I
lllilil ffil
ilil ililffiil ililt ililt ililt til illl RMD09-0033
ilil fiil
Gemeent$ rrry en op zoom
+-:-
I 9 FEB. 2009
Datum
Nr.
RMD09-0033
Van
Het college van B&W
Contacþrsoon: Theeuw Ambagts
Aan
De naads- en duoburgerleden
Tel:0164-277305
Participatiebudget
Doel !
Email:
[email protected]
Kopie aan Onderwerp
lnformatie
n
Zienswüzen / wensen en bedenkingen El Pe¡len van gevoetens
Mededeling
Graag vememen wij uw mening over het volgende. Het initiatief tot agendering laten wij aan uw raad(scommissie).
lnleiding ln deze Startnotitie, als eerste fase in het kader van het BO&model, wordt u geihformeerd over de gevolgen van de Wet Participatiebudget en de mogelijkheden die de wet onze gemeente geeft. Aan u worden principebeslissingen gevraagd ten aanzien van de visie op het Participatiebudget. Deze kaders past ons college
vervolgens toe op het vervolg van het beleidsproces dat leidt tot een Kaderstellende nota.
Probleemstelling 1 januari 2009 zijn de wet Participatiebudget en het besluit Participatiebudget in werking getreden. De wet regelt de ontschotting van de middelen voor volwasseneneducatie, inburgeringsvoozieningen en re-integratie en laat ze samenstromen in één specifieke uitkering: het Participatiebudget. De doelgroep van de wet is iedereen van 18 jaar en ouder (die rechtmatig in Nederland verblijf houdt) of iedereen uan 17 jaar of jonger die heeft voldaan aan de kwalificatieplicht (artikel 1). De kwalificatieplicht houdt in dat jongeren tot hun 18e jaar tenminste een HAVO-, VWO- of MBO2diploma moeten halen. De kwalificatieplicht is daarmee een verlenging van de leerplicht. De regeling heeft als doel schooluitval van jongeren te voorkomen en hen een degelijke positie te geven op de arbeidsmarkt.
Op
De wet en het besluit z'tjn een uitvoering van de afspraak die is gemaakt in "Samen aan de slag. Bestuursakkood rijk en gemeenten" van 4 juni 2007. Beoogd wordt een bijdrage te leveren aan het vergroten van de arbeidsparticipatie, inburgering en maatschappelijke participatie door deelname aan volwasseneneducatie. De venuachting van het rijk is dat de gemeqnte door ontschotting van de geldstromen
een grotere beleidsvrijheid krijgt en minder administratieve lasten.
I
lllltilt illlt til llil lilfi ilil ililt ililt
ilil
tilt
ilil
il1
RMD09-0033
{ryenopzoom -
Ambities rijk Het rijk heeft een aantal Participatiebudget valt:
1.
2.
-
wellicht bekende
-
ambities geformuleerd ten aanzien van de doelgroep die onder het
Bevorderen van arbeidsparticipatie en maatschappelijke participatie door: een daling van het aantal huishoudens in de bijstand met 75.000 eind 2011 ten opzichte van de stand ultimo 2006; 25.000 niet-uitkeringsgerechtigden in de periode 2007 -2011 aanwerk helpen of maatschappelijk te laten participeren als de afstand tot de arbeidsmarkt te groot is. Bevorderen van integratie en effectieve inburgering door: uitvoering van het Deltaplan inburgering: de resultaten van inburgering moeten beter, iedereen is nodig en inburgeren doen we samen. ln deze kabinetsperiode kunnen jaarlijks 60.000 inburgeringsprogramma's worden aangeboden; onder nieuwkomers en oudkomers zijn grote verschillen in opleidingsniveau en leervermogen. Het inburgeringsaanbod moet hier beter op gaan aansluiten. Bevoderen van volwasseneneducatie door: te investeren in kennis en vaardigheden van de (beroeps)bevolking waarbij er een specifieke verantwoordelijkheid is voorgroepen die niet zelfstandig voldoende competenties kunnen
-
-
-
3.
-
ontwikkelen en die zich het leven lang leren nog niet als een grondhouding eigen hebben gemaakt. Deze ambities zijn door onze gemeente o.a. vastgelegd in de Nota arbeidsmarkt- en participatiebeleid en het wervingsplan Laaggeletterden. Deze ambities moeten overigens gerelativeerd worden, gezien de recente economische ontwikkelingen. Doel groep en Wet P artici p atiebudget De doelgroepen die direct onder de wet vallen zijn: burger met gemeentelijke uitkering (WWB < 65 jaar, IOAW, IOAZ, WlK, Bbz); Niet-uitkeringsgerechtigde (die graag wil werken maar dat niet direct kan); Burger met re-integratieaanbod; lnburgeraar (die door de gemeente inburgeringsplichting of inburgeringsbehoeftig is verklaard); Burger met educatieaanbod (analfabeet, hoogopgeleide allochtonen met beperkte Nederlandse vaardigheden, jongvolwassenen zonder startkwalificatie, laagopgeleide ouderen, digibeten); Jongere tol27 jaar die aanspnaak maakt op leenrerkrecht (gaat niet naar school en werkt niet);
-
Burger met UW-uitkering (ontvangt een uitkering van UIW: \rVW, Wajong, WAO, WIA).
lndirect geeft de wet echter ook ruimte voor andere doelgroepen omdat hij is gericht op iedereen van 18 jaar en
ouder en op een enkeling die jonger is. Verplichtingen De wet Participatiebudget brengt een aantal verplichtingen met zich mee, waaronder de inrichting van de
administratie om tot een goede verantwooding richting het rijk te komen. Voor re-integnatie en inburgering verandert er niet veel maar voor volwasseneneducatie wel.
br
:eúe
:-
fj
I
il]ffi
lllil ilil flil lllll ilil ililil ililt
uil
ililt
ilil
ilt
RMD09-0033
Bergen op Zoom
-ItTot op heden werkt onze gemeente samen met 5 andere gemeenten uit de regio op het gebied van volwasseneneducatie; er wordt gezamenlijk ingekocht bij het ROC en gezamenlijk wordt een productovereenkomst gesloten. Een "overschot" bij de ene gemeente wordt ingezet voor het "tekort" van een andere gemeente, Het ROC zorgt vervolgens voor de administratie en medewerkers van één gemeente verantwoorden dit vervolgens richting het rijk. Door de invoering van de wet Participatiebudget is deze constructie niet meer handig; iedere gemeente moet afzonderlijk verantwoorden richting het rijk en het is bovendien uanaf 2011 niet meer vanzelfsprekend dat wordt ingekocht bij het ROC. De bestedingsverplichting bij die organisatie komt dan te vervallen, zo is bepaald in het besluit Participatiebudget. Deze samenwerking wordt dan ook afgebouwd en met ingang van dit jaar sluiten de betrokken gemeenten al afzonderlijk productovereenkomsten met het ROC waarbij voor de verantwoording richting het rijk wordt aangesloten bij de wettelijke bepalingen. Het is de bedoeling dat de gemeente vanaf 2011 zelf de administratie venicht van de volwasseneneducatie als onderdeel van het Participatiebudget. Om er voor te zorgen dat alle drie de doelen van het rijk in voldoende mate worden gerealiseerd stuurt het rijk op outputindicatoren. Dit zorgt er voor dat in 2012 20o/o vân het Participatiebudget van onze gemeente wordt bepaald door onze prestaties op het gebied van inburgering en volwasseneneducatie.
Mogelijkheden Naast een aantal administratieve verplichtingen die de ontschotting van de drie budgetten meebrengt geeft de wet Participatiebudget ook de gelegenheid om organisatorisch en beleidsmatig een aantal zaken te stroomlijnen. de disciplines re-integratie en inburgering enezijds en volwasseneneducatie andezijds werken samen maar vissen soms in dezelfde vijver van klanten, lntensievere samenwerking die goed op elkaar is afgestemd kan efftciencywinst oplevercn. het doel van het de wet Participatiebudget is meedoen in de maatschappfi. Dat doel heeft de Wet maatschappelijke ondersteuning ook:een verbinding tussen die twee "beleidsvelden" kan maatschappelijke winst én efficiencywinst opleveren. door het rijk wordt via de Wet werk en bijstand met name gestuurd op arbeidsparticipatie tenrrrijl dit niet voor iedereen een haalbare kaart is. Toeleiding naar maatschappelijke participatie (verbinding met o,a. Wmo) kan daardoor een goed altematief zijn wat maatschappelijke winst oplevert.
1.
2.
3.
Door ons college is op 13 januari 2009 een visie op hoofdlijnen voor het Participatiebudget vastgesteld (zie bijlage). ln deze visie staat een aantal uitgangspunten beschreven die wij graag zouden willen naskeven en waarin bovenstaande mogelijkheden zijn opgenomen. Deze visie hebben wij samen met de gemeenten Steenbergen en Woensdrecht ontwikkeld zgzr¡n aangesloten bij het prqect Participatiebudget dat door onze gemeente is opgestart. Daarbij is de afspraak gemaakt dat we in de voorbereiding van de implementatie van de wet en een visie daarop samenwerken totdat we merken dat dit gaat knellen: op dat moment gaat ieder voor zich verder.
ililtffi ffi ilililtil ilil
ilil ililil uil ililililil RMD09-0033
ril rilr
ry'fiEenopzoom
Beleidsrichting Voordat ons college verder kan met de uitwerking van de visie is het van belang te weten of u zich kunt scharen achter de belangrijkste kadenstellende uitgangspunten of dat u een altematief zou willen nastreven. Hieronder wordt ingegaan op de belangrijkste keuzes voor dit moment en de altematieven.
A. Duuname participatie of snel naar betaald werk Duuzaam participeren wil zeggen dat per persoon naar de capaciteiten en persoonlijke belangstelling wordt gekeken om vervolgens te bepalen wat de hoogst haalbare von'¡ì van participatie is. Voor sommigen is dat betaalde arbeid, voor anderen is dat vrijwilligerswerk of regelmatig kerUmoskeebezoek. Op dit moment zijn er veel mensen met een ì¡l/WB-uitkering die best nog wel iets kunnen doen (zogenaamde zorgklanten van sociale
zaken), maar dat niet doen omdat hiervoor nog onvoldoende aandacht is. Op het moment dat deze mensen wel geactiveerd worden kan dit een positieve uitstraling hebben naar de omgeving waarin zij unnen - ze worden immers actief - en ze doen iets terug voor hun uitkering. Daamaast betekent duuzaam participeren ook dat sommige mensen langer gebruik moeten maken van een !'lMB-uitkering voodat ze toegerust zijn voor de arbeidsmarkt. Dit kan echter wel een negatief effect hebben op het lnkomensdeel van de VIMB: het beroep hierop kan groter worden door deze aanpak. Het altematief is dat niet gekozen wordt voor duuzame participatie maar dat mensen zo snel mogelijk uit de uitkering naar betaald werk worden begeleid. Aansluiting bij persoonlijke uitgangspunten / belangstelling van de klant is dan ook niet aan de orde omdat dit vaak meer tijd kost. Dit is financieel gezien - op korte termijn - de meest gunstige oplossing omdat dan maar "kort" een beroep op het lnkomensdeel van de \ltlWB gedaan hoeft te worden. Op lange termijn kunnen deze klanten wellicht ueer terugvallen, bijvoorbeeld door gebrek aan motivatie, waardoor opnieuw een uitkering moet worden verstrekt.
B. De doelgroep: smal of breder uüopend naar o.a.WMO,WSW enWajong De wet Participatiebudget ziet in eerste instantie op de groep die valt onder de ltMB voor re-integratie, inburgeraars en mensen die een beroep doen op de Wet educatie en beroepsondenrijs (WEB). Het verknopen van deze beleidsvelden kan alwinst opleveren doodat de stroom van klanten beter in beeld gebracht wordt en het budget daardoor efficiënt wordt ingezet. Dit is de smalle benadering van het Participatiebudget. Een brede benadering houdt in dat op termijn ook verbinding wordt gezocht met de Wmo, Wajong en WSW (Wet sociale Werkvooziening). Maatschappelijk participeren kan samenhangen met vrijwilligerswerk of mantelzorg (mits daarvoor geschikt). De inzet van jonggehandicapten en het sneller bieden van perspectief aan deze groep mag eveneens prominenter op de agenda komen. De brede benadering houdt een integrale benadering in: niet meer alleen vanuit de aparte beleidskokers kijken naar de burger, maar juist los van de kokers elke burger die (maatschappelijk) actief wil worden of moet worden
daarbijhelpen.
ilililll ilil
ilfl llil
iltil ilil ililil
ilil[]il
tilt
ilil
fl
r
RMD09-0033
g'4Seno.zoom
Als we vorenstaande keuzes (4. en B.) in een kwadnnt plaatsen levert dat de volgende 4 scenario's op:
Duuzaam (A) Smal (B)
Breed (B)
Snel(A) il
ilt
IV
De voorkeur van het college gaat uit naar een duuzame benadering, gericht op een brede doelgroep. Dat is scenario lll. Bijde invoering van de IWVB heeft uw raad overigens bepaald dat uitvoering van deze wet binnen de door het rijk beschikbaar gestelde budgetten, het lnkomens- en Werkdeel, moet plaatsvinden. Een keuze voor scenario lll kan betekenen dat het beroep op het lnkomensdeel groter wordt dan het beschikbare budget.
C. Samenwerten met regiogemeenten Samenwerken mag nooit een doel op zich zün; het moet een middel zijn om uiteindelijk een doel te bereiken. De samenwerking die tot nu toe binnen dit project is aangegaan met Woensdrecht en Steenbergen is goed te noemen. Hun inbreng, die bestaat uit deelname in de projectgroep, voorbereiding van ambtelijke bijeenkomsten en mede-uitwerking van de visie op hoofdlijnen is naar verhouding grcot en gebeurt op basis van gelijkwaardigheid. Op dit moment wordt door de drie gemeenten ondezocht op welke manier de backoffices van sociale zaken kunnen samenwerken. Daamaast maken Woensdrecht en Steenbergen gebruik van ons Leenrerkadviespunt, het Werkgeversservicepunt en heeft elke gemeente een OpstapDienstenCentrum waarvan klanten uit elk van de 3 gemeenten gebruik kunnen maken. Dit zijn voorbeelden van een samenwerking die voor onze gemeente en de burgers voordelig is. Op die manier zien wij ook de mogelijkheden voor het Participatiebudget. Voordat ons college echter veder gaat met de concretisering van de visie voor het Participatiebudget wil zij van u weten of u het uitgangspunt onderschrijft dat we samenwerken.
Probleemaanpak Procesaanpak
0m de veçlichtingen van wet Participatiebudget en de mogelijkheden die het biedt in onze gemeente in te voeren is gekozen voor een projectmatige aanpak, Dat betekent dat een projectgroep en een stuurgroep zijn ingesteld die zorgen voor inbedding van wettelijke verplichtingen in de ambtelijke organisatie en de voorbereiding van bestuurlijke besluitvorming, ln de projectgroep nemen medewerkens van de gemeenten Woensdrecht en Steenbergen actief deel.
I
ffiilll illltilll
llil
ililt til ffiil ililt
uil ilfl
til
ilt
RMD09-0033
op Zoom
Gemeente
-
ln het proces om tot een visie voor het Participatiebudget te komen is er voor gekozen om van abstract naar concreet te werken. Volgens de prqectplanning kan in uw vergadering van juli van dit jaar een kaderstellende en dus meer concrete visie voorgelegd worden. Op deze manier is er voldoende tijd - na het zomeneces - om met implementatie in de organisatie en exteme partners te starten. ln 2010 moet de implementatie op orde zijn omdat dit het peiljaar is voor 20o/o vãn het Participatiebudget van 2012. Die 20o/o heeft betrekking op de outputsturing die het rijk toepast op indicatoren van volwasseneneducatie en inburgering. Rollen ællegehaad Uw raad wordt in dit stadium beeldvormend geraadpleegd. Het gaat om het doen van richtinggevende uitspraken waar ons college mee verder kan voor het concretiseren van de visie op het Participatiebudget. Vervolgens wordt u in julieen kaderstellende nota aangeboden, waama het college deze kan vertalen in middelen om de door u gestelde doelen te bereiken.
Betrokkenheid Bij de beleidsvoorbereiding worden de verschillende adviesraden van ons college betrokken. ln een aantal vergaderingen van deze adviesraden is informatie gegeven over het onderwerp, het proces en de visie van ons college op het Participatiebudget. lndien alle adviesraden dit wensen kan - uit praktische ovenregingen gekozen worden voor een klankbordgroep waarin een afuaardiging van de leden zitting neemt.
-
Daamaast is het UW-Werkbedrijf via de ambtelijke visiebijeenkomsten betrokken bijde beleidsvoorbereiding en wordt met het ROC overlegd over de veranderende rol van de opleider en de eisen die dit aan hen stelt. Bedrijven worden in informerende zin via het Werkgeversservicepunt geinformeerd over het ondenrerp.
Principe-uitspraken: Aan uw raad worden principe-uitspraken gevraagd over: het uit te werken scenario samenwerking met de gemeenten Woensdrecht en Steenbergen waar ons college de visie verder mee kan uitwerken.
-
Vervolgproces Met uw richtinggevende uitspraken zal ons college een meer concrete visie en uiteindelijk een kademota voor uw raad opstellen. Daamaast is tijdens een visiebijeenkomst op 4 februari de wens door de wethouders van de drie betrokken gemeenten uitgesproken om een gezamenlijke raadsbijeenkomst te organiseren voor de drie gemeenteraden om van gedachten te wisselen met elkaar over het Participatiebudget. Of deze bijeenkomst ook gepland wordt hangt uiteraard van uw behoefte op dit punt af.
r
Gemeent$
rrn en op zoom
iltilt ilil
til ilil ililt flil ililil tllil ililt ilil ililffr
RMD09-0033
:\-
Bijlagen De volgende bijlagen zijn, als onderdeel van deze raadsmededeling, bijgevoegd: de wet Participatiebudget en het besluit Participatiebudget; de visie op hoofdlijnen De volgende bijlagen zijn, als achtergrondinformatie voor deze raadsmededeling, ter inzage gelegd: Nota arbeidsmarkt- en participatiebeleid
-
Hoogachtend, het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom,
Staatsblad van het Koninkriik der Nederlanden Jaargang 2008
588 Wet van 29 december 2OO8 tot bundeling van het WWB-werkdeel, budgetten voor inburgeringsvoorzieningen en de middelen voor volwasseneneducatie (Wet participatiebudgetl Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat het WWB-werkdeel, in bu rgeri n gsbudgetten voor zover deze betrekki n g hebben op de inburgeringsvoorzieningen en de middelen voor volwasseneneducatie worden gebundeld; Zo is het, dat W¡j, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
I{OOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. Begripsbepalingen ln deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: college: college van burgemeester en wethouders; doelgroep: 1o. iedere in Nederland woonachtige Nederlander van achttien jaar oÍ ouder, 2". iedere in Nederland woonachtige vreemdeling van achttien jaar of ouder die rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 8, onderdelen a tot en met e dan wel l, van de Vreemdelingenwet 2000, en 3". iedere in Nederland woonachtige persoon van zeventien jaar of jonger die heeft voldaan aan de kwalificatieplicht, bedoeld ín paragraaf 2a van de Leerplichtwet 1969, dan wel aan wie een vrijstelling van die
kwalificatieplicht is verleend; i n bu rg e ri ngsvoo rzi en i ng : i n bu rgeringsvoorzienin g a ls bedoeld i n a rti kel 19, tweede lid, van de Wet inburgering, artikel 4 van de Regeling vrijwillige inburgering niet-G31 2007 en artikel 13b van de Uitvoeringsregeling brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid; IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers; IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfsta ndi gen;
staatsblad
2008
588
Onze Ministers; Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Onze Minister voor Wonen, Wijken en lntegratie; opleiding educatie: opleiding als bedoeld in artikel 7.3.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs; pa rtici patievoo rzie n i ng : opleiding educatie, inburgeringsvoorziening,
taalkennisvoorziening of re-integratievoorziening; re-i nteg rati evoo rzi e ni ng : voorziening, waaronder beg repen sociale activering als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van de Wet werk en bijstand, gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, juncto tweede lid, van de Wet werk en bijstand; regionaal opleidingencentrum: een instelling als bedoeld in artikel 1.3.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs; ta a I ke n n i svoo rzi e n i ng : taa kenn isvoorzieni ng als bedoeld in artikel 1 9, tweede lid, van de Wet inburgering. I
HOOFDSTUK 2 PARTICIPATIEBUDGET
Artikel 2. Verdeling uitkering 1. Onze Min¡ster van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verstrekt aan het college een uitkering ten behoeve van de kosten van participatievoorzieningen, niet zijnde uitvoeringskosten, voor de doelgroep alsmede voor de voorzieningen, bedoeld in artikel 3, tweede lid. 2. De uitkering wordt vastgesteld in september voorafgaande aan het kalenderjaar waarop zij betrekking heeft. 3. Het bedrag van de uitkering is de som van de uitkomsten van drie berekeningen, elk op basis van een verdeelsleutel die bepaalt hoe het voor het kalenderjaar bij begrotingswet vast te stellen bedrag dat Onze Minister wie het aangaat beschikbaar heeft voor de uitkering wordt verdeeld over de colleges. 4. De verdeelsleutels worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld. 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de betaalbaarstelling van de uitkering. 6. Onder bij algemene maatregel van bestuurte bepalen voorwaarden kan een bij die algemene maatregel van bestuur te bepalen gedeelte van de uitkering worden aangewend voor andere kosten ten behoeve van de bevordering van participatie dan de kosten, bedoeld in het eerste lid, alsmede ten behoeve van de in dat lid bedoelde uitvoeringskosten.
Artikel 3. De voorziening 1. Het college kan aan personen uit de doelgroep opleidingen educatie, inburgeringsvoorzieningen, taalkennisvoorzieningen of re-integratievoorzieningen aanbieden respectievelijk ten behoeve van personen uit de doelgroep inburgeringsvoorzieningen of taalkennisvoorzieningen vaststellen. Daarbij geldt dat opleidingen educatie alleen kunnen worden aangeboden aan personen van achttien jaar of ouder. 2. ln aanvulling op het eerste lid kan het college re-integratievoorzieningen of opleidingen educatie aanbieden aan iedere ín Nederland woonachtige vreemdeling van achttien jaar of ouder die krachtens artikel 11, derde lid, van de Wet werk en bijstand met een Nederlander wordt gelijkgesteld. 3. ln aanvulling op het eerste en tweede lid kan het college re-integratievoorzieningen aanbieden aan personen van 16 ol 17 jaar oud voor wie de leerplicht of kwalificatieplicht nog niet is geëindigd en ten aanzien van wie het college van oordeel is dat een leer-werktraject geraden is, voor zover
staarsblad
2008
588
deze re-integratievoorzieningen voozien in de kosten van ondersteuning die nodig zijn bij een leer-werktraject voor die personen. 4. Voor zover het college: a. een opleiding educatie aanbiedt, is de Wet educatie en beroepson-
derwijs van toepassing; b. een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening aanbiedt aan een inburgeringsplichtige of vaststelt ten behoeve van een inburgeringsplichtige als bedoeld in de Wet inburgering is de Wet inburgering van toepassing; c. een inburgeringsvoorziening aanbiedt aan een inburgeraar als bedoeld in de Regeling vrijwillige inburgering niet-G31 2007 of de Uitvoeringsregeling brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid is de Regeling vrijwillige inburgering niet-G31 2007 respectievelijk de Uitvoeringsregelíng brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid van toepassing; of d. een re-integratievooziening aanbiedt aan een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, of derde lid, tweede zin, van de Wet werk en bijstand, artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van de IOAW of artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van de IOAZ, is de Wet werk en bijstand, de IOAW, respectievelijk de IOAZ, van toepassing. 5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorwaarden worden gesteld waaronder de kosten van opleidingen educatie, inburgeringsvoorzieningen, taalkennisvoorzieningen of re-integratievoorzieningen, niet zijnde uitvoeringskosten, ten laste van de uitkering, bedoeld in artikel 2, eerste lid, kunnen worden gebracht.
Artikel 4. Verantwoording en terugvordering uitkering 1. Het college legt verantwoording af aan Onze M¡nister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de uitvoering van deze wet, op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financitile-verhoudingswet. 2. lndien uit de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, blijkt dat de uitkering, bedoeld in artikel 2, niet volledig of onrechtmatig is besteed, wordt de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid teruggevorderd. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid doet binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie mededeling van de terugvordering aan het college. 3. lndien de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, niet volledig door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is ontvangen binnen dertien maanden na het kalenderjaar waarop zij betrekking heeft, wordt de uitkering teruggevorderd. lndien volledige terugvordering naar het oordeel van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, stelt Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de terugvordering op een lager bedrag vast. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid doet binnen drie maanden na afloop van de dertien maanden, bedoeld in de eerste zin, mededeling van terugvordering aan het college. 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de terugvordering, bedoeld in het tweede en derde lid, alsmede over de verdeling van de teruggevorderde gelden. Daarbij kan worden bepaald dat een gedeelte van het niet bestede deel van de uitkering niet wordt teruggevorderd. De tweede zin is niet van toepassing op het deel van de uitkering dat in strijd met artikel 12 niet is besteed bij een regionaal opleidingencentrum.
Staatsblad
2008
588
Artikel 5. lnformatievoorziening 1. Het college verstrekt desgevraagd aan Onze Ministers de gegevens die zij voor de statistiek en de beleidsvorming met betrekking tot deze wet nodig hebben. De gegevens worden kosteloos verstrekt. 2. Het college verstrekt de gegevens ten behoeve van de verdeelsleutels, bedoeld ín artíkel 2, vierde lid, als onderdeel van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet. 3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de verstrekking van de in het eerste lid bedoelde gegevens. 4. Het college dient jaarlijks bij Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een beeld van de uitvoering in. 5. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld inzake het beeld van de uitvoering.
Artikel 6. Gemeenschappelijke regelingen lndien bij een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen de uitvoering van deze wet volledig is overgedragen aan het bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel I van die wet, treedt dat bestuur voor de toepassing van deze wet, met uitzondering van de artikelen 2, 4 en 5, in de plaats van het college.
Artikel 7. Experimenten 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan bij wijze van experiment, met het oog op het doeltreffender uitvoeren van deze wet teneinde de doelen van educatie, inburgering en re-integratie te realiseren, voor een periode van drie jaar worden afgeweken van het bepaalde bij de artikelen 2, eerste lid en 3. 2. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheíd zendt uiterlijk zes maanden voor de beëindiging van een experiment als bedoeld in het eerste lid een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van het experiment aan beide kamers der Staten-Generaal. 3. De voordracht voor de krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
HOOFDSTUK 3 WIJZIGING VAN ANDERE WETTEN
Artikel 8. Wijziging van de Wet werk en bijstand De Wet werk en bijstand
wordt als volgt gewijzigd:
A Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt te luiden: 1. Onze Minister verstrekt jaarlijks ten laste van 's Rijks kas aan het college een uitkering voor de kosten van de door het college toegekende algemene bijstand, waaronder begrepen de loonbelasting, de premies volksverzekeringen die daarover verschuldigd zijn en de in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet bedoelde vergoedingen van de inkomensafhankelijke bijdragen daarover, en van de langdurigheidstoeslag. De uitkering wordt ten minste drie maanden voorafgaand aan het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben door Onze Minister vastgesteld.
Staatsblad
2008
588
2. Het tweede lid komt te luiden: 2. Het bedrag van de uitkering wordt volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels berekend aan de hand van het voor ieder jaar bij begrotingswet vast te stellen totale bedrag dat beschikbaar is voor de uitkering, bedoeld in het eerste lid. Bij de vaststelling van het totale bedrag dat beschikbaar is voor de uitkering, bedoeld in het eerste lid, is het uitgangspunt dat dit bedrag toereikend is voor de voor dat jaar geraamde kosten, bedoeld in dat lid, van alle gemeenten. 3. ln het derde lid wordt <de berekening van verschillende delen van de uitkering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel bD vervangen door (de berekening van verschillende delen van de uitkering, bedoeld in het eerste lidr en wordt (uitkeringenD vervangen door: uítkering. 4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 4. Mede ten behoeve van de kosten van de voorzieningen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, niet zijnde uitvoeringskosten, ontvangt het college een uitkering op grond van de Wet participatiebudget. B
Artikel 70 vervalt.
c Artikel 71 wordt als volgt gewijzigd: 1. ln het eerste lid wordt
vervangen door: uitkering, bedoeld in artikel 69, eerste lid.
2. ln het tweede en derde lid wordt
ln artikel 72, eerste en tweede lid, wordt vervangen door: bedoeld in artikel 69, eerste lid. E
ln artikel 74, eerste lid, wordt vervangen door: bedoeld in artikel 69, eerste lid. F
ln artikel 75 wordt <de uitkeringen, bedoeld in artikel 69r vervangen door: de uitkering, bedoeld in artikel 69.
