Column Wooncongres 2014, Den Haag Door Toine Heijmans Beste congresgangers! Voor u staat een tevreden huiseigenaar. Een andere man, dan zes maanden geleden. Een heel andere man! Energiek. Vol vertrouwen. Stralend. Jawel: opnieuw verliefd op het leven, zoals je opnieuw verliefd kunt worden op je eigen vrouw. En dat komt allemaal door één brief, een heel simpel velletje met een paar zinnen erop, die afgelopen week plotseling op de deurmat lag van mijn geliefde Vinex-huis. De brief kwam niet met de post, maar was ’s avonds na kantoortijd door de brievenbus geschoven. Dat was nog niet gemakkelijk, want het is zo’n goedkope Vinex-brievenbus waar de projectontwikkelaars zo gek op zijn, en die alle post laten kreuken, maar deze brief was heelhuids aangekomen. De afzender had hem voorzichtig in vieren gevouwen, en er een bloemetjessticker op geplakt. Ik pak hem er even bij. Weet u wat, ik lees hem u even voor. Misschien dat ik iets van mijn energieke gemoedstoestand, op u kan overdragen. Daar komt-ie. Beste bewoners, Geruime tijd geleden hebben wij tijdens een open huizen dag jullie woning bekeken. Inmiddels is de woning alweer een tijdje uit de verkoop. Mochten jullie voornemens zijn deze binnenkort weer op de woningmarkt aan te bieden dan hebben wij zeker interesse.
Hartelijke groet, Bas en Marie-France. Het mooie is: dit was het tweede briefje in korte tijd. Het eerste was van Paul en Christine. En dat, terwijl mijn geliefde Vinex-huis twee jaar lang te koop heeft gestaan, en twee jaar lang vakkundig werd genegeerd door de woningmarkt. Het allermooiste aan mijn Vinexwijk, is dat ik er de economie kan horen ademhalen. Dat begon een maand of drie geleden, met het geluid van heistellingen. U bent allemaal werkzaam in de wondere wereld van het wonen, dus ik hoef u niet uit te leggen hoe dat klinkt. Je kunt het ook ruiken, dat heien: het is een heerlijke, lichte brandlucht. De geur van succes. Wij Vinexmensen wonen in een lijngrafiek: als het goed gaat met de economie, gaan we steil omhoog, en hebben we vrij zicht op wat er allemaal mogelijk is tussen de sterren. Als het slecht gaat, denderen we naar beneden, en krijgen we de splinters van onze gebroken dromen in het gezicht. Je zou er zeeziek van worden, hoe wij de afgelopen tien jaar door elkaar zijn geschud, als het op geld aankomt. Mijn huis kocht ik toen niemand mijn huis wilde hebben. In 2004. Ik ben er omheen gelopen om te kijken of het een fout huis was, om te zoeken naar een monster in de kruipruimte of een lijk in de kast, maar er was niets mis met mijn huis. Het was de economie. Mensen waren bang voor de betaalbaarheid. Zes maanden later kreeg ik de eerste briefjes in de bus: of ze mijn huis alsjeblieft mochten kopen. Mensen lagen in slaapzaken voor het makelaarskantoor, en zetten zonder aarzeling hun handtekenig onder ronkende hypotheekcontracten, verkocht door nette mensen. Mijn hypotheekadviseur zei: leen toch gewoon zes ton! Dat kan gemakkelijk. Je koopt geen huis, nee, je doet een investering.
