WAT KAN IK DOEN? (BvA) Enkele jaren geleden schreef ik voor de Info van de LSOVD vijf stukjes onder de titel 'Wat kan ik doen?' Gebleken is dat ouders daar iets aan hadden. En nu werd mij gevraagd of het zinvol zou zijn om die stukjes samen te herdrukken. Dat is nu gebeurd met enkele wijzigingen en verbeteringen. Of u er wat aan heeft, moet u zelf beoordelen. Misschien zit u helemaal niet op ‘goede raad' te wachten. Dat hangt erg af van de situatie waarin u verkeert. Welke gevoelens overheersen nu? Die van schuld, angst, verdriet, kwaadheid, twijfel, onzekerheid, machteloosheid, berusting of een mengsel daarvan? In ieder geval heb ik zelf al die gevoelens gekend en voor een deel heb ik ze nog. Dus dat vormt de achtergrond van waaruit ik dit geschreven heb. Waarschijnlijk spelen ook mijn ervaringen in het onderwijs mee èn de tien jaren die ik in de preventie van de verslavingszorg heb gewerkt. Maar het voornaamste is natuurlijk het feit dat onze zoon in 1973 na een periode van veelvoudig en intensief druggebruik is overleden. Daardoor ben ik één van ‘die ouders’ en daarom vraag ik mij vaak af. Nou dat begrijpt u wel. Wat kan ik doen? Ouders van drugverslaafden weten zo langzamerhand wel dat zij zelf ook recht hebben op een beetje leven. Mede dankzij de LSOVD zijn de accenten wat verlegd: van alsmaar zorgen voor het verslaafde kind naar opkomen en zorgen voor jezelf. Toch blijft het verslaafde kind, of we willen of niet, ons leven in sterke mate bepalen. Het moeilijkst te verwerken is het gevoel van machteloosheid. ‘Wat kan ik nu (nog) doen om hem of haar te helpen?’ horen we telkens weer verzuchten. En zo lijkt die verslaafde toch weer centraal te komen staan in ons leven. Dat is niet zo gek, al is het misschien niet juist en in veel gevallen nogal onvruchtbaar. In allerlei verhalen van ouders klinkt die verzuchting door. Misschien hoeft de vraag: ‘wat kan ik doen?' niet helemaal onbeantwoord te blijven. Ofschoon ieder geval weer anders is, wil ik toch proberen iets algemeens daarover te zeggen. Ik denk dat alle LSOVD-ouders in hun hart één ding nastreven, één (geheime) agenda hebben: het kind van de verslaving afhelpen. We weten dat zoiets niet vaak via de ouders lukt. Maar het is ook onzin om te beweren dat ouders daar helemaal geen rol bij kunnen spelen. Ze kunnen, daar ben ik van overtuigd, zeker een positieve (helaas ook een negatieve) bijdrage leveren. Ook de officiële drughulpverlening begint dat in te zien. We moeten voorop stellen dat voor benaderingen (interventies) van de kant van de ouders een paar omstandigheden bepalend zijn. De leeftijd van het kind: is het nog in de fase van opvoeding? De mate en duur van de verslaving; en is er al veel door anderen, bijvoorbeeld de hulpverlening geprobeerd? Waar bevindt het kind zich: woont het thuis of elders, of komt het zo nu en dan thuis; zo ja, in welke gevallen: voor de gezelligheid of in noodsituaties? Het lijkt of er in situatie a het meeste te doen is voor de ouders. Maar dat valt vaak bitter tegen. Soms is juist de uit-huis-fase geschikter voor de ouders om een of andere interventie te beginnen. Ruzie Om te beginnen kan één algemeen advies, dat overigens weinig wordt opgevolgd, gegeven worden: probeer nooit aan een oplossing te gaan werken vanuit een ruzie, een woordenwisseling, kortom een duidelijke conflictsituatie. Het is heel begrijpelijk dat men dat doet, maar bij mijn weten is er op die manier nooit iets opgelost. Het wordt alleen maar erger. je komt scherper