Artikel 9. Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs De Wet educatie en beroepsonderwijs
wordt als volgt gewijzigd:
A ln artikel 1.'l .1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel aa door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
Staatsblad
2008
588
bb. uitkering: uitkering als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet participat¡ebudget. B
Artíkel 1.3.1, eerste lid, komt met ingang van 1 januari 2010te luiden: 1. Aan regionale opleidingencentra worden opleidingen beroepsonderwijs vezorgd en kunnen opleidingen educatie worden verzorgd.
c Artikel 1.3.1, derde lid, vervalt met ingang van 1 januari 201 1 onder vernummering van het vierde lid tot het derde lid. D
Artikel 1.4a.1 , derde lid, vervalt met ingang van 1 januari 2011, onder vernummering van het vierde tot en met zevende lid tot het derde tot en met zesde lid. E
Het opschrift van titel 3 van hoofdstuk 2 komt te luiden:
TITEL 3. UITKERING TEN BEHOEVE VAN DE EDUCAT¡E F
Artikel 2.3.1 komt te luiden:
Artikel 2.3.1. Uitkering educatie Mede ten behoeve van opleidingen educatie ontvangt de gemeente op grond van de Wet participatiebudget een uitkering. G
Artikel 2.3.2vervalt. H
Artikel 2.3.3 komt te luiden:
Artikel 2.3.3 Gemeentelijk besluit educatiebedragen De gemeente waaraan een uitkering is verstrekt op grond van de Wet participat¡ebudget waaruit een bedrag moet worden besteed bij regionale opleidingencentra als bedoeld in artikel 12 van de Wet participatiebudget, besluit voor 1 november 2009 ten behoeve van het kalenderjaar 2010 welk deel van die uitkering zal worden bestemd voor educatieve activiteiten, onderscheiden naar de opleidingen, bedoeld in artikel 7.3.1, en in voorkomende gevallen naar doelgroepen. I
Artikel 2.3.3 vervalt met ingang van J
Artikel 2.3.4 komt te luiden:
Staatsblad
2008
588
1
januari 2011.
Artikel 2.3.4. Overeenkomst uitkering educatie 1 . Tot 1 januari 201 1 berust in afwijking van titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht de betaling van de bedragen aan de regionale
opleidingencentra voor opleidingen educatie op een door het college met het bevoegd gezag van het desbetreffende regionale opleidingencentrum gesloten overeenkomst of overeenkomsten. De titels 4.1 en 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht zijn n¡et van toepassing. 2. Een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid heeft ten minste betrekking op: a. de aard van de act¡viteiten, b. het aantal deelnemers, in voorkomende gevallen onderscheiden naar doelgroepen, c. de periode,
d. de omvang van het bedrag, dan wel de wijze waarop dit berekend
wordt, e. de wijze waarop het bedrag ter beschikking wordt gesteld, en f. de wijze waarop verantwoording jegens het gemeentebestuur wordt afgelegd. 3. Ten aanzien van opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onder a, bevat een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid geen bepalingen omtrent de combinaties van vakken waarop de diploma's betrekking dienen te hebben. K
Artikel 2.3.4 vervalt met ingang van
1
januari 2011.
L
Artikel 2.3.5 vervalt. M
ln artikel 2.3.6, eerste lid, wordt vervangen door: De instellingen. N
Artikel 2.5.9a vervalt.
o ln artikel 6a.1 .2, eerste lid, onderdeel b, wordt met ingang van 1 januari zinsnede <artikel 1.4a.1 , zesde lid> vervangen door: artikel 1.4a.1,
201 1 de
vijfde lid. P
Artikel8.1.1, zesde lid, wordt als volgt gewijzigd: 1. De tweede zin vervalt, indien bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 12, derde lid, van de Wet participatiebudget wordt bepaald dat het bedrag dat, op grond van het eerste lid van dat artikel, besteed moet worden aan opleidingen educatie geheel mag worden besteed
aa
n
i
n
bu rgeri
n
gs-, taa I ken n is- of re-i nteg ratievoorzieni ngen.
2. De tweede zin vervalt met ingang van 1 januari 2010.
staatsblad
2008
588
3. De derde zin vervalt met ingang van
1
januari 2011.
o Hoofdstuk 11, paragraaf 2, vervalt.
Artikel
1O.
Wijziging van de Wet inburgering
De Wet inburgering
wordt als volgt gewijzigd:
A Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd: 1. Onder vernummering van het tweede tot en met het zesde lid tot het eerste tot en met het vijfde lid vervalt het eerste lid.
2. ln het vierde lid (nieuw) wordt (eerste, tweede en derde lid> vervangen door: eerste en tweede lid. B
ln de artikelen 20, eerste lid,21 , eerste lid, 24, eerste lid, 37 en 44, eerste lid, wordt <artikel 19, vierde lid> vervangen door: artikel 19, derde lid.
c ln artikel 51 wordt <de artikelen 47 of 52 of op grond van artikel 18, tweede lid, van de Wet verzelfstandiging informatiseringsbank is verstreldD vervangen door: artikel 47 , op grond van artikel 18, tweede lid, van de Wet verzelfstandiging ínformatiseringsbank of op grond van artikel 5 van de Wet partic¡patiebudget is verstrekt. D
Artikel 52 komt te luiden:
Artikel52 1. Mede ten behoeve van de kosten van voorzieningen als bedoeld in de artikelen 19 en 20, niet zijnde uitvoeringskosten, ontvangt de gemeente op grond van de Wet participatiebudget een uitkering. 2. Ten behoeve van uitvoeringskosten voortvloeiend uit de artíkelen 6, eerste lid, 19 tot en met 33, 47 en 51 en ten behoeve van de informatieverstrekking over de inburgeringsplicht ontvangen gemeenten een uitkering uit het gemeentefonds.
Artikel I 1. Wijziging Wet verzelfstandiging lnformatiseringsbank De Wet verzelfstandiging lnformatiseringsbank
wordt als volgt
gewijzigd: A ln artikel 9a, eerste lid. onderdeel d, onder 2o, wordt
beroepsonderwijs> vervangen door: toekenning van uitkeringen, bedoeld in artikel 2 van de Wet participatiebudget, aan instellingen.
Staatsblad
2008
588
B
ln aftikel 9b, eerste lid, onderdeel d, wordt (op grond van artikel 2.3.4 van de Wet educatie en beroepsonderwijs bedragen zijn toegekendr vervangen door: op grond van artikel 2 van de Wet participatiebudget uitkeringen zijn toegekend.
c ln artikel 9e, zevende lid, onderdeel b, wordt
Artikel 12. Evaluatie Onze Ministers zenden binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Artikel 13. Overgangsbepaling Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid
1. ln afwijking van artikel 2 ontvangt het college van een gemeente die op grond van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid een brede doeluitkering als bedoeld in dat besluit heeft ontvangen, voor het kalenderjaar 2009 geen uitkering op grond van de verdeelsleutel, bedoeld in artikel 2, vierde lid, voor het bedrag dat door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap respectievelijk door Onze Minister voor Wonen, Wijken en lntegratie beschikbaar is gesteld voor de uitkering, bedoeld in artikel 2, eerste lid. 2. ln afwijking van artikel 2, eerste lid, wordt het voor het kalenderjaar 2009 verstrekte deel van de uitkering, bedoeld in dat lid, dat het college van een gemeente als bedoeld in het eerste lid heeft ontvangen op grond van de verdeelsleutel voor het bedrag dat door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beschikbaar is gesteld niet gebruíkt voor de bekostiging van de in het meerjaren ontwikkelingsprogramma, bedoeld in het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid, vastgestelde resultaten ten aanzien van volwasseneneducatie en inburgering, bedoeld in dat besluit en de Uitvoeringsregeling brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid. 3. Het tweede lid is niet van toepassing voor zover de uitkering wordt gebruikt ter bekostiging van: a. een re-integratievoorziening indien die onderdeel uitmaakt van een participatievoorziening die een combinatie is van een inburgerings- en een re-integratievoorziening, of b. i n bu rgeringsvoorzien ingen of inbu rgeri n gsvoorzieningen die onderdeel uitmaken van een participatievoorziening als bedoeld in onderdeel a voor zover het totaal van de kosten van die inburgeringsvoorzíeningen hoger is dan het totaal van de bijdragevergoedingen, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdelen b en c, van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid.
Sraatsblad
2008
588
Artikel 14. Overgangsbepaling inzake het bedrag dat door
Onze
Minister van Onderwijs, Gultuur en Wetenschap beschikbaar is gesteld
1. ln 2009 wordt het deel van de uitkering dat het college ontvangt voor het kalenderjaar 2009 op basis van de verdeelsleutel, bedoeld in artikel 2, vierde lid, voor het bedrag dat door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beschíkbaar is gesteld, besteed bij regionale opleidingencentra voor opleidingen educatie. 2. ln 2010 wordt het deel van de uitkering dat het college onfuangt voor het kalenderjaar 2010 op basis van de verdeelsleutel, bedoeld in artikel 2, vierde lid, voor het bedrag dat door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beschikbaar is gesteld, besteed bij regionale opleidingencentra. 3. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het op grond van het eerste lid bij regionale opleidingencentra te besteden bedrag voor opleidingen educatie geheel of gedeeltelijk ook bij die regionale opleidingencentra mag worden besteed aan inburgeríngs-,
taalkennis- of re-integratievoorzieningen.
Artikel I 5. Overige overgangsbepalingen 1. De Wet werk en bijstand en de Wet educatie en beroepsonderwijs en de daarop berustende bepalingen, zoals deze luidden op 31 december 2008, blijven van toepassing op uitkeringen op grond van de artikelen 69, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand en op de rijksbijdrage op grond van artikel 2.3.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs over de jaren gelegen voor 2009. 2. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gegeven omtrent de vaststelling van de rijksbijdrage die op grond van artikel 52 van de Wet
inburgering is verleend over de jaren voor 2009. 3. Het deel van de uitkering op grond van artikel 69, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand voor het jaar 2008 dat op grond van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 70, derde lid, van die wet, zoals deze luidde op 31 december 2008, wordt toegevoegd aan de uitkering van het daaropvolgende kalenderjaar, wordt toegevoegd aan de uitkering, bedoeld in artikel 2 van deze wet, voor het jaar 2009. 4. ln afwijking van artikel 2, tweede lid, wordt de uitkering voor het kalenderjaar 2009 binnen víer weken na de inwerkingtreding van deze wet vastgesteld. 5. Na de inwerkingtreding van deze wet berust het Besluit inburgering mede op het tweede lid en op artikel 19, derde lid, van de Wet inbur-
gering.
Artikel 16. lnwerkingtreding Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.
Artikel 17. Citeertitel Deze wet wordt aangehaald als: Wet participatiebudget.
Sraatsblad
2008
588
10
Kamerstuk 3t
567
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autorite¡ten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven te 's-Gravenh age,29 december 2008 Beatrix De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma De Minister voor Wonen, Wijken en lntegratie, E. E. van der Laan De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart
Uitgegeven de dertigste december 2008 De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
sT812111 rssN 0920 - 2064 Sdu U¡tgevers 's-Graveirhase
200e
Staatsblad
2008
588
11
Transponeringstabel 31 567
1
2
3, eerste l¡d 3, tweede lid 3, derde lid 3, vierde lid 3, vilfde lid
3, tid 2a 3, derde lid 3, vierde lid 4 5 6
7
6a 7
I I
I A AA
I
AB
c
AC
D
B
E
c
F
D
G
E
H
EA
I
F
J
FA G H
K L
M
I
N
IA
o
J
P
K L
o VERVALT 10
I
9a
11
10
'12
11
13 14
12 13 14 15
Staatsblad
15 16 17
2008
588
12
Staatsblad van het Koninkriik der Nederlanden Jaargang 2008
s89 Besluit van 29 decembe¡ 2OO8, houdende regels
ter uitvoering van de Wet participatiebudget (Besl uit participatiebudgetl
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 september 2008, nr. W&B/SFl/O8122818, gedaan mede namens Onze Mínister voor Wonen, Wijken en lntegratie en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; Gelet op artikel 89 van de Grondwet, de artikelen 2,vierde en vijfde lid, 4, vierde lid, en 15, tweede lid, van de Wet participatiebudget en de artikelen 2.5.5, tweede en derde lid, en 2.5.10 van de Wet educatie en beroepsonderwijs; De Raad van State gehoord (advies van 25 september 2008); Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 decem be r 2O08, nr. W&B/SFl/081277 1 u itgebracht mede namens Onze Minister voor Wonen, Wijken en lntegratie en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart; Hebben goedgevonden en verstaan:
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel
1. Begripsbepalingen
ln dit besluit wordt verstaan onder: certificaat staatsexamen NT2 I of ll: certilicaat als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van het Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal voor een door de desbetreffende gemeente ingekochte opleiding Nederlands als tweede taal op niveau 81 en 82 van het Raamwerk NT2 als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste líd, onderdeel c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, behaald door een volwassen inwoner; cursus basisvaardigheden: opleiding gericht op breed maatschappeli¡k functioneren als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, opleiding Nederlands als tweede taal, gericht op alfabetisering als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of opleiding gericht op sociale redzaamheid als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
staatsblad
2008
589
d u a I e i n bu rg e ri ngsvoo rzi ening.' i nbu rgeri n gsvoorziening d ie met het oog op de actieve deelname aan de Nederlandse samenleving mede voorziet in activiteiten die in samenhang en ten minste voor een deel gelijktijdig met het verweryen van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving worden uitgevoerd; participatiebudget: uitkering aan het college, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet; staatsexamen NT2 I of //; staatsexamen Nederlands als tweede taal I of ll als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs; vavo.' opleiding voortgezet a gemeen vo lwassenenonderwijs als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs; vavo-diploma; diploma voor een door de desbetreffende gemeente ingekocht traject vavo, behaald door een volwassen inwoner; volwassen inwoner: persoon van achttien jaar of ouder die op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bij een gemeente is ingeschreven; wet; Wet pa rticipatiebudget. I
HOOFDSTUK 2 VERDEELSLEUTELS Paragraaf 1 Verdeelsleutel Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Artikel 2. Verdeelsleutel Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
1. Het deel van het participatiebudget dat een college onWangt uit het totale bedrag dat beschikbaar is gesteld door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor een participatiebudget voor alle colleges wordt berekend op grond van de formule: (a x (ow/ oTW) + (1-a) x (Kw/ TKw)) x TBw waarbij: a. a het aandeel van het totale bedrag is dat beschikbaar is gesteld door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor een part¡cípatiebudget voor alle colleges dat objectief wordt verdeeld, zoals opgenomen in bijlage 1 van dit besluit; b. Ow het aan de hand van het verdeelmodel, dat is opgenomen in bijlage 1 van dit besluit, bepaalde gewicht van de gemeente is; c. OTw het totaal is van de aan de hand van het verdeelmodel, dat is opgenomen in bijlage 1 van dit besluit, bepaalde gewichten van alle gemeenten samen; d. Kw de uitkering, bedoeld in artikel 69, eerst lid, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand, zoals die luidde op 31 december 2008, voor het
kalenderjaar 2003 is; e. TKw het totaal is van de uitkeringen, bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand, zoals die luidde op 31 december 2008, voor het kalenderjaar 2003 voor alle gemeenten samen; f. TBw het bedrag is dat beschikbaar is gesteld door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor een participatiebudget voor alle colleges voor het desbetreffende kalenderjaar. 2. lndien het aan de hand van het verdeelmodel, dat is opgenomen in bijlage 1 van dit besluit, bepaalde gewicht van de gemeente negatief is, wordt dat voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen b en c, op nihil gesteld.
Sraatsblad
2oo8
589
Paragraaf 2 Verdeelsleutel Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Artikel 3. Verdeelsleutel Minister van Onderwijs, Gultuur en Wetenschap 2OO9 tot en met 2O1 I 1. Het deel van het participatiebudget dat een college ontvangt uit het totale bedrag dat beschikbaar is gesteld door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor een participatiebudget voor alle colleges wordt voor de jaren 2009 tot en met 2011 berekend op grond van de formule: ((
la.
\\v,
o.r\*
lø.
*
) \on
o.rnl *
l4. o.r,ll.,
) \A,
))
waarbij: a. Ng het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende aantal volwassen inwoners van de gemeente is op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; b. Nn het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende aantal volwassen inwoners in alle Nederlandse gemeenten is op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt
vastgesteld; c. Og het door het Centraal bureau voor de statistíek op verzoek van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende
gemiddelde percentage volwassen inwoners van de gemeente is met een opleiding op ten hoogste het niveau van het diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs over het zevende tot en met tweede jaar voorafgaande aan het jaar van de uitkering, vermenigvuldigd met het onder a bedoelde aantal inwoners op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; d. On het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende gemiddelde percentage volwassen inwoners van alle Nederlandse gemeenten is met een opleiding op ten hoogste het niveau van het diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs over het zevende tot en met tweede jaar voorafgaande aan het jaar van de uitkering, vermenigvuldigd met het onder b bedoelde aantal inwoners op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; e. Ag het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende aantal volwassen inwoners van de gemeente is op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld, waaryoor geldt dat beide ouders of de volwassen inwoner zelf en één ouder geboren zijn in een land dat niet is opgenomen in bijlage 2 bij dit besluiU
f. An het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende aantal volwassen inwoners van alle Nederlandse gemeenten is op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld, waarvoor geldt dat beide ouders of de volwassen inwoner zelf en één ouder geboren zijn in een land dat niet is opgenomen in bijlage 2 bij
dit besluit; g. ib het bedrag is dat door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beschikbaar is gesteld voor een participatiebudget voor alle col leges voor het desbetreffende kalenderjaa r.
Staatsblad
2008
589
2. Bij de berekening voor het jaar 2009 is, in afwijking van het eerste lid, ib het bedrag dat door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beschikbaar is gesteld voor een participatiebudget voor alle colleges voor het kalenderjaar 2009 plus het bedrag dat door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beschikbaar is gesteld voor opleidingen educatie op grond van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid.
Artikel 4. Verdeelsleutel Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2012 Het deel van het participatiebudget dat een college ontvangt uit het totale bedrag dat beschikbaar is gesteld door Onze Minister van Onderwíjs, Cultuur en Wetenschap voor een participatiebudget voor alle colleges wordt voor het jaar 2012 berekend op grond van de formule:
waarbij: a. Ng het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van Onze Minister van Onderwíjs, Cultuur en Wetenschap berekende aantal volwassen inwoners van de gemeente is op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; b. Nn het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende aantal volwassen inwoners in alle Nederlandse gemeenten is op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; c. Og het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende gemiddelde percentage volwassen inwoners van de gemeente is met een opleiding op ten hoogste het niveau van het diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs over het zevende tot en met tweede jaar voorafgaande aan het jaar van de uitkering, vermenigvuldigd met het onder a bedoelde aantal inwoners op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; d. On het door het Centraal bureau voor de statístiek op verzoek van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende gemiddelde percentage volwassen inwoners van alle Nederlandse gemeenten is met een opleiding op ten hoogste het niveau van het diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs over het zevende tot en met tweede jaar voorafgaande aan het jaar van de uitkering, vermenigvuldigd met het onder b bedoelde aantal inwoners op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; e. Ag het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende aantal volwassen inwoners van de gemeente is op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld, waaryoor geldt dat beide ouders of de volwassen inwoner zelf en één ouder geboren zijn in een land dat niet is opgenomen in bijlage 2 bij d¡t besluit; f. An het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende aantal volwassen inwoners van alle Nederlandse gemeenten is op 1 januari van
Staatsblad
2008
589
het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld, waarvoor geldt dat beide ouders of de volwassen inwoner zelf en één ouder geboren zijn in een land dat niet is opgenomen in bijlage 2 bij
dit besluit; S. BVS het aantal door de gemeente ingekochte trajecten basisvaardigheden is in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; h. BVn het totaal aantal door de Nederlandse gemeenten ingekochte trajecten basisvaardigheden is ¡n het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; i. VTg het aantal door de gemeente ingekochte trajecten vavo is in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; j. VTn het totaal aantal door de Nederlandse gemeenten ingekochte trajecten vavo is in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; k. VDg het aantal door volwassen inwoners van de gemeente behaalde vavo-diploma's is in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waaryoor de uitkering wordt vastgesteld; l. VDn het totaal aantal door volwassen inwoners van de Nederlandse gemeenten behaalde vavo-diploma's is in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; m. Cg het aantal door volwassen inwoners van de gemeente behaalde NT2-certificaten, dat niet meetelt bij de output-verdeelmaatstaven uit de verdeelsleutel van Onze Minister voorWonen, Wijken en lntegratie, is in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; n. Cn het totale aantal door volwassen inwoners van de Nederlandse gemeenten behaalde NT2-certificaten, dat niet meetelt bij de outputverdeelmaatstaven uit de verdeelsleutel van Onze Minister voor Wonen, Wijken en lntegratie, is in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; o. ib het bedrag is dat door Onze Minister van Onderwíjs, Cultuur en Wetenschap beschikbaar is gesteld voor een participat¡ebudget voor alle
colleges voor het jaar 2O12.
Artikel 5. Verdeelsleutel Minister van Onderwijs, Gultuur en Wetenschap 2013 en verder Het deel van het participatiebudget dat een college ontvangt uit het totale bedrag dat beschikbaar is gesteld door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor een participatiebudget voor alle colleges wordt voor de jaren 2013 en verder berekend op grond van de formule:
waarbij: a. Ng het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van Onze Mínister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende aantal volwassen inwoners van de gemeente is op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; b. Nn het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende aantal volwassen inwoners in alle Nederlandse gemeenten is op 1 januari van
sraatsblad
2008
589
het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; c. Og het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende gemiddelde percentage volwassen inwoners van de gemeente is met een opleiding op ten hoogste het niveau van het diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs over het zevende tot en met tweede jaar voorafgaande aan het jaar van de uitkering, vermenigvuldigd met het onder a bedoelde aantal inwoners op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; d. On het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende gemiddelde percentage volwassen inwoners van alle Nederlandse gemeenten is met een opleiding op ten hoogste het niveau van het diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs over het zevende tot en met tweede jaar voorafgaande aan het jaar van de uitkering, vermenigvuldigd met het onder b bedoelde aantal inwoners op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; e. Ag het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van Onze Minister van Onderwijs. Cultuur en Wetenschap berekende aantal volwassen inwoners van de gemeente is op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld, waaryoor geldt dat beide ouders of de volwassen inwoner zelf en één ouder geboren zijn in een land dat niet is opgenomen in bijlage 2 b¡j d¡t besluiU
f. An het door het Centraal bureau voor de statistiek op verzoek van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berekende aantal volwassen inwoners van alle Nederlandse gemeenten is op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uítkeríng wordt vastgesteld, waarvoor geldt dat beide ouders of de volwassen ínwoner zelf en één ouder geboren zijn in een land dat niet is opgenomen in bijlage 2 bij
dit besluit; S. BVS het aantal door de gemeente ingekochte trajecten basisvaardigheden is in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkeri ng wordt vastgesteld; h. BVn het totaal aantal door de Nederlandse gemeenten ingekochte trajecten basisvaardigheden is in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; i. VTg het aantal door de gemeente ingekochte trajecten vavo is in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; j. Wn het totaal aantal door de Nederlandse gemeenten ingekochte trajecten vavo is in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; k. VDg het aantal door volwassen inwoners van de gemeente behaalde vavo-diploma's is in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; l. VDn het totaal aantal door volwassen inwoners van de Nederlandse gemeenten behaalde vavo-diploma's is in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; m. Cg het aantal door volwassen inwoners van de gemeente behaalde NT2-certificaten, dat niet meetelt bij de output-verdeelmaatstaven uit de verdeelsleutel van Onze Minister voor Wonen, Wijken en lntegratie, is in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld;
staatsblad
2008
589
n. Cn het totale aantal door volwassen inwoners van de Nederlandse gemeenten behaalde NT2-certificaten, dat niet meetelt bij de outputverdeelmaatstaven uit de verdeelsleutel van Onze Minister voor Wonen, Wijken en lntegratie, is in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de uitkering wordt vastgesteld; o. ib het bedrag is dat door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beschikbaar is gesteld voor een participat¡ebudget voor alle colleges voor het desbetreffende kalenderjaar.
Artikel 6. Op nihil stellen onderdelen verdeelsleutel Minister van Onderurijs, Cultuur en Wetenschap lndien het college de gegevens, bedoeld in de artikelen 4 en 5, niet op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, heeft verstrekt, worden voor de berekening van het deel van het participatiebudget dat een college ontvangt uit het totale bedrag dat beschikbaar is gesteld door Onze Minister van Ondenn¡ijs, Cultuur en Wetenschap voor een participatiebudget voor alle colleges de onderdelen VDg, Cg, BVg en VTg van de formules, bedoeld in de artikelen 4 en 5, op nihil gesteld. Paragraaf 3 Verdeelsleutel Minister voor Wonen, Wijken en lntegratie
Artikel 7. Verdeelsleutel Minister voor Wonen, Wijken en lntegratie 2OO9 Het deel van het participatiebudget dat een college onfuangt uit het totale bedrag dat door Onze Minister voor Wonen, Wijken en lntegratie beschíkbaar is gesteld voor een participatiebudget voor alle colleges wordt voor het jaar 2009 berekend op grond van de formule:
#å*'0,*, waarbij:
â. êtgrs_ostzoo, de som is van het aantal eerste generatie niet-westerse allochtonen en het aantal allochtonen afkomstig uit voormalig Joegoslaviti en de voormalige Sovjet-Unie in de leeftijdscategorie 15 tot en met 65 jaar dat op 1 januari 2007 volgens de door het Centraal bureau voor de statistiek gepubliceerde bevolkingscijfers in de gemeente woonde; b. aN,rr-r,rro, de som is van het aantal eerste generatie niet-westerse allochtonen en het aantal allochtonen afkomstig uit voormalíg Joegoslavië en de voormalige Sovjet-Unie in de leeftijdscategorie 15 tot en met 65 jaar dat op 1 januari 2007 volgens de door het Centraal bureau voor de statistiek gepubliceerde bevolkingscijfers in de gemeenten die geen uitkering ontvangen op grond van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid woonde; c. ibroo, het bedrag is dat door Onze Minister voor Wonen, Wijken en lntegratie beschikbaar is gesteld voor een participatiebudget voor alle colleges voor het jaar 2009.
Artikel 8. Verdeelsleutel Minister voor Wonen, Wijken en lntegratie 2O1O en 2O11 Het deel van het participatiebudget dat een college ontvangt uit het totale bedrag dat beschikbaar is gesteld door Onze Minister voor Wonen, Wijken en lntegratie voor een participatiebudget voor alle colleges wordt voor de jaren 2010 en 201 1 berekend op grond van de formule: OPtt . aN,,,
-
¿tr
",,
-*tD
sraatsblad
2008
589
waarbij:
3. âg(ts-¿s) de som is van het aantal eerste generatie niet-westerse allochtonen en het aantal allochtonen afkomstig uit voormalig Joegoslaviti en de voormalige Sovjet-Unie in de leeftijdscategorie 15 tot en met 65 jaar dat op 1 januari van het tweede jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor het bedrag, bedoeld in de aanhef, beschikbaar wordt gesteld, volgens de door het Centraal bureau voor de statistiek gepubliceerde bevolkingscíjfers in de gemeente woont; b. aN,ruuu, de som is van het aantal eerste generatie niet-westerse allochtonen en het aantal allochtonen afkomstig uit voormalig Joegoslavië en de voormalige Sovjet-Unie in de leeftijdscategorie 15 tot en met 65 jaar dat op 1 januarí van het tweede jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor het bedrag, bedoeld in de aanhef, beschikbaar wordt gesteld, volgens de door het Centraal bureau voor de statistíek gepubliceerde bevolkingscijfers in Nederland woont; c. íb het bedrag is dat door Onze Minister voor Wonen, Wijken en lntegratie beschikbaar is gesteld voor een partic¡patiebudget voor alle col leges voor het desbetreffende ka lenderjaar.
