Werkboek bij de behandeling Omgaan met suïcidaliteit
Project ‘Voorkom Suïcide’ GGZ Friesland
Colofon 2009, Leeuwarden Dit werkboek is onderdeel van de behandeling ‘Omgaan met suïcidaliteit’ van het project ‘Voorkom Suïcide’. Dit project is mogelijk gemaakt door de Provincie Friesland en GGZ Friesland. De hoofdstukken zijn geschreven door Marieke de Groot (1,3), Jos de Keijser (4,5,6,7) en Martin Steendam (2). De redactie is verzorgd door Marieke de Groot, Jos de Keijser, Martin Steendam en Anneke Sijses.
2
Inhoudsopgave
Inleiding...................................................................................................................... 4 1.
Suïcidaal gedrag: cijfers en achtergronden .................................................... 5 1.1. Psychiatrische problemen........................................................................................ 5 1.2. Erfelijke factoren...................................................................................................... 5 1.3. De rol van impulsiviteit............................................................................................. 6 1.4. Verminderd probleemoplossend vermogen .............................................................. 6 1.5. Omgevingsfactoren.................................................................................................. 6 1.6. Samenvatting .......................................................................................................... 7 Oefening 1 ..................................................................................................................... 7
2.
Motivatie en verandering .................................................................................. 8 2.1. Verandering begint met motivatie............................................................................. 8 2.2. Motivatie en behandeling ......................................................................................... 9 2.3. Samenvatting .......................................................................................................... 9 Oefening 2 ................................................................................................................... 10
3.
Het suïcidale proces ....................................................................................... 11 Oefening 3 ................................................................................................................... 12 3.1. Voorkomen van suïcide ......................................................................................... 12 3.2. Samenvatting ........................................................................................................ 13
4.
Het ontstaan en in stand blijven van suïcidaliteit ......................................... 14 5.1. Aanleiding en in stand houding .............................................................................. 14 5.2. Samenvatting ........................................................................................................ 15 Oefening 4 ................................................................................................................... 15
5.
De rol van gedachten...................................................................................... 16 5.1. Denkfouten herkennen en ter discussie stellen ...................................................... 16 5.2. Helpende gedachten.............................................................................................. 16 Oefening 5 ................................................................................................................... 16 5.3. Verschillende soorten denkfouten en hun oplossingen ........................................... 17 5.4. Overzicht van de verschillende soorten denkfouten................................................ 17 5.5. Zwart/wit denken ................................................................................................... 17 5.6. Generaliseren........................................................................................................ 18 5.7. Tunneldenken........................................................................................................ 19 5.8. Rampen voorspellen.............................................................................................. 20 5.9. Gedachtelezen ...................................................................................................... 20 5.10. Eisen stellen ........................................................................................................ 21 Oefening 6 ................................................................................................................... 22
6.
Hulpbronnen gebruiken bij suïcidegedachten.............................................. 23 6.1. Reden om te willen leven, reden om dood te willen ................................................ 23 Oefening 7 ................................................................................................................... 23 6.2. Crisiskaart ............................................................................................................. 24 Oefening 8 ................................................................................................................... 25 6.3. Hopekit.................................................................................................................. 25 Oefening 9 ................................................................................................................... 25 6.4. Terugvalpreventie.................................................................................................. 25 Oefening 10 ................................................................................................................. 25
7.
Afronding........................................................................................................ 26
Gebruikte literatuur.................................................................................................. 26
3
Inleiding U heeft onlangs een suïcidepoging gedaan en heeft mogelijk nog steeds suïcidegedachten. 'Suïcide' is de wetenschappelijke term voor ‘zelfmoord' of 'zelfdoding'. Veel mensen vinden 'zelfmoord' of ‘zelfdoding' onacceptabel om uit te spreken. We spreken daarom van ‘suïcide' of 'suïcidaal gedrag'. Onder suïcidaal gedrag wordt meer verstaan dan het verrichten van handelingen die tot de dood kunnen leiden. Voordat iemand een suïcidepoging doet, zijn er gedachten over de dood, dood willen zijn, gedachten aan suïcide en plannen om een suïcidepoging te doen en hier voorbereidingen voor treffen. Dit geheel van gedachten en gedragingen wordt 'het suïcidale proces' genoemd. Gedachten en gedrag in het teken van het suïcidale proces worden aangeduid als 'suïcidaliteit. Mensen die met deze problemen worstelen zijn ‘suïcidaal'. U volgt op dit moment een behandeling omdat u te maken heeft (gehad) met suïcidaal gedrag. De behandeling maakt deel uit van een programma bij GGZ Friesland dat gericht is op het voorkomen van suïcide. Dit werkboek is onlosmakelijk verbonden met de behandeling. U kunt bij het uitvoeren van de opdrachten hulp vragen aan uw behandelaar. Tijdens de behandeling leert u zicht te krijgen op omstandigheden en gebeurtenissen die bij u leiden tot gedachten aan suïcide of pogingen tot suïcide. Inzicht in omstandigheden en gebeurtenissen die suïcidaal gedrag in de hand werken, biedt aanknopingspunten om suïcidaal gedrag te voorkomen of te stoppen. Kennis over de achtergrond van suïcidaal gedrag kan daar bij helpen. Na een suïcidepoging zijn familieleden, partners en vrienden vaak geschokt. Ze vragen zich af of ze iets verkeerd hebben gedaan of iets over het hoofd hebben gezien. Waarschijnlijk zijn ze opgelucht dat alles 'goed' is afgelopen, maar vaak zijn ze ook bang dat het opnieuw zal gebeuren. Informatie over factoren die met suïcidaal gedrag samenhangen kan helpen om iets van die ongerustheid weg te nemen. Familieleden en vrienden zijn vaak bereid u te helpen zodat u niet opnieuw een suïcidepoging zult doen. De informatie kan voor hen dus ook nuttig zijn. Hierna gaan we in op vragen als: wat is suïcidaal gedrag? Bij wie komt het voor? Wat is de oorzaak? Wat zijn de risico’s? Hoe kan suïcidaal gedrag worden voorkomen? Tot slot wordt ingegaan op wat u en anderen kunnen doen als u suïcidegedachten heeft. Dit gebeurt onder meer aan de hand van een aantal oefeningen die u – al dan niet met behulp van uw behandelaar of familieleden en vrienden – kunt doen. Het doel is voorkomen dat u (opnieuw) een suïcidepoging doet.
4
1
Suïcidaal gedrag: cijfers en achtergronden Els is 34 jaar. Toen zij zestien was deed ze voor het eerst een suïcidepoging. Haar ouders hadden vaak ruzie. Als ze tegen elkaar schreeuwden, wat vaak gebeurde, ontfermde zij zich over haar jongere broertje. Dat vond zij steeds moeilijker worden. Na weer een avond ruzie was Els het helemaal zat. Ze nam zomaar een paar pillen van haar moeder die ze kreeg voor haar depressie. Haar moeder was slordig met haar medicijnen; overal in huis lagen aangebroken stripjes. Toen Els de pillen had genomen, belde ze in paniek de moeder van haar vriendin. Ze wilde niet echt dood, maar was alleen wanhopig over de toestand thuis.
