrouwen om te kunnen ontspannen (ondanks pijn of stress) en vijf op de hoeveelheid zelfvertrouwen om zelfsturend te zijn ten aanzien van de balans tussen werk en privé (bv. ‘nee’ zeggen en keuzes durven maken).
Voor alle items geldt hoe hoger de score, hoe groter het zelfvertrouwen. In Tabel 11 wordt een overzicht gegeven van de resultaten van de voor- en nameting. TABEL 11
ZELFVERTROUWEN BIJ VOOR- EN NAMETING voormeting
Items
nameting
gem
SD
gem
SD
p
r
d
1. werken zonder problemen
2.9
1.2
3.3
1.2
.003
.530
0.5
2. vermoeidheid zelf beïnvloeden
3.2
1.0
3.4
1.1
.114
3. klachtenvrij functioneren
3.0
1.0
3.3
1.2
.019
.384
0.3
4. zelfsturend zijn
3.4
1.0
3.8
1.0
.001
.515
0.6
5. pijn beïnvloeden
3.4
1.1
3.7
0.9
.019
.387
0.4
6. klachten beïnvloeden
3.1
1.0
3.6
1.0
.001
.381
0.6
7. ontspannen bij pijn
2.7
1.1
3.5
1.0
.000
.515
1.1
8. ontspannen bij stress
2.3
0.9
3.2
1.1
.000
.535
1.3
9. open durven opstellen
3.2
1.2
3.6
1.0
.002
.380
0.5
10. ‘nee’ durven zeggen
2.7
1.1
3.5
1.0
.000
.423
1.0
11. keuzes kunnen maken
2.8
1.1
3.4
1.2
.000
.516
0.8
12. voldoende afwisseling regelen
2.8
0.9
3.6
1.0
.000
.442
1.1
* missing: n = 7
Op alle zelfvertrouwen-items treedt een significante toename op met uitzondering van item 2, te weten: ‘hoe zeker bent u ervan dat u vermoeidheid zelf kunt beïnvloeden?’ Tevens is de effectsize van de significante verschillen berekend en daaruit blijkt dat – na correctie voor het effect van de voor- op de nameting – er op vijf items sprake is van een grote effectsize en op vier van een medium effectsize. Met uitzondering van de items 2, 3 en 5 zijn de significante verschillen tussen voor- en nameting tevens klinisch relevant. Wanneer de resultaten worden vergeleken met een onderzoeksgroep van 122 mensen met Chronische Aspecifieke Lichamelijke Klachten (Landsman-Dijkstra et al, 2004) die alleen het programmaonderdeel van het LTC volgden, dan blijkt dat de deelnemers van ‘Werken aan balans’ op zes van de 12 items na afloop van het traject gemiddeld meer zelfvertrouwen hadden dan de LTC-groep, terwijl zij bij de start van het traject hier lager of gelijk op scoorden.
37
4.12
Attributiestijl
In dit onderzoek is gebruikt gemaakt van een door het LTC aangepaste versie van de Attribution of Style Questionnaire (ASQ) (Peterson, 1982). De veronderstelling was dat mensen met stressgerelateerde klachten de neiging hebben om bij negatieve gebeurtenissen interne, stabiele, specifieke attributies te maken en bij positieve gebeurtenissen externe, instabiele en globale attributies (Landsman-Dijkstra, 2002). Dit zou de kans op depressie doen toenemen. In de vragenlijst zijn drie positieve (iets lukt) en drie negatieve (iets lukt niet) opgenomen die elk onderverdeeld zijn in de bovengenoemde attributiestijlen (zie pag 65, Bijlage 3). De respondenten scoren vervolgens op een 7puntsschaal. Hoe lager de score op de positieve items en hoe hoger de score op de negatieve items, hoe “depressiever” de attributiestijl. In Tabel 12 worden de scores van de deelnemers aan ‘Werken aan balans’ weergegeven. A= ligt deze oorzaak volgens u bij uzelf, dan wel bij anderen of bij de omstandigheden? (7 = ligt helemaal bij mezelf en 1 = ligt helemaal bij anderen of omstandigheden) B= Als deze situatie zich in de toekomst nog een keer voordoet zal deze oorzaak dan weer aanwezig zijn? (7 = zal zeker weer aanwezig zijn en 1 = zal nooit meer aanwezig zijn) C= Is deze oorzaak alleen aanwezig in genoemde situatie, of is deze oorzaak altijd aanwezig? (7 = altijd aanwezig en 1 = is alleen in deze situatie aanwezig) TABEL 12
ATTRIBUTIESTIJL (MISSING N=10) voormeting
Positieve gebeurtenissen Situatie 1
Situatie 3
Situatie 5
nameting
Gem
SD
gem
SD
p
r
d
A
5.1
1.1
5.6
1.1
.000
.442
0.6
B
5.3
1.1
5.8
0.9
.000
.410
0.6
C
5.4
1.2
5.6
1.1
.082
A
5.8
1.4
6.0
1.4
.232
B
5.5
1.1
5.8
1.3
.062
C
5.3
1.4
5.5
1.4
.281
A
5.4
1.2
5.8
1.3
.020
.300
0.4
B
5.4
1.1
5.6
1.3
.142
C
5.2
1.3
5.3
1.5
.356
A
5.6
1.3
5.7
1.4
.539
B
5.0
1.4
4.7
1.3
.016
.065
0.2
C
4.9
1.3
4.1
1.6
.001
.184
0.6
A
5.7
1.6
5.6
1.6
.752
B
5.0
1.3
4.6
1.5
.071
C
5.2
1.3
4.6
1.5
.006
.051
0.4
A
5.7
1.4
5.7
1.5
.829
B
4.9
1.3
4.6
1.5
.184
C
5.2
1.4
4.4
1.6
.004
.108
0.6
Negatieve gebeurtenissen Situatie 2
Situatie 4
Situatie 6
38
Op twee dimensies treedt er een verandering op in de attributiestijl van de deelnemers. Deelnemers gaan bij positieve gebeurtenissen meer intern attribueren (A), wat wil zeggen dat zij de oorzaak van de positieve gebeurtenis meer bij zichzelf dan bij iets of iemand anders leggen. Bij negatieve gebeurtenissen gaan deelnemers significant specifieker attribueren (C), wat wil zeggen dat het inzicht over de oorzaak van het falen/mislukken is toegenomen. Na correctie van de voor- op de nameting blijken vier van de zes significante verschillen (situatie 1, 4 en 6) ook klinisch relevant.
4.13
Interpersoonlijk gedrag
De Schaal voor Interpersoonlijk Gedrag (SIG) (Arrindel et al, 1980) is een multidimensionaal meetinstrument voor assertiviteit. Hiermee wordt de sociale vaardigheid bedoeld om aangepast te reageren in sociale situaties, waardoor bevredigende interpersoonlijke relaties ontstaan en men sociale wensen – zowel affectieve als instrumentele – realiseert. De SIG bestaat uit 50 items welke een bepaald gedrag beschrijven. De assertiviteit wordt op vier subschalen gemeten: 1. het uiten van negatieve gevoelens: kritiek geven, weigeren (NEG) 2. het uiten van onzekerheid en eigen ontoereikendheid: kritiek ontvangen, aandacht en hulp vragen (ONZ) 3. jezelf kenbaar maken: contact leggen, je mening geven (KEN) 4. het uiten van positieve gevoelens: complimenten, waardering geven en ontvangen (POS) Niet alleen de spanning die de gedragingen opwekken wordt bevraagd, maar ook de frequentie waarmee het omschreven gedrag wordt vertoond. Op de dimensie spanning geldt: hoe hoger de score, hoe meer gespannen iemand zich voelt bij de verschillende assertieve gedragingen. Voor de dimensie frequentie geldt hoe lager de score, hoe minder frequent men assertief gedrag vertoont. In Tabel 13 wordt een overzicht gegeven van de resultaten op de voor- en nameting.
39
TABEL 13
INTERPERSOONLIJK GEDRAG * voormeting
nameting
Spanning
gem
SD
gem
SD
p
r
d
NEG
40.9
12.7
36.7
11.5
.003
.597
0.5
ONZ
29.7
10.2
26.9
9.0
.002
.603
0.5
KEN
22.2
7.2
19.7
6.4
.001
.612
0.6
POS
18.4
6.6
16.2
5.9
.003
.521
0.5
NEG
39.8
7.5
41.8
8.0
.022
.567
0.4
ONZ
47.0
8.0
47.6
9.0
.404
KEN
26.9
5.1
28.0
5.0
.039
.514
0.3
POS
23.1
6.3
24.8
6.4
.028
.531
0.4
Frequentie
* missing: n = 6
Op alle vier dimensies van interpersoonlijk gedrag treedt een significante afname op van de spanning. Met uitzondering van het uiten van gevoelens van onzekerheid en eigen ontoereikendheid (ONZ) treedt er een significante toename op in de frequentie waarmee assertief gedrag wordt getoond. Na correctie van het effect van de voor- op de nameting blijken twee effectsizes medium en dus klinisch relevant, te weten: de afname in spanning bij het jezelf kenbaar maken (KEN) en de afname in spanning bij het uiten van positieve gevoelens (POS). De overige effectsizes zijn klein en dus niet klinisch relevant.
Worden de gegevens van de onderzoekspopulatie vergeleken met de referentiewaarden van twee andere groepen, te weten: ‘poliklinische psychiatrische patiënten’ en ‘normalen’ (Arrindell et al, 1980) dan blijkt dat de onderzoekspopulatie qua spanning bij aanvang van ‘Werken aan balans’ op het niveau van ‘poliklinisch psychiatrische patiënten’ scoort en dat zij na afloop het niveau van ‘normalen’ benadert, maar nog wel 1 tot 3 punten hoger scoort. Voor de frequentie van het interpersoonlijk gedrag geldt dat de onderzoekspopulatie bij aanvang vaker assertief gedrag vertoont dan ‘poliklinisch psychiatrisch patiënten’ en na afloop ongeveer even vaak als ‘normalen’.
4.14
Copinggedrag
Het doel van de Utrechtse Copingslijst (UCL) is het vaststellen van het karakteristieke copinggedrag van een cliënt bij confrontatie met problemen of aanpassing vereisende gebeurtenissen. De UCL bevat 7 subschalen: 40
1. actief aanpakken: direct ingrijpen als er moeilijkheden zijn; 2. palliatieve reactie: proberen je te ontspannen; 3. vermijden: toegeven om moeilijke situaties te vermijden; 4. sociale steun zoeken: je zorgen met iemand delen; 5. passief reactiepatroon: je volledig afzonderen van anderen; 6. expressie van emoties: je ergernis laten blijken; 7. geruststellende gedachten: je bedenken dat na regen zonneschijn komt.
De items worden gescoord op een vier-keuzeschaal, bestaande uit de volgende antwoordmogelijkheden: (1) zelden of nooit (2) soms (3) vaak (4) zeer vaak. In Tabel 14a worden de gemiddelde scores van de mannen op de 7 subschalen weergegeven en in Tabel 14b van de vrouwen. Voor alle schalen geldt: hoe hoger de score, hoe frequenter het beschreven gedrag wordt vertoond. TABEL 14A
COPING GEDRAG MANNEN BIJ VOOR- EN NAMETING (N= 17) voormeting
nameting
Subschalen
gem
SD
Gem
SD
p
Actief aanpakken
17.5
3.9
17.8
2.8
.613
Palliatieve reactie
16.6
4.0
17.5
2.8
.043
Vermijden
17.3
4.1
17.8
3.9
.475
Sociale steun zoeken
12.2
3.3
12.8
3.3
.210
Passief reactiepatroon
15.8
3.2
14.6
4.2
.146
6.1
1.6
6.4
1.8
.249
11.5
2.6
12.2
2.2
.272
Expressie van emoties Geruststellende gedachten
r
d
.818
0.5
Er treedt een significante verandering op in het copinggedrag van mannen op de subschaal ‘palliatieve reactie’; na afloop van ‘Werken aan balans’ proberen mannen zich vaker te ontspannen. De effectsize van dit significante verschil blijkt – na correctie van het effect van de voor- op de nameting – klein en dus niet klinisch relevant. Wanneer de gegevens vergeleken worden met de normen van een a-selecte steekproef mannen uit de Nederlandse bevolking (Schreurs et al, 1993) dan blijkt dat de mannen van de onderzoekspopulatie tijdens de nameting op drie subschalen hoger scoren dan de normgroep en op vier ongeveer gelijk. Mannen die het ‘Werken aan balans’ traject hebben doorlopen proberen zich vaker te ontspannen dan de ‘normale’ man, maar zij geven – evenals in de voormeting – vaker toe om moeilijke situaties te vermijden en zij zonderen zich vaker volledig af dan de ‘normale man’.
