Werk aan de winkel prijsvraag herontwikkeling naoorlogse winkelstrips
Werk aan de winkel prijsvraag herontwikkeling naoorlogse winkelstrips
Let op! De actuele en geldige versie van de prijsvraag staat op Negometrix (zie link op https://platform.negometrix.com/PublishedTenders.aspx?tenderid=18117). Dit uittreksel is enkel ter toelichting, er kunnen geen rechten aan worden ontleend. Vragen stellen over de prijsvraag verloopt via Negometrix (Zie voor meer informatie over het aanmelden op Negometrix op http://www.cultureelerfgoed.nl/dossiers/wederopbouw/prijsvraag-werk-aan-de-winkel).
Inhoudsopgave Vooraf 0.1 Inleiding 0.2 Doel 0.3 De prijsvraagprocedure
5 5 5 5
1. Aanbestedende dienst 1.1 Aanbestedende dienst 1.2 Contactgegevens 1.3 Indiening stukken
6 6 6 6
2. De opgave 7 2.1 Kern van de opgave 7 2.2 Aanleiding: De wijkgedachte en de wijk anno nu 7 2.3 Algemene gegevens 8
3. Voorwaarden voor deelname 9 3.1 Voorwaarden voor deelname 9 3.2 Voorwaarden met betrekking tot de opgave 9 4. De inzending 10 4.1 De inzending voor de eerste ronde bestaat uit 10 5. Achtergrondinformatie 11 5.1 De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 11 5.2 De wijkgedachte 11 5.3 Citaten uit De stad der toekomst 11 5.4 Locatie winkelstrips in naoorlogse woonwijken in wederopbouwgebieden 12 Bijlage I: Kaarten 13 Bijlage II: Locaties 26
Vooraf 0.1. Inleiding Iedereen kent ze wel, de kleine winkelstrips in de naoorlogse woonwijken. Veelal kwamen ze voor in de ‘plint’ van flats of als aparte blokjes middenin de wijk met woningen erboven. In deze winkelstrips waren de winkels voor de eerste levensbehoeften ondergebracht. Er werd in de wederopbouwperiode na de oorlog goed nagedacht over de inrichting van een wijk. Niet alleen over de variatie in woningen, maar ook over de samenhang van de wijk. De winkelstrips kwamen voort uit het concept van de Wijkgedachte (voor meer informatie zie Achtergrondinformatie) dat ervanuit ging dat de belangrijkste voorzieningen op loopafstand aanwezig moesten zijn, daar waar het gezinsleven zich afspeelde. De maatschappij is na 50-70 jaar behoorlijk veranderd; zo gebeurt winkelen nu ook online en worden er andere eisen gesteld aan bebouwing en openbare ruimte, denk bijvoorbeeld aan energiezuinige woningen en de toename van het aantal parkeerplaatsen. Waar deze winkelstrips vroeger het bruisende centrum waren van de buurten en wijken, worden ze nu vaak ervaren als troosteloze plekken waar leegstand en achterstallig onderhoud hardnekkig aanwezig zijn. Niet alle winkelstrips ondergaan hetzelfde lot. Naar schatting zijn er tussen de 400 en 500 winkelstrips uit de wederopbouwperiode die niet of niet altijd meer functioneren en daarmee een serieus vraagstuk zijn voor deze naoorlogse wijken. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed roept via deze prijsvraag specialisten en betrokkenen bij deze buurten op om na te denken over manieren om deze plekken een (her) nieuw(d)e functie in de buurt te laten vervullen. Daarbij is zij juist niet alleen op zoek naar ideeën voor de fysieke herbestemming van een gebouw, maar ook de (nieuwe) rol die deze winkelstrips in de totale opzet van de wijk kan spelen en daarmee de wijk toekomstbestendig kan maken.
