Studiewijzer 1
Verken jezelf
Het kiezen van een studie begint bij kijken naar jezelf. Als je studie aansluit op je eigenschappen en je interesses, dan zit je daar straks beter op je plek. De onderstaande opdrachten kunnen je hierbij helpen. Werk je liever digitaal kijk dan op www.hva.nl/een-studie-kiezen/welke-studie-kies-jij/ik-heb-geenidee/verken-jezelf/ en volg de stappen. Maak eventueel een test, bijvoorbeeld hva.icares.com.
1.
Wat voor werk wil ik doen?
1.1
Interesse voor werksoorten
Als je gaat kiezen voor een studie, is een belangrijke vraag die je jezelf stelt ‘wat voor werk zou ik eigenlijk willen doen, of juist niet willen doen?’ De één wil absoluut niet de hele dag achter een bureau zitten en de ander is het liefst bezig met de verzorging van mensen. Sommige mensen voeren graag duidelijke opdrachten uit, terwijl andere veel liever zelf bepalen wat ze doen en hoe ze het doen. Zo heb je allemaal een idee over hoe je toekomstige werk er ongeveer uit moet zien. Er zijn maar weinig mensen die al heel jong weten welk beroep ze precies willen gaan uitoefenen. Dat is ook heel moeilijk, want tegenwoordig veranderen beroepen in een snel tempo, er komen nieuwe beroepen bij en er verdwijnen beroepen. Veertig jaar geleden werkten de meeste mensen in fabrieken, terwijl nu juist onderwijs en gezondheidszorg een groeiende sector is. Begin jaren zestig gingen mensen niet of een enkele keer op vakantie. Nu vinden we twee vakanties per jaar heel gewoon. Dat brengt nieuwe werksoorten met zich mee. Elk jaar komen er wel nieuwe producten op de markt, zoals de iPad of de e-Reader. Technische specialisten zijn dag in dag uit bezig met het ontwikkelen van die nieuwe artikelen. En steeds meer gebeurt alles met behulp van de computer. Informatie komt minder uit boeken en vaker van internet. Niet alleen beroepen veranderen, ook mensen veranderen tijdens hun leven vele malen van werk. Was het vroeger gewoon om je hele leven hetzelfde werk te doen, tegenwoordig houden we van afwisseling. Het is dus nu van belang goed na te denken over de keuze van je studie, maar dat wil niet zeggen dat je later in je leven nog allemaal andere dingen kan gaan doen.
1
1.2
Opdracht: Interesse in werksoorten
Hieronder vind je een overzicht van een aantal werksoorten. Achter elke soort werk staan de cijfers 1 tot en met 5. Vraag je bij elke werksoort af of deze bij je past en geef deze dan een waardering. Een 5 als deze werksoort je heel erg aanspreekt en een 1 als de werksoort je helemaal niet aanspreekt.
Werksoorten Onderzoeken hoe dingen in elkaar zitten en
Helemaal
Heel erg
niet 1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
Leidinggeven aan andere mensen.
1
2
3
4
5
Een eigen bedrijf hebben.
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
proberen iets nieuws te ontwikkelen. Dingen maken met je handen of met behulp van machines. Het werk van anderen controleren en aanwijzingen geven hoe het anders of beter zou kunnen. Zorgen dat ingewikkelde dingen in de goede volgorde in zo kort mogelijke tijd gebeuren. In- en verkopen van goederen en er ook reclame voor maken. Zorgen dat mensen het werk doen waar ze goed in zijn en het naar hun zin doen. Zorgen dat alles goed wordt bijgehouden in een administratie.
Het verzorgen of helpen van mensen die ziek of hulpbehoevend zijn. Het werken met kinderen of jongeren in opvang of onderwijs. Het organiseren van congressen of activiteiten.
2
1.3
Eigenschappen
Niet iedereen is geschikt voor elk soort werk. Voor het verrichten van onderzoek zijn heel andere eigenschappen nodig dan voor leidinggeven. Je hebt misschien met je mentor of decaan al opdrachten gedaan die je inzicht hebben gegeven in je sterke en zwakke kanten. In ieder geval heb je natuurlijk een bepaald beeld van jezelf. Niet alleen op school merk je waar je goed in bent. Ook in de omgang met vrienden en vriendinnen, thuis en misschien tijdens je baantje in het weekeinde, merk je hoe je functioneert. 1.4
Opdracht : Eigenschappen
Hieronder en op de volgende pagina vind je een groot aantal eigenschappen, die in je toekomstige beroep van belang kunnen zijn. Je kunt ze niet allemaal in dezelfde mate bezitten. Bij de meeste eigenschappen geldt echter, dat je er altijd wel iets van hebt. Zo heeft iedereen ‘aanpassingsvermogen’, maar de één past zich makkelijker aan dan de ander. Geef bij elke eigenschap aan in welke mate jij die bezit. Een 5 betekent dat je die eigenschap in hoge mate bezit en een 1 dat het juist één van je zwakke, (nog) onderontwikkelde kanten is. Kies niet te snel voor een cijfer. Probeer je eerst een situatie te herinneren waarin je die eigenschap nodig had. Hoe heb je het er afgebracht? Ging het gemakkelijk, of had je er moeite mee?
