Werk uw zaligheid – Thomas Watson ‘Werkt uws zelfs zaligheid met vreze en beven.’ Filippenzen 2:12 Jaargang 9 nummer 5 – maart 2007
Eerder uitgegeven preken van jaargang 9 1. Ons en onze kinderen 2. Het goede nieuws van Bethlehem 3. Uw laatste jaar? 4. Vaderlijke kastijding
George Whitefield Horatius Bonar John Angell James Horatius Bonar
Toelichting foto omslag 'Gebruik uw tijd zolang het mogelijk is. De zeeman hijst zijn zeilen als het waait. U bent bevoorrecht dat u zoveel mogelijkheden krijgt om de hemel te bereiken, veel meer dan anderen. En zult u dan niet verder komen op uw reis? Hoe snel de tijd van het oordeel er ook aan komt: ik verzeker u dat de Wetgever dat tijdstip niet ongebruikt voorbij zal laten gaan. Mijn broeders, nu is het de juiste tijd om voor uw ziel bij God om genade te smeken, of tenminste Christus voor u te laten pleiten.'
Bronvermelding Oorspronkelijke titel: The One Thing Necessary Van: http://www.gracegems.org De preek is vertaald onder verantwoordelijkheid van Stichting De Tabernakel. De preek is te vinden op onze website: www.tabernakel.nl Vormgeving en druk: Drukkerij AMV, Lunteren
Preek ‘Werkt uws zelfs zaligheid met vreze en beven.’ Filippenzen 2:12 Als er iets voortreffelijk is, dan is het de zaligheid. Als er iets noodzakelijk is, dan is het het werken van de zaligheid. Als er één middel is dat daarvoor gebruikt kan worden, dan is het heilige vrees. ‘Werkt uws zelfs zaligheid met vreze.’ Deze woorden zijn een zeer ernstige aansporing. Ze zijn niet alleen noodzakelijk voor de christenen die leefden in de tijd van de apostelen, maar ze kunnen ook heel goed worden toegepast op de tijd waarin wij leven. De aansporing ‘werkt uws zelfs zaligheid met vreze en beven’ zal ik uitwerken in de volgende drie aandachtspunten: I II III
ten eerste de handeling, dat is het werken van de zaligheid; ten tweede het voorwerp van deze handeling, uw eigen zaligheid; ten derde de manier waarop wij moeten werken, namelijk met vreze en beven.
Ik zal voornamelijk spreken over de eerste twee aandachtspunten, het derde zal ik kort behandelen in de toepassing. I De handeling, dat is het werken van de zaligheid. Ik zou heel duidelijk willen stellen, dat het de grote bezigheid van een christen zou moeten zijn om zijn zaligheid te werken. De grote God heeft ons in de wereld gesteld als in een wijngaard en het werk waartoe Hij ons heeft geroepen is: het werken van onze zaligheid. Elders in de Schrift vinden we woorden die aan onze tekst doen denken: ‘Benaarstigt u te meer, om uw roeping en verkiezing vast te maken’ (2 Petr. 1:10). We kunnen geen zekerheid krijgen over het aanzien dat we hebben, over onze vrienden en over ons leven. Daarom moeten we des te meer staan naar datgene waarover we wel zekerheid kunnen krijgen. Het oorspronkelijke Griekse woord betekent ‘studeren’ of ‘je het hoofd over iets breken’. Dit woord ‘werken’ in onze tekst, houdt twee dingen in. In de eerste plaats betekent het een afschudden van geestelijke luiheid. Luiheid is een kussen waarop velen hun doodsslaap hebben geslapen. In de tweede plaats betekent het dat onze ziel al haar krachten moet verzamelen, zodat zij zich kan richten op de zaken die de zaligheid aangaan. God heeft in het paradijs een wet ingesteld, dat niemand zou eten van de boom van het leven, dan alleen in het zweet van zijn aanschijn. Ik ga nu enkele redenen geven die de noodzaak van dit heilige zweet en deze heilige ijver omwille van de zaligheid kracht bijzetten. Er zijn er drie. We moeten onze zaligheid werken vanwege: 1. de moeilijkheid van dit werk; 2. de zeldzaamheid ervan; 3. de mogelijkheid ervan. 1. De moeilijkheid van dit werk Het is een werk dat ons bezighoudt totdat de zon van ons leven ondergaat (Dan. 6:15). Om een aantal redenen is dit werk van de zaligheid moeilijk.
