Vervaardigd door Bioness Neuromodulation Ltd. Een bedrijf van Bioness Inc 19 Ha’Haroshet Street PO Box 2500 Industrial Zone Ra’Anana 43654, Israël Wereldwijd hoofdkantoor Bioness Inc 25103 Rye Canyon Loop Valencia, CA 91355 VS Telefoon: 800-211-9136 E-mail:
[email protected] Website: www.bioness.com
Europese erkende vertegenwoordiger NESS Europe B.V. Stationsweg 41 3331 LR Zwijndrecht, Nederland Telefoon: 0800-6377633 E-mail:
[email protected] Website: www.bioness.com NESS®, NESS L300™, Intelli-Gait™, Intelli-Sense Gait Sensor™, Bioness®, het Bioness-logo en LiveOn™ zijn handelsmerken van Bioness Inc. | www.bioness.com Het gebruik van de symbolen ® en ™ in dit document heeft uitsluitend betrekking op de registratiestatus van handelsmerken in de V.S. Deze handelsmerken zijn mogelijk ook in andere landen gedeponeerd.
612-00058-001 Rev. B
NESS L300
™
Handleiding voor de behandelaar
Handleiding voor de behandelaar
Copyright voor Handleiding voor de behandelaar © 2006, gereviseerd in 2010, Bioness Inc Alle rechten voorbehouden Geen deel van deze uitgave mag worden gereproduceerd, overgedragen, getranscribeerd, opgeslagen in een ophaalsysteem of vertaald in welke taal dan ook of enige computertaal, in welke vorm dan ook of door enige derde, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Bioness Inc. Handelsmerken NESS®, NESS L300™, Intelli-Gait™, Intelli-Sense Gait Sensor™, Bioness®, het Bioness-logo en LiveOn™ zijn handelsmerken van Bioness Inc. | www.bioness.com. Het gebruik van de symbolen ® en ™ in dit document heeft uitsluitend betrekking op de registratiestatus van handelsmerken in de V.S. Deze handelsmerken zijn mogelijk ook in andere landen gedeponeerd. Octrooien aangevraagd Aspecten van dit hulpmiddel worden gedekt door verschillende octrooien en aangevraagde octrooien. Afwijzing Bioness Inc en haar gelieerde bedrijven zijn niet aansprakelijk voor enig letsel of enige schade geleden door welke persoon dan ook, hetzij direct of indirect, als gevolg van onbevoegd gebruik of reparatie van Bioness Inc producten. Bioness Inc en geaffilieerde bedrijven accepteren geen verantwoordelijkheid voor enige schade veroorzaakt aan haar producten, hetzij direct of indirect, als gevolg van gebruik en/of reparatie door onbevoegd personeel. Milieubeleid Onderhoudspersoneel wordt geadviseerd dat bij het verwisselen van een onderdeel van de NESS L300 ervoor moet worden gezorgd dat die onderdelen op de juiste manier worden afgevoerd; waar van toepassing dienen onderdelen gerecycled te worden. Wanneer de NESS L300 het einde van de levenscyclus heeft bereikt, dient het product volgens de wetten en voorschriften van de plaatselijke instantie te worden afgevoerd. Neem contact op met Bioness Inc voor gedetailleerdere informatie met betrekking tot deze aanbevolen procedures. Bioness Inc is voortdurend aan het zoeken naar en implementeren van de best mogelijke fabricageprocedures en onderhoudsroutines. Overeenstemmingscertificatie
De NESS L300 voldoet aan de volgende normen: Veiligheid van medische apparatuur. Algemene vereisten - UL 60601-1: 2003-04-25 (Ed.1) met herzieningen tot en met 2003/06/30, en CSA C22.2 No.:601.1-1M90 Norm voor veiligheid van medische apparatuur. Bepaalde vereisten voor veiligheid van zenuw- en spierstimulators - IEC 60601-2-10:1987+A1:2001
Vervaardigd door Bioness Neuromodulation Ltd. Een bedrijf van Bioness Inc 19 Ha’Haroshet Street PO Box 2500 Industrial Zone Ra’Anana 43654, Israël
II
Wereldwijd hoofdkantoor Bioness Inc 25103 Rye Canyon Loop Valencia, CA 91355 USA Telefoon: 800-211-9136 E-mail:
[email protected] Website: www.bioness.com
Europese erkende vertegenwoordiger NESS Europe B.V. Stationsweg 41 3331 LR Zwijndrecht, Nederland Telefoon: 0800-6377633 E-mail:
[email protected] Website: www.bioness.com
Inhoud Hoofdstuk 1: Inleiding........................................................................................................... 1 Hoofdstuk 2: Algemene waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen.................................... 3 Indicaties voor gebruik...................................................................................................................................3 Contra-indicaties............................................................................................................................................3 Waarschuwingen...........................................................................................................................................3 Voorzorgsmaatregelen..................................................................................................................................4 Bijwerkingen..................................................................................................................................................5 Richtlijnen voor huidverzorging.....................................................................................................................6
Hoofdstuk 3: Het NESS L300 Systeem voor sleepvoet.......................................................... 7 Functionele stimulatie (FS) orthese...............................................................................................................8 Radiofrequentie (RF) stimulator....................................................................................................................9 Intelli-Sense Gait Sensor (loopsensor)........................................................................................................10 Regeleenheid.............................................................................................................................................. 11 De regeleenheid aan-/uitzetten.............................................................................................................13 Loopmodus selecteren..........................................................................................................................14 Trainingmodus selecteren.....................................................................................................................14 Naar stand-bymodus teruggaan...........................................................................................................15 Clinicusmodus selecteren.....................................................................................................................15 Nauwkeurig afstellen van stimulatie-intensiteit.....................................................................................16 Het volume van de audio-waarschuwingen afstellen............................................................................16 Audio-feedback inschakelen tijdens stimulatie.....................................................................................17 Veiligheidsfuncties van het systeem............................................................................................................17
Hoofdstuk 4: Omgevingsomstandigheden die het gebruik beïnvloeden............................. 19 Informatie over radiocommunicatie.............................................................................................................19
Hoofdstuk 5: De NESS L300 clinicuskoffer......................................................................... 21 Inhoud.........................................................................................................................................................21
Hoofdstuk 6: Programmeercomponenten en software........................................................ 23 Programmeereenheid van de behandelaar.................................................................................................23 Aan-/uitknop..........................................................................................................................................23 Resetknop.............................................................................................................................................23 Oplaadindicatorlampje..........................................................................................................................23 SD (Secure Digital) sleuf.......................................................................................................................24
III