tegenover elkaar te staan en van gelijk krijgen, wat overigens weinig zinvol is, is helemaal geen sprake. Dus als je iets wilt ondernemen, een moeilijke kwestie aansnijden, een serieuze discussie beginnen, een opvoedkundige correctie aanbrengen, zorg dan in de allereerste plaats dat je het als ouders helemaal eens bent (dat is al vaak gezegd, maar het kan best nog een keer) en begin dan in een zo ontspannen mogelijke sfeer, als er géén ruzie is, als er een stemming van enig wederzijds begrip is en niet van gelijk hebben. Ik weet wat het bezwaar is dat hiertegen vaak wordt ingebracht, een heel belangrijk bezwaar: ‘nu is het eindelijk eens even rustig en dan beginnen we niet over problemen, laat staan over drugs en druggebruik.’. En het risico is niet denkbeeldig dat er toch weer ruzie van komt. En dan is de aardige stemming weer weg. Maar het kan ook zijn dat er wederzijds zinnige dingen gezegd worden en dat er iets ontstaat wat op een gesprek lijkt. Dan is er veel gewonnen, namelijk een begin van vertrouwen en respect.
Misschien is er zelfs iets af te spreken, waardoor spanning en verwarring in het gezin verminderd worden. Wat zou er bijvoorbeeld af te spreken zijn? Omdat ‘afspraken’ een apart hoofdstuk vormen wil ik proberen daar iets over te zeggen. De afspraak Toen in een groep ouders het verschijnsel ‘ruzie’ ter sprake kwam, vroeg iemand: ‘mag ik dan nooit meer ruzie maken of boos zijn?'. Mijn antwoord was en is: ‘ja, natuurlijk wel’. Ik houd alleen staande dat een probleem oplossen vanuit een ruzie niet mogelijk is. Maar ruzie maken kan wel opluchten, kan een begin van duidelijkheid geven in de zin van: dat pik ik niet; nu ben je over de grens. En boos zijn is toch weer wat anders dan ruzie maken. Boosheid komt wel bij de ruzie te pas, maar is niet hetzelfde. Door boosheid kan je ook bijdragen tot duidelijkheid bij het bepalen van grenzen. je kunt iets afwijzen of veroordelen of onaanvaardbaar verklaren, en dan is boosheid een versterkend element. Maar boosheid in het gesprek - dat is dus ongeveer ruzie -levert bedroevend weinig op. En dat gesprek is juist nodig om wat dan ook op te lossen. Het is dus verstandig om op een rustig moment zo'n gesprek te beginnen. Want dan lukt het misschien om afspraken te maken. Die afspraken gaan meestal over rechten en plichten van beide `partijen.' Want partijen zijn we zo langzamerhand wel. Door allerlei gebeurtenissen zijn we namelijk als ouders tegenover het verslaafde kind komen te staan. Beide partijen, zei ik; dat houdt tweezijdigheid in, juist bij afspraken. Alle ouders hebben ooit de fout gemaakt door te roepen: ‘we hadden toch afgesproken..’ of om een discussie te beëindigen met de verklaring: ‘dat is dus afgesproken’. Voor die merkwaardige eenzijdige ‘afspraken' hoef je niet met een verslaafde te maken te hebben. Hoeveel ouders roepen niet uit, als de zoon of dochter op het punt staat naar een feestje te vertrekken: -‘we spreken dus af dat je om 12 uur thuis bent!'