Dit werk is moeilijk vanwege het soort werk: het hárt moet worden veranderd. Het hart is de bron van de zonde. Het is de opslagplaats van alle wapens van ongerechtigheid. Het is de hel in het klein. Het hart is vol van afkeer van God en van afkeer van de genade die de bekering werkt. Wat een werk is het, als deze neiging van het hart moet worden veranderd! Hoe zouden we Christus moeten smeken dat Hij, Die het water veranderde in wijn, het water (of beter gezegd, het gif van onze natuur) zal veranderen in de wijn van de genade?! Het hart staat klaar om ons te bedriegen bij dit werk van de zaligheid. Het zorgt ervoor dat we iets wat op genade lijkt aanzien voor de genade zelf. Velen denken dat zij zich bekeren wanneer niet de overtreding, maar de straf hen bezorgd maakt; niet het verraad, maar de met bloed bevlekte bijl. Zij menen dat zij zich bekeren wanneer zij een paar tranen plengen. Maar hoewel het ijs een beetje begint te smelten, vriest het opnieuw vast; ze gaan gewoon door in de zonde. Velen huilen vanwege hun onvriendelijkheid tegenover God, zoals Saul deed vanwege zijn onvriendelijkheid tegenover David. ‘En hij zeide tot David: Gij zijt rechtvaardiger dan ik; want gij hebt mij goed vergolden, en ik heb u kwaad vergolden’ (1 Sam. 24:18). ‘Toen hief Saul zijn stem op en weende’ (1 Sam. 24:17). Maar ondanks dit alles achtervolgde hij David opnieuw (1 Sam. 26). Het kan ook zo zijn dat mensen hun stem verheffen en huilen vanwege de zonde, terwijl zij toch de zonde blijven doen. Anderen verlaten de zonde, maar toch blijft de liefde tot de zonde in hun harten aanwezig. Ze zijn als een slang zijn huid loslaat, maar zijn giftanden behoudt. Er is evenveel verschil tussen valse en ware tranen als tussen zout en zoet water. Wat het werk van de zaligheid ook zo moeilijk maakt, is dat men er zo gemakkelijk mee uitglijdt. ‘Ziet toe voor uzelven, dat wij niet verliezen, hetgeen wij gearbeid hebben’ (2 Joh. 8). Dit werk stort bijna even snel in als dat wij het bouwen. Wanneer een bouwer aan het werk geweest is, vindt hij zijn werk de volgende morgen normaal gesproken precies zo terug zoals hij het heeft achtergelaten; maar zo is het niet bij ons. Wanneer wij bezig zijn met het werken van onze zaligheid door gebed, vasten, meditatie, en daar voor een poosje mee stoppen, dan zullen wij deze zaken niet terugvinden zoals we ze hebben achtergelaten. Een groot deel van ons werk zal zijn ingestort. We hebben het nodig vaak opgeroepen te worden met deze woorden: ‘Versterk het overige, dat sterven zou’ (Openb. 3:2). Nauwelijks is een christen weggegaan van het vuur van het heiligdom, of hij koelt alweer af en bevriest opnieuw in zelfverzekerdheid. Hij is zoals een klok: wanneer hij is opgewonden tot de hemel, loopt hij weer snel af tot de aarde en valt weer terug in de zonde. Wanneer goud is gelouterd in een oven, blijft het puur; maar zo is het niet met het hart. Al wordt het hart verwarmd bij een godsdienstoefening, al wordt het gezuiverd in de oven van de beproeving, het blijft niet rein. Al snel wordt het weer vuil en vervuld met onrecht. Zelden is ons hart lange tijd goed gesteld. Dit alles toont ons hoe moeilijk het werken van de zaligheid is. We moeten niet alleen werken, maar ook waken. Misschien vraagt u zich af waarom God de weg naar de hemel zo moeilijk gemaakt heeft. Waarom moet dit werk gedaan worden? God heeft dit werk zo moeilijk gemaakt om ons een hoge waarde te laten toekennen aan de hemelse dingen. Wanneer het gemakkelijk zou zijn om de zaligheid te ontvangen, zouden we het niet op haar waarde hebben geschat. Wanneer diamanten gewoon zouden zijn, zouden ze worden geringschat, maar omdat ze moeilijk te vinden zijn, zijn ze van grote waarde. 2. De zeldzaamheid van dit werk De tweede reden waarom wij zo veel heilig moeten zweten en ijveren voor de zaligheid, is vanwege de zeldzaamheid van dit werk. Slechts weinig mensen zullen zalig worden. Daarom
moeten we des te harder werken om daar ook deel van te mogen uitmaken. De weg naar de hel is een brede weg. De hoofdweg ernaar toe is geplaveid met rijkdom en genoegens. Omdat het een gouden hoofdweg is, zijn er dagelijks zoveel reizigers. De weg naar de hemel echter ligt van deze weg af; het is een pad dat nog niet veel betreden is en weinig mensen kunnen het vinden. Sommigen zeggen dat Christus in principe voor iedereen stierf; maar waarom worden dan niet alle mensen zalig gemaakt? Kan Christus worden teleurgesteld in Zijn bedoeling? Anderen zijn zo grof dat zij beweren dat iedereen daadwerkelijk zalig zal worden. Maar heeft onze Heere Christus ons niet Zelf verteld: ‘Want de poort is eng, en de weg is nauw, die tot het leven leidt, en weinigen zijn er, die dezelve vinden’ (Matth. 7:14)? Dat allen zullen ingaan door deze poort en dat toch slechts weinig mensen deze vinden, lijkt me een tegenstelling. 3. De mogelijkheid van dit werk. De derde reden waarom wij ons met zoveel kracht moeten zetten tot dit werken van de zaligheid, is vanwege de mogelijkheid van dit werk. Als iets onmogelijk is, wordt het niet eens geprobeerd. Wie zal pijn lijden voor iets waarvan hij denkt dat er geen hoop is om het ooit te verkrijgen? Maar ‘er is hope voor Israël, dezen aangaande’ (Ezra 10:2). Het is heel goed mogelijk om zalig te worden; de zaligheid is te verkrijgen. Christenen, hoewel de poort van het paradijs smal is, de poort is wel open! Hij is gesloten voor de duivelen, maar hij is juist open voor u. Wie zou niet alle zeilen bijzetten om in te gaan? U hoeft slechts uw zonden af te leggen; u hoeft slechts enkele dikke kledingstukken uit te doen; u hoeft slechts uw trots af te leggen en u kunt ingaan door de enge poort. Laat niet de waarschijnlijkheid, maar de mogelijkheid van zaligheid u aanzetten om het te proberen. Als er brood te krijgen is, waarom zou u dan nog langer van honger omkomen in uw zonden? II. Het voorwerp van deze handeling, uw eigen zaligheid. Ik ga verder met de aansporing, om u allen te overtuigen van de genegenheden van Christus, dat Hij u wil aanzetten tot dit grote werk, het werken van uw zaligheid. Geliefden, in onze tekst vinden we een weg naar de hemel, en ik wil dat u allen op deze weg gaat. Laat uw ziel