Suïcidaliteit komt vaak voor; ongeveer 11% van de mensen in Nederland heeft er wel eens aan gedacht om een eind aan zijn leven te maken en plusminus 3% van de Nederlandse bevolking heeft ooit in zijn of haar leven een suïcidepoging gedaan. Soms doen mensen vaker een suïcidepoging. De kans op herhaling van een suïcidepoging is altijd aanwezig. Hoe vaker iemand een poging doet, hoe groter de kans dat hij door suïcide overlijdt. Van de tien mensen die voor het eerst een suïcidepoging doen, overlijdt er uiteindelijk één door suïcide. Gevoelens van wanhoop, het idee dat er geen oplossing is voor alle ellende, dat er nooit meer iets aan zal veranderen en het gevoel van ondraaglijkheid, hangen sterk met suïcidaliteit samen. Niet iedereen die suïcidaal is of een poging doet heeft echter de intentie om dood te gaan. Suïcidaal gedrag drukt eerder een verlangen uit naar het einde aan de omstandigheden die als ondraaglijk worden ervaren, dan een werkelijk verlangen om niet meer te leven. De dood wordt gezien als enige uitweg. Elke vorm van suïcidaal gedrag kan dus worden opgevat als een hulpvraag. Uit onderzoek is veel bekend over oorzaken van suïcidaal gedrag. Suïcidaliteit hangt samen met een combinatie van (psychische) kwetsbaarheid binnen een persoon, stressvolle levensomstandigheden en de aanwezigheid van factoren die de 'rem' op suïcidaal gedrag wegnemen. Sommige mensen zijn meer dan andere vatbaar voor het ontwikkelen van suïcidaal gedrag. In bepaalde omstandigheden worden deze mensen suïcidaal. De onderstaande factoren kunnen hierbij een rol spelen. 1.1. Psychiatrische problemen Vrijwel iedereen die door suïcide overlijdt of een poging doet, lijdt op dat moment aan één of meer psychiatrische stoornissen. Ongeveer 70% van de suïcideslachtoffers leed op het moment van overlijden aan een depressie. Vaak spelen tegelijkertijd andere problemen een rol, zoals angst, psychotische symptomen, verslavingsproblemen of persoonlijkheidsproblemen. 1.2. Erfelijke factoren Mensen die emotioneel niet zo stabiel zijn, hebben soms een verhoogde gevoeligheid voor suïcidaal gedrag. Emotionele stabiliteit is een persoonlijkheidseigenschap die onder meer erfelijk bepaald is. Bekend is dat suïcidaliteit binnen families vaker voorkomt. Dit komt doordat de kans om een psychiatrische stoornis te ontwikkelen die samengaat met een verhoogd suïciderisico (depressie, alcoholverslaving, schizofrenie) mede wordt bepaald door erfelijke factoren. Echter, uit onderzoek blijkt ook dat de neiging tot suïcidaal gedrag onafhankelijk van de gevoeligheid voor psychiatrische problemen wordt overgeërfd. Dat betekent dat de neiging tot suïcidaal gedrag voor een deel erfelijk bepaald is en in principe losstaat van een eventuele
5
aanleg voor (andere) psychiatrische symptomen. 1.3 De rol van impulsiviteit Voor de buitenwereld komt een suïcide vaak 'zomaar' uit de lucht vallen. Achterblijvers vragen zich af hoe het mogelijk is dat ze dit niet hebben zien aankomen. Echter, het is een hardnekkig misverstand dat aan een suïcidepoging altijd een grondige afweging voorafgaat. Uit onderzoek blijkt dat ongeveer de helft van de suïcidepogingen gebeurt in een impuls. Een impuls is een plotselinge ingeving die onmiddellijk leidt tot actie. Van een grondige overweging is in dat geval geen sprake. Sommige mensen die een suïcidepoging hebben overleefd, zeggen achteraf dat hun suïcidepoging hen is 'overkomen'. Onderzoek heeft aangetoond dat mensen die een suïcidepoging doen, dikwijls over een minder goed vermogen beschikken om weerstand te bieden tegen impulsen. Dit vermogen wordt voor een deel geregeld door chemische processen in de hersenen. Bij mensen die een suïcidepoging hebben gedaan vertonen bepaalde stoffen die bij die processen zijn betrokken een afwijking. Dit laatste is genetisch bepaald. Een verminderd vermogen om impulsen te beheersen kan ook ontstaan als gevolg van het gebruik van alcohol, drugs of medicijnen. Onder invloed van deze middelen kan de 'rem' die mensen van nature hebben om aan impulsen toe te geven, wegvallen. Dit verklaart waarom de kans op suïcidaal gedrag toeneemt onder invloed van alcohol of drugs. 1.4. Verminderd probleemoplossend vermogen Vaak zijn ingrijpende gebeurtenissen een aanleiding tot suïcidaal gedrag. Bijvoorbeeld de dood van de partner of een kind, echtscheiding, het verlies van een baan, ruzie. Suïcidaal gedrag hangt samen met een minder goed vermogen om in moeilijke situaties mogelijkheden te zien en te benutten. Een onvermogen om de problemen op te lossen kan meer doorslaggevend zijn dan de gebeurtenis(sen) zelf. Mensen die suïcidaal gedrag vertonen zijn in het algemeen minder goed in staat om met problematische omstandigheden om te gaan. Ze zoeken weinig steun bij anderen, zijn geneigd om contacten met anderen te vermijden en voelen zich minderwaardig. Mensen met een gevoeligheid voor suïcidaal gedrag voelen zich sneller hopeloos en ervaren problematische situaties vaker als onoplosbaar en uitzichtloos. Ze ervaren minder vaak dat problemen -hoe ernstig ook- draaglijk kunnen zijn en dat problemen kunnen worden opgelost. Bij jongeren hangt suïcidaal gedrag sterker samen met ingrijpende gebeurtenissen dan bij volwassenen of ouderen. Voorbeelden zijn: gepest worden, problemen met ouders of vrienden. Jongeren zijn daar gevoeliger voor dan volwassenen omdat ze nog niet voldoende hebben geleerd hoe ze met moeilijke omstandigheden om kunnen gaan. 1.5. Omgevingsfactoren Suïcidaal gedrag heeft kenmerken van een besmettelijke ziekte: het heeft de neiging om van de een op de ander 'over te slaan'. Dit geldt in het bijzonder voor jonge mensen. De beschikbaarheid van kennis (bijvoorbeeld via internet, of via iemand in de omgeving die door suïcide is overleden) over methoden om een eind aan je leven te maken, kan suïcidaal gedrag bevorderen. Het bespreken (chatten) van suïcide als oplossing voor problemen kan aanzetten tot suïcidaal gedrag. Voorbeelden van suïcidaal gedrag, zoals personen waar (jonge) mensen zich mee identificeren en die een eind aan hun leven hebben gemaakt, kunnen een aanzet vormen tot suïcidaal gedrag bij mensen die daar
6
gevoelig voor zijn. Dit is de reden waarom de media terughoudend zijn in de berichtgeving over suïcidegevallen. 1.6. Samenvatting
Suïcidaal gedrag hangt samen met een bepaalde gevoeligheid voor dit gedrag. Aan een suïcidepoging gaat niet altijd een grondige overweging vooraf. Ongeveer de helft van de suïcidepogingen is een impulsieve actie waarover niet of nauwelijks is nagedacht. De kans dat de gevoeligheid voor suïcidaal gedrag tot uitdrukking komt in de vorm van suïcidegedachten, suïcideplannen of suïcidepogingen neemt toe als een of meer van de onderstaande risicofactoren aanwezig zijn: -
-
kwetsbaarheden die in de persoon zijn verankerd (psychiatrische problemen, impulsiviteit, verminderd probleemoplossend vermogen, neiging tot hopeloosheid) stresserende levensomstandigheden (verlieservaringen, suïcidaal gedrag in de omgeving) drempelverlagende factoren (alcohol- en/of drugsgebruik, beschikbaarheid van middelen, voorbeelden van suïcide in de media, internet)
Suïcidaliteit is een signaal dat aangeeft dat iemand niet meer opgewassen is tegen omstandigheden die hij als ondraaglijk en uitzichtloos ervaart. Achter suïcidale uitlatingen en suïcidepogingen gaat altijd een hulpvraag schuil. Suïcidaal gedrag moet altijd serieus worden genomen.