. Dat is bij dit wijdverbreide twistpunt over de nachtelijke thuiskomst natuurlijk geen afspraak; dat is een bevel, een soort dagorder. En die wordt verrassend vaak niet opgevolgd. Nu heb ik niets tegen een bevel, maar je moet dat dan niet als afspraak verpakken. je wekt daarmee de schijn dat de ander in volle vrijheid met je voorstel akkoord is gegaan. Dat is dus niet het geval. Niet alleen ouders maar ook andere opvoeders, zoals leraren, bezondigen zich aan het lanceren van deze eenzijdige afspraken. Ik heb zelf in mijn schoolmeesterstijd ook vaak gezegd: we spreken dus (!) af dat jullie... vul maar in. En dan nog verbaasd of bedroefd zijn als die afspraak door de ander net zo eenzijdig verbroken wordt als hij door jou gemaakt is. Een gezin functioneert dankzij stilzwijgende of uitgesproken afspraken: dingen die je doet èn nalaat. Ouders beginnen altijd met bevelen, opdrachten, verboden bij zeer jonge kinderen. Zij proberen wel in een zo vroeg mogelijk stadium uit te leggen waarom zij dat doen (veiligheid, gezondheid, hygiëne, rust). Maar discussie is er nog niet bij. De baby wordt al of niet huilend naar bed gebracht en daar gaat niet een ‘goed gesprek' over de zin ervan aan vooraf. Maar geleidelijk wordt toch de weg geëffend voor de afspraak (de echte) in plaats van het bevel of het verbod. Dat effenen van de weg komt tot stand doordat de kinderen ouder worden, vragen gaan stellen naar het waarom van het bevel of verbod èn waarachtig gaan protesteren, als er geen of naar hun smaak onjuiste uitleg volgt. Ouders moeten dan het eenzijdige bevel verlaten, ze moeten terrein prijs geven (of is het juist winst?!) ten gunste van een nieuwe gewoonte: de echte, tweezijdige afspraak. En iedereen weet wel dat zo'n echte afspraak op een aantal factoren berust: een eigen standpunt, respect voor het standpunt van de ander, bereidheid tot geven en nemen, redelijkheid, plooibaarheid, afstand doen van het vooropgezette gelijk, niet willen ‘winnen' enz. Zo'n afspraak wordt dan vaak een compromis. En dat is helemaal geen schande, integendeel. Vaak wordt een compromis ‘laf' genoemd. Soms is het dat, maar meestal niet. Want het resultaat van goed overleg kan haast niet laf zijn. Het spreekt haast vanzelf dat de mogelijkheden voor echte afspraken in hun volle omvang daar zijn, wanneer het kind een redelijke mate van verstandelijke en emotionele volwassenheid bereikt heeft. Wanneer is dat zult u vragen. Dat weet u zelf het beste, zeg ik dan maar. Wanneer evenwel een probleem als verslaving in het gezin optreedt, komt de verslaving steeds meer op de voorgrond en verdwijnen door het overheersende karakter van verslaving de oude stilzwijgende èn uitdrukkelijk gemaakte afspraken in de werveling van destructief verslavingsgedrag; ook de ooit gemaakte echte tweezijdige afspraken verdwijnen als sneeuw voor de zon, afspraken over huiswerk, etenstijden, tijden van thuiskomst, huishoudelijke taken, enfin alles.
Terugval Dan bestaat de zeer begrijpelijke neiging bij ouders om dit gedrag van hun zoon of dochter als een terugval in kinderlijkheid (de psychologen noemen dat regressie) te beschouwen. Als het kind zich dan zo ‘kinderachtig' gedraagt, vallen ook de ouders terug in de oude bevel- en verbodspatronen, omdat naar hun mening en ervaring redelijke tweezijdige afspraken niet meer te maken zijn. Dat blijkt toch niet juist te zijn. Verslaafde kinderen doorkruisen of negeren de oude gemaakte afspraken, dat wel, maar ze protesteren heftig tegen eenzijdig opgelegde regels en verboden. Daarom is het toch nodig om een misschien vrij zeldzaam rustig ogenblik (dus niet in een ruzie) die oude regels (= afspraken), althans de belangrijkste, nog eens aan de orde te stellen en te kijken of er weer een echte afspraak gemaakt kan worden. Dan ontstaat er weer zoiets als een gezinscontract, waarin de eisen aan en door beide partijen gesteld redelijk èn haalbaar zijn. Bij schending van het contract kunnen van te voren afgesproken sancties worden opgelegd. Als dat allemaal