Werkboek behorend bij de derde druk van
Beknopte integrale ziekteleer Kwalificatieniveau 4 Paul Bocken In dit werkboek zijn oefenvragen opgenomen die behoren bij de uitgave Beknopte integrale ziekteleer door Paul Bocken.
HOOFDSTUK 1 paragraaf 1 1. Wat zijn onderdelen van gezondheid? 2. Wat is adaptatie? 3. Wat is de draagkracht? 4. Welke rol spelen reserves in iemands draagkracht? 5. Leg de balans tussen draagkracht en draaglast uit aan de hand van het voorbeeld van langdurige stress. paragraaf 2 1. Wanneer spreekt men van een stoornis? 2. Wat is een exogene ziekteoorzaak? 3. Wat is een endogene ziekteoorzaak? 4. Wat zijn voorbeelden van symptomen die rechtstreeks voortkomen uit een stoornis? 5. Wat zijn voorbeelden van symptomen als uiting van een poging van het lichaam om een stoornis op te heffen? 6. Wanneer spreekt men van een beperking? 7. Wat betekent de term handicap? paragraaf 3 1. Wanneer noemt men een ziekte peracuut? 2. Wanneer noemt men een ziekte subacuut? 3. Hoe noemt men een ziekte die heel langzaam toenemende symptomen veroorzaakt? 4. Wat is een asymptomatisch voorstadium? 5. Wat is een prodromaal stadium? 6. Wat is een fulminant verloop? 7. Wanneer noemt men een ziekte chronisch? 8. Wat is een kenmerk van een progressieve ziekte? 9. Wat is een remissie? 10. Wat is een exacerbatie? 11. Wat zijn voorbeelden van aandoeningen die aanvalsgewijs verlopen? 12. Wanneer noemt men een ziekte 'self limiting'? 13. Wat is een complicatie?
14. Wat zijn onderdelen van genezing? paragraaf 4 1. Wat betekent de term diagnostiek? 2. Wat betekent de term therapie? 3. Welke wet is de basis voor de positie van patiënten bij onderzoek en behandeling? 4. Wat betekent de term prognose? 5. Wanneer mag een arts niet behandelen?
HOOFDSTUK 2 paragraaf 1, 2 en 3 1. Wat is het verschil tussen etiologie en pathogenese? 2. Waarvoor is precieze kennis van de oorzaak van een ziekte nodig? 3. Wat hebben alle infecties met elkaar gemeen? 4. Omschrijf kort wat hart- en vaatziekten zijn. 5. Wat is er aan de hand bij tumorgroei (heel in het algemeen)? paragraaf 4 1. Omschrijf het begrip allergie. 2. Wat voor soort cellen zijn verantwoordelijk voor een allergie? 3. Wat is een allergeen? 4. Welke stof zit er in de mestcellen die de reactie veroorzaakt? 5. Wat is het verschil tussen een allergie en een intolerantie? 6. Wat is een atopie? 7. Noem drie voorbeelden van ziekten bij kinderen met atopie. 8. Wat is een anafylactische reactie? Noem vier verschijnselen. 9. Waarom is anafylaxie zo gevaarlijk? Noem twee redenen. 10. Wat is de functie van een epi-pen bij anafylaxie? 11. Wanneer spreekt men van een vertraagde allergische reactie? 12. Wat zijn zinvolle maatregelen tegen een allergische reactie? 13. Wat kan men in het bloed aantreffen dat wijst op een allergie? 14. Wat is desensibilisatie? 15. Wat is een kruisallergie? paragraaf 5 1. Wat is een auto-immuunziekte? 2. Wat is de rol van antigenen bij een auto-immuunziekte? 3. Wat zijn HLA-genen? 4. Beschrijf hoe voor de geboorte het afweersysteem het eigen weefsel leert accepteren.
5. Waaruit bestaat de reactie van het afweersysteem bij een auto-immuunziekte? 6. Wat zijn aanwijzingen in het bloed en in het weefsel dat er een auto-immuunziekte is? 7. Wat zijn 'biologicals'? paragraaf 6 1. Wanneer spreekt men van een congenitale aandoening? 2. Wat is in het algemeen de oorzaak van een congenitale aandoening? 3. Wat zijn voorbeelden van oorzaken van een congenitale aandoening? 4. Leg uit waarom het tijdstip waarop de verstoring plaatsvindt zo belangrijk is. 5. Wat geldt er in het algemeen over de kans op herhaling bij een congenitale aandoening? paragraaf 7 1. Wanneer zijn de meeste genen van een mens actief? 2. Wat zijn voorbeelden van eiwitten die de cel moet maken? 3. Wat is de rol van DNA bij de aanmaak van eiwitten? 4. Hoeveel chromosomen heeft een mens in elke cel? 5. Wat is in het algemeen het gevolg van een DNA-fout voor een eiwit? 6. Wanneer is een ziekte recessief overerfbaar? 7. Wanneer noemt men iemand een drager? 8. Wanneer is een ziekte dominant erfelijk? 9. Wat is een mutatie? 10. Wat zijn mutagene invloeden? Noem voorbeelden. 11. Wat is een karyogram? 12. Wat zijn voorbeelden van een stofwisselingsziekte? paragraaf 8 1. Wanneer spreekt men van een familiaire aandoening? 2. Wat kan, behalve erfelijkheid, nog meer een verklaring zijn voor een familiaire aandoening?
paragraaf 9 1. Wat is een deficiëntie? 2. Noem vijf verschillende manieren waarop een deficiëntie kan ontstaan. 3. Wat is een voorbeeld van een deficiëntie door een te groot verlies? 4. Wat is een gevolg van een tekort aan jodium in de voeding? 5. Aan welke B-vitamine is er, zeker bij ouderen, vaak een sluimerend tekort? 6. Wat zijn voorbeelden van ziekten die de opname van een voedingsstof verstoren? 7. Wat is nodig voor een goede werking van vitamine D? 8. Noem twee aandoeningen die door vitamine B1-gebrek komen. 9. Waar is vitamine K voor nodig? paragraaf 10 1. Wat is een degeneratieve aandoening? 2. Wat vindt men vaak bij een degeneratieve aandoening in het weefsel? 3. Wat zijn oorzaken van artrose? paragraaf 11 1. Is een iatrogene aandoening hetzelfde als een 'medische fout'? Leg uit. 2. Wat is er iatrogeen aan de daling van de afweer bij een cytostaticakuur? paragraaf 12 1. Wat is een intoxicatie? 2. Wat zijn voorbeelden van genotmiddelen die vaak tot intoxicatie leiden? 3. Wat zijn voorbeelden van geneesmiddelen die vaak tot intoxicatie leiden? 4. Wat is koolmonoxide? 5. Wat zijn voorbeelden van stoffen die giftig zijn bij regelmatige beroepsmatige blootstelling?
paragraaf 13 1. Wat is in het algemeen de oorzaak van een psychogene aandoening? 2. Wat zijn voorbeelden van lichamelijke verschijnselen die vaak rechtstreeks aan angst en spanning toe te schrijven zijn? 3. Welke delen van het zenuwstelsel zijn betrokken bij het vertalen van psychische factoren in lichamelijke veranderingen? paragraaf 14 1. Wanneer spreekt men van een trauma? 2. Noem drie verschillende soorten trauma. paragraaf 15 1. Wat is de grootste oorzaak van overgewicht?
HOOFDSTUK 3 paragraaf 1 1. Wat zijn pathogene micro-organismen? 2. Waarom vormen ziekenhuisinfecties een apart probleem? 3. Wat betekent de term pathogeniteit? 4. Waar hangt de pathogeniteit van af? 5. Wat betekent de term virulentie? 6. Wat betekent de term contaminatie? 7. Wanneer gaat besmetting over in infectie? 8. Wat betekent de term incubatietijd? 9. Hoe kan een micro-organisme zich na infectie verspreiden? 10. Wanneer spreekt men van een opportunistische infectie? 11. Wanneer spreekt men van een bacteriële superinfectie? 12. Wat zijn menginfecties? 13. Wanneer noemt men iemand een drager? 14. Noem vier verschillende soorten besmettingswegen. 15. Wat is een kruisbesmetting? 16. Wat betekent de term aerogene besmetting? 17. Wat betekent de term fecale-orale besmettingsroute? paragraaf 2 1. Hoe vermenigvuldigt een bacterie zich? 2. Hoe kan de ene bacterie de eigenschappen van een andere veranderen? 3. Wat zijn voorbeelden van nuttige bacteriën? 4. Wat zijn commensale bacteriën? 5. Wat gebeurt er als een tetanusbacil overgaat in een spore? 6. Wat zijn kokken? 7. Wat is een verschil tussen streptokokken en stafylokokken, kijkend naar de groeiwijze? 8. Wat is een Gram-kleuring? 9. Wat is het verschil tussen aerobe en anaerobe bacteriën? 10. Wat zijn voorbeelden van wat toxinen kunnen aanrichten? 11. Wat is typisch voor de manier waarop virussen zich vermenigvuldigen? 12. Beschrijf in het algemeen de bouw van een virus.
13. Hoe kan een virus een cel beschadigen? 14. Wat zijn voorbeelden van virussen die heel lang sluimerend aanwezig kunnen blijven? 15. Wanneer spreekt men van een parasiet? 16. Wat zijn protozoën? Noem twee voorbeelden. 17. Wat voor soort infecties kunnen schimmels veroorzaken? Noem twee voorbeelden. 18. Leg kort uit wat Trichinose is. 19. Waarom is de vossenlintworm berucht? 20. Wat is een prion? 21. Wat is een voorbeeld van een prionziekte? paragraaf 3 1. Wanneer spreekt men van een epidemie? 2. Noem omstandigheden die een epidemie kunnen uitlokken. 3. Wanneer noemt men een ziekte endemisch? 4. Wat is er aan de hand met A-ziekten? Noem twee aspecten. paragraaf 4 1. Wat zou men bedoelen met een 'direct preparaat'? 2. Wat is nodig voor een kweek van een bacterie? 3. Wat is een resistentiebepaling? 4. Wat maakt het kweken van een virus zo moeilijk? 5. Hoe kan men virusinfecties aantonen? 6. Wat betekent 'seropositef zijn'? paragraaf 5 1. Omschrijf het begrip weerstand. 2. Hoe beschermt bedekkend weefsel tegen binnendringers? 3. Wat zijn onderdelen van de algemene afweer? 4. Wat is de rol van talg in de afweer? 5. Welke rol speelt de commensale flora in de afweer? 6. Wat zijn manieren van het lichaam om geïnfecteerd materiaal kwijt te raken? 7. Wat zijn granulocyten? 8. Wat betekent de term fagocytose? 9. Wat doen witte bloedcellen met materiaal dat ze gefagocyteerd hebben? 10. Welke cellen zorgen voor de specifieke afweer?
11. Waar komen lymfocyten vandaan? 12. Welke twee soorten lymfocyten zijn er? 13. Wat doen T-lymfocyten zoal? 14. Wat betekent de term apoptose? 15. Wat zijn cytokinen? 16. Wat is de functie van B-lymfocyten? 17. Wat doen antilichamen? 18. Wat is het verschil tussen IgM en IgG? 19. Wat is verworven natuurlijke immuniteit? 20. Wat is het doel van vaccineren en hoe wordt dat bereikt? 21. Wanneer spreekt men van passieve immunisatie? 22. Noem twee voorbeelden van ziekten die de afweer laten dalen. 23. Noem twee soorten medicijnen die de afweer verzwakken. 24. Wat betekent de term immunodeficiëntie? 25. Wat zijn immunosuppressieve medicijnen? paragraaf 6 1. Wat zijn antibiotica? 2. Wanneer noemt men een antibioticum bactericide? 3. Wat zijn smalspectrumantibiotica? 4. Wat zijn breedspectrumantibiotica? 5. Wat is een nadeel van breedspectrumantibiotica? 6. Wanneer spreekt men van resistentie? 7. Wat werkt resistentie in de hand? 8. Wat is een MRSA? 9. Wat zijn ESBL-bacteriën? 10. Waarom moet een antibioticumkuur worden afgemaakt? 11. Wat zijn reserveantibiotica? 12. Waarom kan men virussen niet rechtstreeks vergiftigen? 13. Beschrijf kort twee manieren en voorbeelden om virusvermenigvuldiging te remmen. 14. Wat zijn antimycotica?
HOOFDSTUK 4 paragraaf 1 1. Wat is preventie? 2. Wanneer spreekt men van primaire preventie? 3. Wat is nodig voor primaire preventie? 4. Wat zijn voorbeelden van primaire preventie bij infectieziekten? 5. Wat betekent sterilisatie (bij infectiepreventie)? 6. Wat is het verschil tussen sterilisatie en decontaminatie? 7. Wat is omgekeerde isolatie? 8. Wat is contactopsporing? paragraaf 2 1. Wanneer spreekt men van secundaire preventie? 2. Noem drie bronnen van vertraging in het stellen van de diagnose. 3. Wat is het doel van screening? 4. Wat kan, behalve de hoge kosten ervan, een nadeel zijn van screening? 5. Wat betekent de term ‘gevoeligheid van een test’? 6. Wanneer is een test specifiek? 7. Wat bedoelt men met de voorspellende kracht van een positieve testuitslag? 8. Wat bedoelt men met de voorspellende kracht van een negatieve testuitslag? paragraaf 3 1. Wanneer spreekt men van tertiaire preventie? 2. Geef twee voorbeelden van tertiaire preventie.
HOOFDSTUK 5 paragraaf 1 1. Wat zijn subjectieve symptomen? Noem vier voorbeelden. 2. Wat zijn objectieve symptomen? Noem vier voorbeelden. 3. Wanneer spreekt men van een syndroom? 4. Wat is een ontsteking? 5. Wat zijn voorbeelden van factoren die een ontsteking kunnen uitlokken? 6. Wat is het verschil tussen infectie en ontsteking? 7. Wanneer noemt men een ontsteking purulent? 8. Wanneer noemt men een ontsteking steriel? 9. Beschrijf het effect van prostaglandine en histamine in een weefsel. 10. Wat zijn de vijf plaatselijke ontstekingsverschijnselen? 11. Wat zijn voorbeelden van algemene ontstekingsverschijnselen? 12. Wat is een infiltraat? 13. Beschrijf hoe een infiltraat kan veranderen in een abces. 14. Wat maakt pus zo besmettelijk? 15. Wat moet er met een rijp abces gebeuren? 16. Waarom zijn antibiotica bij een abces maar beperkt effectief? 17. Wat is een empyeem? 18. Wat is een flegmone? 19. Wat is een ulcus? 20. Wat is een fistel? 21. Wanneer spreekt men van een bacteriëmie? 22. Wat gebeurt er met de lichaamstemperatuur bij een bacteriëmie? 23. Welke groep patiënten is erg kwetsbaar bij een bacteriëmie? 24. Wanneer spreekt men van een sepsis? 25. Hoe reageert het lichaam bij een sepsis? 26. Leg uit hoe sepsis tot shock leidt. 27. Wat is multiorgaanfalen? 28. Noem vijf bronnen van sepsis. 29. Wat is het nut van de plaatselijke ontstekingsverschijnselen? 30. Wanneer kan men in het algemeen de plaatselijke
ontstekingsverschijnselen gerust behandelen? 31. Waarom bestrijdt men de ontsteking bij bijvoorbeeld meningitis, ook al is het een ernstige infectie? 32. Wat doen NSAID's? 33. Noem drie voorbeelden van NSAID's. 34. Noem twee bijwerkingen van NSAID's. 35. Wanneer past men corticosteroïden toe? 36. Wat zijn corticosteroïden? 37. Waarom dient men corticosteroïden liefst plaatselijk toe? 38. Wat zijn bijwerkingen van corticosteroïden? 39. Hoe reageert de eigen bijnier op langdurig gebruik van corticosteroïden? paragraaf 2 1. Wat is koorts? 2. Wanneer is de temperatuur subfebriel? 3. Wat is de kerntemperatuur? 4. Wanneer spreekt men van hyperthermie? 5. Welk deel van de hersenen houdt de lichaamstemperatuur constant? 6. Wat is een continue warmtebron in het lichaam? 7. Hoe raakt het lichaam warmte kwijt? 8. Hoe kan de huid het warmteverlies beperken? 9. Bij welke patiënten kan een koortspiek ontbreken? 10. Wat is de rol van de hypothalamus bij het krijgen van koorts? 11. Wat zijn pyrogene stoffen? 12. Wanneer komen pyrogene stoffen vrij? Noem vier voorbeelden. 13. Waarom krijgt een kind dat uitdroogt koorts? 14. Noem twee voorbeelden van aandoeningen die het temperatuurcentrum rechtstreeks aantasten. 15. Wanneer gaat koorts zelf een bedreiging vormen, bij een verder gezond iemand? 16. Wat is een koude rilling? 17. Wat is er mogelijk aan de hand bij een koude rilling? 18. Noem vier aandoeningen waarbij er vaak een koude rilling ontstaat. 19. Welk gevolg heeft koorts voor de zuurstofbehoefte?
20. Welke patiënten kunnen door koorts alleen al in de problemen komen? 21. Wat is koortsijlen? 22. Wat is een koortsconvulsie? 23. Welke eisen stelt koorts aan de nieren? 24. Wat gebeurt er vaak met de urine bij koorts? 25. Wat zijn de gevolgen van koorts voor de vochtbalans? 26. Wat is mogelijk het nut van koorts? 27. Hoe kan men koorts als symptoom op zich bestrijden? 28. Wat is hypothermie? 29. Wanneer kunnen vooral ouderen afkoelen? 30. Hoe kan men hypothermie herkennen? 31. Wat kan men bij hypothermie met alcohol bereiken? paragraaf 3 1. Wat is nociceptieve pijn? 2. Welke stoffen kunnen de pijn veroorzaken bij nociceptieve pijn? 3. Noem de plaatsen in het lichaam met pijnzintuigen. 4. Noem zes plaatsen in het lichaam zonder pijnzintuigen. 5. Wat is ischemie? 6. Wat is een voorwaarde om pijn door ischemie te kunnen voelen? 7. Wat is de achtergrond van koliekpijn? 8. Noem de kenmerken van koliekpijn. 9. Wanneer spreekt men van neuropathische pijn? 10. Wat zijn oorzaken van neuropathische pijn? 11. Wat is radiculaire pijn? 12. Wat zijn kenmerken van radiculaire pijn? 13. Wat betekent de term 'referred pain', afgeleide pijn? 14. Noem vijf belangrijke observaties met betrekking tot pijn. 15. Leg uit hoe men de intensiteit van de pijn enigszins objectief kan vastleggen. 16. Noem drie plaatsen waar de pijnprikkel in de hersenen aankomt. 17. Beschrijf hoe pijn tot een snellere pols leidt en tot grote pupillen. 18. Wat is endorfine? Waar komt het vandaan en waar werkt het?
19. Wat is een groot nadeel van zeer langdurige pijn? 20. Welk soort pijn doet denken aan buikvliesprikkeling, peritoneale prikkeling? 21. Welk soort pijn doet denken aan pleuraprikkeling? 22. Wanneer spreekt men van meningeale prikkeling? 23. Welke pijn hoort bij een hartinfarct? 24. Wat is er bij chronische pijn met de alarmfunctie gebeurd? 25. Wat is het nadeel van het begrip pijndrempel? 26. Wat zijn factoren en situaties die pijn verergeren? 27. Wat kunnen perifere pijnstillers? 28. Wat is een nadeel van paracetamol? 29. Wat doen centrale analgetica? 30. Hoe noemt men de stoffen die op morfine lijken? 31. Wat zijn coanalgetica? Noem twee voorbeelden. 32. Welke bijwerking hoort bij morfine, zolang als men het gebruikt? 33. Wat zijn hinderlijke bijwerkingen van morfine? 34. Hoe is het gesteld met de verslavende werking van morfine als het als pijnstiller wordt gebruikt? 35. Wat is een acuut vergiftigingsverschijnsel van opiaten? 36. Wat doen lokale anesthetica? 37. Wat is een risico van epidurale toediening van lokale anesthetica? 38. Wanneer kan diazepam nuttig zijn bij de pijnbestrijding? 39. Wat is TENS? 40. Wat zijn vier oorzaken van jeuk? 41. Wat is cholestatische jeuk? paragraaf 4 1. Wat zijn vaak de oorzaken van acute diarree? 2. Wanneer wordt diarree waterdun? 3. Van welke medicijnen kan iemand diarree krijgen door een pseudomembraneuze colitis? 4. Wat kunnen, behalve infecties, nog meer oorzaken zijn van acute diarree? 5. Noem vijf verschillende oorzaken van een stoornis in de opname van voedingsstoffen (resorptiestoornissen). 6. Leg uit hoe darmresorptiestoornissen tot diarree kunnen leiden.