Artikel 9. Verdeelsleutel Minister voor Wonen, Wijken en lntegratie 2012 en verder Het deel van het participatiebudget dat een college ontvangt uit het totale bedrag dat beschikbaar is gesteld door Onze Minister voor Wonen, Wijken en lntegratie voor een participatiebudget voor alle colleges wordt voor de jaren 2O12 en verder berekend op grond van de formule: ((
yg
- o.r\
*l'*
"'" * o.rl'l. t / \e¡N ))
. o.rl * I
[\¡v¡ø )\d¡v¡'t waarbij:
a. ivg het aantal personen uit de doelgroep is ten behoeve van wie het college in het tweede jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor het bedrag, bedoeld in de aanhef, beschikbaar wordt gesteld, een inburgeringsvoorziening heeft vastgesteld; b. ivN het totale aantal personen uit de doelgroep is ten behoeve van wie een college in het tweede jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waaryoor het bedrag, bedoeld in de aanhef, beschikbaar wordt gesteld, een i n bu rgeringsvoorzien ing heeft vastgesteld; c. divg het aantal personen uit de doelgroep is ten behoeve van wie het college in het tweede jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor het bedrag, bedoeld in de aanhef, beschikbaar wordt gesteld, een duale inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet inburgering heeft vastgesteld; d. divN het totale aantal personen uit de doelgroep is ten behoeve van wie een college in het tweede jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor het bedrag, bedoeld in de aanhef, beschikbaar wordt gesteld, een duale inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorzíening als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet inburgering heeft vastgesteld; e. exg het aantal personen uit de doelgroep in de gemeente is dat in het tweede jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor het bedrag, bedoeld in de aanhef, beschikbaar wordt gesteld, het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 13, eerste líd, van de Wet inburgering of het staatsexamen NT2 I of ll heeft behaald; f . exN het aantal personen uit de doelgroep in Nederland is dat in het tweede jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor het bedrag, bedoeld in de aanhef, beschikbaar wordt gesteld, het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Wet inburgering, of het staatsexamen NT2 I of ll heeft behaald;
Staatsblad
2008
589
g. ib het bedrag is dat door Onze Minister voor Wonen, Wijken en lntegratíe beschikbaar is gesteld voor een participatiebudget voor alle col leges voor het desbetreffende kalenderjaa r. Artikel
1O. Lager stellen onderdelen verdeelsleutel Minister voor Wonen, Wijken en lntegratie 1. Het college betrekt de gegevens, bedoeld in artikel g, onderdelen a, c en e, uit het lnformatiesysteem lnburgering, bedoeld in artikel 47 van de
Wet inburgering. 2. lndien het college de gegevens, bedoeld ¡n het eerste lid, niet op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, heeft verstrekt, wordt voor de berekening van het deel van het partícipat¡ebudget dat een college ontvangt uit het totale bedrag dat beschikbaar is gesteld door Onze Minister voor Wonen, Wijken en lntegratie voor een participatiebudget voor alle colleges. uitgegaan van de helft van het aantal: a. vastgestelde inburgeringsvoorzieningen; b. vastgestelde duale inburgeringsvoozieningen of taalkennisvoorzieningen als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet inburgering; en c. behaalde examens, bedoeld in artikel 9, onderdeel e,
op grond waaryan het aandeel van dat college ín het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarop het bedrag dat door Onze Minister voor Wonen, Wijken en lntegratie beschikbaar is gesteld voor een participatiebudget voor alle colleges betrekking heeft, is berekend. Pa ra g ra
af 4 Gem eentel ij ke
h e ri
ndel i ng
Artikel I 1. Aanpassing verdeelmaatstaven bij gemeentelijke herindeling Bij een wijziging van de gemeentelijke indeling of een grenscorrectie als bedoeld in de Wet algemene regels herindeling worden de gegevens waarmee de berekeningen op grond van dit hoofdstuk worden uitgevoerd, vastgesteld op basis van een redelijke schatting van de toestand van die gegevens zoals die zou zijn geweest als de wijziging op de datum waarop die gegevens betrekking hebben reeds was ingegaan.
HOOFDSTUK 3 OVERIGE BEPALINGEN
Artikel I 2. Reserveringsregeling 1. lndien in een kalenderjaar het participat¡ebudget niet volledig is besteed aan participatievoorzieningen, kan het college het niet bestede bedrag tot maximaal 60% van het voor dat jaar toegekende participat¡ebudget reserveren voor besteding aan participatievoorzieningen in het daa ropvol gende kalenderjaar. 2. lndien in een kalenderjaar meer dan het participatiebudget is besteed aan participatievoorzieningen, kan het college het meer bestede bedrag tot maximaal 60% van het voor dat jaar toegekende particípatiebudget ten laste brengen van het participatiebudget voor het daaropvolgende kalenderjaar. 3. Voor het jaar 2009 bedragen de in het eerste en tweede lid genoemde percentages voor een college als bedoeld in artikel 13 van de wet 75. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het bedrag dat in 2010 in strijd met artikel 14 van de wet n¡et is besteed bij een regionaal opleidingencentrum, dan wel in 2009 in strijd met artikel 14 van de wet niet is besteed aan opleidingen educatie bij een regionaal opleidingencentrum.
staatsblad
2008
589
Artikel 13. Betal¡ng 1. ledere maand wordt op of omstreeks de vijftiende dag van die maand een twaalfde deel van het voor dat kalenderjaar vastgestelde participatiebudget betaald. 2. lndien de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet níet door Onze Minister van Bínnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is ontvangen uiterlijk op 15 juli van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop zij betrekking heeft, schort Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheíd de betaling van het participatiebudget voor het lopende vergoedingsjaar op met ingang van 15 augustus van dat jaar, doch niet gedurende de periode waarover Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uitstel heeft verleend dan wel Onze Minísters van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Financiën de betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, van de Financiêle-verhoudingswet aan de desbetreffende gemeente geheel of gedeeltelijk hebben opgeschort. 3. De betaling van het participatiebudget wordt hervat op of omstreeks de vijftiende van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de verantwoordingsinformatie, bedoeld in het tweede lid, is ontvangen door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, maar niet eerder dan 15 september van het kalenderjaar volgend op het ka lenderjaa r waarop deze vera ntwoord ingsi nformatie betrekkin g heeft . 4. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien het college in gebreke blijft om binnen een door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde termijn een beeld van de uitvoering in te dienen dan wel aanvullende informatie te verstrekken die noodzakelijk is voor het financieel beheer van de wet.
HOOFDSTUK 4 WIJZIGING VAN ANDERE BESLUITEN
Artikel 14. Wijziging van het Besluit
WWB 2OO7
Het Besluit \MruB 2007 wordt als volgt gewijzigd:
A Artikel 1 wordt als volgt gewijzígd: 1. ln onderdeel b wordt na (van de wetr¡ ingevoegd:, zoals die luidde op 31 december 2008. 2. Onderdeel c wordt (eerste lid, onderdeel bu vervangen door: eerste lid. B
De artikelen 2 en 3 vervallen.
c ln artikel 8, eerste lid, wordt vervangen door: bijlage
1.
D
ln artikel 8a wordt
sraatsblad
2008
589
10
Bíjlage 1 vervalt. F
Bijlage 2 wordt vernummerd tot bijlage
1.
Artikel 15. Wijziging van het Uitvoeringsbesluit
WEB
Het Uitvoeringsbesluit WEB wordt als volgt gewijzigd:
A Hoofdstuk 3 vervalt. B
ln artikel 5.1.1 komt onderdeel c te luiden:
c. instellingen als bedoeld in artikel 2.3.4van de wet.
c ln artikel 5.1.2, onderdeel b, vervalt <, het college van burgemeester en
wethoudersr en wordt
Artikel 5.2.1 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het tweede lid vervalt.
2. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid. 3. ln het derde lid (nieuw) wordt <derde lid> vervangen door: tweede rid. E
Artikel 5.2.2 komt te luiden:
Artikel 5.2.2. Wijze van beschikbaarstelling gegevens 1. Op verzoek van Onze Minister stelt het bevoegd gezag van een ¡nstell¡ng dan wel het bestuur van een kenniscentrum gegevens aan hem beschikbaar, die door de ¡nstelling of het kenniscentrum op grond van artikel 5.2.1 zijn verzameld. 2. De beschikbaarstelling geschiedt overeenkomstig de formulieren die op het beroepsonderwijs respectievelijk de werkzaamheden van het kenniscentrum van toepassing zijn, zoals die zijn opgenomen in bijlage 4 en bijlage 6 b¡j d¡t besluit. 3. ln voorkomende gevallen kan Onze Minister bij het verzoek om beschikbaarstelling reeds bij hem bekende gegevens opnemen. F
ln artikel 5.2.4, eerste lid en tweede lid, vervalt n, het college van burgemeester en wethouders>.
Sraatsblad
2oo8
589
11
G
ln hoofdstuk 6 vervalt paragraaf ?. H
Bijlage 1c vervalt. I
Bijlage 2 vervalt. J
Bijlage 5 vervalt.
Artikel 16. Wijziging van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid Het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid wordt als volgt gewijzigd:
A ln artikel 1, eerste lid, onderdeel q, wordt <19, eerste en tweede lidu vervangen door:1, eerste lid, onderdeel b. B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd: 1. Aan het slot van onderdeel a wordt
(, en,r vervangen door:
;.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door <, en> wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. het in 2009 aanbieden aan de doelgroep, bedoeld in artikel 1 van de Wet participatiebudget, van re-integrat¡evoorzieningen als bedoeld in dat artikel, overeenkomstig artikel 3 van die wet.
c ln artikel 7, eerste lid, onderdeel o, onder 7", wordt <artikel 19, derde lid> vervangen door: artikel 19, tweede lid.
Artikel 17. Wijziging van het Besluit inburgering Het Besluit ínburgering wordt als volgt gewijzigd:
A Artikel
1.1
wordt als volgt gewijzigd:
1. ln onderdeel h wordt na <de wet> ingevoegd:, zoals dat artikel luidde voor de datum van inwerkingtreding van de Wet partic¡patiebudget. 2. Onder verlettering van de onderdelen o tot en met r tot m tot en met p vervallen de onderdelen m en n.
staatsblad
2008
589
12
B
ln artikel 4.23, aanhef, wordt <artikel 19, vierde lid> vervangen door: artikel 19, derde lid.
c ln artikel 4.24, eerste lid, wordt nartikel 19, tweede lid, onderdeel vervangen door: artikel 19, eerste lid, onderdeel b.
b>
D
Artikel 7.1 wordt als volgt gewijzigd: 1. ln het eerste lid wordt na ingevoegd: voor 2007 en 2008.
2. ln het tweede lid wordt na <artikel 7.2, tweede dat artikel luidde op 31 december 2008.
lidr íngevoegd: , zoals
E
De artikelen 7.2 tot en met 7.4, en 7.14 vervallen. F
ln artikel 7.5 wordt <de wetr telkens vervangen door: de wet, zoals die luidde voor de inwerkingtreding van de Wet partic¡patiebudget. G
Artikel 7.7 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt te luiden: 1. Onze Minister stelt ten behoeve van de vaststelling van de rijksbijdrage jaarlijks de bijdragevergoedingen, bedoeld in artikel 7.5 en 7.6, vast. 2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde tot en met
vijfde lid tot tweede tot en met vierde lid. 3. ln het derde lid (nieuw) wordt <derde lid)) vervangen door: tweede tid.
4. ln het vierde lid (nieuw) vervalt: de voorschotvergoedingen en van. H
ln artikel 7.13, onderdeel a, wordt <de wet> vervangen door: de wet, zoals die luidde voor de inwerkingtreding van de Wet participatiebudget. I
In artikel 7.15, eerste lid, letter H, wordt <de wet> vervangen door: de wet, zoals die luidde voor de inwerkingtreding van de Wet participat¡e-
budget.
staatsblad
2008
589
13
J
Artikel 7.16 wordt als volgt gewijzigd: 1. ln het eerste lid vervalt: de verlening en. 2. ln het tweede lid vervalt: van de voorschotvergoedingen en.
HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN
Artikel I 8. lnwerkingtreding Dit besluit treedt in werking met ingang van
1
januar¡ 2009.
Artikel I 9. Giteertitel Het advies van de Raad van State is openbaar
semaakt door terinzagelessins bil het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Tevens zal het advies met de daarb¡i ter ¡nzaqe
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit participatiebudget.
setesdestukkenwordenopg"nã;"ïinã"-'- Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van
staatscourant.
toel¡chting ¡n het Staatsblad zal worden geplaatst. 's-Gravenhage, 29 december 2008
Beatrix De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma De Minister voor Wonen, Wijken en lntegratie, E. E. van der Laan
De Staatssecretar¡s van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart
Uitgegeven de dertigste december 2008 De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
sr812127 tssN 0920 - 2064 Sdu U¡tgevers 's-Grave-nhase
2004
StaatsblAd 2008 589
14
NOTA VAN TOELICHTING
Algemeen lnleiding ln de Wet participatiebudget wordt geregeld dat de gemeentelijke middelen voor volwasseneneducatie, inburgeringsvoorzieningen en re-integratie samenstromen in één specífieke uitkering voor gemeenten, het participatiebudget. Met de invoering van het participatiebudget krijgen gemeenten één budget voor de bekostiging van participatievoorzieningen, dat wíl zeggen educatieopleidingen, inburgeringsvoorzieningen, re-integratievoorzieningen, en combinat¡es ervan. ln dit besluit worden op grond van de Wet participatiebudget nadere regels gesteld ten aanzien van: 1. de verdeling van het participatiebudget over de gemeenten; 2. het betaalritme; 3. de reserveringsregeling; 4. de opschorting van de betalingen in het geval een gemeente in gebreke blijft om binnen de daarvoor vastgestelde termijnen informatie te verstrekken die noodzakelijk is voor het financieel beheer van de wet.
Verdeelsleutels Het participatiebudget dat een gemeente ontvangt bestaat uit de optelsom van de uitkomsten van drie verdeelsleutels. De gemeente ontvangt dit als één ongedeeld budget, met hieraan gekoppeld één verantwoording aan het Rijk. Op basis van de verdeelsleutel in artikel 2 wordt het bedrag verdeeld dat beschikbaar is gesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Deze verdeelsleutel is gelijk aan de verdeelsleutel van het voormalig werkdeel van de Wet werk en bijstand. Daarbij is een ingroeitraject gestart waarbij wordt overgegaan van een verdeling op basis van historische uitgaven naar een verdeelmodel. Dit traject wordt ongewijzigd gecontinueerd. De verdeelmaatstaf verdeelt naar re-i nteg ratiebehoeft e.
Op basis van de verdeelsleutel in de artikelen 3 tot en met 5 wordt het bedrag verdeeld dat is ingebracht door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Op basís van de verdeelsleutel in de artikelen 7 tot en met 9 wordt het bedrag verdeeld dat de Minister voor Wijken, Wonen en lntegratie (WWl) heeft ingebracht. Deze beide verdeelsleutels verdelen in de jaren 2009, 2010 en 2011 op basis van uitsluitend objectieve
factoren. Vanaf 2012 wordt het bedrag dat wordt ingebracht door de Mínister van OCW deels verdeeld op basis van outputgegevens en deels op basis van objectieve gegevens. De outputgegevens hebben betrekking op t-2 (dus voor de verdeling 2012 wordt gebruik gemaakt van outputgegevens over 2010). Vanaf 2O12 wordt het bedrag dat wordt ingebracht door de Minister voor WWI volledig verdeeld op basis van outputgegevens. Ook deze outputgegevens hebben betrekking op l-2. ln 2009 is het bedrag dat de G31-gemeenten ontvangen op basis van deze twee verdeelsleutels nihil, omdat de G31-gemeenten in dat jaar de middelen voor inburgering en volwasseneneducatie nog ontvangen via het grote stedenbeleid. De uitkomst van de verdeelsleutel uit artikel 3 bepaalt tevens de omvang van het bedrag dat de gemeente op grond van artikel 14 van de
staatsblad
2008
589
15
Wet participatiebudget {minimaal) moet besteden bij de regionale opleidingencentra (roc's) in 2010 of aan opleidingen educatie bij roc's in 2009.
lndien de op grond van de begrotingen beschikbare gelden aanpassing ondergaan, zal het participatiebudget voor de gemeente worden aangepast op basis van de uitkomsten van de verschillende verdeelsleutels.
Motie van de leden Spies en Spekman
ïjdens de behandeling van het wetsvoorstel participatiebudget is door de Tweede Kamer de motie van de leden Spies en Spekman (Kamerstukken ll 2008/09, 31 567, nr. 20) aangenomen. Met deze motie wordt de regering verzocht een voorstel uit te werken waarin € 50 mln. uit het educatiebudget wordt ingezet ten gunste van taal en rekenen in het mbo. lndien de nadere uitwerking van deze motie daartoe aanleiding geeft zal de verdeelsleutel voor het bedrag dat wordt ingebracht door de Minister van OCW worden aangepast. ln artikel 6 respectievelijk 10 van dit besluit is geregeld hoe de verdeelsleutel van de Minister van OCW en de verdeelsleutel van de Minister voor \y'y'W| worden toegepast bij het ontbreken van de voor de verdeling noodzakel ijke outputgegevens. Een regel i ng hiervoor is noodzakel ijk, omdat er sprake is van een relatíeve verdeling. Het ontbreken van de benodigde outputgegevens van één of meer gemeenten zou anders tot gevolg hebben dat het onmogelijk is om de omvang van de budgetten voor alle gemeenten te bepalen. De wijze van verdeling bij het ontbreken van gegevens is zo gekozen dat een evenwicht ís gevonden tussen enerzijds het belang van gemeenten die niet tijdig hebben aangeleverd om wel van een budget te worden voor¿ien en anderzijds het belang van gemeenten die wel tijdig hebben aangeleverd om geen nadeel in de relatieve verdeling te ondervinden van gemeenten die te laat gegevens aanleveren.
Uit artikel 5, tweede lid, van de Wet participatíebudget volgt dat een college de voor de toepassing van de verdeelsleutel benodigde outputgegevens aan het Rijk verstrekt als onderdeel van de verantwoordingsinformatie, bedoeld ín artikel 17avan de Financiêle-verhoudíngswet. Dit betekent dat gemeenten de gegevens voor de toepassing van de output-verdeelmaatstaven aan het Rijk leveren via de bijlage bij de gemeentelijke jaarrekening, volgens de systematiek van single information en single audit. ln artikel 17a, eerste lid. van de Financiëleverhoudingswet is geregeld dat een college de gegevens moet aanleveren uiterlijk 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar. Op grond van artikel 17a, derde lid, van de Financiële-verhoudingswet stelt de Minister van BZK bij ministeriële regeling nadere regels over het verstrekken van de informatie, bedoeld in het eerste lid. ln deze ministeriële regeling wordt jaarlijks geregeld welke informatie gemeenten verplicht moeten aanleveren voor de berekening van de verdeelsleutels. Voor de output-verdeelmaatstaven voor de verdeling van het bedrag dat is ingebracht door de Minister van OCW (artikelen 4 en 5) zullen dit zijn: 1. aantal door de gemeente ingekochte cursussen basisvaardigheden; 2. aanlal door de gemeente ingekochte vavo-trajecten; 3. aantal behaalde vavo-diploma's; 4. aantal behaalde certificaten staatsexamen NT2 I of ll. Voor de output-verdeelmaatstaven voor de verdeling van het bedrag dat is ingebracht door de Minister voor WWI (artikel 9) zullen dit zijn: 1. aantal vastgestelde inburgeringsvoorzieningen; 2. aantal vastgestelde dua le i n bu rgerin gsvoorzieni ngen en taalkennisvoorzieningen;
sraarsblad
2008
589
16
3. aantal personen dat het inburgeringsexamen of het staatsexamen NT2 I of ll heeft behaald.
Bij het ontbreken van de benodigde gegevens zullen de outputverdeelmaatstaven voor de verdeling van het bedrag dat is ingebracht door de Minister van OCW, op nihil worden gesteld. Dit betekent niet dat de uitkomst van de verdeelsleutel nul bedraagt. lmmers, de helft van de verdeelsleutel wordt nog steeds verdeeld op basis van objectieve verdeelmaatstaven. Bij de verdeelsleutel van de Minister voor \y'y'Wl is met ingang van 2012 wel sprake van een volledige verdeling op basis van outputverdeelmaatstaven. B¡j het ontbreken van de benodígde gegevens zullen de output-verdeelmaatstaven voor de verdeling van het bedrag dat is ingebracht door de Minister voor \¡lAlVl daarom worden gesteld op de helft van de waarde van het jaar ervoor. Betaalritme Het bedrag dat de gemeente in een jaar ontvangt wordt in twaalf gelijke maandelijkse termijnen uitgekeerd door de Minister van SZW.
Reserveringsregeling lndien de uitkering niet volledig of onrechtmatig is besteed, wordt op grond van artikel 4, tweede lid, van de wet het niet bestede of onrechtmatig bestede deel teruggevorderd. ln artikel 12van dit besluit is geregeld dat de gemeente een gemaximeerd deel van de niet bestede gelden mag reseryeren voor een volgend jaar. Deze mogelijkheid van reserveren geldt niet voor gelden die in strijd met artikel 14van de wet niet zijn besteed bij roc's en/of aan opleidingen educatie. Deze gelden worden altijd teruggevorderd. H a nd h
avi ng va n
te
rm ij nvoo rsch rifte n
De door gemeenten te leveren gegevens zijn onder meer van belang
voor de vaststelling van de rilksbegroting, voor de toekenning van individuele gemeentelijke budgetten voor een komend jaar, en voor de terugvordering van niet of niet rechtmatig bestede gelden. Vanwege de in het ged¡ng zijnde belangen zijn er termijnen bepaald waarbinnen de gemeente de informatie uiterlijk aan het Rijk dient te verstrekken. Vanwege genoemde belangen zal de Minister van SZW de naleving van de termijnvoorschriften strak handhaven. Het maakt daarbij niet uit of de gemeenten de informatie rechtstreeks aan de Minister van SZW moeten zenden (het beeld over de uitvoering of nadere uitvraag van die informatie die voor het financieel beheer van de wet van belang is) dan wel aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) (bijlage bij de gemeentelijke jaarrekening). De handhaving van de termijnvoorschríften voor de aanlevering van deze gegevens aan het Rijk geschíedt op grond van artikel 13 van dit besluit door opschorting van de maandelijkse betalingen van het participatiebudget. Betalingen worden niet opgeschort indien de Minister van BZK of de Minister van SZW uitstel heeft verleend voor de informatieverstrekking {hetgeen slechts geschiedt in geval van overmacht voor de gemeente) of índien de Ministers van BZK en Financiën in verband met de termijnoverschrijding de betalingen uit het gemeentefonds aan de desbetreffende gemeente geheel of gedeeltelijk opschorten.
staatsblad
2008
589
17
Artikelsgewijs
Artikel 2. Verdeelsleutel Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
ln artikel 2 is de verdeelsleutel voor het deel dat de Minister van SZW bijdraagt aan de uitkering op grond van de Wet partic¡patiebudget opgenomen. Voor deze verdeelsleutel wordt gebruik gemaakt van de bestaande verdeelsystematiek voor het \AMB-werkdeel met de volgende verdeelkenmerken: . aantal bijstandsontvangers; . aantal WW-ontvangers; . omvang beroepsbevolking; ¡ kwalitatieve discrepantie laaggeschoolde arbeid. Bij de verdeelsleutel voor het deel dat de Minister van SZW bijdraagt aan de uitkering op grond van de Wet participatiebudget zal de huidige geleidelijke ingroei bij het WWB-werkdeel van een historische verdeling naar een objectieve verdeling, worden gecontinueerd. Uit het reguliere onderhoudstraject kunnen nog wijzigingen voor deze verdeelsleutel volgen.
Artikel 3. Verdeelsleutel Minister van Onderwiis, Cultuur en Wetenschap 2OO9 tot en met 2O1 I ln artikel 3 is de verdeelsleutel voor het deel dat de Minster van OCW bijdraagt aan de uitkering op grond van de Wet participatiebudget geregeld. Deze verdeelsleutel geldt voor de jaren 2009 tot en met 2011, en ís gebaseerd op uitsluitend objectieve verdeelmaatstaven. De verdeelsleutel voor het jaar 2012 is geregeld in artikel 4. De verdeelsleutel voor de jaren 2013 en verder is opgenomen in artikel 5. Bij de berekening van het deel van de uitkering dat beschikbaar is gesteld door de Minister van OCW zullen de gegevens van het Centraal bureau voor de statistiek (CBS) worden betrokken. ln artikel 1 is een begripsbepaling opgenomen. De omschrijving van
Artikel 4. Verdeelsleutel Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2lJ12 ln artikel 4 ís de verdeelsleutel voor het gedeelte dat de Minister van OCW beschikbaar stelt voor de uitkering geregeld voor het jaar 2012. Yanaf 2012 worden de door de Minister van OCW ingebrachte middelen niet alleen over gemeenten verdeeld op basis van objectieve verdeelmaatstaven, maar ook op basis van output-verdeelmaatstaven. ln 2012 wordtTSo/o van de middelen verdeeld op basis van het door het CBS op verzoek van de Minister van OCW berekende aantal volwassen inwoners van de gemeente, het gemiddelde percentage volwassen inwoners van de gemeente met een laag opleidingniveau (ten hoogste het niveau van het diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs) en het aantal volwassen inwoners van de gemeente met een bepaalde etnische achtergrond . ln 2012 wordl2So/o van de middelen ingebracht door de Minister van OCW verdeeld op basis
Staatsblad
2008
589
18
van de prestaties van individuele gemeenten op de outputverdeelmaatstaven voor educatíe. Het betreft het aantal ingekochte cursussen gericht op het verwerven van basisvaardigheden (met name alfabetiseringscursussen), het aantal ingekochte vavo-trajecten, het aantal behaalde vavo-diploma's en het aantal behaalde certificaten van het staatsexamen Nederlands als Tweede Taal. Cursussen gericht op het verwerven van basisvaardigheden, zijn met name cursussen gericht op het functioneel alfabetiseren van werkende en niet-werkende laaggeletterden. Deze output-verdeelmaatstaf is opgenomen om gemeenten ertoe te prikkelen een bijdrage te leveren aan de ambities in het convenant over de structurele aanpak van laaggeletterdheid in de samenleving en het bedrijfsleven, dat is afgesloten tussen het Rijk en de sociale partners. De maatstaf heeft betrekking op het aantal diploma's voortkomend uit een door de desbetreffende gemeente ingekocht vavo-traject. Behaalde certificaten tellen niet mee als prestatie. Dit leídt echter niet tot een inperking van de mogelijkheden om maatwerk te bieden. Gemeenten mogen namelijk wel vavo-trajecten inkopen voor volwassen inkopers die alleen gericht zijn op bijvoorbeeld één vak en het behalen van één certificaat. Daarvoor krijgen zij ook bekostiging via de verdeelmaatstaf en via de objectieve maatstaven. Op vavo-diploma's zit wel een extra prikkel. Hiervoor is gekozen omdat het doel van vavo is deelnemers een startkwalificatie te laten behalen. Dit past in het beleid om voortijdig schoolverlaten te voorkomen.
Het staatsexamen NT2 is een examen Nederlands voor mensen met een andere moedertaal die op latere leeftijd Nederlands hebben geleerd. Een examenprogramma bestaat uit vier onderdelen: lezen, luisteren, schrijven en spreken. Als een kandidaat voor alle vier onderdelen slaagt, ontvangt hij het diploma NT2. Als hij maar voor één, twee of drie onderdelen van het examen is geslaagd, krijgt hij een certificaat uitgereikt voor die onderdelen. Zo'n certificaat blijft onbeperkt geldig. Als de kandidaat later de andere onderdelen haalt, kan hij zil'n certificaten inwisselen voor het
diploma NT2. De Minister van OCW hanteert als één van de output-verdeelmaatstaven
Minister voor WWl. Een diploma van het staatsexamen Nederlands als Tweede Taal kan worden meegeteld als prestatie indien de certificaten waaruit dit diploma is opgebouwd niet als prestatie zijn of worden opgeven door de gemeenten en indien het diploma niet als inburgeringsprestatie geldt (teneinde dubbeltellingen te voorkomen). ln het geval dat het diploma als prestatie mag worden opgevoerd, telt het diploma als vier certifícaten.
Artikel 5. Verdeelsleutel Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2O13 en verder Vanaf 2013 wordt 50% van de door de Minister van OCW ingebrachte middelen verdeeld op basis van de CBS-gegevens, zoals omschreven bij artikel 3, en 50Yo op basis van de output-verdeelmaatstaven, zoals omschreven bij artikel 4. Dit betekent dat de wegingspercentages vanaf 2013 als volgt zullen zijn: 1O7;o aantal volwassen inwoners,29,5Yo opleidi ngsn iveau volwassen i nwoners, 1 0,SYo bepaalde etnische achtergrond van de volwassen inwoners, 30% ingekochte trajecten basis-
Staatsblad
2008
589
19
va
a
rd i g hede
n, 7,5o/o i n gekoc hte vavo-trajecte n, 6,25% a a nta I be h a a aa nta I behaalde NT2-d iplom a's.
I
d
e
vavo-diplom a's, 6,25%
Artikel 6. Op nihil stellen onderdelen verdeelsleutel Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Artikel 6 heeft tot doel de verdeling van het participatiebudget voor alle gemeenten mogelijk te maken, door te bepalen hoe wordt verdeeld indien outputgegevens van een gemeente ontbreken. Ontbrekende gegevens voor de verdeling op basis van de output-verdeelmaatstaven worden op
nihil gesteld.
Artikel 7. Verdeelsleutel Minister voor Wonen, Wiiken en lntegratie 2OO9 ln 2009 worden de G31-gemeenten voor de inburgering nog gefinancierd op basis van het Besluit brede doeluitkering sociaal, íntegratie en veiligheid. Dit artikel is daarom alleen van toepassing op de niet-G31gemeenten, die voor 1 januari 2009 op grond van de Wet inburgering en het Besluit inburgering werden gefínancierd voor wat betreft de inburgering. Voor 2009 zijn nog geen outputgegevens beschikbaar die kunnen worden gebruikt voor de verdeling van het op grond van de Wet participatiebudget door de Minister voor WWI beschikbaar gestelde budget. Als gevolg van de rapportage via de bijlage van de gemeentelijke jaarrekening komen de gegevens pas een jaar na het jaar waarin ze zijn ontstaan ter beschikking aan het Rijk; voor de verdeling van het budget voor enig kalenderjaar moet daarom worden uitgegaan van de gerealiseerde prestaties over het twee jaar daaraan voorafgaande kalenderfaar. De prestaties over de jaren tot en met 2009 worden nog afgerekend op grond van de Wet inburgering en het Besluit inburgering. Omdat voor 2009 nog geen prestatiecijfers beschikbaar zijn wordt het budget voor 2009 voor de gemeenten die geen uitkering ontvangen op basis van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid (dus voor alle niet-G31-gemeenten) verdeeld naar rato van het aantal n¡et-westerse allochtonen en het aantal allochtonen afkomstig uit voormalig Joegoslavië en de voormalige Sovjet-Unie in de leeftijdscategoríe 15 tot en met 65 jaar dat op 1 januari 2007 in de gemeente woonde. Hierbij wordt uitgegaan van de CBS-cijfers. Om zeker te stellen dat de bewuste cijfers tijdig beschikbaar zijn, wordt daarbij uitgegaan van cijfers van twee jaar voor het jaar waaryoor de berekening wordt gemaak. Voor de definitie van eerste generatie niet-westerse allochtoon is aangesloten bij de definitie zoals deze wordt gehanteerd door het CBS. ln deze definitie is een niet-westerse allochtoon een allochtoon met als herkomstgroepering één van de landen in de werelddelen Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief lndonesië en Japan). Een persoon van de eerste generat¡e is een persoon die in het buitenland is geboren met ten minste één in het buitenland geboren ouder. Allochtonen uit voormalig Joegoslaviii en de voormalige Sovjet-Unie worden meegeteld, omdat deze relatief grote groepen vormen in de Nederlandse samenleving, die behoefte hebben aan inburgering en hiervoor in aanmerking komen.