lukt, dan is de winst: duidelijkheid, een zekere mate van rust, een begin van een hernieuwd vertrouwen. Dat betekent niet dat daarmee de verslaving van de baan is. Wel dat het gezin een maximale bijdrage levert aan enige stabilisering, een houdbare situatie aan het thuisfront en misschien zelfs aan het uiteindelijk afkicken, wat zeer veel ouders nog steeds hoog op hun agenda hebben staan. Als het systematisch saboteren van afspraken niet meer voorkomt, dan is een heel belangrijk deel van het verslavingsgedrag verdwenen. En dat is geen pure symptoombestrijding; het kan het begin zijn van verdere afbraak van dat gedrag. Vooral hernieuwd vertrouwen speelt hierbij een hoofdrol. Immers wantrouwen is het centrale kenmerk in de relatie ouders-verslaafd kind. En dat wantrouwen dat in die relatie altijd optreedt, is het sterkste relationele vergif dat er bestaat. Wantrouwen Hoe wantrouwen ontstaat is nogal duidelijk. Ouders merken soms plotseling, soms na verloop van enige tijd, dat het er is. De verslaafde vertoont, zelfs al in het vóórstadium van misbruik het manipulerende gedrag, waar al zoveel over gezegd en geschreven is. Dat manipuleren uit zich onder andere in misleidende fantasieën, in ronde leugens, in het stelselmatig geheel of gedeeltelijk niet nakomen van toezeggingen en afspraken. Ouders gaan zich dan steeds onzekerder voelen. En om althans een deel van hun zekerheid te herwinnen, wordt het wapen van wantrouwen ingevoerd. Als je duidelijk voelt dat je beduveld wordt of gaat worden, schakel je het wantrouwen in en komt die treurige klap van het echt beduveld worden misschien wat minder hard aan. ('Ik had wel gedacht dat dit of dat zou gebeuren`). Maar als wapen van zelfbescherming is wantrouwen niet echt succesvol. Want hoe komt wantrouwen naar buiten? (Als het alleen maar binnenin gekoesterd wordt, is het nog erger). Ouders voelen bijvoorbeeld dat ze gemanipuleerd, zeg maar belogen worden. Dan zeggen ze dat soms (maar lang niet altijd!) tegen de verslaafde, en dat heeft twee voordelen: het lucht op èn het geeft duidelijkheid. Dus de regel `niet alles geloven en dat ook maar zeggen' is niet zo'n slechte. Overigens moet men bedenken dat er een verschil is tussen doelbewuste, vooropgezette leugens en niet nagekomen toezeggingen. Die laatste zijn lang niet altijd als bewuste misleidingen bedoeld, maar zijn vaak een rechtstreeks gevolg van het verslaafden-bestaan en worden langzaam aan een tweede gewoonte. Een verslaafde kan geheel oprecht afspreken om zes uur thuis te zullen zijn voor het eten. Maar als zijn tocht naar de dealer mislukt is (niet thuis of te duur), komt hij veel later of helemaal niet thuis. Een dergelijke `redelijke`verklaring voor het niet nakomen van een afspraak maakt duidelijk dat er geen sprake is van een ronde leugen, maar het betekent nu ook weer niet dat een dergelijk gedrag binnen het gezin acceptabel is. En dat mag best gezegd worden. (En moeder hoeft het eten dan niet om acht uur, als hij wel thuiskomt, op te warmen! Of op de koelkast te wijzen en te zeggen: ga je gang maar.) Op slot Dus zeggen dat je de zaak niet vertrouwt en/of afkeurt is een redelijke uitingsvorm van wantrouwen, al kan het de huiselijke sfeer ook negatief beïnvloeden. Maar daar is het door de verslaafde dan ook naar gemaakt. Maar veel wantrouwen wordt behalve in woorden ook omgezet in handelingen, die te begrijpen zijn, maar die het paard achter de wagen spannen of, zoals dat zo mooi heet, contraproductief zijn. Ouders weten of vermoeden dat hun kind in de stad zwerft en op plaatsen verblijft, die het welzijn niet bevorderen. Ze trekken er dan juist op uit en gaan zoeken. Met welk doel? Om te weten of hun angstige vermoeden juist is: om hun kind eventueel te overreden om ‘mee naar huis te gaan’ enz. Dat is meestal niet zo verstandig. Een positief aspect van zo'n zoektocht kán zijn dat het kind merkt dat