7. Wat is steatorroe? 8. Wat is vaak een oorzaak van steatorroe? 9. Hoe kan obstipatie tot diarree leiden? Hoe noemt men dat? 10. Wat is melena? 11. Wat is in het algemeen de oorzaak van melena? 12. Waar vermoedt men de bron van de bloeding bij donker bloed door de ontlasting heen? 13. Waar vermoedt men de bron van de bloeding bij helder bloedverlies via de anus, onafhankelijk van de ontlasting?
16. Beschrijf de drie stappen in het slikken. 17. Welk ziekten kunnen de eerste stap in het slikproces verstoren? 18. Hoe kan de slikreflex belemmerd worden? 19. Noem voorbeelden van aandoeningen die de passage van voedsel in de slokdarm belemmeren. 20. Wat is regurgiteren? 21. Wat is aspiratie? 22. Wat zijn risico's van aspiratie?
paragraaf 5 1. Wanneer spreekt men van obstipatie? 2. Noem vijf verschillende oorzaken van obstipatie. 3. Wat is een ernstig te nemen vermoeden als obstipatie afgewisseld wordt met diarree en loze aandrang? 4. Welke vicieuze cirkel dreigt bij obstipatie?
paragraaf 7 1. Wat is een normale urineproductie per etmaal? 2. Wanneer spreekt men van oligurie? 3. Wat is anurie? 4. Wat is polyurie? 5. Over welk orgaan zeggen de symptomen oligurie, anurie en polyurie iets: over de blaas of over de nieren, of over beide? 6. Waarop reageert het dorstcentrum? 7. Waar zit het dorstcentrum? 8. Wat gebeurt er met de urineproductie als de bloeddruk daalt? 9. Van welke ziekte zijn polyurie en dorst bekende symptomen? 10. Van welk medicijn is polyurie een bijwerking? 11. Wat is hematurie? 12. Welke oorzaken van hematurie doen ook pijn? 13. Wat is er verdacht aan hematurie zonder pijn? 14. Bij welke medicijnen kan hematurie optreden? 15. Wat is proteïnurie? 16. Wat is nodig voor een goed werkende mictiereflex? 17. Wat is een voordeel van het feit dat de urineleider bij het urineren door de blaasspier wordt dichtgeknepen? 18. Wat is nodig om urine te kunnen ophouden? 19. Wat verandert er aan het urineren bij een urineweginfectie, zoals cystitis? 20. Wat betekent pollakisurie? 21. Wat betekent dysurie? 22. Wat is aandrangincontinentie, en wat kan een oorzaak zijn? 23. Wat is urineretentie?
paragraaf 6 1. Welk deel van de hersenen bestuurt het braken? 2. Hoe worden tijdens het braken de luchtwegen beschermd? 3. Wanneer wordt braken gallig? 4. Wat zijn voorbeelden van misselijkheid en braken vanuit de buikholte? 5. Wanneer ontstaat retentiebraken? 6. Wat zijn kenmerken van retentiebraken? 7. Wat is hematemesis? 8. Hoe ziet oud bloed uit de maag eruit? 9. Wat zijn oorzaken van misselijkheid en braken van buiten de buikholte (maar niet uit het bloed)? 10. Wat is projectielbraken? Noem een oorzaak. 11. Wat zijn psychologische oorzaken van misselijkheid en braken? 12. Wat zijn voorbeelden van oorzaken van misselijkheid en braken vanuit de samenstelling van het bloed? 13. Noem vijf nadelige gevolgen voor de gezondheid van voortdurend braken. 14. Noem voorbeelden van medicijnen tegen misselijkheid en braken. 15. Wat is een dysfagie?
24. Wat is het grote nadeel van urineretentie? 25. Wat is overloopincontinentie? 26. Verklaar het optreden van een nierbekkenontsteking bij urineretentie. 27. Wat is een oorzaak van acute totale retentie? 28. Wat is het gevaar van een acute totale retentie? 29. Wat is nycturie? 30. Verklaar de nycturie bij hartfalen. paragraaf 8 1. Wat is cyanose? 2. Welke kleur geeft hemoglobine aan het bloed als het geen zuurstof gebonden heeft? 3. Wat is de zuurstofverzadiging? 4. Wanneer spreekt men van perifere cyanose? 5. Wat zijn oorzaken van perifere cyanose? 6. Verklaar de perifere cyanose bij hartfalen en shock. 7. Waar is centrale cyanose zichtbaar? 8. Noem vier soorten oorzaken van centrale cyanose. 9. Verklaar de cyanose bij een longontsteking. 10. Verklaar de cyanose bij COPD of een ernstige astma-aanval. 11. Wat betekent: er is een longgebied zonder ventilatie maar met perfusie? 12. Hoe kan cyanose ontstaan bij aangeboren hartafwijkingen? 13. Wat gebeurt er met de bloedcellen bij chronisch zuurstofgebrek? Welk hormoon is daarbij betrokken? 14. Welke stof is verhoogd in bloed en weefsels bij icterus? 15. Waar kan men icterus goed waarnemen? 16. Welk orgaan moet bilirubine opruimen? 17. Hoe komt de galkleurstof in de feces terecht? 18. Bij welke groep kan een veel te hoog bilirubine schade aanrichten? 19. Wat is kernicterus? 20. Verklaar de icterus bij hemolyse. 21. Verklaar de icterus bij leveraandoeningen. 22. Wat zijn oorzaken van belemmering van de galafvloed? 23. Wat gebeurt er met de kleur van de ontlasting bij galwegobstructie?
24. Wat gebeurt er met de kleur van de urine bij galwegobstructie? paragraaf 9 1. Noem vier belangrijke observaties bij huidveranderingen. 2. Wat zijn papels? 3. Wat zijn pustels? 4. Wat zijn vesikels? 5. Noem een aandoening met sterk toegenomen schilfering. 6. Beschrijf netelroos. paragraaf 10 1. Wat is oedeem? 2. Wanneer heet oedeem gegeneraliseerd? 3. Wat is latent oedeem? 4. Hoe merkt men latent oedeem op? 5. Welke stoffen in het bloed zuigen water aan, aan het eind van een haarvaatje? 6. Wat is colloïd-osmotische druk? 7. Wat is de functie van lymfevaatjes met betrekking tot weefselvocht? 8. Verklaar het oedeem bij een plaatselijke ontsteking. 9. Wat zijn oorzaken van afvloedbelemmering van het bloed via aders? 10. Wat is ascites? 11. In welk bloedvat kan de belemmering van de bloedafvoer zitten bij ascites? 12. Verklaar het ontstaan van ascites bij ernstige afbraakziekten van de lever. 13. Verklaar de ascites bij hartfalen. 14. Wat zijn oorzaken van een te laag albumine in het plasma? 15. Bij welke ziekte ontstaat myxoedeem? 16. Verklaar het oedeem in de arm na een grote operatie in de oksel waarbij veel lymfeklieren zijn verwijderd. 17. Verklaar het oedeem bij nierinsufficiëntie. 18. Wat zijn drie nadelen van oedeem voor de weefsels? 19. Noem drie voorbeelden van gevaarlijk plaatselijk oedeem.
paragraaf 11 1. Noem plaatsen waar een arts pulsaties kan beoordelen. 2. Wat betekent een regulaire en equale pols? 3. Welke twee factoren bepalen in het algemeen op de achtergrond de hartfrequentie? 4. Wat is een tachycardie? 5. Noem zes verschillende oorzaken van een tachycardie. 6. Verklaar de tachycardie bij pijn. 7. Verklaar de tachycardie bij een longontsteking. 8. Verklaar de tachycardie bij koorts. 9. Verklaar de tachycardie bij misbruik van cafeïne. 10. Leg uit wat er gebeurt met de bloedvoorziening en met de zuurstofbehoefte van de hartspier bij een tachycardie. 11. Wat is een bradycardie? 12. Noem drie oorzaken van een bradycardie. 13. Wat is een extrasystole? 14. Noem drie factoren die in de hand werken dat het hart wel eens 'overslaat'. 15. Wat is een inequale pols? 16. In welke situatie voelt men een snelle en slecht gevulde pols? 17. Hoe corrigeert het hart een kleine bloeddrukdaling bij rechtop komen? 18. Welke organen bewaken de bloeddruk op de lange termijn? 19. Wat is de werking van angiotensine op de bloedvaten? 20. Welk effect heeft angiotensine in de bijnierschors? 21. Wat is het effect van aldosteron op de nieren? 22. Wat kan er bij het ouder worden met de bloeddruk gebeuren? 23. Wat is hypertensie? 24. Wanneer spreekt men van een maligne hypertensie? 25. Wat is de meest voorkomende oorzaak van hypertensie? 26. Noem drie factoren die de bloeddruk kunnen verhogen. 27. Welke organen kunnen bij ziekte een hypertensie veroorzaken? 28. Wat zijn vier gevaarlijke gevolgen van hypertensie? 29. Hoe laten bètablokkers de bloeddruk dalen? 30. Hoe laten diuretica de bloeddruk dalen? 31. Hoe laten ACE-remmers de bloeddruk dalen?
32. Wat is hypotensie? 33. Wat is het gevolg van een sterke bloeddrukdaling? 34. Wat is er typisch aan de hand met de hartfrequentie bij een vasovagale collaps? 35. Wat is een orthostatische hypotensie? 36. Wat zijn oorzaken van orthostatische hypotensie? 37. Noem situaties waarin de lage bloeddruk een signaal is van levensgevaar. 38. Wat is de centraal veneuze druk? 39. Waaraan is een verhoogde centraal veneuze druk te zien? 40. Noem drie oorzaken van een verhoogde centraal veneuze druk. 41. Verklaar het verband tussen een verhoogde centraal veneuze druk en oedeem. paragraaf 12 1. Wat is een gevolg van shock voor de weefsels? 2. Wat gebeurt er bij shock met de bloeddruk in de aorta? 3. Wat hebben alle patiënten met shock met elkaar gemeen? 4. Wat zijn mogelijke verschijnselen bij een shock? 5. Wat is een afgenomen vulling van de pols? 6. Bij welke vorm van shock hoort een afgenomen vulling van de pols? 7. Wat is een trage 'capillary refill'? 8. Welk hormoon is extreem actief tijdens een shock? 9. Wat zijn oorzaken van een hypovolemische shock? 10. Wat zijn voorbeelden van een shock door verlies van plasmawater? 11. Wanneer spreekt men van een cardiogene shock (cardiale shock)? 12. Verklaar de shock bij een grote longembolie. 13. Wat is een obstructieve shock? 14. Leg uit hoe een afgenomen vaatweerstand leidt tot shock. 15. Wanneer spreekt men van een distributieve shock? 16. Welke kleur hebben patiënten met een distributieve shock? 17. Wat kan men zeggen over het hartminuutvolume bij een shock met afgenomen vaatweerstand? 18. Wat zijn twee soorten oorzaken van een distributieve shock? 19. Wat is een neurogene shock?
20. Welke vicieuze cirkel maakt een shock onomkeerbaar? 21. Noem mogelijk zinvolle maatregelen bij een shock. paragraaf 13 1. Wat is dyspnoe? 2. Verklaar waarom dyspnoe tegelijk een subjectief en een objectief symptoom is. 3. Welke emotionele verandering treedt op als gevolg van kortademigheid? 4. Wat is een normale ademhalingsfrequentie? 5. Wat is de normale verhouding tussen de duur van de in- en die van de uitademing? 6. Noem vijf observaties waaraan de ernst van de kortademigheid is af te meten. 7. Wat is een inspiratoire stridor? 8. Wat zijn oorzaken van een inspiratoire stridor? 9. Wat is een expiratoire stridor? 10. Wat zijn oorzaken van een expiratoire stridor? 11. Wat kunnen oorzaken zijn van pijn die de ademhaling belemmert? 12. Wanneer spreekt men van ortopneu? 13. Waarom verdient de vochtbalans extra aandacht bij kortademige patiënten? 14. Verklaar de kortademigheid bij ascites. 15. Verklaar de kortademigheid bij anemie. 16. Wat kunnen verklaringen zijn van de kortademigheid bij een longembolie? 17. Wat is typerend voor de kortademigheid bij een pneumonie (longontsteking)? 18. Wat zijn hulpademhalingsspieren? 19. Wat zijn intrekkingen? 20. Wat zijn oorzaken van toenemende kortademigheid bij terminale patiënten? 21. Wat betekent hyperventilatie? 22. Wat zijn oorzaken van een aanval van hyperventilatie? 23. Wat is een gevolg van de stijgende pH bij hyperventilatie? 24. Wanneer spreekt men van kussmaul-ademen? 25. Wat kan een oorzaak zijn van kussmaul-ademen? 26. Wanneer spreekt men van een productieve hoest?
27. Hoe ziet sputum eruit bij longoedeem? 28. Wat zijn mogelijke oorzaken van langer aanhoudende hoest? 29. Welke medicatie kan de hoestprikkel dempen? 30. Wanneer spreekt men van hemoptoe? 31. Wanneer spreekt men van een ademdepressie? 32. Wat zijn mogelijke oorzaken van een ademdepressie? 33. Wat is een apnoe? 34. Wanneer spreekt men van cheyne-stokes-ademen? 35. Onder welke omstandigheden kan men cheyne-stokesademen tegenkomen? 36. Wat is typisch voor OSAS? 37. Welke gevolgen kan OSAS hebben? paragraaf 14 1. Wanneer noemt men een wond gecompliceerd? 2. Wat zijn voorbeelden van ziekten waarbij men een stoornis in de wondgenezing kan tegenkomen? 3. Wat zijn de stappen in een wondtoilet? 4. Binnen welke termijn moet een wond gehecht zijn, en waarom is dat? 5. Welke stappen worden in de wondgenezing onderscheiden? 6. Wat is granulatieweefsel? 7. Wanneer spreekt men van een keloïd? 8. Wat is de algemene omschrijving van een ulcus? 9. Wat kunnen redenen zijn dat een wond niet genezen wil? 10. Wat is necrose? 11. Wat moet er met necrose in een wond gebeuren? 12. Wanneer is een brandwond eerstegraads? 13. Wanneer is een brandwond tweedegraads? 14. Wanneer is een brandwond derdegraads? 15. Wat zijn de gevaren bij uitgebreide tweede- en derdegraads brandwonden? 16. Wat is een contusie? 17. Wat is een hematoom? 18. Wat is een distorsie? 19. Wanneer spreekt men van een fractuur? 20. Wat zijn fractuurverschijnselen? 21. Wat is het gevaar van een open fractuur? 22. Noem voorbeelden van beschadigingen die samen met een
fractuur of door een fractuur optreden. 23. Wat betekent reponeren? 24. Wat is immobilisatie? 25. Wanneer spreekt men van een pathologische fractuur? 26. Wat is een pseudartrose? paragraaf 15 1. Wanneer noemt men iemand bewusteloos? 2. Wat zijn voorbeelden van onderzoeken die helpen de oorzaak van een comateuze toestand te vinden? 3. Wat zijn voorbeelden van bewustzijnsverlies door oorzaken van buiten de schedel en de hersenen? 4. Wat zijn voorbeelden van bewustzijnsverlies met meningeale prikkeling? 5. Wat zijn voorbeelden van bewustzijnsverlies met een oorzaak in de hersenen? 6. Welke slaapfases zijn er voor het herstel? 7. Wanneer ziet men veel slaapfases met droomactiviteit? 8. Wat zijn voorbeelden van lichamelijke symptomen die de slaap kunnen verstoren? 9. Wat is het gevolg van een epileptisch insult tijdens de slaap voor het vervolg van de slaap? 10. Noem voorbeelden van stoffen die de slaap verstoren. 11. Wat hebben de benzodiazepinen die als slaapmiddel gebruikt worden met elkaar gemeen? 12. Wat is een rebound-effect? 13. Omschrijf wat narcolepsie is. paragraaf 16 1. Geef een voorbeeld van het gegeven dat goed kunnen bewegen een voorwaarde is voor goed waarnemen. 2. Wat betekent een visus van 5/10? 3. Wat zijn oorzaken van slechte visus door troebeling op de weg die het licht aflegt? 4. Wat zijn aandoeningen die het netvlies aantasten? 5. Wat is kokerzien en bij welke aandoening komt het voor? 6. Noem voorbeelden van aandoeningen die de oogzenuw aantasten. 7. Wat zijn voorbeelden van aandoeningen die visuele
prikkelgeleiding in de hersenen verstoren? 8. Wat is een hemianopsie? 9. Wanneer spreekt men van een visuele agnosie? 10. Wanneer spreekt men van hemineglect? 11. Bij welke aandoening met name ziet men hemineglect? 12. Noem voorbeelden van ziekten met ongewone visuele gewaarwordingen. 13. Noem voorbeelden van aandoeningen die het geluid belemmeren op weg naar het binnenoor. 14. Wat is het gevolg van vernieling van de haarcellen in het binnenoor? 15. Leg uit hoe een meningitis tot doofheid kan leiden. 16. Wanneer spreekt men van een auditieve agnosie? 17. Wat kan een oorzaak zijn van oorsuizen? 18. Noem een aandoening waarbij vaak auditieve hallucinaties optreden. 19. Wat is anosmie? 20. Wat zijn oorzaken van ernstige reukstoornissen? 21. Noem een aandoening die gepaard kan gaan met abnormale reuksensaties. 22. Waarom gaan sensibiliteitsstoornissen en stoornissen in het bewegen vaak hand in hand? 23. Noem voorbeelden van aandoeningen die tot gevoelsstoornissen leiden door aantasting van een zenuw. 24. Wat zijn oorzaken van gevoelsstoornissen die in het ruggenmerg zitten? 25. Wat is typerend voor de gevoelsstoornissen als de oorzaak in de grote hersenen zit? 26. Wat is extinctie? 27. Wanneer spreekt men van een tactiele agnosie? 28. Wat zijn parestesieën? 29. Welke aandoening gaat typisch gepaard met tactiele hallucinaties? paragraaf 17 1. Wat is een parese? 2. Wat is een paralyse? 3. Wat is een hemiparese? 4. Wat is een paraparese?
5. Wat is een tetraparese? 6. Wat is hypertonie? 7. Wanneer noemt men een parese spastisch? 8. Hoe noemt men de hypertonie bij de ziekte van Parkinson? 9. Hoe zijn de voorhoofdskwabben betrokken bij het bewegen? 10. Wanneer spreekt men van apathie? 11. Wat is een stupor? 12. Wat is een apraxie? 13. Waar zit meestal de stoornis bij een spastische hemiparese? 14. Wat zijn voorbeelden van aandoeningen die de afdalende piramidebaan beschadigen? Wat is dan het gevolg? 15. Noem een ziekte die de motorische voorhoorn aantast. Wat is het gevolg? 16. Wanneer noemt men een verlamming hypotoon? 17. Wat gebeurt er meestal met een spier bij een slappe verlamming? 18. Wat zijn fasciculaties? 19. Wat gebeurt er vaak met de reflexen van een spier bij een hypotone verlamming? 20. Wat bedoelt men met de term 'coördinatie' van bewegingen? 21. Noem vijf manieren waarop een gebrekkige coördinatie zich uit. 22. Wat is een nystagmus? 23. Noem voorbeelden van aandoeningen waarbij vaak coördinatiestoornissen optreden. 24. Waar moet het extrapiramidaal systeem voor zorgen? 25. Wat is hypokinesie? 26. Wat zijn dyskinesieën? Geef twee voorbeelden. 27. Wanneer spreekt men van een contractuur? 28. Wanneer raakt een contractuur gefixeerd? 29. Wat is een ankylose? 30. Wat kan een oorzaak zijn van een contractuur vanuit de huid? 31. Wat is een neurogene contractuur? 32. Wat is een voorbeeld van een myogene contractuur? paragraaf 18 1. Wanneer spreekt men van dysartrie? 2. Wat zijn vijf verschillende oorzaken van dysartrie?
3. Verklaar het verschijnsel 'dwanghuilen'. 4. In welke hersenhelft is er een stoornis als iemand een afasie heeft? 5. Wat is een sensorische (receptieve) afasie? 6. Hoe is het spreken bij een sensorische afasie? 7. Wat is een motorische (expressieve) afasie? 8. Hoe is het spreken bij een motorische afasie? 9. Wanneer spreekt men van een globale afasie? 10. Beschrijf twee soorten communicatieproblemen bij hersenbeschadiging die geen afasie zijn maar die wel ernstige beperkingen opleveren.