Artikel 8. Verdeelsleutel Minister voor Wonen, Wijken en lntegratie 2O1O en 2O11 Voor 2010 en 2O11 zijn nog geen gegevens beschikbaar die, als output-verdeelmaatstaven, kunnen worden gebruikt voor de verdeling van het op grond van de Wet participatiebudget door de Minister voor WWI beschikbaar gestelde budget. Als gevolg van de rapportage via de bijlage bij de gemeentelijke jaarrekening komen de gegevens pas een jaar na het
Sraatsblad
2008
589
20
jaar waarin ze zijn ontstaan ter beschikking aan het Rijk; voor de verdeling van het budget voor enig kalenderjaar moet daarom worden uitgegaan van de prestaties over het twee jaar daaraan voorafgaande kalenderjaar. De budgetten voor 2010 en 2011 worden daarom verdeeld naar rato van het aantal niet-westerse allochtonen en het aantal allochtonen afkomstig uit voormalig Joegoslavië en de voormalige Sovjet-Unie in de leeftijdscategorie 15 tot en met 65 jaar dat op 1 januari 2008 respectievelijk 1 januari 2009 in de gemeente woonde. Hierbij wordt uitgegaan van de CBS-cijfers. Om zeker te stellen dat de bewuste gegevens tijdig beschikbaar zijn, wordt uitgegaan van gegevens van twee jaar voor het jaar waarvoor de berekening wordt gemaakt.
Artikel 9. Verdeelsleutel Minister voor Wonen, Wijken en lntegratie 2012 en verder Voor de jaren 2012 en verder wordt het door de Minister voor VlÂlVl ingebrachte budget verdeeld op basis van de output-verdeelmaatstaven die zijn gebaseerd op de prestaties van het twee jaar daarvoor gelegen kalenderjaar. ln 2012 wordt het budget verdeeld op basis van de prestatiecijfers van 2010, in 2013 op basis van de realisatiecijfers van 2011 en zo verder. De output-verdeelmaatstaven die bepalend zijn voor het aandeel van een gemeente in het budget zijn: de vastgestelde inburgeringsvoorzieningen, de vastgestelde duale inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen en de behaalde inburgeringsexamens of staatsexamens Nederlands als tweede taal I of ll. De output-verdeelmaatstaven waarop de budgetverdeling wordt gebaseerd, hebben een verschillend gewicht. Hierdoor tellen gerealiseerde prestaties op de maatstaven waaraan meer belang wordt gehecht zwaarder mee bij de verdeling van de middelen voor een komende periode. Omdat het belangrijk wordt geacht dat inburgeringsvoorzieningen zoveel mogelijk duaal worden uitgevoerd en hiervoor in de kabinetsperiode 2007-201 1 ook extra middelen beschikbaar worden gesteld, telt de vaststelling van een duale inburgeringsvoorziening en van een taalkennisvooziening zwaarder mee dan die van een (gewone)) inburgeringsvoorziening. Een belangrijke indicator voor het resultaat van inburgering is het slagen voor het inburgeringsexamen of het behalen van het diploma staatsexamen Nederlands als tweede taal I of ll. Daarom heeft deze indicator het zwaarste gewicht. Het aantal vastgestelde inburgeringsvoorzieningen telt bij de verdeling van het inburgeringsdeel van de participatiemiddelen mee voor 20yo, het aantal vastgestelde duale inburgeringsvoorzieni n gen en taalkennisvoorzieni ngen telt mee voor 30oó en het aantal personen dat het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of ll heeft behaald, voor 50%. Hierbij wordt het aantal in enig jaar in de gemeente vastgestelde
inburgeringsvoorzieningen, vastgestelde duale inburgeringsvoorzieningen en behaalde examens afgezet tegen de in dat jaar gerealiseerde landelijke aantallen. Daarbij telt een vastgestelde voorziening maar één keer mee. Een duale inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening telt dus niet ook mee als inburgeringsvoorziening.
Artikel 1O. Lager stellen onderdelen verdeelsleutel M¡n¡ster voor Wonen, Wijken en lntegratie ln het eerste lid is bepaald dat gemeenten de gegevens die benodigd zijn voor berekening van het aandeel in het bedrag dat door de Minister voor WWI beschikbaar wordt gesteld, dienen te betrekken uit het lnformatiesysteem lnburgering (hierna: lSl). Het lSl is ontwikkeld om een effectieve en efficiënte uitvoering van de Wet inburgering mogelijk te
Staatsblad
2008
589
21
maken door het uitwisselen van informatie tussen de beheerder van het lSl (de lB-Groep) en diverse instanties die betrokken zijn bij de uitvoering van de Wet inburgering, waaronder gemeenten. Gemeenten zijn uit hoofde van artikel 6.2, vierde lid, van het Besluit inburgering gehouden de
desbetreffende informatie zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken na het ontstaan van de noodzaak tot opneming, op te nemen in het lSl. Gegevens worden derhalve voortdurend door gemeenten ingevoerd. Om voornoemde effectieve en efficiënte uítvoering van de Wet inburgering inderdaad te garanderen, is het essentieel dat de door gemeenten te verstrekken gegevens ten behoeve van de berekening van voornoemd aandeel niet afwijken van de gegevens die gemeenten al hebben opgenomen in het lSl. Het tweede lid geeft een regeling voor het geval een gemeente niet tijdig de outputgegevens ten behoeve van de berekening van het aandeel in het bedrag dat door de Minister voor \¡1y'W| indient. Voor de bepaling van het aandeel van de gemeente wordt uitgegaan van de helft van de inburgeringsprestaties welke zijn behaald in het tweede jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de gegevens hadden moeten worden verstrekt.
Artikel I 1. Aanpassing verdeelmaatstaven bij gemeentelijke herindeling Bij een gemeentelijke herindeling of een grenscorrectie is het niet mogelijk om alle verdeelmaatstaven, zoals opgenomen in hoofdstuk 2, direct toe te passen voor de berekening van de omvang van het gemeentel¡jk participatiebudget. lmmers, bij de verdeling wordt uitgegaan van waarden voor de verdeelmaatstaven in het verleden, op een moment dat de heringedeelde gemeente nog niet bestond. ln dat geval wordt voor de verdeelsleutel uitgegaan van een redelijke schatting van de omvang van de verdeelmaatstaven zoals die zou zijn geweest als de wijziging op de datum waarop die gegevens betrekking hebben reeds was ingegaan. Voor zover het karakter van de verdeelmaatstaf dit toelaat en voor zover de informatie beschikbaar is, zal bij de verdeling van het budget per verdeelmaatstaf worden uitgegaan van het aantal inwoners.
Artikel I 2. Reserveringsregeling ln a¡tikel 4, tweede lid, van de Wet participatiebudget is geregeld dat indien uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat het partic¡patiebudget niet volledig is besteed, het niet bestede deel wordt teruggevorderd. ln artikel 12 van dit besluit is geregeld dat in de situatie van een budgetoverschot maximaal 60% van het voor dat jaar toegekende participatiebudget kan worden gereserveerd voor besteding aan partic¡patievoorzieningen in het volgende jaar. ln het tweede lid van dit artikel is bepaald dat indien meer aan participatievoorzieningen is besteed dan het participatiebudget, dus in de situatie van een budgettekort, tot maximaal 60% van het voor dat jaar toegekende part¡cipat¡ebudget ten laste kan worden gebracht van het participatiebudget van het volgende jaar. Dit betekent dat aan gemeenten de mogelijkheid wordt geboden om in het lopende jaar in administratieve zin een voorschot te nemen op de middelen die in het daaropvolgende jaar zullen worden toegekend, overigens zonder dat dit vanuit het Rijk leidt tot een extra betaling in het lopende jaar. De verantwoording aan het Rijk vindt plaats in het jaar van besteding, De grondslag voor het percentage van zowel de reservering als het voorschot ¡s het toegekende budget voor het lopende jaar. Het gekozen percentage van 60 sluit aan bij de <meeneemregeling> die van toepassing was op het WWB-werkdeel en komt vrijwel overeen mef.75o/o van het
staatsblad
2008
589
22
bedrag dat door de Minister van SZW in het participatiebudget wordt
ingebracht. Voor de G31-gemeenten blijven de middelen voor inburgering en volwasseneneducatie tot en met het jaar 2009 binnen de brede doeluitkering sociaal integratie en veiligheid van het Grotestedenbeleid. Daarnaast krijgen de G31-gemeenten met ingang van 1 januari 2009 de beschikking over een participat¡ebudget. Anders dan bij de overige gemeenten zal de omvang van dit participatiebudget in 2009 uítsluitend bestaan uit de middelen die worden ingebracht door de Minister van SZW. Voor het jaar 2009 is er daarom gekozen om - analoog aan de (meeneemregeling> voor het WWB-werkdeel - de maximale omvang van zowel de reservering als het voorschot te stellen op75Y" van het voor dat jaar toegekende budget. Het bedrag dat in strijd met artikel 14 van de wet niet is besteed bij roc's en/of aan opleidingen educatie, wordt altijd teruggevorderd. Voor dit bedrag kan dus geen beroep worden gedaan op de reserveringsregeling.
Artikel 13. Betal¡ng Op grond van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet moet het college de informatie ten behoeve van de verantwoording op uiterlijk 15 juli zenden naar de Minister van BZK. ln artikel 13 van dit besluit is geregeld dat indien deze informatie niet op uiterlijk 15 juli is ontvangen door de Minister van BZK de betaling van het participatiebudget wordt opgeschort door de Minister van SZW lndien aan een college uitstel is verleend of indien de betalingen uit het gemeentefonds zijn opgeschort, wordt gedurende deze periode de betal¡ng van het part¡cipatiebudget niet opgeschort. Na ontvangst van de ontbrekende informatie zal de Minister van SZW de betalingen hervatten en de aangehouden bedragen nabetalen.
Artikel 14. Wijziging van het Besluit
WWB 2OO7
De wijzigingen in artikel 14 hebben betrekking op technische wijzigingen van het Besluit VvlruB 2007.
Artikel 15. Wijziging van het Uitvoeringsbesluit
WEB
De wijzigingen in artikel 15, onderdelen A, B, C, onder 1, D, E, F, H, I en J, zien allemaal op het schrappen van de verplichtingen voor gemeenten met betrekking tot educat¡e in het Uitvoeringsbesluit WEB. Vanwege de invoering van het participatiebudget worden deze bepalingen over educatie voor gemeenten nu geregeld ín de Wet particípatiebudget, dit besluit en via artikel 17a, eerste en derde lid, van de Financiëleverhoudingswet in een ministeriële regeling.
ln artikel 15, onderdeel C, onder 2, wordt een technische wijziging aangebracht. Het begrip landelijk orgaan wordt niet langer gehanteerd in het Uitvoeringsbesluit WEB. Op deze plek was dit nog niet vervangen door kenniscentrum.
ln artikel 15, onderdeel G, wordt paragraaf 2 van hoofdstuk 6 van het Uitvoeringsbesluit WEB geschrapt. ln deze paragraaf is het overgangsrecht geregeld dat nodig was bij de invoering van de WEB en het Uitvoeringsbesluit WEB. Deze bepalingen, zowel voor de instellingen als gemeenten, zijn inmiddels uitgewerkt en kunnen om die reden vervallen. Daarom is ervoor gekozen deze paragraaf in zijn geheel te laten vervallen en niet alleen de bepalingen die zien op gemeenten.
Staatsblad
2008
589
23
Artikel 16. Wijziging van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid De bestedingsdoelen van de op grond van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid toegekende brede doeluitkering worden voor het jaar 2009 verruimd. Daarmee is het voor de G31-gemeenten mogelijk om het budget ook voor re-integratievoorzieningen in
te zetten. De wijziging in onderdeel A betreft een technische wijziging van een verwijzing naar de Wet inburgering. Voort is de verwijzing in artikel 7,
eerste lid, onderdeel o. onder 7", aangepast in verband met het vervallen van artikel 19, eerste lid, van de Wet inburgeríng (artíkel 10, onderdeel A, onder 1, van de Wet pafticipat¡ebudget).
Artikel 17. Wiiziging van het Besluit inburgering De wijzigingen in dit artikel betreffen technische wijzigingen van het Besluit inburgering en vloeien voort uit de wijziging van de Wet inburgering als gevolg van de Wet participatíebudget. Met ingang van 1 januari 2009 wordt er geen rijksbijdrage meer verleend op de wijze als bepaald in hoofdstuk 7 van het Besluit inburgering. Daarom is in onderdeel E artikel 7.2 van dat besluit geschrapt. De toevoeging aan artikel 7.1, eerste lid, van het Besluit inburgering in onderdeel D maakt duidelijk dat de rijksbijdrage slechts betrekking heeft op de jaren 2007 en 2008. De toevoeging aan artikel 7.1, tweede lid, van het Besluit inburgering in onderdeel D voorziet in een blijvende toepasbaarheid van artikel 7.2zoals dat luidde voordat het verviel. ln onderdeel E zijn de artikelen die betrekking hadden op de verlening van de rijksbijdrage over de iaren 2007 en 2008 vervallen. De artikelen 7.7 en7.16 van het Besluit inburgering hadden betrekking op zowel de verlening van de rijksbijdrage over de iaren 2007 en 2008 als op de vaststelling van die rijksbijdrage. Die delen van de artikelen 7.7 en 7.16 die betrekking hadden op de verlening van de rijksbijdrage over de jaren 2007 en 2008 zijn in de onderdelen G en J geschrapt. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tekent deze nota van toelicht¡ng mede namens de Minister voor Wonen, Wijken en lntegratie en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma
sraatsblad
2008
589
24
Bijlage 1. behorende bij artikel 2 van het Besluit participatiebudget Verdeling van het bedrag dat beschikbaar is gesteld door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor een participatiebudget voor alle colleges Verdeelmodel De verdeling van het bedrag voor een participatiebudget voor alle colleges dat wordt ingebracht door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) bestaat uit een aantal stappen. De belangrijkste stap wordt gevormd door het model waarmee voor gemeenten het gewicht Ow (zie artikel 2) wordt bepaald op basis waaryan een steeds groter deel van de beschikbare bijdrage van Onze Minister van SZW aan het participatiebudget naar rato over de gemeenten wordt verdeeld. De gewichten worden bepaald op basis van vier verdeelmaatstaven die elk een eigen parameter hebben. Verdeelmaatstaven en parameters zijn zodanig bepaald dat zij in grote mate aansluiten bij de behoefte aan re-integratiemiddelen.
A. Verdeelmaatstaven Het schema geeft de verdeelmaatstaven weer en de bron waaraan deze worden ontleend. Verdeelmaatstaf
Peiljaar
Bron
1. 2. 3. 4.
Aantalb¡istandsontvangers
2006
Aantal\ruW-ontvangers
2006
CBS CBS
Omvangberoepsbevolking Kwalitatievedíscrepant¡elaaggeschooldearbeid
2004-2006 2004-2006
CBS
cBs
Definitie verdeel maatstaven:
Aantal bijstandsontvangers: aantal huishoudens dat in het peiljaar op enig moment een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (VVWB) ontvangt en jonger is dan 65 iaar of een uitkering ontvangt op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltel ijk arbeidsongeschike gewezen zelfstandigen (IOAZ) of het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Eén huishouden telt hooguit één keer mee. Huishoudens die in de loop van het meetjaar een tussentijdse onderbreking van de \r'/WB-uitkering hebben zijn dus één huishouden. Huishoudens díe in de loop van het meetjaar verhuizen van gemeente A naar gemeente B en in beide gemeenten een uitkering hebben onfuangen, tellen voor beide gemeenten mee naar rato van het aantal ingeschreven maanden van de aanvrager volgens de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Aanvragers die niet ingeschreven zijn in de GBA van een Nederlandse gemeente tellen niet mee.
Aantal llWU-ontvangers: het aantal personen dat in het peiljaar op enig moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangt. Ook nu weer geldt: een persoon telt hooguit één keer mee. Personen die in de loop van het meetjaar zowel een \AM-uitkering als een \¡VWB-uitkering hebben ontvangen, worden gerekend tot de groep bijstandsontvangers, en zijn dus uitgesloten van de categorie \y'y'W-uitkeringen. Personen die in de loop van het meetjaar verhuizen van gemeente A naar gemeente B en in beide gemeenten een WW-uitkering hebben ontvangen, tellen voor beide gemeenten mee naar rato van het aantal ingeschreven maanden van de persoon volgens de GBA. Personen
Staatsblad
2008
589
25
die niet zijn ingeschreven in de GBA van een Nederlandse gemeente tellen niet mee. Omvang beroepsbevolking: alle personen tussen 15 en 65 jaar die meer dan 12 uur per week werken of willen werken. Bij deze variabele wordt gerekend met een driejaarsgemiddelde. Kwalitatieve discrepantie laaggeschoolde arbeid: de omvang van de laaggeschoolde beroepsbevolking minus de omvang van de laaggeschoolde werþame beroepsbevolking. Bij deze variabele wordt gerekend met een driejaarsgemiddelde. De maatstaven zijn alle afkomstig van bestanden, die bij het Centraal bureau voor de statistiek (CBS) in beheer zijn. De verdeelkenmerken aantal WW- en bijstandsonfuangers worden door het CBS berekend. De verdeelkenmerken omvang beroepsbevolking en kwalitatieve discrepantie laaggeschoolde arbeid zijn afkomstig uit de Enquête beroepsbevolking (EBB), en worden door het CBS voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners op Statline gepubliceerd. Voor gemeenten met minder dan 10.000 inwoners levert het CBS de betreffende gegevens aan SZW. B. Gewichten De verdeelmaatstaven hebben de volgende gewichten: Verdeel maatstaven
Parameter
Aantal bijstandsontvangers Aantal VVW-ontvangers Omvang beroepsbevolking Kwal¡tatieve discrepantie laaggeschoolde arbe¡d
-
1.20 0,20 0,01
0,45
Door de realisatie van de verdeelmaatstaven voor de gemeenten in te vullen, kan men het gewicht van de eenheid berekenen. Gewicht eenheid : * = 1,20 aantal bijstandsontvangers
* aantal \MrV-ontvangers * omvang beroepsbevolking 0,01 + 0,45 * kwalitatieve discrepantie laaggeschoolde arbeid.
-0,20
Berekeningswijze voor gemeenten met minder dan inwoners
3O.OOO
Omdat er bij kleine gemeenten forse uitschieters kunnen optreden,
wordt voor gemeenten met minder dan 30.000 inwoners het gewicht mede bepaald op basis van de gewichten van gemeenten in het COROPgebied (de indeling in COROP-gebieden is aan het begin van de jaren zeventig opgesteld door de toenmalige Coördinatiecommissie Regionaal Onder¿oeks Programma voor de beschikbaarstelling van statistische gegevens ten behoeve van het regionaal economisch beleid). Voor het bepalen van het aantal gemeenten met minder dan 30.000 inwoners is de situatie op 1 januari 2007 bepalend. De volgende twee stappen worden onderscheiden in het bepalen van het gewicht Ow dat een gemeente met minder dan 30.000 inwoners krijgt: 1. bepaal gemeenten met minder dan 30.000 inwoners; 2. bereken de gewichten conform het model voor deze gemeenten: a. Voor COROP-gebieden met meer dan één gemeente met minder dan 30.000 inwoners wordt het gewicht van alle gemeenten met minder dan 30.000 inwoners gezamenlijk bepaald, en wordt dit gewicht vervolgens verdeeld over de betrokken gemeenten naar rato van het aantal bijstandsontvangers.
Sraatsblad
2008
589
26
b. Voor COROP-gebieden met maar één gemeente met minder dan 30.000 inwoners wordt het gewicht van alle gemeenten uit het COROPgebied gezamenlijk bepaald, en wordt het gewicht van die ene gemeente met minder dan 30.000 inwoners bepaald naar rato van het aantal bijstandsontvangers van deze gemeente ten opzichte van het COROPgebied. Het gewicht van de gemeenten met meer dan 30.000 inwoners wordt naar râto van hun gewicht gecorrigeerd voor het verschil tussen het via het model berekende gewicht van de gemeente met minder dan 30.000 inwoners en het gewicht dat op deze wijze is berekend.
Overgang van historische kosten naar verdeelmodel Voor de verdeling van het bedrag dat beschikbaar is gesteld door Onze Minister van SZW wordt voor de jaren 2009 en 2010 een overgangsregeling gehanteerd. Het aandeel van een gemeente in het beschikbare deel van het macrobudget dat afkomstig is van Onze Minister van SZW wordt bepaald door een combinatie van het historische budgetaandeel in 2003 in de totale subsidie die in dat jaar op grond van artikel 18 van de Wet inschakeling werkzoekenden (WlW) en artíkel 13, eerste tot en met derde lid, van het Besluit in- en doorstroombanen (lD) beschikbaarwas (Kw / TKw) en het verdeelmodel. Het deel van het participatiebudget dat een college ontvangt uit het totale bedrag dat beschikbaar is gesteld door Onze Minister van SZW voor een part¡c¡patiebudget voor alle colleges wordt berekend op grond van de formule (zie artikel 2 voor een toelichting): (a x (Ow/ OTw) + (1-a) x (Kw/TKw)) x TBw Het totale gemeentelijke werkbudget 2003 bestond uit vijf verschillende budgetten: 1. WIW-normbudget; 2. WIW-declaratiedeel dienstbetrekkingen; 3. WIW-decla ratiedeel werkervaringsplaatsen; 4. WIW Scholings- & Activeringsbudget; 5. lD-budget. Het aandeel voor een gemeente in 2003 wordt bepaald door de som van deze budgetten voor de gemeente gedeeld door het in 2003 beschikbare macrobudget. Voor de budgetten 1,4 en 5 komt dit neer op het optellen van de toegekende budgetten (voor de budgetten 'l en 4 wordt gerekend met de toegekende budgetten na de vaststelling van de loon- en prijs-
bijstelling 2003). Voor de budgetten 2 en 3 wordt een systemat¡ek gehanteerd welke het macro beschikbare declaratiebudget toedeelt aan gemeenten. Dit gebeurt als volgt.
Toedeling declaratiedeel WW-dienstbetrekkingen: Het budgetaandeel per gemeente wordt als volgt berekend. Eerst wordt het quotiënt bepaald van het gemiddeld aantal gerealiseerde WIW-dienstbetrekkingen van de gemeente in het jaar 2002ten opzichte van het gemiddeld aantal landelijk gerealiseerde WIW-dienstbetrekkingen in het jaar 2OO2 (gemiddelde stand over dat jaar op basis van de statistische bijlage bij de kwartaaldeclaraties). Het toe te rekenen budget voor het declaratiedeel dienstbetrekkingen is vervolgens gelijk aan dit quotiënt vermenigvuldigd met het voor het jaar 2003 beschikbare macrobudget decla ratiedeel WIW-d ienstbetrekkin gen.
Toedeling declaratiedeel WIW-werkervaringsplaatsen: Het budgetaandeel per gemeente wordt als volgt berekend. Eerst wordt het quotiënt bepaald van het gemiddeld aantal gerealiseerde WIW-werkervaringsplaatsen van de gemeente in het jaar 2002ten opzichte van het
sraatsblad
2008
589
27
gemiddeld aantal landelijk gerealiseerde WIW-werkervaringsplaatsen in het jaar 2002 (gemiddelde stand over dat jaar op basis van de statistische bijlage bij de kwartaaldeclaraties). Het toe te rekenen budget voor het declaratiedeel werkervaringsplaatsen is vervolgens gelijk aan dit quotiënt vermenigvuldigd met het voor het jaar 2003 beschikbare macrobudget declaratiedeel WIW-werkerva ringsplaatsen. Beide op bovenstaande wijze berekende budgetaandelen zijn opgeteld bij de overige deelbudgetten om het totale budget van een gemeente in 2003 te berekenen. Het gewicht van de historische kosten wordt geleidelijk aan minder, conform onderstaande tabel. Yanaf 2011 zal de verdeling van het bedrag dat beschikbaar is gesteld door Onze Minister van SZW voor 100% worden bepaald door het verdeelmodel. Gewicht verdeelmodel (= a in art¡kel 2)
Jaar
Gewicht historische kosten (= 1-a in art¡kel 2)
2005 2006 2007 2008 2009
100%
OYo
83% 67% 50%
'l7o/o
201 0 201 1
17"/o
67yo 83Yo
o%
100%
Staatsblad
33"/"
2008
589
33o/o SOYo
28
Bijlage 2. behorende bij de artikelen 3 tot en met 5 van het Besluit participatiebudget
Lijst ontwikkelde landen bii doelgroepen educatie Deze lijst bevat de (eventueel voormalige) landen die géén doelgroepland zijn voor de definitie van allochtoon. Alle andere landen zijn doelgroepland. Daaronder vallen ook (eventueel voormalige) ovezeese gebiedsdelen als Suriname en de Nederlandse Antillen en de EU-landen Griekenland, ltalië, Portugal en Spanje.
Australië België Canada Denemarken Duitsland Faeröer, de Finland
Frankrijk Groenland Groot-Brittanniti lerland lJsland lsraäl Japan Kaiser Wilhelmsland Kanaaleilanden
Liechtenstein Luxemburg Man
Monaco Nederland (exclusief overzeese gebiedsdelen) Nederlands lndië Nederlands Nieuw Guinea New Foundland Nieuw-Zeeland Noorwegen Norfolk Oostenrijk Oostenrijk-Hongarije Palestina Saarland Verenigde Staten Zweden
Zwitserland
sraatsblad
2008
589
29
Het Participatiebudget de visie op hoofdlijnen van de Brabantse wal gemeenten
$er çNÏt'rirç*rlçBuÞG€T ÞEN ,/\
li ..
W€ S+s}r€N *¡
\/r( \-'l
?$¡\'"b
lnhoudsopgave Voorwoord 1. Aanleiding
4
1.1. lnleiding.. 1.2. Resultaten project 1.3. Randvoorwaarden 1.4. Vera ntwoord ingssystematiek 2. Totstandkoming van de visie
4 4 5
5 7
3. Richtpunten visie
3.1. lnleiding 3.2. Wat is participatie? 3.3. De doelgroep: een brede en duurzame aanpak 3.4. De organisatie 3.5. Samenwerking 3.6. Communicatie met de klant 3.7. lnnovatie 4. Politieke kaders
.9 .9 10
t2 13 76
t7 18
5. Vervolg en Communicatie
L9
Bijlagen
20
juryrapporten I I Samenvatting "Tafelkledendebat" lll Lijst van gebruikte afkortingen I Samenvatting
20 22 25
Voorwoord Daar is "tie" dan: de visie op hoofdlijnen voor het Participatiebudget. Het papieren resultaat van een aantal project- en stuurgroepen maar vooral ook van een goede visiebijeenkomst op 19 november 2008. Woorden die deze bijeenkomst kenmerkten zijn: betrokkenheid, actie, respect, lef en gezamenlijkheid. Deze woorden komen direct en indirect terug in deze visie, maar laten we ze vooral vast houden bij de concretisering en uitvoering van de visie. December 2008,
Woensdrecht Steenbergen Bergen op Zoom
1. Aanleiding l.l.lnleiding Om het gemeenten makkelíjker te maken mensen aan een baan te helpen en inburgering en maatschappelijke participatie te bevorderen, heeft het kabinet besloten de gemeentelijke middelen voor volwasseneneducatie, inburgering en re-integratie te bundelen in het Participatiebudget. Onder voorbehoud van goedkeuring door het parlement wordt met ingang van l januari 2009 de Wet Participatiebudget ingevoerd. Het Rijk stelt op dit moment zo'n twee miljard euro beschikbaar voor re-integratie, inburgering en volwasseneneducatie. Het kabinet werkt met dit voorstel een afspraak uit het Coalitieakkoord tussen Rijk en gemeenten van 4 juli 2007 uit. Door bundeling van de drie uitkeringen krijgen de gemeenten meer ruimte om te kiezen aan wie zij een aanbod doen, passend bij hun persoonlijke situatie. Daarbij zijn meer dan nu gecombineerde trajecten mogelíjk. Het leveren van maatwerk staat centraal. Ook verwacht het kabinet dat de bundeling van de drie genoemde uitkeringen de gemeenten m¡nder administratieve rompslomp oplevert, omdat ze nog maar één verantwoording aan het Rijk hoeven af te leggen in plaats van drie, zoals nu het geval is. Nadat het college van de gemeente Bergen op Zoom in mei van dit jaar een plan van aanpak voor de invoering van het Participatiebudget had vastgesteld, is door de gemeenten Woensdrecht en Steenbergen aangegeven graag aan te willen sluiten bü d¡t project. Door de drie gemeenten is in september/oktober een projectdefinitie Participatiebudget vastgesteld en door de colleges geaccordeerd. De invoering van de wet wordt gezamenlijk opgepakt, waarbij er ruimte is om te ontkoppelen zodra de wagons niet meer goed op elkaar aansluiten. 1.2. Resultaten project De projectdefinitie geeft de volgende projectresultaten:
L.
