Dossier Opleiding en werk
nr 203
Oktober- december 2013
Werk aan de winkel in Brussel
WAT LEES JE IN DEZE KATERN? Tracé Brussel laat je via deze katern kennis maken met de Nederlandstalige socio-professionele inschakelingsector in Brussel die zich richt tot kansengroepen. Op deze manier willen we deze sector samenbrengen met de welzijnssector. Doorheen de verschillende artikels en interviews kom je meer te weten over een aantal organisaties die werkzoekenden begeleiden naar werk, beroepsopleidingen organiseren of werkervaringsprojecten aanbieden. We staan ook telkens stil bij de beleidsstructuren achter de initiatieven, met de nodige kritische bemerkingen. Zo krijg je een inzicht in de Brusselse arbeidsmarkt en werkloosheidssituatie en vooral in de manier waarop de opleidings- en tewerkstellingssector samen met de beleidsmakers daar op inspeelt. Veel leesplezier!
Werk aan de winkel in Brussel 2
WERK EN WERKLOOSHEID IN BRUSSEL: DE SCHETS VAN EEN PARADOX
6
HET BELEID: OVERHEDEN, INSTELLINGEN EN BEVOEGDHEDEN
7
BEGELEIDING NAAR WERK: VOOR IEDEREEN EN TOCH OP MAAT
19
NOOIT TE OUD OM TE LEREN: BEROEPSOPLEIDING IN BRUSSEL
25
SOCIALE ECONOMIE: AL DOENDE LEREN
32
DE ANDERE KANT VAN HET VERHAAL: DE WERKGEVERS
37
BRUSSELCOMPLEX: UITDAGINGEN VOOR DE TOEKOMST
38
TRACÉ BRUSSEL IN ‘T KORT
WERK EN WERKLOOSHEID IN BRUSSEL: DE SCHETS VAN EEN PARADOX
De situatie in het Brussels hoofdstedelijk gewest illustreert de paradox van de grote steden. Ze creëren tegelijkertijd welvaart en armoede, integratie en uitsluiting. Het Brussels gewest is de grootste tewerkstellingsplaats van het land en op economisch vlak de derde rijkste regio van de Europese Unie. Aan de andere kant heeft het de hoogste werkloosheidsgraad van België. In oktober2013 waren in het Brussel gewest 111.519 niet-werkende
werkzoekenden bij Actiris ingeschreven. Op 1,13 miljoen inwoners komt dat overeen met een werkloosheidscijfer van ongeveer 20%. Dit percentage is onder de crisis slechts matig toegenomen, wat duidt op de structurele aard van de werkloosheid. Structurele werkloosheid heeft structurele facetten en oorzaken. Om te weten hoe om te gaan met werkloosheid in Brussel is het nodig om de bredere context te schetsen.
Geografische spreiding van werkloosheid De werkloosheid in het Brussels gewest is niet gelijkmatig verdeeld. Zoals veel grote steden kent Brussel arme en rijke regio’s. Onderstaande kaart geeft een interessant beeld op de werkloosheids-
situatie per gemeente. Daarin valt op dat de gemeenten die rond het stadscentrum liggen een hogere werkloosheid kennen dan gemeenten die er verder van af liggen.
Figuur 1: Werkloosheid op gemeentelijk niveau in het Brussels hoofdstedelijk gewest Binnen deze gemeenten kennen bepaalde wijken ook nog een hogere werkloosheid dan andere. Het gaat hier vaak om buurten waar problemen op verschillende gebieden voorkomen, zoals armoede, laag opleidingsniveau, moeilijke huisvestingssituatie, etc. Men spreekt soms over de sikkel, de 19de
eeuwse kroon rond het stadscentrum. De uitbouw van deze buurten gebeurde ten tijde van de industriële revolutie, met veel bedrijvigheid rond het kanaal Brussel-Charleroi. In de 20ste eeuw begon de industriële achteruitgang van Brussel en nam ook de werkloosheid toe.1
1
2
Wijkmonitoring, 2013 (Wijkmonitoring.irisnet.be).
Figuur 2: Werkloosheid op wijkniveau in het Brus sels hoofdstedelijk gewest
Kansen op de Brusselse arbeidsmarkt of een mismatch tussen vraag en aanbod Niet enkel kommer en kwel: het Brussels hoofdstedelijk gewest is de derde rijkste regio in de Europese Unie en beschikt over een hoog aantal arbeidsplaatsen, zo’n 700.000. De tertiaire sector (diensten) vertegenwoordigt vandaag nagenoeg 90 % van de totale werkgelegenheid in het Brussels gewest. Brussel was begin jaren ’60 nog de grootste industriestad van het land, maar deze sector is erg gekrompen en blijft krimpen. Meer dan de helft van de arbeidsplaatsen in Brussel wordt ingenomen door personen met een diploma hoger of universitair onderwijs (53 %). Tussen 1989 en 2007 is het aantal kortgeschoolde (geen diploma secundair onderwijs) werknemers in het Brussels gewest met 41 % gedaald, terwijl het aantal werknemers met een hoog diploma met 62 % is toegenomen. De economische activiteitensectoren voor hoogopgeleiden zijn in Brussel sterk gegroeid. Die voor kortgeschoolden zijn de laatste decennia fors gedaald.
De drie grootste sectoren binnen de Brusselse arbeidsmarkt zijn het openbaar bestuur (107.055 arbeidsplaatsen), de gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening (73.021 arbeidsplaatsen) en de financiële sector (68.900 arbeidsplaatsen). Binnen deze sectoren valt het op dat de meerderheid van die arbeidsplaatsen bestemd zijn voor hooggeschoolden (mensen met minstens een diploma hoger onderwijs). 81,7 % van de werknemers binnen het openbaar bestuur zijn hooggeschoold. Voor de maatschappelijke en gezondheidssector ligt dit percentage op 62,7 % en in de financiële instellingen is 93 % van de werknemers hooggeschoold.2 Het aanbod aan werkkrachten is met andere woorden niet afgestemd op de vraag van de werkgevers of andersom. Deze mismatch is één van de grote verklaringen voor de Brusselse werkloosheid. 2
De Brusselse arbeidsmarkt: statistische gegevens Werkende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid, april 2013 (http://www.actiris.be/Portals/36/Documents/NL/Werkende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid.pdf).
3
Mobiliteit van de werkzoekenden Mobiliteit van werkzoekenden in en buiten Brussel Brussel bestaat uit 19 gemeenten en heeft duidelijke administratieve buitengrenzen. De echte invloed van de Brusselse economie en de daarmee samenhangende sociale realiteit strekt zich echter ver voorbij de gewestgrenzen uit. Zo zijn er bijvoorbeeld op de luchthaven van Zaventem veel jobs die niet ingevuld raken. Vaak zijn dat jobs die door kortgeschoolden ingevuld kunnen worden en nauwer aansluiten op het profiel van de Brusselse werkzoekenden. Dagelijks pendelen er 234.111 Vlamingen en 127.076 Walen naar Brussel. Samen vormt dit iets meer dan de helft van de ongeveer 700.000 arbeidsplaatsen in de hoofdstad. Terwijl er in het Brussels gewest veel jobs worden ingenomen door niet-Brusselaars is dat omgekeerd minder het geval. Brusselaars hebben minder de neiging om buiten het Brussels hoofdstedelijk gewest te gaan werken. Iets meer dan 66.000 personen werken nu buiten Brussel, wat neerkomt op ongeveer 16 % van de Brusselse beroepsbevolking. Een laag aantal, zeker in functie van het groot aantal jobs voor kortgeschoolden in de rand.
Jongerenwerkloosheid Brussel kent naast een jonge populatie ook een hoge jongerenwerkloosheid. Onder de 25 jaar zit ongeveer één persoon op drie (van de beroepsbevolking) zonder job. Het merendeel van deze jongeren zijn kortgeschoold. Voor sommige wijken gaat dat zelfs over (meer dan) de helft van de jongeren. Vroegtijdige schooluitval, gebrekkige talenkennis en laaggeschooldheid zijn slechts een paar van de kenmerken van deze werkloze jongeren.
4
De laatste jaren is er wel een duidelijke stijging van het aantal Brusselaars dat buiten het Brussels hoofdstedelijk gewest gaat werken. Die stijging is onder meer te wijten aan structurele samenwerking tussen de Vlaamse en Brusselse regering rond de interregionale mobiliteit van de Brusselse werkzoekenden. Vlaanderen krijgt sommige vacatures maar niet ingevuld, Brussel daarentegen heeft een grote werklozenpopulatie. De werkgeversorganisaties BECI (Brussel), Voka (Vlaanderen), UWE (Wallonië) en het VBO (België) lanceerden eind 2008 een ontwikkelingsstrategie voor de Brusselse economische metropool voor de komende 10 jaar. Het begrip ‘Brussels Metropolitan Region’ was geboren. In die visie wordt verder dan de gewestgrenzen gekeken en wordt een gebied beschouwd waartoe ook grote delen van het arrondissement Halle-Vilvoorde en de provincie Waals-Brabant (arrondissement Nijvel) horen. Deze verruimde blik vergt een nieuwe aanpak, waarbij nog meer samenwerking tussen de verschillende bevoegde overheden cruciaal is voor een duurzame groei in deze regio.
Oorzaken van de werkloosheid Verschillende maatschappelijke fenomenen hangen nauw samen met de evolutie van de werkloosheid.
Jongerenboom!
Discriminatie
De bevolking van Brussel is sinds de eeuwwisseling onophoudelijk gegroeid en alle demografische prognoses wijzen erop dat die groei zich de volgende jaren zal verderzetten. Dit ondanks een negatieve interne migratie, waarbij meer Brusselaars naar Vlaanderen of Wallonië trekken dan omgekeerd. De aangroei is vooral een gevolg van immigratie uit het buitenland en een hoog geboortecijfer bij vrouwen met een niet-Europese afkomst. De bevolkingstoename situeert zich vooral bij achtergestelde groepen. Er komen meer personen van vreemde origine op arbeidsmarkt: moeilijkheden van vandaag rond de situatie in het onderwijs en op de arbeidsmarkt zullen zich nog scherper stellen. De bevolkingstoename situeert zich vooral bij de beroepsactieve bevolking, meer bepaald in de leeftijdscategorie van 20 tot 39 jaar.
Ook discriminatie blijft een hardnekkig probleem. Werknemers van niet-Europese origine zijn in bepaalde sectoren bijna volledig afwezig en zeker in banen waar de gemiddelde lonen het hoogst liggen, zoals in de informatica en de financiële instellingen. Ze zijn hoog vertegenwoordigd in onder meer diensten aan ondernemingen, interimkantoren, de gezondheidszorg, schoonmaakbedrijven, bouw en horeca. Dit zijn sectoren met eerder lage gemiddelde lonen. Ze zijn ook de grootste groep in het werklozenbestand, met gemiddeld de langste werkloosheidsduur. Dat geldt vooral voor jonge mannen en - opvallend – voor personen met een hoger kwalificatieniveau. Kortgeschoolde personen met een niet-EU afkomst hebben minder kans om werk te vinden, welke job het ook moge zijn.
Ongekwalificeerd uitstroom
Talenkennis
28 % van de Brusselse werklozen heeft het secundair onderwijs niet afgemaakt. 38 % heeft zijn studies in het buitenland gedaan. Deze diploma’s beantwoorden niet altijd aan de vereisten opgelegd door het in België georganiseerde onderwijssysteem. Bijgevolg worden sommige diploma’s ook niet erkend in België. Het gaat hier meestal om diploma’s die buiten Europa behaald zijn. Maar ook diploma’s die binnen de Europese Unie zijn behaald worden niet automatisch gelijkgesteld met een Belgisch diploma. Tellen we beide cijfers samen dan komen we aan 2 werklozen op 3 die geen Belgisch diploma hoger secundair onderwijs hebben. Volgens de Welzijnsbarometer heeft 37% van de Brusselse jongere werklozen zelfs geen diploma lager secundair onderwijs. Brusselaars zijn met andere woorden laag opgeleid. Dit heeft drastische gevolgen voor hun kansen op de arbeidsmarkt.
Een andere oorzaak ligt in de gebrekkige talenkennis van werkzoekenden enerzijds en de taalvereisten van werkgevers anderzijds. Vaak moet men kennis hebben van het Nederlands en het Frans en soms ook nog van het Engels. En dat terwijl de talenkennis van werkzoekenden gemiddeld eerder laag is.
5
HET BELEID: OVERHEDEN, INSTELLINGEN EN BEVOEGDHEDEN
De organisaties en instellingen die werkzoekenden klaar stomen voor de arbeidsmarkt en in dit dossier besproken worden, worden betoelaagd door een resem beleidsmakers en overheden. Wie is waarvoor bevoegd op de Brusselse arbeidsmarkt? De federale overheid staat tot op heden in voor de controle op het zoekgedrag, voor de sanctionering van werkzoekenden die te weinig inspanningen doen om een job te vinden en voor de uitbetaling van de werkloosheidsuitkeringen. De instantie die deze taken op zich neemt is de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA). De zesde staatshervorming, die door het leven gaat als het Vlinderakkoord, brengt enkele veranderingen met zich mee. Zo verschuiven de controle en sanctionering van werkzoekenden op termijn naar de gewesten. Het Brussels hoofdstedelijk gewest zou deze opdracht aan Actiris kunnen toevertrouwen, maar kan ook beslissen om een nieuwe instelling op te richten om die opdracht in te vullen. De Brusselse overheid stelt dan zelf de normen die bepalen of ‘iemand voldoende inspanning levert’, na hoeveel maanden iemand een job of opleiding moet hebben gevonden etc. Waarvoor het echter niet bevoegd is of zal worden, is de hoogte van de uitkering, dat blijft een federale aangelegenheid. Het bedrag dat een werkzoekende krijgt blijft met andere woorden even hoog voor iedereen in België, of je nu in Vlaanderen, Brussel of Wallonië woont. De RVA zal ook in de toekomst de werkloosheidsuitkering blijven uitbetalen. De gewesten zijn al lange tijd bevoegd voor begeleiding naar werk. Daarvoor heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een beheersovereenkomst met de Brusselse gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling Actiris. Actiris doet deze begeleiding niet alleen, maar in samenwerking met andere organisaties, met partners waaraan het subsidies verleent.