Oefening 1 Hieronder ziet u een lijstje met gebeurtenissen en omstandigheden waarvan bekend is dat ze kunnen samenhangen met suïcidaal gedrag. Kunt u (eventueel samen met een familielid of vriend) aankruisen welke gebeurtenissen/omstandigheden op u van toepassing zijn? Er zijn meer antwoorden mogelijk. Psychiatrische problemen Suïcide komt voor in uw familie Problemen met alcohol, drugs en medicijngebruik Suïcide of suïcidepogingen in uw omgeving Verlies van iemand die belangrijk voor u is Verlies van werk of gezondheid Problemen met familieleden ‘kort lontje’ Moeite om oplossingen te zien Moeite om anderen om hulp te vragen Anders (vul in) …………………………………………
7
2
Motivatie en verandering Kees (21) heeft laatst na een avondje stappen met een vriend wat geëxperimenteerd met een touw. Het touw had hij al een tijdje in huis. Waarom weet Kees niet precies. Soms als hij heeft gedronken wordt hij somber, vooral als hij alleen is. Kees voelt zich dan eenzaam en denkt: hoe zou het zijn om niet meer te leven? De volgende dag is het meestal helemaal over. Kees snapt er niks van. Hoe kan zijn stemming zomaar omslaan? De vader van Kees is er per ongeluk achtergekomen dat Kees wel eens met een touw bezig is. Zijn vader is zich kapot geschrokken en heeft het aan Kees' moeder verteld. Nu willen zijn ouders dat Kees hulp zoekt. Maar waarvoor? vraagt Kees zich af.
Veel mensen die suïcidaal zijn hebben behoefte aan hulp. Het is echter niet zo dat ze hiermee altijd naar een hulpverlener stappen. Onderzoek heeft laten zien dat ongeveer de helft van de mensen die door suïcide overlijdt op dat moment niet in behandeling was bij een hulpverlener. Dat kan diverse redenen hebben. Voor de meeste mensen die suïcidaal zijn, voelt het dubbel om hulp te zoeken. Er zijn gedachten aan de dood of misschien zelfs plannen om er een eind aan te maken, maar u weet dat hulpverleners proberen om u te weerhouden. Het kan voor suïcidale mensen beangstigend zijn om het perspectief van dood-zijn te moeten opgeven. Vooral als u wanhopig bent en uw leven als ondraaglijk ervaart. Aan de andere kant wilt u juist niet dood; omdat u het uw familie niet aan wilt doen of omdat u twijfelt. U durft niet zo goed omdat u nog niet helemaal overtuigd bent dat het nooit meer beter kan worden. Na een suïcidepoging is het voor sommige mensen moeilijk om stil te staan bij het verleden. Ze willen liefst zo snel mogelijk vergeten wat er gebeurd is en richten zich liever weer op de toekomst. Mensen die in een opwelling een suïcidepoging hebben gedaan, hebben soms het idee dat ze weinig grip op hun leven hebben. Soms schamen ze zich voor hun gedrag. Maar, ze zijn ook bang dat hen opnieuw een suïcidepoging 'overkomt'. Ze willen niet dood, maar twijfelen of ze op alle momenten weerstand kunnen bieden tegen de plotseling opkomende neiging om zichzelf iets aan te doen. Aan de andere kant vinden ze dat ze zich niet moeten aanstellen en beter hun best moeten doen om zichzelf onder controle te houden. Vlak na een suïcidepoging zijn suïcidegedachten vaak tijdelijk minder sterk aanwezig of zelfs helemaal verdwenen. Veel mensen aarzelen of ze zich wel moeten laten behandelen voor hun suïcidaliteit. Ze twijfelen over het nut van een behandeling, omdat ze na hun poging geen last meer hebben van suïcidegedachten. 2.1. Verandering begint met motivatie In de bovenstaande voorbeelden gaat het om motivatie. Of liever gezegd: om een bepaalde fase in een veranderingsproces. Veranderingen komen stapsgewijs tot stand en beginnen met een motivatie tot verandering. In een veranderingsproces zijn de volgende fasen te onderscheiden: 1. tevreden (geen gedachten aan verandering) 2. onzeker (nadenken over verandering, twijfel) 3. voorbereiden op verandering (bv zoeken naar een geschikte hulpverlener) 4. uitvoering (bv therapie volgen) 5. volhouden (het geleerde blijven toepassen)
8
Veel mensen die suïcidaal zijn bevinden zich in fase 1 en 2 van het veranderingsproces. Dat is de fase waarin mensen (nog) geen hulp zoeken. Mensen die in fase 3 zitten zijn aan het aftasten. Wat kan een behandeling mij bieden? Is het wel iets voor mij? In fase 4 zijn mensen voldoende gemotiveerd voor de behandeling en zetten tastbare stappen in het veranderingsproces. In fase 5 passen ze aangeleerde vaardigheden en inzichten toe. Aan een verandering (fase 5) gaat dus een periode vooraf die begint met zicht verzamelen op de voor- en nadelen van een eventuele verandering (fase 2). Wanneer de voordelen opwegen tegen de nadelen, gaat fase 2 over in fase 3 waarin concrete activiteiten worden ondernomen die de verandering tot stand kunnen brengen (fase 4). Daarna is het een kwestie van volhouden (fase 5). 2.2 Motivatie en behandeling Om aan een behandeling voor uw suïcidaliteit te beginnen, hoeft u niet per se gemotiveerd te zijn. Twijfel over het nut van de behandeling en de afweging of u dit wilt of niet kunnen een onderdeel zijn van de behandeling. Samen met uw behandelaar kunt u inventariseren in welke fase van een veranderingsproces u zich bevindt. Het is mogelijk dat uw naasten in een andere fase van verandering zitten dan u. Dat hoeft geen reden te zijn om ze niet bij de behandeling te betrekken. Om u te kunnen steunen bij de behandeling is het wel zinvol om van elkaar te weten hoe het met de motivatie gesteld is. Dit kan de onderlinge verbinding en de communicatie vergemakkelijken en biedt mogelijkheden om elkaar te helpen om gemotiveerd te raken, stappen te zetten of geleerde vaardigheden te oefenen. 2.3. Samenvatting Veranderingen vinden stapsgewijs plaats. Om verandering te realiseren moet iemand enigszins gemotiveerd zijn om te veranderen. Bij suïcidale mensen verloopt een veranderingsproces dikwijls moeizaam, omdat de motivatie ontbreekt. Veel suïcidale mensen twijfelen of ze dood willen, maar vinden het tegelijkertijd moeilijk omvolledig afstand te doen van de wens om niet meer te leven. Twijfel is een normale fase in een veranderingsproces. Als u twijfelt over het nut van een behandeling voor uw suïcidaliteit kunt u dat zien als een fase in een veranderingsproces. Twijfel of zelfs een algeheel gebrek aan motivatie is geen reden om niet aan de behandeling mee te doen. Uw twijfel (of die van uw dierbaren) kan een onderwerp zijn dat in de behandeling centraal staat.