Die laatste zin heb ik gejat uit de nieuwe theatervoorstelling van De Verleiders. Daar zal ik meteen maar even reclame voor maken. Het begrip betaalbaarheid komt daar in een heel ander daglicht te staan. Want het is écht geld, die tonnen, en als het misgaat moet het ook écht worden terugbetaald. Niet door de bank of door de hypotheekman, maar door gewone mensen met gewone huizen, zoals ik. De voorstelling is trouwens geschreven door mijn achterbuurman, dus hij weet waar hij het over heeft. Maargoed. Er braken gouden jaren aan in mijn Vinexwijk. Zal ik u dat vertellen? Vooruit, alleen als u het aan niemand doorvertelt. Mijn huis was twee jaar na de aankoop zesenhalve ton waard. Ik had het voor de helft gekocht. Kijk, dat was pas een investering! Juichend investeerde ik vervolgens in een prachtige zeilboot, en zo ging ik de toekomst tegemoet. Mijn buren verkochten hun huis in een dag. Er mochten twaalf mensen naar binnen, en die boden allemaal boven de vraagprijs. Dat was eind 2008. Drie jaar later zette ik mijn eigen huis te koop. Er kwam, met hangen en wurgen, één bod: vier ton. Dat was deprimerend. De energie vloeide uit mijn lijf – tot Bas en Marie-France hun briefje schreven, en mijn toekomst weer helder is, en de hypotheekmannen hun stropdassen weer gestrikt hebben en hun bokshandschoenen weer aan, klaar voor een nieuwe ronde in de ring. Het is een achtbaan, de economie waarin we wonen, en wij Vinexbewoners zitten in het voorste karretje. Er zijn al heel wat
mensen misselijk van geworden. Die karretjes hebben geen stuur: je gaat omhoog en schiet weer naar beneden zonder dat je er iets aan kunt doen. Nu hoor ik u denken: allemaal best. Jij hebt tenminste nog een koophuis op een goeie plek, jij kunt tenminste je hypotheek betalen door leuke dingen te doen, zoals het voordragen van een column op een wooncongres. En u heeft helemaal gelijk. Als het op de betaalbaarheid van het wonen aankomt, heb ik niet heel veel te klagen: een groot huis voor de prijs waar een huurder naar zou smachten. Als het mis gaat, verkoop ik gewoon de boot. Nou nee – dan verkoop ik gewoon het huis aan Bas en Marie-France, en ga ik wonen op de boot. Bovendien reken ik mezelf rijk. De mensen die briefjes gooien door mijn brievenbus, hebben allemaal rijke ouders en maken nog snel even gebruik van de regeling om belastingvrij een ton te schenken. Dat weet ik ook wel. De crisis is nog niet voorbij – straks dendert het karretje weer naar beneden. Het probleem is iets anders. Het probleem is, dat het in een ideale wereld over wonen gaat, en niet over geld. Het moet mij niets uitmaken hoeveel mijn huis waard is. Als ik er maar kan doen wat nodig is. Geld en wonen zijn iets teveel verstrengeld geraakt de laatste jaren, en daar hebben we nu last van. Ik, met mij tophypotheek, maar u ook. Of u nou huizen ontwerpt, bouwt, verhuurt of verkoopt. Mijn huis is geen investering. Het is een huis. Uw huizen zijn geen investeringen – het zijn huizen. Waar mensen wonen.
Een tijdje terug was ik bij een woningcorporatie op bezoek. Daar deden ze allemaal fantastische dingen. Culturele dingen. Sociaal verheffende dingen. Erg maatschappelijk betrokken. En heel erg out of the box. Stippen op de horizon, heipalen van goud, dat soort dingen. Duur, maar fantastisch. Toen ik een bestuurder van die corporatie vroeg of ze ook niet gewoon huizen moesten verhuren aan gewone mensen, keek hij me zuchtend aan. De tijd is voorbij, zei hij, dat wij er alleen maar zijn voor mensen met een kleine beurs. Hij zei dat echt. Toen was al het gedoe met Vestia en de SS Rotterdam al gepasseerd. Dat waren geen huisverhuurders meer, maar geldpakhuizen, en ze speelden er Dagobert Duckje. Ik begrijp ook wel dat het leuker is om in de krant te komen met grote culturele daden, dan om niet in de krant te komen met zoiets stoffigs als het verhuren van een huis. Maar ik hoop dat het tij keert, net zoals het tij is gekeerd in mijn Vinexwijk. Die heipalen dus. De geur ervan! U moet eens blijven kijken, als zo’n paal de grond in gaat. Aan het eind ervan zit een stuk hout, dat in de brand vliegt. Een klein kampvuurtje voor een nieuw huis. De vraag is: wat voor huizen komen daar? Ik hoop gewone huizen voor gewone mensen. Dat zijn we namelijk: gewone mensen. Wonen is godsgruwelijk duur geworden. De crisis is nog niet voorbij. Een tijdje terug zag ik op televisie een documentaire over de tikjd dat woningcorporaties nog gewoon bestuurd werden door vrijwilligers, en huizenkopers heel voorzichtig informeerden naar een premie-A-koopwoning. Sober en doelmatig, was toen het toverwoord.
Sober en doelmatig – het klinkt saai, maar is het niet. Met weinig kun je hele mooie dingen doen. Bijzondere dingen. Out of the box. Hier komt het op neer: sinds we geld en wonen als hetzelfde zijn gaan beschouwen, is het er niet beter op geworden. Wonen is godsgruwelijk duur geworden – eerst voor mij, als koper, en nu ook voor de huurders. Het is jammer voor Bas en Marie-France, maar ik ga mijn huis niet verkopen. Ik wil niets groters meer. Het is wel even genoeg. Hier in mijn huis heb ik alles wat ik nodig heb- en meer. Ik ga mijn energie in andere dingen steken. Beste Bas, beste Marie-France: koop een huis waar je gelukkig wordt. Beste architecten, projectontwikkelaars, gemeentelijke huizenmensen: bouw huizen waar mensen gelukkig worden. Sober en doelmatig. Dat kan best.