Visievorming en beleid Het ontwikkelen van een visie op het Participatiebudget voor de drie gemeenten en ten behoeve daarvan onderzoek verrichten naar de overlap van de doelgroepen en w¡tte vlekken, het schrijven van een nota invoering Participatiebudget.
Met de visievorming is inmiddels gestart en het eerste product ligt voor je: de visie op hoofdlijnen. ln het vervolg van het visietraject zal de visie concreter gemaakt worden, wat medio 2009 moet resulteren in een uitgewerkte en concrete visie op het Participatiebudget. Hoofdstuk 2 gaathierop nader in.
2.
Klantproces We denken van buiten naar binnen bij het inrichten van onze organisatie en het klantproces. Dat betekent dat we de klant vragen hoe hij zijn diensten wil afnemen van de gemeente. Dit houdt onder andere in het op elkaar afstemmen en aanpassen van de huidige werkprocessen re-integratie, inburgering en volwasseneneducatie en het aanpassen van de inrichting van de organisatie op dit punt als dat nodig is.
3.
Automatiseringsaspecten Beschrijving automatiseringsgevolgen, onderzoek naar de mogelijkheid inburgering.
tot integratie van de administratie van volwasseneneducatie, werkdeel WWB en de
4.
Financiële verantwoord¡ng Een notitie opstellen over de verantwoording richting Rijk, aanpassen van de financiële administratie en begroting.
1.3. Randvoonnaarden
De projectdefinitie geeft de volgende uitgangspunten die bij de invoering van het Participatiebudget cruciaal zijn voor de gemeenten Bergen op Zoom, Steenbergen en Woensdrecht: er moet voldaan worden aan de eisen die de Wet Participatiebudget en de daaruit voortvloeiende AMvB stellen; het nieuwe beleid moet aansluiten op het bestaande lokale sociale beleid en de collegeafspraken; een gedwongen winkelnering bij het ROC tot ten minste 2011;
-
uitvoeringvanhetaanvalsplanlaaggeletterdheid(volwasseneneducatie);
de ruimte om te onderzoeken of werkprocessen - en daarmee taken en bevoegdheden
-
binnen de gemeenten anders georganiseerd moeten worden om maximaal effect te realiseren van het Participatiebudget; ln 2009 moeten de bestaande prestatieafspraken voor inburgering en volwasseneneducatie in het kader van het Grotestedenbeleid gehandhaafd worden.
1.4. Verantwoordingssystematiek De invoering van het Participatiebudget brengt een andere wijze van verantwoording aan het Rijk met zich mee. De gemeenten moeten voorbereid zijn op de wijzigingen van verantwoorden. lmmers een vooraf juist ingericht systeem van informatievoorziening vereenvoudigt het opstellen van de verantwoording achteraf. Andersom zal een ontoereikende informatievoorziening leiden tot onnodige ínspanningen om de inzet van middelen achteraf te verantwoorden.
Voor de rechtmatigheid van de bestedingen moeten twee zaken worden geregistreerd: L. het bedrag besteed aan een participatievoorziening ten behoeve van de doelgroep; het bedrag dat is besteed bij de ROC's (tot ten minste 2011) ten behoeve van de doelgroep.
2.
Verontwoording op bosis von boten- lastenstelsel De wijze van verantwoording sluit hierbij aan op de wijze van verantwoording van lokaal niveau. Voor wat betreft de verantwoording van het werkdeel WWB
betekent dit een overgang van het kasstelsel naar het baten-lastenstelsel.
I
nf o r m ati ev oo rzi e n i n g
De gemeente dient via de bijlage bij de gemeentelijke jaarrekening gegevens te verstrekken ten behoeve van de verantwoording en ten behoeve van de verdeelsleutels' Speciale aandacht dient uit te gaan naar de huidige wijze van registratie en het gewenste registratieniveau voor de toekomst. Als gemeente zou je een kwaliteitsmonitor kunnen invoeren om te zien of de gegevenshuishouding op orde is. Ge
mee nte I ij ke rege lg evi n g
Elke gemeente dient jaarlijks begrotings- en verantwoordingsstukken op te stellen. Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV)
bevat de regelgeving daarvoor. ln dit kader zijn er geen aparte regels opgesteld voor het Participatiebudget, de BBV dient gehanteerd te worden. De gemeenten dienen echter wel de huidige kadernota's en uitvoeringsverordeningen (re-integratie- en inburgeringsverordening) te bezien op hun partícipatiewensen. Daarnaast moet beslist worden of het Participatiebudget in één programma van de begroting terecht gaat komen, of in meerdere programma's blijft staan. Het aanwijzen van één verantwoordelijk portefeuillehouder en budgetverantwoordelijke - voor zover daarvan nog geen sprake is kunnen praktische oplossingen bieden voor afstemmingsproblemen en zorgen voor een integrale benadering van het Participatiebudget.
-
2. Totstandkoming van de visie Van obstroct noor concreet ln het proces van visievorming is er voor gekozen om te werken van abstract naar concreet. Dat betekent dat deze visie in hoofdlijnen nog vertaald wordt in een concrete visie. Om tot die concrete, definitieve visie te komen worden drie bijeenkomsten met ambtelijke en bestuurlijke vertegenwoordigers uit 3 gemeenten gehouden. De eerste bijeenkomst die de input moest leveren voor de visie op hoofdlijnen vond op 19 november jl. in Orangerie Mattemburgh plaats.
Juryrapporten
De groep van 30 aanwezigen is verdeeld in vijf subgroepen die de opdracht kregen om een juryrapport te schrijven voor zogenaamd het beste Participatiebudget in 2072.De vijf juryrapporten gaven een eerste indruk van de gezamenlijke uitgangspunten. ln de bijlage ltref je de samenvatting van de juryrapporten aan. Eén van de juryrapporten staat hieronder afgebeeld.
Tofelkledendebot Vervolgens zijn de aanwezigen over 5 kennistafels verdeeld: 1. Wmo
2. Re-integratie 3. WSW/Wajong 4. Volwasseneneducatie
5. lnburgering Per kennistafel zijn vragen beantwoord over de voordelen en mogelijkheden van het Participatiebudget en zijn de zorgen benoemd en zaken die voorkomen moeten worden. Een samenvatting hiervan tref je aan in bijlage ll.
3. Richtpunten visie 3.l.lnleiding De eerste visiebijeenkomst heeft een viertal richtpunten voor de visie op het Participatiebudget opgeleverd: 1. De doelgroep
2. De organisatie 3. Samenwerking 4. lnnovatie Deze punten worden hierna toegelicht. Maar eerst wordt ingegaan op het begrip "participatie".
3.2. Wat is participatie?
Participeren betekent deelnemen. Het onderdeel uitmaken van een samenleving is noodzakelijk voor het welbevinden van burgers. Voorkomen moet worden dat zij in een sociaal isolement raken en daardoor perspectief verliezen. Daarom moet er alles aan gedaan worden om burgers te laten participeren aan een samenleving waarvan zij deel uitmaken. Arbeidsparticipatie moet als hoogste niveau van participatie worden gezien; het gaat dan om betaald werk. Maar dit is niet voor iedereen haalbaar. De belemmeringen van mensen kunnen gelegen zijn in fysieke, psychische of sociale oorzaken, waardoor andere vormen van maatschappelijke activering (eerst) meer voor de hand liggen. Als je het in een Participatieladder zou moeten zetten, dan ziet die er als volgt uit:
Participatieladder
Tredes van de Trede 6: Betaald werk Trede 5: Betaald werk met ondersteuning Trede 4: Onbetaald werk
Trede 3: Deelname aan georganiseerde activiteiten Trede 2: Sociale contacten buiten de deur
Trede 1: Geisoleerd
Voorbeelden van participatie die bij de trede horen baa n met a rbeidscont ract, LZP' ers WSW, Werk met aanvullende uitkering van gemeente of UWV, werk met externe jobcoach Werken met behoud van uitkering (Work First), Duale inburgeringstrajceten met werkcomponent, Vrijwilligerswerk Volgen inburgeringsaanbod, educatieaanbod of re-integratie-instrument zonder werkcomponent, Regelmatig sport beoefenen in georganiseerd verband regelmatig activiteiten buiten de deur ondernemen zoals kerk/moskeebezoek, bezoek van vrienden, mensen ontmoeten in de buurt, activiteiten in georganiseerd verband maar minder dan 1x p.week Nauwelijks contacten buiten de deur, mantelzorg voor huisgenoten, dakloos zonder contacten met niet-daklozen behalve hulpverleners
Als het uitkeringsgerechtigden betreft heeft de gemeente het recht om een tegenprestatie in de vorm van participatie te vragen. Participeren is in dat geval een verplichting. Vrijwilligerswerk zoals genoemd in trede 4 is in dit geval niet echt vrijwillig, maar is een vorm waarin de participatie gegoten wordt. Dit
betekent dus niet dat vrijwilligerswerk per definitie dé oplossing is voor elke participatievraag. Gekeken moet worden wat aansluit bij de cliënt trede bevindt hij zich - en wat is in praktijk mogelijk.
-
op welke
3.3. De doelgroep: een brede en duurzame aanpak Duurzome participatie De doelgroep van het Participatiebudget zijn alle inwoners van onze gemeente van 18 jaar en ouder, die ondersteuning nodig hebben bij het participeren in de Nederlandse samenleving. Het doel voor onze inwoners is ze duurzaam naar participatie toe te leiden. Dit betekent dat de individuele capaciteiten van een klant worden bekeken en zo veel als mogelijk wordt aangesloten bij de mogelijkheden die klant heeft. Een voorbeeld van hoe het niet moet is het laten werken van een universitair geschoolde Ghanees in een tomatenkas. Het is overigens van belang te beseffen dat dit beleid invloed heeft op het lnkomensdeelvan de Wwb. lmmers de gemeente heeft financieel belang bij het zo snel mogelijk laten uitstromen van mensen met een bijstandsuitkering naar werk. En de bíjstandswetgeving heeft het begrip passende arbeid verruimd. Wij kiezen echter voor duurzame participatie waarbij bijstandsgerechtigden niet alleen uit het uitkeringsbestand verdwijnen, maar daar in de toekomst ook uitblijven.
Doelgroep
Omdat de doelgroep bestaat uit iedereen van 18 jaar en ouder is er automatisch sprake van een brede aanpak waarbij andere wetten ook moeten worden betrokken. ln eerste aanzet wordt voorgesteld om te starten met een doelgroep die valt binnen de drie beleidsterreinen die aan de basis van het participatiebudget staan: de Wet werk en bijstand (werkdeel), Wet lnburgering (Wl) en de WEB voor Volwasseneneducatie. Hierbij dient op termijn rekening gehouden te
worden met de bredere inzet richting, WMO mantelzorg en vrijwilligerswerk, Wet sociale werkvoorziening, de ANW en de Nuggers (niet-
uitkeringsgerechtigden. ln latere instant¡e kan verbreed worden naar de UWV gerelateerde regelingen zoals de WtA en Wajong (wet arbeidsongeschiktheid jongeren)en WW.
Bij de WMO, WWB en WSW gaat het om maatschappelijke deelname van de burger en het creëren van de randvoorwaarden. De doelgroepen van de Wl en de WEB kunnen daarnaast niet los van elkaar gezien worden alleen al vanwege het feit dat inburgering gezien kan worden als
vorm van onderwijs en nauw samenhangt met persoonlijke kennis, vaardigheden en attitudes van individuen. WU (Wet investeren Jongeren)
Per 1 juli 2009 wordt het werkleerrecht voor jongeren van 16 tot 27 jaar die zich vrijwillig melden voor een voorziening geregeld. Hierbij is tevens recht op een inkomensvoorziening voor jongeren van 18 tot 27 jaar als: 10
-
het werkleeraanbod onvoldoende inkomen oplevert om in de kosten van levensonderhoud te voorzien; de jongere wegens zíekte of handicapt niet in staat is om te leren of te werken;
de periode tussen een verzoek leerwerkaanbod en de aanbieding ervan te lang is.
De financiering van de inkomensvoorziening komt uit het lnkomensdeel van het Wwb-budget. De arrangementen voor re-integratie komen uit het Participatiebudget. Drietropsraket De brede aanpak wordt gezien het bovenstaande in een drietrapsraket aangepakt: 1. Gestart wordt met het "verknopen" van de beleidsvelden van re-integratie, inburgering en volwasseneneducatie; Vervolgens wordt een verbinding gemaakt met de Wmo en WSW. lmmers mensen participeren via werken voor je uitkering, vrijwilligerswerk of mantelzorg of via sociale werkvoorziening. De Nuggers en ANW-ers volgen ook in fase 2; zij kunnen nu overigens ook al gebruik maken van reintegratievoorzieningen; 3. Ten slotte kunnen andere UWV gerelateerde regelingen - met name ook gericht op jong gehandicapten - betrokken worden bij maatschappelijke participatie.
2'
11
ffi
ffi
Figuur 1: de afstand van de církels geeft aan in welke tijdsbestek ze bij het centrum komen: Hoe dichter bij het centrum, des regeling/doelgroep.
te meer ge1ntegreerd
de
3.4. De organisatie De huidige situatie gaat uit van specíalisatie zoals verbeeld in figuur 2. Hoewel er op een aantal punten al intensief met elkaar wordt samengewerkt, is het de bedoeling om dit na invoering van het Participatiebudget nadrukkelijker te gaan doen. Het gaat om het intensiveren van de samenwerking tussen afdelingen en het vervlechten van de verschillende doelstellingen. De klantmanagers van sociale zaken moeten straks een nog vollediger arrangement kunnen aanbieden aan onze klanten.
12
Figuur 2: Huidige klantbenadering (dikke pijl: verplicht traject, onderbroken pijl: vrijwillig traject)
3.5. Samenwerking Deze samenwerking richt zich op drie fronten te
weten:
1) Tussen de Brabantse Wal gemeenten 2) lntern tussen de afdelingen van één gemeente 3) lntegraal met andere op participatie gerichte diensten (WMO, Werkplein 13, WSW etc.)
1)
Tussen de Brabantse Walsemeenten Tussen Bergen op Zoom, Woensdrecht en Steenbergen is afgesproken het visietraject gezamenlijk te doorlopen. Niet per definitie om
tot een gezamenlijk product te komen of geldstromen intergemeentelijk te bundelen. Dit wordt echter ook niet uitgesloten voor de toekomst. Dit wordt mede ingegeven door het feit dat de backoffices sociale zaken van de Brabantse Wal gemeenten hun krachten al gaan bundelen en dat al gebeurd is in de frontoffice van Werkplein 13
13.
ln de huidige situatie is het binnen volwasseneneducatie bijvoorbeeld gebruik om de budgetten bij elkaar te leggen teneinde optimaal te kunnen inkopen bij het ROC. Maximaal gevulde cursussen met een minimum aantal deelnemers zijn goedkoper dan kleine klasjes. Door gezamenlijk in te kopen kunnen cursussen worden gevuld met deelnemers uit andere Semeenten en kunnen zij sneller doorgang vinden én zijn de cursussen goedkoper. Dit voordeel zou behouden kunnen worden door onderling afspraken te maken elkaars cursussen op te vullen (tegen verrekening van de kosten) en het ROC te vragen dit naar woonplaats bij te houden. De omvang van deze samenwerking - die nu met 6 gemeenten plaatsvindt - verdient echter nog wel de aandacht;
2)
lnterne samenwerkinq Re-intesratie - lnburqerins - Volwasseneneducatie De drie terreinen zullen gezamenlijk gaan optreden richting de klant. Om dit te kunnen bereiken moet een gezamenlijk lokaal beleid worden geformuleerd waarbíj het uitgangspunt is dat de klant centraal staat; de organisatie ondersteunt de klant. Voor de klant moet het geen verschil meer maken of hij een
traject vanuit re-integratieperspectief, volwasseneneducatie of inburgeringsperspectief krijgt aangeboden. ln de nieuwe situatie is er slechts het perspectief van de klant. De zelfredzaamheid van de klant wordt bevorderd, hierbij wordt uitgegaan van zijn eigen verantwoordelijkheden en mogelijkheden. Samen met onze partners ondersteunen we onze klanten op weg naar werk of ander vormen van deelname aan maatschappelijke activiteiten. Klantgericht wil echter niet zeggen vraaggericht of vrijblijvend. Er zal, indien nodig, dwingend gestuurd worden richting participatie in de maatschappij. Het motto: "ledereen doet mee" blijft van kracht. Het klantgerichte binnen het Participatiebudget dient tot uitdrukking te komen in het maatwerk wat geleverd wordt t.o.v. de klant om tot duurzame participatíe te komen en het serviceniveau (duale trajecten, één loket, gezamenlijk beleid/trajectregistratie, bereíkbaarheid en communicatie).
14
\N\\Q\ÞELYK ÐOEN
NE \\ET?Ç¡ilDE
3)
lntesraal met andere op participatie eerichte diensten Een derde belangrijke mogelijkheid binnen de samenwerking wordt gezien in de afstemming met de WMO en andere op participatie gerichte diensten. De klant van het Participatiebudget kan immers tevens de klant voor een van de prestatievelden binnen de WMO zijn. Echter, hoe breed de doelgroep precies zou moeten zijn dient nog nader te worden uitgewerkt. Gestart wordt in eerste instantie met een beperkte doelgroep om de nieuwe samenwerking op te kunnen zetten, rekening houdend met het gegeven dat in eerste instantie richting het Rijk verantwoord moet worden over de 3 budgetten die het Participatiebudget gaan vormen. Daarnaast worden voor de uitvoering contracten gesloten met diverse bedrijven en instanties, waaronder het ROC. De relatie met die partners zal zakelijk ingestoken moeten worden omdat de gemeente voor 20Yo van haar budget afhankelijk is van geleverde prestaties (door uitvoerende partijen) en dit ook moet kunnen aantonen richting het Rijk. De regie bl¡jft bij de gemeente waarbij gestuurd wordt op prestaties waardoor de klant duurzaam kan participeren.
15
3.6. Communicatie met de klant Speerpunten ten aanzien van de communicatie met de klant
zijn:
1) laagdrempelig 2) eenduidig en eenvoudig
1)
Om de doelgroepen te kunnen bereiken moet de communicatie zeer laagdrempelig zijn. Dit kan gebeuren door drempels binnen de organisatie te slechten, maar ook vooral door veel meer naar de klanten/doelgroepen toe te gaan. Hiertoe zou een speciaal participatieteam in het leven kunnen worden geroepen, zoals er bijvoorbeeld ook al alfabetiseringsambassadeurs zíjn (vrijwilligers die zelf ooit analfabeet waren en nieuwe analfabeten werven). Het kan echter ook door veel meer gebruik te maken van de 'tentakels' die de gemeente als organisatie al in de lokale samenleving heeft (lifecoaches, 1" lijnshulp, leerwerkadviespunt, wijkmanagers etc.). 2l Eenvoudig en eenduidig taalgebruik maakt dat klanten snappen wat de verwachtingen zijn die aan hen worden gesteld en wat zij als ondersteuning vanuit de gemeente mogen teruB verwachten om deze te bereiken. Een heldere formulering van rechten en plichten is een must.
\K ÌôSñ.
srl
cs\fift+¡u.
E€ñ rX ?rcSrBSAl3 -q¿¡¡6
csùOÑe
col¡rn¡Ér
ct-(rç
l,
16
3.7.lnnovatie Om succesvol te kunnen zijn in de brede aanpak en om ook de mensen te kunnen bereiken die misschien niet direct aankloppen bij de gemeente voor een duaal traject is inzet van innovatieve acties noodzakelijk. Dat betekent n¡et dat luchtfietserij het devies wordt, maar wel dat regelmatig aandacht wordt gevraagd voor het Participatiebudget en zijn mogelijkheden. ldeeën daarvoor zijn de genoemde participatieteams, participat¡ewinkels of een "Blijf uit de bak"-beleid dat gericht is op ex-gedetineerden en past in een nazorg na detentie-plan. Enige lef en durf in de uitvoering passen daarom goed naast strak ingezette processen.
ffi
fft
ry
Participatiebudget Visie
3
+
gemeenten
--'
Wmo, WSW, WW, WIA, Wajong, WlJ, Nuggers
$ Overheid
Ondernemers Onderwijs
Klant
ARBEIDSMARKT
:iguur 3 17
4. Politieke kaders ln deze visie zijn een paar fundamentele keuzes gemaakt die een politiek standpunt en richting verlangen. Het gaat daarbij om de volgende punten: 1. door te kiezen voor een brede doelgroep wordt bij sociale zaken niet meer alleen gefocust op mensen met een uitkering om die naar betaald werk te begeleiden; de groep wordt groter en is gericht op duurzame participatie waardoor mensen soms langer een uitkering nodig hebben. Dit kan gevolgen hebben voor het lnkomensdeelvan de Wet werk en bijstand. 2. de samenwerking tussen de Brabantse Wal gemeenten: ln deze visie is nog geen mate van samenwerking bepaald, dat volgt in de concretisering van de visie. Wel wordt hieraan richting gegeven doordat de gemeenten Woensdrecht en Steenbergen ook al gebruik maken van de diensten in Werkplein 13, het Opstap Diensten Centrum en de backoffices van de gemeenten die samen werken. De samenwerking tussen 6 gemeenten op het gebied van volwasseneneducatie (Bergen op Zoom, Halderberge, Roosendaal, Woensdrecht, Steenbergen, Rucphen) wordt opnieuw tegen het licht gehouden zodra de visie gereed is. Vooralsnog is er voor gekozen deze samenwerking per l januari 2011 te beëindigen. Het voordeel van de samenwerking zat in een gezamenlijke inkoop bij het ROC met als grondslag het solidariteitsbeginsel: had de ene gemeente zijn budget niet volledig besteed dan kon de andere gemeente dat gedeelte gebruiken voor cursussen bij het ROC. Dit voordeel komt per 2011 te vervallen omdat dan geen verplíchte inkoop bij het ROC meer geldt en per gemeente afzonderlijk richting het Rijk een verantwoording moet worden afgelegd, in plaats van via het samenwerkingsverband van 6 gemeenten. Dit laatste ¡s dan wettelijk niet meer toegestaan.
18
5. Vervolg en Communicatie Link met pol¡tieke arena
De visie op hoofdlijnen wordt in de drie gemeenten gecommuniceerd via een raadsmededeling danwel een mondelinge toelichting waarbij de mogelijkheid bestaat om de zienswijzen/gevoelens op de visie te geven. Deze zienswijzen worden vervolgens betrokken bij het concreter maken van de visie. Zodra het visietraject een voldragen visie op het Partic¡patiebudget oplevert, zal deze aan de raad worden aangeboden. Link met de samenleving Door het onderwerp Participatiebudget en de aanpak en visie er op te sonderen bij de diverse adviesraden wordt waardevolle feedback gekregen. Dit zal verschillende keren in het traject worden gedaan zodat niet alleen een definitieve visie aan hen wordt voorgelegd, maar zij ook werkelijk hun inbreng kunnen geven op de inhoud.
Planning De projectplanning gaat uit van een tweede visiebijeenkomst in februari 2009 en een derde in april 2009. Een voldragen visie zou net voor het zomerreces in
juli kunnen worden aangeboden aan de drie raden. Mocht er echter meer ruimte nodig zijn voor communicatie met betrokken partüen, dan kan een uitloop gebruikt worden tot de raad van september 2009. ln dit visietraject zal aandacht zijn voor het inrichten van werkprocessen naar aanleiding van de visie en zal aansluiting gemaakt worden met de verschillende beleidsprogramma's die al in werking zijn gezet. Voordat de visie kan worden uitgevoerd zullen daarom eerst behoorlijk wat zaken afgestemd en geregeld moeten worden. Vervolgens kan met de uitvoering van de vísie op het Participatiebudget in 2010 gestart worden. 2009 fungeert als overgangsjaar en 2010 is vervolgens ook het jaar dat belangrijk is voor de prestaties van de gemeenten, omdat 2OYovan het Participatiebudget in 2Ot2 wordt bepaald door prestaties in 2010. Somenwerking Het project wordt met 3 gemeenten opgepakt, wat inhoudt dat de visie op het Participatiebudget gezamenlijk wordt ontwikkeld en dat de verplichtingen die de Wet Participatiebudget en het Besluit Participatiebudget met zich meebrengen samen worden uitgezocht en in 3 gemeentes worden geregeld. Of ook in de uitvoering wordt gekozen voor de samenwerking hangt af van de concretisering van de visie en de mogelijkheden die de 3 gemeenten verderop in het traject zien om de linken met elkaar te leggen.
19
Bijlagen I Samenvatting
Groep
-
j
uryrapporten
1
klant centraal, ook in de uitvoering (dat betekent: niet alleen vraaggestuurd!) eenduidige, concrete informatiestroom goede samenwerking; kennis moet gedeeld worden overzichtelijke start met 1 doelgroep goede balans tussen specialisme en generalisme
Groep 2
'
"De gemeenten komen naar u toe deze zomer": regelmatig een maandelijkse actie om aandacht te vestigen op het Participatiebudget en de
-
doelgroepen bereiken PPT: participatie promotie team "Blijf uit de bak-beleid"; gericht op part¡c¡patie van ex-gedetineerden Triangulatie: aan elkaar smeden van diverse onderdelen Beleid gericht op motiveren + dwingen
De opening van de Participatiewinkelketen (a la AH met Xl-versies en light-versies)
Groep 3
-
-
Lage drempel / eenvoud en duidelijkheid: richting de klant Stimuleren: gericht op de individuele burger (vb van inburgeraar die in het buitenland universitaire studie heeft afgerond, die moet tomatenkas aan het werk zetten) Het gaat om de juiste weg naar werk niet om de kortste weg Het gaat niet om de vraag of je participeert maar hoe Beleid en uitvoering integreren Uitstroom/ activering / betrokkenheid Heldere communicatie
je niet in de
20
Groep 4
-
klanttevredenheidsmonitorvanaf 2009 klant heeft geen last van de organisatie veel meer mensen dan voorheen participeren intergemeentelijkesamenwerking aanbod = maatwerk; marktpartijen leveren het maatwerk dat wij vragen betere benutting van het budget
Groep 5
' -
iedereen doet mee op de Brabantse Wal in 207293% overgehouden op het inkomensdeelWwb: dit is in te zetten voor participatie 1 burger, 1 beleid, 1 (preventieve) aanpak door de 3 gemeenten Wmo en Wsw er ook bij betrekken 1 doelgroep: iedereen van 18 jr en ouder
Rode draad
-
klantgericht: motiveren en stimuleren (klant heeft het dus niet altijd voor het zeggen) delen: er samen met de stakeholders voor gaan samenwerken: integraal binnen een gemeente, maar ook met meerdere gemeenten samen, en met de leveranciers waarbij de gemeente de regie houdt goede communicatie naar de klant optimaal het budget benutten voor het doel en dit ontschot doen.
Vragen en opmerkingen - hoe volg je de klant? Hoe weet je dat je je doel op langere termijn hebt bereikt? -+ "levensloopbestendige participatie" - moet je de groep afbakenen of niet? Enkele doelgroep(en) of één grote doelgroep: iedereen van 18 jr en ouder (+ binnen de wettelijke bepaling mensen van 16 en 17 jr.) ' Probeer in creatieve concepten te denken: out of the box, bijvoorbeeld in de benadering van mensen - Betrek je dienstverleningsconcept bij de visie die ontwikkeld wordt - Hoe benader je de klant? Lastige doelgroepen: analfabeten, Nuggers etc. 21
I
I
Samenvatting'lafelkledendebat"
Via 5 kennistafels zijn de volgende vragen besproken: Wat zijn de mogelijkheden op korte en lange termijn?
1. 2. Wat z¡jn de voordelen? 3. Waar heb je zorgen over? 4. Wat moet geborgd en voorkomen
worden?