9
Oefening 2 Gebruik voor deze opdracht de indeling in fasen van eenveranderingsproces (zie blz 8). Aan het begin van dit hoofdstuk werd een situatie gepresenteerd waarin motivatie en verandering een rol speelt. 1. Probeer in die situatie na te gaan in welke fase van het veranderingsproces de situatie zich afspeelt. 2. In welke fase van het veranderingsproces (bladzijde 8) zit u op dit moment? 3. In welke fase bevinden uw dierbaren die betrokken zijn bij uw behandeling zich?
10
3
Het suïcidale proces Mevrouw Boonstra (44) heeft vanaf haar puberteit af en toe last van gedachten aan suïcide. Ze vraagt zich af of ze opgelucht zou zijn en of ze dan nooit meer zou hoeven piekeren over haar moeilijke jeugd. Meestal blijft het bij suïcidegedachten, maar toen haar moeder plotseling overleed en haar dochter op het punt stond om met haar vriend te gaan samenwonen, werden de suïcidegedachten sterker. Mevrouw Boonstra dacht er aan hoe ze een eind aan haar leven zou kunnen maken. Veel pillen innemen zou de enige manier zijn waarop ze het zou durven. Maar hoe kom ik aan pillen en hoe weet ik zeker dat het lukt? Eenmaal gewend aan haar leven zonder haar moeder en een dochter die niet meer thuis woont, verdwenen de gedachten aan suïcide weer naar de achtergrond. Mevrouw Boonstra kan zich nu zelfs niet meer voorstellen dat ze zo ver heen was.
Suïcidaal gedrag begint met gedachten aan de dood, gedachten aan suïcide, plannen maken en voorbereidingen treffen voor een suïcidepoging, en ten slotte de handelingen uitvoeren die (mogelijk) tot de dood leiden. Zoals genoemd in hoofdstuk 1 wordt het proces dat leidt van gedachten aan doodgaan tot het doen van een suïcidepoging het suïcidale proces genoemd (figuur 1). De duur van een suïcidaal proces kan verschillen: van een paar minuten tot enkele maanden of zelfs jaren. De duur van het proces verschilt van mens tot mens en kan bovendien binnen één persoon van wisselende duur zijn. Figuur 1: Het suïcidale proces tijd
gedachten aan de dood
gedachten aan suïcide
plannen maken suïcidepoging voorbereidingen treffen
suïcide-intentie
Uit onderzoek blijkt dat de mate waarin iemand suïcidaal is door de tijd heen wisselend kan zijn. De ene dag kan de suïcide-intentie sterk zijn en de volgende dag opeens een stuk minder. Na een mislukte suïcidepoging zijn suïcidegedachten vaak tijdelijk minder sterk of zelfs helemaal afwezig. Onderzoek heeft echter laten zien dat na een poging suïcidegedachten vaak snel weer de kop opsteken. Als iemand niet in staat is om te voorkomen dat hij in het suïcidale proces belandt of er niet in slaagt om het suïcidale proces te stoppen, kan dat leiden tot een (nieuwe) suïcidepoging. Het suïcidale proces wordt niet altijd helemaal van begin tot eind doorlopen. Sommige mensen komen bijvoorbeeld nooit verder dan gedachten aan suïcide, die vanzelf weer verdwijnen als de omstandigheden veranderen. Zelfs als iemand vergevorderde suïcideplannen heeft, hoeft dit niet altijd te betekenen dat dit uiteindelijk resulteert in een suïcidepoging. Het suïcidale proces kan in principe dus op elk moment stoppen. De mogelijkheid om te voorkomen dat u opnieuw suïcidaal wordt en/of het suïcidale proces te stoppen als u er eenmaal in beland bent, vormt het uitgangspunt voor de behandeling die u volgt.
11
Oefening 3
Hieronder ziet u opnieuw het figuur van het suïcidale proces. Geef met een kruisje op de lange zwarte lijn aan waar u zich op dit moment bevindt in het suïcidale proces. Bespreek dit met uw behandelaar.
gedachten aan de dood
gedachten aan suïcide
plannen maken suïcidepoging voorbereidingen treffen
suïcide-intentie
3.1.
Voorkomen van suïcide
Preventie van suïcide is in de eerste plaats een kwestie van voorkomen dat iemand in het suïcidale proces terechtkomt. Een van de doelen van de behandeling die u volgt is leren hoe u kunt voorkomen dat u in een suïcidaal proces raakt. U bent in behandeling omdat u een suïcidepoging heeft gedaan en/of mogelijk nog steeds suïcidegedachten heeft. Dat betekent dat u eerder een suïcidaal proces heeft doorlopen dat tot een suïcidepoging heeft geleid. Als u gedachten aan de dood heeft, suïcidegedachten heeft of fantaseert over suïcide, plannen of neigingen heeft om een suïcidepoging te doen, zit u nog steeds in een suïcidaal proces. Hoewel een suïcidaal proces lang niet altijd eindigt in een suïcidepoging is het ook van belang om gedachten aan de dood, suïcidegedachten en eventueel suïcideplannen en -fantasieën een halt toe te roepen. Anders gezegd: als u eenmaal in een suïcidaal proces bent belandt, is het zaak om in een zo vroeg mogelijk stadium te zorgen dat u hier niet verder in mee wordt getrokken. Suïcidegedachten zijn vervelend en kunnen zeer beangstigend zijn. Mensen die er aan lijden zijn wanhopig, bang dat die gedachten nooit meer zullen ophouden of zijn bang dat ze er uiteindelijk aan toe zullen geven. Suïcidaal zijn maakt mensen eenzaam en brengt ze in een isolement. Een suïcidaal proces moet het liefst in een pril stadium tot stilstand worden gebracht. Hoe eerder dat gebeurt, hoe beter het is. In een vroeg stadium (bv op het moment dat iemand alleen gedachten aan de dood heeft) is de kans dat dit lukt groter dan in een later stadium (bv op het moment dat iemand concrete suïcideplannen heeft gemaakt en een afscheidsbrief heeft geschreven). In de behandeling worden handvatten aangereikt die kunnen helpen voorkomen dat u in een suïcidaal proces terechtkomt. Daarnaast leert u hoe u een suïcidaal proces tot staan kunt brengen. Hierbij worden -als dat mogelijk is- anderen betrokken, bijvoorbeeld uw partner, een familielid, of vriend(in).