41
TABEL 14B
COPINGGEDRAG VROUWEN BIJ VOOR- EN NAMETING (N= 53) voormeting
nameting
Subschalen
gem
SD
gem
SD
p
r
d
Actief aanpakken
16.8
4.0
18.3
3.7
.001
.591
0.6
Palliatieve reactie
18.4
3.2
19.7
3.0
.007
.447
0.6
Vermijden
17.5
3.3
16.9
2.8
.244
Sociale steun zoeken
14.1
3.8
14.5
3.5
.635
Passief reactiepatroon
14.5
3.6
12.9
3.7
.000
.730
0.8
6.8
2.0
6.6
1.5
.567
12.6
2.9
12.8
2.5
.709
Expressie van emoties Geruststellende gedachten
Bij vrouwen treden op drie van zeven subschalen van de Utrechtse Copinglijst een significante verandering op: na afloop van ‘Werken aan balans’ grijpen zij vaker direct in als er moeilijkheden zijn, zij proberen vaker te ontspannen bij problemen en zij zonderen zich minder vaak volledig af. Deze verschillen blijken tevens klinisch relevant; alledrie effectsizes zijn – na correctie van het effect van de voor- op de nameting – medium. Bij vergelijking van de gegevens met de normen van een a-selecte steekproef vrouwen uit de Nederlandse bevolking (Schreurs et al, 1993) blijken de vrouwen van de onderzoekspopulatie in de nameting op drie subschalen hoger te scoren, op één lager en op drie gelijk. Ondanks dat de vrouwelijke deelnemers van ‘Werken aan balans’ na afloop van het traject beweren dat zij vaker direct ingrijpen als er problemen zijn, doen zij dit nog steeds minder frequent dan de gemiddelde ‘normale’ vrouw. Zij proberen zich vaker te ontspannen, maar geven – evenals in de voormeting nog steeds – vaker toe om moeilijke situaties te vermijden en zonderen zich vaker volledig af dan de ‘normale vrouw’.
4.15
Vergelijking volgorde programmaonderdelen
Rond het tijdstip van de eerste tussentijdse evaluatie is door de opdrachtgevers van het onderhavige onderzoek op inhoudelijke en organisatorische gronden besloten de volgorde van de programmaonderdelen van ‘Werken aan balans’ te wijzigen. De eerste vijf groepen deelnemers hebben de programmaonderdelen doorlopen zoals weergegeven staat in Figuur 1. De andere tien groepen zijn na het intakegesprek ‘Werken aan balans’ gestart met de driedaagse leefstijltraining bij het LTC en volgden daarna – gedurende acht weken – de programmaonderdelen van Operant. Het casemanagement vanuit Argonaut bleef onveranderd en is continu aangeboden gedurende het gehele traject.
42
Om te evalueren of volgorde 1 (Operant – LTC – Operant) (n=34) andere resultaten opleverde dan volgorde 2 (LTC – Operant – Operant) (n=42) is een univariate variantieanalyse uitgevoerd op alle uitkomstvariabelen van de nameting, waarbij gecorrigeerd is voor reeds bestaande verschillen in de voormeting. Deze analyse toonde aan dat op geen van de uitkomstvariabelen een effect gevonden kon worden van het verschil in volgorde.
4.16
Vergelijking twee programma’s
Een idee achter het ontstaan van ‘Werken aan balans’ is dat deelnemers met zwaardere problematiek – die deelnamen aan een driedaagse leefstijltraining bij het LTC – baat zouden kunnen hebben bij een voor- en natraject. Aldus is de ketendienstverlening binnen ‘Werken aan balans’ (Operant + LTC + Argonaut) tot stand gekomen. Omdat bij de evaluatie van beide programma’s (Wab en LTC) deels dezelfde meetinstrumenten zijn gebruikt en de tijdspanne tussen voor- en nameting vergelijkbaar is – respectievelijk twee en drie maanden – behoort vergelijking van de resultaten tot de mogelijkheden. Deze vergelijking vindt plaats op grond van de data uit de onderhavige studie (n=76) en de data van een studie van Landsman naar de effectiviteit van het LTC-programma (n= 122, 2004). In Tabel 15 worden voor beide programma’s de gemiddelde scores op één van de vier domeinen van de WHOQOL-Bref (Vries de et al, 1997) weergegeven voor personen met lichtere problematiek (een totaalscore < 149 op de SCL-90) en personen met zwaardere problematiek (een totaalscore > 150 op de SCL-90). TABEL 15
PSYCHOLOGISCHE GEZONDHEID BINNEN WAB * EN LTC * BIJ VOOR- EN NAMETING voormeting
nameting
n
gem
SD
gem
SD
Lichte problematiek Wab
13
14.1
1.1
14.9
1.9
Zware problematiek Wab
56
10.5
2.2
12.9
2.7
Lichte problematiek LTC
62
14.2
2.0
15.3
1.8
Zware problematiek LTC
59
11.4
1.7
12.6
2.5
* missing Wab: n = 7, missing LTC: n=1
Direct valt op dat het verschil tussen voor- en nameting het grootst is bij personen met zware problematiek die het ‘Werken aan balans’’ traject hebben gevolgd. Om het vermoeden te bevestigen dat personen met zware problematiek meer baat hebben bij ‘Werken aan balans’ dan bij alleen een driedaagse leefstijltraining, is een non43
parametrische toets voor twee onafhankelijke groepen (Mann-Whitney) uitgevoerd op de verschilscores tussen voor- en nameting. Hieruit bleek dat de vooruitgang die personen met zware problematiek binnen het ‘Werken aan balans’ traject boekten significant (p = .021) verschilde van vergelijkbare – maar niet dezelfde – personen die alleen de driedaagse leefstijltraining volgden. Tevens bleek uit dezelfde analyse dat personen met lichte problematiek bij beide programma’s evenveel vooruitgang boeken (p = .530).
In Figuur 3 wordt het verschil in vooruitgang grafisch weergegeven. FIGUUR 3
VERANDERING IN PSYCHOLOGISCHE GEZONDHEID BINNEN WAB- EN LTC-PROGRAMMA
16
Psychologische gezondheid
15 14
In Figuur 3 is te zien dat cliënten met zwaardere problematiek qua psychologische
gezondheid 13
licht Wab (n=13) zwaar Wab(n=56)
meer vooruitgang boeken wanneer zij het ‘Werken aan balans’programma
licht LTC (n=62)
volgen, dan wanneer zij alleen de driedaagse leefstijltraining volgen. 12
zwaar LTC (n=59)
11 10 voormeting
nameting
44
5
Conclusies, discussie en aanbevelingen
In dit hoofdstuk wordt allereerst antwoord gegeven op de vraagstellingen van het onderzoek. Vervolgens worden de belangrijkste bevindingen in conclusies samengevat. In de discussie worden enkele kanttekeningen geplaatst bij het onderzoek en de uitkomsten. Besloten wordt met aanbevelingen voor verdere programmaontwikkeling en -onderzoek.
5.1
Beantwoording vraagstellingen
Vraagstelling 1 Hoe hebben deelnemers het programma ‘Werken aan balans’ ervaren? Globaal kan gesteld worden dat deelnemers die met geringe of zonder enige verwachtingen aan het programma zijn begonnen ‘Werken aan balans’ positiever evalueren dan deelnemers die in ‘Werken aan balans’ de oplossing voor hun klachten en problemen dachten te vinden. Het lijkt dat eerstgenoemden zich meer durfden open te stellen voor hetgeen het programma – oefeningen en informatie van trainers, maar ook feedback van andere deelnemers – hen te bieden had, terwijl laatstgenoemden gericht bleven op zo concreet mogelijke antwoorden op hun specifieke vragen. Deelnemers die niet of minder tevreden zijn, geven vaker blijk van ergernissen over derden (trainers en groepsleden) en verbazing over het feit dat trainers geen kant-en-klare oplossingen of adviezen gaven. Deelnemers die tevreden zijn over ‘Werken aan balans’ (h)erkennen na afloop van het programma hun eigen aandeel in het omgaan met hun stressgerelateerde klachten en geven blijk hierin nieuwe inzichten en vaardigheden te hebben opgedaan.
Onafhankelijk van de wijziging in de volgorde van de programmaonderdelen ervoeren alle geïnterviewde deelnemers een samenhang tussen de driedaagse leefstijltraining van het LTC en de acht weken durende training van Operant. Lichaamswerk vormde de rode draad waarbij het LTC meer geassocieerd werd met ‘voelen en ontdekken’ en Operant meer met ‘praten en oefenen’.
Vraagstelling 2 Hoe hebben trainers en arbeidsbemiddelaars het programma ‘Werken aan balans’ ervaren? Vier trainers en één van de arbeisbemiddelaars onderschrijven unaniem de visie van ’Werken aan balans’ namelijk dat mensen met stressgerelateerde klachten zelfsturend moeten leren omgaan met die klachten. Gemeenschappelijk in hun benadering is dat de 45
gehele mens centraal staat en niet de klacht. Echter, daar waar de LTC-trainers meer aangrijpen op lichaamservaring en -bewustzijn, focussen de Operant-trainers meer op mentale processen. Enigszins zwart-wit gesteld, leert een LTC-trainer een deelnemer zijn grenzen te bepalen op grond van lichaamssignalen en maakt een Operant trainer een deelnemer bewust van zijn/haar (vastgeroeste) overtuigingen en leert hem/haar zich af te vragen in hoeverre deze ‘waar’ zijn. De arbeidsbemiddelaar ondersteunt de deelnemer om (weer) baas te worden over zijn/haar werksituatie en ook om het belang van de werkgever in te zien.
Trainers en arbeidsbemiddelaars zijn zeer tevreden over hun eigen unieke programmabijdrage, maar over de noodzaak van inhoudelijke afstemming bestaat verschil van mening. Opvallend daarbij is dat de trainers van Operant de minste behoefte aan afstemming hebben. Alle beschikbare tijd en energie van de Operant-trainers wordt besteed aan het geven van de trainingen en het verfijnen van oefenvormen en theorie. De behoefte aan afstemming bij de LTC-trainers is groot, omdat voor hen onvoldoende duidelijk is hoe er bij Operant voortgeborduurd wordt op de trainingservaringen die deelnemers bij het LTC hebben opgedaan. Dit gevoel is versterkt sinds de wijziging van de volgorde van de programmaonderdelen, waarbij het LTC aan de poort en Operant aan de uitgang van het traject werkt. Bij de arbeidsbemiddelaar van Argonaut is de behoefte aan afstemming eveneens groot, omdat zij niet alleen het cliëntbelang, maar tevens het werkgeversbelang dient te behartigen om tot een optimaal resultaat te komen. Zelfsturing is een noodzakelijke, maar niet voldoende voorwaarde voor reïntegratie naar de werkplek. Niet alleen inzicht in eigen functioneren, maar ook inzicht in de belangen en het functioneren van mensen op de werkplek dient wat haar betreft inhoudelijk deel uit te maken van de trainingen van ‘Werken aan balans’.
Vraagstelling 3 Hoe heeft de casemanager zorg en inhoud het programma ‘Werken aan balans’ ervaren? De casemanager zorg en inhoud is van mening dat deze tijdscontingente vorm van ketendienstverlening voor mensen met stressgerelateerde klachten uitvoerbaar en effectief is. “Werken aan balans’ biedt in zijn ogen een welkome aanvulling op de traditionele klachtcontingente benadering van het ziekenhuis. Drie qua achtergrond zeer verschillende bedrijven zijn er zijns inziens gezamenlijk in geslaagd om mensen uit het ‘paradigma van de aanpassing’ in het ‘paradigma van de zelfverantwoordelijkheid’ te plaatsen. Op grond van zijn ervaring als psychiater in het ziekenhuis is de casemanager
46
zorg en inhoud van mening dat deze transformatie van ‘slachtoffer’ naar ‘regisseur’ vele patiëntcarrières kan bekorten en daarmee kosten kan besparen.
De casemanager zorg en inhoud geeft aan dat verschillen in bedrijfsachtergrond en marktpositie de samenwerking en inhoudelijke afstemming tussen de drie bedrijven hebben bemoeilijkt, maar stelt dat hiervan geen nadelige invloed is uitgegaan op deelnemers. Nu het programma effecten bij deelnemers blijkt te sorteren, beschouwt hij het gezamenlijk verder uitontwikkelen van de visie en afstemmen van programmainhouden als uitdaging voor de toekomst.
Vraagstelling 4 Welke effecten heeft het programma ‘Werken aan balans’ bij deelnemers? Zowel voor werkgevers als ziektenkostenverzekeraars treedt er een kostenreducerend effect op. Het percentage deelnemers dat volledig in de ziektewet zit neemt significant af en het percentage deelnemers dat weer aan het werk gaat – parttime, volledig of op therapeutische basis – neemt toe. Daarnaast is er een daling in het gebruik van pijnstillers, slaapmiddelen en antidepressiva aangetoond.
Op negen van de tien uitkomstvariabelen treden statistisch significante veranderingen op, waarvan een groot aantal ook klinisch relevant is gebleken. In het hiernavolgende worden deze veranderingen samengevat.