HOOFDSTUK 6 paragraaf 1 1. Wat zijn normale functies van de celdeling? 2. Wat is de rol van apoptose in de celdeling? 3. Wat is een tumor? 4. Wat is een neoplasie? 5. Hoe groeien goedaardige tumoren? 6. Hoe kunnen goedaardige tumoren tot problemen leiden? 7. Hoe zien goedaardige tumorcellen er in het algemeen uit? 8. Wanneer noemt men cellen atypisch? 9. Voor welk soort tumor zijn atypische cellen verdacht? 10. Wanneer noemt men tumorcellen ongedifferentieerd? 11. Wat betekent infiltratieve groei? 12. Wat is de groeiwijze van een kwaadaardige tumor? 13. Hoe ontstaan in het algemeen metastasen? 14. Wat voor soort abnormale stoffen kunnen door kwaadaardige tumorcellen worden gemaakt? 15. Wat is tumorangiogenese? 16. Wat zijn in het algemeen oorzaken van kwaadaardige tumoren? 17. Wat voor soort genen zijn betrokken bij de ontwikkeling van een kwaadaardige tumorcel? 18. Wat zijn voorbeelden van kankerverwekkende milieufactoren? 19. Wat zijn voorbeelden van kankerverwekkende virussen? 20. Hoe laten kankercellen zien dat ze anders zijn? 21. Wat is de rol van de afweer in het al of niet ontstaan van kanker? 22. Waarom kan een cytostaticum in zijn eentje geen hele tumor uitroeien? 23. In welk soort weefsels komen de meeste kwaadaardige gezwellen voor? paragraaf 2 1. Wat is een lipoom? 2. Wat is een poliep?
3. Wat is een myoom? 4. Wat is een meningeoom? 5. Wanneer spreekt men van een carcinoom? 6. Wat is een adenocarcinoom? 7. Wanneer spreekt men van een carcinoma in situ? 8. Leg uit waarom een carcinoma in situ niet uitgezaaid is. 9. Wat is een sarcoom? 10. Wat zijn gliomen? paragraaf 3 1. Wat zijn regionale lymfeklieren? Geef voorbeelden. 2. Wat zijn schildwachtklieren? 3. Wat betekent een schone schildwachtklier? 4. Beschrijf de stappen bij een schildwachtprocedure. 5. Hoe ontstaan hematogene metastasen? 6. Waardoor wordt de plaats van een hematogene metastase bepaald? 7. Waar ontstaan vaak hematogene metastasen vanuit een buikorgaan? 8. Wat is een peritonitis carcinomatosa? 9. Wat is een pleuritis carcinomatosa? 10. Wat is een meningitis carcinomatosa? 11. Wat is een entmetastase? paragraaf 4 1. Wat zijn symptomen of veranderingen die verdacht zijn voor een kwaadaardig gezwel? paragraaf 5 1. Wat is histopathologisch onderzoek? 2. Hoe verkrijgt men materiaal voor histopathologisch onderzoek? 3. Wat is een nadeel van slecht gedifferentieerde tumorcellen? 4. Wanneer spreekt men van een hoge maligniteitsgraad? 5. Wat is bij cytogenetisch onderzoek aan een tumorcel te zien? 6. Wat kan de waarde zijn van MRI, echografie en tumormerkstoffen in de diagnostiek van kanker? 7. Wat is het TNM-systeem?
paragraaf 6 1. Wat is het doel van een curatieve behandeling bij kanker? 2. Wat bepaalt of een operatie curatief zal zijn? 3. Wat zijn adjuvante behandelingen? 4. Wat zijn doelstellingen van adjuvante behandelingen? 5. Wanneer noemt men een behandeling neoadjuvant? 6. Wat zijn vijf voorbeelden van adjuvante behandeling? 7. Wat is brachytherapie? 8. Wat doet chemotherapie? 9. Wat zijn voorbeelden van tumoren waarbij hormonale therapie wordt toegepast? 10. Wat doet een middel als thalidomide? 11. Wat kan een doel zijn van immunotherapie bij kanker? 12. Waarop is hyperthermie als behandeling bij kanker gebaseerd? 13. Wat zijn manieren om het herstel van het beenmerg na chemotherapie te bevorderen? 14. Wat betekent de term oncolytica?
HOOFDSTUK 7 paragraaf 1 1. Wat zijn onderdelen van de medische anamnese? 2. Wat is een tractusanamnese? 3. Wat is een heteroanamnese? 4. Wat is inspectie? 5. Wat is auscultatie? 6. Wat is percussie? 7. Wat is palpatie? 8. Wat zijn voorbeelden van zichtbare afwijkingen aan hoofd en hals? 9. Wat kan in de hals palpabel zijn? 10. Wat kan met auscultatie in de hals vastgesteld worden? 11. Wat kan met auscultatie van de longen worden vastgesteld? 12. Wat kan met auscultatie van het hart worden vastgesteld? 13. Wat beoordeelt men met auscultatie van de buik? 14. Welke organen zijn voelbaar in de buik als ze vergroot zijn? 15. Waar let een arts op bij reflexonderzoek? 16. Waaruit bestaat een rectaal toucher? paragraaf 2 1. Wat is een differentiaaldiagnose? 2. Noem vijf vragen die met aanvullend onderzoek beantwoord moeten worden. 3. Welke vijf vragen zijn speciaal aan de orde bij laboratoriumonderzoek? 4. Wat zijn voorbeelden van enzymen die bij orgaanschade in het bloed komen? 5. Waaraan is een slechte nierfunctie in het plasma te af te lezen? 6. Hoe is een actieve ontsteking aan het bloed te zien? 7. Wat zijn voorbeelden van gevaarlijke verstoringen in het bloed die direct gecorrigeerd dienen te worden? paragraaf 3 1. Wat is serum?
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Wat is de hematocriet? Waarom stijgt de hematocriet bij uitdroging? Wat zijn oorzaken van een verlaagde hematocriet? Wat zegt een verhoogde BSE? Wat wordt er bij bloedgassen gemeten? Wat is een kruisbloedbepaling? Waarom zijn er twee buisjes bloed nodig bij een bloedkweek? 9. Wat is een APTT? 10. Wat wordt gecontroleerd met de INR? 11. Wat is het Hb? 12. Wat zijn reticulocyten? 13. Wat is een leukocytose? 14. Bij welke medicijnen is een plasmaspiegel belangrijk? 15. Noem vijf soorten eiwitten waarvan het gehalte in het bloed gemeten kan worden. 16. Wanneer kan het albuminegehalte dalen? 17. Wat zijn serologische tests? 18. Wat is het voornaamste nut van tumorspecifieke eiwitten? 19. Welke bloedonderzoeken zeggen iets over het risico van hart- en vaatziekten? paragraaf 4 1. Wanneer is het zinvol om het soortelijk gewicht van de urine te meten? 2. Wat is het urinesediment? 3. Welke informatie kan een urinesediment opleveren? 4. Welke urinebepalingen geven aanwijzingen voor interne aandoeningen? paragraaf 5 1. Wat zijn situaties waarin een feceskweek zinvol is? 2. Welke verteringsstoornis kan in de feces aangetoond worden? paragraaf 6 1. Soms hoort men de term 'ruggenmergprik’ [versch. aanhalingstekens]gebruiken. Leg uit waarom deze benaming onjuist is.
2. Welke cellen horen beslist niet in de liquor thuis? 3. Noem een vervelende complicatie van een lumbaalpunctie. 4. Wat is een bloedpatch? paragraaf 7 1. Wat is het praktische belang van een vriescoupeonderzoek? 2. Noem drie manieren om weefsel voor onderzoek te verkrijgen. 3. Wat is cytologie? 4. Geef drie voorbeelden van cytologisch onderzoek en het belang hiervan. 5. Welke bloedcellen worden onderzocht bij allergieën en afgenomen afweer? 6. Hoe verkrijgt men cellen uit de longen? paragraaf 8 1. Wat kan er bij een endoscopie nog meer gedaan worden, behalve kijken en foto's maken? 2. Welke scopieonderzoeken zullen vaak onder algehele anesthesie plaatsvinden? 3. Beschrijf de stappen bij een ERCP. paragraaf 9 1. Van welke organen kan men de elektrische activiteit meten? 2. Waarom is er wel een elektrisch onderzoek van de hersenen mogelijk, maar niet van het ruggenmerg? 3. Wat voor soort aandoeningen zijn met een ECG te onderzoeken? 4. Wat gebeurt er in het hart als gevolg van de P-top? 5. Wat doet de hartspier tijdens het QRS-complex? 6. Wat kan de conclusie zijn als op het ECG niet alle P-toppen gevolgd worden door een QRS-complex? 7. De T-top op het ECG representeert de ontspanningsfase van de hartkamers. Waarom is de ontspanningsfase van de boezems niet zichtbaar? 8. Bij wat voor soort ziekten is het EMG-onderzoek van belang? 9. Waarom zijn bij een normaal EEG met de ogen open de golflijntjes klein en onregelmatig? 10. Wat verandert er aan het EEG tijdens een epileptische
aanval? 11. Waarom worden bij slaaponderzoek met een EEG elektroden op de slapen geplakt? 12. Hoe kan men met EEG-onderzoek achterhalen of de grote hersenen nog reageren op prikkels van buiten? 13. Wat kan men met een VEP vaststellen? paragraaf 10 1. Welke weefsels laten veel röntgenstraling door? Welke weinig? 2. Wat is het doel van contrastmiddelen? 3. Wat is een urografie? 4. Beschrijf de stappen in een coronairarteriografie. 5. Wat is coilen? 6. Wat gebeurt er bij een DSA? 7. Welke vorm van CT laat meer details zien? 8. Wat kan men met een spiraal-CT afbeelden? 9. Wat is het verschil tussen een röntgendoorlichting en een röntgenfoto? paragraaf 11 1. Welke geluidsgolfonderzoeken worden gebruikt bij hart- en vaatziekten? 2. Wat kan men met een doppleronderzoek zichtbaar maken? 3. Wat zijn voorbeelden van aandoeningen in de buik die met een echo onderzocht kunnen worden? paragraaf 12 1. Wat zijn voordelen van een MRI boven een CT-scan? 2. Wat zijn nadelen van een MRI ten opzichte van een CT-scan? 3. Hoe leg je het verschil uit tussen een CT- en een MRIscanonderzoek? 4. Wat is functionele MRI? paragraaf 13 1. Wat zijn isotopen? 2. Wat is een longperfusiescintigram? 3. Wat doet men bij een PET-scan?
HOOFDSTUK 8 paragraaf 1 1. Wat verstaat men onder een farmacologisch actieve stof? 2. Zijn alleen geneesmiddelen farmacologisch actief? Verklaar je antwoord. 3. Wat is het principiële voordeel van lokale toediening? 4. Is inhalatiebehandeling bij een astma-aanval lokale of systemische behandeling? Waarom? 5. Noem drie omstandigheden waaronder middelen, aangebracht op de huid, wel degelijk in de bloedsomloop terecht kunnen komen. 6. Wat betekent het begrip systemische toediening? 7. Welke organen hebben een speciale barrière die stoffen selecteert om door te laten? 8. Wat is enterale toediening? 9. Wat verstaat men onder parenterale toediening? 10. Waar wordt het geneesmiddel in het bloed opgenomen bij orale toediening? 11. Wat is het verschil tussen een capsule en een tablet? 12. Hoe kan men een snelle opname in het bloed bewerkstelligen bij orale toediening? 13. Wat zijn enteric coated tabletten? Wanneer worden die toegepast? Idem voor slow-releasemiddelen. 14. Wat verstaat men onder tabletten met vertraagde afgifte (gereguleerde afgifte)? 15. Geef een verklaring voor het feit dat rectale toediening, met uitzondering van een rectiole, zo langzaam werkt. 16. Wat zijn situaties waarin rectale toediening een uitkomst is? 17. Wat is een depotinjectie? 18. Wat zijn situaties waarin na subcutane of intramusculaire injectie de werking maar heel langzaam op gang komt? 19. Noem een reden waarom intraveneuze injectie vaak langzaam dient te gebeuren. 20. Wat is een bolusinjectie? Welke voordelen heeft dat? 21. Wat is het verschil tussen epidurale en intrathecale (intraspinale) toediening?
22. Wat zijn voorbeelden van stoffen die via het neusslijmvlies toegediend kunnen worden? 23. Noem twee voorbeelden van transdermale toediening. 24. Wat betekent sublinguale toediening? 25. Wat verstaat men onder de generieke naam van een geneesmiddel? 26. Wat verstaat men onder een relatieve contra-indicatie? 27. Noem een absolute contra-indicatie voor het toedienen van penicilline. 28. Wanneer spreekt men van substitutie? Wat is het verschil met suppletie? 29. Wanneer spreekt men van profylaxe? 30. Wat is het doel van een oplaaddosis? 31. Wanneer zal men een middel insluipen? 32. Noem situaties waarin een middel uitgeslopen moet worden. 33. Wanneer is het nodig om plasmaspiegelbepalingen te doen? 34. Wat is het placebo-effect? 35. Verklaar waarom een oraal toegediend middel bij de ene persoon veel sneller kan werken dan hij een andere. 36. Hoe kunnen twee medicijnen elkaars plasmaspiegel beïnvloeden? Noem twee verschillende manieren. 37. Welke organen zijn betrokken bij het afbreken en uitscheiden van geneesmiddelen? 38. Wat betekent het als er staat: de eliminatiehalfwaardetijd van dit middel is twaalf uur. 39. Noem vijf verschillende bronnen van variatie in halfwaardetijd. 40. Wat is er in het algemeen aan de hand met de dosis van een middel in een toedieningsvorm met vertraagde afgifte? 41. Wanneer spreekt men van cumulatie? Hoe kan die ontstaan? 42. Wanneer spreekt men van interactie? 43. Leg uit waarom interacties lang niet altijd negatief zijn. 44. Noem een voorbeeld van een ongewenste interactie. paragraaf 2 1. Wat is een minimaal invasieve ingreep? 2. Wat is het verschil tussen een extirpatie en een resectie? 3. Wat is een excisie? 4. Wat is de rol van het HLA bij transplantaties?
5. 6. 7. 8. 9.
Wat is uitzonderlijk aan een hoornvliestransplantatie? Wanneer spreekt men van een implantaat? Wat is een drainage? Wat is een plastiek? Welke vier basisproblemen zijn er bij elke chirurgische ingreep? 10. Geef een omschrijving van de taken van een anesthesist voor, tijdens en na de ingreep. 11. Wat betekent de afkorting PCA? Wat heeft dat voor effect op de dosis pijnstilling? 12. Hoe wordt het bloedverlies tijdens een operatie zoveel mogelijk tegengegaan? 13. Wat zijn factoren die bepalen of er een postoperatieve wondinfectie zal optreden? 14. Wat zijn onderzoeken die vaak voorafgaand aan de operatie worden uitgevoerd? 15. Wat is een voordeel van het drinken van koolhydraatrijke heldere drank voorafgaande aan de operatie? 16. Waaruit kan premedicatie bestaan? 17. Wat zijn doelstellingen van algehele anesthesie? 18. Bij wat voor soort operaties wordt in het algemeen gekozen voor spinale in plaats van epidurale anesthesie? 19. Welke eisen stellen epidurale en spinale anesthesie aan de bloedsomloop en het hart? 20. Wat is het verschil tussen plexusanesthesie en infiltratieanesthesie? 21. Noem minstens tien (medische en verpleegkundige) gebieden waarop nauwkeurig geobserveerd en gehandeld moet worden in de postoperatieve fase. 22. Wat is een dehiscentie? 23. Wanneer spreekt men van atelectase? 24. Wat is het nadeel van atelectase? 25. Wat is een postoperatief delier? paragraaf 3 1. Waarom wordt een infuus liever aan de arm dan aan het been aangebracht bij een bedlegerige patiënt? 2. Wanneer gebruikt men een grotere ader bij infusie? 3. Wat is het doel van een waakinfuus?
4. Noem de voorwaarden waaraan infuussysteem en infuusvloeistof minstens moeten voldoen. 5. Wat zijn isotone infuusvloeistoffen? 6. Welke bloedgroepen spelen de grootste rol bij bloedtransfusies? 7. Wat zijn acute transfusiereacties? 8. Wat zijn irregulaire antilichamen? Wanneer gaan deze problemen opleveren? paragraaf 4 1. Wat is gammastraling? 2. Wat is de werking van straling met hoge energie? 3. Wat kan men bereiken met radioactief jodium? 4. Wat is brachytherapie? paragraaf 5 1. Noem voorbeelden van toepassing van laserstralen. 2. Noem voorbeelden van aandoeningen waarbij lichttherapie toegepast kan worden. 3. Hoe kan bij een ingreep plaatselijk de temperatuur worden verhoogd? 4. Bij het bestralen van een gezwel in de hersenen worden vaak meerdere stralingsbundels vanuit diverse hoeken op de tumor gericht. Wat zou hiervoor de reden zijn? 5. Geef een voorbeeld van een infectie die met thermische behandeling bestreden kan worden. 6. Wat wordt verstaan onder lithotripsie?
HOOFDSTUK 9 paragraaf 1 1. Een ontwikkelingsstoornis kan bij een kind een ziekteverschijsel zijn. Geef voorbeelden daarvan. 2. Bedenk voorbeelden van stoornissen die zich op kinderleeftijd ontwikkelen en die zich op volwassen leeftijd voortzetten. paragraaf 2 1. Wanneer spreekt men van prematuriteit? 2. Wat belemmert de ademhaling bij prematuren? 3. Hoe kan longrijping vóór de geboorte versneld worden? 4. Noem twee opzichten waarin de temperatuurregeling bij te vroeg geborenen extra kwetsbaar is. 5. Wat wordt met de apgarscore vastgesteld? 6. Wat lokt bij een prematuur een hersenbloeding uit? 7. Wanneer noemt men een kind dysmatuur? paragraaf 3 1. Wat is het belang van het meten van de schedelomtrek? 2. Welke twee hormonen spelen de hoofdrol bij de groei vóór de puberteit? 3. Wat zijn voorbeelden van chronische ziekten die de groei kunnen belemmeren? 4. Van welke medicijnen is bekend dat ze de groei kunnen vertragen? 5. Wat veroorzaakt de groeispurt? 6. Hoe komt de lengtegroei tot stilstand? 7. Wat is er aan de hand bij het turnersyndroom? paragraaf 4 1. Hoe is een pasgeborene beschermd tegen infecties? 2. Wat zijn voorbeelden van infecties die van moeder op kind worden overgedragen? 3. Wat is het gevaar van een streptokokkeninfectie bij het geboren worden?
4. 5. 6. 7. 8.
Beschrijf de term groepsimmuniteit. Wat zijn de gevaren van difterie? Wat zijn de gevaren van kinkhoest? Wat zijn verschijnselen van kinkhoest? Tegen welke verwekkers van meningitis wordt elke zuigeling gevaccineerd? 9. Welke complicatie is bekend van de bof? 10. Wat zijn verschijnselen van de mazelen? 11. Wat is het grote gevaar van de rode hond? paragraaf 5 1. Welke vormen van verlamming kunnen het gevolg zijn van een traumatische geboorte? 2. Hoe kan cyanose ontstaan bij ernstige aangeboren hartafwijkingen? 3. Wat zijn in het algemeen de gevaren van een aangeboren hartafwijking? 4. Wat is een coarctatio aortae? 5. Wat is het gevaar van een coarctatio aortae? 6. Wat zijn mogelijke verschijnselen bij zuigelingen met aanleg voor astma? 7. Waaruit bestaat de stoornis bij cystic fibrosis? 8. Welke twee organen ondervinden de ernstigste gevolgen van taaislijmziekte? 9. Hoe uit zich de ziekte van Hirschsprung? 10. Wat is een hydronefrose? 11. Wat is een adrenogenitaal syndroom? 12. Welke chromosoomafwijking is er bij het syndroom van Klinefelter? 13. Wat valt op aan de erfelijkheid bij achondroplasie? 14. Wat is een green-stickfractuur? paragraaf 6 1. Wanneer droogt een zuigeling snel uit? 2. Wat zijn verschijnselen van uitdroging? 3. Wanneer spreekt men van wiegendood? 4. Welke slaaphouding staat in verband met wiegendood?
HOOFDSTUK 10 paragraaf 1 1. Wat is een disharmonisch ontwikkelingsprofiel? 2. Noem vier verschillende soorten oorzaken van een verstandelijke beperking. 3. Wat is een trisomie? 4. Welk syndroom ontstaat bij trisomie 21? 5. Wat is een risicofactor voor het krijgen van een kind met een trisomie? 6. Wanneer spreekt men van een translocatie? 7. Wat is een deletie? 8. Wat is het bijzondere aan de erfelijkheid bij het praderwillisyndroom? 9. Wat kan het belang zijn van het stellen van een diagnose? 10. Wat zijn voorbeelden van oorzaken die een kind kunnen beschadigen vóór de geboorte? 11. Wat betekent de term syndroom? paragraaf 2 1. Wat zijn voorbeelden van andere stoornissen die vaak samen optreden met een verstandelijke beperking? 2. Noem zeven verschillende bedreigingen voor de gezondheid bij personen met trisomie 21. 3. Welke hormoonafwijking kan bij het syndroom van Down vaak optreden? 4. Wat kenmerkt de afweer van iemand met het syndroom van Down? 5. Wat zijn bijkomende stoornissen bij het syndroom van Rett? 6. Wat zijn bijkomende stoornissen bij het praderwillisyndroom? 7. Wanneer spreekt men van pica?