6
Een ander facet van de arbeidsmarkt waar de gewesten bevoegd voor zijn, is de sociale economie. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ondersteunt de werkervaringsprojecten die deel uitmaken van de sociale economie en voorziet subsidies voor de begeleiding en vorming van de werknemers in deze werkervaringsprojecten. De Sociale Economie is nu nog een samenspel met het federale niveau, na de uitvoering van de staatshervorming wordt die bevoegdheid volledig overgedragen aan de gewesten. Beroepsopleiding is een gemeenschapsbevoegdheid. De Vlaamse Gemeenschap is bevoegd voor gemeenschapsaangelegenheden in Vlaanderen én Brussel. Via VDAB organiseert en subsidieert de Vlaamse Gemeenschap het Vlaamse opleidingsaanbod in Brussel. Belangrijk om weten: in Vlaanderen organiseert VDAB arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding, in Brussel enkel opleiding. VDAB is in Brussel niet bezig met arbeidsbemiddeling, een taak die aan (de gewestelijke dienst) Actiris toekomt. VDAB Brussel staat in voor de organisatie en financiering van Nederlandstalige beroepsopleidingen in het Brussels hoofdstedelijk gewest. De Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) neemt aanvullend een rol op en subsidieert ook beroepsopleidingen. In het Vlinderakkoord wordt de wettelijke mogelijkheid voorzien voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om programma’s voor beroepsopleidingen op te zetten waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke situatie van Brussel.
BEGELEIDING NAAR WERK: VOOR IEDEREEN EN TOCH OP MAAT
De hoge werkloosheidscijfers en de moeilijke situatie van werkzoekenden vragen om veel begeleiding. In Brussel zijn er heel wat instellingen en organisaties die werkzoekenden begeleiden naar werk, opleiding of andere diensten. Inwoners van het Brussels hoofdstedelijk gewest die werk zoeken moeten zich in eerste instantie richten tot Actiris, de Brusselse gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling. Naast Actiris bieden ook de Brusselse Werkwinkels en heel wat organisaties een basisdienstverlening voor Brusselse werkzoekenden. Hieronder vindt u een overzicht van de dienstverlening van Actiris, de Brusselse Werkwinkels en organisaties die zich inzetten voor specifieke doelgroepen. Actiris Als je je studies hebt beëindigd, je job hebt verloren of een nieuwe job zoekt is de eerste stap de inschrijving bij Actiris als werkzoekende. Zo’n inschrijving is belangrijk voor je sociale zekerheid en vormt ook een voorwaarde om (soms pas na een bepaalde termijn) een werkloosheidsuitkering te verkrijgen. Actiris is de instelling die gewettigd is om attesten af te leveren. Zo’n inschrijving is niet enkel administratief van aard, je kan als werkzoekende ook beroep doen op een heel scala aan diensten dat Actiris aanbiedt. Actiris heeft in 18 van de 19 Brusselse gemeenten een agentschap, waar je je kan inschrijven, vacatures kan raadplegen en waar informatiezuilen staan. Die vacatures en informatie vind je ook op de website www.actiris.be. De dienstverlening in de verschillende agentschappen is overal hetzelfde en je kan er terecht bij consulenten die je begeleiden naar werk en opleiding. Sommige mensen moeten voor zichzelf nog uitklaren wat ze juist willen doen, wat hun interesses zijn en welke mogelijkheden er allemaal bestaan. Actiris werkt met een persoonlijk actieplan dat een consulent samen met de klant opmaakt, met een stappenplan dat op korte of lange termijn naar werk moet leiden. Daarbij biedt Actiris zelf intensieve begeleiding aan of werkt het samen met andere organisaties, met ‘partners’ die begeleiding, opleiding, werkervaring of andere diensten aanbieden. In dit dossier bieden we een overzicht van de waaier aan diensten die een aanbod in het Nederlands hebben. Sommige personen hebben die intensieve begeleiding minder nodig en kunnen op eigen houtje aan de slag. Daarvoor stelt Actiris pc, printer en telefoon ter beschikking in de agentschappen en de Jobfocus Zoekruimte, die je als ingeschreven werkzoekende zelf kan gebruiken, eventueel met hulp van Actiris-medewerkers. Je kan bij Actiris ook terecht om een taaltest af te leggen en om informatie te krijgen over werken in het buitenland. Je kan ook terecht bij Self’Actiris, een zoekruimte met computers, interactieve zuilen en waardevolle informatie die je gratis mag gebruiken om zelfstandig naar werk te zoeken.
Actief Zoeken naar Werk Veel Brusselse werkzoekenden vinden moeilijk een job, hebben weinig zicht op hun eigen mogelijkheden en zijn vaak te laag opgeleid. Begeleiding is voor hen dan ook geen overbodige luxe. Actiris biedt, samen met enkele van zijn partners (Groep Intro Brussel, InBrussel, Kurasaw Tewerkstelling, Manpower Woluwe), de modules ‘Actief Zoeken naar Werk’ (AZW) aan. In een Atelier Actief Zoeken naar Werk krijg je hulp bij het zoeken naar werk, rekening houdend met je profiel en met de situatie op de arbeidsmarkt. Een AZW is als een doorgedreven training om zelf werk te leren zoeken met aandacht voor beroepsoriëntering, het opstellen van curriculum vitae en sollicitatiebrief, het aanleren van telefoontechnieken, het oefenen van een sollicitatiegesprek en psychotechnische testen. Ook de juiste kanalen om een job te zoeken komen aan bod.
7
De Brusselse Werkwinkels
In de Brusselse Werkwinkels kunnen werkzoekenden terecht voor begeleiding en advies bij het zoeken naar opleidingen of jobs. Zij richten zich tot Nederlandstalige, Franstalige of anderstalige werkzoekenden (ingeschreven bij Actiris) die bereid zijn om Nederlands te leren of die al wat Nederlands geleerd hebben. In samenwerking met werkgevers onderneemt de Werkwinkel concrete acties om de inschakelingskansen van werkzoekenden te verhogen. Ze werken samen met het netwerk van Nederlandstalige begeleidingsdiensten, opleidings- en werkervaringspartners. De Brusselse Werkwinkels worden beheerd door Tracé Brussel vzw. Naast consulenten van Tracé Brussel zijn er ook in elke werkwinkel VDAB-consulenten aanwezig die werkzoekenden met een opleidingsvraag ontvangen. Ze begeleiden ook ex-cursisten naar werk tot 6 maanden na het einde van de VDAB-opleiding. De consulenten van CAD De Werklijn (zie p. 13) ontvangen op afspraak werkzoekenden met een vermoeden van arbeidshandicap, elke donderdagnamiddag in Werkwinkel Zuid. Nieuwe klanten met een algemene vraag rond werk of opleiding volgen eerst een algemene infosessie. Daarna krijgt de klant een referentieconsulent die hem of haar begeleidt doorheen een traject waarin verhogen van competenties, groeien in het zelf8
standig zoekgedrag en samenwerking met partners centraal staan. Elk traject is maatwerk. Volgende stappen kunnen aangeboden worden: • Online inschrijving bij Actiris of doorverwijzing naar Actiris; • Beroepsoriëntering; • Begeleiding bij het zoeken naar een opleiding of een taalcursus; • Begeleiding bij het zoeken van gepaste vacatures of spontaan solliciteren; • Begeleiding bij het opstellen van cv’s en motivatiebrieven, • Inoefenen van gesprekken; • Informatie over tewerkstellingsmaatregelen en mobiliteit; • Begeleiding of doorverwijzing indien randfactoren het traject naar werk belemmeren. De klanten onderschrijven een charter waarin rechten en plichten zijn opgenomen. De pc-zoekruimte en de telefoon staan ter beschikking van klanten, met begeleiding van een consulent of om zelfstandig te zoeken. Op geregelde tijdstippen zijn er jobateliers waarin klanten in kleine groepjes begeleid worden in de pc-zoekruimte.
Rose, klant van de Brusselse Werkwinkel: “Met het beetje Nederlands dat ik nu ken, helpt Fien me bij het solliciteren voor jobs waarbij kennis van het Nederlands belangrijk is” “Ik ben Rose, kom uit Congo en heb vijf kinderen. Ik studeerde in Congo en hier in België volgde ik de opleiding ‘polyvalent verzorgende’ in het Frans. Ik werkte in twee Brusselse ziekenhuizen. Op mijn laatste werk werd mij gevraagd Nederlands te leren en zo ben ik een cursus Nederlands begonnen bij CVO (Centrum voor Volwassen Onderwijs) Lethas, 2 keer per week. Mijn vrienden vertelden me dat werk zoeken via de Werkwinkel interessant is. Ondertussen was mijn contract afgelopen en heb ik me hier in Werkwinkel Centraal ingeschreven. Eerst was er een infosessie, daarna werd Fien mijn vaste consulent met wie ik regelmatig afspraken heb. Ik apprecieer de begeleiding die ik krijg in de Werkwinkels. Vroeger waren mijn grootste struikelblokken mijn beperkte kennis van het Nederlands en computers. Met het beetje Nederlands dat ik nu ken, helpt Fien me bij het solliciteren voor jobs waarbij kennis van het Nederlands belangrijk is. Fien heeft me ook geleerd hoe ik kan zoeken en solliciteren via internet. We hebben een profiel aangemaakt in ‘Mijn Actiris’. Nu wil ik ook een pc-cursus volgen om ook zelfstandiger te zoeken want thuis hebben mijn kinderen een computer en ik hoop snel werk te vinden.”
“Ik haal mijn drive uit de samenwerking met de klanten, hun wens om iets te vinden dat bij hen past, motiveert me.” (Hanne, consulente Brusselse Werkwinkel)
9
Henry, consulent: “We laten geen gepaste job voorbijgaan zonder erop te reageren” Henry, consulent van de Brusselse Werkwinkel “Ik ben Henry en werk bijna 5 jaar als consulent in de Werkwinkels. Sinds ik in België ben, heb ik steeds in Brussel gewoond en heb ik een groot netwerk opgebouwd in de socio-culturele sector, bij NGO’s en bij zelforganisaties. Ik ben een betrokken persoon en kan me goed inleven in andermans situatie, wat een meerwaarde is voor mijn werk. Wat ik belangrijk vind, is klanten op maat te begeleiden. Ik kijk naar de capaciteiten van de klant. Wie echt niet zelfstandig kan zoeken, krijgt een aangepaste begeleiding. Voor wie dat wel kan (of kan leren) en zelfstandiger kan worden, ligt de focus op bemiddeling. We laten geen gepaste job voorbijgaan zonder erop te reageren. Er is immers veel concurrentie op de Brusselse arbeidsmarkt. We kijken ook naar werkaanbiedingen in de rand. Dit lukt aardig voor wie het juiste profiel en gewenste niveau Nederlands heeft. Ik raad mijn klanten aan om zelf aan hun competenties te werken: pc-cursussen, taalcursussen, beroepsopleidingen, … zo verhogen ze zelf hun kansen op werk.”
“Klanten zelfstandig maken staat centraal in de filosofie van de Werkwinkels.”
© Muntpunt
(Fien, consulente Brusselse Werkwinkel)
“Klanten van de Werkwinkel met dringende vragen zoals een routebeschrijving voor een sollicitatiegesprek, een afspraak bij hun referentieconsulent, hulp bij het gebruik van de pc-zoekruimte waartoe ze gratis toegang hebben of een kleine aanpassing aan hun cv, kunnen onmiddellijk terecht aan het onthaal.” (Sabine, consulente Brusselse Werkwinkel)
10
Specifieke begeleiding naar werk Naast het algemene aanbod van Actiris en de Brusselse Werkwinkels zijn er aantal organisaties die werkzoekenden met specifieke moeilijkheden (schulden, huisvesting, alcohol en drugs, etc.) begeleiden. Zij moeten wel steeds inschrijfbaar zijn bij Actiris. We brengen het verhaal van enkele van deze organisaties. CAD (Centrum Ambulante Diensten) Bij CAD De Werklijn kunnen werkzoekenden terecht met een (vermoeden) van een arbeidshandicap, die zowel verstandelijk, psychisch, fysiek of sensorisch van aard kan zijn. Het gaat om zowel kort- als hooggeschoolden. Er wordt de nodige tijd genomen om een zicht te krijgen op de mogelijkheden van de cliënt. Hiervoor werkt De Werklijn samen met de doorverwijzende organisatie en de GA (Gespecialiseerde Arbeidsonderzoeksdienst) De Vest. De Werklijn heeft de nodige ervaring en het netwerk om iemand een meerwaarde in zijn zoektocht naar werk te bieden. Ze verwijzen ook door naar specifieke initiatieven voor hun doelpubliek, zoals arbeidszorg of beschutte werkplaatsen in Vlaanderen. Indien nodig ondersteunen ze ook de cliënt bij de aanvraag van de Vlaamse Ondersteuningspremie (VOP). Dit gebeurt in samenwerking met GTB-Vlaanderen (Gespecialiseerde Trajectbepaling en –begeleiding, zie p.12). Werkzoekenden komen vooral bij De Werklijn terecht na doorverwijzing door organisaties uit de opleidings- of tewerkstellingssector, zoals Actiris, VDAB, RVA, de Brusselse Werkwinkels of andere organisaties die opleiding of werkervaring aanbieden. Ook de dienst Begeleid Wonen leidt werkzoekenden toe naar De Werklijn. De doelgroep is Nederlandstalig of anderstalig, maar met de bereidheid om intensief Nederlands te leren. Jaarlijks begeleidt De Werklijn een 160-tal personen.
ARBEIDSHANDICAP is een begrip dat VDAB hanteert en als volgt definieert: ‘elk langdurig probleem van deelname aan het arbeidsleven dat te wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren’. ARBEIDSZORG is een vorm van onbezoldigde arbeid en richt zich tot personen die omwille van persoonsgebonden en/of maatschappijgebonden redenen op het moment van hun instap, niet kunnen werken onder een arbeidscontract. Deze mensen zijn in staat om arbeid te verrichten, maar kunnen niet voldoen aan de voorwaarden gesteld door de arbeidsmarkt. Arbeidszorg is er dan ook als arbeidsmarktinstrument, voor die groep mensen die ook in de sociale economie geen plaats vinden. (Definitie van de Ronde Tafel Arbeidszorg) ARBEIDSTRAINING is een tijdelijke werkvorm die toegepast wordt bij Atelier Groot Eiland, waarbij werkzoekenden, die omwille van persoonsgebonden of maatschappelijke belemmeringen onvoldoende draagkracht hebben om te werken, arbeidsmatige activiteiten uitoefenen onder intensieve begeleiding. Hun draagkracht wordt op die manier vergroot om vervolgens hun traject voort te zetten richting opleiding of tewerkstelling (beschermd of normaal economisch circuit).
