Wegwijzer
Methodische benadering van (vermoedens van) ouderenmis(be)handeling
In opdracht van
In samenwerking met
29 september 2009
"De bron van elke misdaad is een bepaald gebrek aan inzicht, een foute redenering of een plotseling opkomende begeerte". Thomas Hobbes, Brits filosoof, 1588-1679
1 Inhoud 1
Inhoud ................................................................................................ 2
2
Visie ................................................................................................... 3
3
Inleiding ............................................................................................. 4
4
Achtergrond ........................................................................................ 5
5
4.1
Definiëring ..................................................................................... 5
4.2
Epidemiologie ................................................................................. 6
4.3
Kenmerken voor ouderenmishandeling .............................................. 8
4.4
Vormen van mishandeling .............................................................. 10
4.4.1
Lichamelijke mishandeling ........................................................ 10
4.4.2
Psychische mishandeling .......................................................... 10
4.4.3
Financieel misbruik .................................................................. 10
4.4.4
Verwaarlozing ......................................................................... 10
4.4.5
Schending van rechten ............................................................. 10
4.4.6
Seksueel misbruik ................................................................... 11
Methodiek voor de hulpverlening .......................................................... 12 5.1
Het begrip methodiek .................................................................... 12
5.2
Modellen ...................................................................................... 13
6
Flowcharts ......................................................................................... 18
7
Bijlage 1: Preventie ............................................................................ 20
8
Bijlage 2: Vroegdedectie ..................................................................... 21
9
Bijlage 3: checklist ............................................................................. 30
Bijlage 4: registratieformulier .................................................................... 33 10 Bijlage 5: Actieplannen ....................................................................... 38 11 Bijlage 6: Juridisch kader .................................................................... 43 12 Casus ............................................................................................... 81 13 Bibliografie ........................................................................................ 88
2 Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.2
2 Visie De overheid stimuleert de thuiszorg. Bovendien wensen steeds meer ouderen thuis te blijven. Daardoor groeit deze sector niet alleen enorm snel, maar neemt ook de zorgzwaarte zeer snel toe, waardoor men op zijn ‘grenzen’ stoot. Door deze evolutie neemt de kans op ouderenmis(be)handeling toe. Het
woon-zorgdecreet
voorziet
voor
de
ziekenfondsen
een
rol
vor
zorgbegeleiding en wij wensen hier een pro-actieve rol in te spelen. Daarom wensen
wij
hier
intermutualistisch
aan
tegemoet
te
komen
door
onze
medewerkers in de diensten voor maatschappelijk werk van de ziekenfondsen een onderbouwd kader met stappenplan aan te bieden. Hiertoe streven we in overleg met het meldpunt ouderenmis(be)handeling naar een uniform registratiesysteem. Vroegdedectie is een must en het terrein van de maatschappelijk werker, wat wij ondersteunen door vorming, training en opleiding. Wij vinden het zeer belangrijk dan onze veldwerkers dit opmerken en steunen hen gedurende het volledige hulpverleningsproces. Wij kiezen resoluut voor hulpverlening waardoor er na (multidisciplinair) overleg, een opvolging wordt opgestart waarbij wij in een methodische ondersteuning voorzien. Bij onze benadering vertrekken wij steeds vanuit de cliënt. Wij werken aan een verdere bewustwording bij de maatschappelijk werker van zijn maatschappelijke opdracht en verantwoordelijkheid en bieden wij daarom handvaten en een flowchart aan om met deze problematiek om te gaan. Dit is een start, waarbij we verder werk willen maken van inventarisatie van knelpunten, uniforme eenvoudige registratie en samenwerking.
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.3
3 Inleiding Deze werkmap is het resultaat van een intermutualistisch project en is geschreven voor hulpverleners die (gaan samen)werken rond het oplossen van situaties van ouderenmishandeling. Over ouderenmishandeling is de laatste decennia veel geschreven: vooral over de definiëring, de achtergrondvariabelen en de juridische aspecten en een aanzet tot methodiek. Daarnaast is er, met vallen en opstaan werk gemaakt van een meldpunt ouderenmis(be)handeling. Door het opbouwen van kennis en het uitwisselen van ervaring groeit het inzicht in de problematiek. Daardoor zijn er vandaag de dag reeds mooie voorbeelden van methodieken en registraties in gebruik én in ontwikkeling. Binnen het intermutualistisch overleg wou men de krachten bundelen om te komen tot een uniforme aanpak waarvan deze werkmap het gevolg is. Het is duidelijk een werkdocument, dat vanuit een visie handvaten aanbiedt in de detectie, exploratie en aanpak van het probleem. Hierdoor hebben we doorheen het proces keuzes gemaakt en is dit geen volledig naslagwerk. In een eerste paragraaf geven we aan vanuit welke visie we kijken naar het probleem van ouderenmis(be)handeling. Vervolgens geven we een woordje uitleg bij de gekozen visie achter de methodiek om zo de methodiek zelf aan te reiken via flowcharts. Deze flowcharts zijn bedoeld als werkinstrumenten waarbij de bijlagen zorgen voor extra voeding.
We wensen jullie alvast veel succes met het werkmateriaal!
Geel, 29 september 2009 Marleen Janssens en Lieven De Maesschalck
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.4
4 Achtergrond
4.1 Definiëring De term ouderenmis(be)handeling of “elder abuse” is nog geen kwarteeuw oud. Hij werd midden de jaren 80 geïntroduceerd in Amerika. Uit het werk van Dr. Rosalie Wolf ontstond er een internationale organisatie rond “elder abuse”, de INPEA, International Network for the Prevention of Elder Abuse1. Het internationaal Netwerk voor de preventie van ouderenmis(be)handeling stelt volgende definitie voorop: “ Elder abuse is a single or repeated act, or lack of appropriate
action,
occuring
within
any
relationship
where
there
is
an
expectation of trust which causes harm or distress to an older person”2.
Volgens de Raad van Europa, “is er sprake van geweld bij elke daad of verzuim die een schending is van iemands leven, lichamelijke of geestelijke integriteit of vrijheid die de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid ernstig in het gedrang kan brengen.”
De
meest
gehanteerde
definitie
is
deze
van
Comijs
(1996).
Onder
ouderenmishandeling verstaat Comijs: ‘Al het handelen of nalaten van handelen jegens (geheel of gedeeltelijk) afhankelijke ouderen vanaf 65 jaar door diegene(n) die in een persoonlijke en / of professionele relatie met die oudere staat(n), waardoor de oudere herhaaldelijk lichamelijke, geestelijke of materiële schade lijdt of zal lijden.’
Hieronder worden de volgende vormen van mishandeling verstaan: - lichamelijk geweld: schoppen, slaan e.d. - seksueel geweld - verwaarlozing zoals uitdroging, doorliggen, medicatie onthouden e.d. - psychisch geweld: treiteren, sarren, bedreigen, beschuldigen e.d.
1
2
www.inpea.net World report on violence and health.2002 Chapter 5 – abuse of the elderly- p. 127
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.5
-
schending
van
rechten:
contacten
met
de
buitenwereld
verbieden,
zelfbeschikking weigeren e.d. -
financiële
uitbuiting:
verkoop
van
eigendommen
zonder
toestemming,
pinpasjes ongeoorloofd gebruiken e.d.3
Het centraal meldpunt ouderenmis(be)handeling en de provinciale steunpunten ouderenmis(be)handeling hanteren in hun definitie de leeftijdsgrens “vanaf 55 jaar”4. Over deze leeftijdsgrens bestaat in de literatuur over ouderenmis(be)handeling geen eensgezindheid, waardoor onderzoeksresultaten niet altijd vergelijkbaar zijn.
In
deze
wegwijzer
gebruiken
wij
de
bovenstaande
definitie
van
ouderenmishandeling maar laten de intramurale professional buiten beschouwing gezien deze wegwijzer gericht is op de eerste lijn.
4.2 Epidemiologie Incidentiecijfers en prevalentiecijfers5 zijn zeer moeilijk naar waarde te schatten onder andere omdat:
er geen uniform registratiesysteem is
er niet gewerkt wordt vanuit een eenduidige definitie
er is geen verplichte rapportering is
Daarom kunnen gerapporteerde cijfers niet zomaar vergeleken worden. Lach et al. (1998) wijzen erop dat in bepaalde studies zelfverwaarlozing beschouwd als ouderenmis(be)handeling, terwijl dit in andere niet het geval is.
3
Comijs H.C, Pot A.M., Smith J.C. Elder abuse in the community prevalence and consequences. J Am Geriatr Soc. ,1998;46: 885-8. 4 VERVAECKE I, et al., Handelingsprotocol Centraal Meldpunt Ouderenmis(be)handeling, goedgekeurd door de Centrale Stuurgroep van het project ‘voorbereiding van een centraal meldpunt ouderenmis(be)handeling, ongepubliceerd document, CAW Zuid-Oost-Vlaanderen, 2003 5
Incidentie verwijst naar het aantal nieuwe gevallen per tijdseenheid per aantal van de bevolking, terwijl de prevalentie aangeeft hoeveel mensen er op een bepaald moment aan dit fenomeen lijden.
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.6
Toch willen we u op basis van de gids ouderenmis(be)handeling van De Deken L., en Pas L., (2004) enig cijfermateriaal niet onthouden.
Algemeen kunnen we stellen dat de epidemiologische gegevens verschillen vertonen van land tot land. Dit komt onder andere omdat er in sommige landen nog een sterke stigmatisering is tot zelfs een verbanning.
Onderzoek in Amerika schat dat oudermis(be)handeling en verwaarlozing voorkomt bij 3 tot 4 % van de oudere populatie6. Men schat dat er ongeveer 1 miljoen gevallen voorkomen per jaar. Seksueel misbruik zou bij bejaarden vrij miniem zijn7. Een overzichtsstudie van familiaal geweld in Canada toonde aan dat 7 % van de bejaarden reeds een vorm van emotionele mis(be)handeling reeds heeft ondergaan, 1 % financiële verwaarlozing en 1 % fysisch misbruik of seksuele mishandeling gedurende de laatste 5 jaar8 Men stelt wel een stijging van het aantal gerapporteerde gevallen van ouderenmis(be)handeling vast. Ruim 5% van de onderzochte groep 65-plussers in Nederland bleek slachtoffer te zijn (geweest). Dit is vermoedelijk een onderrapportage. Dezelfde Nederlandse studie geeft aan dat de 1-jaarsprevalentie 5.5 % bedraagt. De prevalentie van verbaal geweld: 3.2 %, financieel misbruik: 1.4 % en fysiek geweld: 1.2 %9.
In België kennen we cijfers van het meldpunt ouderenmis(be)handeling voor Vlaanderen en in Wallonië en Brussel van de Alma France en Alma WallonieBruxelles. Tussen deze cijfers zien we opmerkelijke verschillen. ‘Bij Alma France vindt men in 27 % van de gevallen financiële problemen en in 27 % van de gevallen psychologische problemen. Bij Alma Wallonie-Bruxelles vindt men in 2001 28 % financiële problemen en in 31% psychologische problemen. In het Meldpunt in Zuid-Oost-Vlaanderen vindt men in de periode mei 2002 - april 2003 bij 35 % multipele problemen , 26 % financiële problemen, in 9 % fysische
6
Jones, J., Holstege, C. (1997). Elder Abuse and Neglect: Understanding the Causes and potential Risk Factors. American Journal of Emergency Medicine. 15(6): 579-583. 7
Marshall, C., Benton, D., Brazier, J., (2000). Elder abuse: Using clinical tools to identify clues of mistreatment. Geriatrics. 4253.
8
World report on violence and health.2002 Chapter 5 – abuse of the elderly- p. 129.
9
Comijs, H.C., Pot, A.M., Smith, J.C., (1998) Elder abuse in the community prevalence and consequences. J Am Geriatr Soc. 46: 885-888.
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.7
problemen, in 9 % schending van rechten, 3 % sociale problemen, in 4 % psychologische feiten en in 1 % seksuele problemen’ (De Deken, L., Pas, L., 2004). Een verschil in dit cijfermateriaal kan liggen aan het feit dat men verschillende definities hanteert in Vlaanderen en Wallonië of kan liggen aan het feit dat men bij Alma enkel telefonische klachten als ingangspoort heeft.
Uit onderzoek van de huisartsen blijkt dat vrouwen eerder het slachtoffer worden van geweld dan mannen. Zij tonen aan dat de man/vrouw verhouding bij de slachtoffers van intentioneel geweld significant verschillend was: 1:1.8 tov 1:1.1. Daarnaast gaat het bij mannen voornamelijk om fysisch geweld terwijl het bij vrouwen om een combinatie van fysisch en psychisch geweld gaat10.
4.3 Kenmerken voor ouderenmishandeling Als er kenmerkende factoren naar voor dienen geschoven te worden in deze problematiek dan kunnen we stellen dat deze: afhankelijkheid, multifactorieel en beperkte medewerking zijn. De factor afhankelijkheid spreekt voor zich. Het slachtoffer bevindt zich bijna steeds in een afhankelijkheidsrelatie, waardoor hij zeer kwetsbaar is. Multifactorieel: het is bijna ondenkbaar dat er één factor in het spel is. Het ontrafelen van het web van alle problemen is een moeilijke, maar noodzakelijke opdracht. Ten derde de beperkte medewerking: bij de beperkte medewerking verwijzen we zowel naar de medewerking van het slachtoffer als van de pleger(s). We leren uit onderzoek dat de oudere zelf niet snel om hulp vraagt. Dit komt niet allen uit niet willen maar vaak gaat het ook om niet meer kunnen door ziekte (bijvoorbeeld dementie of bedlegerigheid). Ouderenmishandeling is omgeven door schaamte en angst: om de verzorging en aandacht (hoe beperkt en onveilig ook) kwijt te raken; maar ook uit schaamte bij de pleger over het ‘falen’ in de verzorging, en bij het slachtoffer dat het zover gekomen is (Vink, R., van Bavel, M., 2007). 10
Van Casteren, V., Slachtoffers van intentioneel geweld gezien door de huisarts. Sentibil – 2003-2
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.8
Zelden vraagt het slachtoffer zelf om hulp, laat staan dat het slachtoffer aangifte bij de politie doet. Er is dus zeer zelden sprake van expliciete toestemming van het slachtoffer voor een interventie. Dit maakt het voor hulpverleners niet simpen en een Nederlandse collega formuleerde de vertwijfeling als volgt: “Het lastige is dat diegene die belt meestal niet diegene is om wie het gaat en dat maakt dat je, eigenlijk net als bij kindermishandeling, om de persoon heen allerlei research moet doen om na te gaan of de signalen die je krijgt tekenen zijn van mishandeling. En dan zit je ook nog met het dilemma dat volwassenen en ook ouderen, als autonoom worden gezien en zelf keuzes kunnen en moeten maken, daar staat tegenover dat de oudere tegelijkertijd ook afhankelijk is. Het is altijd geschipper tussen die twee.” Uit Vink, R., van Bavel, M., 2007.
Is de mishandeling niet-intentioneel (in eerste instantie niet met opzet), dan gaat het vaak om zogenaamde ontspoorde mantelzorg waarbij de zorg voor de oudere de betrokkenen boven het hoofd is gegroeid. Meestal ligt er een kluwen van onderliggende problematiek onder. Kenmerkend is de (soms wederzijdse) afhankelijkheidsrelatie tussen slachtoffer en pleger(s). De oudere is voor hulp, verzorging, aandacht en contact met de buitenwereld afhankelijk geraakt van een familielid of ‘huisvriend’. Die zorg kan moeilijk op te brengen zijn wanneer partner of (klein)kind eigenlijk zelf ook hulpbehoevend is, wanneer het sociale netwerk toch al gering was, bij armoedeproblematiek, alcoholproblemen enz. Bij moedwillige ouderenmishandeling is er meestal sprake van financiële uitbuiting
al
of
niet
in
combinatie
met
agressie
of
verwaarlozing
(veronachtzaming van zorgplichten) door familie of ‘huisvriend’. (Vink, R., van Bavel M., 2007)
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.9
Deze indeling komt uit: De Deken, L., Pas, L., (2004).
4.4 Vormen van mishandeling 4.4.1 Lichamelijke mishandeling Is het toebrengen van lichamelijke letsels of het dreigen ermee.
4.4.2 Psychische mishandeling het toebrengen van psychische schade door bijvoorbeeld chronische verbale agressie, chantage of intimidatie.
4.4.3 Financieel misbruik Het zonder toestemming of oneigenlijk gebruik maken van geld of bezittingen van de oudere, of benadeling door degene die de geld- en bankzaken voor de oudere regelt.
4.4.4 Verwaarlozing Actieve verwaarlozing: weigering of het gebrek aan noodzakelijke zorgen aan een persoon, voor wie men de zorgen op zich genomen heeft en dit op een bewuste en intentionele manier en dit om de bejaarde psychisch en emotioneel schade te berokkenen. Passieve verwaarlozing: weigering of het gebrek aan het verlenen van de noodzakelijke zorgen aan een persoon, voor wie men de zorgen op zich genomen heeft en dit op een niet bewuste of intentionele manier. (Amiel and Heath, 2003, p368 )
4.4.5 Schending van rechten Onrechtmatig schenden van het recht op vrijheid, privacy, zelfbeschikking, bijvoorbeeld ongevraagd post lezen of achterhouden, iemand nooit alleen laten, geen bezoek toelaten…11 De grens is hier niet altijd gemakkelijk te trekken: in bepaalde omstandigheden moet de oudere immers meer geholpen worden, dan hem/haarzelf lief is. Dit kan tot conflicten leiden: bvb bij het openen van post bij een licht dementerende bejaarde of bij een oudere, die vanwege wegloopgedrag, moet beschermd worden...
11
Vervaecke, I., e.a., (2003) Handelingsprotocol Centraal Meldpunt Ouderenmis(be)handeling, goedgekeurd door de Centrale Stuurgroep van het project ‘voorbereiding van een centraal meldpunt ouderenmis(be)handeling, ongepubliceerd document, CAW Zuid-Oost-Vlaanderen.
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.10
4.4.6 Seksueel misbruik Elke ongewenste seksuele handeling met of in het gezichtsveld van de oudere. Dit is echter zeldzaam bij ouderen en dit in tegenstelling tot kindermishandeling en mishandeling van mentaal gehandicapten.
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.11
5 Methodiek voor de hulpverlening De doelstelling van dit project was het ontwikkelen van een methodiek. Om een methodiek te ontwikkelen hebben we eerst een kwalitatief onderzoek opgezet. Via focusgroepen van veldwerkers, medewerkers uit het beleid én experten, kregen we een beeld waar we met de methodiek naar toe dienden te gaan. In deze gesprekken viel op dat de aanpak in iedere situatie anders is en zal zijn. De deelnemers aan de focusgroepen geven aan dat dit normaal is gezien het altijd gaat om ‘complexe situaties’ en dat het ‘maatwerk’ dient te zijn. Daardoor lijkt het alsof er geen systematische aanpak mogelijk is. Dit is zeker niet het geval. Natuurlijk is ieder mens uniek en dus zal iedere casus anders zijn en moet men tenvolle rekening houden met de omstandigheden. Deze factoren zorgen ervoor dat interventies telkens weer onvoorspelbaar zijn. We kunnen dus stellen dat een aanpak van ouderenmis(be)handeling nooit standaard is en dat dé oplossing nooit bestaat. Maar vanuit literatuur én praktijk zijn wij er wel van overtuigd dat er in de praktijk wel degelijk overeenkomsten zijn in zowel casuïstiek als de werkwijze, zodat de ontwikkeling van een methodiek mogelijk is. Daarom ook de titel van deze map: wegwijzer.
5.1 Het begrip methodiek Eerst een korte introductie om wat achtergrond te schetsen. Het begrip methodiek is afgeleid van het Griekse ‘meta-hodos’ en betekent ‘de weg
waarlangs’.