12
3.2. Samenvatting Suïcidaliteit omvat een scala van gedachten en gedragingen variërend van gedachten aan de dood tot en met het doen van een suïcidepoging. Een suïcidepoging wordt voorafgegaan aan gedachten over de dood, suïcidegedachten, plannen maken en voorbereidingen treffen. Dit beloop wordt het suïcidale proces genoemd. Elk suïcidaal proces begint met gedachten over de dood, maar eindigt niet altijd in een suïcidepoging. Het suïcidale proces kan tijdelijk onderbroken worden of zelfs helemaal worden afgeblazen. Hoe het suïcidale proces verloopt verschilt van persoon tot persoon. Sommige mensen doorlopen in hun leven vaker een suïcidaal proces. Suïcidaliteit is altijd een tijdelijke toestand; een crisis die met of zonder hulp is te overbruggen. Het is mogelijk om het beloop van het suïcidale proces te beïnvloeden en/of te stoppen. Hoe eerder het suïcidale proces tot staan gebracht wordt, hoe beter het vaak lukt. Vroeg ingrijpen is dus belangrijk. Nog beter is voorkomen dat u in een suïcidaal proces belandt.
13
4
Het ontstaan en in stand blijven van suïcidaliteit Meneer Kamps (66) heeft sinds zijn vrouw is overleden, nu twee jaar geleden, af en toe last van suïcidegedachten. Die gedachten spelen op als hij merkt dat zijn kinderen het te druk hebben om hem te bezoeken. Meneer Kamps probeert zijn kinderen in zo'n situatie te vertellen dat hij het moeilijk heeft. Tegen zijn zoon zei hij door de telefoon: 'Als het zo moet, dan hoeft het niet meer.' Zijn zoon reageerde geïrriteerd en kapte het gesprek af. 'Zie je wel', dacht meneer Kamps, 'het maakt niet uit of ik er nog ben of niet'. Uit boosheid belde meneer Kamps twee weken niet met zijn kinderen. Zijn kinderen lieten niets van zich horen. Voor meneer Kamps was dat een bewijs dat het ze echt niks uitmaakt of hij er wel of niet een eind aan zou maken. Dit versterkte zijn suïcidegedachten.
Soms is de reden waarom iemand suïcidaal wordt voor een ander invoelbaar. Bijvoorbeeld een vrouw die suïcidegedachten heeft nadat haar kind is overleden aan de gevolgen van een verkeersongeval. Echter, sommige mensen worden suïcidaal door iets waar een ander zijn schouders over ophaalt. Een misverstand dat uitloopt op een stevige ruzie bijvoorbeeld, of een opmerking over iets wat misging terwijl het met de beste bedoelingen gedaan was. Het voorgaande laat zien dat niet alleen omstandigheden leiden tot suïcidaal gedrag. Uit onderzoek blijkt dat suïcidegedachten (mede) ontstaan of worden versterkt door de manier waarop mensen bepaalde omstandigheden ervaren. Vaak is dat meer doorslaggevend dan de omstandigheden zelf. 4.1. Aanleiding en in stand houding Om in een suïcidaal proces te raken, is een aanleiding nodig, bijvoorbeeld een dreigend verlies van een baan. Daarnaast hebben mensen gedachten over de aanleiding, bijvoorbeeld: 'ik raak financieel aan de grond', 'ik kan straks niet meer voor mijn gezin zorgen'. Dergelijke gedachten kunnen mensen suïcidaal maken. Om te voorkomen dat u in een suïcidaal proces raakt, is het daarom belangrijk om te onderzoeken wat voor u de aanleiding is om suïcidaal te worden. Vervolgens neemt u de gedachten over de aanleiding onder de loep. Dit vereist zelfonderzoek, en kunt u samen met uw behandelaar proberen te achterhalen. Daarnaast zijn er omstandigheden en gedachten die maken dat het suïcidale proces voortduurt. Dergelijke omstandigheden worden onderhoudende factoren genoemd. Soms zorgen omstandigheden dat suïcidegedachten blijven bestaan of sterker worden. Zoals in het voorbeeld de zoon van meneer Kamps, die het gesprek afkapt als zijn vader zich suïcidaal uit. Ook (negatieve) gedachten over omstandigheden kunnen suïcidegedachten laten bestaan of sterker maken. In het voorbeeld neemt meneer Kamps aan dat zijn zoon geen contact met hem zoekt, omdat het hem niets kan schelen dat zijn vader dood wil. Maar wellicht vindt de zoon het moeilijk om met de suïcidegedachten van zijn vader om te gaan. Of hij is bang dat als hij er op ingaat het nog erger wordt. Zoals gezegd drukt suïcidaal gedrag uit dat iemand wil dat er een einde komt aan de ondraaglijkheid van bepaalde omstandigheden. Maar omstandigheden zijn niet altijd te veranderen. Wat wel kan veranderen is de manier waarop u met de omstandigheden omgaat. Het is mogelijk om de manier waarop omstandigheden worden ervaren in positieve zin te beïnvloeden. Gedachten spelen hierin een belangrijke rol.
14
4.2.
Samenvatting
Om te leren voorkomen dat u in een suïcidaal proces raakt en/of suïcidaal blijft, kunt u gebruikmaken van uw ervaringen bij eerdere suïcidepogingen of situaties waarin u suïcidaal werd. Dit kunt u doen door: - de aanleiding tot suïcidegedachten te onderzoeken - de gedachten over de aanleiding te onderzoeken - achterhalen door welke factoren u suïcidaal bleef
Oefening 4 Voer deze oefening uit nadat u deze met uw behandelaar hebt besproken. Probeer het moment van de suïcidepoging of het moment dat u ernstige suïcidegedachten had terug te halen. Vul het onderstaande schema in.
Aanleiding
Gedachten over aanleiding
Onderhoudende factoren
Bespreek de uitkomsten van deze opdracht met uw behandelaar
15
5.
De rol van gedachten
Gedachten kunnen positief, neutraal en negatief zijn. Ze ontstaan vaak ‘gedachteloos' of automatisch. Ze lijken heel vanzelfsprekend, terwijl ze lang niet altijd kloppen met de werkelijkheid. Dat hoeft niet altijd bezwaarlijk te zijn. Maar als gedachten die niet kloppen met de werkelijkheid negatief zijn, wordt het lastiger. Dit soort gedachten worden 'denkfouten' genoemd. Denkfouten zijn gedachten die niet kloppen en niet helpend zijn. Een voorbeeld van zo'n denkfout is: 'dit wordt nooit meer anders, mijn toekomst is weg'. Deze gedachte klopt niet, want er wordt een voorspelling gedaan over iets wat nog niet bekend is. Daarbij is de gedachte ook niet helpend, want u wordt er niet beter van om zo te denken. Het is bij suïcidale gedachten belangrijk om eventuele denkfouten te herkennen. 5.1.
Denkfouten herkennen en ter discussie stellen
In een discussie wisselen mensen hun standpunten uit, verdedigen hun mening en willen de ander overtuigen met argumenten in de hoop dat die zijn standpunt bijstelt. U kunt behalve het standpunt van een ander ook uw eigen standpunten ter discussie stellen. In discussie met uzelf kunt u onderzoeken of u uw mening of standpunt zou moeten veranderen. Hiermee doet u niets anders dan de werkelijkheid scherper in beeld brengen. Het gaat er om dat u een gedachte van zoveel mogelijk kanten bekijkt, gebruik maakt van kennis en steeds opnieuw nagaat of de gedachte waar is. Zoals gezegd kunt u met zichzelf in discussie gaan, maar ook met een ander discussiëren over uw gedachten. Uw behandelaar in dit programma kan als sparringpartner optreden om u te helpen negatieve gedachten ter discussie te stellen. 5.2.