zijn ouders erg bezorgd zijn en dat doet hem of haar soms iets. Maar meestal weet hij dat wel en meestal is het begrip ‘mee naar huis' een leeg begrip. Want dat huis is allang geen huis meer in de zin van ‘ouderlijk huis’, maar het is een operatiebasis geworden, een uitvalsplaats voor scoringsgedrag (het verkrijgen van drugs) en heeft niets huiselijks meer. Het is voor het kind óók het zoveelste teken dat hij niet vertrouwd wordt: 'ik kan nergens meer zitten of mijn vader zoekt me op’. En als dat kind dan thuis is en er daardoor voor de ouders enig zicht op het doen en laten is, dan worden niet zelden de voorwaarden voor controle op dat doen en laten opgevoerd, en wel op een leeftijd, waarop dat in principe misplaatst is. We zagen al eerder dat ouders dan mee terugvallen in een `opvoedkundig' gedrag, dat wonderwel aansluit bij het infantiele gedrag van het kind, waarmee dat infantiele gedrag dan ook bevestigd wordt. Deuren van kasten of bepaalde kamers gaan op slot bijvoorbeeld. Een wel heel tastbaar teken van wantrouwen, waardoor je als ouders mee gaat werken aan het ontmantelen van het ‘ouderlijk huis'. Nu hoef je geld en kostbare zaken niet te laten slingeren, maar die gesloten deuren stempelen de verslaafde wel overduidelijk tot ‘schuldige'. Ook horen we van telefoons die geblokkeerd worden: ‘dan kan hij niet met zijn slechte vrienden of zijn dealer bellen'. Een zinloze actie, lijkt ons. (Hebt u trouwens wel eens opgemerkt dat ouders vaak over slechte vrienden spreken, maar niet gauw beseffen dat hun eigen kind ook weleens een slechte vriend kan zijn?). Ouders melden ook wel eens dat ze de urine van een verslaafde laten controleren op druggebruik of, als het kind een methadonprogramma volgt, op bijgebruik van andere (illegale) drugs. Dat is een heel georganiseer, tenzij het met instemming van de verslaafde gebeurt. En dan nog kan hij die urine beter zelf laten controleren. Bovendien, als ouders bij die controle ontdekken dat er iets mis is, wat moet er dan gebeuren? Zijn daar afspraken over gemaakt? In laatste instantie, wanneer het gedrag van de verslaafde in het gezin helemaal onhoudbaar wordt (diefstal, agressie, verloedering), wordt de politie er wel bijgehaald of een justitiële maatregel als een inbewaringstelling (IBS) aangevraagd. Helpt dat? Het laatste middel? Eerst moet gezegd worden dat agressie, dus lijfelijk geweld, gelukkig vrij weinig voorkomt, althans in vergelijking met wat men zou verwachten. Meestal niet bij gebruikers van opiaten als morfine, heroïne en methadon. Vaker bij gebruikers van amfetaminen (speed/pep) en bij cocaïnegebruikers èn bij zogeheten polydruggebruikers (= gebruikers van veel verschillende drugs). Agressie is natuurlijk niet acceptabel, zeker niet in de gezinssituatie. Men kan proberen dat met woorden duidelijk te maken ("afspraken' weet u nog wel?). Dat lukt vaak niet en dan is er meer nodig. Ik vind dat agressie, die niet tot een enkel klein incident beperkt blijft, een zwaarwegende reden is om het verslaafde kind de toegang tot het huis te ontzeggen. Het moet natuurlijk duidelijk zijn (dat hebben