HOOFDSTUK 11 paragraaf 1 1. Wat gebeurt er tijdens de zwangerschap met het Hb en de bloeddruk? 2. Wat zal een vrouw met hypertensie vaak ontwikkelen tijdens de zwangerschap? 3. Wat is het risico voor een patiënte met hartfalen bij de zwangerschap? 4. Wat zijn de gevaren en moeilijkheden bij een zwangerschap bij een patiënte met nierinsufficiëntie? 5. Wanneer spreekt men van zwangerschapshypertensie? 6. Wanneer spreekt men van een pre-eclampsie? 7. Wat is een toxicose? 8. Welke gevolgen heeft toxicose voor de groei? 9. Wat zijn risico's van zwangerschapshypertensie? 10. Wanneer spreekt men van een HELLP-syndroom? 11. Wat zijn de verschijnselen en gevaren bij eclampsie? 12. Wat zijn de gevaren van diabetes voor de zwangerschap? 13. Wat is in het algemeen het verloop van de insulinebehoefte tijdens de zwangerschap? 14. Welk hormoon brengt men in verband met zwangerschapsbraken? paragraaf 2 1. Wat is een innestelingsbloeding? 2. Wat zijn onschuldige oorzaken van bloedverlies in de eerste helft van de zwangerschap? 3. Wat zijn verschijnselen van een miskraam? 4. Wat gebeurt er met de kans op een miskraam naarmate een vrouw ouder wordt? 5. Wat is een belangrijke oorzaak van een buitenbaarmoederlijke zwangerschap? 6. Waar nestelen zich de meeste buitenbaarmoederlijke zwangerschappen? 7. Wanneer ontstaat bij een buitenbaarmoederlijke zwangerschap een acute buik?
8. Wat is een resusantagonisme? 9. Waarom heeft het eerste kind niet of nauwelijks last van een resusantagonisme en een volgend kind wel? 10. Wat is een hydrops foetalis? 11. Wat is een behandeling bij ernstig resusantagonisme? 12. Wat is een vorm van preventie bij resusantagonisme? paragraaf 3 1. Wanneer spreekt men van een positieve discongruentie? 2. Wat zijn oorzaken van een positieve discongruentie? 3. Wanneer spreekt men van een negatieve discongruentie? 4. Wat zijn oorzaken van een negatieve discongruentie? 5. Wanneer spreekt men van een partus immaturus? 6. Wat zijn oorzaken van een partus prematurus? 7. Wanneer spreekt men van vroeg gebroken vliezen? 8. Welke observaties zijn van belang bij vroeg gebroken vliezen? 9. Wanneer kan de navelstreng uitzakken? 10. Wat is een placenta praevia? 11. Wat zijn symptomen van een placenta praevia? paragraaf 4 1. Noem zes verschillende observatiepunten bij de moeder tijdens de kraamperiode. 2. Wat zijn symptomen van een endometritis?
HOOFDSTUK 12 paragraaf 1 1. Wat zijn vijf begrippen waarmee een groot deel van het verschil in ziekte en gezondheid te verklaren is tussen een volwassene en een oudere? 2. Wat is multipathologie? 3. Wat is de rol van afnemende reserves bij de multipele kwetsbaarheid? 4. Wat is een gevolg van psychische veroudering? 5. Wat zijn onderdelen van multipathologie? 6. Welke factoren zorgen ervoor dat het verloop van ziekten op hoge leeftijd verandert? 7. Wat zijn voorbeelden van verschillen in symptomen tussen volwassenen en ouderen? paragraaf 2 1. Wat is het gevolg van veroudering voor cellen en weefsels? 2. Wat is het gevolg van veroudering voor de temperatuurregeling? 3. Wat is het gevolg van veroudering voor het decubitusrisico? Waarom? 4. Wat is het gevolg van veroudering voor het gezichtsveld? 5. Wat is het gevolg van veroudering voor de overgangen van licht naar donker en omgekeerd? 6. Wat is het gevolg van veroudering voor het gehoor? 7. Wanneer spreekt men van ouderdomsvergeetachtigheid? 8. Wat is het gevolg van veroudering voor het evenwicht? Welke factoren spelen daarin mee? 9. Wat is het gevolg van veroudering voor de spijsvertering? 10. Wat is het gevolg van veroudering voor de ademhaling? 11. Wat is het gevolg van veroudering voor de bloedsomloop? 12. Wat is het gevolg van veroudering voor de urinevorming? 13. Wat is het gevolg van veroudering voor seksuele functies?
HOOFDSTUK 13 paragraaf 1 1. Wat zijn factoren die ervoor kunnen zorgen dat bij psychiatrische aandoeningen eerder een moreel oordeel een rol speelt? 2. Wat is een belangrijke doelstelling bij de behandeling van psychiatrische ziekten, naast het verdwijnen van de symptomen? 3. Wat gebeurt er bij veel psychiatrische ziekten met het ziekte-inzicht? paragraaf 2 1. Wat zijn cognitieve stoornissen? 2. Wanneer spreekt men van een psychotische stoornis? 3. Wanneer wordt een psychisch verschijnsel een mogelijk psychiatrisch symptoom? paragraaf 3 1. Wat is de doelstelling van de DSM? 2. Wat is As I van de DSM? 3. Waaruit bestaat As II van de DSM? paragraaf 4 1. Wat is de kern van de biologische invalshoek in de psychiatrie? 2. Wat is de kern van de psychodynamische invalshoek in de psychiatrie? 3. Wat is het uitgangspunt van de gedragstherapie in de psychiatrie? 4. Wat is het uitgangspunt van de cognitieve invalshoek in de psychiatrie? 5. Wat is het uitgangspunt van de systeemgerichte invalshoek in de psychiatrie?
HOOFDSTUK 14
28. Wat is het gevolg van polycytemie voor Hb en Ht? 29. Welk gevolg dreigt bij polycytemie voor de bloedsomloop?
paragraaf 1 1. Wat is de definitie van anemie? 2. Hoe is ernstige anemie te zien aan iemand? 3. Welke klachten kunnen ontstaan door anemie? 4. Wat zijn vijf verschillende soorten oorzaken van een anemie? 5. Wat zijn voorbeelden van beenmergziekten die tot anemie leiden? 6. Welke factoren kunnen het beenmerg [beenmergvorming?] remmen? 7. Leg het ontstaan uit van anemie bij chronische nierziekte. 8. Leg uit hoe ijzergebrek kan ontstaan. 9. Welke vitamines zijn nodig voor de aanmaak van erytrocyten? 10. Wanneer kan gebrek aan vitamine B12 ontstaan? 11. Wat is pernicieuze anemie? 12. Wat is de rol van intrinsic factor bij de aanmaak van erytrocyten? 13. Wat zijn voorbeelden van aandoeningen en situaties met versnelde afbraak van erytrocyten? 14. Wat is een hemolytische anemie? 15. Wanneer is beslist een bloedtransfusie nodig? 16. Wat zijn voorbeelden van aandoeningen die door anemie negatief beïnvloed worden? 17. Waar hangt de transfusiebehoefte onder meer van af? 18. Wat is een hemoglobinopathie? 19. Wat gebeurt er met de rode bloedcellen bij sikkelcelanemie? 20. Wat zijn vaso-occlusieve crises? 21. Tegen welke ziekte zijn patiënten met sikkelcelanemie beschermd? 22. Wat zijn, behalve anemie, gevolgen van thalassemie? 23. Schets de besmettingsweg van malaria. 24. Waar hangt het ritme van de koorts van af bij malaria? 25. Wat is een groot probleem bij de bestrijding van malaria? 26. In welk orgaan kan de malariaparasiet zich nestelen? 27. Wanneer spreekt men van een polycytemie?
paragraaf 2 1. Wat is een agranulocytose? 2. Wat zijn oorzaken van agranulocytose? 3. Wat zijn typische symptomen van een agranulocytose? 4. Wat is leukemie? 5. Wat is in het algemeen stamceltherapie? 6. Wat is een autologe stamceltransplantatie? 7. Beschrijf in het algemeen het verloop van een autologe stamceltransplantatie. 8. Wat is een allogene stamceltransplantatie? 9. Wat is een 'graft-versus-host'reactie? 10. Wat zou een 'graft-versus-tumor'reactie zijn? 11. Wanneer spreekt men van een acute lymfatische leukemie? 12. Wat kunnen in het algemeen symptomen zijn van een leukemie? 13. Wat is chronische lymfatische leukemie? 14. Wat zijn de gevolgen van een acute myeloïde leukemie? 15. Wat is de beste kans voor een patiënt met acute myeloïde leukemie? 16. Wat is een blastencrisis bij chronische myeloïde leukemie? 17. Wat zijn in het algemeen oorzaken van leukemie? paragraaf 3 1. Hoe is hiv overdraagbaar? 2. Wanneer wordt iemand seropositief? 3. Welke cel wordt getroffen door het hiv? 4. Beschrijf kort wat het hiv in de cel doet. 5. Wanneer spreekt men van aids? 6. Wat zijn verschijnselen van een acute hiv-infectie? 7. Welke infecties tonen aan dat er aids is? 8. Wat is het doel van de behandeling bij aids? 9. Wat is de werking van zidovudine? 10. Wat doen proteaseremmers? 11. Wat is een lymfoom? 12. Wat zijn symptomen van de ziekte van Hodgkin? 13. Hoe stelt men de diagnose ziekte van Hodgkin?
14. Wat kan een oorzaak zijn van de ziekte van Hodgkin? 15. Wanneer spreekt men van een non-hodgkinlymfoom? 16. Welke soort cellen gaat woekeren bij de ziekte van Kahler? 17. Noem vier verschillende soorten gevolgen van de ziekte van Kahler. 18. Verklaar het ontstaan van spontane fracturen bij de ziekte van Kahler. 19. Verklaar de nierinsufficiëntie bij de ziekte van Kahler. paragraaf 4 1. Wat is een trombocytopenie? 2. Wat zijn oorzaken van een trombocytopenie? 3. Noem ziekten die de werking van trombocyten belemmeren. 4. Wat is een trombocytose? 5. Welk orgaan maakt de stollingseiwitten? 6. Verklaar de bloedingsneiging bij hemofilie. 7. Wat zijn typische bloedingen bij hemofilie? 8. Verklaar de bloedingsneiging bij levercirrose. 9. Welk vitamine is nodig voor de bloedstolling? 10. Hoe kan een gebrek aan vitamine K ontstaan? 11. Wat is een diffuse intravasale stolling? 12. Wanneer kan een diffuse intravasale stolling ontstaan? 13. Beschrijf kort de extrinsieke stolling. 14. Bij welke aandoening kan de extrinsieke stolling in gang worden gezet? 15. Wat is de intrinsieke stolling? 16. Welk deel van de stolling wordt door heparine geremd? 17. Waarom moet heparine gecontroleerd worden met de APTT? 18. Wat is de werking van orale antistolling? 19. Waarmee wordt de werking van orale anticoagulantia gemeten? 20. Wat is het gevaar van een doorgeschoten INR? 21. Noem voorbeelden van medicijnen die interacties veroorzaken met orale antistolling. 22. Welk deel van de stolling wordt door NSAID's geremd? 23. Wat is trombolyse? 24. Hoe werkt alteplase?
paragraaf 5 1. Wat betekent in het algemeen een opgezette lymfeklier tijdens een infectie? 2. Wat is een lymfangitis? 3. Wat is een lymfadenitis? 4. Wat is het gevaar van lymfangitis en lymfadenitis? 5. Wat voor soort ziekte is de ziekte van Pfeiffer? 6. Wat zijn symptomen van de ziekte van Pfeiffer? 7. Vanwaar komt het advies om bij de ziekte van Pfeiffer even niet aan intensieve contactsport te doen? 8. Wat is het grote gevaar van een miltruptuur? 9. Wat is het effect op het bloed van een te grote milt? 10. Wat is een gevolg voor de afweer als bij een patiënt de milt wordt weggenomen? 11. Leg uit wat een functionele asplenie is. paragraaf 6 1. Wat is de functie van de thymus? 2. Bij welke ziekte is er vaak een thymusgezwel? paragraaf 7 1. Wat is de vochtbalans? 2. Noem voorbeelden van elektrolyten. 3. Over welke elementaire stof gaat het zuur-base-evenwicht? 4. Hoe is de verhouding intracellulair en extracellulair water? 5. Welke elektrolyt zit vooral intracellulair? 6. Welke elektrolyt zit vooral extracellulair? 7. Wat is een negatieve vochtbalans? 8. Wat zijn oorzaken van een negatieve vochtbalans? 9. Wat zijn symptomen van dehydratie? 10. Wat is de huidturgor? 11. Waar bepaalt men de turgor? 12. Wat is een hypernatriëmie? 13. Wat zijn oorzaken van een hypernatriëmie? 14. Wat is een hyponatriëmie? 15. Wat kunnen oorzaken zijn van een hyponatriëmie? 16. Wat kan een oorzaak zijn van hyponatriëmie na een operatie?
17. Welke verschijnselen kunnen optreden bij een hyponatriëmie? 18. Noem verschillende oorzaken van een hyperkaliëmie. 19. Wat is het gevaar van een hyperkaliëmie? 20. Hoe kan men ingrijpen bij een hyperkaliëmie? 21. Wanneer kan hypokaliëmie ontstaan? 22. Bij welk soort aandoeningen kan een hypercalciëmie ontstaan? 23. Welke klachten zijn toe te schrijven aan hypercalciëmie? 24. Wat is een veel voorkomende oorzaak van hypocalciëmie? 25. Wat zijn verschijnselen van een hypocalciëmie? 26. Wanneer kan een tekort aan magnesium ontstaan? 27. Wat is een acidose? 28. Wat zijn normale waarden van de pH in het plasma? 29. Wat is een constante bron van zuur in het lichaam? 30. Hoe scheiden de longen zuur uit? 31. Wat is de rol van plasma-eiwitten in de regeling van de pH? 32. Welke twee organen scheiden zuur uit? 33. Wat is het nadelige gevolg van een acidose? 34. Wanneer spreekt men van een metabole acidose? 35. Wat zijn oorzaken van een metabole acidose? 36. Hoe compenseert het lichaam een metabole acidose? 37. Wanneer spreekt men van een respiratoire acidose? 38. Bij welke aandoeningen kan een respiratoire acidose ontstaan? 39. Hoe kan het lichaam een respiratoire acidose compenseren? 40. Wat is een alkalose? 41. Wat zijn oorzaken van een metabole alkalose? 42. Wat kan een oorzaak zijn van een respiratoire alkalose? 43. Wat zijn mogelijke verschijnselen bij een alkalose?
HOOFDSTUK 15 paragraaf 1 1. Welke vorm van stomatitis is het gevaarlijkst voor de patiënt? 2. Hoe kan men spruw in de mond vaststellen? 3. Wat zijn factoren die spruw in de hand werken? 4. Wat zijn rhagaden? 5. Wanneer spreekt men van parodontitis? 6. Wat is het mogelijke verband tussen ontstekingen in de mondholte en medicijngebruik? 7. Geef twee oorzaken voor het ontstaan van een parotitis. 8. Welke vorm van parotitis kan eerder optreden bij sondevoeding of parenterale voeding? 9. Als iemand hevige pijn in de onderkaak krijgt op het moment dat het eten op tafel komt, wat is dan een voor de hand liggende verklaring? 10. Wat verstaat men onder leukoplakie van de tong? Is het een onschuldige aandoening? paragraaf 2 1. Welke medicijnen kunnen een verbranding van de slokdarm veroorzaken? 2. Wat zijn klachten bij GORZ, gastro-oesofageale refluxziekte? 3. Wat is het schadelijke effect van maagzuur op de slokdarm? 4. Wat is het gevolg van littekenvorming in de slokdarm? 5. Hoe kan een anemie ontstaan bij GORZ? 6. Wat zijn factoren die reflux versterken? 7. Wat zijn medicijnen die bij GORZ kunnen worden toegepast? 8. Verklaar de term protonpompremmer. 9. Noem twee verschillende oorzaken van een infectie in de slokdarm. 10. Wat zijn symptomen die kunnen doen denken aan een slokdarmcarcinoom? 11. Wat kan met een endoscopische echografie worden vastgesteld bij een slokdarmcarcinoom? 12. Wat is een buismaag? 13. Welke palliatieve behandelingsmogelijkheid bestaat er bij een slokdarmcarcinoom?
14. Wat zijn slokdarmvarices? 15. Wat is in het algemeen de oorzaak van slokdarmvarices? 16. Wat is het grote gevaar van slokdarmvarices? paragraaf 3 1. Wat is een gastritis? 2. Wat zijn oorzaken van een gastritis? 3. Waarom zijn NSAID's berucht? 4. Noem twee mogelijke gevolgen van een autoimmuungastritis. 5. Wat is een middenrifbreuk? 6. Waar zit de zwakke plek bij een hiatushernia (hernia diafragmatica)? 7. Waardoor kan een middenrifbreuk ontstaan? 8. Wat is een fundoplicatie volgens Nissen? 9. Wat is een ulcus pepticum? 10. Waar zitten de meeste maagzweren? 11. Wat houdt een maagzweer open? 12. Wat zijn oorzaken van een ulcus pepticum? 13. Welke klachten zijn kenmerkend voor een ulcus pepticum? 14. Noem vier complicaties bij een maagzweer. 15. Wat is een maagperforatie? 16. Leg uit hoe een pylorusstenose ontstaat. 17. Wat is de bedoeling van antibiotica bij een maagzweer? 18. Wat zijn mogelijke klachten bij een maagcarcinoom? 19. Wat is een dumpingsyndroom? 20. Waarheen zou een maagcarcinoom kunnen metastaseren? paragraaf 4 1. Wat is een acute gastro-enteritis? 2. Wat is de doelstelling van toediening van ORS? 3. Wat is het maximale wat men met loperamide kan bereiken? 4. Wat is de veroorzaker van tyfus en paratyfus? 5. Wat hebben Shigella en Campylobacter met elkaar gemeen? 6. Wat is de verwekker van pseudomembraneuze colitis? 7. Welke antibacteriële middelen worden bij pseudomembraneuze colitis toegepast? 8. Wat voor soort ziekten zijn de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa?
9. Beschrijf de kern van colitis ulcerosa. 10. Hoe verloopt colitis ulcerosa? 11. Wat zijn symptomen van een colitis ulcerosa? 12. Hoe wordt colitis ulcerosa in eerste instantie behandeld? 13. Wat voor soort middel is ciclosporine? 14. Wat is een levensbedreigende complicatie van colitis ulcerosa? 15. Waar kan de ziekte van Crohn toeslaan? 16. Hoe kan bij de ziekte van Crohn een ileus ontstaan? 17. Wat voor soort fistels ontstaan vaak bij de ziekte van Crohn? 18. Welke behandelingsmogelijkheden zijn er bij de ziekte van Crohn? 19. Wanneer spreekt men van het prikkelbare darmsymdroom? 20. Welke factoren spelen mee in de symptomen bij een prikkelbaredarmsyndroom? 21. Wat is een typisch verloop van de klachten bij acute appendicitis? 22. Wat is vervoerspijn? 23. Wat is bij vrouwen een gevreesde complicatie van appendicitis? 24. Welke complicatie van een appendicitis geldt voor zowel mannen als vrouwen? 25. Waardoor worden darmdivertikels veroorzaakt? 26. Wat zijn symptomen van een diverticulitis? 27. Wat is het gevaar van een diverticulitis? 28. Wat zijn vervelende complicaties van hemorroïden? 29. Wat is een fissuur aan de anus? 30. Noem vier verschillende soorten zwakke plekken in de buikwand. 31. Wat zijn oorzaken van een buikwandbreuk? 32. Wat is het gevaar bij een beklemde breuk? 33. Welke verschijnselen zijn verdacht voor een coloncarcinoom? 34. Waaruit bestaat de diagnostiek bij verdenking op coloncarcinoom? 35. Wat kunnen voorlopers zijn van coloncarcinoom? 36. Beschrijf drie manieren waarop een colon-of een rectumcarcinoom kan uitzaaien. 37. Waarom kan een enkele levermetastase operatief verwijderd worden?