Deelnemers ervaren na afloop van het traject letterlijk meer balans. Hun algehele kwaliteit van leven neemt toe, maar in het bijzonder hun lichamelijke en psychologische gezondheid. Zij ervaren aanzienlijk minder klachten, maar bereiken daarin nog niet het niveau van gezonde referentiegroepen. Hun klachtenpatroon toont bij aanvang van het traject ‘Werken aan balans’ overeenkomst met dat van ‘klinisch verslaafden’ en na afloop met dat van ‘chronische pijnpatiënten’. Hetzelfde beeld wordt aangetroffen bij de individuele spankracht van de deelnemers. Bij aanvang is er sprake van een gebrek aan activiteit, concentratie en motivatie en voelen deelnemers zich gemiddeld net zo moe als een normgroep MS-patiënten. Na afloop is dit aanzienlijk verbeterd, maar als gemiddelde blijft de spankracht binnen een klinische range vallen en niet binnen een range van gezonde volwassenen. Het zelfvertrouwen van deelnemers neemt toe en de manier waarop zij tegen positieve en negatieve gebeurtenissen in hun leven aankijken, wijzigt eveneens. Zij zijn meer genegen
47
de oorzaak van positieve gebeurtenissen bij zichzelf te zoeken en zij zijn beter in staat de oorsprong van negatieve gebeurtenissen te analyseren. Zowel mannelijke als vrouwelijke deelnemers proberen zich na afloop van ‘Werken aan balans’ bewust vaker te ontspannen en doen dit zelfs vaker dan de gemiddelde Nederlandse man of vrouw. Tevens neemt de spanning die mensen kunnen voelen wanneer zij zich assertief opstellen af naar het niveau van de ‘normale’ gemiddelde Nederlander.
Tot slot is getoetst of de volgorde van de programmaonderdelen van invloed is geweest op de resultaten bij de deelnemers. Beide volgordes leverden vergelijkbare resultaten op. Vergelijking van de gegevens van deelnemers met ‘zware problematiek’ die alleen de driedaagse leefstijltraining van het LTC hebben gevolgd met deelnemers met ‘zware problematiek die ‘Werken aan balans’ doorliepen, wees uit dat laatstgenoemden de meeste vooruitgang boekten.
5.2
Conclusies
Procesevaluatie 1.
Tevreden deelnemers (h)erkennen het belang van zelfsturing en beschikken over (nieuwe) vaardigheden om zelfsturing te realiseren. Minder tevreden deelnemers blijven de oorzaak en mogelijke oplossing voor hun stressgerelateerde klachten vaker buiten zichzelf zoeken .
2.
Deelnemers zijn van mening dat de programmaonderdelen van het LTC en Operant elkaar versterken.
3.
Trainers en arbeidsbemiddelaars onderschrijven unaniem de missie van ‘Werken aan balans’: deelnemers stimuleren tot zelfsturing bij stressgerelateerde klachten.
4.
Trainers en arbeidsbemiddelaars zijn tevreden over hun eigen unieke programmabijdrage. Over de noodzaak tot inhoudelijke afstemming bestaat verschil van mening.
5.
De casemanager zorg en inhoud is tevreden over zowel de samenwerking tussen de bedrijven als de geboekte resultaten bij deelnemers.
6.
Volgens de casemanager zorg en inhoud is de samenwerking en inhoudelijke afstemming tussen de drie bedrijven bemoeilijkt door verschillen in bedrijfsachtergrond en marktpositie.
48
Effectevaluatie 1.
Toegenomen arbeidsparticipatie en verminderd medicijngebruik wijzen op een kostenreducerend effect voor zowel werkgevers als ziektenkostenverzekeraars.
2.
De kwaliteit van leven, het psychosociaal functioneren en de individuele spankracht van deelnemers is na afloop van ’Werken aan balans’ aanzienlijk verbeterd, maar blijft zich bevinden binnen de klinische range.
3.
Qua zelfvertrouwen, coping- en interpersoonlijk gedrag treedt er een verschuiving op in de richting van zelfsturing, waarbij het oordeel van anderen minder belangrijk wordt en minder spanning oplevert.
4.
Deelnemers met zware problematiek hebben het meeste baat bij ‘Werken aan balans’.
5.3
Discussie
De doelstelling van het onderhavige onderzoek was beschrijven hoe het proces van in- en uitvoering van ‘Werken aan balans’ in de pilotfase is verlopen en aangeven of er resultaten bij deelnemers zijn geboekt en zo ja, welke? In het hiernavolgende worden de conclusies met betrekking tot de proces- en effectevaluatie bediscussieerd.
Tevredenheid deelnemers Ruim de helft van de deelnemers die geïnterviewd is over hun ervaringen met ‘Werken aan balans’ toont zich zeer tevreden over het traject. Op twee punten onderscheiden tevreden deelnemers zich van minder tevreden deelnemers. Tevreden deelnemers nemen zelf verantwoordelijkheid voor hun stressgerelateerde klachten daar waar ontevreden deelnemers de oorzaak en mogelijke oplossing voor hun klachten buiten zichzelf blijven zoeken. Tevreden deelnemers begonnen aan het traject met geringe tot geen verwachtingen, terwijl ontevreden deelnemers vaker met hooggespannen verwachtingen startten. De Expectancy Disconfirmation Theory van Oliver (1980) heeft als uitgangspunt dat het tevredenheidsoordeel van mensen gebaseerd is op de discrepantie tussen verwachtingen en daadwerkelijke ervaringen met een bepaalde dienst of product. Deze discrepantie kan positief en negatief uitvallen. Bij de tevreden deelnemers van ‘Werken aan balans’ is sprake van een positieve discrepantie. Bij de ontevreden deelnemers van ‘Werken aan balans’ is sprake van een negatieve discrepantie.
49
Deze theorie in ogenschouw nemende dienen de programmaontwikkelaars zich af te vragen of er – bijvoorbeeld vanuit het oogpunt van acquisitie – bij een aantal deelnemers te hooggespannen verwachtingen zijn gewekt. Hooggespannen verwachtingen ten aanzien van het probleemoplossende vermogen van ‘Werken aan balans’ vergroten de kans op een negatieve discrepantie en zijn zowel theoretisch als praktisch strijdig met het principe van zelfsturing.
Tevredenheid begeleiders (trainers, arbeidsbemiddelaars en casemanager) Over de hele linie zijn trainers en arbeidsbemiddelaars tevreden over hun inbreng in en betrokkenheid bij het traject ‘Werken aan balans’. Het enige kritiekpunt betreft de mate waarin inhoudelijke afstemming tussen de programma-onderdelen van Operant, het LTC en Argonaut heeft plaatsgevonden. De casemanager zorg en inhoud bevestigt dat hij binnen de beschikbare tijd en middelen van de pilotfase bewust prioriteit heeft verleend aan het casemanagement zorg ten opzichte van het casemanagement inhoud. De keuze van de casemanager zorg en inhoud om de klant c.q. deelnemer optimaal te bedienen en een afwachtende houding te tonen ten aanzien van het delen van kennis c.q. afstemmen van inhouden met de andere partners lijkt voornamelijk ingegeven te zijn door de commerciële marktpositie van het bedrijf Operant. Samenvattend kan geconcludeerd worden dat commerciële overwegingen een obstakel kunnen vormen in de samenwerking.
Effecten deelnemers Over de hele linie zijn significante en klinisch relevante resultaten geboekt bij deelnemers. Die resultaten sluiten aan bij de overwegingen van de Achmea-directie om de pilotfase van ‘Werken aan balans’ te subsidiëren. Het traject lijkt een middel te zijn tot het terugdringen van ziekteverzuim en medische consumptie en personen met zwaardere problematiek boeken meer vooruitgang binnen ‘Werken aan balans’ dan wanneer zij alleen de driedaagse leefstijltraining van het LTC volgen. Twee kanttekeningen dienen bij de positieve uitkomsten van het traject geplaatst te worden: 1.
Ondanks dat aanzienlijke verbeteringen optreden in het functioneren van deelnemers van ‘Werken aan balans’, scoren zij gemiddeld op de uitkomstvariabelen vaker in overeenstemming met referentiewaarden van patiënten dan van gezonde volwassenen. Dit zegt echter waarschijnlijk meer over de zwaarte van de problematiek bij de instroom van de pilotfase dan over de effectiviteit van het programma.
2.
Algemeen bekend is dat veranderingen op de korte termijn (drie maanden) geen 50
garantie bieden voor verandering op de lange termijn. Evaluatie van het LTC programmaonderdeel wees uit dat de leefstijltraining ook op langere termijn (12 maanden) effectief bleek voor een grote groep deelnemers (Landsman-Dijkstra, 2004). Het lijkt aannemelijk dat de toevoeging van een (voor- en) natraject door Operant deze bevinding eerder zal versterken dan afzwakken.
Triangulatie In dit onderzoek is gebruik gemaakt van verschillende dataverzamelingsmethoden (interviews en vragenlijsten). Het feit dat zowel de kwalitatieve als kwantitatieve uitkomsten in dezelfde richting wijzen, geeft een brede evidentiebasis voor de resultaten en maakt het ontbreken van een controlegroep in deze pilotfase minder problematisch.
51
5.4
Aanbevelingen
Op grond van de conclusies en discussie kunnen de volgende aanbevelingen voor verdere programmaontwikkeling en onderzoek worden gedaan. 1.
Hoge verwachtingen ten aanzien van het probleemoplossend vermogen van het traject ‘Werken aan balans’ dienen in de voorlichting van en mondelinge informatie aan potentiële deelnemers vermeden te worden, omdat dit strijdig kan zijn met het proces van komen tot zelfsturing .
2.
Indien ‘Werken aan balans’ wil evolueren van ‘een keten van dienstverlening’ in ‘een daadwerkelijk geïntegreerd traject’, dan lijkt intensivering van de inhoudelijke afstemming tussen de drie bedrijven een noodzakelijke voorwaarde. Toetsing van de veronderstelling dat ‘Werken aan balans’ meer is dan de som der delen kan dan plaatsvinden.
3.
Op korte termijn worden de beoogde doelen van ‘Werken aan balans’ gerealiseerd. Een follow-up meting kan aantonen in hoeverre de effecten bij deelnemers beklijven.
Lijst met afkortingen
LTC
Leefstijl Training Centrum
TO
sectie Toegepast Onderzoek
NCG
Noordelijk Centrum voor Gezondheidsvraagstukken
UMCG
Universitair Medisch Centrum Groningen
52
Referenties Arrindell WA, de Groot PM, Walburg JA. De schaal voor interpersoonlijk gedrag (SIG). Swets & Zeitlinger BV, 1980.
Arrindell WA, Ettema JHM. SCL-90; Handleiding bij een multidimensionele psychopathologie indicator. Lisse: Swets en Zeitlinger, 2003.
Biessen PGA. Oog voor de menselijke factor; achtergrond, constructie en validering van de Basisvragenlijst Amsterdam. Amsterdam/Lisse: Swets en Zeitlinger BV, 1992.
Busard HLSM. Een geïntegreerd transmuraal traject bij PWS, weke delen reuma en burn-out. “Het doel heiligt de middelen”, 2003.
Cohen J. Statistical power analyses for the behavioural sciences. Revised ed. New York: Academic Press,1977.
Cook TD, Campbell DT Quasi-experimentation: design and analysis for fieldsettings. USA: Houghton Mifflin Company, 1979.
Goubert L, Crombez G, Van Damme S, Vlaeyen JWS, Bijttebier P, Roelofs J. Confirmatory factor analysis of the Tampa Scale for Kinesiophobia. Clin J Pain. 2004; 20: 103-110.
Houtman IL, Goudswaard A, Dhondt S, van der Grinten MP, Hildebrandt VH, van der Poel EG. Dutch monitor on stress and physical load: risk factors, consequences, and preventive action. Occup Environ Med 1998;55:73-83.
Houtman IL, Schaufeli WB, Taris T. Psychische vermoeidheid en werk. Alphen aan den Rijn: NWO/Samsom, 2000.
Kabat-Zinn J, Lipworth L, Burney R. The clinical use of mindfulness meditation for the selfregulation of chronic pain. Journal behavioural medicine 1985: 8: 163-90.
53
Lachman VD. Stress and self-care revisited: a literature review. Holistic Nurs Pract 1996;10:1-12. Landsman-Dijkstra JJA. Leefstijltraining Evaluatie Onderzoek; ‘werken aan balans?’, onderzoek effectiviteit leefstijltrainingen bij chronische aspecifieke lichamelijke klachten. Eindrapportage 2002.
Landsman-Dijkstra JJA, van Wijck R, Groothoff JW. Effectiviteit van een leefstijltraining na twee en twaalf maanden bij chronische aspecifieke lichamelijke klachten. TSG 2004; 82, 6: 371-80.
Landsman-Dijkstra JJA. Building an effective short healthpromotion intervention. Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen, 2005.
Middel B. Assessment of change in clinical evaluation. Thesis University of Groningen. Stichting Drukkerij C. Regenboog. Groningen, 2001. Oliver RL. A cognitive model of the antecedents and consequences of satisfaction decisions. Journal of marketing research 1980; 17 (4): 460-469. Peterson LG. Attribution of style questionnaire. Cogn Ther Res 1982;6:287-300. Post M. Return to work in the first year of sickness absence. An evaluation of the Gatekeeper Improvement Act. Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen, 2005.
Rykman RM, Robbins MA, Thornton B, Cantrell P. Development and validation of a physical self-efficacy scale. J Personal Soc Psychol 1982; 42: 891-900. Schaufeli WB. Opgebrand: over de achtergronden van werkstress bij contactuele beroepen-het burnout syndroom. Rotterdam: Ad. Donker, 1990.