we al eerder gezegd) dat zoiets nooit definitief mag zijn, tenzij er levensbedreigende schade is aangericht. De bekende deur-op-een-kier is dus meestal de juiste benadering. En dat is al pijnlijk en verdrietig genoeg. Ook diefstal binnen het eigen huis lijkt mij een soortgelijke geldige reden voor die stap. Maar sommige ouders willen verder gaan: aangeven bij de politie, het aanvragen van een psychiatrische maatregel als IBS (inbewaringstelling binnen een gesloten psychiatrisch ziekenhuis) of een OTS (onder toezichtstelling) een maatregel van de kinderbescherming in het geval van een verslaafde zoon of dochter, die het eigen kind onvoldoende opvoedkundige aandacht geeft, zeg maar: verwaarloost. We hebben het er eerder over gehad dat er in de relatie tussen ouders en verslaafde kinderen veel wantrouwen heerst en dat wantrouwen die relatie ernstig verstoort. De genoemde stappen (aangeven, IBS, OTS) vormen de verste uitlopers van dat wantrouwen, althans in de ogen van de verslaafde ('Heb ik dat nou aan jullie verdiend?). De verslaafde ervaart zon stap van de ouders heel vaak zelfs als verraad. De verslaafde beseft dan niet dat hij zijn ouders ook al enige keren heeft ‘verraden' door allerlei onmogelijke gedragingen. En later zal hij soms zo'n hard oordeel afzwakken: Jullie hadden gelijk; ik maakte het te gek’. Maar vaak blijven verslaafden dat ‘verraad’ onvergeeflijk vinden, zelfs als zij ex-verslaafden zijn. Dan is de breuk definitief. En dat was toch niet de bedoeling. De bedoeling was om via een schokeffect de verslaafde te confronteren met zijn onaanvaardbaar gedrag en om de veiligheid binnen het gezin te handhaven. Ouders kunnen dus vanuit hun machteloze en wanhopige situatie hun doel voorbijschieten. Heel belangrijk is nu weer de afspraak. Als van te voren vast staat dat bij agressie, diefstal, dealen vanuit huis enz. zo'n stap als naar de politie, de kinderbescherming, de arts (voor een IBS) niet alleen overwogen maar ook uitgevoerd zal worden, dan weet de verslaafde waar hij aan toe is. Dan kan er ook geen sprake zijn van verraad in de zin van onverwacht en achter iemands rug iets ondernemen.
Wij hebben nogal eens ouders gesproken, die tegen de verslaafde zeiden: Je hebt een uur de tijd om je biezen te pakken; daarna doe ik aangifte bij de politie'. Dan kan het verwijt van een `overval`niet klinken. Een vader vertelde dat zijn zoon toen toch later gepakt werd en in de gevangenis terecht kwam. Die zoon was zijn ouders aanvankelijk zeker niet dankbaar, maar wilde ze toch op bezoek hebben in het Huis van Bewaring. En in die periode ontstond zelfs een betere relatie. Dat was nooit gelukt, zei de vader, als hij zijn zoon geheel onvoorbereid had laten oppakken. Overigens valt er nog een levensgroot vraagteken te zetten bij het aangeven. Een drugverslaafde moet meer op zijn geweten hebben dan alleen het gebruik van illegale drugs (dat op zichzelf wel strafbaar is) of het wegpakken van moeders portemonnee om in de cel te belanden. Onder andere omdat er te weinig cellen zijn. Zo ligt de situatie nou eenmaal. Een tamelijk vanzelfsprekend advies is in deze uiterst moeilijke situaties: spreek er eerst over met een vertrouwde raadgever, voordat je die zeer vergaande keuze maakt. Eerst moeten de ouders het trouwens onderling eens zijn over zo'n stap. Maar toets dan toch het oordeel ook eens aan dat van een vertrouwde buitenstaander. Dat kan de huisarts zijn of een drughulpverlener (uiteraard niet de hulpverlener van de zoon of