38. Wat is de rol van CEA-bepaling bij coloncarcinoom? 39. Wat is een ischemische colitis? 40. Wat kunnen oorzaken zijn van een ischemische colitis? 41. Wanneer spreekt men van een invaginatie? 42. Wat zijn typische verschijnselen van een invaginatie? 43. Wat is het grote gevaar van een trombose in een darmslagader? 44. Wat is een glutenintolerantie? 45. Wat gebeurt er met het darmslijmvlies bij coeliakie? 46. Wat is malabsorptie? 47. Wat zijn verschijnselen van malabsorptie? paragraaf 5 1. Wat is een peritonitis? 2. Wat zijn oorzaken van een chemische peritonitis? 3. Wanneer ontstaat er direct een bacteriële peritonitis? 4. Bij welke aandoeningen kan men een spontane bacteriële peritonitis tegenkomen? 5. Beschrijf algemene symptomen bij een peritonitis. 6. Hoe ontstaat de hypovolemische shock bij peritonitis? 7. Welke verschijnselen vallen op bij onderzoek van de buik bij peritonitis? 8. Wat zijn de eerste maatregelen bij een peritonitis? 9. Wanneer spreekt men van een ileus? 10. Welke twee soorten ileus onderscheidt men? 11. Wat zijn oorzaken van een paralytische ileus? 12. Wat zijn maatregelen bij een paralytische ileus? 13. Wat zijn verschijnselen van een hoge mechanische ileus? 14. Waardoor ontstaat de geur van rotting in het braaksel bij een ileus? 15. Hoe ontstaat een perforatie bij een ileus? 16. Wat zijn oorzaken van een mechanische ileus van de dunne darm? 17. Wat zijn oorzaken van een mechanische ileus van de dikke darm? 18. Wat zijn maatregelen bij een darmobstructie? 19. Wat zijn, behalve peritonitis en ileus, nog meer acute levensbedreigende problemen in de buik?
paragraaf 6 1. Wat zijn, behalve virussen, nog meer oorzaken van een hepatitis? 2. Wat zijn symptomen van een virale hepatitis? 3. Wat is de rol van serologisch onderzoek bij hepatitis? 4. Hoe verloopt de besmetting bij hepatitis A en E? 5. Hoe verloopt de besmetting bij hepatitis B? 6. Beschrijf het typische verloop van een hepatitis B. 7. Wat is de besmettelijke periode bij hepatitis B? 8. Wanneer spreekt men van een besmettelijke drager van hepatitis B? 9. Wanneer spreekt men van een chronisch actieve hepatitis B? 10. Wat is de oorzaak van de leverschade bij chronisch actieve hepatitis B? 11. Wat is hepatitis D? 12. Waarvan hangt af of er een chronische hepatitis ontstaat of niet? 13. Hoe verloopt de besmetting bij hepatitis C? 14. Wat is het grote gevaar van hepatitis C? 15. Wat zijn voorbeelden van giftige stoffen waarvan de lever schade kan ondervinden? 16. Wanneer spreekt men van een auto-immuunhepatitis? 17. Schets de gevolgen van een kwaadaardig gezwel in de lever. 18. Welke soorten kanker zaaien vaak uit naar de lever? 19. Wat zijn factoren die galstenen in de hand werken? 20. Wanneer ontstaat een galsteenkoliek? 21. Welke kleurveranderingen horen bij een galsteenaanval? 22. Wat kan de waarde zijn van een ERCP bij galsteenaanvallen? 23. Wat zijn verschijnselen van een galblaasontsteking? 24. Wat zijn de gevaren van een galblaasontsteking? 25. Wat is een steatose van de lever? 26. Wat gebeurt er met leverweefsel bij cirrose? 27. Noem vier verschillende oorzaken van levercirrose. 28. Wat is de oorzaak van portale hypertensie bij levercirrose? 29. Welke gevolgen zijn aan portale hypertensie toe te schrijven? 30. Waaruit kan blijken dat het bloed bij portale hypertensie een andere uitweg uit de buik zoekt? 31. Wat is een portosystemische shunt? Verklaar de term
portocavale shunt. 32. Noem verschillende eiwitten waarvan de productie verstoord raakt bij levercirrose. 33. Welke reserves verdwijnen bij levercirrose? 34. Wat is de bron van ammoniak in het lichaam? 35. Welke maatregelen kunnen genomen worden bij een ammoniakintoxicatie? 36. Beschrijf het eindstadium van levercirrose tot aan het overlijden. 37. Wat is een mogelijke complicatie van een leverbiopsie bij levercirrose? 38. Van welke pijnstiller is acute leverinsufficiëntie een gevreesd gevolg bij overdosering? 39. Welke behandelingsmogelijkheid bestaat er bij een paracetamolvergiftiging? paragraaf 7 1. Waardoor ontstaat de acute buik bij acute pancreatitis? 2. Welke houding is voor een patiënt met pancreatitis uitermate vervelend? 3. Waar hoopt zich bij een pancreatitis veel vocht op? 4. Wat zijn oorzaken van een pancreatitis? 5. Beschrijf kort de behandeling bij een pancreatitis. 6. Welke medicatie wordt nodig na een volledig wegnemen van het pancreas? 7. Wat is verdacht aan de combinatie pijnloze icterus met opgezette galblaas? 8. Wat is een palliatieve mogelijkheid bij een niet-operabel pancreascarcinoom? paragraaf 8 1. Wat is de BMI? 2. Beschrijf drie factoren die obesitas in de hand werken. 3. Wat draagt bij aan toe- of afname van de eetlust? 4. Wat is leptine? 5. Noem drie hormonen die door vetweefsel worden gemaakt. 6. Noem acht aandoeningen die door overgewicht in de hand worden gewerkt. 7. Wat is het principe van een maagband?
HOOFDSTUK 16 paragraaf 1 1. Wat zijn hart- en vaatziekten? 2. Wat speelt zich af bij atherosclerose? 3. Wat is een stenose? 4. Verklaar de pijn bij hart- en vaatziekten met de termen ischemie en stenose. 5. Hoe lokt atherosclerose stolselvorming uit? 6. Wat is het gevolg van arteriële trombose? 7. Wanneer spreekt men van een embolie? 8. Wat zijn collateralen? 9. Wat is de functie van collateralen? 10. Wanneer spreekt men van een infarct? 11. Hoe noemt men ischemische necrose in een van de ledematen? 12. Wat zijn vier plaatsen waar veel slagaderverkalking voorkomt? 13. Wat zijn zes factoren die slagaderverkalking in de hand werken? 14. Welk plasma-eiwit beschermt tegen een te hoog cholesterol? 15. Wat betekent de term syndroom X? 16. Noem vijf vragen die beantwoord moeten worden door aanvullend onderzoek bij slagaderverkalking. 17. Wanneer spreekt men van angina pectoris? 18. Welke factoren kunnen angina pectoris uitlokken? 19. Wat is de rol van het ECG bij de diagnose angina pectoris? 20. Wat is een PCI? Beschrijf de stappen daarbij. 21. Wat is het voordeel van een stent boven een PTCA? 22. Wat is een CABG? 23. Welke aandoeningen kunnen angina pectoris versterken? 24. Wanneer spreekt men van een acuut coronair syndroom? 25. Wat is instabiele angina pectoris? 26. Welke bloedonderzoeken worden gedaan om een hartinfarct aan te tonen? 27. Wat zijn symptomen bij een hartinfarct? 28. Wanneer kan een hartinfarct pijnloos verlopen?
29. Wat is de waarde van echografie bij een myocardinfarct? 30. Noem vier levensbedreigende complicaties van een hartinfarct. 31. Leg het risico voor een CVA na een hartinfarct uit. 32. Wat is een aneurysma van het hart? 33. Wat is een myocardruptuur? Wat is een harttamponnade? 34. Wat zijn mogelijkheden om in te grijpen bij een hartinfarct? 35. Wanneer is in het algemeen toepassing van cholesterolverlagende middelen nodig? 36. Wat doen diuretica? 37. Wanneer past men kaliumsparende diuretica toe? 38. Noem drie verschillende soorten medicijnen die de zuurstofbehoefte van de hartspier omlaag moeten brengen. 39. Wat zijn twee doelstellingen van bètablokkers? 40. Wat kan men aan bijwerkingen verwachten van bètablokkers? 41. Wat zijn twee effecten van ACE-remmers? 42. Wat kan men bereiken met calciumantagonisten? 43. Hoe werken nitroglycerinepreparaten bij pijn op de borst? 44. Waarom moet men nitroglycerinepreparaten zittend innemen? 45. Wat is een gevaarlijke bijwerking van diuretica? 46. Van welk soort middelen is aanhoudende prikkelhoest een lastige bijwerking? paragraaf 2 1. Wanneer spreekt men van een klepstenose? 2. Wat is het gevolg voor de hartwerking als er een klepstenose is? 3. Wanneer noemt men een klep insufficiënt? 4. Welke onderzoeken worden vaak gedaan bij klepafwijkingen? 5. Wat is een voorname oorzaak van mitralisstenose? 6. Noem twee gevolgen van mitralisstenose. 7. Verklaar de mitralisinsufficiëntie bij hartfalen. 8. Wat is het gevolg voor de hartwerking van een aortaklepstenose? 9. Wat is een endocarditis? 10. Wat zijn bronnen van een endocarditis?
11. Bij welke patiënten kan gemakkelijk een endocarditis ontstaan? 12. Wat zijn symptomen bij een endocarditis? 13. Wat is een cardiomyopathie? 14. Wat gebeurt er met de hartspier bij hypertrofie? 15. Welke hartspieraandoening kan bij alcoholisme ontstaan? 16. Wat is meestal de oorzaak van een myocarditis? 17. Wat zijn symptomen van een pericarditis? 18. Wat kan een arts horen bij auscultatie bij een patiënt met pericarditis? 19. Wat is een tamponnade? 20. Noem niet-infectieuze oorzaken van een pericarditis. 21. Wanneer spreekt men van een pantserhart? 22. Wanneer verricht men een pericardresectie? 23. Wanneer spreekt men van een tachyaritmie? 24. Wat is een prematuur complex? 25. Waar ontstaan supraventriculaire extrasystolen? 26. Wat is een prematuur ventriculair complex? 27. Wat is een sinustachycardie? 28. Beschrijf wat er gebeurt bij atriumfibrilleren. 29. Wat is typisch voor de polsslag bij atriumfibrilleren? 30. Wat zijn twee complicaties van atriumfibrilleren? 31. Wat zijn oorzaken van atriumfibrilleren? 32. Wat is cardioversie? 33. Wat is radiofrequente katheterablatie? 34. Wat is een ventriculaire tachycardie? 35. Wat is meestal het gevolg van een ventriculaire tachycardie voor de pompwerking? 36. Wanneer spreekt men van ventrikelfibrilleren? 37. Wat kan de behandeling zijn van een ventriculaire tachycardie? 38. Wat is defibrilleren? 39. Wanneer spreekt men van een bradyaritmie? 40. Wat zijn oorzaken van een sinusbradycardie? 41. Wat zijn mogelijke andere symptomen bij een bradycardie? 42. Wat is in het algemeen een atrioventriculair blok? 43. Wanneer spreekt men van een tweedegraads AV-blok? Wat voelt men dan aan de pols? 44. Wanneer spreekt men van een derdegraads AV-blok?
45. Beschrijf een aanvalsgewijs derdegraads AV-blok (adamsstokesaanval). paragraaf 3 1. Wat is de kern van hartfalen? 2. Noem vier verschillende soorten oorzaken van hartfalen. 3. Wat zijn voorbeelden van aandoeningen die hartfalen veroorzaken door rechtstreekse beschadiging van de hartspier? 4. Wat zijn voorbeelden van aandoeningen die hartfalen veroorzaken door chronische overbelasting van de hartspier? 5. Welke aandoeningen kunnen het hart rechtstreeks overbelasten? 6. Noem gevolgen van stuwing in de holle aders. 7. Wat zijn gevolgen van stuwing in de longaders? 8. Hoe reageren de nieren bij hartfalen? 9. Welk hormoon is extreem actief bij hartfalen? 10. Verklaar het ontstaan van nycturie bij hartfalen. 11. Hoe ontstaat astma cardiale? 12. Wat zijn verschijnselen bij astma cardiale? 13. Wat is cachexie? 14. Wat is het nadeel van de hypertrofie bij hartfalen? 15. Noem effecten van de overmatige adrenalineactiviteit bij hartfalen. 16. Wat kan men tijdens een hartkatheterisatie onderzoeken bij hartfalen? 17. Wat zijn gevaarlijke complicaties van hartfalen? 18. Noem vier verschillende soorten medicijnen bij hartfalen. 19. Wat kan men bereiken met digoxine? paragraaf 4 1. Welke verschijnselen zijn kenmerkend voor claudicatio intermittens? 2. Waar kunnen vernauwingen zitten bij etalageziekte? 3. Wat zijn verschijnselen bij acute totale slagaderafsluiting in het been? 4. Wat zijn behandelmogelijkheden bij een acute totale slagaderafsluiting? 5. Wat is een aneurysma?
6. Wat is het gevaar van een aneurysma van de buikaorta? 7. Wat zijn verschijnselen die erop kunnen wijzen dat binnenkort een scheuring van een aneurysma in de buik dreigt? 8. Verklaar het gevaar voor een acute totale slagaderafsluiting bij een aneurysma in de buikaorta. 9. Welk soort aneurysma is vaak aangeboren? 10. Wat kunnen oorzaken zijn van een aneurysma in de aorta in de borstholte? 11. Verklaar het ontstaan van een compartimentsyndroom bij een onderbeenfractuur. 12. Welke gevolgen dreigen voor de rest van het lichaam bij een omvangrijk compartimentsyndroom? 13. Welk soort ontstekingen zijn er bij een vasculitis? 14. Wat zijn verschijnselen van een arteriitis temporalis? 15. Wat is een gevreesde complicatie van arteriitis temporalis? 16. Wat zijn verschijnselen bij de ziekte van Behçet? paragraaf 5 1. Verklaar het ontstaan van spataders. Gebruik daarbij de term klepinsufficiëntie. 2. Wat zijn complicaties van varices? 3. Wat zijn oorzaken van diepe veneuze trombose? 4. Welke klachten en verschijnselen horen bij diepe veneuze trombose? 5. Wat is het acute risico bij diepe veneuze trombose? 6. Hoe zit het met het emboliegevaar bij diepe veneuze trombose als het been maximaal is opgezet? 7. Wanneer spreekt men van een ruiterembolie? 8. Wat zijn symptomen van een grote longembolie? 9. Welke verschijnselen kunnen doen denken aan het bestaan van een groter aantal kleine longembolietjes? 10. Wat zijn manieren om een diepe veneuze trombose vast te stellen?
HOOFDSTUK 17
9. Wat is een bekende oorzaak van larynxcarcinoom? 10. Wat zijn behandelmogelijkheden bij larynxcarcinoom?
paragraaf 1 1. Wat is de reden dat men keer op keer opnieuw neusverkouden kan worden? 2. Wanneer spreekt men van hooikoorts? 3. Waarop is de behandeling bij hooikoorts gericht? 4. Wanneer spreekt men van een neuspoliep? 5. Welke klachten kunnen bestaan bij een scheef neustussenschot? 6. Waardoor kan een sinusitis uitgelokt worden? 7. Wat is de relatie tussen een sinusitis en infecties van de lagere luchtwegen? 8. Hoe kan een verkoudheid een acute middenoorontsteking uitlokken? 9. Wat zijn complicaties van een acute middenoorontsteking? 10. Wanneer zijn trommelvliesbuisjes van nut? 11. Wat is de reden dat bij kinderen met een regelmatig ontstoken middenoor geadviseerd wordt om de neusamandel [een of allebei?] te laten verwijderen? 12. Wat zijn mogelijke oorzaken van een neusbloeding? 13. Welke behandelmogelijkheden zijn er bij een hardnekkige neusbloeding? 14. Wat is een angina tonsillaris? 15. Wanneer zijn antibiotica nodig bij een keelontsteking?
paragraaf 3 1. Wat gebeurt er bij een astma-aanval in de luchtwegen? 2. Welke twee aandoeningen horen bij COPD? 3. Wanneer spreekt men van chronische bronchitis? 4. Wat is er aan de hand met de longblaasjes bij emfyseem? 5. Waardoor ontstaat hartfalen bij COPD? 6. Wat zijn, behalve hartfalen, complicaties van COPD? 7. Waardoor ontstaat op het laatst acidose bij COPD? 8. Welke zijn de kenmerkende symptomen van een astmaaanval? 9. Wat wordt verstaan onder een status astmaticus? 10. Welke complicaties dreigen bij een status astmaticus? 11. Wat zijn in het algemeen oorzaken van astma en COPD? 12. Noem verschillende factoren die een astma-aanval kunnen provoceren. 13. Wat zijn bronchiëctasieën? 14. Hoe kan men de belemmering van de uitademing in maat en getal uitdrukken? 15. Wat kunnen zinvolle maatregelen zijn om het aantal astmaaanvallen terug te dringen? 16. Wat doen luchtwegverwijdende middelen? 17. Wat zijn mogelijke bijwerkingen van luchtwegverwijdende middelen? 18. Wat kan men met parasympathicolytica bereiken bij COPD? 19. Wat zijn bijwerkingen van theofylline? 20. Wat is de doelstelling van bijnierschorshormonen bij astma? 21. Verklaar het ontstaan van een versnelde hartslag als bijwerking van sommige inhalatiesprays tegen astma. 22. Waarom is bij theofyllinepreparaten plasmaspiegelcontrole nodig? 23. Hoe zou je de werking van inhalatiecorticosteroïden aan iemand uitleggen? 24. Leg uit waarom men bij een astma-aanval geen direct effect mag verwachten van corticosteroïden in normale dosis. 25. Waarom dient de mond gespoeld te worden na het gebruik van sommige inhalatiesprays tegen astma?
paragraaf 2 1. Waarom is glottisoedeem berucht? 2. Hoe kan glottisoedeem ontstaan? 3. Wat is een epiglottitis? 4. Wat zijn typische symptomen bij een epiglottitis? 5. Waarom wordt een patiënt met een epiglottitis meteen opgenomen? 6. Wat is pseudokroep? 7. Wat is een zinvolle maatregel bij pseudokroep? 8. Waarom is bij heesheid die langer dan twee tot drie weken duurt nader onderzoek nodig?
26. Wat is de rol van acetylcysteïne bij de behandeling van COPD? 27. Leg het ontstaan van stapeling van kooldioxide uit bij zuurstoftherapie bij vergevorderde COPD. 28. Welke klachten komen door kooldioxidestapeling? paragraaf 4 1. Men noemt acute bronchitis self-limiting. Leg dat uit. 2. Wat is kinkhoest? Kan dat bij volwassenen voorkomen? 3. Wat is de voornaamste oorzaak van brochiolitis? 4. Welke mensen hebben een verhoogd risico voor het krijgen van pneumonieën? Noem minstens vijf risicogroepen. 5. Wat verstaat men onder een aspiratiepneumonie? 6. Welke patiënten lopen een verhoogd risico op het oplopen van een aspiratiepneumonie? 7. Wat is een hypostatische pneumonie? 8. Waarom is een sputumkweek zo belangrijk bij het diagnosticeren van een pneumonie? 9. Waarom wordt bij het vermoeden van een pneumonie vaak een thoraxfoto gemaakt? 10. Noem vijf gevreesde complicaties bij een pneumonie. 11. Waarom is een influenzapneumonie gevreesd? 12. Wat zijn typische symptomen van een pneumonie? 13. Wat is een pleuritis? 14. Wat is een pleura-empyeem? 15. Wat is de rol van een BAL, broncho-alveolaire lavage, bij de diagnostiek van een pneumonie? 16. Aan welke beginsymptomen is tuberculose eventueel te herkennen? 17. Welke rol speelt de mantoux-reactie bij het opsporen van tuberculose? 18. Wanneer spreekt men van open TBC? 19. Hoe kan men het ontstaan van een tuberculeuze hersenvliesontsteking of niertuberculose verklaren? 20. Welke bijzondere eisen worden aan de therapietrouw gesteld van een tuberculosepatiënt? 21. Waaruit bestaan de afwijkingen bij sarcoïdose? 22. Waaruit bestaat de behandeling bij sarcoïdose? 23. Wat is de grootste oorzaak van longkanker?
24. Noem vier mogelijke klachten bij het ontstaan van longkanker. 25. Wat is het vena cava superiorsyndroom? 26. Welke onderzoeken komen in aanmerking bij het stellen van de diagnose longkanker? 27. Welke rol speelt mediastinoscopie bij de diagnostiek van longkanker? 28. Wat zijn de hilusklieren? paragraaf 5 1. Wat is een pneumothorax? 2. Wanneer spreekt men van een spontane pneumothorax? 3. Wat zijn symptomen bij een pneumothorax? 4. Wanneer spreekt men van een spanningspneumothorax? 5. Wat is een hydrothorax? 6. Wat zijn oorzaken van een hydrothorax? 7. Wanneer spreekt men van een chylothorax? 8. Wat is een hematothorax? 9. Wanneer spreekt men van een pleuritis carcinomatosa? 10. Welke bijzondere kwaadaardige tumor wordt door asbest veroorzaakt?