In
alle
definities
komen
de
elementen
‘doelgericht’,
‘systematisch’, ‘weloverwogen’ en ‘procesmatig’ voor. In de praktijk rond de aanpak van ouderenmishandeling blijkt er vooral sprake te zijn van ‘methoden’ en van ‘methodisch handelen’. Om van uitgekristalliseerde ‘methodieken’ te spreken is het eigenlijk nog te vroeg: er zijn immers nog geen bewezen effectieve interventies en er is nog relatief weinig theoretische onderbouwing. Maar we kunnen wel leren van de overeenkomsten in casuïstiek en werkwijzen van de veldwerkers en van de methodieken die toegepast worden in andere werkvelden (Vink, R., van Bavel M., 2007). Maar toch kunnen we kenmerken naar voor halen. Bij ouderenmishandeling (en huiselijk geweld) is er altijd sprake is van een slachtoffer en pleger, interactie
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.12
tussen deze twee personen en (een zekere mate van) onveiligheid. Methodieken uit maatschappelijk werk richten zich traditioneel op de gezondheid en het welbevinden van de individuele cliënt of het cliëntsysteem. Bij de hulp rond ouderenmishandeling komt daar nog een dimensie bij: de zorg voor veiligheid, het stoppen van geweld. Het werk van de maatschappelijk werker in deze problematiek speelt zich dan ook af op het snijvlak van hulpverlening en veiligheidshandhaving waardoor je in het vaarwater van het politionele werk komt (Vink, R., van Bavel, M., 2007).
Methodieken worden vaak in verschillende soorten modellen weergegeven: in fasemodellen, technisch-instrumentele modellen, gedrags(veranderings)modellen en ecologische modellen (o.a. Van der Meer, 1994, uit Lohuis, 2000). Hoewel modellen
en
theoretische
kaders
de
werkelijkheid
ideaaltypisch
en
dus
vereenvoudigd weergeven, kunnen ze behulpzaam zijn bij onze zoektocht naar methodieken (Vink, R., van Bavel, M., 2007).
Een methode is een persoonlijke, systematische en weloverwogen handelwijze. Methodisch handelen overstijgt de individuele werkwijze en is gebaseerd op ervaringen en overeenkomsten in het handelen door meerdere professionals. Een methodiek is een systematische manier van werken die gebaseerd is op theoretische noties over het ontstaan van het probleem en (bewezen) effectieve interventies (uit Vink, R., van Bavel, M., 2007).
5.2 Modellen Fasemodellen zijn
de
meest gebruikte
modellen:
wie zijn handelen
wil
beschrijven doet dat meestal in termen van ‘eerst dit, dan dat’. In fasemodellen vormt de ordening van opeenvolgende fasen in de tijd het uitgangspunt. (uit Vink, R., van Bavel, M., 2007). Uit gesprekken onze focusgroepen kwam duidelijk een vraag naar timing naar voor. We hebben dit dan ook mee genomen in de ontwikkeling van deze wegwijzer.
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.13
Een meer technisch-instrumenteel (ook wel technocratisch of medisch) model gaat uit van de overeenkomsten in casuïstiek die vervolgens richtlijnen voor het handelen, of zelfs standaarden, geven. Ook elementen uit dit gedachtegoed kunnen we gebruiken bij de aanpak van ouderenmis(be)handeling.
Deze
vraag
destilleerden
we
ook
vanuit
de
focusgroepen om vanuit bepaalde types casussen een bepaalde aanpak voor te stellen. Wel dient de maatschappelijk werker in het achterhoofd te houden dat iedere cliënt uniek is zodat er steeds een afwijking van deze aanpak mogelijk is en moet zijn. Dit model heeft bij de ontwikkeling van de wegwijzer een plaats in bijlage 5, waar er een schema is over de graad van interventie. In dit schema neemt de autonomie van de cliënt af, naarmate de (noodzaak tot) bemoeienis van de maatschappelijk werker toeneemt.
We kennen ook verschillende modellen van gedragsverandering binnen de zorgcontext. In de verslavingszorg en in de bemoeizorg maar ook in de aanpak van plegers van huiselijk geweld wordt vaak gewerkt met het transtheoretische model van gedragsverandering van Prochaska en Diclemente (1983), gebaseerd op de cognitieve gedragstherapie en gericht op het individu. Dit model gaat uit van zes fasen waarin een cliënt ten aanzien van zijn gedragsprobleem kan verkeren:
vooroverweging,
overweging,
beslissing,
actieve
verandering,
consolidatie en terugval. De hulpverlener heeft in elke fase andere activiteiten en vaardigheden nodig, zoals: motiverende gesprekstechnieken, psycho-educatie, cognitieve herstructurering. Belangrijk zijn: een relatie en vertrouwen opbouwen, inzicht geven, niet oordelen, stapje voor stapje met haalbare (tussen)doelen en hoop en perspectief bieden. De rode draad door alle fasen is motivatie, gebrek daaraan kan er telkens toe leiden dat het proces van gedragsverandering stokt. In de aanpak van situaties van ouderenmishandeling zal er echter lang niet altijd voldoende
tijd
zijn
om
slachtoffer
of
pleger(s)
door
een
proces
van
gedragsverandering te loodsen. Zoals eerder gesteld, verschilt daarin de hulpverlening in geweldssituaties met die van individugerichte hulpverlening en herstel.
Omwille
van
de
veiligheid
van
het
slachtoffer
moet
er
soms
eenvoudigweg snel gehandeld worden.
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.14
Toch kunnen we leren van dit model, vooral op het gebied van motivatie. Motivatie-technieken zijn belangrijk wanneer de oudere en / of pleger(s) overtuigd moeten worden om hulp te aanvaarden of stappen te zetten. Motieven om te veranderen zijn volgens Lohuis (2000) en Brinkman (1993) bijvoorbeeld: - bereik van eigen idealen en ontplooiing - informatie die strijdig is met het eigen gedrag - nieuwe informatie - willen voldoen aan de verwachtingen van een ander - bedreigingen van buitenaf - veranderingen in de omstandigheden - allerlei belangen (uit Vink, R., van Bavel, M., 2007).
Ecologische modellen, en de verwante systeemtheoretische en contextuele modellen hebben gemeen dat ze de cliënt bezien in relatie tot zijn of haar omgeving, en de mensen en rollen die daarbij horen. In de maatschappelijke beroepen, wordt steeds meer contextueel gedacht en gewerkt. De grondlegger van de ecologische benadering was de Duits-Amerikaanse psycholoog Bronfenbrenner. In de jaren zestig, zeventig van de vorige eeuw ontwikkelde hij het Ecology system model waarin hij onderscheid maakt in vijf deelsystemen:
het
micro-
meso-
exo-
macro-
en
chronosysteem.
Bronfenbrenner’s verdienste is zonder twijfel geweest dat hij de verschillende wetenschappen en disciplines dichter bij elkaar heeft gebracht door over de grenzen van het eigen vakgebied naar de omgeving van de cliënt te kijken. Zo is er het Amerikaanse Neuman system model, een benadering van de patiënt en zijn ziekte door verpleegkundigen. Betty Neuman (rond 1970) benoemt vijf dimensies waar de patiënt in zijn of haar leven mee te maken heeft: de psychologische,
fysiologische,
sociaal-culturele,
spirituele
en
de
eigen
ontwikkeling. Ziekte brengt dit systeem in disbalans. Een mens kan die tot op zekere hoogte opvangen en zich aanpassen. Het is aan de verpleegkundige om te ondersteunen bij het vinden van een nieuw evenwicht. Een belangrijke psycholoog van rond dezelfde tijd is de Hongaars-Amerikaanse Nagy. Hij wordt wel gezien als de grondlegger van de contextuele therapie. Daarin staan de relaties van de cliënt met anderen in zijn omgeving (dus ook
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.15
hulpverleners) centraal. De aard van deze relaties wordt volgens Nagy mede bepaald door het begrip loyaliteit. Hij maakt onderscheid tussen verticale loyaliteit (tussen ouders en kinderen) en horizontale loyaliteit (in relaties met anderen). Hij stelt dat de verticale loyaliteit de basis vormt voor de loyaliteiten in andere relaties (horizontale). Mensen blijven loyaal ten opzichte van hun gezin van afkomst, zelfs lang nadat ze de banden verbroken hebben. Er zijn nog veel meer varianten op ecologische modellen. Hoewel ze meestal zijn gericht op gezinssystemen (ouders en kinderen) hebben ze alle interessante nuances die van toepassing kunnen zijn op de geriatrie en in het bijzonder op situaties
van
ouderenmishandeling:
Bronfenbrenner’s
multidisciplinaire
benadering, het begrip loyaliteit van Nagy en de disbalans van de patiënt met zijn context bij Betty Neuman. In de contextuele modellen staan de leefgebieden van de cliënt centraal. Om zelfstandig te leven moet een mens in staat zijn om zijn leefgebieden adequaat te organiseren, Volgens Wolswijk “kun je pas niet meer voor jezelf zorgen, wanneer je anderen zoals de alfahulp, de loodgieter, de verpleegkundige, niet meer kunt aansturen.” Tot dan blijft de oudere zelf verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van de leefgebieden binnen de eigen context. Wanneer de oudere echter vanwege ziekte of machtsongelijkheid niet (meer) in staat is om zelf zijn of haar leefgebieden te regelen, of de hulp daarbij aan te sturen, kan de verantwoordelijkheid door een ander overgenomen zijn (de tweede ring in de figuur) door professionele helpers of mantelzorger( s). Deze persoon is er dan ook verantwoordelijk voor wanneer het misgaat of zelf niet (meer) in staat blijkt om de leefgebieden te onderhouden. In Wolswijk’s visie neemt de maatschappelijk werker bij ouderenmis(be)handeling vanuit zijn “maatschappelijke verantwoordelijkheid” de aansturing van de tweede ring van de oudere over (wat niet wil zeggen dat hij de oudere niet spreekt of naar zijn of haar wensen luistert). “Ik zeg wel eens dat ik als ‘vertegenwoordiger van de maatschappij’ binnenkom en dat de maatschappij niet kan toestaan dat ouderen onder dergelijke omstandigheden moeten leven.” (uit: Vink, R., van Bavel, M., 2007).
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.16
De maatschappelijk werker maakt met de personen in de tweede ring heldere afspraken over de taken en termijn ten aanzien van elk leefgebied waar interventie nodig blijkt. Zonodig schakelt hij actief andere professionals (of vrijwilligers)
in
voor
bijvoorbeeld
schuldsanering,
de
administratie,
huishoudelijke hulp e.d. De maatschappelijk werker heeft daarvoor goede werkrelaties met hen opgebouwd zodat zij snel (zonodig de volgende dag) aan de slag kunnen. De maatschappelijk werker fungeert als coördinator en controleert het nakomen van afspraken, hij of zij is verantwoordelijk voor het contact met het cliëntsysteem en met de hulpverleners. (uit: Vink, R., van Bavel, M., 2007).
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.17
6 Flowcharts In dit deel wordt de wegwijzer in een stroomdiagrammen voorgesteld. Een eerste flowchart schetst het algemeen kader van de aanpak doorheen het volledige proces van oudermis(be)handeling en vormt zo het vertrekpunt. Vanuit dit algemeen kader wordt naar 6 verschillende bijlagen verwezen die ook in deze chronologische volgorde in de map zijn opgenomen.
Uitleg bij de gebruikte symbolen in het stroomdiagram
Proces of handeling, waarbij telkens via initialen de verantwoordelijke kan worden aangeduid
Beslissing
Document in de bijlage
Begin of einde
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.18
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.19
7 Bijlage 1: Preventie
•
informeren, bijscholen van maatschappelijk werkers, verzorgers en hun omgeving rond: -
ziektebeelden en begrip voor het proces
-
financiële consequenties, belang van goede afspraken
-
draaglast en draagkracht in de zorgverlening
-
overbelasting en onmacht
-
omgaan met (negatieve) gevoelens in de zorg
-
stellen van grenzen
-
zorgen voor jezelf als verzorger, belang van ontspanning
-
inschakelen van mogelijke ondersteunende instanties
Deze opsomming bevat een niet limitatieve lijst van elementen waarond er idealiter bijscholing en informatie zou worden gegeven. Het belang van gerichte bijscholing is reeds voldoende aangetoond. Bovendien is het zo dat er zeer veel nieuwe kennis en inzichten worden gewonnen
rond
deze
problematiek.
Daarnaast
leven
we
in
een
informatiemaatschappij en is het continu up-to-date blijven een must en past in de visie van levenslang leren. Maar het wordt ook steeds moeilijker om de informatie te vinden én te verwerken. Hiertoe kan bijscholing een oplossing bieden. Kennis leidt immers tot een hogere gevoeligheid wat de preventie ten goede komt. Een oud adagium blijft actueel: Preventie is de beste curatieve zorg!
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.20
8 Bijlage 2: Vroegdedectie Gouden tips: 1. Bekijk deze kenmerken en signalen steeds binnen zijn context 2. Hou rekening met waarden en normenverschillen tussen jezelf, de oudere en zijn omgeving
Inleiding Als wij spreken over "ouderenmishandeling" willen wij dit, voor velen gevoelige en soms onbespreekbare onderwerp verruimen en tevens uit de negatieve context van beschuldiging halen.
Ouderdom gaat vaak gepaard met een toenemende behoefte aan zorg en afhankelijkheid op diverse gebieden (lichamelijk, verzorgend, sociaal, emotioneel of financieel vlak). Hierdoor wordt er een context gecreëerd waarin een verhoogd risico bestaat op mis(be)handeling.
Het woord ouderenmishandeling doet ons meestal denken aan erg uitgesproken vormen van grensoverschrijdingen, b.v. een oudere die wordt geschopt of geslagen, van de trap wordt geduwd, of een oudere die opzettelijk wordt verwaarloosd, enz.. In dergelijke situaties van ouderenmishandeling is er duidelijk sprake van een weerloos en kwetsbaar slachtoffer en een moedwillige, op kwaad beluste of vanuit eigen belang handelende dader.
Maar niet alle grensoverschrijdingen zijn echter zo duidelijk. Vaak gaat het om kleine, subtiele handelingen, zoals het negeren van vragen, niet ingaan op dringende
behoeften,
betuttelen
enz.
Het
gaat
hier
echter
meer
om
misbehandelen van de oudere. Ook ligt de oorzaak van deze grensoverschrijdingen niet steeds in eigenbelang of kwaadwilligheid maar wel een (jarenlange) zorgsituatie die uit de hand is gelopen. Vaak is er sprake van overbelasting, onwetendheid, onkunde of onmacht bij de verzorger.
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.21
Als wij het hebben over misbehandeling van ouderen gaat het over ontspoorde zorg door verzorgers of mantelzorgers.
Echter heel vaak bevindt ouderenmishandeling zich in een grijze zone waarin het bij nader onderzoek niet steeds duidelijk is wie dader en slachtoffer zijn en waarin het ook niet altijd even duidelijk is wanneer "normale" relaties of een "gespannen" zorgrelatie overgaan in mis(be)handeling.
Definitie Wat begrijpen we onder ouderenmis(be)handeling? 12 Onder mis(be)handeling van een oudere persoon (iemand van 55 jaar of ouder13) verstaan we: -
het handelen of het nalaten van handelen
-
door degenen die in een persoonlijke of beroepsrelatie met de oudere staat
-
waardoor de oudere persoon (herhaaldelijk) lichamelijk en/of
psychische
en/of materiële schade lijdt, dan wel vermoedelijk lijden zal -
en waarbij van de kant van de oudere sprake is van een vorm van gedeeltelijk of volledige afhankelijkheid . (Comijs e.a.: 1996)
Prevalentie Mis(be)handeling van ouderen in de thuissituatie is vaak een verborgen probleem. Onderzoek toont nochtans aan dat: -
ongeveer 1 op 5 thuiswonende ouderen na hun zestigste geconfronteerd wordt met één of andere vorm van geweld (20 %)
-
1 op 8 thuiswonende ouderen het slachtoffer van geweld is wanneer we financiële misbruiken niet meetellen
-
psychisch en financieel geweld het vaakst voorkomen
-
meer vrouwen (23 %) dan mannen (15%) het slachtoffer zijn
12
We baseren ons op de definitie die werd opgenomen in het handelingsprotocol (juni 2003) dat werd opgesteld vanuit het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling in samenwerking met de centrale stuurgroep ouderenmis(be)handeling. 13
Er bestaat heel wat discussie over de gehanteerde leeftijdsgrens. In de definitie die werd opgenomen in het handelingsprotocol van het Vlaams centraal meldpunt, goedgekeurd door de centrale stuurgroep, werd deze leeftijdsgrens vastgelegd op 55 jaar en ouder. Het stellen van deze leeftijdsgrens dient om het werkterrein van de specifieke hulpverlening m.b.t. ouderenmis(be)handeling praktisch af te bakenen.
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.22
Het is belangrijk om deze cijfergegevens aan te vullen met enkele bemerkingen. Enerzijds
werd
er
in
dit
onderzoek
enkel
bevraagd
vanuit
het
slachtofferperspectief waarbij geen rekening werd gehouden met de intentie van de pleger. Anderzijds waren zwaar hulpbehoevende en dementerende ouderen ondervertegenwoordigd in het onderzoek, wat doet vermoeden dat de werkelijke prevalentie waarschijnlijk hoger ligt.
Vormen van ouderenmis(be)handeling 1. lichamelijke mis(be)handeling 2. seksueel geweld 3. psychische mis(be)handeling 4. verwaarlozing 5. schending van rechten
1. Lichamelijke mis(be)handeling Het betreft een handeling met een nadelige of ongewenste uitwerking op het lichaam van de oudere persoon.
Voorbeelden: slaan, bruut door elkaar schudden, opzettelijk knijpen, schoppen of trappen,, bedreigen met een mes of ander voorwerp, tegen meubels, muren gooien, poging tot wurging, snijwonden toedienen, poging tot verstikking, poging tot verdrinking, verbranden, vastbinden, …
2. Seksuele mis(be)handeling Er is sprake van seksuele mis(be)handeling als er seksuele handelingen worden verricht met of in het bijzijn van de oudere, die door haar/hem niet gewenst worden.
Voorbeelden: betasten,
ongewenste
intimiteiten,
poging
tot
coïtus,
coïtus
zonder/met
penetratie, over seks doen praten, naar foto’s doen kijken, geslachtsdelen doen betasten, begluren, doen kijken naar masturbatie, iemand doen masturberen, zich onnodig moeten uitkleden, doen uitkleden,…
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.23
3. Psychische mis(be)handeling Psychische mis(be)handeling betreft een handeling (woord, gebaar of daad) met ongewenste psychische gevolgen voor de oudere.
Voorbeelden: verwijten
maken,
afblaffen,
schelden,
intimideren,
negeren, pesten,
bedreigen,
geen
aandacht,
kwetsende
belachelijk
genegenheid,
opmerkingen
maken
begrip
geven,
maken,
vernederen,
derden,
chanteren,
t.o.v.
infantiliseren, kwetsende houding aannemen die de identiteit, waardigheid en recht op zelfrespect negeren, b.v. de oudere benaderen als een object i.p.v. een subject,…
4. Verwaarlozing Het nalaten van een handeling, zowel actief als passief met nadelige gevolgen voor de oudere op lichamelijk en/of psychisch vlak valt onder de noemer verwaarlozing.
Voorbeelden: onvoldoende of niet-aangepaste voeding en drinken geven, niet voor voldoende persoonlijke of huiselijke hygiëne zorgen, niet de juiste (medische) zorg bieden, niet voldoende aandacht, liefde en respect bieden, aan het lot overlaten bij ziekte, hulp weigeren,…
5. Financiële mis(be)handeling Het plegen van diefstal of verkeerd gebruik van de financiële middelen van de oudere kan worden beschouwd als financiële mis(be)handeling.
Voorbeelden: bestelen,
persoonlijke
toestemming
van
goedgelovigheid,
de
voorwerpen oudere,
inkomsten,
meenemen,
misbruik
pensioen
of
geld
opnemen
maken
van
erfenis
opeisen,
zonder
vertrouwen misbruik
de
en/of van
volmachten, afpersing, schending van rechten,…
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.24
6. Schending van rechten Er is sprake van schending van rechten in geval de grondrechten van de oudere worden aangetast.
Voorbeelden: schending van de privacy, het niet eerbiedigen van de individuele vrijheid, abusief gebruiken van fixatiemiddelen, bepalen hoe oudere vrije tijd moet doorbrengen, geen bezoek toelaten, sociale contacten onmogelijk maken, schending van het briefgeheim, woonstschennis, de oudere in de onmogelijkheid stellen om zelf zijn of haar goederen te beheren, niet eerbiedigen van godsdienstige of filosofische overtuiging, niet eerbiedigen van politieke rechten b.v. deelname aan stemming,…
Enkele kanttekeningen moeten hierbij vermeld worden: o
Sommige vormen van ouderenmis(be)handeling zijn duidelijk zichtbaar waardoor men de signalen makkelijker kan herkennen. Andere vormen zijn minder zichtbaar waardoor men de signalen moeilijker kan opvangen.
o
We spreken van actieve ouderenmis(be)handeling als de pleger een handeling
stelt
die
leed
veroorzaakt
bij
de
oudere.