11
“Er is slechts één beschutte werkplaats in het Brusselse, met lange wachtlijsten tot gevolg.” Kristien Dierckx is coördinator en trajectbegeleider bij CAD De Werklijn. We hebben een gesprek met haar over de dienstverlening van CAD De Werklijn. Er zijn verschillende diensten die jullie doelpubliek begeleiding aanbieden. Daarbij horen we jullie naam vallen, maar ook die van GTB en de GA (Gespecialiseerde Arbeidsonderzoekdienst) De Vest. Wat is het verschil tussen de verschillende organisaties? “GTB is de gespecialiseerde trajectbegeleidingsdienst die werkzoekenden met een handicap in Vlaanderen begeleidt. In Brussel begeleidt GTB Brusselse werkzoekenden die niet inschrijfbaar zijn bij Actiris, omdat ze bijvoorbeeld op de mutualiteit staan. Met GTB is overeengekomen dat zij deze Brusselaars die op de mutualiteit staan, helpen. CAD De Werklijn begeleidt werkzoekenden die wel inschrijfbaar zijn bij Actiris. GA De Vest screent en laat werkzoekenden doorstromen naar werk. Op basis van testen en onderzoek door een multidisciplinair team van een arts, psycholoog en maatschappelijk werker geven ze de cliënt advies. Dat kan gaan over de haalbaarheid van werken op zich of het soort werk dat de cliënt kan doen. Daarnaast doet GA De Vest ook aan zorg-onderzoek om bij het VAPH (Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap) een erkenning te bekomen voor bijvoorbeeld ondersteuning in de thuissituatie. Werkzoekenden met een visuele handicap kunnen voor screening en oriëntatie terecht bij de gespecialiseerde arbeidsonderzoeksdienst (GA) van de Brailleliga.” Vinden jullie cliënten gemakkelijk werk? “De werkzoekenden die we begeleiden hebben niet altijd een realistisch ‘jobdoelwit’. Er is heel wat begeleiding nodig voor iemand de klik maakt en zijn verwachtingen bijstelt. We bieden de werkzoekende de nodige nieuwe perspectieven. De klik komt er door ze allerhande zaken te laten proberen, bijvoorbeeld een stage in een beschutte werkplaats of door met hen langs te gaan bij een opleidingsorganisatie. Ze ‘begeleid tegen de muur 12
laten lopen’, helpt hen om hun ‘jobdoelwit’ bij te stellen. Subsidiegevers hechten er veel belang aan dat een traject lineair verloopt, maar dit is niet haalbaar. We moeten telkens de eerste stap in de begeleiding afwachten alvorens het traject verder te bepalen. In de 20 jaar dat CAD De Werklijn aan begeleiding doet, zien we dat het steeds moeilijker wordt om de werkzoekenden op de reguliere arbeidsmarkt tewerk te stellen. Werkgevers stellen hoge eisen. Louter uitvoerend administratief werk, zoals bijvoorbeeld de job van bode, bestaat niet meer. Waar komen jullie cliënten voornamelijk terecht? “Onze cliënten stromen vooral door naar omkaderde tewerkstelling in het Brussels gewest en in de rand. Er is slechts één beschutte werkplaats in het Brusselse, met lange wachtlijsten tot gevolg. Je handicap moet ook officieel erkend zijn om er aan de slag te gaan. Ons doelpubliek heeft nog andere problemen, zoals een beperkt leervermogen, vaak in combinatie met sociale problemen. Daarom zijn er ook structurele oplossingen nodig voor ons doelpubliek, waarin ze tijdens hun werk of activiteit constant worden begeleid, zoals in arbeidszorg en sociale werkplaatsen. Helaas is het aanbod ontoereikend of soms zelfs bijna onbestaand in Brussel. Het gebrek aan vacatures voor kortgeschoolden in Brussel zorgt voor extra druk bij onze klanten en de trajectbegeleiders. Daarom is het spijtig dat er geen duurzame tewerkstelling bestaat in het Brussels gewest zoals dat in Vlaanderen wel het geval is met arbeidszorg en sociale werkplaatsen. Vooral werkzoekenden met leermoeilijkheden in combinatie met bijvoorbeeld rugproblemen dreigen uit de boot te vallen. Ook in beschutte en sociale werkplaatsen raken ze zeer moeilijk aan de bak.”
Job-Link
Job-Link is expert inzake arbeidshandicap op het werk en werkt nauw samen met o.a. CAD De Werklijn. De begeleiding van Job-Link is nog een stuk intensiever en meer gericht op de reguliere arbeidsmarkt. Ze begeleiden werkzoekenden met een arbeidshandicap naar werk maar coachen ook werknemers met een arbeidshandicap op de werkvloer. Het doelpubliek van Job–Link zijn personen met een arbeidshandicap, jongeren die afstuderen in het Buitengewoon Secundair Onderwijs (BUSO) of personen met fysieke problemen zoals rugproblemen (vaak als gevolg van zwaar fysiek werk). Het doelpubliek is vaak kortgeschoold. Job-link begeleidt jaarlijks een 40-tal werkzoekenden in het Brussels hoofdstedelijk gewest, daarvan stroomt 60 % door naar werk. In het Brussels gewest kunnen de cliënten van Job–Link een beroep doen op een jobcoach. Een specifiek onderdeel van hun begeleiding is de opleiding op de werkvloer (stage). Hierbij volgt een jobcoach van Job–Link intensief het tewerkstel-
lingsproces op. De jobcoaching is altijd op maat. Ze zijn erbij tijdens het kennismakingsgesprek en zorgen er ook voor dat bij de opstart op de werkvloer er een goed onthaal is. Tijdens dit gesprek tussen de cliënt, de werkgever en de jobcoach wordt besproken hoe kan worden omgegaan met de beperking van de cliënt. Indien nodig draait de jobcoach zelfs mee op de werkvloer. De jobcoach neemt ook deel aan functioneringsgesprekken, waar eventuele leerpunten worden aangebracht. Na de stage kan een gespecialiseerde individuele beroepsopleiding (GIBO) beginnen. Een GIBO is een variant op de klassieke individuele beroepsopleiding (IBO) en is bedoeld voor personen met een arbeidshandicap. Deze organiseert Job–Link in samenwerking met VDAB. Job–Link is een partner van VDAB, personen met een arbeidshandicap kunnen er terecht, ongeacht hun statuut (werkloosheidsuitkering, mutualiteitskering, …). Inschrijfbaar zijn bij Actiris is niet noodzakelijk.
We hebben een gesprek met Annelies Vestraets (jobcoach) en Babs Roex (inhoudelijk coördinator) van Job-Link. Jullie doelpubliek zijn personen met een arbeidshandicap. Hoe baken je zo’n begrip af? “Bij het woord arbeidshandicap denken werkgevers in de eerste plaats aan personen in een rolstoel. Maar personen met een arbeidshandicap zijn een heel brede doelgroep. Het zijn ook personen met psychische problemen die niet noodzakelijk zijn erkend door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH). Pas tijdens een eerste gesprek of tijdens de stage ziet de werkgever in wat dat betekent.” Wat zijn ideale jobs voor jullie doelgroep?
“Voor één van onze cliënten die doof is, heeft Manpower een reorganisatie doorgevoerd, zodat onze cliënt enkel mails beantwoordt. Zo’n werkgevers zijn goud waard.”
“Er bestaat niet zoiets als dé ideale job. Afhankelijk van de vaardigheden van onze cliënt, gaan we op zoek naar een job op maat. Daarvoor moeten we hem of haar goed kennen. Vervolgens proberen we werkgevers ervan te overtuigen om van hun vaste stramien af te stappen en een job op maat te creëren. Uitzonderingen maken ligt moeilijk in het kader van een personeelsbeleid. We kijken steeds naar waar iemand goed in is en gaan vervolgens daarop inzetten. Bij Manpower is er bijvoorbeeld een dienst waar vragen van klanten per e-mail en telefoon worden beantwoord. Voor één van onze cliënten die doof is, heeft Manpower een reorganisatie doorgevoerd, zodat onze cliënt enkel mails beantwoordt. Zo’n werkgevers zijn goud waard. 13
Foto: Dieter Telemans We proberen bedrijven bewust te maken van de mogelijkheden die er zijn om het werk beter te organiseren voor ons doelpubliek. Als je je daar als bedrijf voor openstelt en kansen wil geven, dan lukt dat. Werkgevers kunnen hier ook premies voor krijgen.” Geven jullie zelf ook opleidingen? “In het verleden deden we dat wel zelf, maar we zijn daarvan afgestapt. We geloven veel meer in leren op de werkvloer. Wat we wel doen is opleiding op maat aanbieden met daarop aansluitend een stage. Daarvoor hebben we een erkenning ‘Gespecialiseerde opleidings-, begeleidings- en bemiddelingsdienst’ (GOB). We werken samen met de competentiecentra van VDAB, waar onze cliënten samen met andere cursisten een zogenaamde ‘geïntegreerde’ opleiding volgen.” Welke knelpunten ondervinden jullie cliënten in hun zoektocht naar werk? “Eén van de knelpunten heeft te maken met de verschillende overheden die van invloed zijn op de situatie van de cliënten. Zo werken we enkel met Vlaamse subsidies. Maar het Vlaamse systeem is niet afgestemd op de Brusselse Nederlandstalige werkzoe-
14
kenden. Vlaamse Brusselaars met een handicap kunnen niet naar Actiris en voor een erkenning van het VAPH moeten ze naar VDAB. Ook personen met een uitkering van het RIZIV kunnen niet terecht bij Actiris. Job-Link kiest zelf voor een werking in Brussel, want er is een gebrek aan een Brussels kader voor personen met een arbeidshandicap. Al deze verschillen tussen Brussel en Vlaanderen maken het op administratief gebied ingewikkeld voor onze Brusselse cliënten. Allerlei procedures moeten worden doorlopen. Actiris heeft een sociale dienst waar werkzoekenden met specifieke moeilijkheden terecht kunnen, maar die biedt niet hetzelfde kader aan als in Vlaanderen. Het aanbod bij VDAB voor de doelgroep is transparanter. De begeleiding naar werk voor werkzoekenden met een arbeidshandicap zou beter bij Actiris zitten.” In de reeks ‘Hart voor een Handicap’ die in november 2012 in De Standaard verscheen, kwam ook het verhaal van een cliënt van Job-Link aan bod. Bella (23) uit het Brusselse is in begeleiding bij Job–Link. Ze kwam vijf jaar geleden uit Ghana naar België. Sinds haar negende is ze doof. Ze leerde Nederlands, de Vlaamse gebarentaal en behaalde haar diploma keukenhulp. Ze zocht vast werk in een grootkeuken en kon aan de slag bij Pizzahut in Zaventem mede dankzij de artikelenreeks in De Standaard.
Atelier Groot Eiland
Atelier Groot Eiland richt zich ook op werkzoekenden met een arbeidshandicap. In hun deelwerkingen Etiket (verzendatelier) en ArtiZan (ambachtelijk atelier en winkel) werken personen met een meervoudige problematiek. Beide ateliers werken volgens de filosofie en methodologie van arbeidszorg (zie kader p. 11). Arbeidszorg wordt niet structureel erkend in Brussel en wordt niet vermeld in de ordonnantie op de sociale economie (zie p. 25). Atelier Groot Eiland wordt voor arbeidszorg gesubsidieerd door de VGC.
Tom Dedeurwaerder, coördinator van Atelier Groot Eiland: “Tewerkstelling op de reguliere arbeidsmarkt is hierbij altijd het vertrekpunt maar het kan ook zijn dat de atelierwerking het hoogst haalbare is.” “De begeleiding bij Atelier Groot Eiland begint met een kennis- en intakegesprek. Op basis daarvan trachten we de competenties van de werkzoekende in kaart te brengen. Vervolgens kan de persoon proef draaien in de verschillende ateliers. Een trajectplan wordt opgesteld, dat om de drie maanden wordt besproken. Op het vlak van taal en attitudes wordt gekeken welke vorderingen zijn gemaakt. Bijna iedereen hier heeft persoonlijke problemen. Sommige werkzoekenden hebben goede technische vaardigheden maar nog niet de juiste attitudes of ze hebben problemen met huisvesting of schulden die een obstakel vormen voor hun functioneren. Aan deze randproblemen wordt samen met de trajectbegeleider gewerkt. Een trajectbegeleider doet dat niet alleen, maar samen met de persoon, omdat die anders niet leert hoe hij dit in de toekomst zelf kan oplossen. In het project arbeidstraining (zie kader p. 11) werkt de werkzoekende in het atelier. Tijdens een bepaalde periode observeren we, om vervolgens te bepalen welk vervolgtraject haalbaar is. Tewerkstelling op de reguliere arbeidsmarkt is hierbij altijd het vertrekpunt maar het kan ook zijn dat de atelierwerking het hoogst haalbare is. Arbeid geeft deze mensen zingeving in hun bestaan en verhoogt hun eigenwaarde. Door de formele en informele contacten die ze hier hebben, worden ze uit hun isolement gehaald. Deze personen verwerven opnieuw een arbeidsidentiteit mede omwille van het wakker houden van groeiperspectieven die potentieel aanwezig zijn.
In Etiket en ArtiZan stroomt ongeveer 35 % door naar tewerkstelling of opleiding. In de andere werkervaringsprojecten zoals het sociaal restaurant Heksenketel en de schrijnwerkerij Klimop ligt de doorstroom naar de arbeidsmarkt veel hoger. Ondanks dat we met een publiek werken dat weinig perspectief heeft op vaste tewerkstelling, komt het zeker ook voor dat mensen doorstromen naar de reguliere arbeidsmarkt. Dat is dan meestal naar jobs met repetitieve en eenvoudige taken, zoals bandwerk of onthaal. Administratief werk lukt ook als het deel uitmaakt van een groter geheel, waarin eenvoudige taken zoals klasseren, kopiëren, etiketten plakken duidelijk kunnen worden afgebakend. Een probleem is het statuut van sommige medewerkers, vooral dan voor de medewerkers in arbeidszorg. Momenteel werken zij hier als vrijwilliger. Ze worden opgeroepen door de RVA en dat zorgt voor spanningen bij dit kwetsbare publiek. We zien ook dat personen willen overstappen van de mutualiteit naar de RVA. Maar zij lopen het risico hun uitkering te verliezen.”
De atelierwerking is een mooi model om iemand nauw te kunnen opvolgen. Je ziet hem of haar dan in een reële en beschermde context werken en je kan inschatten welke capaciteiten iemand heeft en hoe goed de samenwerking met anderen verloopt. De werkzoekenden worden begeleid door jobcoaches die met hen op zoek gaan naar de mogelijke tewerkstellingskansen.
15
CAW Archipel – Hobo
CAW Archipel – Hobo is een dagcentrum voor thuislozen. Via hun vrijetijdsaanbod waarmee ze thuislozen bereiken, proberen ze sommigen van hen stap voor stap weer naar de arbeidsmarkt te leiden. De doelgroep van Hobo leeft niet noodzakelijk op straat, maar vooral in opvangtehuizen of in begeleid wonen. Ze leven vaak in sociaal isolement, zonder opvangnet, familie of vrienden waar ze terecht kunnen. Vaak hebben ze psychische problemen en sommigen zijn analfabeet. Bij Hobo komen veel vrouwen na een scheiding, nieuwkomers en asielzoekers.