Achtergrond In de periode 1940-1965 is een groot deel van Nederland gebouwd én ingericht op een manier die echt anders was dan vóór de oorlog. Deze wederopbouwperiode maakt deel uit van recente geschiedenis en zou daarom ook voor toekomstige generaties zichtbaar aanwezig moeten blijven. Deze visie staat beschreven in de kabinetsnota “Visie erfgoed en ruimte”, waarin beschreven staat hoe het Rijk een rol ziet voor het cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, een uitvoerende dienst van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, werkt de komende jaren aan de uitvoering van dit beleid. Het doel is dat de bijzondere eigenschappen, de kwaliteiten van de wederopbouwperiode in de toekomstige inrichting van Nederland op gebiedsniveau herkenbaar aanwezig blijven. Het opnieuw laten functioneren van de wijk is daarbij belangrijk. De bijzondere eigenschappen van deze gebieden verdienen meer publieke aandacht en de meest bijzondere gebieden een publieke bescherming. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft de dertig wederopbouwgebieden geselecteerd die het toonbeeld zijn van dit tijdperk. Ze geven met elkaar een goed beeld van
hoe er gedacht, gebouwd en ingericht werd. Ze onderscheiden zich nationaal of zelfs internationaal, bijvoorbeeld vanwege de kwaliteit van de architectuur of als bijzonder voorbeeld van stedenbouw of landschapsinrichting. Vijftien van deze gebieden zijn wederopbouwwijken.
0.2. Doel Het hoofddoel van deze prijsvraag is: • Het formuleren van een visie en het inventariseren van ideeën voor het (her)ontwikkelen van naoorlogse winkelstrips binnen de context van de wijk. Het gaat dus nadrukkelijk om een visie op het functioneren van de [voormalige] winkelstrip binnen de wijkstructuur en niet alleen de herbestemming van het gebouw waarin de winkels gevestigd waren.
Subdoelen van deze prijsvraag zijn: • Het in de publiciteit brengen en organiseren van kennisuitwisseling over deze ideeën. • Het bieden van inspiratie aan partijen die betrokken zijn bij (wijken met) naoorlogse winkelstrips. Daarbij valt te denken aan: gemeenten, woningcorporaties en andere eigenaren van winkelstrips, bewoners(verenigingen) en stedebouwkundigen en planologen
0.3. De prijsvraagprocedure De prijsvraag wordt uitgeschreven onder de naam “Prijsvraag Herontwikkeling Naoorlogse Winkelstrips”. De procedure betreft een Open Oproep op basis van visie. Dit is een openbare prijsvraag in twee rondes. De eerste ronde heeft het karakter van een ideeënprijsvraag, waarbij de deelnemers wordt gevraagd om een beknopte visie op de opgave. Uit de inzendingen selecteert een onafhankelijke vakjury maximaal 15 inzendingen die het best scoren. De geselecteerde deelnemers worden uitgenodigd voor de tweede ronde, waarin zij worden gevraagd hun visie nader uit te werken. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed stelt het prijzengeld volgens onderstaande tabel ter beschikking onder de winnaars:
Rangorde
Prijzengeld (exclusief BTW)
1e plaats
€ 10.000,-
2 plaats
€ 5.000,-
e
3 plaats
€ 2.500,-
e
4 tot en met 15 plaats e
e
€ 1.250,-
Vooraf | 5
1. Aanbestedende dienst 1.1 Aanbestedende dienst Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Smallepad 5 3811 MG Amersfoort www.cultureelerfgoed.nl
1.2 Contactgegevens Deze prijsvraag wordt uitgevoerd door IUC-Noord, namens de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Informatie over deze prijsvraag kan uitsluitend ingewonnen worden via het digitale aanbestedingsplatform Negometrix.
