139
139
HOOFDSTUK 9
Wat kan ik voor u doen?
WOORDEN
1
2
3
Kies het goede woord. 1
Peter is op vakantie. Hij stuurde mij een . . . uit Parijs. a brievenbus b kaart
2
Ik heb die kaart gisteren . . . . a ontvangen b herhaald
3
Bij welke . . . kan ik postzegels kopen? a balie b gemeente
Kies het goede woord. 1
Ik wil zeker weten dat de brief aankomt dus ik stuur hem . . . . a aangegeven b aangetekend
2
Op het postkantoor krijg je dan een . . . dat de brief verstuurd is. a bedrag b bewijs
3
De persoon die de brief . . . , zet zijn handtekening op een formulier. a plakt b ontvangt
Kies het goede woord. 1
Dit pakket is erg . . . . Het weegt drie kilo! a zwaar b aanwezig
2
Mijn zoontje . . . postzegels. Hij heeft er al minstens honderd! a verzamelt b hoeft
139
139
139
140
140
3
4
Die kaart voor Annes verjaardag moet je nu . . . , anders komt hij niet op tijd aan. a wegen b versturen
Schrijf de goede woorden in de zinnen. Kies uit: pakket – hangt af – buitenland – bepaalt – tarieven 1
Ik wil een brief naar mijn vriend in het
2
Het gewicht van de brief
3
Hoeveel postzegels er op de brief moeten,
sturen. hoe duur het is om de brief te sturen. van het land waar
de brief naartoe moet.
5
6
voor het sturen van post kun je vinden op internet.
4
De
5
Post die te groot is voor de brievenbus, kun je sturen in een
.
Kies het goede woord. 1
Hoeveel postzegels moet ik op de brief . . . ? a zetten b plakken
2
Ik doe de brief vandaag nog in de . . . . Dan komt hij morgen aan. a afdeling b brievenbus
3
Is het . . . deze boeken in een pakket te sturen? a mogelijk b manier
Kies het goede woord. 1
Op het postkantoor kun je . . . postzegels kopen voor speciale gebeurtenissen. a mogelijk b geldig c allerlei
2
U moet nog even . . . hebben. U bent nog niet aan de beurt. a functie b aanwezig c geduld
3
Kunt u dit pakket even . . . ? Ik weet niet hoe zwaar het is. a liggen b wegen c bepalen
140
140
140
141
141
7
8
9
Kies het goede woord. 1
Is een postzegel van ¤ 0,54 . . . voor een brief naar Turkije? a voldoende b verschillend
2
Wat is het . . . tussen priority en standaard? a manier b verschil
3
Deze brief kunt u het beste . . . versturen. Dan weet u zeker dat hij aankomt. a aangetekend b onbekend
Kies het goede woord. 1
Voor een visum moet je meestal naar de . . . . a ambassade b afdeling
2
Ik moet . . . laten maken voor mijn nieuwe paspoort. a pasfoto’s b postzegels
3
U hebt een . . . nodig. Heeft u uw rijbewijs bij u? a papier b legitimatiebewijs
Schrijf de goede woorden in de zinnen. Kies uit: manier – pen – aanwezig – kaart – hangt af 1
Alle cursisten zijn
.
2
Hoeveel het kost om een pakket te sturen
3
Kan ik je
4
Wat is de beste
van het gewicht.
even lenen? Ik wil dit telefoonnummer even opschrijven. om deze brief te versturen? Aangetekend of
gewoon? 5
Ik kreeg een hele leuke
van Sven voor mijn verjaardag.
141
141
141
142
142
10
Schrijf de goede woorden in de zinnen. Kies uit: manier – punt – handig – regelmatig – hoef 1
Het Centraal Station is misschien een goed
2
Nou nee, dat lijkt me niet
om af te spreken. . Daar zijn zoveel mensen! Dan vind
ik je nooit.
11
12
3
Ik ga wel bij de ingang staan. Dan
4
Ja, dat is misschien de beste
5
Kom jij eigenlijk
je niet te zoeken. . in Amsterdam?
Kies het goede woord. 1
Heb jij mijn agenda . . . zien liggen? a ergens b centraal
2
In de . . . kun je goedkoop boeken lenen. a gemeente b bibliotheek
3
Het . . . ook niet iedere dag dat ik jou zie. a gebeurt b herhaalt
Kies het goede woord. 1
We kunnen uw . . . niet per post sturen. U moet het persoonlijk ophalen. a tarief b paspoort
2
Heeft u een . . . geduld alstublieft? U ziet toch dat ik bezig ben? a ogenblik b voldoende
3
Het land waar u de post naartoe stuurt, . . . hoe duur het versturen van de post is. a trekt b bepaalt
142
142
142
143
143
13
Schrijf de goede woorden in de zinnen. Kies uit: lid – hetzelfde – hoeft – herhalen – kopie
14
15
16
van dat formulier sturen?