We hebben een afspraak met Sebastien De Wagter, trajectbegeleider bij CAW Archipel – Hobo. “Thuisloosheid is vaak het symptoom van iets anders. Als iemand bijvoorbeeld een visueel probleem heeft dan weet je waar je heel concreet rond moet werken. Bij thuislozen moet je vaak eerst uitzoeken welke problemen er achter schuilen en pas dan kan je naar oplossingen zoeken.” “Als dagcentrum leeft Hobo van de samenwerking met 34 Brusselse thuislozenorganisaties, een netwerk dat Hobo zo goed mogelijk probeert te onderhouden. In een aantal thuislozenorganisaties houden we ook permanenties. Wanneer we aanvragen krijgen van nieuwe thuislozenorganisaties dan zijn we wel veeleisend. Zo eisen we bijvoorbeeld dat men positief achter de samenwerking staat en dat ze zelf hun doelpubliek informeren en naar ons doorsturen.’ De socio-culturele activiteiten die we aanbieden zien we als essentieel. We werken rond attitudes en taal. Voor personen die naar de activiteiten (vrije tijd of lessen Nederlands) komen en die vragen hebben over werk zoeken, maken we de brug naar onze tewerkstellingsdienst. De vrijetijdsactiviteiten zijn eigenlijk een manier om het ijs te breken. We helpen bij het zoeken naar werk, het is niet de bedoeling dat we dat in hun plaats doen. We burgeren hen als het ware in op de arbeidsmarkt. Velen weten niet hoe de Belgische arbeidsmarkt werkt en welke administratie is verbonden aan werken. Ze zijn het gewoon om op iemand af te stappen en om werk te vragen. Maar werk zoeken is ingewikkelder dan dat, er komen veel papieren bij kijken.
16
30% van het doelpubliek stroomt door naar werk of een beroepsopleiding. Het werk dat ze vinden is zeer uiteenlopend, dit kan het werken met dienstencheques zijn, logistiek medewerker, arbeider, magazijnier, tewerkstelling als artikel 60’er, technieker, ... Als ze werk vinden is dat meestal ‘via via’ en niet door zich kandidaat te stellen voor officiële vacatures. Over het algemeen komen er weinig reacties op officiële sollicitaties.
Ons doelpubliek heeft moeilijkheden van heel uiteenlopende aard. Velen van hen hebben nog niet gewerkt op onze arbeidsmarkt. De obstakels die ze tegen komen zijn hun leeftijd, gebrek aan opleiding, ervaring, talenkennis en aan zelfredzaamheid. Velen hebben een onrealistisch verwachtingspatroon. Er is tijd nodig om dit bij te sturen. Veel cliënten worden gediscrimineerd en raken daardoor snel ontmoedigd. Men solliciteert veel en denkt vervolgens dat men op het antwoord moet wachten. Maar men moet net verder blijven solliciteren.”
Eén van die cliënten is Pascal (53), thuisloos en met een referentieadres bij het OCMW. Hij kwam al een tijdje naar de vrijetijdsactiviteiten van CAW Archipel–HOBO en is er sinds kort ook in begeleiding naar werk. We vragen Pascal welke obstakels hij tegenkomt bij het zoeken naar werk: “Ik heb 3 handicaps om in de horeca te werken: mijn leeftijd, ik ben een man en ik ben Belg. ‘U bent te duur’. Anderen, niet–Belgen, accepteren ze om voor veel minder loon te werken in de horeca. Hetzelfde in de bouw. Ik heb me 2 jaar geleden bij Actiris ingeschreven, maar ik ben 53 jaar. Ik ben nog nooit door Actiris opgeroepen om te controleren of ik werk zoek.”
RE–Activ van Groep Intro regio Brussel Een hele andere doelgroep die aan bod komt is die van ex-gedetineerden of gedetineerden die op korte termijn vrijkomen. RE-Activ is een project van Groep Intro regio Brussel waarbij ze (ex-)gedetineerden begeleiden. Het project voorziet in minstens 45 begeleidingen waarbij er 45 % positieve uitstroom moet zijn, naar (beroeps-)opleiding, andere begeleidingsdiensten en/of tewerkstelling. De cliënten van Re-Activ hebben dikwijls sociale en administratieve moeilijkheden en hebben een heel intensieve begeleiding van binnen naar buiten de gevangenismuren nodig. De cliënten van Re-Activ hebben het moeilijk met arbeidsattitudes, zich aanpassen aan werkritmes en met het vinden van een gepaste job. Werkgevers eisen ook meer en meer een blanco attest van goed gedrag en zeden. De detentieconsulenten Sandrine Rousseau en In-
grid Landuyt werken vooral in de gevangenissen Sint–Gillis, Vorst en de vrouwenafdeling van Berkendael. Ze begeleiden ook ex-gedetineerden bij de opmaak van hun cv, het schrijven van motivatiebrieven, het leggen van contacten met mogelijke werkgevers en opleidingscentra en het oefenen van sollicitatiegesprekken. Werk zoeken vraagt veel moed en geduld en veel zelfvertrouwen en motivatie is een must. Cliënten blijven nog lang na de detentieperiode een negatieve stempel dragen, ze ervaren dit als een dubbele straf. Volgens de detentieconsulenten hebben de ex-gedetineerden het door de moeilijkheden die ze ondervinden, veel kans om te hervallen. Maar gelukkig zijn er ook succesverhalen, waardoor het werk dat RE-Activ uitvoert, de moeite waard blijft.
17
Vaststellingen • De sociaal economische situatie en de mismatch op de arbeidsmarkt zoals beschreven in het artikel ‘Werk en werkloosheid in Brussel: de schets van een paradox’ wordt in de praktijk van de begeleiding dagelijks ervaren. Consulenten en begeleiders moeten enerzijds rekening houden met de werkgevers en de hoge eisen op de arbeidsmarkt en anderzijds moeten zij veel aandacht geven aan de competentieversterking van de werkzoekenden. Het laatste is meestal een werk van lange adem. De economische crisis verscherpt de tegenstellingen nog: er zijn minder vacatures waardoor er nog meer nood is aan begeleiding en vooral opleiding. • Actris neemt meer en meer de rol van regisseur op de arbeidsmarkt op en probeert zo tot een aanbod te komen dat diverse vormen van begeleiding omvat. Het aanbod aan diensten is echter nog steeds onoverzichtelijk voor werkzoekenden. Heel wat werkzoekenden gaan bij verschillende diensten langs in de hoop zo snel mogelijk aan de slag te kunnen gaan. Dit is niet efficiënt voor het traject van een werkzoekende en bemoeilijkt het werk van de begeleiders. • Ondanks investeringen door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is de begeleidingscapaciteit onvoldoende groot voor de meer dan 100.000 werkzoekenden. Dat is zeker het geval voor werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, waartoe een groot deel van de Brusselse werkzoekenden behoren. • Voor een aantal groepen is de toegang tot de reguliere dienstverlening beperkt of zelfs onbestaand. Het gaat dan over illegalen of personen in een precair verblijfstatuut, die geen recht hebben op werken, een beroepsopleiding en volwassenonderwijs, of personen die enkel mogen werken via arbeidskaart B.
Beleid Begeleiding naar werk is een bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Zij richtte hiervoor de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling Actiris op. Actiris doet dit echter niet alleen, maar in samenwerking met partners. Organisaties kunnen intekenen op projectoproepen van Actiris en dan een specifieke opdracht uitvoeren rond begeleiding naar werk. Bijzonder is de situatie van de drie Brusselse Werkwinkels: deze zijn een samenwerkingsverband tussen Actiris, de VDAB en Tracé Brussel vzw, tussen het begeleiding naar werk (Brussels Gewest) en het beroepsopleiding (Vlaamse Gemeenschap).
18
NOOIT TE OUD OM TE LEREN: BEROEPSOPLEIDING IN BRUSSEL Werkzoekenden, ingeschreven bij VDAB of Actiris, kunnen in Brussel en Vlaanderen een beroepsopleiding volgen in het Nederlands. Het aanbod van deze beroepsopleidingen is gevarieerd en verandert onder invloed van de evoluties op de arbeidsmarkt. De opleidingen richten zich vooral op knelpuntberoepen, jobs waarvoor moeilijk mensen te vinden zijn. Er zijn opleidingen in heel verschillende sectoren, zoals administratie, transport, logistiek, horeca, zorg en ICT. Het volgen van een beroepsopleiding is geen garantie op een job, maar verhoogt sterk de competenties en jobkansen.
Wat is een beroepsopleiding?
Instructietaal?
Een beroepsopleiding is een praktijkgerichte opleiding om een beroep of vak te kunnen uitoefenen. Het is de bedoeling dat iemand zo snel mogelijk een job kan vinden, bij voorkeur ook in de sector van zijn of haar keuze. Het sluitstuk van een beroepsopleiding is een stage in een bedrijf waar je in de praktijk kan toepassen wat je leerde. De stage betekent soms de opstap naar een job.
De VDAB-erkende beroepsopleidingen worden in het Nederlands gegeven, maar dat betekent niet dat je Nederlandstalig moet zijn om ze te kunnen volgen. De meerderheid van de deelnemers in VDAB-erkende opleidingen zijn mensen die het Nederlands niet als moedertaal hebben. Sinds jaren worden er inspanningen gedaan om beroepsopleidingen toegankelijker te maken voor anderstaligen én worden er voor werkzoekenden beroepsgerichte taalcursussen georganiseerd. Tijdens de opleidingen wordt ook taalondersteuning voorzien voor werkzoekenden.
Naast deze kwalificerende beroepsopleidingen, waar je een nieuwe job leert, zijn er ook kortere opleidingen om specifieke nieuwe vaardigheden te verwerven (ICT, talen, ….) en korte vooropleidingen of beroepsgerichte cursussen Nederlands voor je een kwalificerende beroepsopleiding kan starten. Verwerven van beroepscompetenties is één zaak, er werk mee vinden een andere. Een opleiding houdt daarom ook in dat je leert solliciteren, vacatures opzoeken en je presenteren bij de werkgever. Bij een deel van de VDAB-erkende beroepsopleidingen word je ook begeleid door een trajectbegeleider en ondersteund bij je stappen naar een werkgever. Tot zes maanden na het beëindigen van zo’n opleiding, kan een werkzoekende dan een beroep doen op deze dienstverlening.
De instapvoorwaarden Nederlands voor beroepsopleidingen in technische richtingen zijn relatief laag, de instapvoorwaarden voor beroepsopleidingen voor jobs waar je meer Nederlands nodig hebt (zoals zorg- en administratieve beroepen) zijn hoger.
Waartoe leidt een beroepsopleiding? Iemand die een beroepsopleiding met succes afrondt, ontvangt een VDAB-getuigschrift. Voor sommige beroepsopleidingen werkt VDAB samen met Centra voor Volwassenenonderwijs. Na zo’n VDAB-erkende onderwijsopleiding, ontvang je een onderwijsgetuigschrift van de afgelegde modules. Het doel van een beroepsopleiding is en blijft werk vinden. Als je voor het einde van je beroepsopleiding al werk vindt, kan je zonder probleem de beroepsopleiding verlaten.
19
Wat met mijn uitkering? Wat met de extra kosten?
Waar kan je een beroepsopleiding volgen in Brussel?
Aan het begin van een opleiding onderteken je een opleidingscontract. Een beroepsopleiding volgen is gratis en je behoudt bovendien je RVA- of OCMW-uitkering. Een aantal kosten wordt terugbetaald, zoals het vervoer naar het opleidingscentrum én de kosten voor kinderopvang. Je behoudt financieel minimaal wat je al hebt. Het volgen van een beroepsopleiding is een ‘investering’ in de toekomst.
De meest bekende aanbieder van Nederlandstalige beroepsopleidingen is VDAB, die in Brussel over twee opleidingscentra beschikt (competentiecentrum Wetstraat en competentiecentrum Anderlecht).
Meer info over de premies vind je op www.vdab.be > opleidingen > premies.
Hoe kiezen? De keuze voor een beroepsopleiding is niet eenvoudig, want je moet met veel rekening houden: interesse, startkennis en –vaardigheden, opleidingsplaats, duur van de opleiding, tewerkstellingskansen, … De Brusselse Werkwinkels helpen geïnteresseerde werkzoekenden om hun keuze te maken.
20
Daarnaast zijn er ook organisaties die beroepsopleidingen organiseren met betoelaging en erkenning van VDAB. Dit zijn Atelier Groot Eiland, De Pianofabriek, Familiehulp, Groep Intro Brussel, Intec Brussel, JES, Maks-Kurasaw, Solidariteit voor het Gezin en Vokans. Je kan ook VDAB-erkende beroepsopleidingen volgen bij Centra voor Volwassenenonderwijs, zoals horeca-opleidingen bij CVO Elishout en zorgopleidingen bij CVO Brussel. In Brussel zijn er natuurlijk niet enkel beroepsopleidingen in het Nederlands. Het overgrote deel van erkende beroepsopleidingen in het Brussels hoofdstedelijk gewest wordt aangeboden door Bruxelles Formation én zijn Franstalige partners. Inhoudelijk zijn de uitgangspunten voor dat beroepsopleidingsaanbod vergelijkbaar met het aanbod langs Nederlandstalige kant.
Het opleidingsaanbod in cijfers In 2012 namen 2641 personen deel aan VDAB erkende beroepsopleidingen in het Brussels hoofdstedelijk gewest. 42,1 % van de cursisten volgde een opleiding bij VDAB. 57,9 % volgde een opleiding bij een partner van VDAB. Ongeveer 60 % van de cursisten zijn Brusselaars.
VDAB-cursisten per sector
Leeftijdsverdeling VDAB-cursisten
59% van de cursisten is tussen de 30 en 50 jaar.
Studieniveau VDAB-cursisten Bijna 50 % van de Brusselse VDAB cursisten is kortgeschoold (max. 2de graad van secundair onderwijs behaald), 33,8% is middengeschoold (max. diploma secundair onderwijs), 16,7 % is hooggeschoold.
Interview met een Rita Bahi, ex-cursiste in de zorgsector “Ik ben Rita en ben sinds november 2009 in België. In februari 2010 nam ik deel aan een inburgeringscursus. Daarna leerde ik Nederlands en vanaf februari 2010 volgde ik een vooropleiding social profit bij de VDAB in Brussel om nog meer Nederlands voor de zorg te leren. In september 2011 startte ik een opleiding tot zorgkundige bij Solidariteit voor het Gezin in Brussel en sinds december 2012 ben ik aan het werk als zorgkundige. Het is belangrijk dat je zelf naar je eigen situatie kijkt en goed nadenkt over wat je wil doen. Ik wilde altijd al verpleegster worden, ook toen ik nog in mijn geboorteland woonde. Maar ik kies ook voor dit beroep omdat er me verteld werd dat er veel werk is in de zorg. Uitleg over de kansen op een job in verschillende sectoren en over opleidingen naar werk was voor mij heel belangrijk.