Eigenschappen Ambitieus Analytisch Avontuurlijk Bescheiden Bescheiden Betrouwbaar Creatief Eerlijk Eigenwijs Energiek Evenwichtig Fantasierijk Gedisciplineerd Geduldig Georganiseerd Gevoelig Gezagsgetrouw
Helemaal
Heel erg
niet 1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
3
Handig Hulpvaardig Idealistisch Impulsief Impulsief Initiatiefrijk Intelligent Introvert Intuitief Kritisch Lichamelijk sterk Materialistisch Nauwkeurig Nieuwsgierig Nuchter Onafhankelijk Onafhankelijk Ongeordend Open Optimistisch Origineel Populair Praktisch Rationeel Sociaal Tactvol Vasthoudend Verantwoordelijk Volhardend Voorzichtig Vriendelijk Vriendelijk Weloverwogen Zelfverzekerd Zelfverzekerd Zorgvuldig Zorgzaam Zuinig
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
4
Noteer drie van je sterkste eigenschappen. Vraag ook een vriend(in) en één van je ouders op te schrijven wat zij jouw drie sterkste eigenschappen vinden. Leg de lijstjes naast elkaar en beschrijf wat opvalt.
Ikzelf
Vriend(in)
Ouder
1 2 3
Wat mij opvalt is dat:
5
2.
Sectoren (interessegebieden)
2.1
Belangstelling
In de vorige opdracht heb je een beeld van jezelf gegeven en anderen gevraagd wat voor beeld zij van jou hebben. Dit is nog niet genoeg informatie om ook een studie te kunnen kiezen. Je kunt namelijk best een sociaal type zijn, maar voor de één betekent dit bejaarden verzorgen en voor de ander met groepen hangjongeren werken. Als je meer het technisch-realistische type bent kun je bijvoorbeeld graag met computers werken of wil je juist bruggen ontwerpen of bouwen. 2.2
Opdracht: Belangstelling
Beantwoord de volgende vragen om een beeld te krijgen waar je belangstelling ongeveer ligt: Mijn belangrijkste hobby’s zijn:
Ik praat het liefst over:
Televisieprogramma’s over de volgende onderwerpen vind ik interessant:
Een internetsite waar ik voor mijn toekomstige beroep iets kan leren, moet gaan over:
Een bedrijf dat ik graag zou willen bezoeken:
6
2.3
Opdracht: Interessegebieden
Bij deze opdracht gaat het om interessegebieden ook wel sectoren genoemd. Je kunt overal leiding geven, onderzoek doen of met mensen werken. Het maakt echter een groot verschil in welke sector je dit doet. Lees ze door en streep door wat je niet interesseert. Kijk of het lukt om een top 3 over te houden. Sector Economie Bedrijfseconomisch Commercieel/Marketing/Communicatie Horeca/Toerisme/Voeding/Facilitair Informatie/Voorlichting/Journalistiek Management/Bestuur/Beleid/Personeelsmanagement Sector Gedrag en maatschappij Creatieve Therapie Culturele Maatschappelijke Vorming Maatschappelijk Werk & Dienstverlening Pedagogiek of Psychologie Sociaal Juridische Dienstverlening Sociaal Pedagogische Hulpverlening Sector Gezondheidszorg: Fysiotherapie Medisch Beeldvormende en Radiotherapeutische Technieken Verpleegkunde Voeding en Diëtetiek Veiligheid: Koninklijke Militaire Academie Integrale Veiligheidskunde Politie of brandweer Landbouw en natuur: Dier- en Veehouderij Landschapsinrichting Milieukunde Voedingsmiddelentechnologie Onderwijs: Lerarenopleidingen tweedegraads Pabo / I-Pabo Kunst: Audiovisueel Beeldend Techniek: Bouwkunde Chemie en milieu Civiele Techniek Elektrotechniek Informatica Logistiek/Vervoer
7
Zoek in de krant of op internet drie vacatures van functies die jou wel wat lijken als je over een aantal jaar afgestudeerd bent. Bekijk voor elke vacature binnen welk arbeidsgebied deze past.
Vacature
Sector
1
2
3
8
3.
Conclusie
Zet hieronder welke werksoorten het beste bij jou passen (opdr. 1.2), wat je drie sterkste eigenschappen zijn (opdr. 1.4) en welke drie arbeidsgebieden je het meest interessant vindt (opdr. 2.3). Interesse in werksoort
Eigenschappen
Interessegebied/sector
1
2
3
Maak met deze gegevens twee of drie ideale combinaties. Kies bij elke combinatie steeds één werksoort, één eigenschap en één arbeidsgebied waarvan jij vindt dat ze goed bij elkaar passen. Ideale combinatie 1:
Ideale combinatie 2:
Ideale combinatie 3:
Tot slot: Zie je verbanden of overeenkomsten in je ideale combinaties? Komt je belangstelling (opdracht 2.2) ook terug in de ideale combinaties? Tip: Praat hierover met je decaan of mentor.
9