Volwasseneneducatie Moseliikheden: Niet alleen op vríjwillige basis (klant)
-
Voortborduren op elkaars educatieve mogelijkheden Verbinding: Arbeidsmarkt + 3 O's (Overheid, Ondernemers, Onderwijs)
Voordelen: lntegrale inkoop vanuit klant
-
Efficiency inkoop
Zorqen:
' -
Belastíng voor de klant doordat hij soms meerdere trainingen tegelijk moet volgen ROC tot 2011 (visie op) sturing binnen de gemeente
Verplichte inkoop bij
Voorkomen:
-
Niet vernieuwen om te vernieuwen Het goede bewaren Spanning specialisatie/generalisatie van taken ambtenaar
22
lnbureerine Moeeliikheden: Sturing op multidisciplinair aanbod Meer mogelijkheden van maatwerk door betere stur¡ng op producten Uitwisselen van deskundigheid (ook in processen)
-
Cultuurveranderingin organisatie
Voordelen:
-
Af van de samenwerking op het terrein van inburgering (PM)
Verbreding van het doel
Efficiëntereuitvoering
Zorgen:
-
Hoe complex is regelvrij? Tempo van uitvoering
Voorkomen:
-
Onderuitnuttingbudget Niet alleen administratieve en organisatorische verandering
Re-inteeratie Moeeliikheden: Doelgroep is groter
-
lntegrale inzet budget
Voordelen:
-
Die zijn beperkt:
1)we zetten budgetten nu al integraal in 23
2) per budget blijft sturing op prestatie aanwezig Zorqen:
-
Doelgroep wordt steeds groter (nee, je aanbod wordt groter) Heldere afstemming doelgroep (waar ligt de knip?)
Voorkomen:
-
Geld terug storten naar het Rijk
Wmo Voordelen: Mantelzorg en vrijwilligerswerk
-
+
maatschappelijke participatie; gevolg = minder beroep op Wmo-voorzieningen/middelen Bundelen expertise voor integrale aanpak: effectieve hulpverlening (hoe vertaalje dat in je dienstverleningsconcept?) Bereiken van beoogde Wmo-doelgroep die voorheen niet bereikt werd.
Zorpen:.
-
WSW
lmpact op draagkracht individuele burgers (druk op vrijwilligers neemt toe) Motivatie op de lange termijn moet bij persoon aanwezig zijn
/ Waione
Moeeliikheden; ' Wachtlijsten oplossen: met de ondergrens kun je beter aan de slag door uitbreiding van mogelijkheden van het Werkdeel van de Wwb - Wajong: minder instroom door tijdige activeríng (aanbieden educatie)
-
Je hoeft niet langer ingeschreven te zijn bij CWI
Zorgen:
-
Stigmatiserend effect Uitbreiding van de vangnetopdracht: dat betekent wat voor de menskracht van de gemeenten 24
Samen met CWI/U\A/V / GGZ/W mo oppakken
ilt Lijst van gebruikte afkortingen Wwb
WIJ
Wet werk en bijstand Wet lnburgering Wet educatie beroepsonderwijs Wet investering jongeren
Nuggers
Niet u¡tkeri ngsgerechtigden
ANW
Algemene nabestaanden wet
Wmo WIA Wajong
Wet maatschappelijke ondersteuning Wet Werk inkomen naar arbeidsvermogen Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jonggehandicapten Wet sociale werkvoorziening Werkeloosheidswet
WI WEB
WSW
WW
25
I
r
Gemeen
I I I I I I I I
op Zoom
:-
\ \
\
J
r
Ð
¿ 1
'4:+.':3
^a-J-*-. Gemeente Bergen op Zoom
Nota Arbe¡dsmarkt- en participatiebele¡d
I
nhoudsopgave Pagina
1.
lnleiding 1.1. Hei Lokaal Sociaal Beleid 1 .2. Participatie begint in wijken en buurten 1.3. Arbeidsmark- en participatiebeleid als integraal beleid 1.4. Relatie met de Wmo 1.5, Afstemming in de regio 1.6. Leeswijzer
2.
Ambities 2.1. Economie 2.2. Beroepsbevolking 2.3. Vacatures regulier en onbetaald 2.4. Educatie en opleiding 2.5. Re-integratie en bevorderen parlicipatie
3.
Speerpunten Arbeidsmarktbeleid 3.1. 3.2. 3.3. 3.4.
4.
5.
5
b 6 8
I o
10 10 11
12 15
17
17
Planning
20
17 19
21
Pafticipatiebeleid van Sociale Zaken Participatie lnburgering en participatie
23
Planning
24
Slot
I I I I I I
13
Versterken Werkplein 13 Het Werkgeversservrcepunt van Werkplein 13 Beleid van Bergen op Zoom
Speerpunten Participatiebeleid 4.1. 4.2. 4.3. 4.4.
4
21
23
25
Bijlage 1 Sterkte en zwakte-analyse Arbeidsmarkt- en participatiebeleid Bijlage 2 Regionale afspraken in West-Brabant
28
Bijlage 3 Elementen, ambities en speerpunten Bijlage 4 Overzicht beroepen en krapte-indicator
31
Bijlage 5 Lijst van gebruikte afkortingen
32
26 29
I -I I I I I I I I I I I I
1. Inleiding ln 2003 schreef de
gemeente Bergen op Zoom de
Het motto in Bergen op Zoom is: "Wie kan werken,
Kadernota Arbeidsmarktbeleid. Vijf jaar later is er veel
werkt". Voor mensen die niet in staat zijn echt werk te
veranderd in de organisatie van de sociale zekerheid, in
vinden, zetten we maatschappelijk zinvolle projecten op.
de wetgeving en ziet de economische situatie er anders
uit. ln de tussentijd heeft de afdeling Sociale Zaken ook
De Nota is opgesteld vanuit een missie.
niet stilgezeten. Een aantal ontwikkelingen is ingezet en geïmplementeerd voor het maken van de nota. Hoog tijd
om een en ander in samenhang te beschrijven in
een
nieuwe nota. Over de inhoud van de nota die nu voor
ligt, heeft de gemeente Bergen op Zoom
u
overleg
gevoerd met CWI en UVW, met gemeenten waar we
in de
mee samenwerken en met de werkgevers Adviesraad van het Werkgeversservicepunt.
0ok
is
Missie Arbeidsmarkt- en parlicipaliebeleid: De gemeente Bergen op Zoom benut het arbeidspotentieel in de regio optimaal en schept de randvoorwaarden die bijstandsgerechtigden in staal stellen een hogere graad van maatschappelijk betekenisvolle activileiten le verrichten. Mensen mel een grole afstand tot de arbeidsmarkt krijgen speciale aandacht van Bergen op Zoom.
advies gevraagd aan de adviesraden van Bergen op Zoom, werkgeversorganisaties en vakbonden.
0p 14 januari en 14 mei 2008 heeft onze gemeenteraad
Het doel van de Nota
uitvoerig over het Arbeidsmarkt- en participatiebeleid
strategisch beleidskader voor de periode
gediscussieerd. Wij hebben de uitkomsten van die dis-
2008 - 2013.
is het
geven van een breed
cussie benut 0m onze visie te bepalen. De sterkte-zwak-
te analyse die tijdens de bijeenkomst op 14 ¡anuari
is
gemaakt is als bijlage 1 bii de nota gevoegd.
0ok de toezegging die de regio West-Brabant
aan
staatssecretaris Aboutaleb heeft gedaan, is in deze nota
verwerkt. Bergen op Zoom levert daaraan een actieve bijdrage als een van de 5 grote gemeenten in de regio.
De Nota Arbeidsmarkt- en participatiebeleid vloeit voort
uit het Collegeprogramma. Het College wil een toegankelijk sociaal beleid voeren, gericht op arbeidsparticipa-
lie en heeft een aantal doelstellingen en voornemens geuit die relevant zijn voor dat beleid. HeÌ gaat om:
r
Volwaardige deelname van allochtonen aan de Bergse samenleving;
r
Streven naar jaarlijks meer mensen uit' dan in de uitkering. Uitstroom van 8% van het gemiddelde bestand op jaarbasis;
r
Verhogen van het aantal bewoners dat zich beschikbaar stelt als vrijwilliger;
r
Speciale aandacht voor jongeren die zonder
startkwalificatie het onderwijs vroegtijdig ve rlate n;
r r
Versterken van de werkgelegenheidsstructuur;
0ndernemers stimuleren gebruik te maken van mensen met een uitkering;
Doelstellingen 2008-201 3:
Verhoging maatschappelijke participatie van
de
bevolking; 30% van de uilkeringsgerechtigden zonder arbeidsverplichling participeert naar vermogen, Verlaging van hel aantal uitkeringsgerechtigden met minimaal 8% per jaar. Activering van niel-uilkeringsgerechti gden (nuggers): CWI en gemeenle bemiddelen 90 Nuggers voor 2012 naar werk.
Uilketingsgerechtigden re-inlegreren naar duurzaam werk.
I I I I I I I I I I I I I I -I
r I I I
1.1.
Hel Lokaal Sociaal Beleid is constant in beweging en niet
De arbeidsmarkt
Aan het Kompas uit de nota Lokaal Sociaal Beleid van in
juni 2003 is te zien op welke manier het Arbeidsmark-
evenwicht. Aan de vraagkant zien we in bepaalde bran-
en participatiebeleid de belevingswereld van
ches en sectoren grote personeelstekoften en
veel
beinvloedt. Het Kompas biedt een goed aanknopings-
openstaande vacatures. Aan de aanbodkant zien we nog
punt om de samenhang tussen de 4 cirkels met betrek-
steeds veel mensen aan de kant staan. Het matchen van
king tot het Arbeidsmarkt- en participatiebeleid duidelijk
vraag en aanbod
is niet eenvoudig. Uitkerings-
mensen
te maken.
gerechtigden kunnen niet direct in die vacatures aan de slag. Zij hebben bijvoorbeeld niet de juiste opleiding of
Pilmai¡ leelve¡band
ervaring. Een groot deel van de WWB-klanten heeft psy-
ln de eerste plaats wordt het primaire leefverband,
chosociale problemen en andere klanten zijn niet vol-
manier waarop iemand woont en leeft, al dan niet in
doende gemotiveerd om te gaan werken.
gezinsverband, sterk beTnvloed door de mate waarin
de
Het re-integreren van niet-actieven, hel bevorderen van
iemand participeert in de samenleving.
de arbeidsparticipatie van achterblijvende doelgroepen,
Het primaire leefuerband betreft iemands huishouden.
het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en
Dit is allereerst de eigen verantwoordelijkheid van de
arbeidsmarkt zijn essentiële onderdelen van het
persoon zelf. 0m het primaire leefuerband in stand te
arbeidsmarKbeleid.
houden, moet men zich buiten de cirkel begeven om te werken, naar school te gaan etc.
ArbeidsmarK- en participatiebeleid maken onderdeel uit van het Lokaal Sociaal Beleid. De hoofddoelstelling van
Wijk en Buurt
Lokaal Sociaal Beleid luidt als volgt:
Het wonen en de directe leefomgeving staan in deze cir-
De gemeente Bergen op Zoom wil
-
uitgaande van de
kel centraal. Leefbaarheid, veiligheid, de kwaliteit van de
zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid van de
woonomgeving en de sociale cohesie zijn in deze cirkel
burger - het wonen, werken, leren en recreëren voor alle
belangrijke factoren die het wonen en leven in wijken en
burgers in een sfeer van welbevinden en veiligheid
buurten bepalen. Hierbij is te denken aan de openbare
bevorderen door:
ruimte, volkshuisvesting, het voorzieningenniveau en
- De sociale samenhang te versterken;
de sociale samenhang tussen bewoners in een buurt of
- Maatschappelijke participatie te bevorderen;
wijk. Mensen die niet actief participeren, dreigen te ver-
- Achterstanden te bestrijden en te voorkomen.
eenzamen, raken in een sociaal isolement.
0nderwijs Arbeid Vrijetijdsbesteding Primaire verantwoordelijkheid van de burger zelf
0penbare ru¡mte Volkshuisvesting Voorzieningenniveau Sociale samenhang
Gezondheidszorg Maatschappelijk werk Maatschappelijke opvang Verslavingszorg I nkomensondersteunin g Voorzieningen gehandicapten
Participatiebeleid beoogt vereenzaming te voorkomen. De buurt en de
wijk bieden voor veel mensen goede
sen permanent niet of niet volledig in het eigen bestaan
veilige aanknopingspunten voor participatie.
kunnen voorzien. Participatiebeleid richt zich op deze groep bi¡standsgerechtigden, zodat ook zij actief bij
Bij de uitoefening van veel van deze taken speelt gesub-
kunnen dragen aan de samenleving. Veel bijstandsge-
sidieerde arbeid om mensen te ondersteunen in de rich-
rechtigden zetten zo een eerste stap naar werk.
en
ting van regulier werk een rol. Hier vallen ook vooral participatieplaatsen te creëren-
Participatiebeleid levert een belangrijke bijdrage aan het
voor mensen die nog aan de kant staan.
versterken van de sociale samenhang. Door te participeren zijn mensen meer betrokken bij elkaar en bij de
Maatscha p p e I ijke pa
fi ci p alie
samenleving als geheel. Participatie heeft dus een waar-
Deze cirkel beslaat alle reguliere activiteiten en contac-
de op zich en is niet uitsluitend bedoeld als eerste stap
ten die plaats vinden buiten de huiselijke kring en
op weg naar (regulier) werk.
de
directe woon- en leefomgeving. 0nder deze activiteiten
De buurt en de wijk bieden voor veel mensen goede en
vallen bijvoorbeeld het volgen van onderwijs, het ver-
veilige start. Bergen op Zoom wil de participatie dan ook
richten van reguliere of gesubsidieerde arbeid en vrije
bevorderen door initiatieven van wijkbewoners in het
tijdsbesteding in allerlei facetten. Hoe neemt iemand
vrijwilligerswerk en in de lokale (buurt)economie te sti-
deel aan de maatschappij. Gebeurt dat in het arbeids-
m u le
ren,
proces, in het onderwijs? Hoe is het met de vrije tijds-
Bergen op Zoom is ingedeeld in 1'1 woonservicegebie-
besteding gesteld. Arbeidsmark- en participatiebeleid
denr. Een aantal woonservicegebieden met een zwakke
houden direct met deze cirkel verband.
sociaal-economische structuur krijgt een impuls. Dit
Re-integratie van WWB-klanten en andere werkzoeken-
zijn doorgaans ook de wijken waar veel mensen met een
den valt binnen deze cirkel, evenals de activiteiten die de
uitkering wonen. De gemeente investeert in deze wijken.
gemeente onderneemt om mensen te activeren die nog
Life-coaches, buurtpreventiewerkers en vele anderen
niet (direct) in staat zijn regulier te werken.
hebben daar de taak problemen integraal en gecoördineerd aan te pakken. Zij moeten de parlicipatie van wijk-
Vangnet/zorg
bewoners met en zonder uitkering stimuleren en onder-
Vanuit de doelstellingen van Lokaal Sociaal beleid richt
steunen.
de cirkel 'vangnet/zorg' zich op het voorkomen
en
omvat verschillende terreinen. 0ndersteunende maat-
1.3. Arbeidsmarkt- en part¡cipatiebeleid als integraal beleid
regelen in het arbeidsmarkt- en participatiebeleid ziln
Arbeidsmarkt- en participatiebeleid zijn niet los van
soms nodig om drempels te slechten. Te denken valt
elkaar te zien. Wij kiezen voor een brede integrale bena-
aan schuldhulpverlening, psychische hulpverlening,
dering en samenhang tussen economisch beleid, re-
gezondheidsbevordering, etc. Dit zijn essentiële voor-
integratie, educatie, inburgering, z0rg en welzijn.
zieningen om belemmeringen die mensen ondervinden
Bergen op Zoom werkt samen met externe partners in
om actief aan de samenleving te participeren.
de keten van werk, inkomen, educatie, welzijn en zorg.
bestrijden van achterstandsituaties. De vangnetfunctie
Minstens zo belangrijk is de samenwerking binnen de
1.2. Participatie begint in wijken en buurten
gemeentelijke organisatie op deze terreinen. ln schema
De gemeente Bergen op Zoom streeft ernaar dat zoveel
1 is aangegeven hoe de samenhang eruit ziet.
mogelijk mensen aan het werk zijn, want dat is de beste garantie voor een zelfstandig bestaan. Niet iedereen kan
zonder hulp een zelfstandig bestaan opbouwen. Soms is die situatie tijdelijk, maar ook komt het voor dat men-
'
Lokaal sociaal beleid
ll: Beleid sociale infrastructuur, maart 2008.
I I I I I I I I I I I I I I I I I I
I
-
Schema I lntegraal beleid 1.
Economie, landelijk, regionaal en lokaal
2.
3.
(Beroeps)bevolking
Vacatures regulier en onbetaald (vrijwillig en in buurten en wijken)
Arbeidsmarkt- en participatiebeleid I I I
4.
Educatie en opleiding
5.
Re-integratie en participatie
-
I -I I
r Het schema integreert het bestaande gemeentelijk
Naar verwachting komen vanaf 2009 de financiële mid-
beleid.
delen voor lnburgering, het Werkdeel van de Wet Werk
r
Economisch beleid valt in het schema onder
cluster
r r r r r r r
'1
en Bi¡stand en van Educatie in één fonds, het
I I I I
Participatiehudgel. Dan is het nog belangrijker dat de
Beleid Wmo is in het schema te vinden onder
afdelingen Sociale Zaken, 0nderwijs & Sport en Welzijn
de clusters 3, 4 en 5
& Zorg goed samenwerken en met elkaar afstemmen.
Vrijwilligerswerkbeleid maaK in het schema
Het Participatiebudget biedt namelijk kansen om meer
onder deel uit van cluster 3
combinatietralecten aan te bieden. Daarbij kun je bij-
Beleid sociale zaken vinden we terug onder de
voorbeeld denken aan reintegratie en inburgering of
clusters 3, 4 en 5
inburgering en maatschappelijk meedoen (participatie).
Wet sociale werkvoorziening maakt deel uit van
We willen ook meer samenhang krijgen tussen reïnte-
cluster 5
gratie, kansen op de arbeidsmarkt en opleidingen bi¡ het
Educatie en onderwijsbeleid valt onder cluster 4
Regionaal 0pleidingen Centrum (R0C). Daarmee zijn
Jeugdbeleid is onderdeel van de clusters 4 en 5
we nu al aan de slag, maar als het Participatiebudget is
lnburgering valt onder cluster 5.
ingevoerd, kunnen we dit nog beter doen omdat er dan geen schotten meer tussen de budgetten staan. Daarnaast houden we rekening met het ontstaan van Participatiebanen en de evaluatie van de modernisering
van de Wsw die na juni 2008 wordt uitgevoerd.
II
-
Deltaplan Inhurgering en lokale inhurgeringsagenda
Uitkeringsgerechtigden met en zonder arbeidsverplich-
Met het Deltaplan inburgering wil het kabinet de uitvoe-
ting kunnen in de eigen wijk of buurt worden ingezet om
ring en kwaliteit van de inburgering verbeteren én meer
werkzaamheden of activiteiten te verrichten. Speerpunt
mensen in laten burgeren. De doelstelling is verschoven
F
bij het parlicipatiebeleid gaal hier op in.
van inburgering naar participatie. Zonder participatie kun je niet goed inburgeren, en zonder inburgeringspro-
Prestalieveld 2: Jeugd
gramma kun je niet participeren. Ze zijn dus onlosmake-
Alvorens mensen "aankloppen"
lijk met elkaar verbonden. Door de invoering van
het
hebben ze een studie of ten minste een startkwalif icatie
Participatiebudget op 1 januari 2009 kan met het aan-
behaald. Het begint bij de jeugd: een goede start is het
bieden van duale trajecten vorm worden gegeven aan de
halve werk. Een koppeling tussen arbeidsmarktbeleid en
doelstelling van het Deltaplan en het participatiebeleid.
onderwijs- en jeugdbeleid is daarom van belang. Hierop
De lokale inburgeringsagenda die momenteel wordi
wordt ingegaan bij speerpunt V van het arbeidsmarktbe-
opgesteld kan mede vorm en inhoud geven aan de pun-
leid.
bij de arbeidsmarkt
ten waarop moet worden ingestoken.
Preslalieveld 4: Vrijwilligers en mantelzorgerc
1.4. Relatie mel de Wmo
Mensen die niet direct aan de slag kunnen in een regu-
Arbeidsmarkt- en participatiebeleid heeft op veel punten
liere baan, maar wel in staat zijn om wat activiteiten te
een link met de prestatievelden van de Wet maatschap-
verrichten kunnen
pelijke ondersteuning. De doelstelling van het Wmo-
behoefte is aan vrijwilligers - worden ingezet voor vrij-
beleid (en Lokaal Sociaal Beleid) is: "De gemeente
willigerswerk. Participatie is overigens niet (altijd) 'vrij-
Bergen op Zoom wil - uitgaande van de zelfredzaamheid
willig
en eigen verantwoordelijkheid van de burger
-
mits ze begeleid worden én er
.
- het
wonen, werken, leren en recreijren voor alle burgers in
ln
een sfeer van welbevinden en veiligheid bevorderen
onderdeel uitmaken van een re-integratietraject dat is
bepaalde gevallen kan het verlenen van mantelzorg
door:
gericht op het werken in de zorg. Als het verlenen van
-
De sociale samenhang te versterken;
mantelzorg niet is te combineren met de arbeidsver-
-
De maatschappelijke parlicipatie te bevorderen;
plichting kan om dringende reden een (tijdelijke) onthef-
- Achterstand te bestrijden en te voorkomen.",
fing van de arbeidsverplichting aan de uitkeringsgerech-
tigde worden verleend. Als uitgangspunt wordt 'werk Dit betekent onder meer dat een breed integraal beleid
voorop'gehanteerd.
wordt voorgestaan, dat de burger zelf verantwoordelijk is en dat waar mogelijk maatwerk wordt geleverd. Het
De speerpunten A, B en H van het participatiebeleid
mes snijdt in dit geval aan twee kanten: zowel de doelen
gaan in op dit prestatieveld.
van de Wwb als van de Wmo worden bereikt.
Prestatieveld
5: Maalschappelijke participalie van
Hieronder wordt per prestatieveld van de Wmo aange-
kwetsbare grcepen
geven wat de verbinding met de onderwerpen in deze
0m optimaalte kunnen inburgeren hebben inburgeraars
nota is. 0p verschillende plaatsen in deze nota wordt
niet alleen behoefte aan het leren van de taal op school,
verwezen naar de diverse prestatievelden van de Wmo.
maar ook het werkelijk deelnemen in de maatschappij.
0p twee prestatievelden wordt niet nader ingegaan (3 en
Dit kan door het aanbieden van duale trajecten. Daarbij
6) omdat hiermee een indirecte relatie aanwezig is.
krijgen ze naasl onderwijs ook werk of activiteiten aangeboden die kunnen helpen om de taal sneller te leren
Preslalieveld 1: hel hevorderen van sociale samen-
en meer kansen te krijgen in de Nederlandse maat-
hang en leelbaarheid in wijken, dorpen en buurten
schappij.
'z
Beleidsplan Wmo 2008 - 2012
I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I
'F
ho¡.Y¡**l
'il
De speerpunten I en J van het participatiebeleid kunnen
fungeren het rpA en de gemeente Breda als trekker in dit
hieraan een bijdrage leveren.
proces. Het rPA West-Brabant wordt hierin ondersteund
door SES West-Brabant.
Prestatieveld
7, 8, 9: Maalschappelijke
opvang,
OGÊZ en verclavingszorg
Overleggen tussen ondernemers, overheid en onderwi¡s
Meedoen is het uitgangspunt van de Wmo. Ook kwets-
zijn uitgemond in afspraken tussen de regiogemeenten
bare burgers moeten kunnen deelnemen aan de maat-
en de
schappij. Ex-verslaafden en GGZ-klanten behoren tot
Werkgelegenheid.
die doelgroep. Zij moeten worden voorzien van basale
De regiogemeenten hebben afgesproken het aantal bij-
levensbehoeften en toegang tot maatschappelilke hulp-
standsuitkeringen voor 2012Ie reduceren met 25%. De
bronnen zoals inkomen, dagbesteding en zorg. Het aan-
ambitie is 1.920 minder mensen in de bijstand en 1.952
bieden van hulp in de eigen omgeving past daarbij.
minder mensen in de WW. Bergen op Zoom neemt ver-
ln het participatiebeleid poogt speerpunt C een bijdrage
antwoordelijkheid voor haar aandeel in de realisatie van
te leveren aan de doelstelling van deze prestatievelden.
de doelstellingen.
1.5. Afstemming in de regio
1.6. Leeswijzer
Wij werken samen met Steenbergen en Woensdrecht.
ln hoofdstuk 2 van
Met deze gemeenten vormen wil één
de verschillende onderdelen van het integrale beleid.
-
CWI- (en UWV) gebied. Samen met het CWI hebben de
Wij hebben onze ambities geformuleerd op basis van de
I
3
staatssecretaris
van Sociale Zaken
en
deze Nota leest u onze ambities op
en
het
kennis en inzichten van het CWI en het rpA West-
is voor
de
Brabant in de sociaal-economische ontwikkelingen in de
werkgelegenheid afhankelijk van West-Brabant en daar-
regio West-Brabant. Daarbij zijn de elementen uit het
om stemmen de gemeenten ook met Tholen af.
schema van het integraal beleid op pagina
Bergen op Zoom, Steenbergen, Woensdrecht en Tholen
voor de opbouw.
gaan onderzoeken hoe zij de re-integratie- en participa-
ln hoofdstuk 3 hebben wij onze speerpunten voor
tie-instrumenten kunnen afstemmen.
arbeidsmarKbeleid geformuleerd. Werkplein 13 en het
samenwerkende gemeenten Werkplein 13
Werkgeversservicepunt opgericht. Tholen
7
leidend
het
Werkgeversseruicepunt hebben daarin een prominente
We werken met andere gemeenten in West-Brabant
rol.
samen in het regionaal platform Arbeidsmarkt (rpA).
ln hoofdstuk 4 staan onze speerpunten voor het partici-
Het rpA West-Brabant bestrijK het gebied van
patiebeleid centraal.
de
I
II I
rI
I I I I,
gemeenten Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle-Nassau,
Bergen op Zoom, Breda, Drimmelen, Etten-Leur,
Tot slot treft u in de bijlagen de sterkte- en zwaKe ana-
Geertruidenberg, Halderberge, Moerdijk, Roosendaal,
lyse aan, zoals die is opgesteld in de gemeenteraadsver-
Rucphen, Steenbergen, Werkendam, Woudrichem,
gadering van 14 ¡anuari 2008. Bi¡lage 2 bestaat uit de
Woensdrecht en Zundert.
doelstellingen die de regiogemeenten op 6 maart 2008
ln het rpA komt een visie op regionaal arbeidsmarktbe-
hebben vastgesteld. ln Bijlage 3 zijn de speerpunten die
leid tot stand. Die visie bestaat uit op elkaar aansluiten-
in deze nota worden benoemd in relatie gebracht met de
de gemeentelijke visies. lnitiatieven in de regio
van
ambities die in hoofdstuk 2 worden benoemd en de ele-
maken
menten die invloed hebben op de arbeidsmarkt en de
onderdeel uit van deze regionale visie. ln West-Brabant
participatie in de maatschappij zoals benoemd op pagi-
gemeenten
en hun samenwerkingspartners
na7. Bijlage 4 geeft een overzicht van beroepen en de krap-
te-indicator van2007, opgesteld door het CWl.
'Zie
bijlage 3 voor de regionale afspraken met de staatssecretaris.
-r -I
2. Ambities
Uerkoil ovenichl van de weilgelegenheid in West B¡abant februari 2008
ln dit hoofdstuk hebben we onze ambities ingedeeld volgens de factoren als genoemd in het schema lntegraal beleid' op pagina 7: economie, beroepsbevol-
king, vacatures (regulier en onbetaald), educatie en opleiding, re-integratie en participatie. Per cluster hebben we onze ambities geformuleerd op basis van de situatie op de arbeids- en participatiemarkt. Deze ambi-
ties zijn terug te vinden in de frames onder de paragrafen.
2.1.
Verkort over¿icht van de werkgelegenhe¡d ¡n West Brabant februar¡ 2008
rantal bedrlþvert¡gingon Wút€râbant (lira 2006) ¡antal workåme p€flonen Wost€rabant (*l(Xro) 7
- lndusùie - Gezondheidszorg en wel¿jnszorg - lT ên overige zakslüke diensten - Detailhandel - Groothandêl - Bouw 9n bouwinstallatle - Openbaar bestuur
48,6 46,0
n % tolåle wsrkgslsgenheid
78%
- Zekalilke d¡snstverlaning
-
kredietcrisis
Horæ
in de Verenigde Staten. Het Centraal
39,7 33,1 21,7 17,4 '17,4
1,f 3,9% 3,00/o
- Gezondhoidmrg
Wereldwijd li¡kt de economie hard getroffen door de
297,1
belangrflkrt rectoron in Wert€Ebant ('1000)
,ortachtè werkgelegenhêidsg@i W33t€rabant 2007/2008 rec{oron mot æn hoge groo¡yotwâcht¡ng 20072008
Economie
¡O.El0
- Groothandsl
2,9% 2,2%
Bron: Omgevingsanalyse West Brabanl
I
Planbureau (CPB) verwacht voor 2008 een daling van de groei van de Nederlandse economie IoT2,25%.0p 6
ln West-Brabant is de industrie een belangrijke sector.
april 2008 verklaarde de mirtister van Financiën te ver-
Bergen op Zoom hulsvesÌ vooral grote bedrijven, zoals
wachten dat de economische groei iets hoger uitvalt
Phillip Morris, Sabic, Nuplex Resins en Cargill.
dan de geraamde 2,25 procent. Dat zou komen door
Ook de zorg is een grote werkverschaffer naast de
overloopeffecten van vorig jaar. ln 2007 was de groei
detailhandel en de bouw. De zorg is een grote groeisec-
groter dan verwacht. Voor 2009 houdt Bos rekening
tor. Dat komt omdat de bevolking vergrijst en omdat het
met een lager groeipercentage.
moeilijker wordt om vervanging te vinden voor mensen
Het vacaturevolume is volgens het Centraal Bureau
die met pensioen gaan (zie 2.2.).ln West-Brabant groeit
voor de Statistiek (CBS) op recordhoogte.4
het aantal vacatures in de zorg mel2,9% en die groei
I -I I I I I I I -I I
zet de komende jaren door. Voor werkzoekenden met en De economie van Bergen op Zoom maak deel uit van
zonder uitkering liggen hier kansen.
de economie in de regio West-Brabant. De ligging tus-
De zakelijke
sen Rijnmond en Antwerpen heeft een gunstige invloed
uitzendbureaus bij gerekend worden. Logistiek is een
op de economie en de werkgelegenheid. Bergen
op
belangrijke sector in West-Brabant, maar staat op de 8e
Zoom ligt aan het water en heeft gunstig gelegen bedril-
plaats en komt daardoor in het overzicht van belangrij-
venterreinen.
ke sectoren niet voor.