Ik studeerde in mijn land een commerciële richting in een hogeschool, maar verpleegkundige worden was en is nog steeds mijn droom. Als ik nu enkele jaren werk als zorgkundige, kan ik later mogelijk verder studeren voor verpleegkundige. Het belang van een opleiding leer je pas goed inschatten als je echt aan de slag bent. In de opleiding bij Solidariteit voor het Gezin leerde ik wat nodig was voor mijn werk in het rusthuis. In de cursus waren er naast lessen psychologie, arbeidswereld, verzorging en communicatie ook praktische lessen over bijvoorbeeld koken. Zo hebben we veel geleerd over de gewoonten van de mensen hier en wat mensen eten. Dat is goed, zo kan je beter je werk doen. De combinatie met mijn gezinsleven was niet altijd gemakkelijk. Ik moest aan mijn dochter, die nu 10 jaar is, uitleggen dat ik er niet altijd kon zijn
21
voor haar, want ‘mama is naar school voor werk’. We eindigden met 20 cursisten. Een grote groep met veel verschillende mensen die elk op hun eigen manier leren en vooruitgang maken. Taal is heel belangrijk om de opleiding te kunnen volgen en om te kunnen luisteren en praten met oudere mensen. Bij zo’n opleiding komt er soms wel wat stress kijken, vooral in de examenperiode. De instructeurs maken veel tijd voor je vrij tijdens de opleiding, als je nog aan het leren bent. De eerste 6 maanden van de opleiding kwam er ook nog iemand van VDAB voor extra lessen Nederlands. De personen die vooraf al een cursus Nederlands voor de zorg volgden, begrepen de cursus beter. Ondanks dat ik al goed Nederlands spreek, wordt het soms nog moeilijk, vooral als mensen dialect spreken. Maar daar lachen we dan eens goed mee. Voor de cursus kreeg ik mijn vervoersonkosten en de kosten voor de opvang van mijn dochter terug. De stage duurde 4 à 5 maanden en bestond uit twee delen, één bij een thuiszorgdienst en één in een woon-en zorgcentrum. In het begin van je stage doe je alles samen met iemand die er vast werkt, na een tijd mag je de job alleen uitvoeren. Iets anders dat je leert tijdens de opleiding, is hoe te solliciteren. Een begeleider hielp ons daarbij en samen zochten we op internet naar adressen van rusthuizen en vacatures, en verzonden we mijn cv. Een rusthuis contacteerde me, ik ging op sollicita-
22
tiegesprek (mijn eerste trouwens) en werd aangeworven. Ik werk sinds december 2012 voltijds in een woon-en zorgcentrum als zorgkundige, en ben tevreden, vooral door het contact met de bewoners, die veel hulp nodig hebben. Mijn werkuren zijn nogal onregelmatig: vroeg of laat en vaak in het weekend. Sinds kort heb ik een wagen en daardoor zou ik nu ook in de thuiszorg kunnen werken. Ik blijf toch liever op de plaats waar ik nu werk, waar de bewoners tevreden zijn over mij.
“Het is belangrijk dat je zelf naar je eigen situatie kijkt en goed nadenkt over wat je wil doen.” Op mijn beurt maak ik nu zelf reclame voor de opleiding die ik gevolgd heb. Zo heb ik een kennis meer uitleg gegeven en doorgestuurd naar Solidariteit voor het Gezin, ze twijfelde nogal of ze het wel zou kunnen. Mijn keuze viel op Solidariteit voor het Gezin. Die opleiding sloot direct aan op de andere cursus en geeft veel ondersteuning aan personen die niet Nederlandstalig zijn. Er was ook geen extra starttest. Als je wil werken, kan je werk vinden. Het is verbazend hoeveel kansen je hier krijgt om te leren. Ik vind dat je die kans moet grijpen.”
Vaststellingen • VDAB legt de lat voor de uitstroom naar werk van de kwalificerende beroepsopleiding jaar na jaar hoger, ook in Brussel. Met andere woorden, meer personen moeten snel(ler) aan een job geraken na een opleiding. Een gezonde ambitie voor betere tewerkstellingsresultaten van deze opleidingen is toe te juichen, maar mag ons niet de ogen doen sluiten voor de vaak moeilijke realiteit van de Brusselse werkzoekenden. Een bijkomend effect is dat opleidingsorganisaties meer geneigd zullen zijn om vooral de ‘betere’ werkzoekenden te bedienen, waarmee ze betere tewerkstellingsresultaten kunnen halen. Werkzoekenden in de beroepsopleidingen zijn veelal werkzoekenden met korte werkloosheidsduur, terwijl bijna de helft van de Brusselse werkzoekenden langer dan 2 jaar zonder werk zit. Welk opleidingsaanbod bestaat er voor deze groep die het erg moeilijk heeft? • De Brusselse realiteit is superdivers, maar een meertalige beroepsopleiding in Brussel is als een speld in een hooiberg. Het is een spoor dat veel te weinig ontwikkeld wordt, omdat het institutioneel niet evident lijkt. Gelukkig zijn er enkele vormen van samenwerking op het terrein waarbij naast het aanbod van de Franstalige opleidingsorganisatie een beperkt deel uitgevoerd wordt in het Nederlands door een Nederlandstalige opleidingsorganisatie. Maar het blijft de spreekwoordelijke uitzondering. • Werkzoekenden motiveren voor een beroepsopleiding is dikwijls moeilijk, omdat ze niet weten wat ze kunnen verwachten en omdat er onvoldoende geloof is dat deze stap wel een job zal opleveren. Een sterkere bedrijfsgerichte aandacht zal het aanbod aantrekkelijker maken voor werkzoekenden. Zo kan er meer worden ingezet op samenwerking met bedrijven, kan de opleiding plaatsvinden binnen een bedrijfscontext en worden er meer stagekansen gegeven om vlugger op de werkvloer de competenties te oefenen en te ontwikkelen. • Veel werkzoekenden weten onvoldoende welke richting ze uit willen gaan op de arbeidsmarkt. Een begeleidingsgesprek volstaat niet altijd om een goede keuze te maken. Het is nodig meer in te zetten op korte voorlichtings- of screeningsessies zodat ze beter geïnformeerd zijn om hun beroepskeuze te maken.
Beleid • Langs Nederlandstalige kant is in Brussel VDAB-Brussel de instelling die het opleidingsaanbod organiseert, subsidieert en ook mee uitvoert. • De Vlaamse Gemeenschap voorziet jaarlijks extra middelen, die aangewend worden via VDAB, voor de uitbreiding van het beroepsopleidingsaanbod in het Brussels gewest. Daarbij worden specifiek nieuwe doelgroepen en niches beoogd. • Beroepsopleiding is een gemeenschapsbevoegdheid en wordt georganiseerd en gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap in Brussel. De zesde staatshervorming maakt het wel mogelijk dat het Brussels Gewest ook complementair beroepsopleidingen kan betoelagen, zoals dat nu eigenlijk al gebeurt met de opleidingen in het kader van de zogenaamde New Deal, via de VGC. • De Vlaamse Gemeenschapscommissie heeft een aanvullende bevoegdheid rond vorming en opleiding in het Brussels hoofdstedelijk gewest en steunt innovatieve projecten die de inschakeling van werkzoekenden bevorderen. De VGC bevordert ook de taalvaardigheid van het Nederlands van werkzoekenden in inschakelingsprojecten via allerlei vormen van taalondersteuning (in samenwerking met het Huis van het Nederlands, Centra voor Volwassenenonderwijs en CBE Brusselleer). • Langs Franstalige kant vervult Bruxelles Formation (de instelling erkend door de CoCof ofwel Franse Gemeenschapscommissie) dezelfde rol als VDAB. • VDAB breidt de samenwerking met het onderwijs uit en erkent meer en meer onderwijsopleidingen gericht op knelpuntberoepen als beroepsopleiding. • Beroepsopleidingen zorgen voor competentieversterking van de werkzoekenden. Maar dat is niet voldoende, zeker niet voor het leeuwendeel van de Brusselse werkzoekenden. Actiris lanceert in samenwerking met VDAB gezamenlijke oproepen voor de trajectbegeleiding van cursisten in beroepsopleiding. Dankzij dit Actris-partnerschap worden de werkzoekenden tijdens en na de opleiding beter begeleid naar werk.
23
SOCIALE ECONOMIE: AL DOENDE LEREN
In België is de sociale economie een gedeelde bevoegdheid tussen de federale staat, de gewesten (Vlaanderen, Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) en de Duitstalige Gemeenschap. Het officiële kader voor de sociale economie in het Brussels gewest beperkt zich tot de zogenaamde sociale inschakelingseconomie: structuren die instaan voor de herinschakeling van kansengroepen en die tewerkstellingskansen creëren voor werknemers die niet terecht kunnen op de klassieke arbeidsmarkt. Bedrijven actief in de inschakelingseconomie creëren arbeidsplaatsen voor kansengroepen met als uitdrukkelijk doel een brug te slaan naar de reguliere economie.
In Brussel gaat het meestal om werkervaringsprojecten waar medewerkers tijdelijk aan de slag kunnen met een arbeidscontract. Werkervaringsprojecten zijn vooral gericht op kortgeschoolde werkzoekenden, die opgeleid en begeleid worden op de werkvloer. De finale doelstelling is om na het traject een job te vinden in het normaal economisch circuit. Werkervaringstrajecten zijn in Brussel meestal beperkt tot 24 maanden, via de doorstromingsprogramma’s (DSP). Ook via het OCMW komen veel leefloners en gerechtigden op financiële hulp terecht in een werkervaringsproject: zij stellen via het artikel 60 statuut mensen ter beschikking van het project.
PIOW’s en IO’s
Andere sociale economie initiatieven in het Brussels gewest
Of een werkervaringsproject een erkenning kan krijgen als sociale economieonderneming, hangt af van een aantal sociale en economische criteria.
Beschutte werkplaatsen, waar personen met een arbeidshandicap tewerkgesteld worden, vallen in Brussel niet onder de huidige ordonnantie sociale economie. Dit in tegenstelling tot de Vlaamse sociale economie. Langs Nederlandstalige kant is er slechts één beschutte werkplaats in het hoofdstedelijk gewest: TWI in Sint-Lambrechts-Woluwe.
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest erkent en subsidieert twee soorten structuren: de inschakelingsondernemingen (IO’s) en de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid (PIOW’s). PIOW’s zijn vzw’s die in hun werking ten minste 60 % doelgroepwerknemers tewerkstellen. IO’s worden opgericht in de vorm van een handelsvennootschap en tellen ten minste 30 % doelgroepwerknemers in hun werking. Het is opmerkelijk dat het aantal PIOW’s (74) veel hoger ligt dan het aantal IO’s (16). Dit kan waarschijnlijk verklaard worden door de soepelere wetgeving om een vzw op te richten. Maar misschien ook door het gebrek aan ondernemers die actief zijn in de sociale economie sector. Als we de huidige sociale economieprojecten bekijken, zien we dat deze het meest aanwezig zijn in een aantal arbeidsintensieve sectoren zoals de bouw, poetshulp, horeca, recyclage, ...
24
In Vlaanderen valt ook arbeidszorg onder het concept van de sociale economie: arbeidszorg biedt personen die omwille van persoons- en/of maatschappijgebonden redenen niet (meer) kunnen werken onder een arbeidscontract, vrijwillig onbetaald werk aan onder begeleiding. Deze personen worden tewerkgesteld voor onbepaalde duur, maar met behoud van een uitkering en zonder arbeidscontract. In het Brussels gewest biedt enkel Atelier Groot Eiland deze werkvorm aan. Al jaren wordt geijverd voor een structureel kader van deze werkvorm (zie ook p. 15).
DOORSTROMINGSPROGRAMMA (DSP): Deze tewerkstellingsmaatregel biedt langdurig werklozen de mogelijkheid om beroepservaring op te doen bij openbare diensten, vzw’s of niet-commerciële verenigingen. Op die manier kunnen ze hun positie op de arbeidsmarkt verbeteren en eventueel doorstromen naar een reguliere arbeidsovereenkomst. Dit gebeurt door het toekennen van een vermindering van werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid (SZ) en een geactiveerde werkloosheidsuitkering. ARTIKEL 60: In het kader van de maatregel “artikel-60, § 7 - verhoogde Staatstoelage - Sociale Economie” worden de rechthebbenden op maatschappelijke integratie of op financiële maatschappelijke hulp aangeworven door een OCMW dat hen vervolgens ter beschikking kan stellen van een sociale economie initiatief. De personen verwerven beroepservaring en krijgen een opleiding, terwijl het OCMW een verhoogde Staatstoelage krijgt waarmee ze een deel of het volledige loon van de rechthebbende kunnen bekostigen. ACTIVA: Een tewerkstellingsmaatregel die de herinschakeling van werkzoekenden in het normale arbeidscircuit wil bevorderen. De werkgever, uit de privésector, krijgt een vermindering van werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid en een financiële tegemoetkoming in de loonkost. SINE: De maatregel “Sociale Inschakelingseconomie”, afgekort SINE, bevordert de herinschakeling van moeilijk inzetbare werkzoekenden. De tewerkstelling gebeurt in de sector van de sociale inschakelingseconomie, in bedrijven die erop gericht zijn om langdurig werkzoekenden en andere kansengroepen te begeleiden bij het arbeidsproces. Het sociale inschakelingsinitiatief dat een SINE-werknemer aanwerft, kan aanspraak maken op een forfaitaire vrijstelling van werkgeversbijdragen en een financiële tegemoetkoming in de loonkost, al dan niet beperkt in de tijd. DOELGROEPWERKNEMER: Volgens de Brusselse ordonnantie voor de sociale economie behoort men tot de doelgroep binnen de sociale economie indien men sinds minstens 12 maanden werkzoekend is en hoogstens een diploma van het lager secundair onderwijs heeft, of men minstens 60 maanden werkzoekend is ongeacht het behaalde diploma. Ook de begunstigden van het recht op maatschappelijke integratie of werknemers tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst die gekoppeld is aan de activering van een werkloosheidsvergoeding of van het leefloon behoren tot de doelgroep. Veel gebruikte statuten zijn het DSP, artikel-60, Activa en SINE statuut. Afhankelijk van het aantal doelgroepwerknemers binnen een project worden subsidies toegekend om de omkadering en werking van deze werknemers te financieren.