Passieve
mis(be)handeling daarentegen is het niet stellen van bepaalde gewenste handelingen.
Ontspoorde zorg
Definiëring Ontspoorde zorg is een zorg waarbij grenzen van goede zorg en goede zorgverlening worden overschreden. Men kan het omschrijven als een nietintentionele, niet expliciete vorm van grensoverschrijding, ,namelijk dat er een verschuiving ontstaat van de normen voor goede zorg. De stress over de zorglast stijft en ook de manier van zorgen zal opschuiven naar de grens tussen goed, afdoende of onvoldoende aangepast (Thijs, 2004). De professionele hulpverlener
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.25
kan falen in zijn of haar taak op 3 gebieden uit onwetendheid, uit onkunde of uit onmacht. Dit wordt voorgesteld in onderstaande zorggrafiek van Thijs (2004).
Belangrijke aanvullingen bij deze omschrijving: -
de grens tussen goede zorg en ontspoorde zorg is meestal niet duidelijk te trekken
-
beïnvloeding door persoonlijke, culturele en andere factoren
-
opzet of moedwil is meestal niet aanwezig
-
onmacht en frustraties, onkunde, onwetendheid, gebrek aan financiële middelen, motivatie als oorzaak van de ontsporing
-
kan zich éénzijdig voordoen, alsook in een context van wederzijdse irritatie of zelfs agressie
Onwetendheid Niet beseffen wat de gevolgen van een handeling zijn Ontspoorde zorg
Onkunde Niet beheersen van de juiste technische vaardigheden
Onmacht Geen andere uitweg weten
Stress
Ontspoorde zorggrafiek (Thijs, 2004)
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.26
Kenmerkende factoren
Risicofactoren
sociaal isolement zorgstress •
de onwetendheid van de echtgenoot omtrent het ziektebeeld dementie en de omgang met dementerende patiënten: hij denkt dat als zijn vrouw goed uitgerust is, zij minder verward zal zijn
•
gebrek aan vaardigheden, geduld in de omgang met zijn vrouw; dit alles kan heel wat frustraties veroorzaken bij de man
•
normvervaging; een beginnende dementerende kan het niet belangrijk vinden wat ze overdag aandoet
•
de dochter die dreigt over haar grenzen te gaan
relatiestress •
de toenemende afhankelijkheid van mevrouw ten aanzien van haar man en de bijhorende rolomkering en verschuivingen in bepaalde jarenlange patronen, b.v. in het opnemen van huishoudelijke taken, zorg enz.
•
de toenemende afhankelijkheid van de ouders ten aanzien van hun dochter en zoon op gebied van huishoudelijke hulp, zorg en financiën
netwerkstress •
dochter die weinig erkenning voor haar inzet ervaart van haar vader
•
toegenomen spanningen tussen dochter en vader over het al dan niet blijven auto rijden
•
chantage met kleinkinderen als inzet en financieel misbruik
•
verbroken relatie tussen de ouders en hun jongste zoon
problematiek bij verzorger ziektebeeld oudere •
dementie als risicovol ziektebeeld daar dit gepaard gaat met ingrijpende persoonlijkheids- en gedragsveranderingen
familiale geschiedenis van geweld
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.27
Signalen
1. Bij de verzorger/pleger -
onverschilligheid ten aanzien van welzijn van de oudere of overdreven beschermende houding
-
verzorger
vermijdt
alle
vragen
over
de
zorgsituatie,
weigering
tot
samenwerking -
signalen van onrust, gejaagdheid, toegenomen frustraties
-
verzorger is kwaad op familieleden die nooit iets in de zorg doen
-
verzorger neemt geen tijd meer voor zichzelf, heeft geen hobby, enz.
-
verzorger omschrijft oudere als lastig
-
signalen
van
overbelasting
zoals
oververmoeidheid,
uitputting,
slaapproblemen, somberheid, emotionaliteit, concentratieverlies -
gebrek
aan
adequaat
ondersteunend
sociaal
en/of
professioneel
hulpverlenersnetwerk -
niemand toelaten
-
gebruik van (verbaal) geweld tegenover de oudere in bijzijn van anderen of overdreven vriendelijkheid
2. Bij de oudere/slachtoffer -
de verzorging dragen sporen van verwaarlozing b.v. buitensporig fixeren
-
weinig contacten met de buitenwereld
-
oudere krijgt niet de kans om een hulpverlener of anderen apart te spreken
-
er verdwijnt geld
-
huishouden,
verzorging
dragen
andere
sporen
van
verwaarlozing
(ondervoeding, dehydratatie, materiaal voor goede verzorging ontbreekt, buitensporig sederen, pijn, letsels,…) -
de oudere heeft lichamelijke klachten
-
psychosomatische klachten (verdriet, apathie, depressie, verminderde eetlust, angstaanvallen, nachtmerries, plotse verwardheid,…)
-
tegenstrijdige verklaringen voor lichamelijke en/of psychosomatische klachten
-
oudere weigert medewerking, leidt de hulpverlener om de tuin
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.28
Het is hierbij van groot belang dat deze signalen steeds worden bekeken binnen de specifieke situatie van de oudere en zijn omgeving. Eén of enkele signalen wijzen niet vanzelfsprekend op ouderenmis(be)handeling.
Kenmerken van het slachtoffer Bij geweld op ouderen zijn de kenmerken van de slachtoffers zeer belangrijk: het zijn vaak fragiele mensen (onschuldig lijkende feiten kunnen eerder als een agressie worden ervaren), eerder zwak (ze kunnen zich onvoldoende verdedigen) en kwetsbaar (ze leven eventueel enigszins geïsoleerd) (De Deken L., Pas L., 2004).
Weet dat slachtoffers vaak bang zijn om te klagen, waardoor er een beperkte zelfrapportering is. Aangezien de dader vaak familie is, schaamt de oudere zich over zijn familie en gaat hij minder snel reageren. Vaak wil het slachtoffer de dader ondanks alles nog beschermen. Ook omstaanders of naasten zijn bang om tussen te komen: zij voelen zich onbekwaam om tussen te komen en om de situatie te verbeteren, zij willen geen drukte maken en onderschatten de problematiek (De Deken, L., Pas, L., 2004; Wesbster, S., 1999). Bij
bepaalde
risicofactoren,
gedragingen,
indirecte
psychosomatische
of
lichamelijke tekens dient men aan ouderenmis(be)handeling te denken. Om dit makkelijk te onthouden heeft men dit afgekort in het woord: SAVED (Marshall, C., Benton, D., Brazier, J., 2000), wat staat voor:
Stress: externe stressvolle feiten ervaren door de zorgverlener, anders dan de situatie zelf Alcoholism: deze en andere verslavingen in de huiselijke omgeving van het slachtoffer worden geassocieerd met misbruik Violence: benadrukt de vroegere ervaringen van geweld van slachtoffers en daders Emotions: emotionele banden tussen slachtoffers en daders dragen bij aan de ineffectiviteit van de zorg Dependency: afhankelijkheid van slachtoffer op financieel, emotioneel of lichamelijk vlak.
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.29
9 Bijlage 3: checklist
CHECKLIST OUDERENMIS(BE)HANDELING
1. Melding
Datum: ……/……../………
Wijze contact: telefonisch / e-mail / schriftelijk / fax / bezoek /………….∗
2. Melder:
Anoniem: JA / NEE*
Naam + voornaam: …………………………………
Man / vrouw∗
Geboortedatum: ……/……/………
Adres: …………………………………………………………………………………
Postcode: ……………. Gemeente:
Telefoon: ……/ …………………… E-mail: ………………………………………..
Relatie met de oudere:
OF leeftijd: ……………………………..
………………………………………………
o
Zelf slachtoffer
o
Familielid: (ex) partner / (schoon)dochter / (schoon)zoon / andere*: …………………………………………………………………………………..
o
Zorg- of hulpverlener*: …………………………………………………….…
Politie: JA / NEE* ……………………….
Andere: ………………………………….
Op de hoogte van de melding? JA / NEE*
Probleemfactoren:
…………………………………………………………………………………………………………………………… 3. Identificatiegegevens slachtoffer:
Naam + voornaam: …………………………………
Man / vrouw*
Geboortedatum: ……/……/………
Adres: …………………………………………………………………………………
Postcode: ……………. Gemeente:
Telefoon: ……/ …………………… E-mail: ………………………………………..
Woonsituatie: alleenwonend / samenwonend / samenwonend met
OF leeftijd: ……………………………..
………………………………………………
pleger*
∗ ∗
Is op de hoogte van de melding? JA / NEE*
Is zich bewust van de ouderenmis(be)handeling? JA / NEE*
schrappen wat niet past en/of vul in schrappen wat niet past en/of vul in
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.30
Zorgbehoevendheid: JA / NEE o
fysisch afhankelijk / psychisch afhankelijk / fysisch én psychisch
o
professionele (thuis)zorg:
Aanwezigheid / betrokkenheid zorg- of
Frekwentie
hulpverlening (vermeldt naam +
zorg (duidt
eventueel dienst, organisatie, ………..)
aan: /dag,
kruis links aan
/week, /…….)
Mag gecontacteerd worden?
Huisarts ………………………………………..
JA / NEE / ?*
Thuisverpleging ……………………………….
JA / NEE / ?*
Gezinszorg …………………………………….
JA / NEE / ?*
Maatschappelijk werk o
ziekenfonds ………………………………..
JA / NEE / ?*
o
OCMW ……………………………………..
JA / NEE / ?*
o
……………………………………………….
JA / NEE / ?*
Kinesitherapeut …………………………….….
JA / NEE / ?*
Oppashulp / vrijwilligershulp
JA / NEE / ?*
………………………………………………….. Andere (professionele) thuiszorg: …………………………………………………..
JA / NEE / ?*
…………………………………………………..
JA / NEE / ?*
Betrokken mantelzorger(s) ……………………………………………………………………
JA / NEE / ?*
……………………………………………………………………
JA / NEE / ?*
Ziekenhuis ……………………………………..
JA / NEE / ?*
CGG …………………………………………….
JA / NEE / ?*
Slachtofferhulp ………………………………..
JA / NEE / ?*
Rustoord / R.V.T. ……………………………..
JA / NEE / ?*
Dagopvang / kortverblijf ………………………
JA / NEE / ?*
Dienstencentrum ………………………………
JA / NEE / ?*
Expertisecentrum dementie
JA / NEE / ?*
Andere hulpverlening: ……………………………………………………………………
JA / NEE / ?*
…………………………………………………………………
JA / NEE / ?*
Is justitie op de hoogte? politie / parket / magistratuur *
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.31
4. Pleger:
Anoniem: JA / NEE*
Naam + voornaam: …………………………………
Adres: …………………………………………………………………………………
Postcode: ……………. Gemeente:
Telefoon: ……/ …………………… E-mail: ………………………………………..
Relatie met de oudere: o
………………………………………………
Familielid: (ex) partner / (schoon)dochter / (schoon)zoon / andere*: …………………………………………………………………………………..
o
Zorg- of hulpverlener*: …………………………………………………….…
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.32
10 Bijlage 4: registratieformulier
REGISTRATIE / OPVOLGINGSFORMULIER OUDERENMIS(BE)HANDELING
Registratienummer: ………………………… Provincie: ………………………… Postcode: …………………………
1. Melding MELDPUNT / STEUNPUNT*
Datum: ……/……../………
Beginuur: …….u ……..min
Wijze contact: telefonisch / e-mail / schriftelijk / fax / bezoek / ………………….∗
Aangemeld onder de vorm van vraag naar beluistering van het probleem / informatie / advies / interventie / andere: ……………………………………..*
Contactname na doorverwijzing (wie?∗∗ …………………………………….) / op eigen initiatief (na kennisname meld/steunpunt via ** …………………………..)*
Afgerond onder de vorm van beluistering van het probleem /
informatie
/ advies / interventie / andere: …………………………………………………….*
Einduur: …….u ……..min
2. Identificatiegegevens oudere:
Totale duur contact: ………u ………min
Naam + voornaam: …………………………………
Man / vrouw*
Geboortedatum: ……/……/………
Adres: …………………………………………………………………………………
Postcode: ……………. Gemeente:
Telefoon: ……/ …………………… E-mail: ………………………………………..
Woonsituatie: alleenwonend / samenwonend / samenwonend met
OF leeftijd: ……………………………..
………………………………………………
pleger*
∗
Is op de hoogte van de melding? JA / NEE*
Is zich bewust van de ouderenmis(be)handeling? JA / NEE*
Zorgbehoevendheid: JA / NEE
schrappen wat niet past en/of vul in facultatief
∗∗
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.33
o
fysisch afhankelijk / psychisch afhankelijk / fysisch én psychisch afhankelijk / …………………………………………………………………..
o
professionele (thuis)zorg:
Aanwezigheid / betrokkenheid zorg- of
Frekwentie
hulpverlening (vermeldt naam +
zorg (duidt
eventueel dienst, organisatie, ………..)
aan: /dag,
kruis links aan
/week, /…….)
Mag gecontacteerd worden?
Huisarts ………………………………………..
JA / NEE / ?*
Thuisverpleging ……………………………….
JA / NEE / ?*
Gezinszorg …………………………………….
JA / NEE / ?*
Maatschappelijk werk o
ziekenfonds ………………………………..
JA / NEE / ?*
o
OCMW ……………………………………..
JA / NEE / ?*
o
……………………………………………….
JA / NEE / ?*
Kinesitherapeut …………………………….….
JA / NEE / ?*
Oppashulp / vrijwilligershulp
JA / NEE / ?*
………………………………………………….. Andere (professionele) thuiszorg: …………………………………………………..
JA / NEE / ?*
…………………………………………………..
JA / NEE / ?*
…………………………………………………..
JA / NEE / ?*
Betrokken mantelzorger(s) ……………………………………………………………………
JA / NEE / ?*
……………………………………………………………………
JA / NEE / ?*
……………
JA / NEE / ?*
Ziekenhuis ……………………………………..
JA / NEE / ?*
CGG …………………………………………….
JA / NEE / ?*
Slachtofferhulp ………………………………..
JA / NEE / ?*
Rustoord / R.V.T. ……………………………..
JA / NEE / ?*
Dagopvang / kortverblijf ………………………
JA / NEE / ?*
Dienstencentrum ………………………………
JA / NEE / ?*
Expertisecentrum dementie
JA / NEE / ?*
Andere hulpverlening: ……………………………………………………………………
JA / NEE / ?*
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.34
……………………………………………………………………
JA / NEE / ?*
……………
JA / NEE / ?*
Is justitie op de hoogte? politie / parket / magistratuur * …………………………………………………………………………………………………
Probleemfactoren:
……………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………… …………. 3. Melder: Anoniem: JA / NEE* Naam + voornaam: …………………………………
Man / vrouw∗
Geboortedatum: ……/……/………
Adres: …………………………………………………………………………………
Postcode: ……………. Gemeente:
Telefoon: ……/ …………………… E-mail: ………………………………………..
Relatie met de oudere:
OF leeftijd: ……………………………..
………………………………………………
o
Zelf slachtoffer
o
Familielid: (ex) partner / (schoon)dochter / (schoon)zoon / andere*: …………………………………………………………………………………..
o
Zorg- of hulpverlener*: …………………………………………………….…
Politie: JA / NEE* ……………………….
Andere: ………………………………….
Op de hoogte van de melding? JA / NEE*
Probleemfactoren:
……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………… 4. Pleger:
Anoniem: JA / NEE*
Naam + voornaam: …………………………………
Adres: …………………………………………………………………………………
Postcode: ……………. Gemeente:
Telefoon: ……/ …………………… E-mail: ………………………………………..
Relatie met de oudere: o
………………………………………………
Familielid: (ex) partner / (schoon)dochter / (schoon)zoon / andere*: …………………………………………………………………………………..
o
∗
Zorg- of hulpverlener*: …………………………………………………….…
schrappen wat niet past en/of vul in
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.35
5. Aangemelde vorm
(kruis aan, vanaf ⊇3 = multiple-
problemen) o
Fysieke of lichamelijke mis(be)handeling
o
Psychische mis(be)handeling
o
Financieel of materieel misbruik
o
Seksueel misbruik
o
Verwaarlozing
o
Schending van rechten
o
Verzorging laat te wensen over
o
……………………………………………………………………………………………….
6. Behandeling melding
6.1. Vraag naar informatie
omschrijving vraag: ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………….
datum antwoord: …… / …… / ………
verstrekte informatie:
duur: ……… u ……….. min
………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………….
6.2. Vraag om advies
omschrijving vraag: ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………….
datum antwoord: …… / …… / ………
verstrekt advies:
duur: ……… u ……….. min
………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………….
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.36
6.3. Vraag tot interventie
omschrijving vraag, probleemsituatie, eventuele probleemfactoren: ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………
contacten Naam – functie – dienst – contactgegevens
Datum
Duur (uur/min)
Afspraken
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.37
11 Bijlage 5: Actieplannen
Deze bijlage bestaat uit:
het eenvoudig fasemodel
het typologiemodel
het veranderingsmodel
een overzicht van houdingen en vaardigheden
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.38
MELDING OMB
Slachtoffer zelf?
NEE Onderzoek Wie komt er allemaal aan huis?
JA - één = MW van de mutualiteit
JA
Hulpverleners en/of vrijwilligers aanwezig?
JA - meerdere = thuiszorgteam
Eerste analyse van het probleem + context
Individueel, Intern overleg
JA
Multidisciplinair overleg
NEE
Is tussenkomst wenselijk?
Doorverwijzing
Methodisch gesprek: Exploratie van de situatie
Maakt situatie bespreekbaar met slachtoffer
JA
Vertrouwenspersoon?
evaluatie
Plan van aanpak Tussendoelen + interventies bepalen
Interventies uitvoeren
Situatie (laten) opvolgen
bijsturing AFSLUITING Circulaire beweging, per stap (tussendoel) herhalen
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.39
ONGEVRAAGDE HULP
...
Symbiotische ouder-kindrelatie
HULPAANBOD
Fysieke beperking
Ontspoorde (mantel)zorg
INFORMATIE
Verstandelijke beperking
Manipulatie
...
Matig Beschadiging
Psychiatrische problematiek
Familieconflicten
CONFRONTATIE
BEMOEIZORG
NEE
NEE
OPNAME ZONDER VERZET
JA
JUSTITIËLE TUSSENKOMST
Is de situatie nog langer houdbaar?
JA
Wil betrokkenen geholpen worden?
AANDRANG
GRAAD VAN HULPBEMOEIENIS TOT DE PLEGER
Fataal Marteling, doding
Zeer ernstig Zware mis(be)handeling
Ernstig Ernstige beschadiging/ mis(be)handeling
Licht Kwelling
Wat is de ERNST van het probleem?
Verslavingsprobleem
Wat is het ONDERLIGGEND probleem bij de pleger?
Partnergeweld
Wat is het KERNprobleem?
MELDING OMB
Derde (mantelzorger) neemt initiatief
Een hulpverlener neemt initiatief
Slachtoffer neemt contact op aanraden van bekenden of hulpverleners
Slachtoffer neemt zelf initiatief
Startmotivatie?
Aanmelding
Relationele en structurele omgeving
Persoonlijke beleving
Betekenisgeving probleem?
Slachtoffer ervaart het probleem als toegeschreven
(constructief) Benoemen van sterktes, inzet
Benoemen van erkend probleem, de situatie
Specificatie van de ongewenste situatie
Formele afspraken (Contract, Zorgenplan)
Formuleren van (tussen)doelen
Hindernissen?
Grenzen?
Wat is haalbaar?
Wat is wenselijk?
Specificatie van de gewenste situatie
Nabespreken
Uitvoeren
Plannen
Handelingen slachtoffer – ondersteuner(s) – pleger
Actie
OF
OF
Doorverwijzen
Afsluiten
Bijsturen
Evalueren
Afhandeling
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
Volgens de omgeving, de hulpverlening
Wat is dringend?
Voor slachtoffer
Wat is belangrijk?
Prioriteiten stellen
Verwachtingen tov de hulpverlener?
Slachtoffer erkent het probleem
Probleembewustzijn?
Probleemidentificatie
Exploratie van de situatie van OMB
p.41
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.42
12 Bijlage 6: Juridisch kader Deze leidraad is overgenomen vanuit de Provinciaal meldpunt ouderen mis(be)handeling van West-Vlaanderen.