Schreurs PJG, van de Willige G, Brosschot JF, Tellegen B, Graus GMH. De Utrechtse Coping Lijst: UCL. Omgaan met problemen en gebeurtenissen. Herziene Handleiding. Swets en Zeitlinger, Lisse, 1993.
Ung EK. What you need to know: how to manage your stress. Singapore Med J 1998;39:517-9.
54
Vercoulen JHMM, Alberts M, Blijenberg G. De checklist Individual Strength (CIS). Gedragstherapie. 1999;32 (2):131-136.
Vlaeyen JWS, Kole-Snijders AMJ Boeren RGB, Eek H van. Fear of movement/(re)injury in chronic low back pain and its relation to behavioral performance. Pain. 1995;62:363-72.
Vries J de, Heck GL van. The World Health Organization Quality of Life Assessment Instrument (WHOQOL-100): validation study with the Dutch version. Eur J Psychol Assessm 1997;13:164-78.
55
Bijlage 1: Schema ketendienstverlening Verwijzing
Legenda: = begin- en eind
Intake gesprek = acties T0: voormeting
Brief + info = beslismomentben Keuring en advies = effectonderzoek Brief met uitslag
Reïntegratie management Argonaut
Vervolg gesprek keuring en advies
nee
Stopt en gaat elders verder
Keus voor traject A
misschien
Gesprek 3 met partner erbij
ja Info-bijeenkomst
Training G1: 4 weken, 1 dagdeel per week 2 wk LTC 3 dagen intern 2 wk Evaluatiegesprek
Training G2: 4 weken, 1 dagdeel per week 1 wk Door met traject B
Training G3: 20 weken, 1 dagd. p. wk. Operant en 4 dagdelen LTC
Gesprek : keus A/B
6 mnd
T1: nameting
Effect voldoende: Afsluiting traject A
Eindgesprek en meting 6 mnd
T2: eindmeting
6 mnd T3: followup meting
56
Bijlage 2: Interviewformat deelnemers en begeleiders Algemene gegevens deelnemer
Datum interview: Tijdstip interview: Respondentnr: Groep:
Tevredenheid deelnemer
1a.
U heeft het traject ‘Werken aan balans’ gevolgd. Bent u over het geheel genomen tevreden over ‘Werken aan balans’? 0 Helemaal, want …………………………………… 0 Gedeeltelijk, want…………………………………. 0 Helemaal niet, want……………………………….
1b.
Bent u over bepaalde programmaonderdelen minder tevreden dan over andere? En zo ja, waarom…………………………………
1c.
Heeft het traject (tot nu toe) aan uw verwachtingen voldaan? 0 helemaal, want …………………………………… 0 gedeeltelijk, want ………………………………… 0 helemaal niet, want ………………………………. 0 weet ik niet, ik had geen verwachtingen ………
1d.
Hoe tevreden bent u over de kwaliteit van de informatie voor en tijdens het project? (wist u wat u kon verwachten?) 0 zeer tevreden, want …………………….. 0 tevreden, want……………………………. 0 ontevreden, want ………………………… 0 zeer ontevreden, want …………………..
Ervaringen deelnemer
2.
Heeft ‘Werken aan balans’ inzicht gegeven over uzelf en/of over uw functioneren? Ja, namelijk……………… Nee, want………………..
57
3.
Heeft u tijdens ‘Werken aan balans’ iets ervaren en /of geleerd wat u kunt toepassen in het dagelijkse leven? Zo ja, maakt u hier nog regelmatig gebruik van? Zo nee, waarom niet volgens u?
4a
Hoe bent U in contact gekomen met ‘Werken aan balans’
4b.
In hoeverre was het beginnen met ‘Werken aan balans’ echt uw eigen bewuste keuze?
4c.
Heeft u bepaalde verwachtingen gevoeld van uw verwijzer in positieve of negatieve zin?
Waardering deelnemer
5.
Waardering voor de verschillende programmaonderdelen (rapportcijfer) Intakegesprek door zenuwarts
..
Vragenlijst
..
Vervolggesprek keuring en advies
..
3 dagen training in Dalfsen
..
2 x 4 weken training in Zwolle
..
Evaluatiegesprek zenuwarts
..
nb. doorvragen op opeenvolging en volgorde van de verschillende onderdelen
6.
7.
Wat vond u van de sfeer in de groep? Zwolle
Dalfsen
0 uitstekend
0 uitstekend
0 goed
0 goed
0 redelijk
0 redelijk
0 slecht
0 slecht
Hoe vond u de begeleiding van de trainers?
Suggesties deelnemer
8.
Heeft u nog suggesties/ adviezen ter verbetering van het WAB programma?
58
Algemene gegevens trainer
Datum interview: Tijdstip interview: Respondentnr: Trainer LTC/Trainer Operant:
Doelen en effecten ‘Werken aan balans’
1
Wat zijn volgens u de (lange termijn) doelen van het traject ‘werken aan balans’?
2.
Welke directe trainingsdoelen werden door u gehanteerd?
3.
Welke effecten worden wenselijk geacht bij deelnemers? Anders gevraagd: Wanneer kan een cliënt als hersteld worden beschouwd? Welk gedrag hoort daar bij?
4.
In welke mate onderschrijft u de doelen van WAB?
5.
In welke mate worden volgens u tot op heden effecten gerealiseerd bij deelnemers?
6.
Wat zijn volgens u de sterke kanten van WAB?
7.
Wat zijn volgens u de minder sterke kanten van WAB?
8.
Op welke manier draagt u als trainer bij aan het behalen van de beoogde doelen en effecten van WAB?
9.
Heeft u knelpunten of barrières ervaren bij de implementatie van/het geven van trainingen binnen WAB?
Inhoud van het project ‘Werken aan Balans’
10.
Kunt u (kort) beschrijven wat de kern is van de training die u geeft binnen WAB?
11.
Onderscheiden WAB-deelnemers zich van ‘normale’ LTC/OPERANT cliënten? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
12.
Is uw aanpak binnen de WAB-trainingen anders dan bij andere cliënten?
Organisatie ‘Werken aan balans’
13.
Heeft u ervaring met de oude (4w – 3d – 4 wk) en nieuwe (3d – 8wk) volgorde van de trainingen binnen WAB? Zo ja, welke volgorde heeft uw voorkeur en waarom?
59
13a.
Wat waren de voor- en nadelen van de oude volgorde?
13b.
Wat zijn voor- en nadelen van de nieuwe volgorde?
14.
Hoe is de organisatie van WAB tot nu toe verlopen?
15.
Heeft u knelpunten ervaren? Bijvoorbeeld: -
Aansturing/coördinatie
-
Planning
-
Informatie-uitwisseling
-
Materiële randvoorwaarden
-
Nakomen afspraken
-
Accommodatie
16.
Voelt u zich adequaat geschoold om de WAB-trainingen te geven?
17.
Is er een aanspreekpunt bij problemen en ondervindt u steun bij het oplossen/bespreken van problemen?
Samenwerking tussen het LTC en OPERANT
18.
Hoe ervaart u de samenwerking tussen het LTC en OPERANT?
19.
Zijn er knelpunten en zo ja, welke? Kunnen deze knelpunten worden opgelost en
zo ja hoe? 20.
Geeft de samenwerking een meerwaarde en zo ja, welke? -
voor de deelnemer
-
voor de trainers
-
voor de stakeholders
De toekomst van ‘Werken aan Balans’
21.
Hoe ziet u de toekomst van WAB?
-
eenmalig project
-
toekomst hangt af van effectevaluatie
-
voorziet in een behoefte in de markt
22.
Welke verbeteringen/veranderingen acht u (vóór december 2005) wenselijk.
23.
Heeft u verder nog op- of aanmerkingen die in het voorgaande niet ter sprake zijn gekomen?
60
Algemene gegevens arbeidsbemiddelaar
Datum interview: Tijdstip interview: Respondentnr:
Rol en positie arbeidsbemiddeling in ‘Werken aan balans’
1.
Wat is de taak van Argonaut in “Werken aan balans’ en van u als arbeidsbemiddelaar in het bijzonder?
2.
Kunt u kort beschrijven wat de kern is van de arbeidsbemiddeling?
3.
Hoeveel WAB-deelnemers zijn tot op heden door Argonaut begeleid?
4.
Welke deelnemers zijn door Argonaut begeleid. Hoe verloopt de verwijzing?
5.
Onderscheiden WAB-deelenemers zich van ‘normale’ cliënten? Zo ja, in welke opzichten en zo nee, waarom niet?
6.
Is uw aanpak van WAB deelnemers anders dan van andere cliënten?
7.
Hoe lang duurt de begeleiding van WAB-deelnemers gemiddeld? Overschreed
het de duur van het traject? 8.
In hoeverre onderschrijft u de doelen en visie van ‘Werken aan balans’
(zelfsturing bij stressgerelateerde klachten)? 9.
Merkte u verandering (progressie/afname klachten) bij deelnemers tijdens begeleiding? Waren deze veranderingen toe te schrijven aan WAB?
10a.
Wat zijn volgens u de sterke kanten van WAB?
10b.
Wat zijn volgens u de minder sterke kanten van WAB?
11.
Op welke manier draagt u als arbeidsbemiddelaar bij aan het behalen van de beoogde doelen van WAB?
Organisatie en samenwerking binnen ‘Werken aan balans’
12.
Heeft u knelpunten ervaren bij de arbeidsbemiddeling binnen WAB? 61
13.
Is er een aanspreekpunt bij problemen en ondervindt u steun bij oplossen/bespreken van problemen?
14.
Hoe heeft u de samenwerking tussen het LTC, Operant en Argonaut ervaren?
15.
In hoeverre is arbeidsbemiddeling een onmisbare schakel in de ketendienstverlening aan personen met stressgerelateerde klachten?
De toekomst van ‘Werken aan Balans’
16.
Hoe ziet u de toekomst van WAB? -
eenmalig project
-
toekomst hangt af van effect-evaluatie
-
voorziet in een behoefte in de markt
17.
Welke verbeteringen/veranderingen acht u (vóór december 2005) wenselijk?
18.
Heeft u verder nog op- of aanmerkingen die in het voorgaande niet ter sprake zijn gekomen?
Algemene gegevens casemanager zorg en inhoud
Datum interview: Tijdstip interview: Respondentnr:
Visie ‘Werken aan balans’
1.
U bent zenuwarts bij de polikliniek psychiatrie van de Isalaklinieken.
a.
Waarom noemt u zichzelf zenuwarts in plaats van psychiater?
b.
Hoe verhoudt deze functie zich tot die van directeur stresspoli Operant?
2.
Samen met dhr Nus Vos heeft u in 2003 de basis gelegd voor de uitvoering van ‘Werken aan balans’.
a.
In hoeverre zijn uw oorspronkelijke ideeën (zoals vastgelegd in visiedocument, Busard, 2003) werkelijkheid geworden?
b.
U stond een omslag voor van een aanbodgestuurde naar een vraaggestuurde begeleiding van patiënten met stressgerelateerde klachten. Is dit gelukt?
62
3.
De visie van ‘Werken aan balans’ moest de rode draad, de betekenisverlenende context, vormen voor een ieder die bij het traject betrokken was (Busard, 2003).
a.
Wat was die visie precies en wat was er vernieuwend aan/waarin week hij af van de traditionele aanpak? Citaat : “vraaggestuurde begeleiding van cliënten met stressgerelateerde klachten, waarbij de kern van de problematiek (de disfuncties) de begeleiding bepalen”
b.
Wat bedoelt u wanneer u in het visiedocument schrijft dat er gebruik wordt gemaakt van een transformatie en een paradigmawisseling (p6, Busard, 2003)?
4.
In hoeverre is het u – in de rol van casemanager zorg – gelukt…
a.
de begeleiders binnen WAB (stakeholders LTC – waaronder de projectmanager – trainers LTC, trainers Operant en arbeidsbemiddelaar Argonaut) te laten handelen vanuit deze visie?
b.
de deelnemers te benaderen vanuit deze visie?
Kern casemanagement zorg en inhoud
5.
Kunt u (kort) beschrijven wat de kern is van het ‘casemanagement zorg’ binnen WAB?
a.
In het visiedocument (Busard, 2003) staat op p14 het volgende citaat: “Transformatie van traditionele zorg naar een proactieve tijdscontingente benadering gericht op specifieke persoonsgebonden disfuncties met inzicht over vertrek- en eindpunt” In hoeverre geeft bovenstaand citaat de kern van het ‘casemanagement zorg’ aan?
b.
Kunt u (kort) beschrijven wat de kern is van het ‘casemanagement inhoud’ binnen WAB?
6.
Over welke kennis, vaardigheden en kwalificaties moet de casemanager zorg en inhoud binnen WAB beschikken?
7.
Kunt u de acties die vallen onder ‘casemanagement zorg’ in onderstaand stroomdiagram (zie Bijlage 1) noemen en toelichten?
63
8.
Is het voorgekomen dat exclusiecriteria van toepassing waren op cliënten die u zag tijdens de intake.
9.
Op welke manier draagt u als ‘casemanager zorg’ bij aan het behalen van de beoogde doelen en effecten van WAB?
10.
Heeft u knelpunten of barrières ervaren bij de uitvoering van de taak van ‘casemanager zorg en inhoud’?