1
Kun je mij een
2
Wil je ook
3
Sorry, kun je die vraag nog een keer
4
Je luistert niet. Ik wil niet steeds twee keer
5
Je
worden van die sportclub? . Ik heb niet gehoord wat je zei. zeggen!
niet zo hard te praten. Ik hoor je wel.
Kies het goede woord. 1
Ik ga twee dagen naar Groningen. Ik slaap daar in een . . . . a hotel b balie c centraal
2
Een . . . is een geldig legitimatiebewijs. a rekening b papier c rijbewijs
3
Het postkantoor is een . . . gebouw. Iedereen kan er binnenlopen. a openbaar b centraal c verschillend
Kies het goede woord. 1
Via de computer kunt u snel zien wat het . . . van uw bankrekening is. a bewijs b saldo
2
Kan ik via deze rekening ook geld naar het . . . sturen? Ik heb namelijk familie in Montenegro. a buitenland b brievenbus
3
Welk . . . moet ik per maand betalen voor een abonnement op Telpay? a bedrag b balie
Kies het goede woord. 1
U moet nog even . . . hebben. Uw koffie komt eraan. a ogenblik b geduld 143
143
143
144
144
17
2
Wil je dat pakje openmaken? Dan moet je hieraan . . . . a trekken b ophalen
3
Heb jij Leo . . . gezien? Ik moet hem even spreken. a ergens b verschillend
Wat hoort bij elkaar? 1 2 3 4 5
18
19
het gewicht de bankrekening de post de postzegel het visum
a b c d e
sturen plakken wegen geldig zijn openen
Kies het goede woord. 1
Ik wil een nieuw paspoort . . . . a aanvragen b aantekenen
2
Ik kan uw naam niet vinden. Uw gegevens zijn . . . . a ergens b onbekend
3
Heeft u een ogenblik? Ik zal de gegevens in mijn computer . . . . a versturen b opzoeken
Schrijf de goede woorden in de zinnen. Kies uit: gemeentehuis – vinden plaats – burgerzaken – gemeente – bewoners 1
Speciale gebeurtenissen
in het leven van alle mensen.
2
Voor een huwelijk of het aangeven van een geboorte moet je naar het .
3
Iedere
heeft een raadhuis of gemeentehuis.
4
Alle
van een gemeente moeten wel eens naar het
gemeentehuis. 5
Vaak moet je dan naar de afdeling
.
144
144
144
145
145
20
21
Kies het goede woord. 1
Op welke . . . kan ik cd’s vinden? a afdeling b punt
2
Welke . . . heeft dat apparaat? Je kunt er kopieën mee maken. a lid b functie
3
U kunt uw nieuwe adres . . . aan ons bekendmaken. a schriftelijk b allerlei
Schrijf de goede woorden in de zinnen. Kies uit: gang – aanwezig – buiten – gebeurt – bomen
22
1
Is er misschien iemand
die mij wil helpen?
2
Het
3
Als u naar het restaurant wilt, moet u hier links de
4
Ik woon in een mooie straat met veel
5
Wil jij het afval even
niet iedere dag dat er een kind geboren wordt in onze familie. in. . zetten?
Kies het goede woord. 1
Waar kan ik de . . . van mijn zoon aangeven? a geboorte b gewicht
2
U loopt de . . . in en dan is het de eerste deur rechts. a gang b ergens
3
Van de ambtenaar krijgt u een . . . van de geboorte van uw kind. a bewijs b functie
145
145
145
146
146
23
Schrijf de goede woorden in de zinnen. Kies uit: gebeurtenis – gemeente – raadhuis – ambtenaren – openbaar .
1
Een stad of dorp noemen we ook wel een
2
Iedere gemeente heeft een gemeentehuis of een
3
Op een gemeentehuis werken
4
Een gemeentehuis is een
5
Je moet de gemeente op de hoogte brengen van een speciale
. . gebouw. ,
zoals een huwelijk of de geboorte van een kind.
24
Wat hoort bij elkaar? 1 2 3 4 5
25
het visum het afval de geboorte op de hoogte het pakket
a b c d e
brengen aanvragen versturen aangeven ophalen
Schrijf de goede woorden in de zinnen. Kies uit: afdeling – op de hoogte brengen – aangeven – regelmatig – bekendmaken 1
Bewoners van een gemeente moeten de gemeente van allerlei dingen .
26
2
Alle mensen komen dus
3
Je moet op het gemeentehuis
4
Je moet er ook de geboorte van een kind
5
Voor al deze dingen moet je naar de
naar het gemeentehuis. dat je gaat trouwen. . burgerzaken.