Voorwoord Ouderenmis(be)handeling in de thuissituatie is een complexe en vaak zeer delicate problematiek. Voor de professionele hulpverlener die beroepsmatig in contact komt met ouderen is de confrontatie met deze problematiek niet eenduidig. Daarom wil het Provinciaal Steunpunt Ouderenmis(be)handeling van WestVlaanderen zijn hulp- en dienstverleners hierin ondersteunen, ondermeer door het opzetten van vormingen. Naast de vorming rond het vroeg detecteren van ouderenmis(be)handeling (‘Vroegdetectie. Alert zijn en geen spoken zien.’) en de aanpak van de problematiek (‘Na detecteren, reageren’) biedt het Steunpunt een vorming aan omtrent
de
juridische
aspecten
van
ouderenmis(be)handeling.
Pasklare
antwoorden zijn immers zelden voorhanden, maar resulteren daarentegen vaak uit lange zoektochten, tochten waarbij je als professionele hulpverlener graag je rechten EN je plichten kent. De inhoud van de leidraad die wij u aanbieden, is gebaseerd op een tekst van Mariette Verrycken, erevrederechter en eredocent aan de Rechtsfaculteit van de VUB en tevens gastspreekster tijdens de vorming op 8 december 2006.
1. Een specifiek juridisch statuut voor de ouderen? Er bestaat geen specifiek juridisch beschermingstatuut voor ouderen. Een specifiek juridisch statuut voor ouderen mag er ook nooit komen, want dit zou de segregatie bevorderen en stigmatisering veroorzaken. Het zou ook strijdig zijn met het gelijkheidsprincipe vastgelegd in de Grondwet en met het discriminatieverbod vervat in de wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van de discriminatie en tot wijziging van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding. Er is trouwens geen behoefte aan een specifiek juridisch statuut voor ouderen, want een oudere, welke ook zijn psychische of fysieke evolutie weze, welke ook
zijn mogelijke aftakeling weze, blijft titularis van al zijn rechten en blijft, in theorie,
ook
bekwaam
om
zelf
die
rechten
uit
te
oefenen
(handelingsbekwaamheid). Een oudere, welke leeftijd hij of zij ook moge hebben, welke ook zijn fysieke of psychische toestand moge zijn, blijft een volwaardig burger, wiens rechten moeten gerespecteerd worden. Er zijn echter twee grote problemen waarmee de vergrijzing van de bevolking gepaard gaat: Ouderen hebben dan wel rechten en zijn in theorie ook bekwaam om deze zelf uit te oefenen, maar in de praktijk komen zij er niet altijd toe hun rechten te effectueren, hun rechten te doen erkennen, hun rechten te doen eerbiedigen. Ouderenmis(be)handeling is daar spijtig genoeg een treffend voorbeeld van. Als een mis(be)handelde oudere slachtoffer is van feiten die strafrechtelijk vervolgbaar zijn, weet hij/ zij veelal niet dat het strafrecht hem/ haar beschermt en weet hij/ zij niet dat er een mogelijkheid bestaat om klacht in te dienen, noch kent hij/ zij de instanties bij wie zulks kan gebeuren. Anderzijds kan er dan al - in sommige gevallen tenminste - een strafrechtelijke bescherming bestaan voor de mis(be)handelde oudere, maar als deze geen klacht durft indienen, uit schrik voor represailles of uit vrees uit zijn/ haar milieu te worden verplaatst, dan wordt het recht op bescherming niet geëffectueerd en worden de rechten van deze oudere niet geëerbiedigd. Veel ouderen zijn niet zelfredzaam meer, maar zijn afhankelijk van familie, van derden, van diensten; voor hen dient de vraag gesteld hoe zij kunnen beschermd worden,
hoe
hun
rechten
kunnen
geëerbiedigd
worden,
hoe
hen
een
menswaardig bestaan kan worden gewaarborgd. In het kader van het burgerlijk recht bestaan er beschermingstatuten, die in sommige gevallen nuttig kunnen zijn en die niet specifiek gelden voor ouderen, maar
ook
toepasselijk
zijn
op
andere
kwetsbare
meerderjarigen.
Deze
beschermingstatuten hebben één gemeenschappelijk kenmerk: bij een beslissing getroffen door een magistraat wordt de handelingsbekwaamheid van de beschermde persoon beperkt. Het betreft met name de onbekwaamverklaring en de bijstand van gerechtelijk raad, twee beschermingstatuten die echter schier in onbruik zijn gevallen, sinds de wet van 18 juli 1991 het beschermingstatuut van het voorlopig bewind heeft ingevoerd. Op dit voorlopig bewind komen we verder uitvoerig terug.
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.44
Het beschermingsstatuut van de verlengde minderjarige is niet toepasselijk op bejaarden, want het veronderstelt een staat van geestelijke onvolwaardigheid, aangeboren of begonnen tijdens de vroege kinderjaren en gekenmerkt door een uitgebleven ontwikkeling van de gezamenlijke vermogens van verstand, gevoel en wil. Dit stelsel werd pas ingevoerd bij de wet van 29 juni 1973. Het is dus wel mogelijk dat er onder de bejaarden personen zijn die vroeger, in uitvoering van deze wet, onder het statuut van verlengde minderjarigheid werden geplaatst. Voor gehuwden moet ook nog worden gedacht aan de regels van het primair huwelijksstelsel (bv. art. 220 B.W.); deze toelichten zou ons echter tot een té uitgebreid technisch-juridisch betoog brengen.
2. Ouderenmis(be)handeling: definitie en typologie Om
te
weten
welke
juridische
bescherming
kan
geboden
worden
bij
mis(be)handeling van ouderen, zou een definitie geboden zijn, want men moet toch eerst weten over welke realiteit men spreekt.
2.1 Definitie (zie ook leidraad ‘Vroegdetectie. Alert zijn en geen spoken zien’ voor meer informatie) Er is geen universeel aanvaarde definitie en dat is logisch omdat de gevallen zo verscheiden zijn en er in het kader van de inter-persoonlijke relaties ook verschillen van perceptie zijn. Een document van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties, opgesteld op 9 januari 2002 gaat ook uit van de vaststelling dat er geen universele aanvaarde definitie bestaat, maar maakt wél melding van een definitie die wordt gegeven door de Britse vereniging Action on Abuse of Older Persons: "Elder abuse is a single or repeated act, or lack of appropriate action, occuring within any relationship where there is an expectation of trust which causes harm or distress to an older person". Een gelijkaardige definitie wordt gehanteerd door de Meld- en Steunpunten in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: ‘Onder mishandeling van een ouder persoon (iemand vanaf 55 jaar) verstaan we al het handelen of nalaten van handelen van al degenen die in een persoonlijke en/of professionele relatie met de oudere staan, waardoor de oudere persoon (herhaaldelijk) lichamelijke en/of psychische en/of materiële schade lijdt
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.45
dan wel vermoedelijk zal lijden en waarbij van de kant van de oudere sprake is van een vorm van gedeeltelijke of volledige afhankelijkheid.’ (COMIJS 1996, pag. 18)
2.2 Typologie (zie ook leidraad ‘Vroegdetectie. Alert zijn en geen spoken zien’ voor meer informatie) Daar bovenstaande definitie erg ruim is, vindt u onderstaand een oplijsting van een aantal vormen van ouderenmis(be)handeling. Let wel: deze lijst is niet volledig! - Fysieke mis(be)handeling Slagen, verwondingen (inclusief brandwonden), breuken Ongewenste intimiteiten, seksueel geweld Beperking van de bewegingsvrijheid (bv. door niet-verantwoord fixeren) Farmaceutisch
geweld:
niet
toedienen
van
voorgeschreven
medicatie,
toedienen van neuroleptica op onverantwoorde wijze Vergiftiging Dehydratatie - Morele en psychologische mis(be)handeling Verbaal geweld, scheldwoorden, kwetsende woorden Vernederingen Beledigingen Infantiliseren Bedreigingen, intimidatie Bezoek van familie, vrienden en kennissen verbieden Kwetsende houding die de identiteit van de oudere, zijn/ haar waardigheid en zijn/ haar recht op zelfrespect negeren, bv. over het hoofd van de oudere over hem/ haar spreken en hem/ haar er niet bij betrekken, kortom hem/ haar als een object behandelen eerder dan als een subject - Financiële mis(be)handeling Diefstal Misbruik van volmachten Onder druk zetten om het pensioen af te geven, om giften te doen Erfenisbejaging Afpersing
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.46
Oplichting - Schending van grondrechten Schending van de privacy Niet-eerbiediging van de individuele vrijheid : hinderen in komen en gaan, abusief gebruik van fixatiemiddelen, sekwestratie Schending van het briefgeheim Woonstschennis De oudere in de onmogelijkheid stellen zelf zijn/ haar goederen te beheren Niet-eerbiediging van godsdienstige of filosofische overtuiging Niet-eerbiediging van politieke rechten : niet het recht op deelname aan de stemming organiseren, maar eerder een attest over beweerde onbekwaamheid laten opstellen - Gebrek aan zorgen Verwaarlozing Een oudere, die niet meer zelfredzaam is, aan zijn/ haar lot overlaten; hem/ haar geen voedsel bezorgen noch zorgen verstrekken Een oudere, die daar zelf niet meer toe in staat is, niet helpen zijn/ haar bril op te zetten, zijn/ haar tandprothese in te doen of zijn/ haar hoorapparaat te plaatsen Niet op tijd de pamper van incontinenten vervangen; niet ingaan op een vraag tot hulp bij het plassen onder voorwendsel dat de bejaarde mictietraining heeft gevolgd en deze maar moet toepassen Een oudere maar half aankleden om alzo te beletten dat deze zich zou verplaatsen Een oudere, die niet alleen kan eten, niet helpen bij het eten; het dienblad met eten wegnemen nog vóór de oudere, die traag eet, zijn/ haar maaltijd heeft beëindigd
3. Feiten van ouderenmis(be)handeling die aanleiding kunnen geven tot strafrechtelijke veroordelingen Niet alle feiten van ouderenmis(be)handeling vallen onder toepassing van de strafwet, wel de feiten die hierna zijn opgesomd. Deze
misdrijven
(met
uitzondering
van
belaging/stalking!)
zijn
geen
klachtmisdrijven: ze bestaan, zelfs als het slachtoffer geen klacht indient. Als het slachtoffer wél een klacht heeft ingediend en deze heeft ingetrokken, dan is zulks
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.47
zonder invloed op de strafbaarheid van de feiten: tegen de dader kunnen dan toch vervolgingen worden ingespannen en hij kan worden veroordeeld.
3.1 Opsomming Slagen en verwondingen • DOOR: - Artikel 398 S.W.: straft diegene die opzettelijk verwondingen of slagen toebrengt • STRAFVERZWARING: o er is strafverzwaring in de volgende gevallen: - als de schuldige heeft gehandeld met voorbedachte rade - als het slachtoffer een ouder of een bloedverwant in opgaande lijn (bv. grootouders) van de schuldige is (artikel 410, 1° lid, S.W.) - bij partnergeweld : de wet van 24 november 1997 (de zogeheten "wet Lizin") heeft het geweld tegen een partner of tegen een ex-partner als een verzwarende omstandigheid ingevoerd - bij de wet van 28 januari 2003 werd de maximumstraf in gevallen van vrijwillige slagen en verwondingen tegen een partner of een expartner verhoogd door deze van zes maanden op een jaar gevangenisstraf te brengen, om aldus de mogelijkheid te scheppen de dader aan te houden o de straffen worden verhoogd naargelang de gevolgen: - indien de slagen of verwondingen een ziekte of een ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid voor gevolg hebben (artikel 399 S.W.) - indien de slagen of verwondingen hetzij een ongeneeslijk lijkende ziekte, hetzij een blijvende ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid, hetzij het volledig verlies van het gebruik van een orgaan, hetzij zware verminking voor gevolg hebben (artikel 400 S.W.) - indien de dood wordt veroorzaakt (artikel 401 S.W.)
Aanranding van de eerbaarheid • DOOR: - Artikel 373 S.W.: straft de aanranding van de eerbaarheid, gepleegd met geweld of bedreiging - Artikel 375 S.W.: straft de verkrachting gepleegd op een persoon die daar niet in toestemt
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.48
afwezigheid van toestemming bestaat in de volgende gevallen: als de daad is opgedrongen door middel van geweld, dwang of list, of mogelijk is gemaakt door een onvolwaardigheid of een lichamelijk of een geestelijk gebrek van het slachtoffer • STRAFVERZWARING: - indien de feiten gepleegd zijn op een persoon die ingevolge een ziekte, dan wel een
lichamelijk
of
een
geestelijk
gebrek
of
onvolwaardigheid,
bijzonder
kwetsbaar is (artikel 376 S.W.) Vergiftiging - stoffen toedienen die de gezondheid kunnen schaden • DOOR: - Artikel 402 S.W.: straft hij die bij een andere een ziekte of ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid veroorzaakt door hem/ haar, opzettelijk, maar zonder het oogmerk te doden, stoffen toe te dienen, die de dood kunnen teweegbrengen, of stoffen die, al zijn zij niet van die aard dat zij de dood teweegbrengen, de gezondheid zwaar kunnen schaden • STRAFVERZWARING: -
als
de
stoffen
een
ongeneeslijk
lijkende
ziekte,
hetzij
een
blijvende
ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid, hetzij het volledig verlies van het gebruik van een orgaan tot gevolg hebben (art. 403 S.W.) - als de dood het gevolg is (art. 404 S.W.) - als het slachtoffer de vader of de moeder of een bloedverwant in opgaande lijn (grootouder van de dader bv.) (wet Lizin) ! Ook een poging is strafbaar (artikel 405 S.W.) Dwang of verhindering van geloofsbelijdenis • DOOR: - Artikel 142 S.W. straft hij die een of meer personen door geweld of bedreiging dwingt of verhindert een eredienst uit te oefenen, de uitoefening van die eredienst bij te wonen, bepaalde godsdienstige feesten te vieren, bepaalde rustdagen te onderhouden
Woonstschennis (of huisvredebreuk) • DOOR: - Artikel 439 S.W.: straft hij die zonder een bevel van de overheid en buiten de gevallen waarin de wet toelaat in de woning van bijzondere personen tegen hun wil in binnen te treden, in een door een ander bewoond huis, appartement,
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.49
kamer of verblijf, of in de aanhorigheden ervan binnendringt, hetzij met behulp van bedreiging of geweld tegen personen, hetzij door middel van braak, inklimmen of valse sleutels Woonstschennis door particulieren is dus slechts strafbaar als er geweld wordt gebruikt, als er een bedreiging wordt geuit of als er inbraak of gebruik van valse sleutels is. • ZIJN NIET STRAFBAAR: - de afwezigheid van toestemming volstaat niet dit betekent dat bv. het volgende geval niet strafbaar is: een zoon komt bij zijn moeder inwonen, volledig tegen haar wil in. Het gebrek aan toestemming in hoofde van de moeder volstaat niet opdat het feit strafbaar zou zijn: dit wordt niet als huisvredebreuk beschouwd. In een dergelijk geval zou de moeder zich enkel kunnen richten tot de vrederechter van haar woonplaats en de uitdrijving van haar zoon vragen, wegens
bezetting
zonder
recht
noch
titel
(dit
kan
middels
een
verzoeningsprocedure gevraagd worden of bij dagvaarding - zie verder). - als een oudere iemand binnenlaat, dan heeft deze laatste zich rechtmatig toegang verschaft tot de woning van de oudere; weigert deze bezoeker weg te gaan, dan wordt dat evenmin als huisvredebreuk beschouwd Schending van briefgeheim • DOOR: - Artikel 460 S.W.: straft hij die een brief die aan de post is toevertrouwd wegmaakt of openmaakt om het geheim ervan te schenden Bedreigingen • DOOR: - Artikel 327/330 S.W.: straft hij die, hetzij mondeling, hetzij bij een naamloos of ondertekend geschrift, iemand onder een bevel of onder een voorwaarde bedreigt met een aanslag op personen of op eigendommen, of hij die door gebaren of zinnebeelden hiermee dreigt
Wederrechtelijke vrijheidsberoving (of skwestratie) • DOOR: - Artikel 434 S.W.: straft hij die iemand gevangen houdt of doet gevangen houden, zonder een bevel van het gestelde gezag en buiten de gevallen waarin de wet de gevangenhouding van bijzondere personen toelaat of voorschrijft
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.50
• STRAFVERZWARING: - de wederrechtelijke vrijheidsberoving duurt langer dan tien dagen (art. 435 S.W.) - de wederrechtelijke vrijheidsberoving duurt langer dan een maand (art. 436 S.W.) Diefstal • DOOR: - Artikel 461 S.W.: straft hij die een zaak die hem niet toebehoort, bedrieglijk wegneemt • ZIJN NIET STRAFBAAR (artikel 462 S.W.): - diefstal tussen echtgenoten - diefstal gepleegd door afstammelingen ten nadele van hun bloedverwanten in opgaande lijn, dus ten nadele van ouders of grootouders • STRAFVERZWARING: - bij gebruik van geweld of bedreiging Afpersing • DOOR: - Artikel 470 S.W.: straft hij die met behulp van geweld of bedreiging gelden, waarden, roerende voorwerpen, schulderkenningen, kwijtingen afperst Misbruik van vertrouwen • DOOR: - Artikel 491 S.W.: straft hij die ten nadele van een andere goederen, gelden, koopwaar,... die hem overhandigd zijn onder verplichting om ze terug te geven of ze voor een bepaald doel te gebruiken of aan te wenden, bedrieglijk verduistert of verspilt Als een oudere geld toevertrouwt aan een derde met de vraag dit te gaan plaatsen op zijn rekening, en de derde plaatst het geld op zijn eigen rekening, dan is er misbruik van vertrouwen.
Oplichting • DOOR: - Artikel 496 S.W.: straft hij die, met de bedoeling zich een zaak toe te eigenen die aan een ander toebehoort, gelden, roerende goederen,… aan zich doet afgeven of leveren, hetzij door gebruik te maken van valse namen of valse hoedanigheden, hetzij door het aanwenden van listige kunstgrepen om te doen
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.51
geloven aan het bestaan van valse ondernemingen, van een denkbeeldige macht of van een denkbeeldig krediet, om een goede afloop, een ongeval of enige andere hersenschimmige gebeurtenis te doen verwachten of te doen vrezen, of om op een andere wijze misbruik te maken van het vertrouwen of van de lichtgelovigheid Stalking (of belaging) • DOOR: - Artikel 442bis S.W.: straft hij die een persoon heeft belaagd, terwijl hij wist of had moeten weten dat hij door zijn gedrag de rust van die bewuste persoon ernstig zou verstoren, wordt gestraft (art. 442bis S.W.) ! Klachtmisdrijf: er zullen alleen vervolgingen zijn op klacht van de persoon die beweert te worden gestalkt Schuldig hulpverzuim • DOOR: - Artikel 422bis S.W.: straft hij die verzuimt hulp te verlenen (zelf helpen) of te verschaffen (hulp doen verlenen) aan iemand die in groot gevaar verkeert, hetzij hijzelf diens toestand heeft vastgesteld, hetzij die toestand hem is beschreven door diegene die zijn hulp inroept • ZIJN NIET STRAFBAAR: - als diegene die verzuimt niet kon helpen zonder ernstig gevaar voor zichzelf of voor anderen (artikel 422bis, 2° lid) - als de verzuimer niet persoonlijk het gevaar heeft vastgesteld, waarin de hulpbehoevende verkeerde of als hij op grond van de omstandigheden waarin hij werd verzocht te helpen, kon geloven dat het verzoek niet ernstig was of dat er gevaar aan verbonden was (artikel 422bis, 2° lid)
3.2 Rol van de parketten Een aangifte gebeurt ofwel bij de politie ofwel rechtstreeks bij het parket, t.t.z. de Procureur des Konings, bv. bij brief. Als het parket een aangifte krijgt, wordt deze doorgespeeld naar de politie voor verder onderzoek; krijgt de politie een aangifte, dan geeft zij deze, na een eerste onderzoek, door aan het parket. Op de parketten bestaan er geen aparte diensten voor aangifte en behandeling van feiten
van
ouderenmis(be)handeling;
hoogstens
bestaat
er
op
sommige
parketten een cel "intrafamiliaal geweld".