25
Vaststellingen • Permanente sociale tewerkstelling blijft een ontbrekende schakel in de Brusselse sociale economie. Trajecten kunnen hoogstens 4 jaar lang gesubsidieerd worden, nadien wordt men verondersteld door te stromen naar het normaal economisch circuit. Dit is echter niet voor elke werkzoekende een haalbaar traject. Sommigen hebben nood aan langere trajecten en een aantal van hen zal nooit doorstromen naar het regulier circuit. Voor deze doelgroep zijn er erg weinig mogelijkheden in het gewest. Ook in het nieuwe beleidskader voor de sociale economie wordt niets voorzien: het Gewest is geen voorstander van het creëren van aparte werkplaatsen voor deze doelgroep, zoals bijvoorbeeld de sociale werkplaatsen in Vlaanderen waar werknemers aan de slag kunnen zolang het nodig is. Toch werd er niet voor gekozen langere trajecten in de bestaande organisatievormen mogelijk te maken. • Organisaties in de sociale economie willen een goede dienstverlening garanderen en een goed leerwerktraject aan hun doelgroepwerknemers aanbieden. Dag in dag uit wordt er gewerkt aan de opleiding, begeleiding en doorstroming van de medewerkers op de werkvloer, terwijl de klant vooral een constante kwalitatieve dienstverlening verwacht. Dit legt veel druk op organisaties en inschakelingstrajecten van doelgroepwerknemers. • Het huidige beleidskader is voor de projecten in de sociale economie geen cadeau. De subsidies, zoals die voorzien zijn in de ordonnantie, worden niet volledig uitbetaald. Bovendien is er een stop op het aantal DSP en artikel-60 plaatsen, wat maakt dat een project al heel wat eigen middelen moet genereren om extra mensen te kunnen aanwerven. Het ontbreken van een goed subsidiekader voor de werking zorgt voor extra druk op de doelgroepwerknemers, wat hun traject soms bemoeilijkt. • Verschillende statuten op dezelfde werkvloer en het verschillend beleid van de 19 Brusselse OCMW’s resulteert in verschillende lonen, verlofregelingen e.d. voor gelijk werk.
26
Liesbeth Driesen van CyCLO:
CyCLO vzw is een sociale economieonderneming die fietsen promoot in Brussel door middel van fietstechniek, recyclage, fietscultuur en innovatie. CyCLO is erkend door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als PIOW. CyCLO stelt veel Brusselaars met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt te werk in een lokale economische niche die de mobiliteit verbetert en duurzaam maakt. De organisatie van werkervaring
en creatie van tewerkstelling maken het voor doelgroepwerknemers mogelijk terug actief te zijn op de arbeidsmarkt, maar het is veel meer dan dat. Bij CyCLO krijgt elke werknemer een individueel traject, rekening houdend met de persoonlijke en professionele verwachtingen en mogelijkheden. Het verwerven en verdiepen van (bijkomende) competenties is cruciaal voor de CyCLO-werknemer, en maakt hem sterker, nu en in de toekomst.
We gaan op bezoek bij Liesbeth Driesen, coördinator van CyCLO. Wie wordt bij CyCLO tewerkgesteld? “Momenteel werken er zo’n 40 personen bij CyCLO waarvan 8 atelierleiders, 3 staffuncties en 29 uitvoerende functies. De uitvoerende functies bestaan uit assistenten en werknemers die tewerkgesteld worden in een DSP-statuut, een artikel 60statuut, in een Activa, SINE of startbaan. Er zijn ook een vijftal vrijwilligers.
Wie zijn dat dan? Vooral mannen. Jammer genoeg vinden we moeilijk vrouwen met een interesse in een job bij CyCLO. Bij de artikel 60’ers, die meestal maar één jaar mogen blijven, zien we veel ex-zelfstandigen die al een zekere ervaring hebben in handenarbeid en klantencontacten, maar voor wie het leven even moeilijk was. De DSP’ers die we aanwerven hebben vaak enige technische ervaring en aangezien zij 2 jaar blijven, komen ze doorgaans verder op het vlak van fietstechniek. Qua leeftijd is er een gezonde mix tussen jong en oud, van min 25-jarigen tot 60-plussers. We hebben een zeer diverse personeelssamenstelling. Jullie werken aan opleiding en begeleiding op de werkvloer. Wat gebeurt er nadien? Tijdens het traject werken we aan technische competenties, klantencontacten, ICT en talen. Een belangrijke competentie waar we veel aan werken, is verantwoordelijkheid nemen en taken volledig en tot op het einde uitvoeren. Dat is iets waar werkgevers veel belang aan hechten.
“Sociale economie toont aan dat een andere vorm van economie mogelijk is.” Onze doorstroom nadien is zeer gediversifieerd: in 2012 slaagden we er in zo’n 70 à 80 % te laten doorstromen naar opleiding of werk. Dat is veel, maar niet alle medewerkers stromen door naar fietswinkels. Die markt groeit weliswaar de laatste jaren in Brussel, maar sommigen willen nadien zelfstandige worden of gaan werken in KMO’s die
27
iets compleet anders doen. Omdat CyCLO zelf vijf publieke ateliers doet draaien, realiseren we intern ook veel doorstroom. De fietspunten en het atelier in de Vlaamsesteenweg doen dienst als stageplaats voor alle assistenten, maar doen tegelijkertijd kleine herstellingen, fietsverhuur en fietsenparkingbeheer. We verzetten hier heel wat werk en streven naar een hoge kwaliteit, en daar zijn mensen voor nodig. Wat kan de sociale economie betekenen voor de grote massa werkzoekenden in Brussel? Sociale economie kan een waardevolle en interessante werkervaring bieden aan werkzoekenden en heeft de taak om werkzoekenden perspectief te geven en zin te doen krijgen om te werken. Sociale economie moet een stabiele, betrouwbare werkplek creëren, waar gewerkt wordt aan de competenties van werkzoekenden, maar waar mensen ook beseffen dat werken meer is dan elke dag gewoon komen opdagen. Persoonlijke ontwikkeling, zingeving en het sociale netwerk dat je krijgt op je werkplek zijn drie niet te onderschatten aspecten bij een job. Daarbij is het belangrijk dat mensen weer vertrouwen krijgen in zichzelf en meer stabiliteit ervaren in hun leven. Helaas zijn veel werkervaringstrajecten te kort: als je vijf jaar werkzoekend bent en dan maar 1 jaar in een werkervaringstraject aan de slag mag, is dat gewoon te weinig. Het concept werkervaring leidt overigens ook tot stress bij doelgroepwerknemers. Ja, je hebt een job, maar nee, niet voor lang. Ik vind het eigenlijk ook de taak van de sociale economie om lokale tewerkstelling te creëren. Er is gewoon niet genoeg werk in Brussel van ‘handmatig niveau’, de discrepantie tussen de vraag naar hoogopgeleide werknemers in Brussel en het aanbod van laagopgeleide werknemers is groot. Natuurlijk kan niet elk project dat waarmaken. Het is volgens mij niet zo dat de sociale economie zich per se moet richten op de onderkant van de arbeidsmarkt. Sociale economie wordt ook vanuit de politiek, ook in Vlaanderen, vaak gezien als de oplossing voor lichte handenarbeid en eentonige, ongedifferentieerde jobs. Deze jobs zijn nodig en kunnen inderdaad een taak zijn voor sociale economie, bijvoorbeeld in het kader van een sociale werkplaats, een kader dat overigens onbestaande is in Brussel. Maar werkervaringsprojecten kunnen meer bieden dan dat. Tussen het leger van de werkzoekenden zit er veel meer talent dan gedacht wordt. Kijk maar naar al die jongeren hier. De jobs bij CyCLO zijn bijvoorbeeld zeer afwisselend en technisch, met veel arbeidsvoldoening. Door een fiets te repareren of een tweedehandsfiets te monteren maak je iemand blij.
28
Sociale economie heeft nog een derde functie: het toont aan dat een andere vorm van economie mogelijk is. Ik heb altijd de indruk dat de jobs op de reguliere arbeidsmarkt veel te snel en te veeleisend zijn. Een groot deel van de Brusselse bevolking kan dat niet aan, om welke reden dan ook. De sociale economie bewijst dat een andere werkplek mogelijk is. Dat maakt het wel moeilijk voor onze doorstroom naar de reguliere arbeidsmarkt. Misschien moet de reguliere arbeidsmarkt zich dan ook wat aanpassen? Inderdaad, daar kunnen wij vanuit de sociale economie ook aan werken door de criteria bij aanwerving in het normaal economisch circuit proberen te veranderen. Niet door ze lager te maken, maar door de werkgever te sensibiliseren dat goede werkkrachten niet noodzakelijk allemaal dezelfde zijn en dat het ontbreken van een competentie, zoals meertalig zijn, geen reden hoeft te zijn om iemand niet aan te nemen.
Beleid en cijfers Sociale economie valt in het Brussels gewest onder de bevoegdheid van de minister van Werk. De gewestelijke subsidies die voortvloeien uit een erkenning als IO of PIOW dienen om de kosten te dragen van de begeleiding, de vorming, en de rotatie van het personeel. Het wettelijk kader van de sociale inschakelingseconomie wordt momenteel herwerkt. Dit omdat de huidige reglementering erg onduidelijk is op een aantal vlakken, maar ook om in orde te zijn met de Europese wetgeving, meer bepaald die met betrekking tot staatssteun. Er is reeds een nieuwe ordonnantie goedgekeurd op 26 april 2012, ter vervanging van de ordonnantie van 2004. Deze zal echter pas in werking treden eens het bijhorende uitvoeringsbesluit, waarover nu gedebatteerd wordt, ook is gestemd. De Vlaamse Gemeenschapscommissie investeert, onder andere via middelen van het Stedenfonds, in het versterken van de sectorale samenwerking tussen inschakelingsprojecten, waar bijvoorbeeld samengewerkt wordt bij de begeleiding naar werk van werknemers in werkervaringsprojecten. Daarnaast zijn er heel wat loonkostverlagende maatregelen die als doel hebben de tewerkstelling te bevorderen. Vaak gebruikte statuten voor doelgroepwerknemers in de sociale economie zijn het doorstromingsprogramma, dienstencheques en terbeschikkingstelling vanuit het OCMW in het kader van artikel-60. Om de loonkosten voor het omkaderingspersoneel te drukken zijn er gesubsidieerde contractuelen (GECO’s). Ook de Vlaamse Gemeenschapscommissie verleent steun aan organisaties in de sociale economie. Zij ondersteunen een aantal projecten in de sectoren zorg, horeca en bouw door in te zetten op onder andere taalbeleid en uitstroombegeleiding. Het financiële plaatje van de sociale economieprojecten bestaat uit een gedeelte eigen middelen en vaak een combinatie van deze subsidiekanalen. • In 2013: - 7.250.000 euro subsidies vanuit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - 90 erkende organisaties, waarvan 16 IO’s en 74 PIOW’s; - Goed voor 1369, 17 VTE (voltijds equivalent) arbeidsplaatsen aan doelgroepwerknemers. • Streefcijfer: De VGC verwacht 70 % uitstroom van de doelgroepwerknemers naar werk. Doorstroom naar opleiding wordt ook als een positief resultaat beschouwd. Hiervoor worden ze begeleid door een trajectbegeleider op de werkvloer of bij een partnerorganisatie. • Sectoren:
29
Zelfstandig ondernemerschap Een zelfstandige is een persoon die een beroepsactiviteit uitoefent, zonder onderworpen te zijn aan een arbeidsovereenkomst. In het Brussels gewest waren er in 2011 zo’n 90.000 zelfstandigen in hoofdberoep aan de slag, op een totaal van 960.000 in heel België. Werklozen die de stap willen zetten om hun eigen job te creëren kunnen in Brussel rekenen op ondersteuning en begeleiding. Starten als zelfstandige vraagt de nodige voorbereiding. Je ‘eigen baas’ zijn klinkt aantrekkelijk, maar brengt een aantal risico’s met zich mee. Actiris erkent een aantal partners in het programma “Begeleiding bij de creatie van een eigen tewerkstelling”, mee gefinancierd door het Europees Sociaal Fonds. Deze partners helpen iedereen die een eigen tewerkstelling wenst te creëren bij het verwerven van de nodige vaardigheden. Daarnaast bieden deze organisaties ondersteuning bij de zoektocht naar financiering en de opstart van het bedrijf.
Na afloop van de voorbereidingsfase krijgt de kandidaat ondernemer de kans zijn idee te testen binnen een activiteitencoöperatie. JYB ondersteunt de twee Brusselse activiteitencoöperaties Bruxelles-Emergences en DEBUuT. Dankzij een activiteitencoöperatie kan je wettelijk als ondernemer aan de slag en, tijdens een periode van 18 maanden, zonder risico’s je idee op de markt testen. Ondertussen blijf je genieten van individuele en collectieve begeleiding om de knowhow van het ondernemerschap onder de knie te krijgen en blijf je het recht op een uitkering behouden. De coöperatie beschikt over een btw- en ondernemingsnummer die ter beschikking gesteld worden van de projectdragers. Resultaten JYB in 2012: • 46 ondernemingen opgericht • 36 kandidaat ondernemers vonden een job als loontrekkende • 32 kandidaten werden geheroriënteerd
Obstakels voor het zelfstandig ondernemerschap blijven de zware administratieve lasten en de autofinanciering die gevraagd worden aan de start van het project. Ook de invloed van de crisis laat zich voelen: klanten zijn terughoudender en velen betalen niet of te laat waardoor de zelfstandige zaak failliet gaat. Initiatieven als JYB zijn dan ook meer dan welkom. Eén van die partners is JobYourself Brussel (JYB), een vzw die zich richt tot werkzoekenden en OCMW-uitkeringsgerechtigden die de kans krijgen een bedrijfsproject te ontwikkelen en te testen in een gestructureerd en veilig kader. Na een algemene informatiesessie, die momenteel nog enkel in het Frans wordt aangeboden, wordt beslist of het project opgenomen wordt in een voorbereidend traject. Er wordt een SWOT analyse (sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen) gemaakt en marktstudie opgesteld om de slaagkansen van het project in kaart te brengen. Als die niet rooskleurig zijn, wordt de kandidaat ondernemer geheroriënteerd naar een ander professioneel perspectief. In de volgende voorbereidende fase krijgt de kandidaat ondernemer individuele en collectieve begeleiding: het project wordt gedefinieerd en concreter uitgewerkt. De ondernemers sluiten zich ook aan bij een ondersteuningsgroep met andere kandidaat-ondernemers en worden verplicht deel te nemen aan een aantal workshops zoals boekhouding, projectmanagement, …
30
UNIZO is een Vlaamse ondernemersorganisatie die ook in Brussel actief is. Naast belangenbehartiging van ondernemers bieden zij ook talrijke infosessies en events aan waar ze mensen met interesse om hun eigen zaak te starten informeren en adviseren. Zij kunnen ook bij UNIZO terecht met een ondernemingsidee en onderzoeken samen met UNIZO de verschillende mogelijkheden om van een idee een succesvolle onderneming te maken.