Programma en organisatie ‘Werken aan balans’
11.
Ontschotting is één van de oorspronkelijke uitgangspunten van ‘Werken aan balans’.
a.
Wie deed nu wat? Is onderstaande indeling een juiste weergave? LTC: begeleiding: care Operant: behandeling: cure Argonaut: arbeidsbemiddeling: sociale zekerheid
12.
Welke veronderstellingen lagen ten grondslag aan de oorspronkelijke volgorde: Operant – LTC – Operant ?
a.
Waarom is hier halverwege van afgeweken?
b.
Wat waren de voor- en nadelen van de oude volgorde?
c.
Wat zijn de voor- en nadelen van de nieuwe volgorde?
13.
Hoe is de organisatie van WAB tot nu toe verlopen?
14.
Heeft u knelpunten ervaren? Bijvoorbeeld: -
Aansturing/coördinatie
-
Planning
-
Informatie-uitwisseling
-
Materiële randvoorwaarden
-
Nakomen afspraken
-
Accommodatie
64
Samenwerking tussen betrokken organisaties
15.
In het visiedocument (Busard, 2003) en de projectaanvraag staat dat de aanpak van het LTC en Operant naadloos op elkaar aansluiten.
a.
Bent u deze mening na anderhalf jaar daadwerkelijk samenwerken nog steeds toegedaan?
b.
Wat vindt u van uitspraken van deelnemers dat zij het LTC-programma omschrijven als ‘doen, voelen, ervaren, ontdekken’ en het Operantprogramma als ‘praten, theorie en oefenen’?
c.
Moet er nu wel of niet gestreefd worden naar synergie (p6, Busard, 2003) /inhoudelijke afstemming tussen programma LTC en Operant?
16.
Hoe heeft u de samenwerking tussen het LTC, Operant, Argonaut en Achmea ervaren?
17.
Zijn er knelpunten in de samenwerking en zo ja, welke? Kunnen deze knelpunten worden opgelost en zo ja, hoe?
De toekomst van ‘Werken aan Balans’
18.
Hoe ziet u de toekomst van WAB?
-
eenmalig project
-
toekomst hangt af van effectevaluatie
-
voorziet in een behoefte in de markt (wat is de positie t.o.v. bv. revalidatiecentra, Winnock)
19.
Welke verbeteringen/veranderingen acht u (vóór december 2005) wenselijk.
20.
Heeft u verder nog op- of aanmerkingen die in het voorgaande niet ter sprake zijn gekomen?
65
Bijlage 3: Vragenlijst voor deelnemers
Code Operant:
Respondentnummer:
Datum:
Voor u ligt de ‘Vragenlijst Werken aan Balans’ die speciaal voor deze training is ontworpen. We vragen u deze lijst zo volledig mogelijk in te vullen. Leest u de vragen rustig door. Bij de meeste vragen kunt u slechts één antwoord aankruisen. Kies dan het antwoord dat het meest voor u van toepassing is.
Wanneer meerdere antwoorden mogelijk zijn, staat dit aangegeven.
De vragenlijst is vrij lang. U bent ongeveer een uur bezig wanneer u alle vragen achter elkaar volledig invult. U kunt er ook voor kiezen korte pauzes in te lassen. Vul alle gegevens echter wel op één en dezelfde dag in en sla geen enkele vraag over.
Als de vragen niet op u van toepassing zijn, staat aangegeven dat u deze kunt overslaan.
Wilt u toelichting geven waar gevraagd op de daarvoor bestemde stippellijnen.
66
Code Operant:
Respondentnummer:
Datum:
Biografische Vragenlijst
In welke plaats(en) bent u opgegroeid?
e
Hoe vaak bent u voor uw 20 verjaardag verhuisd?
Wat was de samenstelling van uw stamgezin? (Hoeveel broers/zussen, eventuele pleegouders. Hoeveelste kind was u in de rij? Wat was de verdeling van de leeftijden? Eventuele bijzonderheden.)
Wat was/is het beroep van uw vader?
Wat was/is het beroep van uw moeder?
Waren er speciale problemen in uw stamgezin? Zo ja, welke?
Geef een korte schets van de sfeer en omstandigheden van het gezin waarin u opgroeide.
67
Geef een korte schets van uw karakter als kind in de lagere schoolleeftijd.
Welke opleidingen heeft u gevolgd? (met jaartallen) Opleiding Start
Einde
Welke beroepen heeft u uitgeoefend? (met jaartallen) Beroep Start
Einde
In welke relatievorm leeft u? (omcirkel hetgeen van toepassing is) Inwonend bij ouders / Alleenwonend / Samenwonend / Gehuwd / Gescheiden / Weduwe of weduwnaar / Anders. Toelichting:
Heeft u kinderen? Zo ja, hoeveel en welke leeftijden en geslacht hebben zij?
Hoe tevreden bent u met uw woning en woonomgeving? Plaats een kruisje in het hokje dat het meest op u van toepassing is. zeer tevreden .................................................................................................. ….zeer ontevreden
Wie zijn voor u de belangrijkste personen voor sociaal contact en steun?
68
Hoe tevreden bent u met uw sociale contacten? Plaats een kruisje in het hokje dat het meest op u van toepassing is. zeer tevreden
zeer ontevreden
Ruimte voor aanvullende informatie en opmerkingen:
Werksituatie Op de volgende pagina staat een aantal vragen aan de hand waarvan we uw werksituatie inventariseren. 1.
Schrijft u wel eens op wat u bezig houdt (bijvoorbeeld in een soort dagboek)? Ja, namelijk: ........................................................................................................................................ Nee, want: ..........................................................................................................................................
2.
Wat is het betaalde werk dat u verricht? Ik heb geen betaalde baan (ga door naar vraag 1 op de volgende pagina). Mijn betaalde baan is: ................................................................................................................
3.
Functieniveau in uw werk: Uitvoerend Middenkader (uitvoerend en management) Hoger kader (management) Directie
4.
Aantal jaren en maanden werkzaam bij hetzelfde bedrijf: ……. jaar en .........................maand(en).
5.
Aantal werkuren per week in contract: ..................................................................... uren per week.
6.
Hebt u in het afgelopen half jaar wel eens verzuimd van uw werk als gevolg van ziekte en/of zwangerschap? Ja Nee (ga door naar vraag 11 op deze pagina).
7.
Aantal keren dat u verzuimde als gevolg van ziekte en/of zwangerschap: ……….. keer.
69
8.
Wilt u hieronder invullen hoe lang u per keer verzuimde (gerekend in werkdagen), de datum en wat de reden was van het verzuim? Gebruik indien nodig uw agenda en voor alle vragen geldt: in het afgelopen half jaar Duur per keer in werkdagen
Datum per keer
Reden per keer
e
1 verzuim: .......................................................................................................................................... e
2 verzuim: .......................................................................................................................................... e
3 verzuim: .......................................................................................................................................... e
4 verzuim: .......................................................................................................................................... 9.
Heeft uw ziekteverzuim geleid tot een conflict met uw werkgever en/of arbo-arts? Ja, namelijk: ........................................................................................................................................ Nee, want: ....................................................................... (ga door naar vraag 11 op deze pagina ).
10. Is dit conflict inmiddels opgelost? Ja, namelijk: ........................................................................................................................................ Nee, want: .......................................................................................................................................... 11. Hoeveel uren bent u gemiddeld per week werkzaam op dit moment? Ik werk (weer) volledig, namelijk: ....................................................................... uren per week. Ik werk de laatste tijd gemiddeld ........................................................................ uren per week. Ik zit gedeeltelijk in de ziektewet, namelijk ......................................................... uren per week. Ik werk op dit moment op therapeutische basis, namelijk .................................. uren per week. Ik zit volledig in de ziektewet sinds ............................................. en werk op het moment niet. Ik zit in de WAO voor ...................... % en werk op dit moment nog …………… uren per week. Ik zit in de WAO voor ...................................................... % en werk op dit moment niet (meer).
Gebeurtenissen in privé-leven en werk en uw doelen en verwachtingen voor de training Hieronder wordt u gevraagd te beschrijven wat er de afgelopen tijd is gebeurd in uw leven, wat u door het volgen van de training wilt bereiken en wat de aanleiding is geweest om de training te gaan doen.
1.
Welke problemen en/of klachten hebben aanleiding gegeven om het ‘werken aan balans’-traject te gaan volgen?: ........................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................
70
2.
In hoeverre heeft u op dit moment het gevoel dat u ‘in balans’ bent? Plaats een kruisje in het hokje dat het meest op u van toepassing is. helemaal
3.
helemaal niet
‘In balans zijn’ betekent voor ieder persoon iets anders. Wat betekent ‘in balans zijn’ voor u? (U mag meerdere antwoordmogelijkheden aankruisen) weinig piekeren niet gejaagd voelen niet gehaast voelen ontspannen voelen rustig voelen anders,namelijk ……………………………………………………………………………………….
4.
Wat wilt u op korte termijn (tijdslimiet aangeven) bereiken door het volgen van een training, met andere woorden: wat is uw directe persoonlijke doel? ........................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................
5.
Wat wilt u op de langere termijn bereiken door het volgen van een training, met andere woorden: wat is uw uiteindelijke persoonlijke doel? ........................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................
6.
Welk effect verwacht u van de training voor uzelf? ........................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................
71
De kwaliteit van uw leven In de volgende vragen wordt gevraagd naar bepaalde aspecten van de kwaliteit van uw leven. Omcirkel steeds het cijfer dat hoort bij het antwoord dat het meest op u van toepassing is.
1
Hoe zou u de kwaliteit van uw leven inschatten?
Erg slecht
Tamelijk slecht
Goed, noch slecht
Tamelijk goed
Erg goed
1
2
3
4
5
Tevreden
Erg tevreden
Tevreden, Erg noch ontevreden Ontevreden ontevreden 2
3
4
5 6
7 8 9 10
11
12 13
Hoe tevreden bent u met uw gezondheid?
In welke mate vindt u dat uw klachten u afhouden van wat u moet doen? Hoeveel behoefte heeft u aan een medische behandeling om in uw dagelijks leven te kunnen functioneren? Hoeveel geniet u van uw leven? In welke mate voelt u dat uw leven betekenisvol is?
Hoe goed kunt u zich concentreren? Hoe veilig voelt u zich in het dagelijks leven? Hoe gezond is uw leefomgeving? Hoeveel energie heeft u voor het leven van elke dag? In welke mate kunt u uw lichamelijke uiterlijk accepteren? Hoeveel geld heeft u om in uw behoeften te voorzien? Hoe beschikbaar voor u is de informatie, die u nodig
1
2
3
4
5
Helemaal niet
Een beetje
Nogal
Tamelijk veel
Heel erg
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
Meer dan onvoldoende
Onvoldoende
Voldoende, noch onvoldoende
Voldoende
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
72
Meer dan voldoende
14
15 16
17 18 19 20
21
22
23
24
25
26
heeft in uw dagelijks leven? In hoeverre heeft u mogelijkheden tot recreatie?
Hoe tevreden bent u met uw slaap? Hoe tevreden bent u met uw vermogen om alledaagse activiteiten te verrichten? Hoe tevreden bent u met uw werkvermogen? Hoe tevreden bent u met uzelf? Hoe tevreden bent u met uw persoonlijke relaties? In welke mate bent u tevreden met uw seksuele leven? Hoe tevreden bent u met de steun die u krijgt van uw vrienden? In welke mate bent u tevreden met uw leefomstandigheden? Hoe tevreden bent u met uw toegang tot gezondheidsdiensten? Hoe tevreden bent u met uw vervoer?
Hoe goed kunt u zich zelfstandig verplaatsen?
Hoe vaak heeft u last van een sombere stemming, wanhoop, angst en/of depressie?