Helpende gedachten
Helpende gedachten zijn gedachten die ertoe bijdragen dat omstandigheden niet onnodig negatief of bedreigend worden beoordeeld. Kenmerken van helpende gedachten zijn: -
stellen gerust, verminderen de angst voor het onbekende versterken het gevoel van eigenwaarde zijn mild ten aanzien van zwakheden en tekortkomingen benadrukken eigenheid en bieden vrijheid van keuzes en uitbreiding van mogelijkheden nodigen uit tot communicatie
Oefening 5 Denkfouten te herkennen en gedachten ter discussie te stellen. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Onderzoek uw gedachten naar aanleiding van een situatie die u suïcidaal maakte. Stel uzelf de vraag of wat u dacht, (a) waar was en (b) of de gedachte u hielp om u beter te voelen. Maak gebruik van uw kennis en ervaring om de twee vragen te beantwoorden en de discussie met uzelf te voeren. Probeer de gedachte bij te stellen; formuleer een nieuwe gedachte die klopt met de werkelijkheid en die 'helpend' is. Noteer uw bevindingen in het schema hieronder. Zijn uw gevoelens en gedrag veranderd door uw nieuwe gedachte?
In het schema op de volgende bladzijde is een voorbeeld uitgewerkt.
16
gedachte
is het waar ?
ik ben een misschien mislukking
5.3.
is het helpend ? nee
kennis die ik kan gebruiken in de discussie met mezelf
nieuwe gedachte
In sommige dingen ben ik niet goed. Je kunt niet Ik heb geen vlotte babbel en ik voel overal goed in me vaak verlegen. Maar ik kan zijn. goed voetballen en ik ben redelijk handig met computers. Ik heb een paar goede vrienden.
Verschillende soorten denkfouten en hun oplossingen
Denkfouten zijn er in verschillende soorten. Alle soorten denkfouten kunnen tot negatieve gedachten leiden. Vaak hebben mensen de neiging om steeds hetzelfde denkfout te maken. Ze hebben eigenlijk een min of meer vast patroon van denken en hun gevoelens worden in dat denkpatroon steeds op dezelfde manier negatief beïnvloed. Elke soort denkfout vraagt een andere aanpak om bij te stellen. In het algemeen gaat het om het nuanceren van de gedachte. Nuances aanbrengen betekent: minder in extremen denken en een situatie beoordelen op grond van de unieke kenmerken van de situatie. 5.4. Overzicht van de verschillende soorten denkfouten 1. 2. 3. 4. 5. 6. 5.5.
zwart/wit-denken generaliseren tunneldenken rampen voorspellen gedachten lezen hoge eisen stellen Zwart/wit-denken
Mensen met een zwart/wit-denkpatroon hebben de neiging om in uitersten te denken. Ze kunnen moeilijk relativeren en daardoor zien ze over het hoofd dat gebeurtenissen en situaties diverse kanten hebben. Zwart/wit-standpunten bevatten vaak woorden waarin nuances ontbreken, zoals: nooit, altijd, niemand, iedereen enzovoort. Zwart/wit-denkers hebben in het algemeen de neiging om zaken negatief te bekijken. Dit komt tot uitdrukking in gedachten als: ik kan nooit iets goed doen, of: mijn familie zal er wel weer helemaal niks van begrijpen, of: niemand begrijpt mij. Door in extremen te denken geven zwart/wit-denkers weinig ruimte aan ervaringen of meningen die negatieve gedachten tegengas geven. Het gevolg is dat standpunten extreem zijn en hierdoor voelt u zich negatief en daar heeft u last van. 17
zwart/wit-denken tegengaan Zwart/wit-denken kunt u tegengaan door ‘grijstinten’ aan te brengen. Dit kan door te zoeken naar gedachten die tussen zwart (nooit, niets, niemand) en wit (altijd, alles, iedereen) inzitten.
In het schema hieronder zijn voorbeelden gegeven van zwart/witgedachten. In de tweede kolom staan de gedachten waarin grijstinten zijn aangebracht.
Zwart/wit-denken
grijstinten
Ik kan nooit iets goed doen.
Soms ga ik de fout in, vaak ook niet. Sommige mensen begrijpen mij soms niet.
Niemand begrijpt mij.
5.6.
Generaliseren
Mensen die generaliseren hebben de neiging om een op zichzelf staande gedachte willekeurig op allerlei andere situaties toe te passen. Als ze die gedachte toepassen op situaties die daar niet voor geschikt zijn, maken ze een denkfout. Een generaliserende gedachte is bijvoorbeeld: iemand die veel over zelfmoord praat, doet het niet. De gedachte klopt niet want sommige mensen die door suïcide zijn overleden, hebben hier van tevoren over gecommuniceerd. Daarbij is de gedachte niet helpend omdat iemand die suïcidaal is, niet serieus wordt genomen.
Generaliseren tegengaan Om te voorkomen dat u generaliseert, is het zinvol om de gedachte te relativeren of te nuanceren: - onderzoek nauwkeurig de specifieke kenmerken van de situatie of de persoon; - betrek die specifieke kenmerken bij de gedachten over de persoon of de situatie.
18
In het volgende schema zijn de generaliserende gedachten genuanceerd.
generaliseren
gedachten waarin rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de situatie
Als je niet moet huilen ben je ook niet verdrietig. Suïcidale mensen zijn slecht.
Zij huilt nooit, maar dat zegt niets over haar verdriet. Ieder persoon heeft zijn eigen reden die meespelen bij het ontstaan van suïcidale gedachten.
5.7. Tunneldenken Mensen die tunneldenken hebben de neiging door een 'negatieve koker' naar een eindpunt te kijken. Als je die negatieve koker vervolgens ergens anders op richt, zie je opnieuw alleen dat negatieve eindpunt. Het lijkt alsof de wereld alleen uit negatieve eindpunten bestaat. Alles wat er buiten die koker te zien is blijft onzichtbaar. Het leidt ertoe dat mensen geneigd zijn in alles door te redeneren op één en hetzelfde (negatieve) spoor. Tunneldenken komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in gedachten als: bij mij gaat altijd alles mis, ik mag gewoon niet gelukkig zijn. Hier ontbreken de nuances, omdat je door die negatieve koker niet ziet wat er buiten de koker gebeurt en je alleen maar zicht hebt op negatieve uitkomsten.
tunneldenken tegengaan -
herken het negatieve spoor in het denken; leg vervolgens bij wijze van spreken 'de koker' weg en bekijk het ruimer; zoek naar bewijzen voor het tegendeel.
In het volgende schema is dat uitgewerkt met enkele gedachten.
tunneldenken
opnieuw geformuleerde gedachten, zonder de negatieve koker
Bij mij gaat altijd alles mis, ik Ik heb op dit moment veel pech, mag gewoon niet gelukkig waardoor ik me ongelukkig voel; zijn. maar als ik geen pech heb, kan ik me beter voelen. Mijn somberheid is een Ik voel me nu somber en door hulp voorteken dat het straks te krijgen, gezonder te leven en alleen nog maar slechter meer te sporten, kan ik dit gaat. veranderen.