DE ANDERE KANT VAN HET VERHAAL: DE WERKGEVERS
(Uitstroom)begeleiders: bruggen bouwen naar werkgevers De uiteindelijke bedoeling van een opleiding, werkervaring en begeleiding is een duurzame job. De bestemming is altijd een werkgever. Duurzaam staat dan voor: een behoorlijk loon, een goed statuut, een takenpakket op maat en persoonlijke ontwikkelingskansen. Er is meestal een begeleider die de taak op zich neemt om de cursisten te helpen bij het zoeken naar die job, om ze te leren een werkgever te benaderen en te overtuigen van hun competenties. Die begeleiders gaan op zoek naar potentiële jobs en naar samenwerking met werkgevers. Ze sporen openstaande vacatures op via VDAB, Actiris, via allerhande jobsites, op jobbeurzen, bezoeken werkgevers in hun sector, maar net zo goed leren ze bedrijven kennen via mondaan-mond reclame van collega’s, andere werkgevers, vroegere cursisten die een job vonden, …
die een opleiding afmaakt, bewijst zijn of haar motivatie en geeft blijk van een positieve werkhouding. De opleiding staat ook voor een aantal verworven technische vaardigheden en kennis, de begeleider heeft zicht op persoonlijke vaardigheden zoals samenwerken, initiatief nemen en stressbestendigheid. In sommige organisaties worden ook attesten afgeleverd of bepaalde screenings uitgevoerd. Begeleiders kennen hun cursisten al en kunnen hun mogelijkheden en beperkingen goed inschatten, ze proberen een job te vinden die daar het beste bij past en geven eerlijke feedback. Na de aanwerving blijven ze nog ter beschikking voor bemiddeling of ondersteuning bij problemen en dat vergroot de kansen op een succesvolle tewerkstelling.
Ze nemen contact op met bedrijven met interessante vacatures en proberen een goed zicht te krijgen op de precieze verwachtingen van werkgevers (wat houdt de job precies in, welke vaardigheden en technieken vinden ze belangrijk, hoe wordt er gewerkt, hoe zelfstandig moeten kandidaten zijn, …). Ze stellen aan de werkgever een kandidaat en tegelijkertijd ook hun opleidingsaanbod en werking voor.
Consulenten en uitstroombegeleiders zijn ook goed geïnformeerd over mogelijke tewerkstellingsmaatregelen. Ze brengen die kennis bij de werkgever, wijzen op mogelijkheden en brengen hem in contact met de juiste instantie. Soms kunnen financiële voordelen de kandidaat net dat streepje voor geven, of inwerkingsof opleidingsperiodes haalbaar maken voor een kandidaat die iets zwakker is. Het werkt zeker niet altijd: niet alle cursisten hebben er recht op en werkgevers kiezen vaak voor de beste kandidaat, ook al is die een beetje duurder.
Voor een werkgever is rekruteren via een opleidingsorganisatie, via een begeleider, vaak een interessant kanaal. Er is al een zekere selectie gebeurd: iemand
Soms worden echte samenwerkingsverbanden gestart. In de interviews die volgen krijgen we daarvan een beeld.
31
Stages… een eerste werkervaring en een referentie voor de toekomst
Zohra Assoued werkt al 32 jaar voor Novotel. Eerst was ze 18 jaar kamermeisje in Antwerpen. Bij de opening in Brussel in 1999 kwam ze helpen bij de opstart en werd haar gevraagd om te blijven als gouvernante omwille van haar ervaring en engagement. Ze leidt een ploeg van 28 kamermeisjes, een relatief vaste groep met 19 verschillende nationaliteiten. Sinds 2000 werkt ze regelmatig samen met JES, ze biedt hen stageplaatsen aan voor kamermeisjes in opleiding. Ondertussen zijn er al 21 stagiaires bij Novotel geweest. Daarnaast biedt ze ook stageplaatsen aan scholen aan, zoals Zaveldal, en aan Franstalige organisaties. Hoe pak je de begeleiding van stagiairs aan?
Is een opleiding een meerwaarde voor de job hier? Ik geloof erg in het nut van beroepsopleidingen. Voor heel wat meisjes is het een goede manier om het beroep te leren: thuis poetsen en in een hotel is niet hetzelfde, ook het gebruik van producten wordt aangeleerd. De stagiaires leren de basis van het beroep. In die 4 tot 6 weken stage maken ze mee wat echt werken betekent, ervaren ze het contact met klanten en collega’s, leren ze samenwerken, hun tempo verbeteren en zelfstandig werken. Je ziet dat ze bijleren en vooruitgang maken. Het valt me op dat de stages meer zelfvertrouwen geven, vooral als ze niet in hun eigen kansen geloven. Met stagiairs werken betekent kansen bieden. Werkgevers vragen ervaring. Maar hoe moeten werklozen die opdoen, vraag ik me af. Iedereen verdient een kans, dat geldt ook voor onze eigen kinderen.
Bij het eerste bezoek in het hotel leg ik uit hoe het werk georganiseerd is en wat de klant verwacht: respect, een verzorgd uiterlijk en beleefdheid. Ik voel me een lerares die de mensen op de toekomst Natuurlijk heb ik voorbereidt. De ook stagiairs gemeeste stagiaires had die niet zo zijn ‘niet-Belgen’. goed werkten of Ze denken dat ze na enkele dagen het werk niet zulverdwenen. Somlen kunnen. Zelf mige kwamen alben ik van Marok- Het team van Novotel Brussels Centre, Tour Noire, dat de stages mogelijk maakt. leen maar omdat kaanse origine, en Vlnr. Eva Scheerlinck, Deputy Manager, Zohra Assoued, Gouvernante Générale en het moest van het dat stelt de meis- Marc Uytterhoeven, General Manager OCMW. Voor andejes gerust, ze durren waren de proven meer vragen blemen te groot stellen. Werk hoeft niet altijd vlakbij huis te zijn om te kunnen werken, dat gebeurde o.a. bij een maak ik ze duidelijk. Ik ben zelf weduwe, heb drie meisje dat uit een oorlogsgebied kwam. kinderen en ken heel wat moeilijke situaties uit eigen ervaring. Ik probeer de meisjes ook te motiveren Stages zijn voor een werkgever een investering. Het om hun integratie positief te beleven: de mooie dinis altijd een extra inspanning om iemand op te leigen van hier te combineren met die van hun land. Ik den, zeker de eerste weken kunnen ze niet alleen ben voor hen tegelijkertijd moeder, sociaal assistent werken. Op het einde van de stage verrichten stagien vriendin. Maar ik vraag ook veel, vooral inzet en airs ook extra werk en wordt hun aanwezigheid een kwaliteit. echte meerwaarde. De stagiairs krijgen ook altijd een kleine attentie mee.
32
“Met stagiairs werken betekent kansen bieden.” Heb je ook tips voor de organisatoren van beroepsopleidingen? Aan hen wil ik nog één ding meegeven. Er mag in de opleiding wat meer aandacht zijn voor ergonomie. Kamermeisjes doen zwaar en fysiek werk, dan moet je jezelf goed verzorgen. Je moet kunnen werken op een slimme manier. Voor mijn dienst doe ik enkele keren per jaar een sessie tai-chi en ergonomie. Alle dagen doen we samen stretching en fitness. Worden de stagiairs later ook aangeworven in het hotel?
of één enkele keer als iemand vertrekt. Vanuit de opleiding van JES is er één meisje twee jaar geleden begonnen, ze werkt hier nog steeds. Mijn stagiaires zijn vooral mijn wervingsreserve. Ik heb ze zelf opgeleid, ik ken ze en weet dat ze bekwaam en gemotiveerd zijn. Eén keer heb ik aan mijn baas gevraagd om iemand extra aan te werven en hij stemde toe. Ik vond de stagiaire zo goed dat ik ze liever niet wilde laten vertrekken. Alle stagiaires waarover ik tevreden ben, krijgen een referentie mee. Die is zeker waardevol bij mijn collega gouvernantes in de verschillende Novotels. Ook bij het interimkantoor aan de overkant beveel ik mijn stagiairs aan.
Ik kan niet veel van de stagiaires aanwerven, in mijn team is er weinig personeelsverloop. Aanwerven kan enkel om mensen te vervangen bij ziekte,
Witte raven voor een IT-job
DILACO bvba is een IT-bedrijf. Hun kantoor bevindt zich in Strombeek-Bever, net buiten de grenzen van het Brussels gewest. Ter plaatse werken slechts een 8-tal personen, enkel de kerndiensten (management, verkoop, financies en personeel). Het bedrijf biedt werk aan 95 medewerkers, die allen op verplaatsing werken, bij de klanten, vooral bedrijven in en rond Brussel. Rocco Bertels is verantwoordelijk voor rekrutering en personeelsplanning. Welke activiteiten doet DILACO en welk zijn de profielen van jullie medewerkers? De activiteiten van DILACO situeren zich voor twee derde bij de IT support jobs. Deze dienstverlening gaat van functionele ondersteuning van gebruikers van pc’s en specifieke programma’s zeer gespecialiseerde, technische tussenkomsten. IT is een sector waar vooral hooggeschoolde profielen gezocht worden, er is een continue jacht op talent. Welk type medewerkers zoeken jullie dan precies? Een diploma vind ik voor startende werknemers bij DILACO geen must. Soms is IT-kennis zelfs niet
noodzakelijk. Voor mij is vooral de motivatie van kandidaten belangrijk: om de job te leren, om continu bij te leren om de nieuwe ontwikkelingen in een snel veranderende sector te volgen. Een werknemer moet kunnen omgaan met de soms strakke procedures en deadlines van de klant én moet zich kunnen vinden in de bedrijfscultuur. Een tweede vereiste is talenkennis. Voor de IT support jobs biedt het bedrijf haar diensten aan in twee talen: Nederlands en Frans. Hiervoor is een goede mondelinge kennis nodig, naast een goede schriftelijke kennis van het Engels. Andere belangrijke vaardigheden zijn: klantvriendelijkheid en geduld. Jullie werken samen met INTEC Brussel, een organisatie die werkzoekenden opleidt tot professionele technici in de IT. Hoe kwam je in contact met INTEC Brussel? Ik leerde INTEC Brussel kennen via de sollicitanten. Hun sterke motivatie viel me op en daarom zocht ik zelf contact met hun begeleider. Hun begeleidster bleek een zeer gedreven dame, die actief contact legde met werkgevers en daaruit ook leerde. Zo kon ik zelf ook een stukje advies geven in de opbouw van een cursus en kon ik ze wijzen op
33
het belang van de investering in taal, zowel Nederlands als Frans. De aanpak en visie van DILACO en INTEC Brussel lopen voor een stuk gelijk: motivatie is voor beide organisaties een belangrijk selectiecriterium. Doorverwijzing vanuit INTEC Brussel is een soort garantie, ik weet wat de cursisten kunnen. Bij INTEC kennen ze onze verwachtingen, er is met andere woorden al een preselectie gebeurd. Over een periode van 5 jaar kwamen er bij DILACO veertien mensen in dienst vanuit INTEC Brussel en de meesten werken hier nog steeds. Is de samenwerking nog altijd dezelfde ? De samenwerking is intenser geworden. Ik geef nu ook enkele keren per jaar uitleg over het bedrijf aan een groep cursisten. Daarna krijgen ze een kort individueel gesprek. Als het daar klikt, volgt een uitgebreid sollicitatiegesprek. Tenslotte wordt een kandidaat voorgesteld aan de klant waar de tewerkstelling gebeurt, ook die heeft een stem. Een aanwerving gebeurt meestal eerst via interim (een drietal maanden) waarna een vast contract volgt. Nieuwe werknemers beginnen op de helpdesk. Dat zijn jobs met veel leermogelijkheden (zowel op technisch vlak als op het vlak van bijvoorbeeld omgaan met klanten), je leert de job ook al doende. Na een paar jaar raken de meeste werknemers wel uitgekeken op die job; ze kunnen bij DILACO doorgroeien naar verantwoordelijke of coach, of kunnen zich meer specialiseren (analyse, ontwikkeling, projectbeheer). Ook de profielen van de mensen die via INTEC Brussel in dienst kwamen zijn in de loop der jaren veranderd. Geleidelijk kwamen er meer mensen met een buitenlands diploma, meestal zonder erkenning in ons land. Die worden vaak tewerkgesteld onder hun niveau, en krijgen niet zoveel kansen. Een andere nieuwe groep zijn jongeren die, hoewel ze over heel wat competenties beschikken, op school afhaakten. In die groep zitten ook de ‘nerds’ die in hun vrije tijd heel gedreven bezig zijn met computers. Wat is de belangrijkste meerwaarde van de samenwerking met INTEC Brussel voor DILACO? Het vinden van de juiste profielen blijft een knelpunt. Vooral de combinatie van kennis van IT én talen blijft moeilijk te vinden. Het is zoeken naar witte raven. INTEC Brussel is hierbij een partner: ze focussen op de bruikbaarheid van hun cursussen bij werkgevers en ze kiezen voor bijkomende taalcursussen, Nederlands en/of Frans. Dat is, zeker in Brussel, een grote troef.
34
“De aanpak en visie van DILACO en INTEC Brussel lopen voor een stuk gelijk: motivatie is voor beide organisaties een belangrijk selectiecriterium.”
Vaststellingen • In de huidige economische situatie (crisis, laagconjunctuur, …) is een partnerschap met werkgevers niet vanzelfsprekend. Voor jobs met weinig specifieke vereisten krijgen werkgevers momenteel heel veel spontane sollicitaties. Werkgevers kunnen dan ook de lat hoog leggen en veel kwalificaties en ervaring eisen, de ‘zwakkere’ werkzoekenden kunnen dat niet altijd voorleggen. Voor heel wat bedrijven zijn het ook moeilijke tijden: de concurrentie is scherper, de prijszetting en de marges worden dat ook. In bepaalde sectoren worden werknemers ontslagen of op tijdelijke werkloosheid gezet. • Werkgevers zullen maar met opleidings- en tewerkstellingsprojecten samenwerken als ze daar ook voordelen in zien. Die zijn er als ze voor hun bedrijf kandidaten zoeken met specifieke competenties die schaars zijn op de arbeidsmarkt. Dat hoeft niet altijd over een diploma te gaan. In Brussel is talenkennis (Frans en Nederlands samen) moeilijk te vinden. Voor een aantal beroepen, bijvoorbeeld in de ICT-sector, zijn er handen tekort. • Soms zien werkgevers opleiding en/of werkervaring niet als een troef en kunnen er vooroordelen spelen: ze schatten een klassieke onderwijsopleiding (en het bijbehorend diploma) hoger in dan een beroepsopleiding. Ook de werkervaring in sociale economieprojecten wordt door een aantal werkgevers als minderwaardig gezien. • Soms bieden werkgevers slecht betaalde jobs, van mindere kwaliteit, met tijdelijke of precaire contracten. Voor elke werkzoekende of cursist is werk vinden het belangrijkst. De vraag blijft in welke mate de sector van opleiding en tewerkstelling in dit verhaal wil en kan meestappen. Het blijft evenwicht zoeken tussen opleiden en begeleiden naar een duurzame job met ontwikkelingskansen en de soms pijnlijke realiteit van de arbeidsmarkt met hoge eisen, slechte lonen en arbeidsvoorwaarden.