Kies het goede woord. 1
Het station ligt meestal op een . . . punt in de stad. a plaats b centraal
2
Mijn rijbewijs is niet meer . . . . Ik moet een nieuw aanvragen. a geldig b functie
146
146
146
147
147
3
27
28
Ik ga wat lekkers halen, want we krijgen vanmiddag . . . . a zwaar b bezoek
Kies het goede woord. 1
Hans woont al jarenlang op . . . adres. a hetzelfde b ergens
2
Voor een klein bedrag per jaar kun je . . . worden van de bibliotheek. a lid b bezoek
3
Een raadhuis en een gemeentehuis hebben allebei dezelfde . . . . a functie b plaats
Schrijf de goede woorden in de zinnen. Kies uit: burgerzaken – bibliotheek – schriftelijk – centrale – verschil 1
In een
kun je boeken, cd’s en video’s lenen.
2
Wat is het
3
Het gemeentehuis ligt altijd op een
4
Als je gaat verhuizen, moet je dit laten weten aan de afdeling
tussen een raadhuis en een gemeentehuis? plaats in de gemeente.
van het gemeentehuis. 5
Ik zal de nieuwe datum voor die afspraak
bekendmaken. Ik
stuur een brief aan alle collega’s.
29
Schrijf de goede woorden in de zinnen. Kies uit: rekening – allerlei – zorg – trekken – sturen 1
U kunt op
manieren informatie vragen: telefonisch, per brief en via
e-mail. 2
We
de informatie naar uw huis.
3
Het geld staat nog niet op mijn
4
Als jij koffie haalt,
5
Maak het zakje maar open. Je moet hieraan
. ik voor iets lekkers. . 147
147
147
148
148
30
Wat hoort bij elkaar? 1 2 3 4 5
31
32
a b c d e
de balie de vuilnisbak de brievenbus zwaar het paspoort
Kies het goede woord. 1
Ken jij Marga? Dat is . . . leuke vrouw! a sommige b allerlei c zo’n
2
Hoera! Ik heb vandaag mijn . . . gehaald. a kopie b rijbewijs c rekening
3
Ik . . . je een hele fijne vakantie. a wens b bepaal c herhaal
Wat hoort bij elkaar? 1 2 3 4 5
33
de pasfoto de ambtenaar het gewicht het afval de post
de bankrekening het huwelijk het postkantoor de ambassade het tarief
a b c d e
de post het saldo het gemeentehuis het bedrag het visum
Schrijf de goede woorden in de zinnen. Kies uit: buiten – houdt . . . schoon – papier – verzamelen – haalt . . . op 1
De gemeente
de straten
2
Mensen
3
Twee keer per week kun je het afval
4
De gemeente
5
Glas en
. hun afval in een vuilniszak of vuilnisbak. zetten.
het afval dan
.
worden op centrale plaatsen verzameld.
148
148
148
149
149
34
35
Kies het goede woord. 1
Greenpeace probeert te zorgen voor een schoon . . . . a milieu b manier
2
Is het misschien . . . om even te bellen? a mogelijk b geduld
3
Je hebt een visum . . . , als je naar de VS gaat. a nodig b mogelijk
Kies het goede woord. 1
Werk je al lang bij dat . . . ? a centraal b bedrijf
2
Mag ik even een . . . van uw paspoort maken? U krijgt het zo terug. a legitimatiebewijs b kopie
3 . . . lange man heb ik nog nooit gezien! a Zo’n b Allerlei
36
Schrijf de goede woorden in de zinnen. Kies uit: punt – bezoek – huwelijk – liggen – hotel van mijn broer in Maastricht.
1
Zaterdag gaan we naar het
2
We blijven daar twee dagen. We slapen in een
3
Zondagmorgen blijven we lekker lang in bed
4
’s Middags gaan we bij vrienden op
5
Ze wonen op een heel gezellig
. . die ook in Maastricht wonen. in de stad, vlakbij het Vrijthof.
149
149
149
150
150
37
Schrijf de goede woorden in de zinnen. Kies uit: maken . . . bekend – raadhuis – ligt – Sommige – plaatsvindt 1
er een uitnodiging voor ons huwelijk in
Deze week jullie brievenbus.
2
We
3
Voor het huwelijk moeten jullie naar het
dan
op welke datum we zullen trouwen. op de Grote
Markt. 4
In de uitnodiging staat ook waar ’s avonds het feest
.
mensen komen uit een andere stad. Ze kunnen bij
5 vrienden of familie slapen.
38
Kies het goede woord. 1
Waarom doe je die flessen niet in de glasbak? Vind je een schoon . . . niet belangrijk? a milieu b afval c punt
2
De geboorte van mijn zoon is de belangrijkste . . . in mijn leven. a gebeurtenis b gewicht c verschil
3
TPG Post is een groot . . . . Daar werken duizenden mensen. a functie b openbaar c bedrijf
150
150
150