4
r
dienstverlening is groot, omdat hier o.a. de
I I I I I I
"Arbeidsmarkt in vogelvlucht", CBS, april 2008. 10
Ook in Woensdrecht is de industrie een belangrijke sec-
2.2. Beroepsbevolking
tor. Verder hecht de regio veel waarde aan de ontwikke-
De 20- tot 40 jarigen zijn ondervertegenwoordigd in de
op Zoom. Het aantal
ling van de Maintenance Valley.
beroepsbevolking van Bergen
Steenbergen heeft juist minder industrie. Daar zijn de
inwoners boven de 40 jaar groeit. Steeds meer inwo-
landbouw en de detailhandel omvangrijke sectoren.
ners worden ouder en er zijn steeds minder jongeren; er
5
0pvallend in hel hele gebied is het grote aantal starlen-
is sprake van vergrijzing en ontgroening. Daarbij komt
de ondernemers, vooral in de dienstverlening, de bouw
dat het aantal inwoners daalt. Deze tendens zien we in
en de detailhandel. ln Woensdrecht ook in de persoon-
de gehele regio West-Brabant, maar ook in
lijke dienstverlening en de landbouw.
6
andere
regio's elders in Nederland.
Startende ondernemers zijn belangrijk voor de econo-
De meeste vacatures van het CWI in Bergen op Zoom
mie omdat zij bijdragen aan vernieuwing en dynamiek.
worden vervuld door inwoners van de gemeente (57%),
zo laat onderstaande grafiek zien. Daaruit leiden we af Bergen op Zoom slreeft naar meer variatie in de werkgelegenheid, Bergen op Zoom benut de kansen in de economie voor re-inlegralie in de groeisectoren en de schaarsle secloren. Bergen op Zoom geell
zoeken in een andere gemeente. Voor werkgevers is dat
ondersleuning aan slarlende ondernemers,
de gemeente en UWV is het nadelig, omdat mensen
dat inwoners uit Bergen op Zoom niet gemakkelijk werk
nadelig, omdat zij zo goede kandiaten mislopen. Voor
onnodig lang in de uitkering blijven. Werk moet voorop
E
-
staan, ook al moet je daarvoor reizen.
I I I I I
-I -r
Samcrctclling berocpsbcrolkirg mar lecftijd l5.ó5 jaar BcrgcnopZoom Brø n : CB9, b wk t d o ø ¡ S ùn t h nS Z
I I
r I,
r-I
l99Gr99E 1997-1999
r99E-2000
1999-2001
2ü)0-2002 200r-2003 2002-2004
¡ l5-24jaar ¡ 25-34jaar rr 35-44jaar
¡1
45-54jaor
¡
2003-2005
2004-2006
55-64jaar
Sociaal economische profielen Steenbergen en Woensdrecht Rapport Kamer van Koophandel West Brabant en SES West-Brabant,
oKober 2006. Rapport Kamer van Koophandel West-Brabant en SES West-Brabant oktober
2006. 11
Vervulde vacatures GWI Bergen op Zoom en woongemeente werkzoekende 2% 8%
! BERGEN
2Yo 1o/o
4o/o
57o/o
r
OP ZOOM
BREDA
tr GOES tr HALDERBERGE
r MOERDIJK ¡ REIMERSWAAL r ROOSENDAAL trSTEENBERGEN TTHOLEN TWOENSDRECHT trOVERIG N-BRABANT r OVERIG ZEELAND ¡ OVERIG RIJNMOND ¡ OVERIG
I I I I I I
Bron: CWI
Bergen op Zoom wil de woon- en leefomgeving aanlrekkelijk maken voor jongeren. Bergen op Zoom gaat maal-
regelen lrelfen om de aúeidspailicipatie yan urouwen te vergroten in aanlallen en in uren. Ook herintreders moelen adequaat worden loegerust. Bemiddeling via Werkplein 13, re-inlegralie van uilkeringsgerechtigden, allochtonen, niet-uitkeringsgerechtigden, maar ook begeleid werken en delachering WSW zijn instrumenten om werkgevers le helpen met het oplossen van de waag naar personeel. Belgen op Zoom slimuleert inwoners werk le aanvaa¡den buiten de gemeenle. 0m een goede kandidaal aan een we*gever yoor te stellen wil Bergen op Zoom ook putten uit de bestanden (niet)uitkeringsgerechtigden van de regiogemeenlen.
I I I I I I I I I I I I I
2.3 Vacatures regul¡er en onbelaald Vacatu¡es op de Arbeidsma*t
ln West-Brabant is 40% van de vacatures moeilijk te vervullen. Het CWI geeft dit knelpunt op de arbeids-
markt aan met behulp van de
Krapte-indicator.?
Samengevat komt het erop neer dat de meeste open-
staande vacatures voorkomen
in de
elementaire
beroepsgroepen, dat zijn beroepen voor mensen met een lage opleiding. Vooral in de technische en bouwkundige beroepen, de lagere agrarische beroepen en de (middelbare) beveiligingsberoepen en in het transport is het moeilijk om aan personeel te komen.
Het CWI berekent de krapte-indicator op basis van de openstaande vacatures en het beschikbare aanbod niet-werkend werløoekenden die korter dan 6 maanden werkloos zijn.Tie voor een overzicht van functies en krapte-indicatoren bijlage 4 van de nota.
12
Het is goed om te weten waar de krapte op de arbeids-
2.4.
markt zit, want daar zijn kansen voor uitkeringsgerech-
ln het Sociaal economisch profiel van Bergen op Zoome
tigden en andere werlcoekenden. We willen
is de beroepsbevolking ingedeeld naar opleidingsni-
zoveel
Educatie en ople¡d¡ng
mogelijk uitkeringsgerechtigden toeleiden, bilvoorbeeld
veau. De volgende cijfers zijn daarin te vinden:
door ze te scholen, naar functies waar krapte is.
- aandeel basisonderwrjs 9,7%
0p het eerste gezicht li¡kt het erop dat er voldoende kan-
- aandeelMB1 47,2/"
sen zijn voor uitkeringsgerechtigden
- aandeel HB0/W0 22,4 %
met een lage oplei-
ding. Maar om aan de slag te gaan, moet je ook algeme-
De beroepsbevolking in Bergen op Zoom is lager opge-
ne sociale vaardigheden hebben en gemotiveerd zijn.
leid dan in andere delen van West-Brabant.
Het is al eerder beschreven; uitkeringsgerechtigden zi¡n
Het aandeel basisonderwijs en MBO ers is hoger dan in
niet direct geschih voor de vacatures. Sommigen zijn
de regio, het aandeel HB0/W0' ers is lager dan in de
niet gemotiveerd of hebben sociaal-psychische proble-
regio West-Brabant. ln de loop der tijd stijgt het aantal
men. Anderen zijn te oud zijn of spreken de Nederlandse
opgeleiden.
taal onvoldoende of hebben niet de goede opleiding of ervaring.
De cijfers van het CWI laten zien dat 25% van de werk-
lozen maximaal basisopleiding heeft genoten en 32%
Wij bieden specifieke
re-integratie-instrumenten op
heeft maximaal het VMBO niveau. Bij de bilstandsge-
maat aan, ook een opleiding als dat nodig is, om uitke-
rechtigden is het aandeel van laagopgeleiden nog hoger.
ringsgerechtigden en werlsoekenden zonder uitkering
En een deel beheerst de Nederlandse taal onvoldoende.
I -I
aan het werk te helpen.
Wil een bijstandsgerechtigde niet werken, dan
I I I
heeft
Bergen op Zoom een sanctiebeleid.
NWW:
opleidingsniveau
L901; 3.8r9;
Vacalures op de Parlicipaliema¡kt
CWI (Werkplein 13). Wat de mogelijkheden voor parti-
r
cipatie zijn bij maatschappelilke instellingen, welzijnsin-
stellingen, vrijwilligersorganisaties en andere organisaties, weten we niet. We willen daarom onderzoek doen
4.759;
I ln Hoofdstuk 4 komt padicipatie uitgebreid n
I
vmbo
I I I I
a mbo/ havo/ vwo
31o/"
¡
naar de vraag op de participatiemarh.s
Bergen op Zoom houdt bij re-integratie rekening met de kraple op de aÈeidsmarkt. Bergen op Zoom biedt inslrumenten en arangementen op maal aan. Bergen op Zoom brengl de mogelijkheden van pailicipatie in kaarl.
r-
n basis
De meeste vacatures van werkgevers zijn bekend bij het
hbo/wo
-I-I
Bron: 0mgevingsanalyse Wesl Brabanl, Bijlagen CWl, leb¡uari 2008
aan bod.
Rapport Kamer van Koophandel West-Brabant en SES West-Brabant, oktober 2006, pagina 19. '13
Het relatief lage opleidingsniveau maaK kwetsbaar.
De doorstroming naar een hoger gekwalificeerde func-
Werkgevers stellen steeds hogere eisen aan het perso-
tie op de
neel, ook als het gaat om laaggeschoold werk. Een lage
Werknemers ziln soms te hoog gekwalificeerd voor hun
opleiding is een belemmering als je werkloos wordt.
baan. Dit komt deels omdat werkgevers steeds hogere
arbeidsmarkt komt
te
weinig voor.
Laaggeschoold werk verdwijnt voor een deel naar de
eisen stellen aan werknemers en deels omdat niet ieder-
dienslensector. Kennis mag dan minder belangrilk zijn,
een de ambitie heeft of de kans krijgt om door te groei-
sociaal-communicatieve vaardigheden zijn in de dien-
en. Dat geldt zeker voor vrouwen. Zi¡ werken vaak part-
stensector des te belangri¡ker. Bergen op Zoom maakt
time en dat is vaak lager gekwalificeerd werk. ln-
bii
van Eerder Verworven
doorstroom projecten bieden werknemers de kans door
Competenties om opleiden behapbaar en doelgericht te
te stromen. Daardoor komen er lager gekwalificeerde
maken. Zij sluit daarvoor aan bij de regionale ontwikke-
functies op de arbeidsmarkt vrij voor werkzoekenden
lingen. ln het leerwerkloket zal deze activiteit expliciet
met geen of weinig opleiding.
re-integratie gebruik
en
aandacht krijgen.
ln het middensegment worden aan vakmensen steeds
r-
hogere eisen gesteld. Zij zullen zich steeds meer kennis eigen moeten maken. Zij moeten de gelegenheid krijgen
I I I
zich continu bij te scholen.lo
Bergen op Zoom streeft ernaar dat iedereen
leeftijd lol 27
iat
in
I -I I I I I I
de
tenminsle een stailkwalificalie
behaalt. Preventie van voorlijdige schooluitval, EVG's
en de leerue*loketlen zijn voor die ambitie yan belang. 0pleidingen moeten aansluiten bii de vraag op de arbeidsmarkt.
Bergen op Zoom stimuleert werkgevers doorslroom naar hoger gekwaliliceerde luncties le lealiseren.
I -I I
I
-
10
Arbeidsmarktrapportage 2007-2010, SES en Rpa-West Brabant, januari 2007. 14
2.5. Re-integratie en bevorderen participatie Samenstelling huidige stand NWW naar kenmerken en indicatie WW oÍ WWB (stand eind decemher 2007): lergen op Zoom
J{lllW naar kenmerften
toballllWU lGnmer*en
YWU
zú1
Tobalgeobdrt
1,511
wwB 1.(X)1
%wY %wrYB 54Yo
36%
uoSgcnt
tlan
1.376
831
409
Vrouw
1425
680
592
60%
480/o
30% 42Yo
OpleHhgsntveau geen
ofbasb
723
235
38S
unbo
859
4U
3U
mbo/haYo/vwo
902
603
229
hborwo
316
239
48
onbokend
1
33% 51Yo 670/o 760/o 0o/o
54Yo
39% 25% 15Yo
100Vo
Le€frld
23-t4þt
1,053
15 - 61¡aar
1.671
21 451 1.039
RoubA
2.116
1
Roub B
Onbdcnd
n
M
27To 43Yo 62To
252
668
íYlo
32fo
338
58
221
17Yo
65%
u7
201
112
ffio/o
32o/o
maenden
711
446
211
12 maanden
330
174
83
335
205
90
1.425
686
617
þngødanZlinr
U 523
-I -I
44o/o
ñYo 27o/o
Roub
I I I I I
UUefibosheklsduur 0-6
6.
1-2þr >2þa¡
63% 53% 61Yo 48o/o
30% 25Yo
I I I I I I.
27Yo 43o/o
Bron: 0mgevingsanalyse West Brabant Bijlagen CWI februari 2008
Werkzoekenden worden steeds ouder.
ln
Bergen op
De afgelopen jaren hebben we veel succes gehad met
Zoom is circaT0% van de mensen met een WW-uitke-
de re-integratie van WWB-klanten. Gelukkig
ring ouder dan 45 jaar. 0ok onder de WWB-klanten is
veelvan onze klanten werk. ln volgende grafiek is te zien
een groot aantal 45-plussers. Ben je eenmaal ouder dan
hoe de daling van het WWB-bestand er per leeftijds-
45, dan kom je moeilijk weer aan het werk. Maar nog 15
groep uitziet. Alle leeftijdsgroepen zijn in aantal gedaald.
vonden
tot 20 jaar een uitkering krijgen is geen aantrekkelijk
De daling was het scherpst in de leeftijdsgroepen
vooruitzicht. Bovendien is dit geen goede optie in een
jaar. Vermoedelijk heeft dit te maken met het gegeven
economie waar veel vacatures zijn. Aan oudere uitke-
dat deze groep makkelijker bijte scholen is en dat werk-
ringsgerechtigden willen we de komende tijd dan ook
gevers niet terugschrikken voor deze arbeiders in ver-
veel aandachl besteden.
band met hun leeftijd, hetgeen nog weleen rolspeelt bij
I -I I
tol 35
de 45-plussers.
15
Ja¡¡
2000 Ja¡r 2001 Jaar2002 Ja¡r 2003 &o n:
s
,-1'_ Jonger dan 25 jaar
;<- 45 bt 55 jaar
t +
ß,
b
Jaø¡¡ 2004 Ja¡r øwkt tl o o¡ Stn th nS Z
25
bt
35 jaar
55
Ûot
ó5 jaar
¡ *
2005
Jaar 2006
35 ûot 45 jaar
I I I I I I I I I I I I I I I I I I I
65 jaar ofouder
We willen de re-integratie van bijstandsgerechtigden die
afhankelijk te worden. Meestal als ondernemer, maar
ouder zijn dan 45 jaar intensief oppakken. Vanwege de
voor een deel toch als werknemer.'1 Oudere uitkerings-
grote afstand tot de arbeidsmarK van deze bijstandsge-
gerechtigden die belangstelling hebben, worden gehol-
rechtigden vergt dat veel energie en menskracht van de
pen een eigen bedrijf op te zetten.
afdeling sociale zaken.
Ten slotte legt de modernisering van de Wet sociale We maken gebruik van goede voorbeelden en ervarin-
werkvoorziening (Wsw) de regie aan de gemeenten. Dit
gen. Werkplein 13 heeft succes met een re-integratie-
betekent dat de gemeente beleid moet maken op het
programma voor 45-plussers. Voor een deel van de
gebied van de werkgeversbenadering en het plaatsings-
oudere werþoekenden is een tra¡ect naar zelfstandig
beleid van de Wsw. De gemeente Bergen op Zoom zal
ondernemersschap een goede manier op uitkeringson-
daarbij aansluiten op deze nota.
Bergen op Zoom geeft specilieke aandacht aan reinlegralie van bijstandsgerechtigden in de leeftijdsgrcep uan de 45-plussers.
Zij onlwikkell re-integratieacliviteiten yoor
r
mensen
mel een zeer grole afstand lot de aÈeidsmarkt.
'1 Evaluatierapport Duurzaam en ondernemend de uitkering uit EIM Zoetermeer, 31 december 2007 Evaluatierapport van het Equalproject "Duurzaam van start". 16
3.2. Het
3. Speerpunten
Werkplein 13
Arbe id s ma rktbe le id ln dit
Werkgeversserv¡cepunt van
Het Werkgeversservicepunt is opgericht om de acties
hoofdstuk worden de speerpunten voor het
arbeidsmarktbeleid benoemd en toegelicht. Deze wor-
den aangeduid met een Romeins cijfer. Aan het eind
naar werkgevers zoveel mogelijk te coördineren. Werkgevers vinden het vervelend dat zij worden bena-
derd door verschillende partijen; gemeenten, CWl, reintegratiebedri¡ven, UWV, de WVS-groep. 0m te voor-
wordt een planning per speerpunt weergegeven.
komen dat al deze partijen los van elkaar contact leggen met werkgevers, vindt in hel Werkgeversservicepunt de
3.1. Versterken Werkplein 13 ln samenwerking met het CWl, UWV" en de gemeenten
coördinatie en afstemming plaats.
Bergen op Zoom, Steenbergen en Woensdrecht is een
bedrijfsverzamelgebouw (Werkplein
13) en
een
Werkgeversservicepunt opgericht. 0m Werkplein 13 te versterken ontwikkelt Bergen op Zoom, in samenwerking met de ketenpafiners bestaande activiteiten verder:
I Pilot geïntegreerde dienstverlening in Werkplein 13 Belangrijk winstpunt van geTntegreerde dienstverlening
vanuit het perspectief van de klant is dat hij zich niet
Het Werkgeversservicepunt verricht dienstverlening
:
- Aan werkgevers door de juiste persoon op de juiste plaats aan te bieden;
- Aan werkzoekenden in de vorm van snelle toeleiding naar een passende functie;
- Aan de keten van werk en inkomen door het
E
-
signaleren van een mismatch tussen vraag naar
I -I I I I
personeel en aanbod van werkzoekenden.
meer hoeft te verdiepen in de vraag met welke organisatie hij te maken heeft. Gemeente, UWV of CWl, het maakt niet meer uit. Er is één loket, één (vast) aan-
spreekpunt, en één geTntegreerd ketenwerkproces. Geïntegreerde en ontschotte dienstverlening en het cen-
traal slellen van de klant en niet diens uitkeringssituatie leidt tot een grotere effectiviteit en meer eff iciency, Meer mensen sneller aan het werk tegen lagere uitvoerings-
koslen, dat is het doel.'3 Voor de ondersteuning
proces ontwikkeld als pilot voor de geintegreerde ienstve rlen i ng.
Kenmerken van geTnteg reerde dienstverlening zijn:
o
Eén geTntegreerd en ontschot ketenwerkproces voor
alle burgers/werkzoekenden en werkgevers in de
Eén aanspreekpunt voor werkzoekenden en voor
werkgevers
o Afstemming en coördinatie
van re-integratie-
middelen en opleidingen
o
komst wordt het vervangen van gepensioneerde werk-
-I r-
nemers een probleem. Werkgevers moeten hun perso-
neel zo lang mogelijk behouden door een leeftijdsbe-
I I I I.
wust personeelsbeleid te voeren en door te zorgen voor
veroudert. 0m werkgevers goed van dienst te kunnen zijn moet het Werkgeversservicepunt ook over de grenzen van het werkgebied van Werkplein 13 op zoeknaar
-I -
geschike kandidaten. Teker waar het gaat om vacatures die moeilijk te vervullen zijn, wordt samengewerkt met
de
CWI
s in Breda, Etten-Leur, Oosterhout en
naar mensen die geen uitkering hebben, maar wel werk zoeken. 0ok WVS, uitvoerder van de Wsw, zal aanslui-
ting zoeken bij het Werkgeversservicepunt voor
bege-
leid werken en detachering van uikeringsgerechtigden.
Klantbenadering, in plaats van uitkeringsbenade ring
o
den van personeel. Soms nu al, maar zeker in de toe-
Roosendaal. De bemiddeling zal ook uitgebreid worden
keten Werk en lnkomen
o
kenmerken. Alle bedrijven hebben moeite met het vin-
bijscholing, zodat de kennis van hun werknemers niet aan
werkzoekende 45-plussers wordt een gezamenlijk werk-
d
Het uitgangspunt is maatwerk. leder bedrijf heeft eigen
Maatwerk voor de klant, inzet van re-integratiemiddelen 0p maat, ongeacht de uitkeringssituatie.
Bergen op Zoom ontwikkelt het Werkgeversservicepunt
tot een krachtig instrument in het Arbeidsmarktbeleid. Daarvoor stelt Bergen op Zoom de volgende speerpunten vast:
zPer 1 januari 2009 fuseren CWI en UWV tot 1 WERKbedrijf. ''Programmaplan invoering Toonkamerprincipes Algemeen Ketenoverleg (werkgroep Divosa, CWI en UWV) Utrecht,2g oktober
2007. 17
ll
De Adviesraad ontwikkelen
lot een
Plallorm Werk, educatie en inburgering
ringsgerechtigden voor te bereiden en op te leiden voor de vacatures van de toekomst.
ln de Adviesraad nemen ondernemers, onderwijs, CWl, UWV WVS, KvK en drie gemeenten deel. De rol van de
lll
We oyerwegen ¡n samenwerking met
over missie, doelen en taken van het werkgeversservice-
werkgevers en uilzendbureaus een pool van parlt¡mers te onlwikkelen.
punt. Het werkgeversservicepunt is er van en voor werk-
Uitbreiden van de huidige parttime baan is niet altijd
gevers en wil werkgevers optimaal bedlenen.
mogelijk en op zoek gaan naar een andere baan soms
Adviesraad is gevraagd en ongevraagd advies geven
Bergen
op Zoom wil de
potentie van
het
een belemmering. De arbeidsparticipatie is ook te ver-
Werkgeversservicepunt benutten als een Platform waar
groten door 2 of meer parttime banen te combineren.
het bedrijfsleven, onderwijsinstellingen, de
sociale
Een pool van parttimers kan een oplossing bieden.
werkvoorziening (de WVS-groep) en gemeenten, CWI
Bergen op Zoom wil hiermee ook bereiken dat mensen
en UWV elkaar treffen. Het werkgeversservicepunt moet
eerder volledig uit de uitkering zijn.
zich ontwikkelen tot een platform waar Overheid, onder-
wijs en onderneming (0, 0 &0) afstemmen en plannen
lV
maken voor sectoren (Marktbewerkingsplannen).
Werkgeversserv¡cepunt met
Onderwerpen van overleg en afstemming binnen zo'n
Poorlwachtercentrum
Platform zijn:
Als mensen die niet meer op hun werkplek functione-
o
r
De personeelsbehoefte bij werkgevers nu en in de
ren, een andere passende werkplek kunnen vinden
toekomst
voorkomt dat een uitkering. Van Werk naar Werk
Leeftijdsbewust personeelsbeleid
bemiddelen is in eerste instantie een zaak van de werk-
0nderwijsstages, leerwerkplaatsen, arbeidsplaatsen
gevers.
I I I I I
o r
voor Wsw-geTndiceerden
o ¡ o o
Uilbreiding
ln
Noord-Brabant
van
is
daarvoor
het het
I I
een
Poortwachtercentrum opgericht. Het Poortwachter-
Leer/werkstages voor jongeren
lol27
jaar
centrum wordt uitgenodigd voor de Adviesraad van het
ln- en doorstroomprojecten
Werkgeve rsservicepunt.
Pool parttimers
Mocht de bemiddeling van werk naar werk niet lukken,
De afstemming tussen de behoefte in het bedrijfsle-
dan kan bemiddeling naar beschikbare vacatures vanuit
ven en het aanbod van beroepsonderwijs en het aanbod
Werkplein '13 voorkomen dat mensen een uitkering
van Werkplein 13, het
moeten aanvragen.
leerwerkloket
en
het
I I I I I I
Werkgeversservicepunt.
V Versterken samenhang met onderwijs- en Bij veel bedrilven is nog niet bekend wat de gevolgen
jeugdbeleid
van de vergrijzing zijn. Het Werkgeversservicepunt wil
De doelstelling van het onderwijs- en jeugdbeleid van
bedrijven inzicht geven in de personeelsbehoefte in de
Bergen op Zoom is zoveel mogelijk jongeren toeleiden
toekomst.
naar een startkwalificatie
Bedrijven krijgen inzicht in de ontwikkeling van hun per-
Daarnaast heeft prestatieveld 2 van de Wmo tot doel om
13 kan met dat
of een ander perspectief.
inzicht
jeugdigen (en hun ouders) te ondersteunen om te voor-
gemeenten en UWV adviseren over het re-integratiebe-
komen dat ze uitvallen en bijvoorbeeld niet kunnen deel-
leid. Gemeenten en UWV hebben dan de tijd om uitke-
nemen aan de maatschappij.
soneelsbehoefte. Werkplein
r-
1B
Met subsidie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur
Ul Aanpassen verorden¡ngen
en Wetenschap werd het pro¡ect 'Move
De huidige re-integratieverordening wordt aangepast op
0n'
uitgevoerd
door het Lokale Meld- en Coördinatiepunt (LMC) voor
de volgende onderdelen:
vroegtijdig schoolverlaten. Uit de evaluatie bleek dat van
-
de '126 voortijdig schoolverlaters er 78 zijn teruggeleid naar opleiding of naar werk, waarvan 53
door Move 0n
(de rest door de reguliere schoolplicht).
resultaat
was dat
schoolverlaters/jeugdwerklozen
potentiële
Kwalitatief
Meer mogelilkheden voor niet-uitkeringsgerech-
tigden en ANW-ers
-
Vereenvoudiging regeling loonkostensubsidie Dwingend opleggen van participatie
voortijdige
een begeleidingspakket
Sociale Zaken heeft zich geconcentreerd op de reductie
aangeboden kregen dat tot stand kwam in samenwer-
van het aantal WWB-klanten. Dit beleid heeft succes
king met sociale zaken, het CWl, onderwijs en leer-
opgeleverd.
plicht. Er is één aanspreekpunt voor de klant in de per-
We willen ons aandeel leveren aan de landelijke afspra-
soon van de trajectbegeleider Move 0n.
ken die het kabinet, de VNG en de sociale partners heb-
De goede ervaringen met Move
0n
hebben tot gevolg
ben gemaakt. Vertaald naar de situatie in Bergen op
dat de integrale oriëntatie op voorti¡dig schoolverlaten
Zoom komt dat neer op een uitstroom van 270 WWB-
en leugdwerkloosheid behouden bliift. Het LMC blijft
klanten en het activeren van
intensief samenwerken met Werkplein 13 en het
tigden'voor 2012.
Werkgeversse rvicepunt.
0m hierop beter en adequaat te kunnen sturen wil
90 niet-uitkeringsgerech-
-I -I
Sociale Zaken de re-integratieverordening aanpassen. Gemeenten, CWl, R0C en sectorale organisaties werken
samen
in de
WERKplein
Leerwerkloketten. Het Leerwerkloket
13
maakt onderdeel
uit van
het
Sociale Zaken wil zo meer mogelijkheden scheppen
Ook de bewerkelijke regeling voor de loonkostensubsi-
Werkgeversservicepunt. Werkgevers, werkenden en
die wil Sociale Zaken vereenvoudigen.
werlaoekenden kunnen daar antwoord krilgen op hun
Als gevolg van de gecoördrneerde werkgeversbenade-
vragen over leerwerktrajecten en scholingsmogelijkhe-
ring in het Werkgeversservicepunt van Werkplein 13 zal
den. Het Leerwerkloket functioneert daarnaast als een
bij werkgevers behoefte ontstaan aan afstemming tus-
loket waar matching plaats vindt van scholingsvragen
sen regelingen voor de loonkostensubsidies, werkerva-
met het aanbod van de samenwerkende partijen op het
ringsplaatsen
gebied van EV0-trajecten en duale trajecten. Ook kan
gemeenten. Dit is een aandachtspunt voor de langere
het de vraag naar leerwerkplekken doorleiden naar leer-
termijn.
lingen en werkgevers.
0ok de afstemmingsverordening wordt herzien.
3.3. Beleid van Bergen op Zoom Ter ondersteuning van het Arbeidsmarktbeleid
I I I
voor ondersteuning aan niet-uitkeringsgerechtigden.
en dergelijke van de
-I rI I I
verschillende
-I -
wil
Bergen op Zoom bestaand beleid aanpassen en waar nodig nieuw beleid ontwikkelen. Daarbij zullen we reke-
ning houden met de uitkomsten van
het
Rekenkameronderzoek. Speerpunten zijn:
19
.