1.3 Indiening stukken Alle stukken moeten ingediend worden via het digitale aanbestedingsplatform Negometrix.
Aanbestedende dienst | 6
2. De opgave 2.1 Kern van de opgave De centrale vraag in deze prijsvraag is welke innovatieve, kansrijke concepten er ontwikkeld kunnen worden voor naoorlogse winkelstrips (1940 -1965) in de wederopbouwgebieden waarbij het uitgangspunt is om de gedachten waarmee het oorspronkelijke plan is opgezet te vertalen naar de eisen van deze tijd. Er wordt nadrukkelijk gevraagd om hierbij aandacht te besteden aan zowel sociaal-culturele, ruimtelijke en economische aspecten van de opgave als ook aan de procesmatige kant, waarbij betrokkenen bij de wijk zoals gemeenten, projectontwikkelaars, woningbouw corporaties, eigenaren, gebruikers en bewoners een (gezamenlijke) rol spelen. Al deze verschillende aspecten waren verwerkt in de wijkgedachte die in de jaren 50 het uitgangspunt vormde voor de inrichting van de wijk (zie achtergrond informatie). De prijsvraag roept op om te onderzoeken op welke manier deze gedachte te combineren is met de opgaven en uitdagingen van deze tijd, zodat de wijk weer nieuw leven ingeblazen wordt. We willen daarmee een antwoord vinden op de vraag welke aanpassingen de wijkgedachte van toen nodig heeft om de wijk toekomstbestendig te maken mét behoud van het karakter. Om de opgave overzichtelijk te houden én de inzendingen vergelijkbaar, willen we ons in deze prijsvraag beperken tot ideeën voor de herontwikkeling van de winkelstrips. Daarbij dient nadrukkelijk rekening gehouden te worden met de plek die de winkelstrip in sociaal-culturele en ruimtelijke structuur van de wijk inneemt, in samenhang met de openbare ruimte. De opgave is daarmee groter dan alleen het bedenken van een nieuwe bestemming voor de winkelstrip zelf en vraagt om een visie op de locatie en context van winkelstrips in de wijkstructuur.
2.2 Aanleiding: De wijkgedachte en de wijk anno nu De architectuur en stedenbouw uit de periode 1940-1965 heeft veel betekend voor de manier waarop er in de decennia daarna gebouwd is. Niet alleen werd de oorlogsschade hersteld. Het was een periode van schaarste, maar ook van optimisme en vernieuwing. Nieuwe materialen, verkavelingspatronen en de wijkopbouw werden geïntroduceerd. Ook het verkeer speelde een steeds belangrijker rol.
De wijkgedachte
opdringen van levensvormen. Juist met het oog hierop is het noodzakelijk, dat door mensen met een gedegen wetenschappelijk inzicht, een goed waarnemingsvermogen en een perspectivische blik een voortgaand onderzoek wordt ingesteld naar de heersende mentaliteit der bewoners en naar de wijze, waarop deze reageren op aanwezige voorzieningen. Op grond van de resultaten, welke dit onderzoek oplevert, kan worden nagegaan in hoeverre bestaande voorzieningen moeten worden gewijzigd of aangevuld, in hoeverre nieuwe in het leven dienen te worden geroepen. Terwijl het scheppen van bepaalde voorzieningen in oude wijken plaats kan vinden op grond van ervaringen, opgedaan in verband met de wijkmentaliteit, zal het bouwen van nieuwe wijken in dit opzicht een sterk experimenteel karakter dragen. Eerst op den duur zal blijken in hoeverre bepaalde voorzieningen het doen, en bijdragen tot de versterking van het gemeenschapsbesef.”
De wijk anno nu Als onderdeel van de wijkgedachte zijn er in de periode 1940-1965 honderden winkelstrips gerealiseerd. Anno nu functioneren deze winkelstrips niet altijd meer op de manier die toen beoogd was, resulterend in leegstand en achterstallig onderhoud. Deze neerwaartse spiraal heeft niet alleen gevolgen voor de winkelstrips zelf, maar door de positie die deze winkelstrips in de sociaal-culturele en ruimtelijke structuur van de wijk en buurt innemen heeft dit ook een direct gevolg voor de kwaliteit en beleving en daarmee op de woonomgeving van een veel groter gebied. Opvallend hierbij is dat buurtwinkelcentra gezien hun beperkte omvang slechts beperkt in beeld zijn in onderzoeken naar winkelleegstand. Een recent rapport van Platform 31 ‘Winkelgebied van de toekomst’ laat dit bijvoorbeeld ook zien (zie Achtergrondinformatie). Het rapport onderstreept dat deze buurtwinkelcentra als zodanig niet (lang) levensvatbaar meer zijn en vooral gesaneerd zouden moeten worden, aangezien dit distributieplanologisch van meerwaarde zou kunnen zijn (clusteren van winkelvoorzieningen; samen sterk). Hoewel dit inzicht op zichzelf niet ontkend wordt, roept dit wel de vraag op wat er dan wél met deze winkelstrips zou moeten gebeuren. Deze problematiek is maatschappelijk relevant en urgent omdat de winkelstrips verbonden zijn met het functioneren van de wijk. Daarnaast is het landelijk gezien een regelmatig terugkerend fenomeen. Zie in dit kader ook de afstudeerscriptie van Rob Soeterboek ‘Een tweede toekomst voor winkelstrips’ (zie Achtergrondinformatie).