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.52
Als er een onderzoek is naar strafbare feiten, dan is het parket niet verplicht, eens het bewijs van deze feiten geleverd is, vervolgingen in te spannen: er is in de eerste plaats het discretionair karakter van het seponeringsbeleid van de Procureur des Konings; anderzijds heeft de wet van 10 februari 1994 bemiddeling in strafzaken ingevoerd: zulks betekent dat de Procureur des Konings het dossier kan overmaken aan de bemiddelaar in strafzaken; deze zal zowel met de dader van het misdrijf als met het slachtoffer spreken en zal pogen een akkoord tussen partijen tot stand te brengen; dit akkoord wordt dan vastgelegd in een proces-verbaal dat beide partijen tekenen. Als de dader in deze bemiddeling een reeks verplichtingen aangaat en deze allemaal vervuld heeft, is de openbare vordering uitgedoofd, wat betekent dat er geen vervolging voor de correctionele rechtbank zal volgen. Komt de dader de door hem aangegane verplichtingen niet na of is er geen akkoord bereikt tussen dader en slachtoffer, dan kan de Procureur des Konings vervolgen voor de correctionele rechtbank. Het kan gebeuren dat feiten van ouderenmis(be)handeling, die nochtans niet strafbaar zijn (bv. psychologische mis(be)handeling) toch worden aangegeven aan het parket. Nu er in Vlaanderen een centraal meldpunt ouderenmis(be)handeling bestaat, zou kunnen gevraagd worden aan de parketten om dat soort zaken aan dit meldpunt over te maken. Zulks zou als voordeel hebben dat in deze zaken toch hulp zou worden geboden, daar waar dit niet het geval is bij gewone seponering.
3.3 Slachtofferhulp In het midden van de jaren ‘90 werden diensten voor slachtofferhulp opgericht: personen die menen dat zij schade lijden door een strafbaar feit, kunnen hierop beroep doen voor materiële, morele, juridische en psycho-sociale bijstand. Strikt genomen zouden deze diensten dus ook kunnen fungeren om klachten van slachtoffers van ouderenmis(be)handelingen te ontvangen en te behandelen, maar uit de praktijk blijkt dat de slachtoffers de weg naar deze diensten niet altijd vinden (tenzij ze ernaar worden verwezen door de politie).
4. Quid aangifte van ouderenmis(be)handeling die strafbare feiten uitmaakt?
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.53
De zorgverleners zijn vaak een spilfiguur in de detectie van feiten van ouderenmis(be)handeling. Dan stellen zich vanzelfsprekend de vragen: mag of moet men aangifte doen? Is aangifte verenigbaar met het beroepsgeheim? 4.1 Artikel 30 S.V. Artikel 30 S.V. bepaalt dat ieder die getuige is geweest van een aanslag, hetzij tegen de openbare veiligheid, hetzij op iemands leven of eigendom, verplicht is daarvan bericht te geven aan de Procureur des Konings, hetzij van de plaats van het misdrijf, hetzij van de plaats waar de verdachte kan worden gevonden. Deze principiële aangifteplicht betreft de gehele geweld- en eigendomscriminaliteit. De draagwijdte ervan is echter beperkt, vermits de aangifteplicht enkel bestaat in hoofde van iemand die getuige is geweest van zulke misdrijven. Er dient ook opgemerkt dat er geen sanctie bestaat op deze principiële aangifteplicht, zodat kan besloten worden dat artikel 30 S.V. geen afdwingbare aangifteplicht inhoudt, onder voorbehoud weliswaar van de eventuele toepassing van artikel 220bis S.W. (schuldig hulpverzuim). 4.2 Artikel 615 S.V. Krachtens artikel 615 S.V. moet eenieder die kennis heeft van het feit dat iemand wederrechtelijk gevangen wordt gehouden, daarvan bericht geven aan de rechter in de politierechtbank, aan de Procureur des Konings of aan de onderzoeksrechter of aan de Procureur Generaal bij het hof van beroep. Als een van deze magistraten weet heeft van een willekeurige vrijheidsberoving of daaromtrent een aangifte ontvangt, moet hij zich onmiddellijk ter plaatse begeven en de gevangen gehouden persoon in vrijheid stellen. Als een oudere wordt opgesloten, kan op deze wijze een einde worden gesteld aan zijn willekeurige vrijheidsberoving. 4.3 K.B. van 31 mei 1885 Artikel 20 van het K.B. van 31 mei 1885 verplicht iedere arts die geroepen is in de gevallen die tot een gerechtelijk onderzoek aanleiding kunnen geven, zo bv. vergiftiging, deze onmiddellijk ter kennis te brengen van de gerechtelijke overheid. Voor deze principiële aangifteplicht is er evenmin een sanctie voorzien. Het Hof van Cassatie heeft beslist dat artikel 20 van het K.B. van 31 mei 1885 geen beperking inhoudt van het beroepsgeheim van de arts (Cass., 30 oktober 1978, R.W., 1978-79, 2232), wat dus betekent dat deze wettekst het beroepsgeheim van de arts onverkort laat. 4.4 Beroepsgeheim van de arts niet absoluut
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.54
De arts moet de informatie die hij van zijn patiënt krijgt geheim houden; zo niet, is hij in principe strafbaar (art. 458 S.W.). De informatie die niet mag bekend gemaakt worden betreft de elementen die de arts heeft vernomen in de uitoefening van zijn beroep of naar aanleiding ervan; deze informatie is dus niet alleen strikt medisch maar kan ook betrekking hebben op elementen die onrechtstreeks met de gezondheidstoestand van de patiënt te maken hebben (financiële toestand, psychologische elementen, informatie over de echtelijke relatie, over familierelaties). De
Code
van
geneeskundige
plichtenleer
definieert
de
inhoud
van
het
beroepsgeheim als volgt: "het beroepsgeheim van de geneesheer omvat zowel al wat de patiënt hem heeft gezegd of toevertrouwd als wat de arts weet of heeft ontdekt
tengevolge
van
onderzoekingen
of
van
door
hem
gedane
of
aangevraagde navorsingen (artikel 56). Het beroepsgeheim omvat alles wat de geneesheer heeft gezien, gehoord, vernomen, vastgesteld, ontdekt of opgemerkt bij gelegenheid van de uitoefening van zijn beroep (artikel 57). Dit beroepsgeheim belet echter niet dat de arts soms aangifte mag doen van strafbare feiten. Er dient inderdaad een onderscheid gemaakt al naargelang de patiënt het slachtoffer dan wel de dader van het misdrijf is. • Als de patiënt het slachtoffer is, dan heeft de arts het recht tot aangifte over te gaan (Cass., 13 mei 1987, Pas. I, 662; R.D.P., 87, 856; Jurisprudence de Liège, 1987, 1165, nota Hannequart; Cass. 9 februari 1988, A.C. 87-88, 720; Pas. 1988, I, 662). - (Terloops weze vermeld dat dit principe nog door een recente wet werd toegepast inzake kindermishandeling: in het Strafwetboek werd artikel 458bis ingevoerd bij de wet van 28 november 2000. Deze stelt dat de arts bepaalde misdrijven, die verband houden met de seksuele integriteit en die gepleegd worden op een minderjarige patiënt, door de arts mogen gemeld worden aan de Procureur des Konings.) - Als de arts geconfronteerd wordt met een patiënt die slachtoffer is, kan het gebeuren dat de aangifte geboden is, wat bv. het geval zal zijn als de arts meent dat de enige manier om hulp te verlenen bestaat in een aangifte; door de feiten niet aan te geven zou hij zich blootstellen aan de sanctie van het schuldig verzuim (artikel 422bis S.W.).
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.55
- De aangifte heeft enkel betrekking op het louter feit dat de patiënt slachtoffer is geweest van een misdrijf; de arts blijft tot geheimhouding verplicht over wat hij verder uit hoofde van zijn beroep vastgesteld of vernomen heeft. • Als de patiënt de dader is, dan primeert het beroepsgeheim met het gevolg dat de arts, in principe, geen recht heeft de feiten aan te geven. Dit beroepsgeheim is echter niet absoluut: als de arts vaststelt dat zijn patiënt een gevaarlijke misdadiger is, dan kan hij terecht menen dat hij moet bijdragen tot diens aanhouding, om de maatschappij tegen verder kwaad te beschermen; als hij dan deze plicht doet primeren op zijn geheimhoudingsplicht, is hij niet strafbaar voor schending van zijn beroepsgeheim (Cass., 13 mei 1987, geciteerd). • Quid als zowel de dader als het slachtoffer patiënten zijn? Deze hypothese kan zich voordoen als een oudere wordt mis(be)handeld door één zijner kinderen, bij wie hij inwoont, en de huisarts zowel arts is van de kinderen als van de oudere. In principe is de arts tot geheimhouding verplicht, doch de arts heeft wel de plicht de dader te waarschuwen; als dan de arts vaststelt dat de mishandelingen desondanks nog gepleegd worden, heeft hij toch het recht aangifte bij de gerechtelijke autoriteiten te doen. Als hij zulks doet, dan is het krachtens artikel 422bis S.W. dat het schuldig verzuim van hulpverlening strafbaar stelt; in dat geval zou de arts inderdaad zijn hulpverleningsplicht voorrang verlenen op zijn zwijgplicht. De aangifte door de arts mag enkel gebeuren aan de Procureur des Konings of aan de onderzoeksrechter, maar niet aan de politie. 4.5 Het beroepsgeheim in de gezondheidszorg Artikel 458 S.W. bepaalt straffen voor de schending van het beroepsgeheim; heel wat zorgenverstrekkers vallen onder toepassing van dit artikel. Dit artikel vermeldt uitdrukkelijk de geneesheren, de heelkundigen, de apothekers en de vroedvrouwen maar voegt daaraan toe "alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd". Het is onmogelijk een exhaustieve lijst te geven van die personen op wie artikel 458 S.W. toepasselijk is, want daarover bestaat geen eensgezindheid in de rechtsliteratuur. Deze lijst wordt dan ook mede bepaald door de rechtspraak. Om gebonden te zijn door het beroepsgeheim moet men een noodzakelijke vertrouwenspersoon
zijn.
Zo
wordt
aangenomen
dat
de
paramedische
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.56
beroepsbeoefenaar die optreedt in een relatie van zorgverstrekking gehouden is tot het beroepsgeheim (Cass. 9 februari 1988, Pas., 1988, I, 662; Hof van beroep Bergen, 9 december 1975, Pas. 1976, II, 159). De onthaalbediende op de spoedgevallendienst van een ziekenhuis is niet door beroepsgeheim gebonden (Pol. Luik, 6 januari 1986, Jurisprudence de Liège, 1986, 103). Deze uitspraak is vatbaar voor kritiek. Een gezinsbegeleidster verbonden aan een dienst voor pleegzorg is niet gehouden tot het beroepsgeheim (Hof van Beroep Antwerpen,
14
oktober
1997,
R.W.,
1998-99,
194);
ware
deze
gezinsbegeleidster echter een sociaal assistente, dan was zij wel door het beroepsgeheim gebonden (A. VANDEPLAS, nota onder voormeld arrest). Ook een klinische psychologe is gehouden tot beroepsgeheim (zelfde arrest). Vermits nog andere zorgverleners vallen onder toepassing van artikel 458 S.W. omdat ze tot het beroepsgeheim gehouden zijn, kan de vraag worden gesteld of zij ook onder toepassing vallen van artikel 20 van het K.B. van 31 mei 1885. In de rechtspraak werd deze vraag eenmaal gesteld en bevestigend beantwoord voor de ambulanciers (Corr. Rechtbank Charleroi, 27 juni 1974, J.T., 1975, 28). De personeelsleden van het O.C.M.W. zijn tot geheimhouding verplicht krachtens artikel 50 juncto artikel 36, 2° lid van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. De familiale helpsters zijn niet tot het beroepsgeheim gebonden maar hebben een discretieplicht. 4.6 Het beroepsgeheim van de arts en getuigenis in rechte Artikel 80 S.W. bepaalt dat hij die gedagvaard wordt om te worden gehoord als getuige, gehouden is te verschijnen, op straffe een geldboete op te lopen. Dit geldt ook voor artsen: als zij worden opgeroepen als getuige, moeten zij gevolg geven aan deze oproeping en verschijnen. Door het beroepsgeheim dat op hen rust, hebben de artsen echter een bijzonder statuut als getuige. Artikel 458 S.W. bepaalt inderdaad dat de geneesheren strafbaar zijn als zij geheimen, die hen zijn toevertrouwd bekend maken, maar op deze strafbaarheid bestaat een uitzondering voor het geval dat zij worden opgeroepen om in rechte getuigenis af te leggen. Wordt de arts opgeroepen als getuige, dan kan er voor hem een conflict ontstaan tussen twee plichten: enerzijds moet hij, als burger, het gerecht behulpzaam zijn bij het zoeken naar de waarheid, maar, anderzijds, heeft hij ook de plicht, in principe, het beroepsgeheim te eerbiedigen. Als de arts optreedt als getuige,
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.57
opgeroepen in rechte, heeft hij echter het recht te spreken, doch hij is daartoe niet verplicht, zodat hij zijn zwijgplicht zal mogen inroepen. Het criterium dat hem zal toelaten het conflict op te lossen is het belang van zijn patiënt. Er is slechts één beperking: het beroepsgeheim mag niet afgewend worden van zijn bestaansreden, wat betekent dat de arts geen misbruik mag maken van zijn zwijgplicht. Er bestaat discussie over de vraag te weten of de patiënt niet de toelating aan zijn arts kan geven om te spreken. Volgens de medische plichtenleer volstaat de toestemming van de patiënt niet om de arts te ontheffen van zijn beroepsgeheim (artikel 64 Code van geneeskundige plichtenleer). 4.7 Conclusie i.v.m. feiten van ouderenmis(be)handeling die strafbaar zijn In de eerste plaats zal de arts met de oudere patiënt, slachtoffer van ouderenmis(be)handeling, praten over de mogelijkheid dat deze zelf aangifte zou doen van strafbare feiten. Deze houding zal hij aannemen op basis van zijn plicht de autonomie van de patiënt te eerbiedigen. Maar wat als het slachtoffer deze stappen niet zet? De arts zal zelf oordelen over de opportuniteit om aangifte te doen van strafbare feiten waarvan zijn patiënt slachtoffer is. Hij mag immers deze feiten aangeven, zonder zelf strafbaar te zijn voor schending van het beroepsgeheim. Dit recht van aangifte staat enkel in functie van het belang van de patiënt. De arts moet aan zijn patiënt geen toelating vragen om aangifte te doen, alhoewel zulks toch wenselijk zou zijn. Ook als hij in rechte optreedt als getuige, zal de arts oordelen over de opportuniteit te spreken. Er kan echter verwacht worden dat hij wel spreekt, als hij zelf aangifte deed van de feiten waarvan zijn patiënt het slachtoffer is. In de beoordeling van de opportuniteit van de aangifte, zou de arts wel rekening moeten houden met het volgende element: als gewoon aangifte wordt gedaan van strafbare feiten, zonder dat er andere maatregelen worden getroffen, dan bestaat het risico dat het strafonderzoek de situatie van het slachtoffer nog zal verergeren ingevolge mogelijke represailles van de dader of vanwege de duurtijd van het strafonderzoek. De vraag stelt zich natuurlijk welke andere maatregelen er dan wel kunnen getroffen worden. Volgende denkpistes, of één ervan, zouden kunnen worden gevolgd:
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.58
• De sociale dienst van het plaatselijk O.C.M.W. inschakelen om dienstverlening te verschaffen en te coördineren (thuiszorg, poetshulp, maaltijden, enz.) • Als de dader een mantelzorger is die duidelijk zorgverlening aan de oudere niet aankan vanwege de stress of die het fenomeen "burn out" vertoont, dan kan de arts deze misschien aanraden de oudere in een dagvoorziening te laten opnemen. • Een gesprek voeren met de dader als de feiten zich in de thuissituatie voordoen, of met de directie van het rusthuis waar de oudere verblijft, in het geval dat de dader een personeelslid is. Het is evident dat in deze handelingen de huisarts toch nog altijd zijn beroepsgeheim moet eerbiedigen. Als conclusie geldt dus het principe dat een arts, die geconfronteerd wordt met feiten van ouderenmis(be)handeling waarvan zijn patiënt(e) slachtoffer is, zelf moet oordelen over de opportuniteit van de aangifte van deze feiten aan de gerechtelijke autoriteiten. Enkel als de aangifte van deze feiten, de enige manier is om zijn patiënt(e) te helpen, zal de arts oordelen dat hij aangifte moet doen. Artikel 61 § 2 van de Code van geneeskundige plichtenleer, zoals die werd gewijzigd op 16 november 2002, bepaalt: "als een geneesheer vermoedt dat een door ziekte, handicap of leeftijd weerloze patiënt wordt mishandeld, misbruikt of ernstig wordt verwaarloosd, zal hij, indien de verstandelijke mogelijkheden van de patiënt dit toelaten, zijn bevindingen met de patiënt bespreken. De geneesheer zal de patiënt ertoe aansporen zelf de nodige initiatieven te nemen, zoals o.m. het informeren van zijn naaste verwanten. Indien deze bespreking met de patiënt niet mogelijk is, kan de behandelende geneesheer met een terzake bevoegde collega overleggen aangaande diagnostiek en behandeling van de problematiek. Indien de patiënt in ernstig gevaar verkeert en er geen andere middelen zijn om hem te beschermen, kan de geneesheer de Procureur des Konings in kennis stellen van zijn bevindingen. De geneesheer zal de naaste verwanten in kennis stellen van zijn bevindingen en de initiatieven die hij wenst te nemen om de patiënt te beschermen indien dit de belangen van deze laatste niet schaadt".
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.59
5.
Welke
maatregelen
kunnen
in
rechte
getroffen
worden
ter
bescherming van de mis(be)handelde oudere? Het
antwoord
op
deze
vraag
geldt
voor
alle
vormen
van
ouderenmis(be)handeling. In het zoeken naar het antwoord op die algemene vraag, komen volgende problemen aan de orde: • Kan een oudere verplicht geplaatst worden, zonder zijn toestemming; quid indien de oudere wilsdeficiënt is? • Kan de onbekwaamverklaring een oplossing bieden? • Als het financieel aspect een belangrijke rol speelt, kan dan het voorlopig bewind geen oplossing zijn? • Zo de dader een partner is (huwelijkspartner of wettelijk samenwonende partner) kunnen dan de dringende voorlopige maatregelen geen oplossing bieden? • Quid met de bezetting zonder recht noch titel? • Hoe reageren t.o.v. onverantwoorde aanwending van fixeermiddelen? • Welke kan de rol zijn van bestaande en toekomstige meldpunten? Hierna zal getracht worden op elkeen van deze vragen een antwoord te verlenen. Sommige van de voorgestelde oplossingen kunnen aangewend worden, niet alleen als remedie, maar ook in de preventie. 5.1 Verplichte plaatsing 5.1.1 Het slachtoffer is niet wilsdeficiënt In principe kan een oudere niet tegen zijn wil worden geplaatst in een ROB of in een RVT. Een oudere heeft het recht, in volle luciditeit, te verkiezen zijn laatste levensjaren door te brengen in zijn vertrouwde omgeving, zelfs als hij niet echt meer zelfredzaam is of als zijn leefvoorwaarden onhygiënisch zijn. Dit volgt uit het recht op autonomie, het recht op zelfbeschikking. Hetgeen maximaal kan gedaan worden, is het aanbieden van hulp (thuiszorg, poetshulp, enz.), maar een dergelijke hulp kan in rechte niet opgedrongen worden. Als een oudere thuis valt en de hulpdienst wordt opgeroepen, dan zal deze de oudere naar het ziekenhuis voeren. Als feiten van fysieke mis(be)handeling worden aangegeven, kan de hulpdienst ook de oudere vervoeren naar het ziekenhuis. In de twee gevallen zal de oudere worden opgenomen in de G-dienst, waar het pluridisciplinair overleg er misschien toe zal leiden vast te stellen dat een terugkeer naar de thuissituatie echt niet kan.