Vll Maatwerk
menten is essentieel. De regietaak van de klantmanager
Onder deze noemer introduceert de gemeente Bergen
is meer dan organiseren. Omdat integratie wordt ver-
op Zoom een totaalconcept waarbij via diverse ontwik-
sterkt door deelnemen aan de samenleving, omdat taal
kelingen een bijdrage wordt geleverd aan de doelstellin-
en gewoonten het best geleerd kunnen worden op een
gen van de gemeente.
werkplek, omdat integratietrajecten goed moeten worden afgestemd op de re-integratie heeft de gemeente
Uitgangspunten voor de vernieuwing: Gericht op re-integratie voor een ruime
Bergen op Zoom er daarnaast voor gekozen de klantma-
r r r '
nagers de duale trajecten voor de integratie uit te laten
doelgroep door maatwerk Klantgericht, minder bureaucratisch en snel Goede administratieve inrichting en
r
voeren.
ondersteuning
Vlll Social return on investment
Duidelijke beschrijving proces en instructie
Bij de aanbesteding van werk wil de gemeente Bergen op Zoom standaard als eis stellen dat 5% van het uit te
Maatwerk past ons inziens het beste bij de klanten die
voeren werk door werþoekenden uit de bestanden van
nu uitkeringsgerechtigd zijn. ln het klantenbestand tref-
de gemeente en UWV en WSW-geïndiceerden moeten
fen we uitkeringsgerechtigden aan met een heel diverse,
worden uitgevoerd. De visienota is afgestemd met het
vaak multidisciplinaire problematiek. De diagnose van
college en vraagt om implementatie. Het gaat niet alleen
problematiek en mogelijkheden, interesses en eerder
om opdrachten voor de bouw maar o.a. ook groen
verworven competenties is belangrijk. Daarnaast moet
zorg.
I I I I I
en
zorgvuldig een traject naar werk worden samengesteld. Afspraken met de klant moeten duidelijk zijn en veelvul-
r-
dig contact is noodzakelilk voor een goede begeleiding.
3.4. Planning
Ook contact met de leverancier van de maatwerkinstru-
ln onderstaande tabel geeft Bergen op Zoom aan wan-
I I I I I I I I I
neer de speerpunten zijn gerealiseerd.
Speerpunt
I
il ilr
tv v
P i lot g eïn te g re e rd
2008 e
d i e n stv e rle n i n
q
We rkp I e i n
1
2009
2010
20'11
2012
r
3
Van Adviesraad naar Platform Werk. educatie en inburqerinq Onderzoek pool partti mers
I I I
Uitbreidinq met het Poortwachtercentrum Verstefuen samenhanq met onderwiis en ieuodbeleid
vt Aa npassen verordeningen vtl Maatwerk vilt Social retum on lnvestment
20
4. Speerpunten
voorwaarde dat het maatschappelijk nuttig werk is. Voor zover het activiteiten betreft voor mensen die enig
participatiebeleid Mensen die nog niet in staat zijn regulier te gaan wer-
ken, kunnen rekenen op onze speciale aandacht. Wij hanteren als uitgangspunten:
middelen uit het W-deel te benuüen.
ln
bepaalde gevallen kan het verlenen van mantelzorg
onderdeel uitmaken van een reTntegratietralect dat is
- Aansluiten bij de interesses van de mensen;
- De kracht van de betrokkenen wordt optimaal benut; - Een aanbod van activiteiten gaat gepaard met een onde rsteuningsaanbod
¡
perspectief hebben op de arbeidsmarkt, zijn hiervoor
gericht op het werken in de zorg. Als het verlenen van mantelzorg niet is te combineren met de arbeidsverplichting kan om dringende reden een (tijdelijke) onthef-
;
- Verschillende instrumenten uit verschillende wetten worden ingezet om te bevorderen dat meer mensen actief in de samenleving participeren.
fing van de arbeidsverplichting aan de uitkeringsgerechtrgde worden verleend. Het verlenen van een (tijdelijke)
ontheffing is en blijft een individuele afweging per uitke-
ringsgerechtigde. Uitgangspunt
ln dit hoofdstuk worden de speerpunten voor het participatiebeleid aangeduid met hoofdletters. Aan het eind
wordt per speerpunt een planning gegeven.
blijft Werk
boven
lnkomen.
I Bergen op Zoom wil het participatiebeleid in nauw over-
leg met instellingen en organisaties vorm
geven.
I
-
Speerpunten zijn:
4.1. Participatiebeleid van Sociale Zaken De doelgroep van participatiebeleid bestaat uit klanten
die zi¡n ingedeeld bij het team ZORG van de afdeling Sociale Zaken (60% van de klanten). Deze WWB-klan-
ten kunnen wij niet binnen een periode van 5 jaar naar de arbeidsmark bemiddelen. Het gaat om77% uan de klantengroep ZORG. De overigen hebben een aanvulling
op hun AOW Veel van deze klanten hebben een tijdelijke ontheffing
van de arbeidsverplichting. Een deel van de klanten in deze groep zou op termi¡n nog kunnen re-integreren, maar daar is veel geduld voor nodig. Ervaring leert dat
hiervoor een langere tiid nodig is, gemiddeld ruim 2 ßar. Sociale Zaken wil deze groep zoveel als mogelilk met behulp van maatwerk activeren. Aan mensen voor wie betaalde arbeid niet op korte termijn haalbaar is, biedt
Sociale Zaken zinvolle bezigheden en instrumenten zoals (para)medische hulp, psycho-sociale trainingen of
therapieën en/of sociaal-maat-schappelijke ondersteuning.
A. Een Platform Participatie opr¡chten Analoog aan het Platform gekoppeld aan
I -I I I I, I
het
Werkgeversservicepunt gaan we met de organisaties overleggen. Het doel
is informatie te krijgen over de
behoefte aan (onbetaalde) krachten en de mogelijkhe-
den voor participatieplekken. ln het platform stemmen
we af om te voorkomen dat verschillende
-
I I I I I
partijen
dezelfde organisaties en instellingen benaderen op zoek naar participatieplekken. Het gaat ons om het coördineren van de speurtocht naar:
- Maatschappelijke stages voor leerlingen; - Stageplekken als praktijksituatie voor inburgerings
-I -
programma's;
- Participatieplekken voor de doelgroep van sociale zaken.
Veel van de organisaties en instellingen die wij op het
oog hebben, kennen onze WWB-klanten goed. Een aantal organisaties en instellingen heeft contact met klanten die wij moeili¡k kunnen bereiken. ln het Platform kunnen
0m participatie te stimuleren wil Sociale Zaken
we de kennls en ervaring uitwisselen. een
beleid met onkostenvergoedingen, premies en dergelij-
ke ontwikkelen. Sociale Zaken verstreK een onkostenvergoeding aan klanten die vrijwilligerswerk doen op
2t
B.
lnventarisalie van de mogelijkheden van participatie
complexe problemen op verschillende levensterreinen.
De vraag op de arbeidsmarkt is in verschillende studies
Schulden, een detentieverleden en/of sociaalpsychische
in kaart gebracht door het CWI en door het rpA West-
problemen. Maatwerk is geboden.
Brabant. Hoe de vraag er op
de participatiemarkt uit
Mensen die nu aan de kant staan hebben doorgaans
Flankerende voorzieningen
in de vorm van het
ziet, is niet precies bekend. Wij verwachten dat zorgin-
Armoedebeleid en schuldhulpverlening zijn noodzake-
stellingen, sportverenigingen, welzijns- en sociaal-cul-
lijk. Sociaal-psychische ondersteuning is een voorwaar-
turele instellingen en andere organisaties medewerkers
de.
kunnen gebruiken. Maar we weten niet hoeveel en wat
De klantmanagers van sociale zaken voeren de regie om
de mogelijkheden zijn, wat die organisaties aan begelei-
een integrale benadering van de complexe problemen te
ding en coaching kunnen bieden.
realise ren.
Sociale Zaken maakt in samenwerking met Welzijn en
ken en de behoefte van (maatschappelijke) instellingen
E. Doe iets terug voor je uitkering ls perspectief op werk niet of nog niet aanwezig,
en organisaties aan vrijwillige krachten.
vraagt Bergen op Zoom WWB-klanten iets terug te doen
Zorg een inventarisatie van beslaande participatieplek-
voor de uitkering. Klanten die geen perspectief
dan
op
C. Re-integratiebeleid uitbreiden met parlicipatiebeleid
(betaald) werk hebben, doen zo iets terug voor de uitke-
We willen bereiken dat mensen met een bijstandsuitke-
ring die niet direct aan hun arbeidsinschakeling werken,
van activiteiten, in plaals van (voor)trajecten. Vaak is bezig zijn juist een welkome afleiding. ls men eenmaal
toch in beweging zijn. Dat geldt voor klanten mét
en
actief, dan ontstaat vaak vanzelf de behoefte en de
klanten zonder een arbeidsverplichting. Hiertoe behoren
noodzaak om beperkingen en belemmeringen op te los-
ook de klanten die vallen in de doelgroepen als bedoeld
sen. Participatie is de weg naar re-integratie. ln die zin
in de prestatievelden 7, 8 en 9 van de Wmo (denk aan
kan participatie ook dwingend worden opgelegd.
I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I
ring. Het accent komt meer te liggen op het aanbieden
ex-verslaafden en GGZ-klanten). Beide groepen willen we de kans geven een bijdrage te
F. Een nieuw aanbod creëren.
leveren aan de samenleving. We willen actief instrumen-
Bergen op Zoom wil een aantrekkelijk aanbod creiiren
ten aanbieden aan mensen met grote afstand tot
de
voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.
arbeidsmarkl, die niet binnen 2 jaar is te overbruggen.
Mogelijkheden daarvoor liggen in de verbinding met de
Dit betekent een verbreding van de doelgroep van
Wmo (met name prestatieveld 1: het bevorderen van
Sociale Zaken.
sociale samenhang in wijken en buurten), inburgering en het beleid sociale infrastructuur.
D. Maatwerk
We willen voorkomen dat het bevorderen van participa-
Sociale Zaken gaat verder met het screenen van 770
tie van mensen die nu nog langs de kant staan een stig-
klanten die over een langere periode kunnen re-integre-
matiserend effect heeft op de betrokkenen. 0nze voor-
ren. Ook Zorgklanten krijgen aandacht die hen moet lei-
keur gaat uit naar activiteiten waaraan verschillende
den naar (on)betaalde arbeid. Dat vraagt maatwerk,
groepen van de bevolking zij aan zij participeren. Deze
zorgvuldige diagnose en veel c0ntact met de klant. 0p
opzet versterkt de sociale cohesie in de samenleving.
deze manier
wil Sociale Zaken inzicht krijgen in
de
Projecten van bewoners (waaronder uitkeringsgerech-
mogelijkheden van de klanten en instrumenten op maat
tigden) in wijken en in de woonservicegebieden bieden
aanbieden. We willen inzicht krijgen in de problematiek
hiervoor goede aanknopingspunten. ISV-wijken bieden
maar ook in de mogelijkheden van de klanten, hun hob-
kansen om hieraan uitvoering te geven.
by s en interesses.
22
We denken aan bijvoorbeeld:
4.3. lnburger¡ng en participatie
r
Het organiseren van klussendiensten, hand- en
De kern van de Wet inburgering is dat in beginsel alle
spandiensten als aanvulling op het reguliere aanbod
vreemdelingen tussen de 16 en 65 ¡aar die duurzaam in
op de arbeidsmarkt;
Nederland willen verblijven een inburgeringsplicht heb-
r ¡ r
Het
tot stand brengen van algemene voorzieningen
--
ben. De wet geldt zowel voor nieuwkomers als voor
als alternatief voor individuele Wmo-verstrekkingen;
oudkomers. Zij hebben aan de inburgeringsplicht vol-
Het stimuleren van nieuwe activiteiten in de woon-
daan als het inburgeringsexamen is gehaald. De inbur-
servicegebieden zoals het ontwikkelen van wijk
gering heeft als doel de Nederlandse samenleving te
websites;
bevorderen en de Nederlandse taal te leren.
Participatieplekken rond evenementen in de stad.
ln
september 2007 presenteerde het kabinet het
Wij willen dit aanbod in overleg met organisaties creë-
Deltaplan lnburgering om de kwaliteit van de inburge-
ren. Het 0pstap Diensten Centrum (0DC) zal hierin een
ring te verbeteren. Het kabinet wil dat in 2011 80% van
rol vervullen.
de inburgeringsprogramma's een duaal karaker heeft. Dus niet alleen de combinatie inburgering en re-integra-
G. Ondersteuning bieden bij maatschappelijke participatie
ticipatie. lnburgeraars moeten sneller een inburgerings-
Mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarK, al
programma krijgen.
tle, maar ook de combinatie tussen inburgering en par-
dan niet met een arbeidsplicht, hebben niet alleen plek-
ln afwachting van de wetgeving, mogen gemeenten het
ken nodig waar zi¡ actief kunnen zijn, maar ook begelei-
Deltaplan al uituoeren.
--
I -I I.
ding. Een deel van deze groep heeft bijvoorbeeld te weinrg zelfuertrouwen om op eigen kracht actief te gaan
L Duale trajecten
participeren. Zonder goede begeleiding is de kans op
We zetten actief in op duale inburgeringstrajecten. De
uitual groot. Ondersteuning voorkomt dat mensen weer
combinatie van inburgering en re-integratie en inburge-
een teleurstelling moeten verwerken. Wij bieden de
ring en (sociale) activering zien we als een stimulans
begeleiding als maatwerk aan. Dit kan gebeuren door de
voor integratie in de samenleving. Het stopt nret na het
klantmanagers van Sociale Zaken of door de organisatie
inburgeringstraject: met name vrouwen die dit tra¡ect
waar de klant actief is.
goed hebben doorlopen en verder willen - maar dat nu
E
-
inburgering
I
r I I I I-
nret kunnen omdat ze geen uitkeringsgerechtigde zijn -
4.2. Participalie
kunnen zich door deze duale trajecten sneller ontwikke-
Speerpunt van de afdeling sociale zaken dat raakt aan
len en een rol gaan vervullen in de maatschappij.
r¡ II I
prestatieveld 4 van het Wmo-beleid is:
J.
lnburgeraars voor inburgeraars
H. Social return on ¡nvestment ¡n de sociale
ln het kader van het voormalige 0udkomers programma
sector Vergelijkbaar met social return on investment in het
zijn goede ervaringen opgedaan met zogenaamde 'inburgeringscoaches'. 0udkomers die het inburge-
bedrijfsleven willen we met woningcorporaties, maat-
ringsprogramma hadden doorlopen hielpen nieuwelin-
schappelijke instellingen, sportverenigingen en andere
gen 0p weg.
organisaties afspraken maken over de participatieplek-
Dat programma ontstond in overleg met de instellingen
ken. Nemen organisaties en instellingen zelf de begelei-
en organisaties in Bergen op Zoom.
ding van onze WWB-klanten op zich, dan komen zi¡ in
We hebben ons voorgenomen deze aanpak voort te zet-
aanmerking voor een vergoeding.
ten in het inburgeringsprogramma en over te nemen
voor andere groepen. Ook met succes geactiveerde klanten van sociale zakenziin een goed voorbeeld voor andere klanten.
23
4.4 Planning ln onderstaande tabel geven we de doorlooptild van de acties aan.
Speerpunt
2008
A.
O p ric
B.
lnventarisatie van de moaeliikheden van narTicioatie e be le id u itb re id e n met pa r7i cpati e be I eid Maatwerk Doe iets terue voor ie uitkerinq Een nieuw activerinqsaanbod creëren Ondersteuninq bii maatschappeliike oafticioatie Socla/ return on investment in de sociale secfor Duale traiecten inburoerino I nbu rgera a rs voor in bu reeraars
c. D. E. F. G.
H. t.
J.
htin,a P I atfo r m
p a ftici p ati
2009
2010
2011
2012
e
Re -i nteg rati
I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I
24
5. Slot
samenwerken in regionaal platform arbeid op ambtelijk niveau, in de keten samen werken met regio gemeenten
De Gemeente Bergen op Zoom heeft in deze nota weer-
in Werkplein 13 met werkgeversservicepunt en in het
gegeven hoe zij integraal, regionaal en samenhangend
pa rti ci pati
arbeidsmarkt-
en
participatiebeleid
wil
e
p
latf o rm.
vormgeven.
Daarbij rekening houdend met de verwachting dat
Dat betekent ook dat de doelgroep van klanten met wie
West-Brabant vanaf 2010 niet meer aan de vervan-
de Gemeente Bergen op Zoom, afdeling sociale zaken
gingsvraag van arbeid kan voorzien, het feit dat de
actief aan de slag gaat, groter wordt. Klanten die kunnen
match tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt niet
re-integreren krijgen daarvoor een re-integratietraject
optimaal is en dat de economisch sociale omgeving
op maat dat de klantmanager zelf inkoopt en regisseert.
dynamisch is.
ook mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt krijgen maatwerktrajecten aangeboden en klanten die
Het college van B&W wil dat iedere burger in Bergen op
Zoom meedoet.
ln het Lokaal
Sociaal Beleid en de
moeten / willen integreren krijgen (duale) trajecten aan-
geboden. Minima die geen uitkering hebben, worden
kadernota Wmo van de gemeente Bergen op Zoom is
ook gefaciliteerd als zij willen deelnemen aan
het belang van deelnemen aan de maatschappij ver-
arbeidsmarK.
de
woord. 0m die ambitie te kunnen invullen moet arbeids-
markt- en participatiebeleid ruimte bieden voor maat-
Daarnaast zal intensiever contact noodzakelijk zijn met
werk.
het netwerk van werkgevers, ketenpartners, leveranciers, onderwils etc. Regionaal, ketenbreed en integraal
Activiteiten van de afdeling sociale zaken zullen regio-
werken vraagt afstemming met een groot aantal stake-
naal en ketenbreed hun invulling krijgen voor re-integra-
holders.
tie, participatie en inburgering. Dat krijgt gestalte in het
I
25
Bijlage
I Sterkte en zwakte-analyse Arbeidsmarkt-
en participatiebeleid
De sterkte en zwakte analyse is gebaseerd op de eerder genoemde onderzoeken en rapporten.
Daarnaast is gebruik gemaakt van de discussie in de gemeenteraad van Bergen op Zoom, van 14 januari 2008.
La Arbeidsmarktbeleid
Werkgelegenhe¡d Sterke ounten en kansen gunstige geografische ligging voor logistiek groei werkgelegenheid in alle sectoren industrie en zorgsector grootste werkverschaffers veel startende ondernemers regiofunctie van Bergen op Zoom Maintenance Valley Woensdrecht participatie in netwerken, zoals O&O&O en
Zwakke punten en bedreiqinqen - eenzijdige werkgelegenheidsstructuur - groot aantal moeilijk vervulbare vacatures (vervangingsvraag en uitbreiding) - het imago van CWI en gemeenten is bij werkgevers is minder goed. - Vooroordelen over de werkzoekenden. Werkgevers hebben de indruk dat er met werkzoekenden die door vanuit Werkplein 13 worden bemiddeld naar de arbeidsmarkt 'iets aan de hand is'. - Structurele samenwerking van ondenruijs, ondernemers en overheid kan beter. - lntegraal werken binnen de gemeente is een must. - Afstemming tussen onderwijs en arbeidsmarkt,
opleidingen van werkzoekenden sluiten niet voldoende aan bii wat werkqevers vraqen.
Beroepsbevolk¡ng Sterke punten en kansen
Zwakke punten en bedreiqinqen
- toenemende arbeidsparticipatie vrouwen - toenemende arbeidsparticipatie ouderen - succes programma 4S-plussers naar werk van
- Vergrijzing
cwr - succes re-integratiebeleid gemeente - de ketensamenwerking gemeenten, CWI/UWV in Werkplein 13, het Werkgeversservicepunt - Leeniverkloket op Werkplein 13 - benutten van het arbeidspotentieel van mensen die niet als werkzoekend bij het CWlzijn ingeschreven en niet bekend zijn bij UWV en de gemeenten. ln de termen van de Wet Werk en Bijstand (WWB) zijn dit de zogenaamde 'niet-uitkeringsgerechtigden' of 'nuggers'. Dit vraagt wel flexibiliteit van werkgevers.
- ln Bergen op Zoom en omgeving (nog)te weinig aanbod voor jongere leeftijdsgroepen op het gebied van cultuur en recreatie. City marketing moet worden opgepakt. - werkzoekenden met of zonder uitkering met grote afstand tot de arbeidsmarkt (leeftijd, opleiding, etniciteit). 55+-groep is groot. Zij hebben coaching nodig en leeftijdsdiscriminatie moet worden tegengegaan; - geringe (bereidheid tot) arbeidspendel uit Bergen op Zoom - beperkt aanbod (beroeps)opleidingen, geen hbo-opleidingen - Voorkom dat mensen werkloos geraken
26
n r1
r'ì l.b. Participatiebeleld
tÌ t'1 tl Participatiebeleid
fl
{t
Sterke kanten en kansen
Zwakke punten en bedrelqinoen
- Een rijk verenigingsleven bestaande uit een groot aantal instellingen en organisaties voor welzijn, zorg, sport, cultuur en recreatie. - Win-win-situatie voor organisaties en instellingen die hun dienstverlening kunnen verbeteren. Winst voor mensen die zich weer
- Over de interesses en hobby's van mensen met een WWB-uítkering is nog weinig bekend. Een aantal mensen is reeds als vrijwilliger actief, anderen zijn ingeschakeld als mantelzorger. - Voorkomen moet worden dat het stimuleren van participatie tot gevolg heeft dat reguliere banen verdwijnen. - De behoefte van verenigingen en instellingen aan helpende handen is onvoldoende bekend. - Er is geen actieve Vrijwilligersvacaturebank. - Matching tussen vraag naar en aanbod van is niet bekend. lnformatie over vrijwilligersvacatures is moeilijk te vinden. - Ook een acfiveringstraject kan zonder succes worden beëindigd. Dit is voor de betrokkene opnieuw een teleurstelling.
gewaardeerd voelen.
- Participatie doorbreekt het sociaal isolement waarin veel mensen met een uitkering in zijn beland. Hebben zijeenmaalgeproefd aan het actief zijn en meer zelfvertrouwen opgebouwd, dan is dat voor velen een stimulans (regulier) te gaan werken. - Over het bestand WWB is steeds meer kennis aanwezig. Re-integratiebeleid is voornamelijk gericht op uitstroom naar betaald werk.
:
ti Ir lr t'
l
I
{: 1i (: t
l, !i lr t; L
f. t; t; II
il l¡ fI tr II t;
ri
ti 27
t; t; t:
ti
Bijlage 2 Regionale afspraken in West-Brabant Op het Symposium "Het werkt in West-Brabant" van 6 maart 2008 hebben de regiogemeenten (Breda, Etten-Leur, oosterhout, Roosendaal en Bergen op Zoom), cwl, uwv, Roc west-Brabant, MKB, Unie Mhp, CNV en ZLTO afgesproken een achttaldoelstellingen na te streven. De doelstellingen zijn opgenomen in het Regionaal Arrangement en moeten in 20ll gerealiseerd zijn. Doelstellingen van de regio West-Brabant: 500 extra EVC-trajecten in de sectoren zorg, logistiek, techniek, de agrarische sector en de zakelijke dienstverlening 200 extra duale trajecten in de sectoren zorg, logistiek, techniek, de agrarische sector en de zakelijke d ienstverlenin g 25% minder mensen in de bijstand en de WW 1250 extra niet-uitkeringsgerechtigden aan een baan helpen 100 ondernemers passen actief HRM-beleid toe (bewustwording vergroten om een goede werkgever te zijn) lntegrale dienstverlening realiseren in vijf bedrijfsverzamelgebouwen met werkgeversservicepunten en leemrerkloketten Aansluiting ondenrijs en bedrijfsleven versterken Goede en tijdige communicatie naar de doelgroepen en deelnemende part|en (werkgevers, onde¡nemers, werknemers, werkzoekenden ).
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
28
Bijlage 3 Elementen, ambities en speerpunten ln het onderstaande schema wordt de relatie aangegeven tussen de elementen die invloed hebben op het arbeidsmarkt- en participatiebeleid, de ambities die zijn beschreven in hoofdstuk 2 en de speerpunten zoals benoemd in de hoofdstukken 3 en 4.
1
Elementen
Ambities
Speerpunten
Economische ontwikkeling
Bergen op Zoom streeft naar meer variatie in de werkgelegenheid.
F-conornie. Cuituur, Toerisme Nola
Uitkeringsgerechtigden en nuggers zoveel mogelijk richting groeisectoren re-integreren
2
3
(Beroeps) bevolking
Educatie en opleiding
Een aantrekkelijk woon- en leefklimaat bieden voor jongere leeftijdsgroepen.
Economie , Cultuur, l-i¡erisme Nota
Re-integreren in duurzame arbeid, naar reguliere banen
l+ V Samenwerking
f oI27 jaar ten minste startkwalificatie Preventie schooluitval
lntegratie en re-integratie
versterken elkaar
4
Vacatures regulier en onbetaald
ll Adviesraad werkgeversservicepunt ontwikkelen tot Platform Arbeids marktbeleid.
regiogemeenten en UWV om aanbod werkzoekenden te vergroten. lntegrale dienstverlening realiseren in Werkplein 13 met het werkgeversservicepunt en het leerwerkloket. C. + Vl Re-integratiebeleid uitbreiden met doelgroep nietuitkeringsgerechtigden.
V Werkzoekenden lot27 jaar krijgen leer-werktrajecten ( BBL etc.). V Werkzaamheden LMC voortzetten, in samenwerking met
Werkplein 13. Move on voorzetten en uitbreiden. l. lntegratie en re-integratie oooakken in duale traiecten.
Onderzoek mogelijkheden
B. lnventarisatie mogelijkheden in
participatie
het vrijwilligerswerk, bij
maatschappelijke- , welzijns- en Vraaggerichte re-integratie
andere orqanisaties. lll ln samenwerking met uitzendbureaus pool opzetten om van meerdere parttime banen 1 orote baan te maken. Vlll Vacatures scheppen door social return on investment.
29
5
Specifieke aandacht voor ouderen
I Pilot geätegreerde dienstverlening in Werkplein 13
.
lV Preventie van werkloosheid door opnemen Poortwachtercentrum in Werkoeversserviceount. Een (nieuw) participatieaanbod ontwikkelen.
A. Platform Particioatie onrichtenG. Re-integratiebeleid uitbreiden
met particioatiebeleid.
Vll + D. Maatwerk E. Doe iets teruq voor ie uitkerino. F. Een nieuw activeringsaanbod creëren G. Ondersteuning bieden bij maatschappel iike particioatie. H. Social return on investment in de sociale sector. l. lnburgeraars duale trajecten aanbieden ook in de combinatie inburgerinq en oarticioatie.
30
Bijlage 4 Overzicht beroepen en krapte-indicator
middelbare technische beveiligingsberoepen lagere algemeen agrarische beroepen lagere graf ische beroepen lagere elektrotechnische beroepen
middelbare metaalkundige beroepen middelbare commerc¡eel-a grarische beroepen middelbare bouwkundige beroepen middelbare bevei ligi ngsberoepen middelbare elektrotechnische beroepen (excl automatisering ed) middelbare technisch-, wìskundig- commerciële, administratieve beroepen middelbare bedr¡jfskundi ge beroepen lagere
al
gemene transportberoepen
lagere weg- en waterbouwkundige beroepen
middelbare werktuigbouwkundige beroepen ed m¡ddelbare administratieve beroepen (automat¡ser¡ng ed) ed lagere bouwkundige beroepen middelbare procestechn ische beroepen lagere verkoopberoepen middelbare algemeen verzorgende beroepen middelbare technisch-(para)medische beroepen
middelbare commerciêle beroepen ed lagere metaalkun dige beroepen middelbare wiskundige, natuurwetenschappelijke beroepen lagere procestechnische beroepen lagere werktuigbouwkundige beroepen ed middelbare grafische beroepen ed middelbare verkoopberoepen middelbare sociaal-maatschappelijke beroepen ed middelbare algemene (para)medische beroepen
middelbare administrat¡eve beroepen (excl automatisering ed) ed elementa¡re beroepen
middelbare kunstz¡nn¡ge beroepen lagere algemeen verzorgende beroepen ed middelbare weg- en waterbouwkundige beroepen lagere administrãtieve beroepen lagere beveili g¡ngsberoepen
middelbare docenten sportvakken lagere techn¡sche beroepen neg technische beroepen (onqeacht specialisat¡e)
31
Lijst van gebruikte afkortingen
WWB: WMO: CWI: U1/úV: rpA: WSW: \WS: NWW: KvK: ROC: LMC: ANW: W-deel:
Wet Werk en Bijstand Wet maatschappelijke ondersteuning Centrum voor Werk en lnkomen Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
regionaalplatform arbeidsmarkt Wet Sociale Werkvoorziening Werk Voorzieningschap (uitvoerder WSW) niet werkende werkzoekenden
Kamervan Koophandel RegionaalOpleidingscentrum Lokaal Meld- en Coördinatiepunt voor vroegtijdig schoolverlaten Algemene nabestaandenwet Werkdeel van de \ÍVWB (te onderscheiden van het l-deel, wat staat voor het inkomensdeel)