De theorie van de wijkgedachte is beschreven in het boek ‘De stad der toekomst, de toekomst der stad’ (zie hoofdstuk 5). Dat de theorie van de wijkgedachte niet star is, maar aan continue actualisatie onderhevig is, werd door de onderzoekers van ‘De stad der toekomst, de toekomst der stad’ in 1946 overigens al erkend. Het boek schrijft hierover: “Het beeld van dit gemeenschapsleven moet voortdurend worden herzien en getoetst aan de werkelijkheid, die steeds weer meer mogelijkheden in zich bergt dan zelfs de rijkste fantasie kan bedenken. Vóór alles moet natuurlijk gewaakt worden tegen dogmatische verstarring of
De opgave | 7
2.3 Algemene gegevens Aard van de opgave De aard van de opgave is: • Visie cq. een ontwikkelingsstrategie
Locatie en context Gevraagd wordt om een visie vanuit een bestaande situatie op te zetten. De vijftien stedelijke wederopbouwgebieden uit Kiezen voor Karakter (zie Achtergrondinformatie) en de winkelstrips die daarin liggen kunnen daarbij eventueel als casus of ter illustratie gebruikt worden. Deze gebieden en de winkelstrips zijn in de bijlage geduid. Voor een meer uitgebreide beschrijving en analyse van de gebieden wordt verwezen naar de Atlas van de wederopbouw Nederland 1940-1965; ontwerpen aan stad en land, A. Blom, Nai/010 (zie Achtergrondinformatie).
Aandachtspunten De centrale vraag is welke kansrijke concepten ontwikkeld zouden kunnen worden voor winkelstrips in de wederopbouwgebieden en welke visie op de bredere opgave van winkelstrips in wederopbouwgebieden. Er wordt nadrukkelijk gevraagd om hierbij aandacht te besteden aan: • sociaal-culturele aspecten; • ruimtelijke aspecten; • de procesmatige kant van de opgave, waaronder de rol van actoren zoals gemeenten, projectontwikkelaars, woningbouwcorporaties, eigenaren en gebruikers; • de economische kant van de opgave.
De opgave | 8
3. Voorwaarden voor deelname 3.1 Voorwaarden voor deelname Voorwaarden voor deelname Deelname aan deze prijsvraag staat open voor (teams van) studenten, particulieren (zoals buurtbewoners van wederopbouwgebieden) en ruimtelijke professionals (zoals (landschaps-)architecten, stedenbouwkundigen, aannemers etc). U kunt tevens deelnemen als team. Daarbij geldt de voorwaarde dat wordt aangegeven wie de hoofdverantwoordelijke is. Uitsluiting van deelname Iedereen die mogelijkerwijs over voorkennis beschikt is uitgesloten van deelname. Dit betreft in ieder geval de juryleden en hun bureaus, en degenen die op enigerlei wijze betrokken geweest zijn bij de voorbereiding en/of organisatie van de prijsvraag.
3.2 Voorwaarden met betrekking tot de opgave Om de deelnemers zoveel mogelijk ruimte te bieden om tot creatieve en vernieuwende concepten te komen, heeft de aanbestedende dienst besloten de formele kaders tot het minimale te beperken. Voor de eerste ronde worden daarom geen randvoorwaarden gesteld.