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.60
De eventualiteit van een plaatsing kan dan wel besproken worden met de patiënt en deze kan er psychologisch op voorbereid worden, maar als deze oudere niet wil weten van een plaatsing, dan is ze in rechte niet afdwingbaar. Het moet worden toegegeven dat in de praktijk het probleem meestal wordt opgelost door een "forcing" toe te passen, met volledige miskenning van het recht op autonomie van de patiënt Wel is het zo dat in de praktijk wordt vastgesteld dat in een dergelijk geval aan de derde, die aldus de plaatsing verwezenlijkt,
wordt
gevraagd
de
verblijfsovereenkomst
te
tekenen
in
hoedanigheid van "vertrouwenspersoon". Als de aldus geplaatste oudere eist de instelling te verlaten en de geldigheid betwist van de overeenkomst die in zijn naam is getekend door de zogeheten "vertrouwenspersoon", is er geen enkel wettelijk middel om te beletten dat deze oudere de instelling zou verlaten. Ondanks deze juridische principes, dient vastgesteld dat er in de werkelijkheid heel wat gedwongen plaatsingen worden gerealiseerd, dus in volledige illegaliteit, met miskenning van de grondrechten van de oudere. 5.1.2 De oudere is wilsdefficiënt Daar dit probleem zich in de praktijk voornamelijk stelt met dementen, zullen we enkel het geval van dementie in overweging nemen. De wet van 26 juni 1990 op de bescherming van de persoon van de geesteszieke, had met name tot doel en tot gevolg de oude collocatie en ook de sekwestratie ten huize te moderniseren. De beschermingsmaatregelen die nu kunnen bevolen worden, zijn de behandeling in een ziekenhuis en de verpleging in een gezin. De vraag is of die toepasselijk zijn op demente ouderen. Het antwoord kan bevestigend zijn in sommige gevallen, maar niet altijd, want bepaalde voorwaarden dienen vervuld. Dit betekent dus dat een oudere die mis(be)handeld wordt, maar die niet dement is, niet onder de toepassing kan vallen van de beschermingsmaatregelen ingevoerd bij de wet van 26 juni 1990. De wet regelt een uitzondering op de individuele vrijheid, een grondrecht gewaarborgd door de grondwet, en moet daarom in enge zin worden geïnterpreteerd. De beschermingsmaatregelen die deze wet organiseert zijn dus de psychiatrische dwangopname (behandeling in een ziekenhuis) en de verpleging in een gezin. Psychiatrisch dwangopname Opdat men tot de psychiatrische dwangopname van een patiënt zou kunnen overgaan, zijn er drie voorwaarden vereist :
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.61
• De persoon moet geestesziek zijn. Een demente is geestesziek en valt dus onder deze toepassingsvoorwaarde. • De persoon brengt zijn veiligheid EN gezondheid ernstig in gevaar of vormt een ernstige bedreiging voor andermans leven of integriteit. Zo zal de vermindering van zelfredzaamheid op zich niet volstaan: er is bovendien vereist dat deze toestand de veiligheid en de gezondheid van de demente ernstig in gevaar zou brengen. • Andere meer geschikte behandelingen moeten onbeschikbaar zijn. Er is een uitgebreide rechtspraak, die stelt dat de wet op de bescherming van de persoon van de geesteszieke van 26 juni 1990, niet mag dienen als instrument om een oudere, tegen zijn in, in een ROB of een RVT te plaatsen. In deze gevallen had men gewone stoornissen, waarmee de hoge leeftijd kan gepaard gaan, ingeroepen om de psychiatrische dwangopname te vragen van iemand die niet dement was, maar die bv. leed aan geheugenstoornissen, waanideeën, paranoïde karaktertrekken vertoonde, enz. Ouderdomsverschijnselen, die medisch niet als dementie kunnen bestempeld worden, komen dus niet in aanmerking voor de toepassing van deze wet. Daarom werd in al die gevallen de vraag tot psychiatrische dwangopname afgewezen. Zijn de drie voorwaarden hoger opgesomd echter wel vervuld, dan kan een oudere wel gedwongen psychiatrisch opgenomen worden. Zo zal een demente, wiens verminderde zelfredzaamheid een gevaar oplevert voor zijn gezondheid en zijn veiligheid, wel gedwongen kunnen opgenomen worden. De psychiatrische dwangopname geschiedt bij beslissing van de vrederechter of, in spoedeisende gevallen, bij beslissing van de Procureur des Konings; wel moet gezegd worden dat de spoedopname de regel is geworden (80%) en de gewone procedure de uitzondering (20%). De behandeling in een ziekenhuis verloopt in twee fasen: de opneming ter observatie voor een termijn van maximum 40 dagen en vervolgens het verder verblijf voor maximum 2 jaar, maar hernieuwbaar. In de eerste fase van maximum 40 dagen zou de geneesheer/diensthoofd van de psychiatrische inrichting in een gemotiveerd verslag kunnen vaststellen dat de toestand van de demente de psychiatrische dwangopname niet langer rechtvaardigt, bv. als deze wordt geplaatst in een RVT.
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.62
In de loop van het verder verblijf kan de oudere overgeplaatst worden naar een RVT onder de vorm van hetgeen in de wet "nazorg" wordt genoemd. Verpleging in een gezin Om de toepassing van deze maatregel te bekomen zijn, in principe, dezelfde drie voorwaarden als onder het vorige punt (psychiatrische dwangopname). Het begrip "gezin" wordt breed geïnterpreteerd: zowel gezin in de enge betekenis van het woord als een milieu waar de oudere zich thuis zou voelen (een onthaalgezin, een gemeenschap of een rusthuis). Dit wordt uitdrukkelijk gezegd in een vonnis (Mons, 11 mei 1994, JLMB, 1995, p. 1054). In één vonnis (Vred. Marchienne-au-Pont, 29 september 1995, JLMB, 1997, p 1001), wordt de plaatsing van een oudere in een rusthuis, via de verpleging in een gezin, geregeld. Over deze formule is er dus maar een beperkte rechtspraak, maar deze zou in de toekomst uitgebreid kunnen worden. Conclusie In het geval van een mis(be)handelde demente oudere, zou een verzoekschrift kunnen worden ingediend bij de vrederechter om de opneming ter observatie, minstens de verpleging in een gezin te vragen, doch enkel zo de wettelijke voorwaarden vervuld zijn. Een tweede mogelijkheid bestaat er in contact op te nemen met de substituut van de Procureur des Konings gelast met de problematiek van de geesteszieken en
te
vragen
of
deze,
in
een
spoedeisend
geval,
dat
een
demente
mis(be)handelde oudere betreft, zou aanvaarden op te treden, mits uiteraard de wettelijke voorwaarden vervuld zijn. Wel dient al vermeld dat bij het verzoekschrift, dat de procedure voor de vrederechter inleidt, een omstandig geneeskundig verslag dient gevoegd, dat, op basis
van
een
onderzoek
dat
ten
hoogste
15
dagen
oud
is,
de
gezondheidstoestand van de persoon die men wil laten opnemen, evenals de symptomen van de ziekte beschrijft. Over de vraag te weten of dit omstandig geneeskundig verslag mag worden opgesteld door de huisarts bestaat er geen eenduidig antwoord in de rechtsleer. Enerzijds leest men dat de huisarts dikwijls het best geplaatst is om een dergelijk omstandig en juist getuigschrift op te stellen en dat zijn bevoorrechte relatie met het gezin de behartiging van het goed begrepen belang van de patiënt niet in de weg staat en, anderzijds, acht Professor NYS dat de behandelende arts het
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.63
vereiste omstandig geneeskundig verslag niet mag opstellen omdat de kans reëel is dat deze de grenzen van zijn opdracht als keurend arts overschrijdt en dus zijn beroepsgeheim zou schenden. In de praktijk ervaren de vrederechters dat de huisartsen
wél
deze
omstandige
geneeskundige
verklaring
opstellen
en
afleveren. Volgens de Code van geneeskundige plichten vormt het afleveren van dit omstandig geneeskundige verslag een uitzondering op het beroepsgeheim (artikel
58
g.),
wat
dus
impliceert
dat
de
huisarts
deze
omstandige
geneeskundige verklaring wel mag afleveren. De huisarts beslist echter altijd over de opportuniteit van het afleveren van dit omstandig geneeskundige verslag In spoedeisende gevallen treedt dus de Procureur des Konings op: • hetzij ambtshalve na schriftelijk advies van een arts die hij aanwijst • hetzij op schriftelijk verzoek van een belanghebbende; aan dit verzoekschrift dient dan ook een omstandig geneeskundig verslag, zoals gevergd in de normale procedure, gehecht te worden
5.2. Ouderenmis(be)handeling onder de vorm van partnergeweld : welke oplossingen? 5.2.1 De dader is de huwelijkspartner In de eerste plaats moet er aan herinnerd worden dat de wet van 13 februari 2003 het huwelijk heeft opengesteld voor personen van hetzelfde geslacht. Het burgerlijk wetboek bepaalt de wederzijdse rechten en verplichtingen van de echtgenoten. Als een echtgenoot grovelijk zijn plicht verzuimt of indien de verstandhouding tussen de echtgenoten ernstig verstoord is, dan kan de andere echtgenoot de vrederechter aanspreken en dringende en voorlopige maatregelen vorderen (art. 223 B.W.). Ouderenmis(be)handeling valt natuurlijk onder deze hypothese. Welnu, de vrederechter kan dan dringende en voorlopige maatregelen bevelen, zowel betreffende de persoon als betreffende de goederen. Zo zou, ingeval van ouderenmis(be)handeling,
de
huwelijkspartner-slachtoffer,
de
vrederechter
kunnen adiëren en deze zou de samenwoningsplicht kunnen opschorten: de dader kan voor een tijdspanne te bepalen door de vrederechter, de echtelijke verblijfplaats worden ontzegd en het slachtoffer kan de toelating krijgen afzonderlijk te wonen in de echtelijke verblijfplaats, bij uitsluiting van de huwelijkspartner-dader.
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.64
Als het slachtoffer economisch afhankelijk is van de dader, zou de vrederechter een onderhoudsgeld kunnen toestaan, als de eisende partij zulks vordert. Voor het inleiden van een dergelijke procedure is de bijstand van een advocaat niet verplicht, doch wel wenselijk omdat uiteraard te verwachten is dat de huwelijkspartnerdader
de
feiten
zal
ontkennen;
de
advocaat
van
de
huwelijkspartner-slachtoffer weet hoe bewijzen in te zamelen (kopie van processen-verbaal bv.). Het kan voor een huwelijkspartner moeilijk zijn een dergelijke procedure in te leiden en dan nog samen te wonen tot aan de zitting waarop het geschil zal voorkomen: represailles zijn te vrezen. Als het slachtoffer een vrouw is, dan kan misschien bekomen worden dat zij wordt opgenomen in een vluchthuis voor vrouwen. Een dergelijke procedure is absoluut niet duur wat de gerechtskosten betreft (rolrecht € 35,00). Zowel wat de gerechtskosten betreft, als wat de bijstand van een advocaat betreft, kan het slachtoffer geholpen worden door het bekomen van rechtsbijstand. Als de mis(be)handeling zich ook op financieel vlak situeert, kan de vrederechter ook
in
dat
verband
maatregelen
treffen
(bv.
spaarboekjes
blokkeren,
effectenportefeuille tijdelijk onbeschikbaar maken, enz.). Mij wil het echter voorkomen dat voor het oplossen van mis(be)handeling die zich op financieel vlak voordoet, de bescherming van het voorlopig bewind een meer passende formule is: dringende en voorlopige maatregelen zijn in principe beperkt in de tijd; de aanwijzing van een voorlopig bewindvoerder principieel niet. Bovendien oefent de vrederechter een controle uit over het beheer gevoerd door de voorlopige bewindvoerder. Wel is het wenselijk in een dergelijk geval dat het niet de huwelijkspartner-dader is die wordt aangewezen als voorlopig bewindvoerder; moest dit toch het geval zijn, dan is er alleszins een beperking van
diens
bevoegdheden,
vermits
de
vrederechter
zijn
bewindvoering
controleert. Het kan ook zijn dat de agressieve huwelijkspartner-dader, dementeert. Als deze dan bv. geen gelden wil ter beschikking stellen voor het huishouden, kan de huwelijkspartner-slachtoffer zich richten tot de vrederechter en machtiging vragen om geldsommen, die door derden verschuldigd zijn, geheel of ten dele te ontvangen ten behoeve van het huishouden (art. 220 § 3 B.W.).
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.65
Ook die procedure kan opgestart worden zonder bijstand van een advocaat. De gerechtskosten zijn zeer gering (€ 27,00). 5.2.2 De dader is de wettelijk samenwonende partner Door de wet van 23 november 1998 werd de wettelijke samenwoning in het Burgerlijk Wetboek ingevoerd en geregeld (art. 1475 B.W., e.v.) Met wettelijke samenwoning wordt niet enkel het concubinaat bedoeld, maar ook elk samenleven van twee personen (ouder en volwassen kind, twee broers of zusters, een homoseksuele relatie, enz.). Opdat er wettelijke samenwoning zou zijn, moet er een verklaring afgelegd worden bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenschappelijke woonplaats. De
wettelijke
samenwoning
kan
worden
beëindigd,
hetzij
in
onderlinge
overeenstemming door de samenwonenden, hetzij eenzijdig door een van de partners door middel van een schriftelijke verklaring die tegen ontvangstbewijs wordt overhandigd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Deze moet binnen de 8 dagen de beëindiging bij gerechtsdeurwaardersexploot ter kennis brengen van de andere partner. De kosten van dit exploot worden gedragen door diegene die de eenzijdige verklaring heeft afgelegd. Als één van de partners wordt mis(be)handeld door de andere partner, dan kan het slachtoffer zich wenden tot de vrederechter: de wet bepaalt inderdaad dat, indien de verstandhouding tussen de wettelijk samenwonenden ernstig verstoord is, de vrederechter dringende en voorlopige maatregelen kan bevelen, zowel wat het betrekken van de gemeenschappelijke verblijfplaats betreft als betreffende de persoon en de goederen van de samenwonenden (art. 1479 B.W.). De vrederechter bepaalt de geldigheidsduur van de maatregelen die hij oplegt. De partner-slachtoffer zou ook de wettelijke samenwoning eenzijdig kunnen beëindigen en dan beschikt hij over een periode van 3 maanden, te rekenen vanaf de beëindiging, om eventueel de vrederechter te adiëren met de vraag dat deze de dringende en voorlopige maatregelen die geboden zijn ingevolge de beëindiging, zou bevelen (zo zou de partner-slachtoffer kunnen vragen alleen de woning te mogen betrekken). Ook van die maatregelen bepaalt de vrederechter de geldigheidsduur, die echter maximum een jaar mag belopen. Als de mis(be)handeling zich enkel op financieel vlak manifesteert, kan ook hier aan de voorlopige bewindvoering gedacht worden.
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.66
5.2.3 De draagwijdte van de wet van 28 januari 2003 Deze wet voert een grotere bescherming van het slachtoffer van partnergeweld op burgerrechtelijk gebied, m.n. op het gebied van de toewijzing van de gezinswoning. Vóór de wet van 28 januari 2003 beschikte de vrederechter die moet beslissen over de voorlopige toewijzing van het genot van de gezinswoning, hetzij in het kader van dringende en voorlopige maatregelen tussen gehuwden (art. 223 B.W.), hetzij in het kader van dringende en voorlopige maatregelen tussen
wettelijk
samenwonenden
(art.
1479
B.W.),
over
een
soeverein
beoordelingsvermogen om dit genot van de gezinswoning aan één der partners toe te wijzen. Hetzelfde gold voor de voorlopige maatregelen die door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg worden bevolen tussen gehuwden tijdens hun echtscheidingsprocedure (art. 1280 Ger.W.). Krachtens de nieuwe wet van 28 januari 2003 is het beoordelingsrecht van de bevoegde rechter beknot ingeval van fysiek geweld tussen de partners (verkrachting, opzettelijke slagen en verwondingen, opzettelijk toedienen van stoffen die de gezondheid zwaar kunnen schaden met een ziekte of een tijdelijke arbeidsongeschiktheid
als
gevolg,
een
poging
hiertoe,
een
poging
tot
verkrachting, een poging te doden, te vermoorden, te vergiftigen). Inderdaad, als het slachtoffer de toewijzing van de gezinswoning of de gemeenschappelijke woning ingeval van wettelijk samenwonen vraagt, moet de geadieerde rechter op deze vraag ingaan, tenzij moest blijken dat de toewijzing van de gezinswoning of van
de
gemeenschappelijke
woning
bij
wettelijke
samenwonenden
geen
geschikte oplossing uitmaakt. De wet is zeer soepel wat de bewijslevering betreft: er wordt niet geëist dat de feiten van mis(be)handelingen die worden ingeroepen zouden geleid hebben tot een veroordeling, noch dat er een strafrechtelijk onderzoek hangende zou zijn of er een klacht zou zijn ingediend. Ernstige aanwijzingen van schuld volstaan. 5.2.4 De dader is de feitelijk samenwonende partner De feitelijke samenwoning wordt niet georganiseerd door de wet. Men kan zich het geval voorstellen van een oudere die eigenaar is van zijn woning, of die deze huurt, en die aanvaardt dat zijn concubine bij hem haar intrek neemt; dit is dan een feitelijke samenwoning. Als nu een feitelijke partner, die titularis is van het eigendomsrecht of van het huurrecht over de woning,
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.67
wordt mis(be)handeld door de andere feitelijke partner, dan heeft hij het recht een einde te stellen aan de samenwoning. Dit kan hij bekomen door zich te richten tot de vrederechter, op basis van de bezetting zonder recht noch titel, om de uitdrijving van de partner-dader uit de woning te bekomen. Hiervoor kan beroep worden gedaan op een kosteloze procedure, met name die van de verzoening, maar de opgeroepen partner is niet verplicht in verzoening te verschijnen en dan is het een maat om niets. Beter is het zich te richten tot een gerechtsdeurwaarder en een dagvaarding te laten uitbrengen tegen de feitelijke partner om diens bezetting zonder recht noch titel van de woning in rechte te horen vaststellen en hem te horen uitdrijven door de vrederechter. Als een meerderjarige zoon zijn intrek neemt bij zijn moeder, het weze oorspronkelijk met haar toestemming, dan kan zij aan deze toestand ook een einde laten stellen door een vonnis van de vrederechter, door dezelfde weg te volgen. Zij zou dit bv. kunnen als de zoon haar mis(be)handelt, of gewoon als zij een einde wil stellen aan deze feitelijke samenwoning. Voor de procedure tot uitdrijving wegens bezetting zonder recht noch titel, is de bijstand van een advocaat niet vereist. Als de beide partners de hoedanigheid van huurder hebben of als zij medeeigenaars zijn van de gemeenschappelijke woning, dan kan er geen sprake zijn van bezetting zonder recht noch titel en kan deze procedure dus niet worden aangewend. 5.3 Kan een onbekwaamverklaring van de mis(be)handelde oudere een oplossing geven? De onbekwaamverklaring kan bv. gevorderd worden voor een demente oudere, doch enkel de familie (bloedverwanten tot in de 4° graad) of de huwelijkspartner beschikt over het initiatiefrecht (art. 1238 Ger.W.). Het is enkel als er geen huwelijkspartner is, noch een bekende bloedverwant tot in de 4° graad, dat de Procureur des Konings het initiatiefrecht heeft. De procedure tot onbekwaamverklaring is omslachtig en duur; ze wordt gevoerd voor de rechtbank van eerste aanleg, met verplichte bijstand van een advocaat; de rechtbank moet een of meer neuropsychiaters aanwijzen. Als de onbekwaamverklaring wordt uitgesproken, wordt de voogdij ingericht door de vrederechter. De voogd is bevoegd zowel wat de goederen als wat de persoon van de ombekwaamverklaarde betreft. De voogd zou dus kunnen beslissen de
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.68
onbekwaamverklaarde demente te plaatsen in een RVT. In dit opzicht biedt de onbekwaamverklaring een voordeel t.o.v. het stelstel van de voorlopige bewindvoering,want de voorlopige bewindvoerder is uitsluitend bevoegd voor de goederen en niet voor de persoon. Sinds de inwerkingtreding van de wet van 18 juli 1991 op het voorlopig bewind, is het beschermingstatuut van de gerechtelijke onbekwaamverklaring bijna in onbruik geraakt (7 beslissingen in 1998, 4 in 1999). 5.4 Het voorlopig bewind (art. 488bis B.W.) Als de mis(be)handeling zich voornamelijk op financieel vlak stelt, kan de oudere misschien beschermd worden door een stelstel van voorlopige bewindvoering. Dit beschermingsstatuut is ingevoerd door de wet van 18 juli 1991 over de bescherming van de goederen van personen die wegens hun lichaams- of geestestoestand geheel of gedeeltelijk onbekwaam zijn die te beheren (art. 488bis B.W.). Deze wet werd gewijzigd door de wet van 3 mei 2003 die in werking is getreden op 31 december 2003. Opdat de voorlopige bewindvoering zou kunnen worden bevolen, is uiteraard vereist dat de toepassingsvoorwaarden van de wet vervuld zijn. De gevallen waaraan kan gedacht worden zijn m.n. de volgende: • Een demente oudere heeft, toen hij nog helder van geest was, een volmacht getekend en de volmachtdrager maakt daar thans misbruik van, bv. door gelden af te halen die niet ten gunste van de oudere worden besteed, maar wel voor het eigen nut van de volmachtdrager, • Een demente oudere woont in bij familieleden of verblijft in een onthaalgezin en in deze thuissituatie wordt die oudere onder druk gezet om zijn inkomsten (bv. pensioen) af te staan; er wordt dan vastgesteld dat deze gelden niet benut worden in het belang van de oudere, • Bij een dementerende oudere worden stelselmatig waardevolle goederen, voorwerpen, enz. weggenomen, • Op de oudere die begint aan wilsdeficiëntie te lijden, wordt druk uitgeoefend om een testament te maken in het voordeel van de auteur van deze druk, • Kinderen oefenen druk uit op een oudere die begint te dementeren opdat deze nog tijdens zijn leven zijn goederen zou verdelen (bv. de inhoud van een effectenportefeuille), enz.