al haar krachten verzamelen en geef God noch uzelf rust totdat u ‘uw verkiezing vast hebt gemaakt’. Christenen, zet u aan het werk. Doe het vroeg, ernstig en onophoudelijk. Jaag de zaligheid na als in een heilige achtervolging. Andere dingen betreffen slechts dingen die prettig zijn, maar de zaligheid is een noodzakelijk iets. U moet óf het werk doen dat christenen doen, óf u moet het werk doen dat duivelen doen. U, die nooit iets doet voor het werk van uw zaligheid, begin nu. Godsdienst is een goede zaak wanneer het op een goede manier wordt uitgeoefend. Wees ervan verzekerd dat er geen zaligheid is zonder werk. Hier moet ik echter een waarschuwing laten uitgaan om misverstanden te voorkomen. Hoewel we niet zalig zullen worden zonder te werken, zal het toch niet zijn vanwege ons werken. We werken onze zaligheid niet om haar op die manier te verdienen. Bellarminus zegt: ‘We verdienen de hemel zonder dat we het waard zijn.’ Hoewel we worden zalig gemaakt in de weg van het gebruik van de middelen, is het toch ook door genade (Ef. 2:5). De grond moet worden geploegd en er moet worden gezaaid, maar er hoeft met betrekking tot de zaligheid niet gehoopt te worden op enig resultaat wanneer de zon van de vrije genade niet schijnt. ‘Het is uws Vaders welbehagen, ulieden het Koninkrijk te geven’ (Luk. 12:32). Het Koninkrijk wordt dus gegéven. Gegeven? Iemand zal zeggen: waarom hebben we er dan hard voor gewerkt? Wel, de hemel is een gift: hoewel u ervoor werkt, is het toch de goedheid van God om haar te geven. Zie daarom slechts op Christus’ verdienste. Het is niet uw zweet, maar Zijn bloed dat zalig maakt. Dat uw werk de zaligheid niet kan verdienen, is duidelijk, ‘want
het is God, Die in u werkt, beide het willen en het werken’ (Fil. 2:13). Het is niet uw werken, maar Gods medewerken. Want zoals een schrijver de hand van een kind stuurt, omdat hij anders niet kan schrijven, zo moet de Geest van God Zijn helpende medewerking verlenen, anders staat ons werk stil. Hoe kan dan iemand iets verdienen door te werken, wanneer het God is, Die hem helpt om te werken?! Nu ik deze waarschuwing heb laten horen, zal ik verder gaan met u aan te sporen tot en te overtuigen van het werken van de zaligheid. Maar eerst moet ik twee tegenwerpingen uit de weg ruimen. De eerste tegenwerping is:‘U vraagt ons onze zaligheid te werken, maar wij hebben geen kracht om dat te doen!’ Het is waar, wij hebben geen kracht. Ik ontken dat wij de vrijheid hebben om te werken. Een mens is vóór zijn bekering volkomen passief. Daarom spreekt de Schrift over een stenen hart (Ez. 36:26). Van nature kan een mens zichzelf niet beter voorbereiden op zijn eigen bekering, dan een steen kan bedenken dat hij zacht wil worden. Maar wanneer God begint te trekken, kunnen wij volgen. De doodsbeenderen waarover we lezen in Ezechiël konden niet uit zichzelf gaan leven, maar toen de geest in hen kwam, ‘werden zij levend en stonden op hun voeten’ (Ez. 37:10). ‘Maar veronderstel dat God geen beginsel van genade in ons legt? Veronderstel dat Hij geen beginsel van nieuw leven in ons geeft?’ Gebruik dan toch de middelen. Hoewel u niet geestelijk kunt werken, werk dan lichamelijk. Doe wat u doen kunt, en wel om twee redenen. Ten eerste omdat een mens zichzelf verwoest, wanneer hij de middelen negeert. Dan is hij net als iemand die niet naar de dokter gaat, omdat hij toch gaat sterven. Ten tweede: God eist niet méér van ons dan dat wij doen wat we kunnen. Pleit op de belofte: ‘Zoekt, en gij zult vinden’ (Matth. 7:7). Leg deze woorden al smekend in gebed voor de Heere neer. U zegt dat u geen kracht hebt. Maar hebt u dan ook geen belofte? Doe zoveel als u kunt. Ik durf niet te zeggen, zoals de Arminianen, dat God verplicht is genade te geven, wanneer wij ons tot het uiterste inspannen. Maar ik zeg wel, dat God niet zal beschamen degene, die Zijn genade zoekt. Ik wil zelfs nog meer zeggen: Hij onthoudt Zijn genade aan niemand, behalve aan degenen die Zijn genade bewust verwerpen (Joh. 5:40). De tweede tegenwerping is: ‘Maar met welk doel moet ik werken? De uitverkiezing heeft toch al plaatsgevonden? Als God heeft besloten mij zalig te maken, dan zal ik zalig worden.’ Wel, God verkiest het om de zaligheid te schenken in een weg van werken (2 Thess. 2:13). Origines signaleert, in zijn boek tegen Celsus, een subtiele redenering bij iemand die disputeert over noodlot en voorzienigheid. Iemand gaf eens het advies aan zijn zieke vriend om geen dokter te laten halen, omdat, zo zei hij, het door het lot al is bepaald of je zult genezen of niet. Als het jouw lot is om te herstellen, dan heb je geen dokter nodig; maar als dat niet jouw lot zal zijn, dan zal de dokter niets voor je kunnen doen. Eenzelfde leugen gebruikt de duivel voor de mensen. Hij houdt hen voor dat ze niet hoeven te werken. Want wanneer God heeft besloten dat zij zalig gemaakt zullen worden, dan zullen ze ook zalig gemaakt worden en dan hoeven ze er ook niet voor te werken. Maar als God heeft besloten om hen niet zalig te maken, dan zal hun werken geen nut hebben. Dit is een redenering waarvan de duivel zich bedient. Maar wíj zeggen: God bepaalt de uiteindelijke bestemming met inachtneming van de middelen. God had besloten dat Israël in Kanaän zou komen, maar zij moesten eerst vechten