HOOFDSTUK 18 paragraaf 1 1. Welke mensen hebben een verhoogd risico op blaasontstekingen? 2. Welke zijn de kenmerken van een blaasontsteking? 3. Welke complicaties kunnen optreden bij een blaasontsteking? 4. Wanneer spreekt men van een opstijgende urineweginfectie? 5. Wat is het verschil tussen een pyelitis en een pyelonefritis? 6. Hoe herkent men een nierbekkenontsteking? 7. Waarom zijn blaaspapillomen niet zo onschuldig? 8. Wat is een cystectomie? 9. Hoe kan zich een uretergezwel uiten? 10. Wat is een hydronefrose? paragraaf 2 1. Wanneer ontstaan in het algemeen pas de eerste symptomen als gevolg van een verslechterende nierfunctie? 2. Wat is een acute nierinsufficiëntie? 3. Hoe is het vaak met de urineproductie gesteld bij een acute nierinsufficiëntie? 4. Verklaar het braken bij acute nierinsufficiëntie. 5. Wat is de oorzaak van overlijden bij een onbehandelde acute nierinsufficiëntie? 6. Wanneer spreekt men van een prerenale nierinsufficiëntie? 7. Waar treedt het grootste zuurstoftekort op bij acute nierinsufficiëntie? 8. Wat is acute tubulaire necrose? 9. Wat zijn oorzaken van een prerenale nierinsufficiëntie? 10. Wat zijn voorbeelden van acute ziekten van de nieren zelf die acute nierinsufficiëntie veroorzaken? 11. Wat zijn oorzaken van postrenale nierinsufficiëntie? 12. Noem oorzaken van een chronische nierinsufficiëntie. 13. Wat zijn, behalve de slechte nierfunctie, andere gevolgen van chronische nierinsufficiëntie? 14. Wanneer spreekt men van uremie?
15. Wat is uiteindelijk het gevolg van een uremie? 16. Beschrijf enkele principes van de dagelijkse vocht- en voedselopname bij chronische nierinsufficiëntie. 17. Wanneer spreekt men van een terminale nierinsufficiëntie? 18. Noem de verschillende mogelijkheden die bij dialyse toegepast kunnen worden. 19. Wat zijn oorzaken van nierstenen? 20. Wat is de relatie tussen urineweginfectie en steenvorming? 21. Wat is een behandeling tijdens een niersteenkoliek? 22. Hoe kan hydronefrose bestreden worden? 23. Wanneer spreekt men van een nefrotisch syndroom? 24. Waarom ontstaat er oedeem bij het nefrotisch syndroom? 25. Welke klachten horen bij een niercelcarcinoom (grawitztumor)? paragraaf 3 1. Wat zijn klachten die horen bij prostaathypertrofie? 2. Hoe kan prostaathypertrofie de gezondheid bedreigen? 3. Wanneer spreekt men van een acute totale retentie? 4. Wat zijn factoren die acute totale retentie kunnen uitlokken? 5. Welke symptomen wijzen op acute totale retentie? 6. Welke gevaren zijn verbonden aan een acute totale retentie? 7. Wat is de gangbare behandeling van prostaathypertrofie? 8. Leg uit: 'de meeste mannen overlijden met prostaatcarcinoom maar niet aan prostaatcarcinoom'. 9. Waarheen zaait prostaatcarcinoom vaak uit? 10. Met welk bloedonderzoek kan men het verloop van prostaatcarcinoom volgen? 11. Hoe kan plaatselijk bestraald worden bij prostaatcarcinoom? 12. Welke hormoonbehandeling is mogelijk bij uitgezaaid prostaatcarcinoom? 13. Wat is een symptoom bij testiscarcinoom? 14. Wat is een epididymitis? 15. Wat is het gevaar van een torsie van de testis? 16. Hoe kan een varicocele de vruchtbaarheid beïnvloeden? 17. Wat is het gevaar van priapisme? 18. Bij welke aandoeningen kan priapisme ontstaan?
paragraaf 4 1. Wanneer spreekt men van amenorroe? 2. Wanneer spreekt men van een doorbraakbloeding? 3. Wat is een menorragie? 4. Welke symptomen kunnen komen door een myoom? 5. Wat is endometriose? 6. Welk virus speelt een rol bij het ontstaan van een cervixcarcinoom? 7. Waarom zal condoomgebruik een mate van bescherming bieden tegen cervixcarcinoom? 8. Welke mogelijkheden zijn er om een zich ontwikkelend cervixcarcinoom zo snel mogelijk op te sporen? 9. Wat verstaat men onder een conisatie? 10. Waarom zal er bij doorgroei van een cervixcarcinoom zowel abdominaal als vaginaal geopereerd moeten worden? 11. Om welke redenen is elke vorm van vaginaal bloedverlies na de menopauze berucht? 12. Welk hormoon kan een endometriumcarcinoom uitlokken? 13. Wat is een voorstadium van vulvacarcinoom? 14. Wat is de meest ingrijpende vorm van vrouwenbesnijdenis? 15. Waarom heeft het ovariumcarcinoom de kwade roep van ‘silent killer’? 16. Wat is debulking? 17. Welke rol speelt paclitaxel bij de behandeling van ovariumcarcinoom? 18. Geef een korte omschrijving van het begrip stressincontinentie. 19. Wat is een TVT-operatie? 20. Welke klachten kunnen ontstaan als gevolg van een verslapte bekkenbodem? 21. Wat is het doel van een ringpessarium? paragraaf 5 1. Wat is een oorzaak van fluor albus? 2. Onder welke omstandigheden ziet de candidaschimmel zijn kans schoon in de vagina? 3. Welke SOA wordt in verband gebracht met de toenemende vraag naar IVF (reageerbuisbevruchting)? 4. Waarom stond vroeger een eenvoudige penicillinekuur (als
het niet anders kon door een eenmalige injectie) bij gonorroe garant voor succes en nu niet meer? 5. Beschrijf de verschillende stappen in een infectie met de spirocheet die syfilis veroorzaakt. 6. Wat is stadium I van syfilis? 7. Wat is het eindstadium van syfilis? 8. Welk herpesvirus kan de geslachtsorganen infecteren? 9. Welke gevolgen heeft een herpes genitalis voor de bevalling? 10. Wanneer kan endometritis ontstaan? 11. Welke maatregelen moeten een kraamvrouwenkoorts verhinderen? 12. Wat zijn verschijnselen van een salpingitis? 13. Noem twee redenen waarom een salpingitis berucht is. 14. Noem vijf seksueel overdraagbare aandoeningen waarvan bewezen is dat ze een gevaar voor het kind vormen tijdens de zwangerschap of rond de bevalling.
HOOFDSTUK 19 paragraaf 1 1. Wanneer spreekt men van een septische artritis? 2. Wat zijn twee onderzoeken bij een septische artritis die de verwekker ervan kunnen laten zien? 3. Wat maakt dat een gewrichtsprothese gemakkelijk geïnfecteerd raakt? 4. Wat speelt zich af in een gewricht bij reumatoïde artritis? 5. Welke gewrichten zijn het vaakst getroffen bij reumatoïde artritis? 6. Noem vier complicaties bij reumatoïde artritis. 7. Wat is een bakercyste? 8. Hoe ontstaat de artrose bij reumatoïde artritis? 9. Welke gevolgen kan reumatoïde artritis hebben buiten de gewrichten? 10. Waaraan kan men bij reumatoïde artritis aflezen hoe actief de ziekte is? 11. Wat zijn vijf doelstellingen bij de behandeling van reumatoïde artritis? 12. Wat zijn DMARD's? 13. Tegen welke stof zijn infliximab en etanercept gericht? 14. Welk gevaar brengt een behandeling met 'biologicals' bij reumatoïde artritis met zich mee? 15. Wat is een doel van fysiotherapie bij reumatoïde artritis? 16. Noem drie ziekten waarbij een seronegatieve gewrichtsontsteking kan ontstaan. 17. Welke rol kan de chirurg (orthopeed of plastisch chirurg) spelen bij de behandeling van reumatoïde artritis? 18. Wat zijn gevolgen van de ziekte van Bechterew voor de wervelkolom? 19. Wat zijn overeenkomsten tussen de ziekte van Bechterew en reumatoïde artritis? 20. Welke gewrichtsontsteking kan bij psoriasis ontstaan? 21. Waaraan herkent een arts vaak SLE? 22. Hoe noemt men de gewrichtsontsteking na een streptokokkeninfectie?
23. Tijdens en vlak na het doormaken van acuut reuma moet een tijd lang goed gecontroleerd worden of er geen geruisen tijdens de hartactie ontstaan. Leg uit waarom dat is. 24. Welke profylactische behandeling bij bijvoorbeeld een tandheelkundige ingreep is aan te bevelen voor iemand die ooit acuut reuma heeft gehad? 25. Welke stof in het bloedplasma is betrokken bij de ontstekingen als iemand jicht heeft? 26. Noem vier oorzaken die tot een verhoging van deze stof in het plasma kunnen leiden. 27. Welke gevolgen kan jicht hebben voor de nieren? paragraaf 2 1. Beschrijf de situatie in en om een gewricht bij artrose. 2. Wat zijn kenmerkende symptomen bij artrose? 3. Op welke plaatsen komt artrose vaak voor? 4. Wat zijn oorzaken van artrose? 5. Wat wordt verstaan onder een artroplastiek? 6. Wat is een artrodese? paragraaf 3 1. Wat in het algemeen de aanpak van lage rugpijn? 2. Wat zijn in het algemeen oorzaken van lage rugpijn? 3. Wat is een zweepslag? 4. Wat is de reden dat herstel weer volledig moet zijn voordat opnieuw belast wordt? 5. Wat is het verschil tussen atrofie en dystrofie? 6. Wat zijn oorzaken van acute spierafbraak? 7. Wat zijn oorzaken van een critical-illnessmyopathie? 8. Wat zijn mogelijke eerste verschijnselen van een spierdystrofie van Duchenne? 9. Welke vorm van erfelijkheid speelt een rol bij de ziekte van Duchenne? 10. Schets het meest voorkomende verloop van de ziekte van Duchenne. 11. Wat is een behandelingsmogelijkheid bij de ziekte van Duchenne, wat is daarvan het doel?
paragraaf 4 1. Verklaar de term radiculair syndroom bij de hernia nuclei pulposi (HNP). 2. Wat vormt de ‘breuk’ bij een HNP? 3. Waarom kan een HNP bij uitstek voorkomen bij mensen die een zittend beroep hebben en ook verder weinig bewegen? 4. Noem drie mogelijke therapieën bij een HNP. 5. Noem verschijnselen die een spoedoperatie nodig maken bij een HNP. 6. Wat is een scoliose? 7. Welke neurologische problemen kunnen een scoliose veroorzaken? 8. Welke dreiging gaat uit van een toenemende scoliose? 9. Wanneer spreekt men van een idiopathische scoliose? paragraaf 5 1. Wat hebben aandoeningen van slijmbeurzen en pezen met elkaar gemeen? 2. Wat is een bursitis? 3. In hoeverre klopt de term 'muisarm' bij RSI? 4. Wat is een contractuur van Dupuytren? paragraaf 6 1. Noem vier factoren die osteoporose in de hand werken. 2. In hoeverre is de term botontkalking voor osteoporose juist? 3. Wat zijn gevolgen van osteoporose? 4. Wat zijn preventieve maatregelen tegen osteoporose? 5. Wat zijn bifosfonaten? 6. Waar ontstaat vaak het osteosarcoom? 7. Noem drie kwaadaardige tumoren die vaak naar het skelet metastaseren. 8. Waaraan kan men na een val een gebroken heup herkennen? 9. Een gebroken heup is vaak het begin van een moeilijke tijd. Leg uit welke gevaren op de loer liggen. 10. Wat maakt een wervelfractuur berucht? 11. Welke manieren voor fixatie zijn er hij dergelijke fracturen? 12. Wanneer spreekt men van externe fixatie? 13. Wat is een voortdurend gevaar bij externe fixatie?
HOOFDSTUK 20 paragraaf 1 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Wanneer zijn cilindrische brillenglazen nodig? Wat is een gevaar van amblyopie? Wat zijn voorbeelden van ontstekingen aan de oogleden? Waarom tranen de ogen bij een ectropion? Wat kunnen oorzaken zijn van een conjunctivitis? Wat kunnen oorzaken zijn van een keratitis? Wanneer is toepassing van bijnierschorshormoonhoudende oogdruppels ten strengste verboden? 8. Noem twee overeenkomsten en twee verschillen tussen een conjunctivitis en een keratitis. 9. Wat is voor contactlensdragers een efficiënte manier om een herpeskeratitis op te lopen, en dus dom om te doen? 10. Wat is een laatste behandelingsmogelijkheid bij ernstige en anders niet te behandelen hoornvliesaandoeningen? 11. Noem een infectieuze oorzaak van een uveitis. 12. Op welke momenten van de dag hebben oudere mensen des te meer hinder van een beginnend cataract? 13. Wat verstaat men onder glaucoom? 14. Noem de twee argumenten waarom het verstandig is om regelmatig de oogboldruk te laten controleren als glaucoom in de naaste familie voorkomt. 15. Welke middelen worden toegepast om er bij een verhoogde oogboldruk voor te zorgen dat het oogvocht (let op: niet het traanvocht!) sneller afgevoerd wordt? 16. Wat zijn verschijnselen van een acuut glaucoom? 17. Wat is het grote gevaar van een netvliesloslating? 18. Noem vier verschillende netvliesaandoeningen die onder de term retinopathie vallen. 19. Welke vorm van retinopathie komt het meeste voor? Hoe is deze het beste aan te pakken? 20. Bij welke vorm van slechtziendheid hebben de getroffen personen er profijt van om iemand juist niet recht aan te kijken maar erlangs?
paragraaf 2 1. Omschrijf kort de verschillen tussen geleidingsslechthorendheid en perceptieslechthorendheid. 2. Hoe kan een arts met een stemvork eenvoudig een indruk krijgen van de functie van de gehoorbeentjes? 3. Leg uit welke sporten tot misvormde oren kunnen leiden. 4. Noem drie soorten oorzaken van een otitis externa. 5. Welke vorm van otitis externa is berucht? 6. Wat is de normale functie van cerumen? 7. Wat is een onverstandige manier om cerumenproppen te vormen? 8. Aan welke eisen moet water waarmee oren worden uitgespoten voldoen? 9. Wat is een cholesteatoom? 10. Wanneer spreekt men van een radicaalholte? 11. Leg uit waarom er bij otosclerose een geleidingsslechthorendheid is. 12. Wat vormt in Nederland de allergrootste bedreiging voor het gehoor? 13. Verklaar waarom juist iPods en mp3-spelers een gevaar vormen voor het gehoor. 14. Wat is kenmerkend voor het gehoorverlies bij ouderdomsslechthorendheid? 15. Uit welke bijkomende verschijnselen, behalve gehoorverlies, is af te leiden dat waarschijnlijk het binnenoor en niet het middenoor aangedaan is? 16. Wanneer treedt recruitment op? 17. Welke typische oogbewegingen kan men waarnemen bij een patiënt met een acute duizeligheidsaanval? 18. Welke subjectieve symptomen bestaan er bij de ziekte van Ménière? 19. Welke infectie kan de gehoorzenuw aantasten? 20. Wat zijn symptomen van een brughoektumor? 21. Wat maakt de behandeling bij een brughoektumor lastig? paragraaf 3 1. Wat verstaat men onder het ushersyndroom? 2. Welke communicatiemogelijkheden bestaan er bij een ernstige vorm van ushersyndroom?
HOOFDSTUK 21 paragraaf 1 1. Leg uit op welke twee manieren insuline bijdraagt aan een verlaging van het bloedglucosegehalte. 2. Wat zijn drie verschillende soorten bedreigingen die bij het hebben van diabetes een rol spelen? 3. Wat is er aan de hand met de insulineproductie bij type-1diabetes? 4. Wat voor soort ziekte is diabetes type 1? 5. Wat is in het algemeen de oorzaak van diabetes type 1? 6. Tot hoe lang blijft diabetes type 1 vaak onontdekt en wat kan vaak ineens symptomen uitlokken? 7. Bestaat er een mogelijkheid om bij ontdekking van de diabetes type 1 de rest van de eilandjes van Langerhans te behoeden voor afbraak? 8. Wat is er met de insulineproductie aan de hand bij type-2diabetes? 9. Wanneer spreekt men van insulineresistentie? 10. Wat zijn gevaren van zwangerschapsdiabetes? 11. Noem drie oorzaken van iatrogene diabetes. 12. Wat zijn voorbeelden van symptomen die een diabetes kunnen aankondigen? 13. Verklaar het ontstaan van polyurie en dorst bij diabetes. 14. Waar kan de uitdroging bij diabetes in uitmonden? 15. Verklaar de vermagering bij diabetes type 1. 16. Wat zijn ketonen? 17. Hoe ontstaan ketonen? 18. Verklaar het ontstaan van kussmaul-ademen. 19. Welke nuchtere glucosewaarde bewijst een diabetes? 20. Wat is met een HbA1c te meten? 21. Noem vijf complicaties op langere termijn bij diabetes mellitus. 22. Wat is syndroom X? 23. Wat betekent de term microangiopathie? 24. Hoe leidt diabetes tot blindheid? 25. Hoe leidt diabetes tot nierinsufficiëntie?
26. Hoe leidt diabetes tot gevoelsverlies in de voeten en handen? 27. Welke stoornissen in het maag-darmkanaal kunnen door diabetes komen? 28. Leg uit hoe diabetes urineretentie in de hand werkt. 29. Hoe kan diabetes leiden tot gangreen en amputatie? 30. Waarom is orale toediening van insuline zinloos? 31. Waarom is de term humane insuline wel correct en waarom ook weer niet? 32. Wat zijn insulineanaloga? 33. Wat zijn de werkingsprincipes van de zogenaamde orale bloedsuikerverlagende middelen? 34. Wat dreigt bij cumulatie van orale bloedsuikerverlagende middelen? 35. Waaruit bestaat de behandeling bij zwangerschapsdiabetes? 36. Noem drie bloedsuikerverhogende hormonen. Onder welke omstandigheden zijn deze extra actief? 37. Wat is in het algemeen het effect van koorts en ontsteking op de insulinebehoefte? 38. Wat zijn oorzaken van een hypoglykemie? 39. Waarom is een hypoglykemie gevaarlijker dan een hyperglykemie? 40. Hoe kan men een hypoglykemie zien aankomen? 41. Welk medicijn kan hypoglykemieverschijnselen onzichtbaar maken? 42. Bij welke glucosespiegel zullen de hersenfuncties afnemen? 43. Wat zijn maatregelen die men moet nemen bij een hypoglykemie? 44. Wat is een voorwaarde voor een goed effect van glucagon? paragraaf 2 1. Noem zes symptomen die toe te schrijven zijn aan een overproductie van schildklierhormoon. 2. Aan wat voor oogafwijking is de hyperthyreoïdie van Graves goed te herkennen? 3. Welke gevaarlijke bijwerking kunnen zogenaamde thyreostatica veroorzaken? 4. Wanneer wordt radioactief jodium een behandelingsmogelijkheid?
5. 6. 7. 8.
Wat is een thyreotoxische strom [oké?]? Wat zijn twee beruchte complicaties van schildklieroperaties? Noem vier verschillende oorzaken van een hypothyreoïdie. Noem vijf verschijnselen die kunnen passen bij een hypothyreoïdie. 9. Wat is een struma? 10. Wat zegt de term struma over hoe de schildklier op dat moment werkt? 11. Noem drie oorzaken voor het ontstaan van struma. 12. Noem twee gevolgen van goedaardige gezwelvorming van de bijschildkliertjes. paragraaf 3 1. Met welk onderzoek kan men een vergroting van de hypofyse vaststellen? 2. Wat kan een hypofysetumor met het gezichtsvermogen doen? 3. Wat is het meest kenmerkende gevolg van een overproductie van groeihormoon op volwassen leeftijd? 4. Op welke specialistische manier kan de werking van groeihormoon geremd worden? 5. Wat is een prolactinoom? 6. Wat zijn toepassingsmogelijkheden van bromocriptine? 7. Wanneer spreekt men van de ziekte van Cushing? 8. Welke symptomen ziet men bij de ziekte van Cushing? 9. Bij de toepassing van welke geneesmiddelen kunnen de verschijnselen van de ziekte van Cushing optreden? 10. Wat is de overeenkomst tussen diabetes mellitus en diabetes insipidus, behalve het feit dat het beide hormonale aandoeningen zijn? Wat is het fundamentele verschil? paragraaf 4 1. Wat is het syndroom van Cushing? 2. Wat is een feochromocytoom en welk hormoon produceert het? 3. Wat kunnen symptomen zijn van een feochromocytoom?