19
5.8. Rampen voorspellen Mensen die rampen voorspellen, gaan uit van een extreem negatieve uitkomst of afloop van gebeurtenissen of situaties, terwijl het vaak onduidelijk is waarop die negatieve voorspellingen zijn gebaseerd. Iemand kan bijvoorbeeld denken: na deze klap zullen nog meer tegenslagen volgen. Negatieve uitkomsten weerspiegelen vaak waar iemand bang voor is of als bedreigend ervaart.
rampen voorspellen tegengaan -
ga na of de voorspelling reëel is; vaak blijkt namelijk dat wat u voorspelt hebt, niet reëel is; realiseer u dat elke situatie uniek is en dat nooit van tevoren zeker is of iets slecht gaat aflopen; is dat wat u voorspelt, misschien datgene waar u bang voor bent?
In het volgende schema zijn enkele voorbeelden uitgewerkt.
rampen voorspellen
Ik zal nooit meer kunnen lachen...
Na deze klap zullen nog meer tegenslagen volgen.
5.9.
uitkomsten op basis van de realiteit Ik kan me nu niet blij voelen, maar als ik hersteld ben kan het makkelijker worden. De kans dat er nog meer tegenslag zal volgen is niet erg groot.
Gedachtelezen
Gedachtelezen betekent dat u invult wat een ander over u of een situatie denkt, en vervolgens dat als feitelijke werkelijkheid gaat zien. U gaat zich er naar gedragen of krijgt er een slecht gevoel door. Het is eigenlijk een (ineffectieve) manier om controle uit te oefenen op wat andere mensen mogelijkerwijs zouden kunnen denken, zodat u er alvast op vooruit kunt lopen. Bijvoorbeeld: 'ze vinden me vast een aansteller', of: 'mijn vrienden willen me vast niet meer zien'. Negatieve gedachten die anderen worden toegedicht gaan vaak overafwijzing of negatief beoordeeld worden. U krijgt echter nooit zekerheid over wat een ander denkt. Hiermee blijft de mogelijkheid open dat een ander iets denkt wat veel minder negatief is. Dat kan een geruststellend idee zijn. U kunt de gedachte enigszins verzachten door een minder stellig standpunt in te nemen en de gedachte te beginnen met: 'misschien waren mijn vrienden wel kwaad op me, misschien voelen ze zich door mij in de steek gelaten.' Door minder stellig te zijn, geeft u zichzelf de ruimte om uw gedachte bij te stellen en van een positiever standpunt uit te gaan.
20
gedachtelezen tegengaan -
vul niet bij voorbaat in wat iemand zou kunnen denken vraag na of wat u denkt, klopt. U kunt iemand bijvoorbeeld vragen wat hij denkt; vertrouw erop dat iemand eerlijk antwoordt en neem dat antwoord als uitgangspunt; ga na of de gedachten die u een ander toeschrijft uw eigen angst weerspiegelen in plaats van het negatieve oordeel van de ander.
5.10 Eisen stellen Mensen maken soms een harde eis van dingen die ze graag zouden willen. Die eis vervangt de achterliggende wens, een verlangen of de voorkeur. Een eis is dwingend: het moet zus of zo zijn, anders is het niet goed. Hoge eisen stellen is niet helpend, omdat de kans op een teleurstelling groot is. Soms is een gedachte die als eis geformuleerd is niet reëel, omdat het onhaalbaar is. De teleurstelling komt door het idee dat u faalt, terwijl het niet duidelijk is of het echt falen is of dat u simpelweg de lat te hoog heeft gelegd.
eisen stellen tegengaan -
vertaal wat u wilt in een wens, een verlangen of een voorkeur: 'ik zou graag willen dat...; vertaal wat van uzelf 'niet mag' in: 'ik zou liever niet willen dat... zo maakt u duidelijk waar uw voorkeur naar uitgaat.
In het volgende schema zijn twee voorbeelden van hoge eisen bijgesteld.
eisen stellen
eisen vertaald in een wens of een voorkeur
Alleen als ik weer voor 100% functioneer, kan ik weer afspraken met mijn collega's maken.
Ik heb liever niet dat ze zien dat het niet goed met me gaat, maar als het beter voor me is dat ik al wel afspraken maak, dan probeer ik dat. Ik doe mijn uiterste best om een nieuwe poging te voorkomen.
Ik mag nooit meer zover komen dat ik een suïcidepoging doe.
21
Oefening 6 Herhaal oefening 5. Neem het soort denkfout dat u maakt in het schema op. In het schema 2 is een voorbeeld uitgewerkt. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Onderzoek uw gedachten naar aanleiding van een situatie die u suïcidaal maakte. Stel uzelf de vraag of wat u dacht, (a) waar was en (b) of de gedachte u hielp om u beter te voelen. Maak gebruik van uw kennis en ervaring om de twee vragen te beantwoorden en de discussie met uzelf te voeren. Ga na welk soort denkfout dit is. Probeer de gedachte bij te stellen; formuleer een nieuwe gedachte die klopt met de werkelijkheid en die 'helpend' is. Noteer uw bevindingen in het schema hieronder. Zijn uw gevoelens en gedrag veranderd door uw nieuwe gedachte?
gedachte
is het waar ?
Ik ben andere mensen alleen maar tot last.
misschien nee
is het helpend ?
soort denkfout kennis die ik kan gebruiken in de discussie met mezelf
nieuwe gedachte
Zwart/witdenken
Sommige mensen hebben misschien last van mij, velen hebben geen last van mij en sommigen waarderen mijn bestaan
22
Sommige mensen laten me links liggen, anderen zijn teleurgesteld in mij, maar X en Y zijn personen die mijn bestaan waarderen.
6
Hulpbronnen gebruiken bij suïcidegedachten
Uit onderzoek is gebleken dat bepaalde technieken helpen voorkomen dat u suïcidaal wordt of suïcidale gedachten kunnen stoppen. In dit hoofdstuk wordt een aantal van die technieken besproken. 6.1.
Reden om te willen leven, reden om dood te willen
Suïcidale personen hebben de neiging om positieve zaken in het hier en nu te vergeten en negatieve zaken te benadrukken. De kans bestaat dat u de neiging heeft om redenen die u heeft om dood te willen meer te benadrukken dan redenen die u heeft om te willen leven. Om dit tegen te gaan kunt u samen met uw behandelaar een lijst maken van redenen om te willen leven en redenen om dood te willen. Hieronder ziet u een voorbeeld.
Reden om te willen leven 1. Ik ben in staat me beter te voelen dan ik me nu voel. 2. Er kunnen in de toekomst dingen waardevol voor mij zijn. 3. Mijn familie gaat kapot 4. Met goede hulp wordt het beter voor mij.
Reden om dood te willen 1. Ik denk dat het niet beter wordt. 2. Ik kan de pijn niet (meer) verdragen. 3. Ik ben anderen alleen maar tot last.
Oefening 7
Vul samen met uw behandelaar een schema in met redenen om te willen leven en redenen om dood te gaan.
23
6.2.
Crisiskaart
Suïcidale gedachten kunnen snel en heftig opkomen. De persoon heeft het gevoel een tunnel in te gaan en geen andere kant op te kunnen dan een einde aan zijn leven te maken. Een crisiskaart kan hier tegenwicht aan geven. Op een crisiskaart staat wat u kunt doen als u eenmaal in de tunnel terecht bent gekomen. Hieronder ziet u een voorbeeld van een crisiskaart.