met de Enakieten. God had besloten dat Hizkia zou genezen van zijn ziekte, maar Hij liet hem wel vijgen op zijn gezwel leggen (Jes. 38:21). Op de hierboven genoemde manier redeneren wij ook niet in andere situaties. Niemand zegt: ‘Als God het zo heeft besloten dat ik dit jaar een oogst zal binnenhalen, zal dat zo zijn; waarom zal ik het land nog ploegen, zaaien of vruchtbaar maken?’ Nee, men zal de middelen gebruiken en zo de oogst verwachten. Hoewel ‘de zegen des HEEREN rijk maakt’ (Spr. 10:22), is het tegelijk waar dat ‘de hand der vlijtigen rijk maakt’ (Spr. 10:4). Gods besluiten worden uitgevoerd door ons werk. Nu ik de tegenwerpingen uit de weg heb geruimd, wil ik u nu overtuigen om aan het werk te zetten, om uw zaligheid te werken. Om mijn woorden kracht bij te zetten, zal ik een aantal argumenten noemen om u aan te wakkeren tot dit werk. De eerste reden of het eerste motief om te werken is gelegen in de kostbaarheid van de ziel. We mogen gerust pijn lijden om onze ziel voor gevaren te beschermen. De ziel is een goddelijke vonk, aangestoken door de adem van God. Zij overtreft de wereld in waarde (Matth. 16:26). Wanneer de wereld het boek van God is, zoals Origines haar noemt, dan is de ziel het beeld van God. Plato noemt de ziel de spiegel van de Drie-eenheid. Het is een schitterende spiegel waarin enkele gebroken stralen van Gods wijsheid en heiligheid schijnen. De ziel is de bloesem van de eeuwigheid. God heeft de ziel de mogelijkheid gegeven om gemeenschap te hebben met Hem. De wereld zou failliet gaan als zij de helft van de waarde van een ziel zou willen betalen. Hoe hoog waardeerde Christus de ziel toen Hij Zichzelf verkocht om hem te behouden! Wat zou het dan verschrikkelijk zijn wanneer deze waardevolle ziel (de ziel, waarover God in de hemel raad heeft gehouden toen Hij hem maakte) voor eeuwig verloren zou gaan! Wie zou niet dag en nacht werken voor het behoud van zijn ziel? Het juweel van de ziel is niet te waarderen, het verlies is niet te herstellen. De tweede reden om uw zaligheid te werken is dat heilige activiteit en werkzaamheid een christen siert. Hoe waardevoller iets is, des te actiever is het ook. De zon is een heerlijk geschapen iets; hij staat nooit stil, maar gaat zijn gang rond de wereld. Vuur is het puurste en actiefste element; er slaan altijd vonken en vlammen uit. Engelen zijn de edelste en de snelste schepselen; daarom worden ze gerepresenteerd door de cherubim, met hun vleugels gespreid. God Zelf is (zoals de geleerden zeggen) de meest pure activiteit. Homerus zegt van Agamemnon, dat hij soms leek op Jupiter wat zijn gelaatstrekken betreft, op Pallas wat zijn wijsheid aangaat, en op Mars als het gaat om zijn moed. Als wij heilige activiteit vertonen, lijken wij op God Die de meest pure activiteit is. De feniks1 vliegt met een kroon op zijn hoofd; de werkzame christen heeft geen kroon nodig, zijn zweet versiert hem. Zijn arbeid is een teken van eer. Salomo vertelt ons dat ‘sluimering verscheurde kleren doet dragen’ (Spr. 23:21). Wanneer we sluimeren, worden we omhangen met schande. God haat een luie natuur. We lezen in de wet dat de ezel, een dom schepsel, niet moet worden aangeboden als offer. Geestelijke activiteit is een teken van eer. De derde reden om uw zaligheid te werken is dat het werken van de zaligheid ervoor zorgt dat we uitzien naar het sterven en naar de hemel. Het zal de dood aanlokkelijk maken. Hoe rustig slaapt iemand niet ’s nachts, wanneer hij overdag hard heeft gewerkt. Wanneer u uw hele 1
De feniks is een dier uit de Griekse mythologie. De Grieken geloofden dat de feniks in staat was steeds
weer opnieuw uit zijn eigen as te herrijzen. Hij maakte dan bovenin een boom van kruiden een nest, waarin hij verbrandde. Door de geur van de kruiden werd hij opnieuw geboren.
leven bezig bent met het werken van uw zaligheid, hoe gemakkelijk zult u dan uw hoofd mogen neerleggen in de nacht van het graf, op een kussen van stof, in de hoop op een heerlijke opstanding? Dit vooruitzicht zal u versterken op uw sterfbed. Door het werken van de zaligheid zal ook de hemel aanlokkelijk worden. Hoe meer pijn wij hebben geleden voor de hemel, hoe heerlijker het zal zijn wanneer wij daar komen. Voor een boer is het heerlijk om zijn werk te bekijken en de vrucht tevoorschijn te zien komen. Wanneer hij bomen in zijn wijngaard heeft geplant, of bloemen heeft gepoot, is het aangenaam om zijn arbeid te zien en nog eens te bekijken. Zo zal het ook zijn in de hemel, wanneer wij de vrucht van onze werken zullen zien, ‘het einde van uw geloof, de zaligheid der zielen’ (1 Petr. 1:9). Dan zal dit alles de hemel des te heerlijker maken. Hoe meer pijn wij hebben verdragen voor de hemel, des te meer zal de hemel ons welkom zijn; hoe meer zweet we gezweten hebben, hoe meer verrukking we zullen ervaren.2 Wanneer iemand heeft gezondigd, is het plezier voorbij maar blijft de wroeging; maar wanneer hij zich heeft bekeerd, verdwijnt de moeite van de arbeid maar blijft de vreugde. De vierde reden om uw zaligheid te werken is dat u nú tijd hebt om te werken. Deze bijbeltekst en deze preek zouden zinloos zijn wanneer ze gehouden zouden worden voor de veroordeelden in de hel. Als ik hen zou aanzetten tot werk, zou het te laat zijn; hun tijd is voorbij. Het is nacht voor de duivelen, maar het is dag voor u! Werk zolang het dag is (Joh. 9:4). Wanneer u de tijd voorbij laat gaan, verliest u uw ziel. Dit is de tijd voor uw ziel. Nu roept God, nu werkt de Geest, nu smeken de dienaren, ja als de vele belletjes van Aäron klinken zij samen in uw ziel om tot Christus te gaan. Maak goed gebruik van uw tijd! Dit is voor u de zaaitijd; zaai nu de zaden van geloof en bekering. Als uw hart hier niet naar uit gaat terwijl het de tijd is, dan zal er een tijd komen dat uw hart er wel naar uit gaat, maar de tijd u ontbreekt. Gebruik uw tijd zolang het mogelijk is. De zeiler hijst zijn zeilen als het waait. U bent bevoorrecht dat u zoveel mogelijkheden krijgt om de hemel te bereiken, veel meer dan anderen. En zult u dan niet verder komen op uw reis? Hoe snel de tijd van het oordeel er ook aan komt: ik verzeker u dat de Wetgever dat tijdstip niet ongebruikt voorbij zal laten gaan. Mijn broeders, nu is het de juiste tijd om voor uw ziel bij God om genade te smeken, of tenminste Christus voor u te laten pleiten. Denk ernstig over deze dingen na. Ik geef nu enkele redenen waarom u hier ernstig over na moet denken. Ten eerste gaat ons leven ongelooflijk snel. Gregorius vergelijkt ons leven met een schip dat onder volle zeilen vaart. Dagelijks zeilen wij met grote snelheid naar de eeuwigheid. Ten tweede is de genadetijd, hoewel ze van onschatbare waarde is, niet blijvend. Wanneer we de zegeningen die we ontvangen misbruiken, zullen ze bij ons vandaan vliegen, zoals de duif bij Noach vandaan vloog. Het gouden uur van Engeland zal spoedig voorbij zijn. De zegeningen van het Evangelie zijn zeer aangenaam, maar ook zeer snel voorbij.3 ‘Nu is het verborgen voor uw ogen’ (Luk. 19:42). We weten niet hoe spoedig de gouden kandelaar van ons kan worden weggenomen.