HOOFDSTUK 22 paragraaf 1 1. Wanneer kan men zeggen dat iemand lijdt aan epilepsie? 2. Wat verstaat men in het algemeen onder insulten? 3. Wat zijn convulsies? 4. Welk onderzoek is noodzakelijk voor het stellen van de diagnose epilepsie? 5. Wanneer spreekt men van een partiële aanval? 6. Welke verschijnselen kunnen wijzen op een partiële aanval? 7. Welke verschijnselen wijzen op een partieel-complexe aanval? 8. Wat is een aura? 9. Wat zijn automatismen? 10. Beschrijf de fasen van een gegeneraliseerde tonischclonische aanval. 11. Wat is het gevolg van de volledige verkramping aan het begin van een gegeneraliseerde tonisch-clonische aanval? 12. Hoe moet men omgaan met een tongbeet? 13. Welke hulpmaatregelen zijn aangewezen bij een gegeneraliseerde tonisch-clonische aanval? 14. Wat zijn absences? 15. Wat verstaat men onder secundair gegeneraliseerde aanvallen? 16. Omschrijf zo precies mogelijk wat een koortsstuip is. 17. Wanneer spreekt men van een status epilepticus? 18. Welke gevaren dreigen bij een gegeneraliseerde status epilepticus? 19. Wat is in het algemeen de oorzaak van epilepsie? 20. Noem acht factoren die een epileptische aanval kunnen uitlokken. 21. Waardoor wordt bij epilepsie de uiteindelijke keuze voor een geneesmiddel bepaald? 22. Wat is het grote gevaar van slordig omspringen met antiepileptica?
paragraaf 2 1. Wat hebben alle CVA’s met elkaar gemeen? 2. Leg het verschil uit tussen een bloedig en een onbloedig CVA. Welke van deze twee typen komt het meeste voor? 3. Wanneer spreekt men van een TIA? 4. Waar bevindt zich vaak de bron bij embolieën naar de hersenen toe? 5. Verklaar het ontstaan van een herseninfarct bij bijvoorbeeld een shock. 6. Wat is de voornaamste oorzaak van een hersenbloeding? 7. Welke veranderingen in de spierspanning van de aangedane lichaamshelft treden er op vlak na een herseninfarct en de dagen daarna? 8. Noem vijf mogelijke restverschijnselen na een CVA in het gebied van de middelste hersenslagader in de linker hersenhelft. 9. Wat zijn restverschijnselen na een CVA in het gebied van de middelste hersenslagader in de rechter hersenhelft? 10. Wanneer spreekt men van anosognosie? 11. Leg de uitspraak 'time is brain' uit. 12. Noem voorwaarden waaraan voldaan moet zijn voordat trombolyse mogelijk is bij een herseninfarct. 13. Waaruit bestaat in het algemeen de behandeling in de acute fase van een CVA, als geen trombolyse mogelijk is? 14. Wat zijn gevolgen van een CVA in het gebied van de voorste hersenslagader? 15. Wat zijn gevolgen van een CVA in het gebied van de achterste hersenslagader? 16. Wat zijn de gevolgen bij een hersenstaminfarct? 17. Wanneer spreekt men van een locked-in-syndroom? 18. Hoe ontstaan intracerebrale bloedingen als gevolg van hypertensie? 19. Wat bedoelt men met 'een hersenbloeding die doorbreekt'? 20. Welke verschijnselen bieden een aanknopingspunt om een hersenbloeding te vermoeden in plaats van een herseninfarct? 21. Wat verstaat men onder het emboliseren van een AVmalformatie?
22. Wat is meestal de oorzaak van een subarachnoïdale bloeding? 23. Wat zijn symmetrisch van een subarachnoïdale bloeding? [zin klopt niet] 24. Welke dreiging gaat uit van het bloed dat in aanraking komt met hersenweefsel bij een subarachoïdale bloeding? 25. Wat is in het algemeen het beleid bij patiënten met een subarachnoïdale bloeding? 26. Leg uit hoe een hydrocefalus kan ontstaan na een subarachnoïdale bloeding. paragraaf 3 1. Noem vijf verschillende bronnen van waaruit bacteriën een meningitis kunnen veroorzaken. 2. Welke drie soorten bacteriën zijn vaak de oorzaak van een meningitis? 3. Welke symptomen doen een meningitis vermoeden? 4. Welke zijn de meningeale prikkelingsverschijnselen? 5. Wat is een opisthotonus? 6. Welk onderzoek is dringend nodig bij het vermoeden van een meningitis? 7. Wat maakt de ziekte die in de volksmond ‘nekkramp’ heet, zo berucht? 8. Noem drie soorten restverschijnselen van een doorgemaakte bacteriële meningitis. 9. Hoe is in het algemeen het verloop van een virale meningitis? 10. Noem twee risicogroepen waarbij een hersenabces op de loer ligt. 11. Wat kan de diagnose hersenabces moeilijk maken? 12. Wie lopen het grootste gevaar om een herpesencefalitis op te lopen? 13. Wat zijn symptomen van een virusencefalitis? paragraaf 4 1. Noem de drie hoofdfuncties van het extrapiramidale systeem. 2. Welke twee neurotransmitters spelen de hoofdrollen bij de ziekte van Parkinson?
3. Wanneer spreekt men van parkinsonisme? 4. Wat verstaat men onder een hypokinetisch-rigide syndroom? 5. Noem de verschillende uitingsvormen van bewegingsarmoede. 6. Wat is de reden om de behandeling met levodopa zo lang mogelijk uit te stellen? 7. Welke verschijnselen kunnen optreden als de behandeling met levodopa haar effect verliest en minder goed aanslaat? 8. Wat zijn complicaties van de ziekte van Parkinson? 9. Wat zijn bijwerkingen van te hoge doseringen antiparkinsonmedicijnen? 10. Noem de twee hoofdsymptomen van de chorea van Huntington. paragraaf 5 1. Wat zijn de mogelijke gevolgen van een schedelbasisfractuur? 2. Wat is een commotio? 3. Welke twee vormen van amnesie treden op bij een hersenschudding? 4. Wat is een maat voor de te verwachten duur van het herstel na een schedeltrauma? 5. Welk restverschijnselen kunnen optreden na een zware hersenschudding met plaatselijke kneuzing van hersenweefsel? 6. Wat is de functie van de EMV-score? 7. Wat zijn voorbeelden van onderzoeken die artsen doen om de restfunctie van de hersenstam in kaart te brengen? 8. Welke personen hebben een groter risico met betrekking tot het oplopen van een chronisch subduraal hematoom? 9. Leg uit hoe een subduraal hematoom kan leiden tot een behandelbare vorm van dementie. 10. Wat is een epiduraal hematoom? 11. Wat is de achtergrond van het wekadvies na een schedeltrauma? 12. Welk hersengebied is uitermate gevoelig voor zuurstofgebrek? 13. Na hoeveel dagen zal een chronisch comateuze patiënt van tijd tot tijd de ogen gaan openen?
14. Wat zijn voorbeelden van gedragingen die de foutieve indruk kunnen wekken van bewustzijn bij een chronisch comateuze patiënt? 15. Wanneer spreekt men van een minimale bewustzijnstoestand? 16. Hoe omschrijft men hersendood? paragraaf 6 1. Wat zijn twee manieren waarop kwaadaardige tumoren in de hersenen schade aanrichten? 2. Wat is een meningeoom? 3. Wat zijn gliomen? 4. Wat is een astrocytoom? 5. Wat zijn symptomen die kunnen worden veroorzaakt door tumorgroei in de hersenen? 6. Wat kan men met dexamethason bereiken bij een kwaadaardige hersentumor? 7. Bij welke vormen van kanker zijn hersenmetastasen geen uitzondering? paragraaf 7 1. Noem drie kenmerken van tubereuze sclerose. 2. Welke schadelijke werking heeft alcoholmisbruik tijdens de zwangerschap? 3. Noem twee infectieziekten die de hersenen van een ongeboren kind ernstig kunnen beschadigen. 4. Wat is PKU? Hoe wordt het opgespoord en behandeld? 5. Wat is het gevaar van een te lage liquordruk? Hoe kan deze ontstaan? paragraaf 8 1. Wanneer kan liquorlekkage ontstaan? 2. Wat verstaat men onder een hydrocefalus? 3. Noem verschillende soorten oorzaken van een hydrocefalus. 4. Hoe kan liquor gedraineerd worden? 5. Hoe kan bij een zuigeling een te hoge druk in de schedel gevoeld worden? 6. Noem vier oorzaken van een te hoge druk in de schedelholte.
7. Wanneer dreigt inklemming van de hersenstam? 8. Welke symptomen wijzen op een dreigende inklemming van de hersenstam? paragraaf 9 1. Wat is een typisch kenmerk van uitvalsverschijnselen bij ruggenmergbeschadiging? 2. Welke cellen worden door het poliovirus gedood? 3. Wat is het gevolg van een polio-infectie? 4. Welke herstelmogelijkheden zijn er bij polio? 5. Leg uit wat het postpoliosyndroom inhoudt. 6. Wat zijn in het algemeen de gevolgen van een spina bifida aperta? 7. Noem de preventieve mogelijkheden bij spina bifida. 8. Wat kunnen, behalve een trauma, oorzaken zijn van een dwarslaesie? 9. Ter hoogte van welke wervels ontstaan de meeste dwarslaesies? 10. Noem vier gevolgen van een volledige dwarslaesie. 11. Wat is een autonome dysreflexie? paragraaf 10 1. Waar bevinden zich de afwijkingen bij multipele sclerose? 2. Verklaar de term demyelinisatie. 3. Wat zijn de gevolgen van demyelinisatie voor de functies van het centrale zenuwstelsel? 4. Welke beschadiging telt op den duur bij MS het zwaarst? 5. Wat betekent de term relapsing remitting MS? 6. Wat is in het algemeen het verloop van MS? 7. Wat staat bij MS vaak een snelle diagnose in de weg? 8. Wat is de waarde van een MRI bij MS? 9. Wat kan men met VEP onderzoeken bij MS? 10. Wat zijn de mogelijkheden en beperkingen van prednison bij MS? 11. Wat zijn de mogelijkheden en beperkingen van interferon bij MS? 12. Welke temperatuurfactoren zijn gunstig en minder gunstig bij MS? 13. Wat wordt er bij ALS afgebroken?
14. Beschrijf de gevolgen van ALS. 15. Wat kan levensverlengend werken bij ALS? 16. Welke gevolgen kan lues voor het zenuwstelsel hebben? 17. Wanneer is behandeling van lues nog goed mogelijk? 18. Wat is een tabes dorsalis? 19. Wat is het mogelijke risico van een verwaarloosde tekenbeet? 20. Wanneer kan de diagnose ziekte van Lyme gesteld worden? 21. Wat betekent de aanwezigheid van antistoffen tegen Borrelia burgdorferi in het serum? Wat betekent het nog niet? 22. Onder welke omstandigheden kan tetanus ontstaan? 23. Beschrijf het verloop van een tetanusinfectie. paragraaf 11 1. Waarom is er slechts gedeeltelijk herstel nadat doorgesneden zenuwuiteinden weer aan elkaar gehecht zijn? 2. Noem twee voorbeelden van drukneuropathie die vooral tijdens een ziekenhuisopname ontstaan. 3. Welke klachten en objectieve verschijnselen vormen samen het carpaletunnelsyndroom? 4. Wat verstaat men onder een facialisparalyse? 5. Wat is waarschijnlijk de oorzaak van een facialisparalyse? 6. Wat is kenmerkend voor de plaats van de symptomen bij veel vormen van polyneuropathie? 7. Wat zijn kenmerkende gevoelsstoornissen bij een polyneuropathie? 8. Benoem de mogelijke gevolgen van een autonome polyneuropathie. 9. Bij welke ziekte kan een autonome polyneuropathie toeslaan? 10. Wat zijn mogelijke oorzaken van een polyneuropathie? 11. Wat is een critical illness polyneuropathie? 12. Beschrijf het verloop van het syndroom van Guillain-Barré. 13. Wat kan een oorzaak zijn van het syndroom van GuillainBarré? 14. Wat zijn verschijnselen bij myasthenia gravis? 15. Hoe ontstaat botulisme en wat is het gevaar?
paragraaf 12 1. Noem twee gevolgen van een vitamine B12-tekort. 2. Wat zijn voorbeelden van neurologische symptomen als gevolg van medicijngebruik? 3. Verklaar de neurologische gevolgen bij nierinsufficiëntie en leverinsufficiëntie. paragraaf 13 1. Wat verstaat men onder een neuralgie? 2. Wat zijn de kenmerken van clusterhoofdpijn? 3. Wat is typisch aan radiculaire pijn? 4. Wat zijn oorzaken van radiculaire pijn? 5. Beschrijf het typische verloop van een migraineaanval. 6. Wat zijn twee mogelijke verklaringen van een Complex Regionaal Pijnsyndroom? 7. Hoe kan men snel een Complex Regionaal Pijnsyndroom herkennen? 8. Wat is het belang van snelle onderkenning van een Complex Regionaal Pijnsyndroom? 9. Leg het verschil uit tussen stomppijn en fantoompijn. 10. Wat is het verschil tussen een fantoomgevoel en fantoompijn? 11. Wat kunnen oorzaken zijn van fantoompijn? 12. Wanneer spreekt men van een chronisch vermoeidheidssyndroom?
HOOFDSTUK 23 paragraaf 1 1. Wat betekent de term eczeem? 2. Hoe kan het komen dat iemand contacteczeem heeft op plaatsen waar de huid niet met de betreffende stof in directe aanraking is geweest? 3. Wat gebeurt er vaak met kinderen met dauwworm als ze opgroeien? 4. Welke zijn de voorkeursplaatsen waar constitutioneel eczeem tot uiting komt? 5. Beschrijf seborroïsch eczeem. 6. Wat is hypostatisch eczeem? paragraaf 2 1. Welke combinatie van drie factoren vormt de oorzaak van acne? 2. Welke medicijnen kunnen acne versterken? 3. Welke behandelingsmogelijkheid dient zich bij jonge vrouwen met acne aan? paragraaf 3 1. Wat speelt zich in de huid af bij psoriasis? 2. Welke zijn de voorkeursplaatsen waar psoriasis tot uiting komt? 3. Wat kan de huidproblemen bij psoriasis verergeren? 4. Noem de verschillende behandelingsmogelijkheden bij psoriasis. 5. Welke extra problemen bestaan er bij erytrodermie? paragraaf 4 1. Wat veroorzaakt wratten? 2. Wat maakt dat een koortslip telkens terugkeert? 3. Schets het verloop van gordelroos. 4. Kan men gordelroos oplopen van het verplegen van een patiënt met gordelroos? 5. Wat verstaat men onder een postherpetische neuralgie?
6. Welke bacteriesoort is verantwoordelijk voor een furunkel? 7. Welke algemene ziekteverschijnselen kunnen er bij een furunkel optreden? 8. Hoe ziet een krentenbaard eruit? 9. Wat zijn mogelijke complicaties van een impetigo? 10. Welke bacterie is verantwoordelijk voor erysipelas? 11. Wat kan als besmettingsbron dienen voor erysipelas? 12. Wat zijn complicaties van erysipelas? 13. Waarom zijn antibiotica nodig bij deze aandoening? 14. Wat is de reden dat erysipelas gemakkelijk recidiveert? 15. Wat is het gevaar van een kleine verwonding aan een vingertop? 16. Waaruit bestaat de behandeling bij zwemmerseczeem? 17. Wat verstaat men onder ringworm? 18. Op welke manieren kan een schaamluisepidemie ontstaan? 19. Aan welke verschijnselen is scabiës herkenbaar? 20. Wanneer spreekt men van roodvonk? 21. Op welke huidverandering moet men speciaal letten als iemand een tekenbeet heeft opgelopen? paragraaf 5 1. Wat is een voorwaarde voor het genezen van een ulcus cruris? 2. Wat kan een complicatie zijn van een ulcus cruris? 3. Wat is de definitie van decubitus? 4. Waarom zijn op de huid inwerkende schuifkrachten zo berucht? 5. Noem de preventiemogelijkheden bij decubitus. 6. Noem acht risicofactoren die decubitus in de hand kunnen werken. 7. Hoe ziet stadium I van decubitus eruit? 8. Wat dient er met necrose in de wond te gebeuren? 9. Noem drie vicieuze cirkels die bij decubitus dreigen. paragraaf 6 1. Hoe ziet netelroos eruit? 2. Welke soort oorzaak is er vaak in het spel bij netelroos?
paragraaf 7 1. Wat is een wijnvlek? 2. Wat voor soort aandoening is vitiligo? paragraaf 8 1. Van welk soort cellen gaat een melanoom uit? 2. Waarom is een melanoom zo berucht? 3. Wat is een belangrijke oorzaak van een melanoom? 4. Wat is een basalioom? paragraaf 9 1. Wat is het belang van het nauwkeurig vermelden van de lokalisatie van een huidverandering in de verpleegkundige rapportage? 2. Noem voorbeelden van typische lokalisaties van huidaandoeningen. paragraaf 10 1. Waardoor wordt het ingroeien van een nagel bevorderd? paragraaf 11 1. Wat verstaat men onder hirsutisme? paragraaf 12 1. Wat verstaat men onder gynaecomastie? 2. Wat zijn de oorzaken van een mastitis? 3. Waaruit bestaat de behandeling van een mastitis? 4. Wat is een mastopathie? 5. Wat zijn verdachte vormen van tepeluitvloed? 6. Beschrijf drie vormen van goedaardige gezwellen in de borst. 7. Welke zijn de twee grootste risicofactoren voor het krijgen van mammacarcinoom? 8. Wat is het BCRA-gen? 9. Wat is de belangrijkste preventieve maatregel die men treffen kan? 10. Welke huidafwijkingen kunnen wijzen op een mammacarcinoom? 11. Welke onderzoeken volgen bij het vinden van een knobbeltje in de borst?
12. Wat is een carcinoma in situ? 13. Op welke manieren kan een mammacarcinoom uitzaaien? 14. Wat is de waarde van de schildwachtprocedure? 15. Wat is een gevolg van een uitgebreide operatie in de oksel? 16. Wanneer is een radicale mastectomie nodig? 17. Wat is de reden waarom het verwijderde mammacarcinoomweefsel wordt onderzocht op zijn hormoongevoeligheid? 18. Wat is de rol van het bepalen van de aanwezigheid van het HER2/neu-gen?
HOOFDSTUK 24 paragraaf 1 1. Wat zijn drie aandoeningen die tot de cognitieve stoornissen worden gerekend? 2. Wat zijn cognitieve functies? 3. Wat is de rol van het bewustzijn in de cognitieve functies? 4. Beschrijf kort wat het kortetermijngeheugen doet. 5. Wat is de functie van het langetermijngeheugen? 6. Wat is een goede oriëntatie? 7. Wat zijn uitvoerende functies? 8. Noem vier voor de hand liggende gevolgen van cognitieve stoornissen. 9. Wat bedoelt men met realiteitstoetsing? 10. Wanneer spreekt men van derealisatie? 11. Wanneer spreekt men van depersonalisatie? paragraaf 2 1. Noem zes kenmerken van een delier. 2. Wat is er aan de hand met het bewustzijn bij een delier? 3. Wat gebeurt er met de aandachtsfuncties bij een delier? 4. Hoe snel ontstaat een delier vaak? 5. Wat zijn hallucinaties? 6. Waarom noemt men een delier een psychose? 7. Wat is de functie van de zeef in de thalamus in de aandachtsfunctie? 8. Hoe kan een delier zich aankondigen? 9. Wat zijn illusoire vervalsingen? 10. Wanneer wordt een illusoire vervalsing een hallucinatie? 11. Wanneer spreekt men van een hypoactief delirium? 12. Hoe kan men de onrust merken bij een hypoactief delirium? 13. Wat is in het algemeen de oorzaak van een delier? 14. Noem zes verschillende oorzaken van een delier. 15. Welke medicijnen staan erom bekend dat ze vaak een delier kunnen uitlokken? 16. Wanneer ontstaat een alcoholonthoudingsdelier? 17. Wat zijn kenmerken van een alcoholonthoudingsdelier?
18. Wat voor soort complicaties dreigen bij een alcoholonthoudingsdelier? 19. Wat is een benzodiazepineonthoudingsdelier? 20. Wat zijn kenmerken van een benzodiazepineonthoudingsdelier? 21. Welke medicijnen kunnen bij een delier worden toegepast tegen de angst en de onrust? 22. Welke vitamine wordt toegediend bij een alcoholonthoudingsdelier? 23. Waar hangt de prognose van af bij een delier? paragraaf 3 1. Welk hersengebied is vooral nodig [belangrijk?] voor het geheugen? 2. Wat is er aan de hand bij een amnestische stoornis? 3. Wat zijn confabulaties? 4. Wat is het doel van confabulaties? 5. Wat is een verschil tussen een amnestische stoornis en dementie? 6. Noem vier verschillende oorzaken van een amnestische stoornis. 7. Welke vitamine ligt ten grondslag aan het syndroom van Korsakov? [klopt deze zin?] 8. Beschrijf het ontstaan van een thiaminedeficiëntie bij een alcoholverslaafde. 9. Wanneer spreekt men van de ziekte van Wernicke? 10. Waarom kan de ziekte van Wernicke dodelijk verlopen? 11. Wat kunnen, behalve hersenaandoeningen, nog meer oorzaken van een geheugenstoornis zijn? 12. Wat is een 'black-out'? paragraaf 4 1. Welke ziekte is de meest voorkomende oorzaak van dementie? 2. Wat is het verschil tussen dementie en de ziekte van Alzheimer? 3. Wat is een reversibele dementie? 4. Welke symptomen horen bij een dementie? 5. Wat zijn stoornissen in de executieve functies?