dochter zelf; die zal in zo'n situatie geen advies kunnen/mogen geven). Ook de dominee of pastoor of een wijze huisvriend komt in aanmerking. De verantwoordelijkheid voor de stap blijft bij de ouders. Trouwens deze extreme situaties komen binnen de LSOVDgespreksgroepen nogal eens aan de orde. Veel lotgenoten hebben daar al ervaring mee. Dus ouders die in zon situatie (dreigen te) komen, doen er goed aan hun probleem ook daar aan de orde te stellen. Bij voorkeur voordat het echt zover is; dus als je zoiets -voelt aankomen'. Voorbeeld Tenslotte wil ik nog iets zeggen over een heel belangrijk onderwerp, waarover evenwel heel snel misverstanden ontstaan: het voorbeeld. Ouders van verslaafden hebben vaak op de een of andere manier (meestal via omwegen, maar soms ook heel direct) te horen gekregen dat zij ‘het slechte voorbeeld gegeven hebben' en dat daardoor hun kind aan de drugs is geraakt. je zou haast zeggen: was het maar zo eenvoudig! Maar we weten nu zo langzamerhand wel dat drugverslaving veel oorzaken heeft, waarbij voor de ene verslaafde het hoofdaccent anders ligt dan voor de andere. Dat zogenaamde slechte voorbeeld heeft als verwijt veel schade aangericht: schuldgevoelens, grote machteloosheid en negatieve berusting. Verslaafden zijn zelf ook heel knap in het hanteren en aanpraten van dat verwijt en de daaruit voortvloeiende gevoelens bij ouders. Natuurlijk weten we, wat ook uit onderzoek bekend is, dat bepaalde factoren in het ouderlijk gedrag mede kunnen leiden tot negatief gedrag van een kind, bijvoorbeeld drugmisbruik. Het is bekend dat kinderen van zwaar drinkende, zwaar rokende en vooral veel en makkelijk medicijnen gebruikende ouders een grotere kans op verslavingsgedrag hebben. Maar dat betekent uiteraard niet dat er een direct oorzakelijk verband is tussen bijvoorbeeld het forse drinken van vader en de heroïneverslaving van de dochter. Zulk weinig `voorbeeldig' gedrag van ouders kan een bijkomende factor zijn om eerder met drugs te gaan experimenteren. Maar er is echt meer voor nodig om dan ook verslaafd te raken. Zeker, heel veel kinderen zullen bepaalde gedragingen van hun ouders als probleem ervaren eerder als probleem en nauwelijks als voorbeeld! En drugs hebben de naam 'probleemoplossers' te zijn. Maar de meeste kinderen weten andere, meer zinvolle middelen om die problemen op te lossen of althans hanteerbaar te maken. Bovendien verkeren wij als LSOVD-ouders in het stadium dat er wat ons betreft aan die oorzaken niet veel meer te doen is. De verslaving is een feit en het omkijken naar die oorzaken kan wel eens zin hebben, maar echt verder komen wij èn de verslaafde daar niet mee. Met andere woorden: voor die ouders is de periode van preventie helaas voorbij. En toch willen we zo graag iets doen. We leren wel bij de LSOVD dat we nu eens goed voor ons zelf moeten zorgen, dat we weerbaarder moeten worden en dat we daarmee ook de verslaafde de best mogelijke dienst bewijzen, wat ons betreft. Maar soms lijkt het mogelijk om iets te ondernemen, wat toch meer direct op de verslaafde gericht is. Dat idee houdt ons steeds bezig. En een enkele keer kan dat ook. Het lijkt er namelijk op dat niet zo zeer gedrag van ouders indruk maakt op het eenmaal verslaafde kind, maar wel verandering van gedrag. En dat is ook weer een vorm van gedrag! Gebleken is bijvoorbeeld dat het besluit van ouders om toe te treden tot de LSOVD, om daarmee een zekere passiviteit te doorbreken en voor zichzelf op te komen, niet alleen gewaardeerd wordt door de verslaafde, maar zelfs hem of haar in de goede richting `aan het denken zet.` `Wij zijn enige jaren niet met vakantie gegaan', vertelden ouders 'uit angst dat er in die tijd iets zou gebeuren met onze zoon. Maar nu zijn we toch gegaan en dat heeft heel wat veranderd. Hij is nog verslaafd, maar denkt nu over stoppen èn we kunnen weer met hem praten`. Zon besluit dat duidelijk een koersverandering demonstreert, pakt blijkbaar goed uit, voor de ouders en voor de verslaafde.