2
In het Engels staat hier een prachtige woordspeling: ‘The more sweat, the more sweet.’
3
Ook hier staat in het Engels een mooie woordspeling: ‘They are very sweet, but very swift.’
Ten derde zijn er tijden dat de Geest stopt met strijden. Er zijn bepaalde lentetijden van de Geest; en wanneer deze niet gebruikt worden, zullen we mogelijk nooit een andere gelegenheid krijgen. Wanneer het geweten niet meer spreekt, spant de Geest Zich gewoonlijk niet meer in. Ten vierde zal het verlies van de mogelijkheden van het Evangelie ervoor zorgen dat de hel zo vreselijk voor de zondaar zal zijn. Wanneer een zondaar op de laatste dag bij zichzelf zal bedenken: ‘Wat had ik rijk kunnen zijn! Ik had zo rijk als de engelen kunnen zijn! Wat had de hemel mij rijk kunnen maken! Ik had tijd om te werken, maar ik heb die voorbij laten gaan!’ Dit, dit zal voor hem zijn als een aasgier die aan hem knaagt; dit zal zijn lijden erger en intenser maken. Laat dit u dan overtuigen om met haast uw zaligheid te werken! Ten vijfde kunt u dit werk doen zonder uw andere werk op te geven. Het werken van de zaligheid en het werken in uw dagelijkse roeping zijn niet tegengesteld aan elkaar. Dit noem ik op deze plaats, om een tegenwerping te voorkomen. Sommigen zouden kunnen zeggen: Maar als ik zo hard werk voor de hemel, zal ik geen tijd hebben voor mijn beroep! Wel, het is zeker dat de wijze God nooit een gebod gegeven heeft om u in de weg te staan. Zoals Hij wil dat u ‘eerst het Koninkrijk van God zoekt’ (Matth. 6:33), zo wil Hij dat u zorgdraagt voor uw gezin (1 Tim. 5:8). U kunt twee taken tegelijk uitvoeren. Ik houd niet van mensen die de kerk scheiden van hun werk, die al hun tijd laten opgaan in luisteren en ondertussen hun werk thuis verwaarlozen (2 Thess. 3:11). Ze zijn zoals de lelies van het veld die niet werken en niet spinnen. Wanneer God mensen roept, geeft Hij nooit ruimte voor nutteloosheid. Hij eist en prijst een ijverige houding in ieders roeping. En dat mag ons des te meer aanmoedigen om de zaligheid te zoeken, omdat dit werk ons nooit zal weghouden van ons andere werk. Een mens kan met Kaleb volharden om God na te volgen (Num. 14:24) en tegelijk met David bezig zijn ‘achter de zogende schapen’ (Ps. 78:71). Vroomheid en dagelijkse arbeid kunnen goed samengaan. Ten zesde is er geen excuus voor degenen die het werken van hun zaligheid verwaarlozen. In gedachten hoor ik God Zijn zaak met de mensen behartigen op de laatste dag, op de volgende manier: ‘Waarom werkte u niet? Ik gaf u tijd om te werken, Ik gaf u licht om bij te werken, Ik gaf u Mijn Evangelie en Mijn dienaren. Ik voorzag u van talenten om mee te handelen. Ik stelde u de beloning in het vooruitzicht. Waarom hebt u niet aan uw zaligheid gewerkt?’ Het moet óf luiheid óf koppigheid zijn. Was er iets wat u met grotere betrokkenheid deed? U hebt kunnen werken met bakstenen, maar niet met goud. Wat kunt u voor uzelf zeggen wanneer het vonnis u niet voorbij zal gaan? Wat zal de zondaar sprakeloos staan op dat moment, en hoe zal het zijn hart pijnigen, wanneer hij bij zichzelf bedenkt dat hij de zaligheid verwaarloosde zonder daar een reden voor te kunnen geven. Ten zevende is het lijden van degenen die hun zaligheid niet werken niet in woorden uit te drukken. Degenen die slapen in de lente, zullen moeten bedelen tijdens de oogst. Na de dood, wanneer ze zullen opzien om de volle oogst van glorie in ontvangst te nemen, zullen ze, zoals de rijke man in de gelijkenis, bedelen om een druppel water. Vagebonden die niet willen werken worden naar een strafgevangenis gebracht. Degenen die hun zaligheid niet willen werken, moeten bedenken dat de hel Gods strafgevangenis is, en dat zij daar naartoe gezonden zullen worden. Ten achtste, wanneer dit alles u niet overtuigt, bedenk dan waarvoor we werken. Niemand wil pijn lijden voor iets kleins; we werken echter wel voor een kroon, voor een troon, voor een paradijs. En dit alles is begrepen in dat ene woord ‘zaligheid’. De zaligheid is iets wat uw
ijver moet prikkelen. Ieder mens verlangt naar de zaligheid. Het is de kroon van onze hoop; we zouden niet moeten denken dat enige moeite hiervoor te veel is. Welke pijn wil men niet dragen voor aardse kronen of koninklijk gezag? Veronderstel dat alle koninkrijken samen nog grootser zouden zijn dan ze nu al zijn – hun funderingen van goud, hun muren van parels, hun ramen van saffier – wat zou dat te betekenen hebben in vergelijking met het Koninkrijk waar wij voor werken? We kunnen evenmin het hele heelal omspannen als dat wij ons al haar pracht en heerlijkheid zouden kunnen voorstellen. De zaligheid is een prachtig iets, het is even ver verheven boven onze gedachten als boven onze verlangens. Wat zou deze wetenschap vleugels moeten geven aan onze inspanningen! De koopman zal het dan geen moeite vinden om de hevige omstandigheden van hitte en koude te trotseren. De soldaat zal kogel en zwaard verduren voor een rijke buit; hij zal blijmoedig een bloederige lente