6. Welke emotie en stemming kan ontstaan als gevolg van desoriëntatie? 7. Wat zijn hindernissen in de communicatie bij een dementie? 8. Wanneer spreekt men van decorumverlies? 9. Wat is een desoriëntatie in de eigen persoon? 10. Wat is typisch aan het verloop van de ziekte van Alzheimer? 11. Wat is een visuospatiële stoornis? 12. Aan de hand waarvan wordt de diagnose ziekte van Alzheimer gesteld? 13. Wat speelt zich in het hersenweefsel af bij de ziekte van Alzheimer? 14. Wat zijn risicofactoren om de ziekte van Alzheimer te krijgen? 15. Wat is een vasculaire dementie? 16. Welke zijn typische kenmerken van een vasculaire dementie, kijkend naar symptomen en verloop? 17. Wat is een vasculaire depressie? 18. Waar zit het afbraakproces bij frontotemporale dementie? 19. Wat zijn typische symptomen bij een frontotemporale dementie? 20. Wat is persevereren? 21. Wat zijn voorbeelden van vroegkinderlijke reflexen die in het verloop van een dementie terug kunnen keren? 22. Wat zijn kenmerken van een lewylichaampjesdementie? 23. Aan welke andere ziekte doen de motorische stoornissen bij lewylichaampjesdementie denken? 24. Noem vijf verschillende oorzaken van een reversibele dementie. 25. Waarom heet de ziekte van Huntington ook wel de chorea van Huntington? 26. Welke motorische stoornissen vallen op bij de ziekte van Creutzfeldt-Jakob? paragraaf 5 1. Wat betekent de term niet-aangeboren hersenletsel? 2. Noem voorbeelden van psychische symptomen als gevolg van hersenletsel. 3. Wanneer noemt men iemand verhoogd afleidbaar? 4. Wat is bradyfrenie?
HOOFDSTUK 25 paragraaf 1 1. Noem drie kernsymptomen van een psychotische stoornis. 2. Noem voorbeelden van hersensziekten die tot psychotische verschijnselen kunnen leiden. 3. Wat zijn voorbeelden van stoffen die bij intoxicatie hallucinaties en wanen kunnen veroorzaken? 4. Welke medicijnen kunnen psychotische symptomen als bijwerking hebben? paragraaf 2 1. Leg de term ‘georganiseerd gedrag’ uit. 2. Wat is schizofrenie? 3. Op welke leeftijd ontstaat schizofrenie vaak? 4. Wat kunnen voorbodes zijn van schizofrenie? 5. Wat betekent de term positieve symptomen? 6. Wat zijn voorbeelden van positieve symptomen? 7. Omschrijf het begrip ‘waan’. 8. Wanneer spreekt men van een paranoïde waan? 9. Wanneer spreekt men van een betrekkingswaan? 10. Wanneer wordt een waan bizar? 11. Wat is een hallucinatie? 12. Beschrijf verschillende vormen die de stemmen kunnen aannemen bij schizofrenie. 13. Waarvan hangt het effect van de stemmen af bij akoestische hallucinaties? 14. Welk soort hallucinaties zijn, behalve stemmen, nog meer typisch voor schizofrenie? 15. Wanneer spreekt men van formele denkstoornissen? 16. Welke eigenaardigheden in de taal kun je tegenkomen bij mensen die aan schizofrenie lijden? 17. Wanneer spreekt men van katatonie? 18. Wat betekent het begrip ‘negatieve symptomen’? 19. Wat zijn voorbeelden van negatieve symptomen? 20. Wat zijn factoren die negatieve symptomen kunnen versterken?
21. Wat is een belangrijk doel van copingmechanismen? 22. Wat maakt het zo moeilijk om de oorzaken van schizofrenie te ontdekken? 23. Welke factoren zijn betrokken bij het ontstaan van schizofrenie? 24. Wat zijn neurotransmitters? 25. Noem vier manieren waarop psychofarmaca invloed kunnen hebben op een neurotransmitter. 26. Wat is de rol van dopamine bij de ziekte van Parkinson? 27. Bij welke psychische functies is serotonine betrokken? 28. Wat is waarschijnlijk de rol van dopamine bij schizofrenie? 29. Wat is meestal het verdere verloop van schizofrenie? 30. Wat is het belang van therapietrouw met betrekking tot medicatie? 31. Wat is het doel van antipsychotica? 32. Op welke neurotransmitter werken antipsychotica? 33. Noem vier bijwerkingen van klassieke antipsychotica op de motoriek. 34. Wat is een dystonie? 35. Wanneer spreekt men van acathisie? 36. Wanneer spreekt men van tardieve dyskinesie? 37. Wat zijn voorbeelden van atypische antipsychotica? 38. Wat is de bijzondere positie van clozapine als antipsychotisch middel? 39. Waarom is bloedonderzoek nodig bij gebruik van clozapine? 40. Omschrijf het maligne neurolepticasyndroom. 41. Wat is een voornaam doel van psycho-educatie? 42. Wat zijn in het algemeen mogelijkheden en beperkingen van cognitieve therapie bij schizofrenie? 43. Wat is het doel van leren van een 'lage EE'? paragraaf 3 1. Wanneer spreekt men van een schizofreniforme stoornis? 2. Wanneer spreekt men van een schizoaffectieve stoornis? 3. Wanneer ontstaat een kraambedpsychose? 4. Hoe kondigt zich een kraambedpsychose aan?
HOOFDSTUK 26 paragraaf 1 1. Wat zijn affectieve functies? 2. Wat is een verschil tussen een emotie en een stemming? 3. Hoe kan men een onderscheid maken tussen somberheid na een verlies en een beginnende depressie ? 4. Wat zijn voorwaarden om de diagnose depressie te stellen? 5. Welke veranderingen in het denken horen bij een depressie? 6. Welke wanen kan men bij een ernstige depressie tegenkomen? 7. Wanneer is een waan stemmingscongruent? 8. Wat zijn voorbeelden van lichamelijke symptomen bij een depressie? 9. Waaraan wordt de ernst van een depressie afgemeten? 10. Wat zijn voorbeelden van lichamelijke oorzaken van een depressie? 11. Welke stoffen staan in verband met het ontstaan van een depressie? 12. Beschrijf het samenspel tussen lichamelijke gesteldheid en stress dat tot depressie kan leiden. 13. Wat is een normale acute stressreactie? 14. Welk hormoon hoort bij de acute stressreactie? 15. Welke hormonen horen bij een langer durende stressreactie? 16. Wat is kenmerkend voor de stressrespons bij depressieve patiënten? 17. Wat kan een verklaring zijn voor de genetische verschillen in kwetsbaarheid voor een depressie? 18. Wat betekent de term ‘neuroticisme’? 19. Wat is een mogelijke behandeling bij een seizoensgebonden depressie? 20. Welk depressief verschijnsel kan het ziekte-inzicht in de weg staan? 21. Wat valt te zeggen over alcoholgebruik om depressieve symptomen te bestrijden? 22. Wat is een SSRI? 23. Wanneer worden tricyclische antidepressiva voorgeschreven?
24. Op welke termijn kan men werkzaamheid van antidepressiva verwachten? 25. Wanneer wordt het advies gegeven om langdurig antidepressiva te gebruiken? 26. Wat is een doel van cognitieve gedragstherapie bij depressie? 27. Wat is interpersoonlijke psychotherapie? 28. Wannneer valt lithium te overwegen in de behandeling van een depressie? 29. Wat is een MAO-remmer? Wat is het gevaar ervan? 30. Wanneer zal een psychiater elektroconvulsietherapie adviseren? 31. Wat houdt de term elektroconvulsietherapie in? 32. Bij welke ziekten komt suïcidaliteit voor? 33. Wat zijn in het algemeen vier motieven die een rol spelen bij suïcide? 34. Welke betrouwbare voorspellers van een suïcide zijn bekend? paragraaf 2 1. Beschrijf de term ‘bipolaire stoornis’. 2. Wanneer spreekt men van een manie? 3. Hoe kan iemand die manisch is zich gedragen? 4. Waarom noemt men iemand in een manische periode psychotisch? 5. Wanneer noemt men iemand hypomaan? 6. Wat is een duidelijke oorzaak van een bipolaire stoornis? 7. Wat is de doelstelling van de behandeling in de acute fase van een manie? 8. Welke medicijnen komen in aanmerking bij een manie? 9. Waarom krijgt een patiënt met een bipolaire stoornis het advies om levenslang medicijnen te blijven gebruiken? 10. Hoe komt het dat lithium de werking van de nieren kan verstoren? 11. Noem omstandigheden waarin de lithiumspiegel gevaarlijk kan worden. 12. Wat is het gevolg van lithiumgebruik voor de urineproductie? 13. Wat zijn verschijnselen bij een beginnende lithiumvergiftiging?
paragraaf 3 1. Wanneer spreekt men van een dysthyme stoornis? 2. Wanneer spreekt men van een cyclothyme stoornis?
HOOFDSTUK 27
6. Waaruit kan de behandeling bestaan bij een obsessiefcompulsieve stoornis?
paragraaf 1 1. Wat zijn lichamelijke angstsymptomen? 2. Wanneer spreekt men van een angststoornis? 3. Welk soort vermijdingsgedrag kan bij een angststoornis ontstaan? 4. Wat is een functie van rituelen? 5. Hoe kan een ritueel ontaarden in een dwangverschijnsel? 6. Wat is een paniekaanval? 7. Wanneer spreekt men van agorafobie? 8. Wanneer spreekt men van een sociale fobie? 9. Wat zijn voorbeelden van een specifieke fobie? 10. Wanneer spreekt men van een algemene angststoornis? 11. Welke angst overheerst bij hypochondrie? 12. Welke rol kan alcohol spelen bij angststoornissen? 13. Welke lichamelijke aandoeningen kunnen angstverschijnselen veroorzaken? 14. Wat is in het algemeen de oorzaak van angststoornissen? 15. Welk hersengebied is betrokken bij angstreacties? 16. Bij welke angststoornis kan een SSRI helpen? 17. Wat zijn anxiolytica? 18. Welke nadelen zijn verbonden aan het begruik van benzodiazepinen? 19. Bij welke angststoornissen is psychotherapie het meest effectief?
paragraaf 3 1. Welke verschijnselen ervaart iemand bij een acute stressstoornis? 2. Wat zijn verschijnselen bij een posttraumatische stressstoornis? 3. Wat is een herbeleving?
paragraaf 2 1. Wat is er aan de hand als iemand een obsessie heeft? 2. Wanneer spreekt men van een obsessief-compulsieve stoornis? 3. Wat is de functie van dwanghandelingen? 4. Wat is het verschil tussen dwanghandelingen en dranghandelingen? 5. Wat is in het algemeen de oorzaak van een obsessiefcompulsieve stoornis?
paragraaf 4 1. Wanneer spreekt men van een aanpassingsstoornis? 2. Wat is een mogelijk gevaar van een aanpassingsstoornis?
HOOFDSTUK 28 paragraaf 1 1. Wat is de kern van anorexia nervosa? 2. Wat is een reden voor een anorexiapatiënte om andere mensen te vermijden? 3. Noem drie verschillende lichamelijke gevolgen van anorexia. 4. Wat maakt het moeilijk om een lichamelijke oorzaak van anorexia te vinden? 5. Welke stoornis in het zelfbeeld valt op bij anorexia? 6. Wat zijn drie doelstellingen van anorexia? 7. Wanneer spreekt men van boulimia? 8. Wat is een mogelijk gevaar van misbruik van laxantia? 9. Wat heeft men in het algemeen aan eetlustremmers? paragraaf 2 1. Wanneer spreekt men van een somatoforme stoornis? 2. Noem drie voorbeelden van diagnoses die tot de somatoforme stoornissen worden gerekend. 3. Welke symptomen hebben de verschillende aandoeningen die onder de somatoforme stoornissen vallen met elkaar gemeen? 4. Wat zijn de gevaren van voortdurend lichamelijk en medisch onderzoek bij een somatoforme stoornis? 5. Wat is de beste verklaring voor de klachten bij een somatoforme stoornis? 6. Wanneer spreekt men van een somatisatiestoornis? 7. Wat is een advies bij een somatisatiestoornis? 8. Wanneer spreekt men van een conversiestoornis? 9. Wat zijn voorbeelden van een conversiestoornis? 10. Wat is de kern van de stoornis bij een morfodysforie? 11. Wat is een verschil tussen simulatie en een nagebootste stoornis? 12. Wat is vaak een verborgen doelstelling bij een nagebootste stoornis? 13. Wanneer spreekt men van een 'Münchhausen by proxy'?
HOOFDSTUK 29 paragraaf 1 1. Wat is in het algemeen de kern van de problematiek bij een persoonlijkheidsstoornis? 2. Waarom wordt er bij een persoonlijkheidsstoornis vaak geen diagnose gesteld? paragraaf 2 1. Wat hebben de persoonlijkheidsstoornissen van cluster A met elkaar gemeen? 2. Wat hebben de persoonlijkheidsstoornissen van cluster B met elkaar gemeen? 3. Wat hebben de persoonlijkheidsstoornissen van cluster C met elkaar gemeen? 4. Wanneer spreekt men van een 'persoonlijkheidsstoornis niet anders omschreven'? 5. Wat vormt de kern van een paranoïde persoonlijkheidsstoornis? 6. Wat vormt de kern van een schizoïde persoonlijkheidsstoornis? 7. Wat vormt de kern van een schizotypische persoonlijkheidsstoornis? 8. Wat vormt de kern van een narcistische persoonlijkheidsstoornis? 9. Wat vormt de kern van een theatrale persoonlijkheidsstoornis? 10. Wat vormt de kern van een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis? 11. Wat vormt de kern van een obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis? 12. Wat vormt de kern van een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis? paragraaf 3 1. Welk deel van de persoonlijkheidsontwikkeling is aangeboren?
2. Wat zijn voorbeelden van onderdelen van iemands temperament? 3. Wat verstaat men onder afweermechanismen? paragraaf 4 1. Welke drie soorten stoornissen zijn er te vinden bij een borderlinepersoonlijkheidsstoornis? 2. Wanneer spreekt men van splitsen? 3. Wat kan een reden zijn om te automutileren bij een borderlinepersoonlijkheidsstoornis? 4. Wanneer spreekt men van dissociatie? 5. Wat kunnen oorzaken zijn van een borderlinepersoonlijkheidsstoornis? 6. Hoe kan men impulsiviteit en stemmingsproblemen bij een borderlinepersoonlijkheidsstoornis beïnvloeden? 7. Wat zijn onderdelen van de dialectische gedragstherapie? paragraaf 5 1. Wat zijn kenmerken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis? 2. Wat is het gevaar als een antisociale persoonlijkheidsstoornis samen voorkomt met sterk narcistische kenmerken? 3. Welke biologisch bepaalde factoren spelen een rol bij een antisociale persoonlijkheidsstoornis? paragraaf 6 1. Wat kan er met een borderlinepersoonlijkheidsstoornis gebeuren bij het ouder worden? 2. Noem voorbeelden van speciale problemen bij het ouder worden bij een narcistische of een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis.
HOOFDSTUK 30 paragraaf 1 1. Wat betekent de term ‘psychoactieve stof’? 2. Welke verschijnselen horen bij afhankelijkheid van een middel? 3. Wat betekent de term ‘controleverlies’? 4. Wat zijn twee onderdelen van psychische afhankelijkheid? 5. Wat betekent de term ‘craving’? 6. Wat zijn verschijnselen en gebeurtenissen die in verband staan met misbruik van een middel? 7. Welk deel van de hersenen is betrokken bij het ervaren van een roes? 8. Welke factoren bepalen het begin van een verslaving? 9. Wat zijn in het algemeen stappen in de overgang naar afhankelijkheid van een middel? 10. Welk leerprocessen spelen een rol bij de continuering van het gebruik? 11. Wat zijn abstinentieverschijnselen? 12. Wanneer is terugval uitgesloten? 13. Welke psychiatrische ziekten gaan vaak gepaard met een verslaving als complicatie? paragraaf 2 1. Noem vijf verschijnselen van een alcoholvergiftiging. 2. Wat dreigt bij een overdosis alcohol? 3. Wat zijn kenmerkende abstinentieverschijnselen bij alcohol? 4. Welk vitamine verdient bij alcoholafhankelijkheid altijd de aandacht? 5. Noem acht verschillende lichamelijke gevolgen van (chronisch) overmatig alcoholgebruik. 6. Wat doet alcohol met de slaap? paragraaf 3 1. Wat is het gevaar van een heroïnevergiftiging? 2. Wat valt op aan de ogen van een heroïnegebruiker? 3. Wat is een tegengif tegen heroïne?
4. 5. 6. 7.
Wat is methadon? Welk effect heeft heroïne op de peristaltiek? Wat zijn onthoudingsverschijnselen van heroïne? Noem vijf bedreigingen van de gezondheid bij intraveneus druggebruik en een zwervend bestaan. 8. Wat is het effect van ghb? 9. Wanneer is ghb acuut levensgevaarlijk? paragraaf 4 1. Wat is het effect van cocaïne? 2. Welk effect heeft cocaïne bij snuiven op het neusslijmvlies? 3. Wat is een acuut onthoudingsverschijnsel van cocaïne? 4. Welke effecten heeft cocaïne op de bloeddruk? 5. Wat kan een psychisch gevolg zijn van cocaïnegebruik op de langere termijn? 6. Wat is het effect van amfetamine? 7. Welke lichamelijke gevolgen van amfetamine zijn gevaarlijk? paragraaf 5 1. Noem twee verschijnselen die door LSD-gebruik worden opgewekt. 2. Wanneer spreekt men van een 'bad trip'? paragraaf 6 1. Beschrijf de mogelijke rol van cannabis als zelfmedicatie. 2. Welke psychische problemen kunnen door cannabismisbruik worden uitgelokt? paragraaf 7 1. Wat maakt dat angst voor een verslaving bij morfine als pijnstiller niet of nauwelijks nodig is? 2. Waarom spreekt men nooit van een prednisonverslaving, ook al zijn er ernstige onttrekkingsverschijnselen? 3. Welke groep medicijnen is uitgesproken verslavend? paragraaf 8 1. Welke aandoeningen staan in verband met nicotinemisbruik door het roken van tabak? 2. Wat zijn verschijnselen van nicotinevergiftiging?
paragraaf 9 en 10 1. Beschrijf de stappen in het proces van motiveren van een patiënt om van verslaving te genezen. 2. Wat is de rol van benzodiazepinen bij het afkicken van alcohol? 3. Welke stoffen worden toegepast om terugval tegen te gaan bij alcoholverslaafden? 4. Wat is de rol van methadon in het afkicken van heroïneverslaafden? 5. Wat is de mogelijke rol van naltrexon bij heroïneverslaving?
HOOFDSTUK 31 paragraaf 1 1. Welke drie soorten aandoeningen vallen onder de autismespectrumstoornissen? 2. Wat hebben de autismespectrumstoornissen met elkaar gemeen? 3. Hoe uit zich de stoornis in sociale contacten bij autisme? 4. Hoe kan zich de stoornis in de communicatie uiten bij autisme? 5. Wat zijn stereotype bewegingen? 6. Wat is bijzonder aan het syndroom van Asperger? 7. Wanneer spreekt men van een PDD-NOS? 8. Wat bedoelt men met de 'theory of mind'? 9. Wat bedoelt men met de term 'centrale coherentie’? 10. Wat zijn in het algemeen oorzaken van een autismespectrumstoornis? 11. Welke complicaties dreigen bij autisme? paragraaf 2 1. Welke verschijnselen horen bij ADHD? 2. Bij welke andere psychiatrische aandoeningen kan men ernstige aandachtsstoornissen tegenkomen? 3. Welke gegevens zijn nodig om de diagnose ADHD te kunnen stellen? 4. Wat zijn in het algemeen oorzaken van ADHD? 5. Welke medicatie kan worden toegepast bij ADHD? paragraaf 3 1. Wat is een tic? 2. Welke symptomen horen bij het syndroom van Gilles de la Tourette? 3. Welke problemen kunnen ontstaan bij een ernstige vorm van het syndroom van Gilles de la Tourette? 4. Welke medicatie kan worden toegepast bij een ernstige vorm van het syndroom van Gilles de la Tourette?