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
Tevreden 4
Erg tevreden 5
Tevreden Erg noch ontevreden Ontevreden ontevreden 1 2 3 1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
Erg slecht
Tamelijk slecht
Goed, noch slecht
Tamelijk goed
Erg goed
1
2
3
4
5
Nooit
Zelden
Zo nu en dan
Redelijk vaak
Altijd
1
2
3
4
5
73
Uw lichamelijke en psychische klachten In de vragen op de volgende pagina’s wordt u gevraagd in welke mate u last heeft van lichamelijke en psychische klachten (vraag 1 t/m 90). Wilt voor elk van de aangegeven klachten aangeven, in hoeverre u last heeft? Omcirkel steeds het antwoord, dat het beste bij u past. Het gaat er hierbij steeds om, hoe u zich de afgelopen week, met vandaag erbij, voelde. In welke mate werd u gehinderd door:
10 11 12 13 14
15
16
Je angstig voelen in open ruimten of op straat Weinig puf (energie) hebben
Denken om er maar een eind aan te maken
25 1
2
3
4
5 26
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
2
3
4
2
3
4
5
17
Trillen
1
2
3
4
5
18
Het gevoel dat de meeste mensen niet te vertrouwen zijn Weinig eetlust hebben Gauw huilen
3 3 3
4 4 4
5 5 5
5
1
2
3
4
5
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
1
2
3
4
5
3
4
5
30
Het gevoel in de put te zitten
1
2
3
4
5
31
Teveel over dingen piekeren
1
2
3
4
5
32 33
Nergens meer belangstelling voor hebben Je bang voelen
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
34
Je gauw gekwetst voelen
1
2
3
4
5
35
Het idee dat andere mensen je geheime gedachten kennen Het gevoel dat anderen je niet begrijpen of onaardig zijn Het gevoel dat anderen onvriendelijk zijn of je niet mogen Iets langzaam moeten doen om zeker te zijn dat je het goed doet Hartkloppingen
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
37
40 41
2 2 2
4
2
39
1 1 1
3
1
5
1
2
Je eenzaam voelen
38 1
1
29
36
Stemmen horen die andere mensen niet horen
19 20
27 28
Woede uitbarstingen die je niet in de hand hebt Bang zijn om alleen uit huis te gaan Jezelf van allerlei dingen de schuld geven Pijn onder in de rug Je belemmerd voelen in het uitvoeren van allerlei dingen
Heel erg
9
24
Tamelijk veel
8
5
Nogal
7
4
Een beetje
6
3
Helemaal niet
4 5
Heel erg
3
2
Nogal
Zenuwachtigheid of van binnen trillen Nare gedachten of ideeën niet kwijt kunnen raken Duizeligheid Geen seksuele interesse meer hebben of er geen plezier aan beleven Kritisch staan tegenover anderen Het idee dat iemand anders je gedachten kan beheersen Het gevoel dat anderen schuld hebben aan de meeste van je problemen Moeilijk iets kunnen onthouden Piekeren over een slordigheid of iets wat je vergeten bent Je gemakkelijk verveeld of geïrriteerd voelen Pijn in borst of hartstreek
1
Tamelijk veel
2
Een beetje
Hoofdpijn
Helemaal niet
1
42 43
Misselijkheid of een maag die van streek is Je tegenover anderen de mindere voelen Pijnlijke spieren Het gevoel dat anderen je in de gaten houden of over je praten
74
21
23
44 1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
45 46 1
2
3
4
5
Helemaal niet
Een beetje
Nogal
Tamelijk veel
Heel erg
1
2
3
4
5
Moeilijk in slaap kunnen komen
Steeds maar moeten controleren wat je doet Moeilijk beslissingen kunnen nemen
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
Helemaal niet
22
Je verlegen en niet op je gemak voelen bij de andere sekse Verstrikt zijn of gevangen voelen Zomaar plotseling schrikken of bang worden
In welke mate werd u gehinderd door:
49
Je soms erg warm, dan weer koud voelen Bepaalde plaatsen of dingen moeten vermijden, omdat je er angstig van wordt Een gevoel van leegte Een verdoofd of tintelend gevoel ergens in je lichaam Een brok in je keel
71 1
50
51 52 53 54
59
Je wanhopig over de toekomst voelen Je moeilijk kunnen concentreren Je lichamelijk ergens slap voelen Je gespannen voelen Zwaar voelen in armen of benen Denken aan dood of sterven
60
Te veel eten
61
Je niet op je gemak voelen, als mensen naar je kijken of over je praten Gedachten hebben die niet van jezelf zijn Aandrang hebben anderen te slaan, te verwonden of pijn te doen Te vroeg wakker worden
55 56 57 58
62 63
64
65
Alsmaar hetzelfde moeten doen, zoals dingen even aanraken, tellen of wassen
2
3
4
5 72
1
2
3
4
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
74 75 76 77
2
3
4
5 78
1
2
3
4
5 79
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
81
1
2
3
4
5
82
80
83 1
2
3
4
5 84
1
2
3
4
5 85
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
86
87 1
2
3
4
2
3
4
5
2 2
3 3
4 4
5 5
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
Je niet op je gemak voelen in menigten, zoals bij het winkelen of in de bioskoop 1 Het gevoel dat alles moeite kost 1 Aanvallen van angst of paniek 1
5 73
1
Heel erg
Moeilijk adem kunnen krijgen
Tamelijk veel
48
70
Nogal
Bang zijn om te reizen in bussen, treinen of trams
Een beetje
47
Je niet op je gemak voelen, wanneer je iets eet of drinkt in het openbaar Vaak in ruzies verzeild raken Je zenuwachtig voelen als je alleen gelaten wordt Het gevoel dat anderen je niet op juiste waarde schatten Je alleen voelen, zelfs bij andere mensen Je zo rusteloos voelen dat je niet stil kunt blijven zitten Gevoelens dat je niets waard bent Het gevoel dat je iets naars gaat overkomen Schreeuwen of met dingen smijten Bang zijn om in het openbaar flauw te vallen Het gevoel dat mensen misbruik van je zullen maken, als je ze hun gang laat gaan Gedachten over seks die je erg hinderen De gedachte, dat je voor je zonden gestraft zou moeten worden Gedachten en bepaalde voorstellingen van angstige aard De gedachte dat er iets erg verkeerd is met je lichaam
5
75
66 67 68
69
Een onrustige of gestoorde slaap Aandrang voelen dingen te vernielen of stuk te gooien Gedachten of opvattingen hebben die anderen niet met je delen Je pijnlijk bewust zijn van je aanwezigheid bij anderen
88 1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
Je nooit met iemand anders nauw verbonden voelen
1
2
3
4
5
89
Schuldgevoelens
1
2
3
4
5
90
De gedachte dat je psychisch niet helemaal in orde bent
1
2
3
4
5
Ervaart u op dit moment pijnklachten? Nee (ga door naar vraag 1 op de volgende pagina) Ja, chronische pijnklachten ……………………………………………………….
als
Ja, acute pijnklachten als ……………………………………………………………..
gevolg gevolg
van van
Hoe ervaart u uw klachten Met behulp van de volgende vragen willen wij onderzoeken op welke wijze u tegen uw pijn aankijkt en hoe u deze ervaart. Het is de bedoeling dat u met behulp van de cijfers 1 t/m 4 aangeeft in welke mate u het eens of oneens bent met iedere bewering. Het is daarbij van groot belang dat u bij de beoordeling uitgaat van uw eigen gevoelens. Het gaat er hierbij steeds om, hoe u zich de afgelopen week, met vandaag erbij, voelde.
76
Geef bij onderstaande beweringen, door middel van een cirkel om een van de cijfers, aan in welke mate u het eens of oneens bent met deze bewering: 1: 2: 3: 4:
in hoge mate mee oneens enigszins mee oneens enigszins mee eens in hoge mate mee eens
1. Ik ben bang om bij het doen van lichaamsoefeningen letsel op te lopen.
1
2
3
4
2. Wanneer ik me over pijn heen zou zetten, dan zou hij erger worden.
1
2
3
4
3. Mijn lichaam zegt me dat er iets gevaarlijk mis mee is.
1
2
3
4
4. Mijn pijn zou waarschijnlijk minder worden, wanneer ik lichaamsoefeningen zou doen. 1
2
3
4
5. Door mijn pijnprobleem loopt mijn lichaam de rest van mijn leven gevaar.
1
2
3
4
6. Mijn gezondheidstoestand wordt door anderen niet serieus genoeg genomen.
1
2
3
4
7. Mijn pijn betekent dat er sprake is van letsel.
1
2
3
4
8. Wanneer mijn pijn erger wordt door iets, betekent dat nog niet dat dat gevaarlijk is.
1
2
3
4
9. Ik ben bang om per ongeluk letsel op te lopen.
1
2
3
4
1
2
3
4
2
3
4
10. De veiligste manier om te voorkomen dat mijn pijn erger wordt, is gewoon oppassen dat ik geen onnodige bewegingen maak.
77 11. Ik had wellicht minder pijn, wanneer er niet iets gevaarlijks aan de hand zou zijn met mijn lichaam.
1
Plezier in uw werk Onderstaande vragen gaan in op de mate waarin u plezier beleeft in uw werk. Omcirkel steeds het antwoord dat het meest op u van toepassing is. NB: graag ook invullen als u op dit moment niet of gedeeltelijk werkzaam bent door ziekte!!. Niet helemaal mee eens
Een beetje mee eens
Mee eens
Helemaal mee eens
Helemaal mee oneens
1
Ik heb plezier in mijn werk
1
2
3
4
5
2
Ik ervaar weinig stress op het werk
1
2
3
4
5
3
Als ik vandaag voor de keus stond ergens te gaan werken, koos ik weer voor de baan die ik nu heb Ik durf mijn collega’s aan te spreken als er iets niet goed gaat Er heerst een plezierige sfeer op het werk
1
2
3
4
5
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
1
2
3
4
5
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
1
2
3
4
5
4 5 6 7 8 9
10.
We werken als collega’s goed samen en helpen elkaar Ik heb op mijn werk omstandigheden die een ongunstige invloed hebben op mijn privé-leven. Ik heb voldoende tijd voor pauzes en lunch Tijdens de pauzes en de lunch kan ik mij goed ontspannen
Ervaart u voor uzelf voldoende evenwicht tussen uw werk- en uw privé-leven? Ja, ruim voldoende want: ........................................................................................................... Ja, voldoende maar niet optimaal, want: ................................................................................... Nee, onvoldoende want: ............................................................................................................
78
Hoe voelde u zich de laatste twee weken Op de volgende pagina's staan twintig uitspraken. Met behulp van deze uitspraken willen wij een indruk krijgen van hoe u zich de laatste twee weken heeft gevoeld. Er staat bijvoorbeeld de uitspraak: 'Ik voel me ontspannen.' Wanneer u vindt dat het helemaal klopt dat u zich de laatste twee weken ontspannen heeft gevoeld, plaatst u een kruisje in het linkerhokje; dus zo: ik voel me ontspannen.
ja, dat klopt
nee, dat klopt niet
X
Wanneer u vindt dat het helemaal niet klopt dat u zich de laatste twee weken ontspannen heeft gevoeld, plaatst u een kruisje in het rechterhokje, dus zo: ik voel me ontspannen.
ja, dat klopt
nee, dat klopt niet X
Wanneer u vindt dat het antwoord niet: 'Ja, dat klopt,' maar ook niet: 'Nee, dat klopt niet,' is, zet dan een kruisje in het hokje dat het meest overeenkomt met uw gevoel. Bijvoorbeeld als u zich wel wat ontspannen voelt, maar niet zo erg ontspannen, kunt u het kruisje in een van de hokjes zetten die in de buurt staan van de antwoordmogelijkheid 'Ja, dat klopt.' Dus bijvoorbeeld als volgt: ik voel me ontspannen.
ja, dat klopt
nee, dat klopt niet X
Sla geen uitspraak over en plaats telkens één kruisje bij iedere uitspraak.
1.Ik voel me moe
ja, dat klopt
nee, dat klopt niet
2. Ik zit vol activiteit
ja, dat klopt
nee, dat klopt niet
3. Nadenken kost me moeite
ja, dat klopt
nee, dat klopt niet
ja, dat klopt
79 nee, dat klopt niet
4. Lichamelijk voel ik me uitgeput
6. Ik voel me fit.
ja, dat klopt
nee, dat klopt niet
7. Ik vind dat ik veel doe op een dag.
ja, dat klopt
nee, dat klopt niet
8. Als ik ergens mee bezig ben, kan ik mijn gedachten er goed bijhouden.
ja, dat klopt
nee, dat klopt niet
9. Ik voel me slap.
ja, dat klopt
nee, dat klopt niet
10. Ik vind dat ik weinig doe op een dag.
ja, dat klopt
nee, dat klopt niet
11. Lichamelijk voel ik me in een slechte conditie.
ja, dat klopt
nee, dat klopt niet
12. Ik kan me goed concentreren.
ja, dat klopt
nee, dat klopt niet
13. Ik voel me uitgerust.
ja, dat klopt
nee, dat klopt niet
14. Het kost me moeite ergens mijn aandacht bij te houden.
ja, dat klopt
nee, dat klopt niet
15. Ik zit vol plannen.
ja, dat klopt
nee, dat klopt niet
16. Ik ben gauw moe.
ja, dat klopt
nee, dat klopt niet
17. Er komt weinig uit mijn handen.
ja, dat klopt
nee, dat klopt niet
18. De zin om dingen te ondernemen ontbreekt mij.
ja, dat klopt
nee, dat klopt niet
19. Mijn gedachten dwalen gemakkelijk af.
ja, dat klopt
nee, dat klopt niet
20. Lichamelijk voel ik me in een uitstekende conditie.
ja, dat klopt
nee, dat klopt niet
80
Uw medicijngebruik en gebruik van de gezondheidszorg
Hieronder wordt een aantal vragen gesteld over de mate waarin u gebruik maakt van medicijnen en van begeleiding en/of behandeling. 1.
Gebruikt u medicijnen? Ja, (bijna) elke dag. Ja, een paar keer per week. Ja, een paar keer per maand. Ja, af en toe. Nee, nooit (ga door naar vraag 3 op deze pagina).
2.
Welk soort medicijnen gebruikt u en in welke dosis? (meerdere antwoorden zijn mogelijk). Medicijnen tegen: Naam medicijn Dosering Pijn: ...................................................................................................................................... Slaapproblemen: .................................................................................................................. Psychische problemen: ........................................................................................................ CARA: .................................................................................................................................. Hartklachten: ........................................................................................................................
3.