doorstaan voor een gouden oogst. Hoe veel te meer zouden wij ons heilige zweet ten koste moeten leggen om deze gezegende prijs van de zaligheid te mogen verkrijgen! III. De manier waarop wij moeten werken, namelijk met vreze en beven. Nu ik u enkele argumenten heb gegeven om u te overtuigen tot dit werk, zal ik nu enkele middelen voorleggen als richtingwijzers en om ons te helpen bij dit werk. Ik zal u ook laten zien welke dingen weggenomen moeten worden, omdat zij ons werk hinderen. Tenslotte noem ik ook welke dingen moeten worden gedaan om het werk te bevorderen. Eerst moeten we de dingen wegnemen die ons hinderen bij het werken van onze zaligheid. Er zijn zes obstakels op de weg naar de zaligheid die opgeruimd moeten worden: Allereerst, de bezigheden van deze wereld. Wanneer een voet gevangen zit in een strik, kan men niet rennen. De wereld is als een strik. Zolang onze voeten daarin gevangen zitten, kunnen we de loopbaan die ons is voorgesteld niet lopen (Hebr. 12:1). Wanneer iemand met gewichten aan zijn benen op een steile rots klimt, zullen de gewichten hem hinderen bij zijn beklimming. Te veel gouden gewichten zullen ons hinderen bij het beklimmen van deze steile rots die naar de zaligheid leidt. Wanneer de machine van een bedrijf aan staat, maakt dat zoveel lawaai dat we het nauwelijks kunnen horen wanneer de leidinggevende ons roept. De wereld smoort onze ijver en ons verlangen naar de hemelse dingen. De aarde dooft het vuur. De muziek van de wereld wiegt ons in slaap. En het gevolg is dat we niet kunnen werken. In goudmijnen bevinden zich dodelijke dampen. Hoe veel zielen zijn verwoest door de dampen die van de aarde opstijgen! De tweede verhindering op de weg naar de zaligheid is verdriet en somberheid. Wanneer iemand bedroefd is, is hij niet goed in staat om aan het werk te gaan; hij is dan als een ongestemd instrument. Wanneer wij bedroefd en moedeloos zijn, handelen we heel zwak in de godsdienst. David berispt zichzelf vanwege zijn geestelijke moedeloosheid: ‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel’ (Ps. 42:6)? Maar vrolijkheid verkwikt juist. De Spartanen gebruikten muziek bij hun gevechten om hun geest aan te moedigen en om dapperder te kunnen strijden. Vrolijkheid is als muziek voor de ziel, zij moedigt aan tot de plicht, zij oliet de wielen van de genegenheden. Vrolijkheid zorgt ervoor dat het dienstbetoon samengaat met vreugde, en de godsdienst is nooit zo gemakkelijk voor ons als op de vleugels van de vreugde. Moedeloosheid breekt de wielen van onze zegekar af, zodat we nauwelijks meer vooruitkomen.
De derde hindernis op de weg naar de zaligheid is geestelijke luiheid. Dit is een groot beletsel voor ons werk. Over Israël werd gezegd: ‘Zij versmaadden het gewenste land’ (Ps. 106:24). Wat zou daarvan de reden geweest zijn? Kanaän was een land van vreugde, een soort hemel. Maar de Israëlieten dachten dat het hen een grote hoeveelheid moeite en risico’s zou opleveren, wanneer ze het in bezit zouden nemen. En dat wilden ze niet: ze versmaadden het gewenste land. Zijn er niet miljoenen onder ons die liever slapend naar de hel gaan, dan zwetend naar de hemel? Ik heb gelezen over bepaalde Spanjaarden die dicht bij een grote visvoorraad leven. Toch zijn ze zo lui dat ze niet de moeite willen doen om ze te vangen, maar ze kopen ze van hun buren. Zo een zondige domheid en luiheid bezitten de meesten van hen, die hun zaligheid niet willen werken, hoewel Christus dicht bij hen is en hoewel de zaligheid hen wordt aangeboden in het Evangelie. ‘Luiheid doet in diepen slaap vallen’ (Spr. 10:15). Adam verloor een rib toen hij sliep; en velen verliezen hun ziel als zij diep in slaap gevallen zijn. De vierde hindernis op de weg naar de zaligheid is de gedachte dat het gemakkelijk is om zalig te worden. Men zegt: God is genadig en, hoe erg je ook zondigt, je hoeft slechts berouw te hebben om zalig te worden. God is genadig, dat is waar, maar tegelijk is Hij rechtvaardig. Hij hoeft Zijn rechtvaardigheid niet teniet te doen wanneer Hij Zijn genade toont. Kijk daarom eens goed naar die zin in Exodus, waarin de Heere zegt dat Hij ‘de schuldige geenszins onschuldig houdt’ (Ex. 34:7). Wanneer een koning zou afkondigen dat alleen diegenen zouden worden vrijgesproken die zouden komen en zich zouden onderwerpen aan zijn scepter, zou iemand zich dan de gunst van dat pardon kunnen toe-eigenen, wanneer hij blijft volharden in zijn opstandigheid? Zondaar, zou u genade hebben, wanneer u de wapens van ongerechtigheid niet weg doet? U hoeft slechts berouw te hebben. Slechts berouw hebben? Dat punt kunnen wij nooit bereiken, tenzij God Zelf onze pijl richt. Vertel mij, zondaar, is het voor een dode gemakkelijk om te leven en te wandelen? U bent geestelijk dood, gewikkeld in uw doodskleding (Ef. 2:2). Is wedergeboorte gemakkelijk? Is er geen pijn bij de nieuwe geboorte? Is zelfverloochening gemakkelijk? Weet u wat de godsdienst moet kosten, en weet u ook wat het kan kosten? Het kost u het afscheid nemen van uw begeerten. Het kan u uw leven kosten. Geef acht op deze beletselen. De zaligheid is niet gemakkelijk te verkrijgen. Duizenden zijn naar de hel gegaan vanwege deze misvatting. De aanmatigende ruime denkbeelden hebben ervoor gezorgd dat de smalle poort breder lijkt dan hij daadwerkelijk is. De vijfde hindernis op de weg naar de zaligheid is vleselijke vrienden. Het is gevaarlijk om naar hun stem te luisteren. De slang sprak tot Eva. Jobs vrouw wilde Job afbrengen van het dienen van God: ‘Houdt gij nog vast aan uw oprechtigheid?’ (Job 2:9) Waarom zou je nog bidden en huilen? De duivel verzocht Job door middel van zijn vrouw. Vleselijke vrienden zullen ons afhouden van ons werk. Waar is al deze drukte voor nodig? Minder pijn zal ook genoeg zijn voor je zaligheid. We lezen dat sommige bloedverwanten van Christus, toen ze Christus zo ijverig bezig zagen in Zijn prediking, Hem wilden laten stoppen: Zijn vrienden ‘hielden Hem vast’ (Mark. 3:21). Onze vrienden en familieleden zouden ons soms kunnen tegenhouden in onze weg naar de hemel. Als ze onze ijver als ‘krankzinnigheid’ beoordelen, zouden ze ons kunnen vasthouden
en ons hinderen om onze zaligheid te werken. Zulke vrienden had Spira.4 Hij vroeg hen om advies of hij zijn vroegere ideeën over Luthers leer zou moeten herroepen, of dat hij standvastig zou moeten zijn tot in de dood. Ze adviseerden hem om te herroepen. En terwijl hij zo openlijk afstand nam van zijn vroegere geloof, ging hij als een levend mens naar de hel. De zesde hindernis op de weg naar de zaligheid is slecht gezelschap. Dergelijk gezelschap zal ons afhouden van ons werk. Zoet water verliest zijn frisheid wanneer het in zout water terechtkomt; christenen verliezen hun frisheid en smakelijkheid tussen de goddelozen; Christus’ duiven zullen bezoedeld raken als zij in de poel blijven liggen. Zondig gezelschap is als water in het vuur van een smederij, waardoor het ijzer afkoelt, hoe heet het ook is. De goddelozen hebben de plaag van het hart (1 Kon. 8:38) en hun adem is besmettelijk. Ze zullen ons ontmoedigen in het werken van de zaligheid. Net als een minnaar: terwijl hij van plan is de bewuste vrouw een aanzoek te doen, komt er iemand die hem vertelt dat hij iets slechts heeft gehoord over haar, iets wat onoverkomelijk is. De man hoort dit, gaat onmiddellijk weg en het aanzoek gaat niet door. Zo vergaat het veel mensen die minnaar beginnen te worden van de godsdienst. Oprecht willen zij de verbinding aangaan, hun liefde tot de godsdienst komt tot een hoogtepunt, zij beginnen hun zaligheid te werken, maar dan komen er enkele vrienden en die vertellen hun dat ze slechte berichten hebben over de godsdienst. ‘Deze sekte wordt overal tegengesproken!’ Volgens deze vrienden is er zoveel strengheid en vernedering in deze godsdienst, dat zij nooit meer gelukkig zullen zijn. Hierop worden deze mensen ontmoedigd en de verbinding met de godsdienst wordt verbroken. Let op dat u zich niet inlaat met zulke mensen; zij zijn duivelen, bedekt met vlees. Zij zijn als Herodus, die Christus wilde doden, zodra Hij was geboren. Op deze manier doden zij dus als het ware Christus, wanneer Hij een plaats begint te krijgen in het hart. Op deze manier heb ik u de hindernissen laten zien die op de weg naar de zaligheid liggen en die weggenomen moeten worden. Ik wil u ook enkele hulpmiddelen voorleggen die bevorderlijk zijn voor het werken van de zaligheid. De eerste staat in de tekst: vreze en beven. Dit is geen vrees van vertwijfeling, maar een vrees van toewijding. Deze vrees is noodzakelijk bij het werken van de zaligheid. ‘Laat ons vrezen dat niet te eniger tijd iemand van ons schijne achtergebleven te zijn’ (Hebr. 4:1). Vrees is het geneesmiddel voor aanmatiging. Hoop is als de kurk in het net: het bewaart de ziel voor het wegzinken in wanhoop. Vrees is als het lood in het net: het bewaart de ziel voor het wegdrijven in aanmatiging. Vrees is het vlammende zwaard dat de zonde belet om binnen te komen. Vrees spoort ons aan; het is het tegengif bij luiheid. ‘Noach heeft, bevreesd geworden zijnde, de ark toebereid’ (Hebr. 11:7). De reiziger versnelt zijn pas om te voorkomen dat de nacht hem overvalt voordat hij zijn einddoel bereikt heeft. Vrees maakt voorzichtig; iemand die ‘in vreze’ wandelt, handelt bewust. Vrees is een middel om afval van het geloof te voorkomen. ‘Ik zal Mijn vreze in hun hart geven, dat zij niet van 4
Onder de puriteinen was het verlies van de hoop op de zaligheid een van de meest bekende en
gevreesde verzoekingen van de satan. Francis Spira was hiervan een bekend voorbeeld . Deze Italiaanse advocaat van hoog aanzien bekeerde zich eerst tot het lutheranisme, maar onder druk van de katholieke kerk zwoer hij zijn geloof af. Daarna werd hij ervan overtuigd dat hij voorbestemd was voor de hel, wat de uiterste wanhoop veroorzaakte. De puriteinen zagen Spira als een extreem voorbeeld van wat de beproeving die iedere godzalige christen kent, kan uitwerken.