Voorwaarden voor deelname | 9
4. De inzending 4.1 De inzending voor de eerste ronde bestaat uit: Een visie De visie bestaat uit maximaal 5 pagina’s A4 tekst in pdf bestand, voorzien van beeldmateriaal. Er wordt niet gevraagd om ontwerpwerkzaamheden, wel om een beeld bij de visie. Materiaal dat niet is gevraagd wordt niet in de beoordeling betrokken. Het beeldmateriaal dient te voldoen aan een van de onderstaande voorwaarden: • het beeldmateriaal geheel eigendom is van de inschrijver, of • het beeldmateriaal is rechtenvrij Van inzendingen die het maximum aantal pagina’s overschrijden worden alleen de eerste 5 pagina’s beoordeeld. De overige pagina’s worden niet beoordeeld.
De inzending | 10
5. Achtergrondinformatie 5.1 De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is een uitvoerende dienst van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en is het expertisecentrum voor erfgoed in Nederland. Erfgoed is een verzameling sporen uit het verleden, zichtbare of onzichtbaar. Het gaat om gebouwen, voorwerpen in musea, archeologische vondsten, maar ook om gebruiken, verhalen of gewoonten. Erfgoed geeft een gemeenschap identiteit, een gezicht en samenbindende kracht. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed wil het erfgoed in Nederland niet alleen behouden maar ook duurzaam ontwikkelen en toegankelijk maken voor het publiek. Daarbij wordt steeds vaker de vraag gesteld hoe cultuurhistorische waarden (het erfgoed) een plaats kunnen krijgen in ruimtelijke plannen.
5.2 De wijkgedachte Veel, zo niet alle wijken uit de wederopbouwperiode 1940-1965 zijn ontworpen op grond van de Wijkgedachte. De wijkgedachte is een planologische en stedenbouwkundige theorie die een voor die tijd uitermate moderne inrichting voorschreef voor de (her) ontwikkeling van de naoorlogse gebieden. De wijkgedachte vindt haar basis in het boek ‘De stad der toekomst, de toekomst der stad’ van Ir. Bos uit 1946 en is het resultaat van een onderzoeksgroep die al in de oorlog begonnen was met onderzoek naar de relatie tussen het sociaal-culturele leven en de vernieuwing van de structuur van de stad. Basis achter de wijkgedachte is de decentralisatie van steden in wijkeenheden met eigen sociale structuren in sociale groepen op verschillende schalen. Een wijkeenheid bestond uit circa 20.000 inwoners en was op haar beurt weer onderverdeeld in verschillende buurten. Een belangrijke aanname in dit systeem is dat een buurt gelijk is aan een dorp. Een grote stad zou te onoverzichtelijk zijn om te wonen, dus kon ze beter bestaan uit een netwerk van buurten die samen wijken en uiteindelijk een stad vormden. De verschillende ruimtelijke eenheden zijn vaak duidelijk herkenbaar. Inmiddels zijn deze vanuit de wijkgedachte ontwikkelde woonwijken ruim een halve eeuw oud en worden ze vaak niet meer beleefd op de manier die vanuit de wijkgedachte was beoogd. De maatschappij is in vijftig jaar tijd compleet veranderd en daarmee het functioneren van deze wijken. Langzaam maar zeker is het gat tussen de huidige maatschappijopvatting en het functioneren van de stad en de idee achter de wijkgedachte uit de jaren 50 steeds groter geworden. Hoewel de invulling van de wijkgedachte in veel wijken zondermeer verouderd is, lijkt het concept van de wijkgedachte op een hoger abstractieniveau juist potentie te hebben om de ruimtelijke en sociaal-culturele opgaven van nu te faciliteren. Vanuit de optiek van Kiezen voor Karakter is het van belang om de wijkgedachte – het concept waarop half Nederland ontwikkeld is – te begrijpen en te gebruiken als inspiratiebron en richtsnoer voor nieuwe
ruimtelijke ontwikkelingen. Niet vanuit een semi-melancholische hang naar het verleden, maar vanuit de overtuiging dat de wijkgedachte een uitstekend adaptievermogen heeft om opnieuw geladen te worden vanuit hedendaagse inzichten en uitdagingen. Je gebruikt als het ware de kracht van het oorspronkelijke plan om nieuwe eisen in te passen.