Anders, namelijk tegen: ....................................................................................................... Bent u in de afgelopen 10 jaar wel eens een periode kort- of langdurig opgenomen geweest in het ziekenhuis (het gaat hierbij om alle denkbare opnames, niet alleen met betrekking tot eventuele klachten op dit moment)? Ja, …………. keer.
4.
Nee (ga door naar vraag 5 op deze pagina). Wanneer, waarvoor en hoe lang bent u in de afgelopen 10 jaar opgenomen geweest in het ziekenhuis? Opname: Datum (maand en jaartal)Duur (dagen) Reden 1: ............................................................................................................................................. 2: .............................................................................................................................................
5.
3: ............................................................................................................................................. Bent u in het afgelopen jaar onder behandeling en/of begeleiding geweest?. Ja.
Nee (ga door naar de vragen op de volgende pagina). Bij welke van de onderstaande (para)medici en andere professionals bent u onder behandeling/begeleiding (geweest), hoe vaak en wat was de reden?. Behandelaars/begeleiders: Aantal bezoeken afgelopen half jaar Reden bezoek(en) 6.
Huisarts: .................................................................................................................................. Bedrijfsarts: ............................................................................................................................. Specialist(en), namelijk:
0 0
........................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................
Fysio/manueel therapeut: ....................................................................................................... 81
Psycholoog/psychiater: ........................................................................................................... Maatschappelijk werk/RIAGG: ................................................................................................ Emotioneel lichaamswerk: ....................................................................................................... Haptonomie: ............................................................................................................................ Arbeidsreïntegratiedeskundige: .............................................................................................. Supervisor/coach: ................................................................................................................... Anders, namelijk: ....................................................................................................................
Uw zelfvertrouwen Hieronder worden vragen gesteld over het vertrouwen dat u hebt in uzelf over uw mogelijkheden. Omcirkel steeds het antwoord dat het meest op u van toepassing is.
7 8 9 10 11 12
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1 1 1
2 2 2
3 3 3
4 4 4
5 5 5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
82
Heel zeker
6
Redelijk zeker
5
Niet zeker en niet onzeker
4
Vermoeidheid zelf kunt beïnvloeden? Dagelijkse activiteiten zo kunt doen dat geen klachten ontstaan zoals vermoeidheid en/of pijn? Zelf iets kunt doen om te zorgen dat het weer beter gaat wanneer u niet 'lekker in uw vel' zit? Wanneer u pijn hebt, deze zelf kunt beïnvloeden tijdens dagelijkse activiteiten op een andere manier dan door het innemen van medicijnen? Klachten op zo'n manier kunt beïnvloeden dat u kunt genieten van de dingen die u graag mag doen? Goed kunt ontspannen, ook wanneer u lichamelijke klachten heeft zoals pijn? Goed kunt ontspannen, ook als u gestresst bent? Zich open op kunt stellen op uw werk en in uw privéleven? Nee zegt als u iets niet wilt wat men van u vraagt in het werk en uw privé-leven? Keuzes kunt maken en daardoor belangrijke beslissingen kunt nemen in uw werk en privé-leven? Dagelijks voor voldoende afwisseling zorgt tussen hoge en minder hoge belasting?
Redelijk onzeker
2 3
Hoe zeker bent u ervan dat u…. Uw werk zonder problemen kunt doen?
Heel onzeker
1
Omgaan met klachten en/of problemen Bij onderstaande vragen wordt u steeds gevraagd of u zich een bepaalde situatie voor wilt stellen. Het is best mogelijk dat de genoemde situaties u nog nooit overkomen zijn. Toch vragen we u zich een voorstelling te maken van hoe u zich in die situatie zou voelen. Omcirkel bij de vragen b t/m d bij elke genoemde situatie steeds het cijfer dat voor u het meest van toepassing is. 1) Probeert u zich voor te stellen dat u net op een nieuwe afdeling werkt. U merkt dat u snel geaccepteerd wordt. a) Wat is volgens u de oorzaak hiervan? ............................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................. b) Ligt deze oorzaak volgens u bij uzelf, dan wel bij anderen of bij de omstandigheden? Ligt helemaal bij mezelf 7
6
5
4
3
2
1
Ligt helemaal bij anderen of bij de omstandigheden
c) Als u in de toekomst nog eens in een nieuwe werkkring zou komen, zal deze oorzaak dan weer aanwezig zijn zodat u weer snel geaccepteerd wordt? Zal zeker weer aanwezig 7 zijn
6
5
4
3
2
1
Zal nooit meer aanwezig zijn
d) Is deze oorzaak alleen aanwezig als u probeert om geaccepteerd te worden, of is deze oorzaak altijd aanwezig? Altijd aanwezig 7
6
5
4
3
2
1
Is alleen in deze situatie aanwezig
2) Probeert u zich voor te stellen, dat u last heeft van pijnlijke of gespannen spieren. U doet uw best om te ontspannen om van deze pijn of spanning af te komen. Dit lukt niet. a) Wat is volgens u de oorzaak hiervan? ............................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................. b) Ligt deze oorzaak volgens u bij uzelf, dan wel bij anderen of bij de omstandigheden? Ligt helemaal bij mezelf 7
6
5
4
3
2
1
Ligt helemaal bij anderen of bij de omstandigheden
c) Als u in de toekomst weer last zou krijgen van pijnlijke of gespannen spieren, zal deze oorzaak dan weer aanwezig zijn, zodat het u weer niet zal lukken om te ontspannen? Zal zeker weer aanwezig 7 zijn
6
5
4
3
2
1
Zal nooit meer aanwezig zijn
83
d) Is deze oorzaak alleen aanwezig als u probeert te ontspannen, of is deze oorzaak altijd aanwezig? Altijd aanwezig 7
6
5
4
3
2
1
Alleen in deze situatie aanwezig
3) Probeert u zich voor te stellen dat u gezonder wilt gaan leven. U gaat meer bewegen of sporten. Het lukt u om dat consequent vol te houden. a) Wat is volgens u de oorzaak hiervan? ............................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................. b) Ligt deze oorzaak volgens u bij uzelf, dan wel bij anderen of bij de omstandigheden? Ligt helemaal bij mezelf 7
6
5
4
3
2
1
Ligt helemaal bij anderen of bij de omstandigheden
c) Als u in de toekomst weer meer zou gaan bewegen of sporten, zal deze oorzaak dan weer aanwezig zijn zodat u het weer volhoudt? Zal zeker weer aanwezig 7 zijn
6
5
4
3
2
1
Zal nooit meer aanwezig zijn
d) Is deze oorzaak alleen aanwezig als u probeert het sporten vol te houden, of is deze oorzaak altijd aanwezig? Altijd aanwezig 7
6
5
4
3
2
1
Is alleen in deze situatie aanwezig
4) Probeert u zich voor te stellen dat u tijd en rust hebt om te ontspannen. U probeert ervan te genieten. Dit lukt niet. a) Wat is volgens u de oorzaak hiervan? ............................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................. b) Ligt deze oorzaak volgens u bij uzelf, dan wel bij anderen of bij de omstandigheden? Ligt helemaal bij mezelf 7
6
5
4
3
2
1
Ligt helemaal bij anderen of bij de omstandigheden
c) Als u in de toekomst nog eens tijd en rust zou hebben, zal deze oorzaak dan weer aanwezig zijn zodat u weer niet kunt genieten? Zal zeker weer aanwezig 7 zijn
6
5
4
3
2
1
Zal nooit meer aanwezig zijn
d) Is deze oorzaak alleen aanwezig als u probeert te genieten, of is deze oorzaak altijd aanwezig? Altijd aanwezig 7 6 5 4 3 2 1 Alleen in deze situatie aanwezig
84
5) Probeert u zich voor te stellen dat u in een groep mensen aan het praten bent. U merkt dat u goed overkomt op deze mensen. a) Wat is volgens u de oorzaak hiervan? ............................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................. b) Ligt deze oorzaak volgens u bij uzelf, dan wel bij anderen of bij de omstandigheden? Ligt helemaal bij mezelf 7
6
5
4
3
2
1
Ligt helemaal bij anderen of bij de omstandigheden
c) Als u in de toekomst weer een praatje zou houden, zal deze oorzaak dan weer aanwezig zijn zodat u weer goed overkomt? Zal zeker weer aanwezig 7 zijn
6
5
4
3
2
1
Zal nooit meer aanwezig zijn
d) Is deze oorzaak alleen aanwezig als u probeert goed over te komen bij mensen, of is deze oorzaak altijd aanwezig? Altijd aanwezig 7
6
5
4
3
2
1
Is alleen in deze situatie aanwezig
6) Probeert u zich voor te stellen dat u teveel werkt. U doet uw best beter uw grenzen aan te geven om meer tijd voor uzelf te krijgen. Dit lukt niet. a) Wat is volgens u de oorzaak hiervan? ............................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................. b) Ligt deze oorzaak volgens u bij uzelf, dan wel bij anderen of bij de omstandigheden? Ligt helemaal bij mezelf 7
6
5
4
3
2
1
Ligt helemaal bij anderen of bij de omstandigheden
c) Als u in de toekomst nog eens teveel zou werken, zal deze oorzaak dan weer aanwezig zijn zodat het u weer niet lukt uw grenzen aan te geven? Zal zeker weer aanwezig 7 zijn
6
5
4
3
2
1
Zal nooit meer aanwezig zijn
d) Is deze oorzaak alleen aanwezig als u probeert uw grenzen aan te geven, of is deze oorzaak altijd aanwezig? Altijd aanwezig 7 6 5 4 3 2 1 Alleen in deze situatie aanwezig
85
De omgang met anderen in dagelijkse situaties Veel mensen vinden het moeilijk om in de omgang met anderen te reageren zoals ze eigenlijk zouden willen reageren. Bijvoorbeeld om een verzoek af te wijzen, om hulp te vragen, om goedkeuring of afkeuring te tonen. Hieronder treft u een aantal van dagelijkse situaties aan, die betrekking hebben op de omgang met anderen. Wij vragen u de lijst tweemaal in te vullen. Het gaat iedere keer als u de lijst invult om uw eerste indruk. Elk antwoord dat u geeft is goed. Het is niet nodig over een vraag lang na te denken. Slaat u alstublieft geen enkele vraag over en werkt u zo vlot mogelijk door. 1. Allereerst vragen wij u om in de kolommen voor elk van de situaties aan te kruisen hoe zenuwachtig of gespannen u zich voelt als u het gedrag wat daar beschreven staat zou uitvoeren. Gebruikt u hiervoor de volgende antwoordmogelijkheden: helemaal niet
beetje
nogal
erg
heel erg
Bijvoorbeeld: als u zich nogal gespannen voelt bij het beginnen van een gesprekje met een onbekende, zet u voor die situatie in de derde kolom als volgt een kruisje:
X
1. Een gesprekje beginnen met een onbekende
2. Als u klaar bent met het voor de eerste maal invullen van de lijst vragen wij u om deze nogmaals door te nemen. Kruist u nu in de kolommen achter de situatie aan hoe vaak u het beschreven gedrag uitvoert als u zich in zo’n situatie bevindt. Gebruikt u hiervoor de volgende antwoordmogelijkheden: doe ik nooit
doe ik zelden
doe ik soms
doe ik meestal
doe ik altijd
Bijvoorbeeld: als u zich in een situatie bevindt met een onbekende en u begint dan meestal een gesprekje met hem of haar, zet u achter die situatie in kolom vier als volgt een kruisje: 1. Een gesprekje beginnen met een onbekende
X
Wij vragen u tijdens het invullen van dit onderdeel het eerste onderdeel te bedekken, anders zou u hierdoor afgeleid kunnen worden.
86
Hoe gespannen?
Hoe vaak?
3 4 5 6 7 8 9
12
Een verzoek afslaan van een gezaghebbend persoon Vragen of men er rekening mee wil houden dat u ergens bang voor bent Uw eigen mening handhaven tegenover een goede vriend die het met u oneens is Toegeven dat u zich vergist
13
Tijdens een gesprek de ander aankijken
14
Een kennis uitnodigen om samen iets te gaan doen Iemand zeggen dat u vindt dat hij/zij iets onredelijks ten opzichte van u gedaan heeft Iemand vertellen dat u bijzonder op hem/haar gesteld bent Een herhaaldelijk aangeboden drankje blijven afslaan Iemand die terecht kritiek op u heeft zeggen dat hij/zij gelijk heeft Instemmen met waardering over iets dat u gedaan heeft Ingaan op een voorstel van iemand om samen iets leuks te gaan doen Een gesprek beginnen met een man/vrouw die u aantrekkelijk vindt Een verzoek afslaan van iemand op wie u gesteld bent Met iemand zijn/haar kritiek op iets dat u heeft gedaan bespreken Zeggen dat u het leuk vindt als iemand u
10 11
15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
87
Altijd
Als iemand u in de rede valt hem/haar zeggen dat u dat vervelend vindt Aan een groep mensen iets vertellen dat u heeft meegemaakt Om uitleg vragen over iets dat u niet begrepen heeft Een mening geven die afwijkt van de mening van de persoon met wie u spreekt Instemmen met een compliment over uw uiterlijk Een vriend(in) of goede kennis zeggen dat hij/zij iets doet dat u hindert Iemand vertellen dat u hem/haar graag mag
Meestal
2
Soms
Een gesprekje beginnen met een onbekende
Zelden
Nooit
Heel erg
Erg
Nogal
Een beetje
Helemaal niet
1
25
vertelt dat hij/zij u graag mag Aan een kennis vragen u met een karweitje te helpen
Hoe gespannen?