Mij afwijken’ (Jer. 32:40). De vréés om af te vallen bewaart ons voor daadwerkelijke afval. Vrees is het embleem en het uniform van een christen. De heiligen van het Oude Testament waren mensen die God vreesden (Mal. 3:16). Van de heilige Anselmus wordt verteld, dat hij veel nadacht over de dag van het oordeel. ‘Welgelukzalig is de mens, die geduriglijk vreest’ (Spr. 28:14). Vrees is het garnizoen van de christen. De manier om zeker te zijn is om altijd te vrezen. Dit is een van de beste gereedschappen om mee te werken voor een christen. Een ander groot hulpmiddel in het werken van de zaligheid is liefde. Liefde zorgt ervoor dat het werk met vreugde wordt voortgezet. Zeven jaar werken leek niets voor Jakob, vanwege de liefde die hij had voor Rachel. Liefde maakt alles gemakkelijk. Liefde is als vleugels voor een vogel, als wielen voor een wagen, als zeilen voor een schip. Het zorgt ervoor dat de ziel snel en vrolijk haar dienstwerk mag doen. Liefde is nooit lusteloos. Er is een uitmuntende uitspraak opgetekend van Gregorius: ‘Laat een mens maar de liefde van de wereld in zijn hart krijgen, dan zal hij spoedig rijk zijn.’ Evenzo geldt: laat slechts de líefde van de godsdienst in uw hart komen, en u zult spoedig rijk zijn in de genade! Liefde is een krachtige, actieve genade. Zij veracht gevaren; zij vertrapt de moeilijkheden; als een machtige stormvloed drijft zij alles voor zich uit. Dit is de genade die ‘de hemel neemt met geweld’. Laat uw hart slechts goed verwarmd worden door deze genade en u zult bekwaam zijn tot dit werk. Een derde hulpmiddel dat bevorderlijk is voor de zaligheid, is het werken in de kracht van Christus. ‘Ik vermag alle dingen door Christus, Die mij kracht geeft’ (Fil. 4:13). Ga nooit alleen aan het werk. Simsons kracht lag in zijn haar. De kracht van een christen ligt in Christus. Wanneer u uzelf aanzet om enig werk te doen (het weerstaan van een verzoeking, het onderdrukken van een begeerte, enzovoort), zet u ertoe aan in de kracht van Christus. Sommigen treden tegen de zonde op in de kracht van genomen besluiten en gedane geloften, maar ze worden spoedig gedwarsboomd. Doe als Simson: eerst riep hij naar de hemel om hulp en toen hij daarna de pilaren had vastgepakt, trok hij het gebouw neer op de leidslieden van de Filistijnen. Wanneer wij Christus bij het werk betrekken en zo de pilaar van een gewoonte vastpakken, dan zullen wij het gebouw neerhalen op het hoofd van onze begeerten. Ten vierde, werk ootmoedig, wees ootmoedig, denk niet dat u iets verdient door uw werken. Satan wil ons óf weghouden van het werk, óf hij wil ons trots maken op ons werk. God moet onze werken vergeven voordat Hij ze kroont. Al zouden we kunnen bidden als engelen, rivieren van tranen kunnen laten vloeien, kerken kunnen bouwen en ziekenhuizen laten verrijzen, - als we daarbij de verwaande eigendunk zouden hebben dat we hierdoor verdienstelijk zijn, dan zou ons werk zijn als een dode vlieg in een parfumfles. Het zou de heerlijkheid van het werk bezoedelen en verduisteren. Onze plichten smaken als goede wijn uit een bedorven vat. Ze zijn slechts glinsterende zonden. Laat de trots onze heilige daden niet vergiftigen. Wanneer we gewerkt hebben voor de hemel, zouden we met Nehemia moeten zeggen: ‘Gedenk mijner ook in dezen, mijn God! en verschoon mij naar de veelheid Uwer goedertierenheid’ (Neh. 13:22). Ten vijfde, werk op uw knieën. Wees veel in gebed. Smeek de Geest van God u te helpen in het werk. Bid dit gebed: ‘Ontwaak, noordenwind! En kom, gij zuidenwind! Doorwaai mijn hof’ (Hoogl. 4:16). We hebben nodig dat deze Geest ons doorwaait, aangezien er zoveel tegenwinden zijn die tegen ons waaien en omdat heilige genegenheden zo spoedig geneigd zijn weg te ebben. De tuin heeft niet méér behoefte aan de wind om het fruit te laten uitlopen, dan dat wij behoefte hebben aan de Geest om onze genadegaven te laten bloeien. Filippus voegde zich bij de wagen van de kamerling (Hand. 8:29). Gods Geest moet zich voegen bij onze wagen. Als een zeeman zijn hand aan het roer heeft, heeft hij tegelijk ook zijn ogen
gericht op de sterren. Zo moeten wij ook opzien naar de Geest terwijl wij aan het werk zijn. Wat betekent onze voorbereiding zonder de werking van de Geest? Wat stelt al ons roeien voor zonder de storm vanuit de hemel? ‘De Geest hief mij op’ (Ez. 3:14). Gods Geest moet de genade zowel ingeven als opwekken. We lezen van ‘een rad in het midden van een rad’ (Ez. 1:16). De Geest van God is dat innerlijke rad dat het rad van onze pogingen moet voortbewegen. Kortom: bid God dat Hij u zegent in uw werk. ‘De loop is niet der snellen, noch de strijd der helden’ (Pred. 9:11). Niets is voorspoedig zonder Gods zegen. En wat is de weg om die zegen te verkrijgen anders dan het gebed? Een van de ouden heeft gezegd: de heiligen dragen de sleutels van de hemel aan hun gordel. Het gebed slaat het wapen uit de hand van de vijand en ontvangt de zegening uit de hand van God. Tenslotte, werk in hoop. De apostel zegt: ‘Hij die ploegt, moet op hoop ploegen’ (1 Kor. 9:10). De hoop is het anker van de ziel (Hebr. 6:19). Werp dit anker op de belofte en u zult nooit verdrinken. Niets hindert ons meer in ons werk dan ongeloof. Een christen zegt: ik kan alle dagen hard werken voor de zaligheid en toch is er een mogelijkheid dat ik niets krijg. Wat! Is er dan geen ‘balsem in Gilead’? Is er geen troon der genade? Besprenkel elke bezigheid met geloof. Zie op vrije genade; richt uw oog op het bloed van Christus. Wilt u zalig worden? Voeg dan bij uw werk geloof! Amen.