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.69
5.4.1 Toepassingsgebied De wet is toepasselijk op alle meerderjarigen die, wegens een verzwakking van hun geestestoestand of lichaamstoestand, niet in staat zijn om zelf hun goederen te beheren. Deze verzwakking kan tijdelijk of blijvend zijn. De dementie komt in aanmerking als verzwakking van de geestestoestand van de oudere. Bij verzwakte lichaamsgesteldheid heeft de wetgever gedacht aan de bescherming van personen die zich in een comateuze toestand bevinden of lijden aan een gehele verlamming en die daardoor hun wil niet kenbaar kunnen maken. Uit deze toepassingsvoorwaarden volgt dat, als een oudere zich financieel laat uitbuiten, maar niet aan wilsdeficiëntie lijdt, er geen voorlopige bewindvoering kan bevolen worden. Lichaamsaandoeningen zoals spraakstoornissen, doofheid of blindheid - ze weze tijdelijk - kunnen niet leiden tot toepassing van het voorlopig bewind, als de geestesvermogens ongeschonden zijn. Het criterium is dus dat diegene waarvan men de bescherming beoogt, niet meer geldig zijn wil kenbaar kan maken. De wet is ook niet van toepassing als de te beschermen persoon al een vertegenwoordiger heeft, wat het geval is als deze onbekwaam verklaard of verlengd minderjarig is, want in deze twee gevallen wordt de beschermde persoon vertegenwoordigd door een voogd. Het gebeurt ook dat in de loop van een procedure van onbekwaamverklaring een voorlopig bewindvoerder wordt aangewezen (art. 1246 Ger.W.); in dit geval kan er evenmin een voorlopig bewindvoerder krachtens art. 488bis B.W. worden aangewezen. 5.4.2 Bevoegde rechter en procedure Inleiding procedure - initiatiefnemer De procedure voor de aanwijzing van een voorlopig bewindvoerder dient ingeleid voor de vrederechter van de verblijfplaats van de te beschermen persoon of, bij gebreke aan verblijfplaats, de vrederechter van de woonplaats. Het
initiatief
kan
genomen
worden
door
iedere
belanghebbende:
de
(huwelijks)partner, een familielid, een vriend, een buur, de directeur van de instelling
waar
de
te
beschermen
persoon
verblijft,
de
huisarts,
een
maatschappelijk assistent, de Procureur des Konings, enz. Ook de te beschermen persoon kan zelf een dergelijk verzoek indienen. Als er voor iemand een verzoek tot psychiatrische dwangopname bij de vrederechter is ingediend, kan de vrederechter ambtshalve een voorlopige
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.70
bewindvoerder
aanwijzen,
ongeacht
of
hij
de
vraag
tot
psychiatrische
dwangopname al dan niet inwilligt. De procedure is heel eenvoudig en in principe gratis (alleen als de vrederechter zich moet verplaatsen zijn er geringe verplaatsingskosten verschuldigd). De bijstand van een advocaat is, in principe, niet vereist. De procedure wordt ingeleid bij een verzoekschrift dat een reeks verplichte vermeldingen moet bevatten en moet ondertekend worden door de initiatiefnemer of zijn advocaat. Om zeker te zijn dat dit verzoekschrift beantwoordt aan al de wettelijke vereisten, is het aangeraden het typeformulier hiervoor aan te vragen op het Vredegerecht. De omstandige geneeskundige verklaring. Bij het verzoekschrift moet, op straffe van onontvankelijkheid, een omstandige geneeskundige verklaring zijn gevoegd, die ten hoogste 15 dagen oud is en die de gezondheidstoestand van de te beschermen persoon beschrijft. Alleen in spoedeisende gevallen is deze omstandige geneeskundige verklaring niet vereist. Deze omstandige medische verklaring mag niet worden opgesteld door een geneesheer die bloed- of aanverwant is van de te beschermen persoon of van de verzoeker. Ze mag evenmin worden opgesteld door een arts die verbonden is aan de instelling waar de te beschermen persoon zich bevindt. In de omstandige geneeskundige verklaring moet de arts aan de vrederechter alle informatie aanreiken over de lichaams- of geestestoestand van de persoon van wie de bescherming wordt beoogd. De arts mag er zich niet toe beperken te verklaren dat zijn patiënt niet in staat is zijn goederen te beheren. Kan de huisarts deze medische verklaring afleveren? Artikel 58 g) van de code van geneeskundige plichtenleer bepaalt dat de mogelijkheid een dergelijke medische verklaring af te leveren een uitzondering vormt op het beroepsgeheim van de dokter. Aan de Nationale Raad van de Orde van Geneesheren werd de vraag gesteld of een arts een persoon waarvan hij niet de behandelaar is mag onderzoeken met het oog op het opstellen van een omstandige geneeskundige verklaring betreffende de gezondheidstoestand van de betrokken persoon en dit louter op aanvraag van een familielid van een patiënt of op aanvraag van een advocaat. De Nationale Raad stelde in zijn advies van 24 april 2002 dat het deontologisch niet correct is een persoon waarvan men niet de behandelaar is, op verzoek van een derde belanghebbende (familielid of advocaat) te onderzoeken met het oog
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.71
op de aflevering van deze omstandige geneeskundige verklaring. Verder stelde de Nationale Raad dat, als een arts daartoe verzocht wordt, hij de verzoeker moet verwijzen naar de behandelaar van de betrokkene en verder “wanneer mocht blijken dat de verzoeker en de behandelaar het niet eens geraken, kan de aangezochte geneesheer zelf contact nemen met de behandelaar met vraag of zij samen de betrokkene in consult kunnen zien. Wanneer dat onmogelijk blijkt dat zijn kan de aangezochte geneesheer een beroep doen op de Provinciale Raad waarbij de behandelaar ingeschreven is om na te gaan of een compromis haalbaar is.” (T. Gez. 2003-2004, 5). Als de huisarts het initiatief tot de procedure neemt en optreedt als verzoeker, dan kan hij uiteraard zelf niet deze omstandige geneeskundige verklaring afleveren. Het gebeurt dat de arts die wordt verzocht om de medische verklaring op te stellen, gewoon moet vaststellen dat de patiënt weigert zich medisch te laten onderzoeken. In dat geval moet zulks vermeld worden op zijn medische verklaring en kan de vrederechter eventueel een geneesheer-deskundige aanwijzen, maar dwangonderzoek is uitgesloten. Ook in de loop van de procedure kan de vrederechter een geneesheerdeskundige aanwijzen om advies uit te brengen over de gezondheidstoestand van de te beschermen persoon, zelfs als er een omstandige geneeskundige verklaring aan het verzoekschrift was gevoegd. Verloop van de procedure De te beschermen persoon en de naasten met wie hij samenleeft en die in het verzoekschrift zijn vermeld, worden bij
gerechtsbrief opgeroepen om in
raadkamer door de vrederechter te worden gehoord, in aanwezigheid van verzoeker of zijn raadsman. Heeft de te beschermen persoon een advocaat geraadpleegd, wat niet verplicht is, dan mag die aanwezig zijn bij het verhoor in raadkamer. Als de medische verklaring vermeldt dat de te beschermen persoon zich niet kan verplaatsen, dan gaat de vrederechter de persoon aanhoren waar die zich bevindt. De vrederechter vergewist zich aldus zelf van de gezondheidstoestand van de te beschermen persoon. Bij die gelegenheid vraagt de vrederechter ook informatie over de aard en de samenstelling van het te beheren patrimonium, als zulks niet
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.72
voldoende zou blijken uit het inleidende verzoekschrift. Verschijnt de te beschermen persoon niet, dan gaat de procedure toch door. De vrederechter kan ook te allen tijde alle dienstige inlichtingen inwinnen. Zo kan hij bv. familieleden ondervragen of een maatschappelijk assistent horen die goed vertrouwd is met de problemen van de te beschermen persoon. 5.4.3 De voorlopige bewindvoerder Aanwijzing van de voorlopige bewindvoerder. De vrederechter beschikt over een ruime beoordelingsbevoegdheid die hem verplicht rekening te houden met de gezondheidstoestand van de te beschermen persoon, met zijn gezinstoestand en met de samenstelling van zijn patrimonium. In
functie
van
al
die
elementen
wijst
de
vrederechter
de
voorlopige
bewindvoerder aan en bepaalt zijn bevoegdheden. Die bevoegdheden hangen dus af van de behoeften en de omstandigheden. De vrederechter kiest de bewindvoerder vrij, maar zijn voorkeur moet uitgaan naar
de
huwelijkspartner,
de
wettelijke
samenwonende
of
de
feitelijk
samenwonende partner, een lid van de naaste familie of de vertrouwenspersoon van de te beschermen persoon; in de nieuwe wet wordt het belang van de vertrouwenspersoon uitgebreid. Als de vrederechter meent dat er voldoende redenen zijn om af te wijken van de voorkeursregeling die de wet hem oplegt, wijst hij een professionele bewindvoerder aan (bv. een advocaat of een notaris). Er is een belangrijke onverenigbaarheid : de voorlopige bewindvoerder mag niet worden gekozen onder de bestuurs- of personeelsleden van de instelling waar de te beschermen persoon zich bevindt. Als de te beschermen persoon in een instelling van het O.C.M.W verblijft, dan moeten ook de leden van de Raad van het O.C.M.W. uitgesloten worden, omdat zij minstens onrechtstreeks bij het bestuur van de instelling betrokken zijn. De aanwijzing van de voorlopige bewindvoerder geschiedt bij vonnis van de vrederechter. De voorlopige bewindvoerder, die de vrederechter aanwijst, krijgt kennis van deze beschikking en moet binnen de 8 dagen schriftelijk laten weten of hij de aanwijzing aanvaardt. Niemand kan worden verplicht het ambt van voorlopige bewindvoerder te aanvaarden. Plichten en bevoegdheden van de voorlopige bewindvoerder. Binnen de maand na de aanvaarding van de aanwijzing, moet de voorlopige bewindvoerder een verslag opstellen over de aard en de samenstelling van te
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.73
beheren goederen. Hij moet zijn verslag overmaken aan de vrederechter en aan de te beschermen persoon. Er zijn twee formules om de bevoegdheden van de voorlopige bewindvoerder te bepalen: • Ofwel somt de vrederechter welbepaalde bevoegdheden van de voorlopige bewindvoerder op en dan zijn de bevoegdheden van deze laatste beperkt; de beschermde persoon blijft dan bevoegd voor alle rechtshandelingen buiten diegene waarvoor de voorlopige bewindvoerder bevoegdheid heeft gekregen, • Ofwel beperkt de vrederechter er zich toe een bewindvoerder aan te wijzen. In dat laatste geval heeft de bewindvoerder de ruimste bevoegdheden. Welke zijn de bevoegdheden van de voorlopige bewindvoerder als hij de ruimste bevoegdheden aldus heeft gekregen? Deze zijn: • De voorlopige bewindvoerder heeft tot taak de goederen van de beschermde persoon als een goede huisvader te beheren, • Hij vertegenwoordigt de beschermde persoon in alle rechtshandelingen en procedures, als eiser en als verweerder, • Er zijn een reeks rechtshandelingen die hij slechts kan stellen mits een bijzondere machtiging van de vrederechter (roerende en onroerende goederen van de beschermde persoon verkopen, leningen aangaan en hypotheken toestaan, een nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaarden of verwerpen, een schenking of een legaat aanvaarden, een pachtovereenkomst of een handelshuurovereenkomst sluiten, een dading aangaan, enz.). • De voorlopige bewindvoerder moet zorgen voor de betaling van de kosten van onderhoud en behandeling die ten laste vallen van de beschermde persoon, • De voorlopige bewindvoerder moet zorgen voor de lotsverbetering van de beschermde persoon (zakgeld), • De voorlopige bewindvoerder moet nagaan of de beschermde persoon alle sociale voorzieningen geniet waarop hij recht heeft en, in ontkennend geval, moet hij de toepassing van de sociale wetgeving in het belang van de beschermde persoon vorderen. In principe vertegenwoordigt de voorlopige bewindvoerder de beschermde persoon, maar de nieuwe wet bepaalt dat de vrederechter de voorlopige bewindvoerder er ook mee kan gelasten de beschermde persoon gewoon bij te staan, wat dan concreet betekent dat voor alle rechtshandelingen zowel de
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.74
handtekening
van
de
beschermde
persoon
als
deze
van
de
voorlopige
bewindvoerder vereist zijn. Het gewone leefkader van de beschermde persoon (de woning en het huisraad) genieten een bijzondere bescherming en moeten zolang mogelijk ter beschikking blijven. Souvenirs en andere persoonlijke voorwerpen mogen nooit worden vervreemd en moeten door de voorlopige bewindvoerder ter beschikking worden gehouden van de beschermde persoon. Het
is
belangrijk
te
vermelden
dat
de
voorlopige
bewindvoerder
geen
bevoegdheden heeft in verband met de persoon van de beschermde persoon. Zo kan de voorlopige bewindvoerder, in principe althans, niet beslissen de beschermde persoon in een ouderenvoorziening te plaatsen als deze het daar niet mee eens is. De vrederechter kan de voorlopige bewindvoerder hiervoor dus geen toelating geven. Gaat de discussie enkel over de keuze van het rusthuis, dan heeft de voorlopige bewindvoerder toch onrechtstreeks beslissingsrecht, vermits hij het patrimonium beheert en dus de patrimoniale mogelijkheden kent; er zijn al stemmen opgegaan om een wetswijziging terzake te bekomen om aan de voorlopige bewindvoerder wel bevoegdheid te verlenen in verband met de persoon van de beschermde persoon. Deze wetswijziging is niet verwezenlijkt in de nieuwe wet. Terloops dient ook vermeld dat de wet op de patiëntenrechten van 22 augustus 2002 een stelsel van vertegenwoordiging inricht voor de uitoefening van de patiëntenrechten
van
de
wilsdeficiënte
patiënt,
doch
dat
de
voorlopige
bewindvoerder daarbij niet de minste rol speelt. Controle op het beheer Jaarlijks, en ook op het einde van zijn mandaat, moet de voorlopige bewindvoerder aan de vrederechter en aan de beschermde persoon rekenschap geven van zijn beheer. De vrederechter controleert grondig dit beheer en het gebeurt dat hij zich laat bijstaan door een accountant, die hij aanwijst, om deze controle uit te voeren, als het een belangrijk patrimonium betreft. De voorlopige bewindvoerder brengt de beschermde persoon op de hoogte van de handelingen die hij stelt, maar in bijzondere omstandigheden kan de vrederechter hem hiervan vrijstellen of hem bevelen een persoon in te lichten die de vrederechter aanwijst.
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.75
Het is in principe de vrederechter, die oorspronkelijk de bewindvoerder heeft aangewezen, die bevoegd blijft om deze controle uit te oefenen. Als de beschermde persoon van hoofdverblijfplaats verandert, kan de vrederechter het dossier
doorzenden
naar
de
collega
van
het
kanton
van
die
nieuwe
hoofdverblijfplaats. Openbaarheid In principe wordt de aanwijzing van een voorlopige bewindvoerder in het Belgisch Staatsblad opgenomen. De publicatie ervan gebeurt binnen de 15 dagen na
de
uitspraak.
De
beslissing
moet
binnen
dezelfde
termijn
worden
medegedeeld aan de burgemeester van de woonplaats van de beschermde persoon (deze moet de beslissing laten aantekenen in het bevolkingsregister) en aan de Procureur des Konings. Als de vrederechter de bewindvoerder slechts een beperkte opdracht geeft, kan hij de publiciteit reduceren en beslissen dat de uitspraak alleen ter kennis moet worden gebracht van de personen die hij aanwijst. Duur van de bewindvoering Meestal wordt de bewindvoerder aangewezen zonder duurtijd van het mandaat. De vrederechter kan echter ten allen tijde een einde maken aan de opdracht van de bewindvoerder, diens bevoegdheden wijzigen of de voorlopige bewindvoerder ontslagen en eventueel een nieuwe voorlopige bewindvoerder aanwijzen, hetzij ambtshalve,
hetzij
belanghebbende,
op
van
verzoek de
van
Procureur
de des
beschermde
persoon,
Konings
van
of
de
van
een
voorlopige
bewindvoerder zelf. Vergoeding De
vrederechter
kan
aan
de
voorlopige
bewindvoerder
een
bezoldiging
toekennen, waarvan het bedrag niet hoger mag liggen dan 3% van de inkomsten van de beschermde persoon. Zijn er door de voorlopige bewindvoerder buitengewone ambtsverrichtingen vervuld, waarvoor hij vergoeding vordert, dan kan de vrederechter deze toekennen na de omvang ervan te hebben bepaald. Bovendien worden ook de gewone en de buitengewone beheerkosten vergoed, na behoorlijk nazicht door de vrederechter: het betreft kosten van briefwisseling, telefoon, verplaatsingen, enz. 5.4.4 Nietigheid (art. 488bis i B.W.) Alle handelingen, die de beschermde persoon verricht, met miskenning van de bevoegdheden van de voorlopige bewindvoerder, zijn nietig. Deze nietigheid kan
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.76
uitsluitend door de beschermde persoon of de voorlopige bewindvoerder worden ingeroepen. De nietigheid geldt voor alle andere handelingen verricht vanaf de indiening van het verzoekschrift waarbij de aanwijzing van een voorlopige bewindvoerder wordt gevorderd. De vordering tot nietigverklaring verjaart door verloop van 5 jaar. Artikel 488bis i B.W. is heel belangrijk als bescherming van een oudere, die financieel zou uitgebuit worden en die onder toepassing van de wet zou kunnen vallen: als men deze oudere, eens de procedure is opgestart, nog vlug allerlei akten laat tekenen, dan kan de voorlopige bewindvoerder, eens hij zijn opdracht heeft aanvaard, de nietigheid hiervan vragen. 5.4.5 Verhuis van de beschermde persoon Als de beschermde persoon verhuist buiten zijn kanton, dan kan de vrederechter, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de belanghebbende, bij gemotiveerde
beschikking beslissen het dossier over te
maken aan de
vrederechter van het kanton van de nieuwe hoofdverblijfplaats. Vanaf dat ogenblik wordt deze vrederechter bevoegd voor de controle over het beheer van de voorlopige bewindvoerder. 5.4.6 Belangrijke wetswijzigingen In de nieuwe wet zijn er enkele belangwekkende wijzigingen te vermelden. Wilsbeschikking Het gebeurt dat iemand schikkingen wil treffen voor het geval hij/ zij later wilsdeficiënt wordt: de nieuwe wet maakt zulks mogelijk voor de toekomst. Iedereen kan inderdaad een verklaring afleggen waarin hij/ zij een voorkeur te kennen
geeft
omtrent
de
persoon
van
de
aan
te
wijzen
voorlopige
bewindvoerder, indien hij/ zijzelf niet meer in staat zou zijn om eigen goederen te beheren. Dit kan geschieden : • Ofwel t.o.v. de vrederechter van de verblijfplaats (of van de woonplaats bij gebreke aan verblijfplaats), • Ofwel t.o.v. een notaris. De vrederechter stelt een proces-verbaal op, waarin akte wordt verleend van deze verklaring, en dit proces-verbaal wordt mede-ondertekend door de persoon die de verklaring heeft afgelegd. De vrederechter kan zich ook, op verzoek en op kosten van de verzoeker (verplaatsingskosten
zijn
zeer
gering),
naar
diens
verblijfplaats,
of,
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
in
p.77
voorkomend geval naar diens woonplaats begeven om een verklaring op te nemen. Er wordt een centraal register opgericht dat wordt bijgehouden door de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat. De oprichting, het beheer en de raadpleging van dit centraal register moeten bij Koninklijk Besluit worden bepaald Het is in dit register dat melding wordt gemaakt van de verklaring: binnen de 15 dagen na het afleggen ervan, moet de griffie of de notaris deze verklaring in het centraal register laten opnemen. Als dan in de toekomst de vrederechter verzocht wordt een voorlopige bewindvoerder over iemand aan te wijzen, moet de griffier nagaan of er een verklaring voorkomt in het centraal register. Wel is het mogelijk dat de vrederechter, om ernstige redenen, afwijkt van de wil die terzake geuit is. Het is uiteraard ook mogelijk deze verklaring ofwel te herroepen, ofwel te wijzigen. Zulks moet dan gebeuren op dezelfde wijze als voor de vorige verklaring. Deze belangrijke wetswijziging is niet op 31 december 2003 in werking getreden; dit zal maar gebeuren na publicatie van een Koninklijk Besluit dat de datum van de inwerkingtreding zal bepalen. Verklaring van de voorlopige bewindvoerder Als de bewindvoerder de vader en/ of de moeder, de echtgenote, de wettelijk samenwonende of de feitelijke partner, de vertrouwenspersoon of een naast familielid van de beschermde persoon is, dan kan deze t.o.v. de vrederechter een verklaring afleggen waarin de voorkeur wordt te kennen gegeven over die persoon die zou moeten aangewezen worden als voorlopig bewindvoerder indien het mandaat door de in functie zijnde voorlopige bewindvoerder niet meer verder zou kunnen uitgeoefend worden. Ook hier dient vermeld dat de vrederechter om ernstige redenen van de aldus uitgedrukte wil kan afwijken.