5.3 Citaten uit De stad der toekomst De Buurt Ca. 500 à 1000 woningen; 2000 à 4000 inwoners “B2. BUURTWINKELS. Voor de directe behoeften (groenteboer, melkboer, kruidenier, sigarenhandelaar en kapper) moeten winkels met woningen aanwezig zijn. In nieuwe buurten enigszins te concentreren in het buurtcentrum. De wijkraad zal er, in overleg met de vakgroep, zijn aandacht aan moeten geven, dat in elke buurt de winkels aanwezig zijn, die de bevolking voor zijn dagelijkse huishoudelijke behoeften nodig heeft.” “BUURTBEDRIJVEN. Voor de half-ambachtelijke, half-winkelbedrijven (schoenmaker, timmerman, smid, elektricien, loodgieter, waterstoker e.d.) moeten in de buurt bedrijfsruimten aanwezig zijn, al dan niet gekoppeld aan een woning. De wijkraad heeft ook hier, in samenwerking met de vakgroep, er naar te streven, dat de buurten behoorlijk van de nodige ambachtelijke bedrijven voorzien zijn. Noodzakelijk zijn verder: een buurtgarage, een fietsenbergplaats, een stalling voor kinderwagens.” “B4. BUURTCAFE’S. In het buurtcentrum is een enkel café van beperkte omvang gewenst.” “B7. BUURTHUIS. Dit zou enkele niet te grote verhuurbare ruimten moeten bevatten voor kleine vergaderingen of bijeenkomsten. Gedacht wordt bv. aan een dubbel woonhuis met doorgeslagen tussenwand. Hier zouden de genoegens én de belangen van de buurt gediend kunnen worden: overdag zou er bv. een kleuterschooltje kunnen zijn; verder ruimte voor het volkshuiswerk onder jonge kinderen en ouderen, die om bepaalde redenen niet ver van huis willen gaan. Ook zou er een kleine uitleenbibliotheek aan verbonden kunnen zijn, eventueel met wisselende boekenreeksen (gemeente-bibliotheek); alles onder toezicht van een conciërge, die alleen bewakend en regelend optreedt.”
De wijk Circa 5000 woningen; gemiddeld 20.000 inwoners “W2. WIJKWINKELS. Te bouwen met en zonder woning. Concentratie langs grote verkeerswegen of in de wijkcentra, bij haltes van bus en tram, is gewenst. De aantallen zijn stedenbouwkundig vast te stellen, evenals de differentiatie over de verschillende bedrijfsklassen.”
Achtergrondinformatie | 11
5.4 Locatie winkelstrips in naoorlogse woonwijken in wederopbouwgebieden De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft 30 gebieden uit de periode 1940-1965 geselecteerd die van Nationaal Belang zijn. Voor een meer uitgebreide beschrijving en analyse van de gebieden wordt verwezen naar de Atlas van de wederopbouw Nederland 1940-1965; ontwerpen aan stad en land, A. Blom, Nai/010. Hierbij is onderscheid gemaakt naar drie typen gebieden: 1. d e daadwerkelijk wederopgebouwde kernen / gebieden (herstel oorlogsschade); 2. naoorlogse woonwijken; 3. landelijke gebied (reconstructie na oorlogsschade, ruiverkavelingen en nieuw land). De problematiek rondom winkelstrips die centraal staan in deze prijsvraag bevinden zich in het tweede gebied ‘naoorlogse woonwijken’. Gevraagd wordt om een visie vanuit een bestaande situatie op te zetten. De winkelstrips kunnen daarbij eventueel als casus of illustratie gebruikt worden. De winkelstrips zijn in de bijlage met de kaarten geduid met een oranje arcering. Per gebied worden een aantal fysieke kwaliteiten genoemd die in de kern beschrijven wat de kenmerken zijn die het gebied van nationale betekenis maken. Tevens wordt een adres gegeven waar de winkelstrip zich bevindt in de wijk.
Achtergrondinformatie | 12