Ik heb besloten' vertelt een moeder `om mijn zoon in de gevangenis op te zoeken, niet voor zoetsappige praatjes, ook niet voor preken, maar gewoon om te zeggen wat ik van hem denk èn om te laten zien dat ik er nog steeds ben, ook voor hem'. Die zoon wilde dat eerst niet. Uit boosheid? Uit schaamte? Wie zal het zeggen. Maar hij vindt die stap van zijn moeder uiteindelijk prima en vroeg overplaatsing naar de drugsvrije afdeling van de gevangenis aan. Nog een moeder: `ik sta tegenwoordig een uur vroeger op dan ik gewend was. Mijn verslaafde dochter heeft me zoveel tijd gekost, dat ik die nu wil inhalen, voor mezelf. Mijn dochter schrok daarvan en staat nu op normale tijd op in plaats van in haar bed te blijven totdat ze naar de methadonpost moet. Een onbedoeld effect, maar zo heeft dat blijkbaar gewerkt. Ik maak ook wel een boel lawaai in dat vroege uur! ` Daar is ook die vader, die op een landelijke dag van de LSOVD vertelde dat hij gestopt was met roken. ‘Ik heb toch geen poot om op te staan tegenover mijn verslaafde zoon, als ik de hele dag met een sigaret in mijn hoofd loop’. Hij had er een soort onbewuste wedstrijd met zijn zoon van gemaakt. Die stopte met heroïne, doordat hij zo onder de indruk was van die `daad, van zijn vader. En ze vielen allebei een paar keer terug, maar redden het ten slotte alle twee. Nogmaals, dat betekent niet dat een rokende ouder zijn kind ook verslaafd maakt. Maar dat stoppen met roken heeft kennelijk een positief schokeffect. En zoiets geeft je als ouder een dubbel goed gevoel, dat je toch iets kunt doen, dat je niet totaal machteloos bent. Dit waren dus een paar gevallen van ‘goede voorbeelden’, goed in die zin dat de ouders er iets aan hadden en dat er ook iets ten goede veranderde bij de verslaafde. Mislukken mag. Er wordt nogal eens moeilijk aangekeken tegen dat ‘goede voorbeeld'. Om verschillende redenen. Heel begrijpelijk is het idee dat je dat goede voorbeeld misschien niet volhoudt en dat zoiets dan averechts werkt. Als het verslaafde kind merkt dat niet alleen zijn eigen goede voornemens spaak lopen, maar ook die van de ouders, dan kan dat, al klinkt dat misschien vreemd, heel goed een nieuwe positieve opening in de relatie geven. Ook inconsequent gedrag van ouders (de ene dag mag iets wel, de andere dag niet) hoeft niet altijd slecht uit te pakken. Wel moeten de ouders dan samen inconsequent zijn en zeker ook weer niet te vaak. Maar inconsequentie als (opvoedkundige) uitzondering kán een verrassend goede duw geven. Onder de omstandigheden die verslaving in het gezin teweeg brengen, is het ondoenlijk om modelouders te blijven of te worden. Dat kan niemand verlangen. Maar een van die omstandigheden, namelijk het gevoel van machteloosheid, mag de ouders niet verhinderen nieuwe dingen te bedenken en plannen te maken voor zichzelf, het gezin en daarmee ook voor de verslaafde. Wel is het erg wenselijk om de bruikbaarheid van die plannen bij voorkeur met lotgenoten in de LSOVD te bespreken en te toetsen.