35
BRUSSELCOMPLEX: UITDAGINGEN VOOR DE TOEKOMST Het is duidelijk dat de werkloosheidsproblematiek in Brussel een complexe materie is. De Brusselse inschakelingsorganisaties leveren een intensieve bijdrage om werkzoekenden te begeleiden naar werk, maar zij pakken deze problematiek niet bij de wortel aan. Die werkloosheid is sterk verbonden met de demografische evolutie, de Brusselse arbeidsmarkt, socio-economische problemen en de problemen binnen het onderwijs. 1. Een integrale aanpak Een job vinden is voor vele werkzoekenden moeilijk. Dat is zeker het geval voor nieuwkomers, die de geldende codes van de plaatselijke arbeidsmarkt niet kennen. Maar dat geldt ook voor een groot deel werkzoekenden die geen ‘levende link’ hebben met de arbeidswereld omdat zij bijvoorbeeld zelf al langdurig werkzoekend zijn of opgroeiden in een gezin zonder arbeidsinkomen. In Brussel is bijna de helft van de werkzoekenden langer dan 2 jaar inactief. Deze werkzoekenden zijn onvoldoende vertrouwd met de ‘codes’ op de Belgische arbeidsmarkt. Zij kennen de kansen op de arbeidsmarkt niet en weten zelf ook onvoldoende welke professionele richting zij willen uitgaan. Voor deze groep is begeleiding naar werk op zich vaak onvoldoende. Zelfs de specifieke begeleiding van de Werkwinkels en de organisaties die zich meer focussen op moeilijk bemiddelbare werkzoekenden, biedt vaak geen antwoord op hun werkoosheidsprobleem. Deze doelgroep is zeer divers. Naast moeilijkheden rond taal, technische vaardigheden, arbeidsattitudes en vertrouwdheid met de Belgische arbeidsmarkt, bevinden zij zich vaak in precaire levenssituaties met huisvestingsproblemen, financiële problemen en welzijns- en gezondheidsproblemen. Diverse moeilijkheden vragen om diverse antwoorden en daarom moet binnen het inschakelingsaanbod ruimte gecreëerd worden voor een integrale aanpak. Een aanpak die nieuwe kansen creëert voor deze groep van werkzoekenden, die verder gaat dan de samenwerking tussen VDAB en Actiris. Bij zulke trajecten zullen bijvoorbeeld ook welzijnsorganisaties en jongerenvoorzieningen betrokken moeten worden. Ondanks de goede wil bij projecten om zo’n integrale trajecten mogelijk te maken, ligt hier nog een terrein braak om nieuwe praktijken te ontwikkelen, ook bij de Brusselse overheden.
36
2. Activeringsbeleid voor iedereen? Opleidings- en tewerkstellingsorganisaties worden steeds meer geconfronteerd met resultaatsverbintenissen. Dit zet hen aan tot een strengere selectie, waardoor langdurig werkzoekenden vaak uit de boot vallen en de kans kleiner wordt dat ze direct in een beroepsopleiding kunnen starten. De overheid vraagt korte opleidingstrajecten die efficiënt naar werk leiden. Elke werkzoekende moet zo snel mogelijk werk vinden. Dat is niet altijd de meest duurzame weg en leidt vaak niet naar een kwaliteitsvolle job. Daarnaast dreigt in het opleidingsaanbod noodzakelijke programmaonderdelen (zoals algemene vorming), nodig voor een duurzame inschakeling, te weinig aan bod te komen. Het is belangrijk om alert te zijn op evoluties die een socio-professioneel inschakelingsbeleid verengen tot een aanbod van korte trajecten met een te beperkte focus op directe tewerkstelling. Snelle oplossingen op korte termijn zijn niet altijd de meest duurzame. Daarom moeten organisaties meer mogelijkheden krijgen om op lange termijn te werken en om te blijven zoeken naar een aangepaste manier om langdurig werkzoekenden terug naar een job te leiden. Zo kunnen zij zich beter oriënteren binnen deze arbeidsmarkt en een duidelijker zicht krijgen op wat zij professioneel willen en kunnen.
37
3. Leren én werken De weg naar een job zal voor een groot deel van de Brusselse werkzoekenden lang zijn. De beste motivatie voor een traject naar werk is de werkvloer. De job die zij willen leren moet centraal staan. Formules van leren en werken zijn daarbij aantrekkelijk en efficiënt. Deze formules, waar het échte werk op de werkvloer combineren met leren in het atelier of het opleidingslokaal, zouden verder uitgebreid moeten worden. Wij kennen het deeltijds leerstelsel voor Brusselse jongeren tussen 15 en 25 jaar al. Bij Leertijd of de Centra voor Deeltijds Leren en Werken gaan deze jongeren dan 3 à 4 dagen per week werken en volgen 1 à 2 dagen les. Zij kunnen er ook terecht voor voortrajecten, brugtrajecten en persoonlijke ontwikkelingstraject. De focus ligt op het aanleren van vaardigheden, kennis en technieken op de werkvloer. Een directe aansluiting op de realiteit van de werkvloer is echter nodig in elk opleidings- en onderwijsinitiatief. Hiervoor is een intensievere samenwerking tussen opleidingsinstellingen en werkgevers dan ook cruciaal.
4. Meer kansen in de sociale economie Voor sommige mensen is tewerkstelling in de reguliere economie weinig realistisch. Daarom is het belangrijk dat het aanbod van sociale werkplaatsen, beschutte werkplaatsen en arbeidszorgprojecten voldoende groot is. Daar moeten ze vast tewerkgesteld kunnen worden in een begeleide werkomgeving. Dat aanbod in het Brussels gewest is uiterst beperkt, terwijl de behoefte daaraan groot is.
38
5. Jongeren De jongerenwerkloosheid in Brussel ligt hoog, erg hoog. Meer dan 30% van de jongeren onder de 25 jaar heeft geen werk. Met uitzondering van enkele organisaties en projecten is het aanbod weinig op jongeren gericht. Het is belangrijk dat het beleid voldoende aanbod ontwikkelt op maat van jongeren en samenwerkt met organisaties die daarrond al expertise hebben opgebouwd. Een betere samenwerking tussen de verschillende beleidsdomeinen als onderwijs, tewerkstelling, welzijn en vrije tijd zijn hierbij prioritair. In juni 2013 besloten premiers en presidenten van de 27 EU-landen op een Europese top om 6 miljard euro te investeren regio’s waar de jongerenwerkloosheidsgraad hoger ligt dan 25%. Sindsdien kwam deze problematiek steeds meer onder de aandacht in Brussel. In oktober lanceerde Actiris een nieuwe dienst, Youth Guarantee. Met deze dienst is Brussel de eerste regio in Europa die het Europese jongerengarantie initiatief in de praktijk brengt. In eerste instantie biedt deze dienst instapstages aan aan Brusselse werkzoekende jongeren. Vanaf januari 2014 zal deze nieuwe dienst zich engageren om aan elke werkloze jongere die van de schoolbanken komt of zijn job verloren is binnen de vier maanden een opleiding, stageplaats of job aan te bieden. Dit is een ambitieuze uitdaging. Momenteel staat het project nog in zijn kinderschoenen, maar indien de Youth Guarantee de vooropgestelde 6500 stageplaatsen willen kunnen aanbieden zal er een grote inzet en openheid vanuit de Brusselse werkgevers moeten komen. Ervaring is een belangrijke vereiste bij vele jobs in het Brusselse. Jongeren moeten dan ook een kans krijgen om deze ervaring op te doen en stageplaatsen zijn daar de ideale gelegenheid voor. 6. Ruis op de begeleidingslijn Bij elk verhaal over Brussel hoort een verhaal over de versnippering én de nood aan samenwerking tussen de institutionele partners. Voor opleiding en tewerkstelling is dat niet anders. Het aanbod aan opleidingen en begeleiding naar werk is complex voor werkzoekenden, maar ook voor professionals. Het is niet overdreven om te zeggen dat beide hun weg daar niet gemakkelijk in vinden. Het activeringsbeleid zorgt ervoor dat werkzoekenden strenger gecontroleerd worden en meer verantwoording moeten afleggen over de inspanningen in hun zoektocht naar werk. Die druk en de soms lange wachtlijsten voor opleidingen zorgen
ervoor dat werkzoekenden zich bij verschillende organisaties inschrijven, omdat ze vooruit willen. Maar helaas wordt er nog vaak dubbel en naast elkaar gewerkt. Dit zorgt voor onnodige ruis: de werkzoekende weet niet goed voor wie hij bij wat terecht kan, partners doen zaken dubbel en werkgevers bekijken dit kluwen met weinig vertrouwen. Er worden stappen in de goede richting gezet maar er liggen nog veel kansen om de begeleiding van Brusselse werkzoekenden maatgerichter te maken. Zo kan de werkzoekende zelf de belangrijkste actor zijn binnen een overzichtelijke context waar hij goed geïnformeerd zelf zijn keuzes kan maken. 39
7. Jong geleerd is oud gedaan De werkloosheidsproblematiek in Brussel kent vele facetten. Veel van deze facetten kunnen geremedieerd worden door het onderwijsprobleem in Brussel aan te pakken. Door in te spelen op het meertalige karakter van de hoofdstad zou het Brussels onderwijs meertalige leerlingen kunnen afleveren die zo noodzakelijk zijn op onze arbeidsmarkt. Negen op de tien jobaanbiedingen vereisen de kennis van de twee landstalen, vaak gecombineerd met de kennis van het Engels. Naast deze taalkwestie kent het Brussels onderwijs ook nog een logistiek probleem: het grote te-
8. Vacatures gezocht Toch mag men het effect van het onderwijs niet overschatten. Zelf indien de ongekwalificeerde uitstroom zou dalen, kan men niet van iedereen verwachten dat hij/zij verdere studies aanvangt. We kunnen deze groep zo klein mogelijk proberen maken maar er zal altijd een kortgeschoolde groep blijven. Het wegtrekken van de industrie uit Brussel, maar ook langzaamaan uit België en West-Europa, zorgt er voor dat er niet genoeg vacatures zijn voor hen. De opleidings- en tewerkstellingssector mag dan nog de nodige inspanningen leveren, als er niet genoeg jobs zijn blijft dit vechten tegen de bierkaai.
9. En de rest? We moeten durven vaststellen dat de circa 100.000Brusselse werkzoekenden binnen de huidige socio-economische Brusselse context niet allemaal een job zullen vinden. Zelf met de huidige investeringen rond mobiliteit van werkzoekenden en de samenwerkingsakkoorden tussen de verschillende regio’s zal een deel van deze werkzoekenden niet meer aan het werk gaan. Het is een maatschappelijke verantwoordelijkheid om over de beleidsterreinen heen andere vormen van arbeid te erkennen. Ook hierbij is er een samenwerking tussen verschillende beleidsdomeinen nodig, zodanig dat wij voorkomen dat zij buiten de maatschappij vallen.
40
kort aan leraren en klaslokalen. Leerlingen worden daardoor niet genoeg opgevolgd waardoor sommige leerlingen, die veel begeleiding nodig hebben, uit de boot vallen. Ongekwalificeerde uitstroom en een lager niveau van afgestudeerde leerlingen zijn hier gevolgen van. Deze jongeren komen dan op de arbeidsmarkt waar taal- en diploma vereisten hoog liggen en ze dus moeilijk werk vinden. Indien men deze problemen in het onderwijs beter en sneller zou aanpakken moet de opleidings- en tewerkstellingssector minder remediërend werken.
TRACÉ BRUSSEL IN ’T KORT
De vzw Tracé Brussel is een Nederlandstalige Brusselse organisatie met activiteiten in functie van opleiding en tewerkstelling. In onze missie staat duidelijk waar we als organisatie voor staan: de inschakeling van Brusselaars op de arbeidsmarkt. Dit doen we in de eerste plaats door het informeren, oriënteren en begeleiden van werkzoekenden die Nederlands willen leren of reeds spreken in onze Werkwinkels. De Brusselse Werkwinkels zijn een samenwerkingsverband tussen Actiris, VDAB Brussel en Tracé Brussel. Werkzoekenden kunnen er terecht voor alle informatie rond werk en opleiding. De Werkwinkelconsulenten staan in voor onthaal, begeleiding en bemiddeling naar werk. Zo helpen de consulenten bij online-inschrijving, het zoeken naar een passende opleiding, bij het schrijven van een sollicitatiebrief en cv ter voorbereiding op een sollicitatiegesprek en dit binnen een traject uitgewerkt samen met de klant en de referentieconsulent. Tracé Brussel zet daarnaast ook opleidingen op voor werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt i.s.m. partnerorganisaties, houdt infosessies voor leerlingen die de overstap maken naar de beroepswereld en organiseert projecten en acties om Brusselaars in te schakelen op de arbeidsmarkt. Een andere taak van Tracé Brussel is de ondersteuning van Brusselse Nederlandstalige organisaties die opleiding organiseren in de bouw, horeca en zorgsector. Ook de organisaties die arbeidstrajectbegeleiding aanbieden voor doelgroepen en de sociale economieorganisaties worden door Tracé Brussel begeleid. Als vzw actief rond opleiding en tewerkstelling doet Tracé Brussel beroep op subsidiemiddelen van verschillende overheden en instellingen, waarmee het nauw samenwerkt. Het gaat hier om Actiris, VDAB, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Vlaamse Gemeenschap en verschillende lokale overheden.
Alle contactgegevens van de organisaties die in deze katern aan bod kwamen, kan je vinden op www.schakelsnaarwerk.be
CONTACTGEGEVENS TRACÉ BRUSSEL Antwerpselaan 26 1000 Brussel T: 02 511 99 72 F: 02 511 98 27 M:
[email protected] W: www.tracebrussel.be
surf ook naar de website
www.schakelsnaarwerk.be