Hoe vaak?
30
Een kennis uitnodigen om samen iets te gaan drinken Een aanbod van iemand om u te helpen aannemen
31
Weigeren geld te geven aan een collecte
32
Tegenover iemand met een zeer uitgesproken mening uw eigen mening handhaven Iemand die iets hinderlijks doet in bijv. trein, restaurant of bioscoop, vragen daarmee te stoppen Protesteren als iemand voordringt
33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46
Tegen iemand die meer van het gespreksonderwerp afweet, uw eigen mening geven Iemand vragen of u hem/haar gekwetst heeft Zeggen dat u het fijn vindt als iemand u vertelt dat hij/zij bijzonder op u gesteld is Uw mening naar voren brengen tegenover een gezaghebbend iemand Weigeren van dingen die niet in orde zijn (bijv. in winkel of restaurant) Iemand zeggen dat u blij bent met iets dat hij/zij voor u gedaan heeft Met iemand van wie u de indruk heeft dat hij/zij u ontloopt, dit ter sprake brengen Zeggen dat het u spijt als u een fout heeft begaan Tegen iemand zeggen dat u erg tevreden bent over iets dat u gedaan heeft Uw levensovertuiging naar voren brengen Naar iemand toestappen om kennis met hem/haar te maken Iemand vragen u de weg te wijzen
88
Altijd
29
Meestal
28
Tijdens een gesprek met onbekenden uw eigen mening naar voren brengen Mee gaan doen met een gesprek van een groepje mensen Vragen om teruggave van geleende dingen
Soms
27
Zelden
Nooit
Heel erg
Erg
Nogal
Een beetje
Helemaal niet
26
47 48 49 50 Hoe gespannen?
Iemand om kritiek vragen op iets dat u gemaakt heeft Weigeren iets uit te lenen aan een goede bekende Er voor uit komen dat u van een bepaald onderwerp weinig afweet Er op aandringen dat iemand zijn/haar aandeel levert in een gemeenschappelijke taak Hoe vaak?
89
Gedachtes en reacties bij problemen Op de volgende twee pagina’s staat een aantal beschrijvingen die aangeven wat men zoal kan denken of doen als er problemen zijn. WILT U ACHTER IEDERE ZIN AANGEVEN HOE VAAK U IN HET ALGEMEEN OP DE BESCHREVEN MANIER REAGEERT. U kunt dit doen door bij iedere zin in één van de hokjes een kruis te zetten. Er zijn geen goede of foute antwoorden. Wilt u s.v.p. geen zinnen overslaan.
1
zelden of nooit ڤ
soms
vaak
zeer vaak ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
2
Je bedenken dat er nog wel ergere dingen kunnen gebeuren Proberen je te ontspannen
3
Je volledig afzonderen van anderen
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
4
Je ergernis laten blijken
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
5
De zaken somber inzien
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
6
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
8
Je met andere dingen bezighouden om niet aan een probleem te hoeven denken Laten zien dat je kwaad bent op degene die verantwoordelijk is voor het probleem Toegeven om moeilijke situaties te vermijden
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
9
Je neerleggen bij de gang van zaken
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
10
Je zorgen met iemand delen
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
11
Direct ingrijpen als er moeilijkheden zijn
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
12
Tegen jezelf zeggen dat het allemaal wel mee zal vallen Problemen als een uitdaging zien
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
Je zorgen tijdelijk verdrijven door er even uit te gaan De kat uit de boom kijken
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
17
Spanningen proberen te verminderen door bijv. meer te roken, drinken, eten of beweging te nemen Afleiding zoeken
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
18
Een probleem van alle kanten bekijken
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
19
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
20
Moeilijke situaties zoveel mogelijk uit de weg gaan Optimistisch blijven over de toekomst
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
21
Kalm blijven in moeilijke situaties
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
22
Verschillende mogelijkheden bedenken om een probleem op te lossen Doelgericht te werk gaan om een probleem op te lossen
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
7
13 14 15 16
23
90
zelden of nooit ڤ
soms
vaak
ڤ
ڤ
zeer vaak ڤ
24
Piekeren over het verleden
25
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
26
Opgewekt gezelschap zoeken als je je zorgen maakt of van streek bent Proberen je te onttrekken aan de situatie
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
27
Je spanningen afreageren
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
28
Wachten op betere tijden
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
29
Iemand om hulp vragen
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
30
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
31
Rustgevende middelen gebruiken als je je gespannen voelt of nerveus bent Wegvluchten in fantasieën
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
32
De zaken eerst op een rij zetten
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
33
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
37
Je geheel en al in beslag laten nemen door problemen Aan andere dingen denken die niet met het probleem te maken hebben Op de één of andere manier proberen je wat prettiger te voelen Je bedenken dat anderen het ook wel eens moeilijk hebben Je bedenken dat na regen zonneschijn komt
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
38
Je gevoelens tonen
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
39
Troost en begrip zoeken
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
40
Moeilijkheden over je heen laten komen
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
41
De humoristische kant van problemen zien
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
42
Laten merken dat je ergens mee zit
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
43
Met vrienden of familieleden het probleem bespreken De zaak op z’n beloop laten
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
46
Je niet druk maken: meestal komt alles op z’n pootjes terecht Je niet in staat voelen om iets te doen
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
47
Jezelf moed inspreken bij moeilijkheden
ڤ
ڤ
ڤ
ڤ
34 35 36
44 45
DIT IS HET EINDE VAN DE VRAGENLIJST We bedanken u hartelijk voor uw medewerking, die is van groot belang voor de ontwikkeling van de training ‘Werken aan balans’! 91
Bijlage 4: Correctietabel effectsize
92
Bijlage 5: Doelen en modules training Operant Het trainingsonderdeel van Operant binnen ‘Werken aan Balans’, genaamd Leaan (Leven in aandacht) is ervaringsgericht, praktisch modulair en thematisch van opzet en volgt het natuurlijke en fysiologische ontwikkelingspad van menselijk gedrag. Op die wijze kent de training een optimaal effectieve leercurve. De training kent een duidelijk geformuleerd leidinggevend principe en is gebaseerd op inspirerende en motiverende menselijke waarden. Leidinggevend principe: De training is gebaseerd op de open ontmoeting van mens tot mens, het aangaan van een ik - gij relatie die tot exploratie, onthulling en menselijke ontwikkeling leidt. Leidinggevende waarden: Aanwezig zijn, waarachtig zijn, bewust zijn, vrij zijn van en vrij zijn om, ‘lukken’ als antwoord op eigen wezenlijke kwaliteiten. Doel van de training: Procesmatig inspireren tot het nemen van de eigen verantwoordelijkheid voor het ‘lukken’ van het eigen leven, in de zin van er voor te gaan om te worden die men vanuit de eigen kwaliteiten is. ‘Lukken’ is daarbij het steeds weer innemen van een pro-actieve, open, niet oordelende en onderzoekende houding ten opzichte van de vragen die het eigen leven steeds weer stelt. Geluk is daarvan de passieve tegenhanger, die slechts uitnodigt tot consumptisme. Die open houding – waarbij de deelnemer aan de training in het hier en nu steeds weer wordt uitgedaagd om te zoeken naar het eigen antwoord op de wezensvragen van het leven – biedt juist de mogelijkheid tot onderzoek, coachende interventies en training. De training is opgebouwd in modules met daaraan gekoppelde thema’s Modules: Domein / Context Energetische milieu Biologische milieu Sociale milieu Psychologische milieu Spirituele milieu
Thema Deelnemen Richting geven Waarde bepalen Present zijn Waarachtig zijn
Elk domein en het daaraan gekoppelde thema stelt aan de deelnemers zijn eigen vragen, die al impliciet worden gekend en gehanteerd, maar die in de training juist expliciet en bewust worden gemaakt om zo praktisch te kunnen worden uitgewerkt en beoefend. Bert Busard, januari 2006
93
Bijlage 6: Opbouw en inhoud driedaagse leefstijltraining LTC Trainingsopbouw Dag 1 wordt gestart met kennismaking en formuleren van persoonlijke doelen. Dan is er een blok emotioneel lichaamswerk, na de lunchpauze gevolgd door een blok haptotherapie en psychoeducatie. Na het avondeten staat een creatief onderdeel gepland. Op de tweede dag is de volgorde van blokken gelijk, de inhoud is intensiever en meer gericht op ‘ik en de ander’. De derde dag is er na een blok lichaamswerk en een blok haptotherapie het afsluitende onderdeel ‘maken en bespreken van een plan van aanpak’. De focus ligt de derde dag vooral op het toepassen van de trainingservaringen. Hieronder worden enkele onderdelen nader toegelicht. 1.Doelstellingen Voorafgaande aan de training formuleren deelnemers hun persoonlijke doelstellingen. Deze doelen dienen als rode draad voor de accenten die tijdens de training worden gelegd. Aan het eind van de training wordt vanuit de doelen en ervaringen een plan van aanpak geformuleerd. 2. Spanning, ontspanning en emoties Door middel van oefeningen uit het emotioneel lichaamswerk waarbij de spieren afwisselend worden aangespannen en ontspannen, ervaren deelnemers vastgehouden spanning. Door de diepe ontspanning die steeds op een serie oefeningen volgt, komen vaak emoties los. 3. Het lichaam als barometer In de training wordt de deelnemers geleerd hun lichaam te gebruiken als een soort barometer voor stress waardoor ze hun eigen mogelijkheden (weer) leren kennen, meer gevoel van controle krijgen en daardoor meer zelfvertrouwen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van oefeningen uit de haptonomie. 4. Verwoording van de ervaringen De lichamelijke ervaring staat centraal in de training. Het gaat in de eerste plaats om de persoonlijke ervaring en het scherpen van de waarneming van zichzelf. Vervolgens worden de deelnemers aangesproken om die ervaringen te benoemen. 5. Psycho-educatie Ook wordt deelnemers iets verteld over hoe belasting en belastbaarheid elkaar kunnen beïnvloeden en over de onderschatte rol van spiritualiteit en gevoel in het dagelijkse leven. Verder is er een onderdeel waarin deelnemers uitzoeken wat echt bij hen past aan kwaliteiten en rollen. 6. Creatieve onderdelen Er is een aantal creatieve onderdelen waarbij deelnemers non-figuratief hun ervaringen in de training uitbeelden op papier en door middel van een milde vorm van psychodrama. De creatieve invalshoek blijkt vaak ondersteunend voor de lichamelijke ervaringen en leidt tot nieuwe inzichten.
Uit: Landsman-Dijkstra et al, 2004. 94
Bijlage 7: Inhoud en werkwijze arbeidsbemiddeling Argonaut EXTRA INFORMATIE ARGONAUT IN TRAJECT WERKEN AAN BALANS Argonaut Zwolle, februari 2005 Inhoud arbeidsbemiddeling van Argonaut Argonaut gaat uit van uw kracht. Als arbeidsbemiddelaar van Argonaut kijken we naar wat u wél kunt. We stippelen graag samen met u een traject uit specifiek gericht op uw (werk)situatie. De start van de begeleiding is om de bestaande situatie en de gevolgen hiervan ten aanzien van werk in kaart brengen en te werken aan het maken van randvoorwaarden om dit te kunnen verbeteren, samen met u en uw (nieuwe) werkgever of andere betrokkenen. Tijdens de begeleiding vormen uw keuzes, dan wel uw zoektocht naar keuzes de rode draad voor onze ondersteuning. Daarbij zoeken we nadrukkelijk samenwerking met uw (nieuwe) werkgever om het proces zo optimaal mogelijk te laten verlopen.
Werkwijze Argonaut In een eerste gesprek onderzoeken we samen met u hoe u op een goede wijze (weer) deel kan nemen aan het arbeidsproces. Binnen het traject Werken aan Balans begeleiden we u individueel en stemmen uw begeleiding af op de inhoud van het traject. Daarin kunnen wij een vervolg adviseren bijvoorbeeld in groepsverband, wanneer dit aan de orde zou zijn. U kunt hierbij denken aan sollicitatietraining. Ook kunt u denken aan een loopbaanonderzoek. Mocht dit vervolg nodig zijn, dan onderzoeken wij graag de financieringsmogelijkheden hiervoor.
Praktische informatie De contactmomenten worden in overleg met u en andere betrokkenen gepland en vinden in principe plaats bij Argonaut Zwolle Het begeleidingsprogramma wordt in overleg met u en andere betrokkenen vastgesteld en uitgevoerd. En werkt doelgericht aan het op een positieve manier terugkeren naar het arbeidsproces cq. op een goede wijze werkzaam blijven.
Vragen en meer informatie Mocht u na het lezen van deze informatie nog vragen hebben over de arbeidsbemiddeling van Argonaut, aarzel dan niet en bel ons op. Wij zijn bereikbaar per mail of telefoon op maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag op respectievelijk
[email protected] en 038-8505600. Berinda de Jong en Antoinette Bouma Arbeidsbemiddelaars Argonaut
95