6. Rechtsbescherming bij onverantwoord fixeren In België stelt men vast dat er een beweging aankomt die ijvert voor het verminderen van het gebruik van fixatiemiddelen. Deze actie ligt in de lijn van de campagnes die in de USA zijn gevoerd onder het motto "untie the eldery". Er wordt inderdaad te vaak gebruik gemaakt van fixatiemiddelen en in veel gevallen gebeurt dit op onverantwoorde wijze of om redenen die niets te maken hebben met het belang van de oudere.
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.78
Een beslissing inzake het toepassen van fixatiemiddelen kan pas genomen worden als daarbij twee waarden worden afgewogen zijnde, enerzijds, de eerbied voor de individuele vrijheid van oudere en, anderzijds, de baten voor de oudere (bv. valpreventie). Het
toepassen
van
fixatiemiddelen
behoort
de
bevoegdheid
van
de
verpleegkundigen en komt voor in de lijst van de verpleegkundige prestaties die worden geleverd zonder doktersvoorschrift (K.B. van 18 juni 1990 houdende vaststelling van de lijst van de technische verpleegkundige prestaties en de lijst van de handelingen die door een geneesheer aan beoefenaars van de verpleegkunde kunnen worden toevertrouwd, …). De vraag kan echter gesteld worden of in alle opleidingen van verpleegkundigen aandacht wordt besteed aan de aanwending van fixatiemiddelen en, als dit dan wordt gedaan, of dan ook de aandacht wordt gevestigd op de gevaren en nadelen die aan fixatie kunnen gekoppeld worden. Vermits fixatie een inbreuk uitmaakt op de individuele vrijheid van de patiënt waarop men ze toepast, zou m.i. de beslissing tot fixatie steeds in team moeten worden besproken en beslist worden en de huisarts zou daarbij moeten kunnen betrokken worden. Deze suggestie houdt een voorstel in tot wijziging van gezegd K.B. van 18 juni 1990. Niets belet een voorziening van ouderen om in een inwendig reglement regels terzake vast te leggen die strenger zijn dan de huidige wettelijke voorschriften terzake. Het uitgangspunt bij het opstellen van een dergelijk reglement zou moeten zijn : "niet fixeren, tenzij …". Daarin zou ook moeten bepaald worden dat geen geïmproviseerde fixatiemiddelen (bv. bedlakens i.p.v. riemen) mogen aangewend worden en ook dat de fixatie zou moeten beperkt worden in de tijd en dat de beslissing daaromtrent op regelmatige tijdstippen opnieuw moet geëvalueerd worden. Als de huisarts verneemt dat zijn patiënt(e) in de ouderenvoorziening waarin deze verblijft, regelmatig wordt gefixeerd en hij acht deze fixatie onverantwoord, kan hij uiteraard in dialoog treden met de directie van de voorziening, doch als deze achter de beslissing van de verpleegkundige om te fixeren staat en daar niet wil van afwijken, is de huisarts machteloos.
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.79
Rusthuis-Infofoon Meldingen kunnen telefonisch, schriftelijk of per mail. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Rusthuisinfofoon Markiesstraat 1 1000 Brussel 078/15 25 25 Fax: 02/553 34 35 Rusthuisinfofoonvlaanderen.be
Provinciaal Steunpunt Ouderenmis(be)handeling West-Vlaanderen Provinciehuis Boeverbos Koning Leopold III-laan 41 8200 Brugge Tel 050/40 31 80 Fax 050/ 40 31 07 (tav Nele Bastiaens)
[email protected]
Vlaams Meldpunt Ouderenmis(be)handeling Grotenbergestraat 24 9620 Zottegem 078/15 15 70
[email protected] www.meldpuntouderenmishandeling.be
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.80
13 Casus
Casus André en Martha Maes-Van Gerven
1. Genogram
Gepensioneerd Metser Huisvrouw 72
70
André Maes
Martha Van Gerven H: 02.05.1958
Bediende
Boekhouder
Zelfstandige
50
47
45
Emma Maes
Ludo Maes
Jos Maes
H: 01.06.1980
26
25
H: 07.07.1984
19
15
S: 15.12.1988
1992
13
2. Een beschrijving van de huidige situatie
Mijnheer Maes, 72 jaar en mevrouw Maes, 70 jaar zijn reeds 51 jaar gehuwd en hebben 3 kinderen. Emma is de oudste en tevens enige dochter. Zij heeft zelf een gezin met 2 kinderen en woont op 5 kilometer van haar ouderlijk huis. Ludo en Jos wonen veel verder van hun ouders. Ludo heeft een eigen gezin met 3 kinderen. Jos is sinds een paar jaar gescheiden en woont momenteel met zijn nieuwe vriendin in Frankrijk. Sindsdien wensen zijn ouders geen contact meer met hem.
Mevrouw Maes lijdt sinds een aantal jaren aan een beginnende dementie. Dit uit zich in verwardheid (kan zaken vaak niet meer terugvinden, vertelt zeer vaak zelfde verhalen over vroeger,…), wegloopgedrag, achterdochtigheid en een zeer
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.81
grote bezorgdheid omtrent haar eigen toekomst en deze van haar echtgenoot. Mijnheer Maes heeft reeds 10 jaar ouderdomsdiabetes. Hierdoor is zijn gezichtsvermogen fel verminderd en kan hij zich minder soepel bewegen. Hij krijgt hiervoor 2 maal per dag een insuline inspuiting. Sinds een lichte beroerte, 4 jaar geleden, heeft hij nog steeds last van hartklachten. Hiervoor neemt hij eveneens medicatie.
Mevrouw Maes heeft altijd het huishouden en de financiële zaken op zich genomen. Mijheer Maes werkte als arbeider in de bouw. Hij heeft zijn hele leven hard gewerkt, ook voor en na en dankzij het harde werken en spaarzaam leven hebben zij een mooie reserve kunnen bij elkaar vergaren. Mevrouw beheerde het huishoudbudget. Ludo beheert sinds geruime tijd de zicht- en spaarrekening, alsook
het
eigendom
van
zijn
ouders.
Maandelijks
voorziet
hij
een
huishoudbudget waar zijn ouders vrij over kunnen beschikken. Dit is ruim voldoende voor hen. Sinds kort moet Emma haar moeder helpen met het beheer van dit huishoudbudget. Ludo komt enkel op bezoek bij zijn ouders in functie van financiële kwesties. Recent vraagt hij regelmatig om een financiële bijdrage voor het beheer dat hij op zich neemt. Hij deinst er niet voor terug om zijn ouders onder druk te zetten bij middel van de kleinkinderen. Hij wil ze niet langer meebrengen op bezoek en zo zijn ouders het contact met de kleinkinderen ontzeggen. Ook zegt hij tegen moeder, dat - wanneer hij niet vergoed kan worden - vader de financiën dan maar verder moet regelen. Zijn vader begrijpt echter niets van bankzaken en kan de kleine letters en cijfers niet lezen, zelfs niet met een leesbril. Bovendien eiste Ludo onlangs 5000 euro van de spaarrekening voor de aankoop van zijn nieuwe auto. Vader en moeder zwichtten onder de druk van Ludo en stemden, zij het zwaar tegen hun zin, toe.
Mijnheer Maes is een vrij dominante persoonlijkheid terwijl mevrouw eerder een meegaand type is. Sinds mevrouw dementerende is, komt het echtpaar nog weinig buitenshuis. De sociale contacten waarover het koppel nog beschikte zijn stelselmatig verwaterd, waardoor ze intussen vrij geïsoleerd leven afgezien van het contact met het gezin van Ludo en Emma.
Mijnheer Maes doet nog boodschappen met de auto. Dochter Emma wordt de laatste tijd steeds vaker door kennissen aangesproken over de lamentabele
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.82
rijstijl van haar vader. Gedurende de laatste maand veroorzaakte hij 2 ongelukken met lichte blikschade. Emma vindt het niet langer verantwoord dat vader zich op de openbare weg begeeft en wil dat hij stopt met auto rijden. Bovendien wil zij de auto tegen een interessante prijs kopen voor haar oudste zoon. Telkens ze de discussie over het afstand doen en de “verkoop” van de auto opent, resulteren deze gesprekken tussen haar en vader tot conflicten en spanningen. Hun sowieso minder goede onderlinge relatie heeft zwaar te leiden onder deze discussies.
3. Een samenvatting van het cliëntsysteem
ANDRE: -
Vader
-
72 jaar
-
Ouderdomsdiabeticus – 2x/dag insuline o
Verminderd gezichtsvermogen
o
Verminderde mobiliteit
-
Hartklachten na lichte beroerte - medicatie
-
Dominant karakter
-
Sociaal geïsoleerd
-
Vroeger metser, flink gespaard
MARTHA: -
Moeder
-
70 jaar
-
Beginnend dement o
Verward
o
Wegloopgedrag
o
Achterdochtig
o
Overmatig bezorgd over de toekomst van zichzelf en haar man
-
Toegeeflijk, meegaand karakter
-
Sociaal geïsoleerd leven
-
Vroeger huisvrouw, regelde de administratie en financiën
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.83
EMMA: -
Dochter
-
50 jaar
-
Oudste van gezin van 3
-
Woont vlakbij ouders (5 km)
-
Gehuwd, 2 volwassen kinderen
-
Voltijds bediende
-
Zorgzaam, bezorgd
-
Conflictueuze relatie met vader, zorgzame relatie met moeder
-
Zorgt voor de algemeen huishoudelijke taken en het huishoudbudget
-
Gaat dagelijks langs bij ouders
LUDO: -
Zoon
-
47 jaar
-
Middelste van gezin van 3
-
Woont op 50 km van ouders
-
Gehuwd, 3 kinderen: 19 -15 -13jr
-
Voltijds boekhouder
-
Autoritair, eigenwijs, koppig
-
Verstoorde relatie met ouders, ontzegt het bezoek van de kleinkinderen om ouders onder druk te zetten
-
Zorgt voor de algemene financiën: zicht- en spaarrekening, eigendommen
-
Gaat enkel op bezoek in functie van financiële regelingen
JOS: -
Zoon
-
45 jaar
-
Jongster van gezin van 3
-
Woont in Frankrijk
-
Gescheiden van zijn 1ste vrouw, samenwonend met zijn vriendin
-
Zelfstandige
-
Dynamisch, ijverig, chaotisch
-
Verbroken relatie met ouders sinds de scheiding
-
Geen zorg
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.84
-
Geen bezoek
4. De thuiszorg
Mijnheer Maes neemt een aantal zaken op zich in de verzorging van zijn vrouw. Opdat zijn vrouw niet zou weglopen en/of vallen sluit hij haar soms op in de slaapkamer. Hij verplicht zijn vrouw lang uit te slapen en stopt haar vroeg in bed, met de sponden omhoog. De man is ervan overtuigd dat zijn vrouw minder verward is als zij goed en voldoende geslapen heeft. Overdag wordt ze niet omgekleed, ze draagt de slaapkledij van ’s nachts. Mijnheer Maes vindt dit makkelijker voor haar als ze naar het toilet moet en hij meent dat er dan minder kleding moet gewassen worden.
Dochter Emma komt dagelijks langs. Ze springt in bij de verzorging van haar moeder en neemt ook heel wat huishoudelijke taken op zich. Ook beheert ze sinds kort het huishoudelijk budget samen met haar moeder. De zorg die ze op zich neemt wordt steeds zwaarder. Het ergst van al vindt ze dat ze van haar vader geen enkele erkenning krijgt voor haar inzet. Ze wil graag dat haar moeder ’s ochtends propere dagkleding draagt en heeft met haar vader hier al meerdere discussies over gehad. Vaders wil is echter wet.
Zoon Ludo behartigt de financiën van zijn ouders. Hij bezorgt het echtpaar maandelijks een huishoudbudget.
De huisarts, dr. Bogaerts, is arts van zowel mijnheer als mevrouw Maes. Hij heeft
een
behoorlijke
vertrouwensrelatie
met
beiden.
Via
hem
werd
thuisverpleging en poetshulp ingeschakeld, op vraag van de dochter en met uiteindelijke instemming van mijnheer Maes.
De zelfstandig thuisverpleegkundige, Inge Schoofs, komt 2 maal daags voor de verzorging van mevrouw en de insuline inspuitingen van mijnheer. Het is mijnheer Maes die bepaalt hoe laat de thuisverpleegkundige “mag” komen. Hij eist van haar dat ze ‘s morgens stipt om 11.00 u komt. Mevrouw Maes moet tot die tijd van mijnheer in bed blijven (uitslapen!). Inge krijgt het
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.85
gevoel dat mijnheer Maes de zorgverlening van zijn vrouw continu onder controle wenst te houden. Zo merkt ze dat de contacten tussen haar en mevrouw door mijnheer steeds zo kort mogelijk worden gehouden en hij steeds in de buurt blijft om dit te bewaken. Ze stelt tevens vast dat mevrouw om 19.00 u al in bed ligt met de sponden omhoog en de rolluiken naar beneden. Om in geval van nood onmiddellijk hulp te kunnen bieden, heeft Inge met mijnheer Maes besproken of hij haar een huissleutel wilde geven. Mijnheer Maes reageerde zeer verontwaardigd op deze vraag en weigerde pertinent. Hij meent dat Inge hiermee een inbreuk pleegt op hun privacy. Ook de mogelijkheid om mevrouw Maes vroeger op te laten staan en overdag dagkledij te laten dragen, kaartte Inge bij hem aan. Mijnheer Maes reageerde hierop furieus en dreigde ermee de verpleging voor zijn vrouw stop te zetten indien Inge zich in de toekomst nog verder zou bemoeien met hun manier van leven. Hij vindt de verpleging trouwens niet noodzakelijk en meent dat zijn dochter zijn vrouw ook perfect kan verzorgen.
Twee maal per week komt er een hulp van de poetsdienst. Deze poetshulp, Lydia Bellemans, merkt de laatste tijd op dat mijnheer zijn vrouw soms op een nogal hardhandige en ongeduldige manier verzorgt.
5. De aanmelding
Inge vindt dat het zo niet langer kan. Ze weet zich geen raad meer met de situatie en heeft zelf ook geen tijd om er echt werk van te maken. Op een morgen, na de zoveelste “bemoeienis” van André, neemt ze de telefoon en belt ze de maatschappelijk werker van de mutualiteit van André en Martha. Ze is behoorlijk over haar toeren. Ze vertelt haar verhaal in geuren en kleuren en vraagt aan de maatschappelijk werker om dringend op te treden. Ze vraagt uitdrukkelijk aan de maatschappelijk werker niet te laten weten aan André en Martha dat zij heeft gebeld, anders zou ze zó buiten vliegen.
Inge heeft al veel gepiekerd over de situatie en heeft een schitterende oplossing gevonden. Ze stelt voor om Martha in het nieuwe rust- en verzorgingshuis in de buurt op te laten nemen. Dat zou alle problemen in één
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.86
klap oplossen. En in het rusthuis zou Inge de verzorging van Martha verder kunnen zetten.
Ze heeft het er al eens met de huisarts over gehad, maar die lijkt geen standpunt
in
te
willen
nemen.
Inge
vindt
dat
hij
eindelijk
zijn
verantwoordelijkheid moet nemen, maar ze durft het hem niet zo openlijk te zeggen. Hij is tenslotte één van de “leveranciers” van haar patiënten.
6. De maatschappelijk werker gaat aan de slag
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.87
14 Bibliografie Bakker, H. (2001) Met de mantel der liefde, als mantelzorg aan ouderen ontspoort. NIZW, Utrecht. Bakker, H. e.a. (1999) De au van ouderdom Ouderenmis(be)handeling, perspectieven voor hulpverlening. NIZW, Utrecht Benton D., Marshall C. (1991) Elder Abuse. Geriatric Home Care, 831-845. Committee on National Statistics. Concepts, definitions and guidelines for measurement in Elder Mistreatment: Abuse, Neglect and Exploitation in an Aging America. 2003. De Mönnink, H. (2004) De gereedschapskist van de maatschappelijk werker: handboek multimethodisch maatschappelijk werk. Maarssen, Elsevier Gezondheidszorg, 2004 Ginsberg, J. (1998) Vormingsreeks "Geweld tegen ouderen in de familiale context" Verslagboek. Stichting Welzijnszorg Provincie Antwerpen v.z.w., Berchem. Janssens, M. (2004) Samenwerking in de thuiszorg Listel v.z.w. Listel v.z.w., Zonhoven. Lemey, L. (2004) Oudermishandeling: "enkele reflecties vanuit een gerontopsychiatrische context". Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende, Departement Gezondheidszorg. Lohuis, G. e.a. (2000) Van bemoei- naar groeizorg, methodieken voor de OGGz. Groningen, Wolters- Noordhoff. Marshall C., Benton D., Brazier J. (2000) Elder abuse: Using clinical tools to identify clues of mistreatment. Geriatrics ; 42- 53. Opdebeeck, S. (1998) Geweld en onveiligheidsgevoelens bij ouderen, prevalentie en gevolgen. Rapport in opdracht van minister Miet Smet, LUCAS, Leuven. Rober, P. (2000) Observatie van gezinnen. Kern v.z.w. St.-Niklaas Uytterschaut, K. (2003) Project ouderenmis(be)handeling. Project Steunpunt Ouderenmis(be)handeling, Stichting Welzijnszorg Provincie Antwerpen v.z.w, Berchem. Van der Lans, J. (2003) Bemoeien werk : naar een pragmatisch paternalisme in de sociale sector. Amsterdam, De Balie, 2003 Van Den Bossche, F. (2004) ouderenmis(be)handeling, Zottegem.
Stappenplan.
Centraal
meldpunt
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.88
Van de Ven, L. (2003) Geweld bij thuiswonende ouderen, oorzaken en oplossingen. Huisarts Nu. 32(3), p. 147-151. Verrycken, M. (2003) Juridische aspecten bij ouderenmis(be)handeling. Project Steunpunt Ouderenmis(be)handeling, Stichting Welzijnszorg Provincie Antwerpen v.z.w, Berchem. Verté, D. (2004) Ouderenmishandeling. Oostende, Departement Gezondheidszorg. Vervaecke, I. (2003) Handelingsprotocol mis(be)handeling. Project 'voorbereiding mis(be)handeling', Zottegem.
Katholieke
centraal centraal
Hogeschool
meldpunt meldpunt
Brugge-
ouderenouderen-
Webster, S. (1999) Recognising and tackling elder abuse. The Practioner, march ; 243: 165-171.
Wegwijzer methodische benadering (van vermoedens) van ouderenmis(be)handeling
p.89