Als ik me niet goed voel en aan suïcide moet denken, ga ik na in welke alarmfase ik zit. Voor elke fase heb ik een oplossing. Fase Groen Beschrijving: Het gaat redelijk, maar ik voel dat somberheid en de neiging om te drinken sterker worden. Doen: veel activiteiten plannen, liefst samen met anderen. Afleiding zoeken. Geen alcohol drinken en piekeren vermijden (zoals het nadenken over mijn slechte financiële situatie). Oranje Beschrijving: Ik pieker veel, afleiding zoeken gaat moeizaam. Doen: X (vooraf afgesproken persoon) bellen en als zij er niet is, Y bellen. Vertellen dat het niet goed gaat. X of Y ondernemen nog niets maar weten wat er aan de hand is. Doorgaan met afleiding zoeken. Eventueel vragen of X en Y me hierbij helpen (samen hardlopen). Rood Beschrijving: Het gaat slecht. Begin te drinken. Als ik niet ingrijp, gaat het mis. Doen: Naar X toegaan of vragen of X bij mij komt. Als X niet kan, dan Y bellen. Nummer X (tel nr. ) nummer Y (tel nr.) Rood-knipper Beschrijving: het gaat zeer slecht. Heb de neiging om mezelf iets aan te doen. Wat ik zelf gedaan heb, helpt niet. Doen: crisisdienst bellen en vragen om een gesprek. Het nummer is (tel nr.) 's avonds/'s nachts: (tel nr.)
24
Oefening 8 Maak samen met de begeleider een crisiskaart. Schrijf het eerst in het klad. Als de tekst goed is, maak er dan een echt kaartje van met stevig papier dat u makkelijk bij u kunt houden. 6.3.
Hopekit
Een kenmerk van suïcidaliteit is dat het vertrouwen in de nabije of verre toekomst is afgenomen. Met de zogenaamde hopekit kunt u zichzelf hoop geven. Uit onderzoek is bekend wat suïcidale mensen hoop kan geven: 1. Werken aan een oplossing. Deelname aan deze behandeling is een begin. Elke trede van de trap is een stap in de richting van de oplossing. Soms is een psychologische of psychiatrische behandeling een deel van de oplossing. 2. Positieve dingen benadrukken, zoals het krijgen van een compliment en stilstaan bij dingen waar u trots op bent. 3. Contacten met anderen/ steun vragen. Het helpt om anderen (familie, vrienden) te vragen u te helpen om de problemen op te lossen. 4. De tijd nemen. Mensen wisselen vaak van stemming. Morgen of volgende week zien zaken er anders uit dan in het hier en nu. 5. Gebruik maken van (positieve) ervaringen. Veel mensen hebben zich eerder hopeloos gevoeld en zijn hier weer uitgekomen. Met een hopekit kunt u zichzelf hoop geven. Een hopekit kan een doos of een tas zijn waarin u voorwerpen, briefjes, foto’s stopt die u hoop geven. Belangrijk is dat de bronnen van hoop geloofwaardig zijn en aansluiten bij uw persoon. Oefening 9 Stel (samen met uw behandelaar of een familielid/vriend een hopekit samen. Vraag anderen u iets te geven voor in uw hopekit. 6.4.
Terugvalpreventie
In een terugvalpreventieplan inventariseert u samen met uw behandelaar welke omstandigheden u suïcidaal maken. U bedenkt vervolgens wat u kunt doen om te voorkomen dat u weer suïcidaal wordt. U kunt daarbij gebruik maken van de middelen die u in dit programma aangereikt heeft gekregen, zoals het anders leren denken, zelf problemen oplossen en daarbij hulp vragen en hulpbronnen zoals de crisiskaart of de hopekit. Samen met uw behandelaar oefent u door de omstandigheden die leidde tot de suïcidegedachten of -poging op te roepen. U kunt oefenen om anders met de suïcidegedachten om te gaan dan u eerder gedaan heeft. Als dit lukt is de terugvalpreventietaak gelukt en kunt u dit programma afronden. Oefening 10 Voer samen met uw behandelaar de terugvalpreventietaak uit. Stel eerst de omstandigheden op die leiden tot een suïcidepoging en noteer daarna de aangereikte oplossingen.
25
7. Afronding
Na afronding van de relapse-preventietaak kan de behandeling worden afgesloten. Als cliënt houdt u contact met uw hoofdbehandelaar. Mocht u ook klaar zijn met uw verdere behandeling dan zal uw hoofdbehandelaar het contact formeel met u afsluiten. Het is bekend (zie hoofdstuk 1) dat mensen na een suïcidepoging een verhoogd risico blijven lopen op suïcide. Daarom is het van belang om een vangnet te hebben, mensen die u op kunnen vangen als u merkt dat u weer suïcidaal wordt. We geven hier een aantal suggesties voor het vangnet: 1. Inschakelen van vrienden en familie. Mogelijk heeft u bekenden die u in vertrouwen kunt nemen als het niet goed gaat. U merkt dat zelf doordat bepaalde symptomen weer terugkomen. Soms merken naasten het ook, bijvoorbeeld omdat u zich terugtrekt van anderen. Samen met uw vrienden en familie kunt u uitzoeken wat u gaat doen om verdere terugval tegen te gaan. 2. Contact opnemen met uw hoofdbehandelaar of huisarts. Als u merkt dat de suïcidaliteit weer toeneemt, kunt u met uw oude behandelaar rechtstreeks of via de huisarts contact opnemen. 3. Alternatieve hulp. Er zijn ook andere vormen van steun en hulp die bij bepaalde groepen mensen erg aanslaan, zoals de telefonische hulp (Sensor) en digitale hulpverlening. In juni 2009 start een speciale ondersteuning on line (www.113online.nl). Dit is voor suïcidale mensen, maar ook de nazorg voor mensen die suïcidaal zijn geweest.
26
Gebruikte literatuur Arntz A, (1991) Principes en technieken van de cognitieve therapie. Directieve therapie. 11, 252-268. Bool M, Blekman J, de Jong S, Ruiter M & Voordouw I (2007). Verminderen van suïcidaliteit. Samenvatting beleidsadvies. Utrecht: Trimbos-instituut. Brown GK, Ten Have T, Henriques GR, Xie SX, Hollander JE, & Beck AT (2005) Cognitive therapy for the prevention of suicide attempts: A randomized controlled trial. Journal of the American Medical Association, 294, 563-570. De Groot M & de Keijser J, (2005). Verlies door suïcide. Werkboek voor nabestaanden. Kampen: Ten Have. Heeringen C van, Kerkhof AJFM (2000). Behandelingstrategieën bij suïcidaliteit. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghem. Kerkhof AJFM (2006). De psychologie van suïcide en suïcidepogingen. In: Handboek Suïcidaal Gedrag. C van Heeringen (red) pp. 51-63. Utrecht: De Tijdstroom. Korrelboom K & Ten Broeke E (2004). Geïntegreerde cognitieve gedragstherapie, Handboek voor theorie en praktijk. Houten/Diegen: Bohn Stafleu Van Loghem. Neeleman J, (2001) Suïcidaliteit. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 145, 515-520. Retterst01 N, (1993). Suicide: A European Perspective. Cambridge/ New York: Cambridge University Press. Verwey B, (2006). Don 't forget. Contributions to the assessment and management of suicide attempters in the general hospital. Universiteit van Leiden.
27