Batterij...................................................................................................................................................24 Aanraakdisplay.....................................................................................................................................24 Aansluitpoort.........................................................................................................................................24 Configuratiehouder......................................................................................................................................24 Opslagkaart.................................................................................................................................................25 Oplader voor programmeereenheid behandelaar.......................................................................................25 Intelli-Gait software......................................................................................................................................25 Informatiepictogram..............................................................................................................................25 Navigatiemenu’s....................................................................................................................................27 Navigatieknoppen.................................................................................................................................28 Toetsenbord..........................................................................................................................................29 Vervolgkeuzelijsten...............................................................................................................................29
Hoofdstuk 7: Accessoires op maat passen en testen......................................................... 31 FS-orthesebanden.......................................................................................................................................31 Persoonlijke bandafdekking.........................................................................................................................32 Persoonlijke inzetstukken............................................................................................................................33 Elektrodehouders: Hydrogel en van katoen................................................................................................35 Elektroden: Hydrogel en van katoen...........................................................................................................35 Afdekplaatjes voor draden van elektroden..................................................................................................36 Fittingkabel..................................................................................................................................................36 Gait Sensor-elektrode..................................................................................................................................37 Schoenklem verkleiner/beschermer............................................................................................................37 L300 Testapparaat.......................................................................................................................................38
Hoofdstuk 8: Voorbereiding: Programmeereenheid van de behandelaar............................ 39 De programmeereenheid van de behandelaar en de configuratiehouder aansluiten..................................39 De programmeereenheid van de behandelaar opladen..............................................................................39 De regeleenheid en de programmeereenheid van de behandelaar aansluiten...........................................40
Hoofdstuk 9: Navigatie door de Intelli-Gait software.......................................................... 41 Aanmelden als gebruiker.............................................................................................................................41 Schermen met opstartberichten..................................................................................................................42 Nieuwe patiënt-bericht..........................................................................................................................42 Niet-toegewezen-bericht.......................................................................................................................42 Inconsistentiebericht.............................................................................................................................43 Patiëntenmenu............................................................................................................................................44
IV
Een nieuwe patiëntregistratie creëren..................................................................................................44 Een patiëntnaam wijzigen.....................................................................................................................45 Een patiëntregistratie verwijderen.........................................................................................................45 Instellingenmenu.........................................................................................................................................46 Stimulatie-instellingen programmeren..................................................................................................46 Geavanceerde stimulatie-instellingen programmeren..........................................................................47 Loopinstellingen programmeren...........................................................................................................48 Geavanceerde loopinstellingen programmeren....................................................................................50 Trainingsinstellingen programmeren.....................................................................................................51 Geavanceerde trainingsinstellingen programmeren.............................................................................53 Geschiedenismenu......................................................................................................................................54 Een sessiegeschiedenis bekijken.........................................................................................................54 Een sessie verwijderen.........................................................................................................................54 Het looplog bekijken..............................................................................................................................56 Het trainingslog bekijken.......................................................................................................................58 Admin-menu................................................................................................................................................60 Gebruikers toevoegen en verwijderen..................................................................................................61 Gebruikerswachtwoorden wijzigen.......................................................................................................62 Een back-up van de database maken..................................................................................................63 De database herstellen.........................................................................................................................64
Hoofdstuk 10: Richtlijnen voor aanmeten........................................................................... 65 De componenten inspecteren......................................................................................................................65 De hydrogelelektroden en elektrodehouders bevestigen............................................................................65 De fittingkabel aansluiten............................................................................................................................68 De plaats van de elektroden afstellen tijdens stimuleren: terwijl de patiënt zit............................................69 Het effect van een plaatsverandering testen.........................................................................................69 De plaats van de elektroden afstellen tijdens stimuleren: terwijl de patiënt staat ......................................70 De elektroden overbrengen naar de FS-orthese.........................................................................................70 De FS-orthese omdoen...............................................................................................................................72 Elektrodeplaatsing opnieuw testen: terwijl de patiënt zit en staat...............................................................72 De Intelli-Sense Gait Sensor in de schoen plaatsen ..................................................................................73 Loop-, training- en geavanceerde instellingen programmeren....................................................................74 De FS-orthese afdoen.................................................................................................................................75
Hoofdstuk 11: Algemene richtlijnen voor conditioneren en training.. ................................. 77
V
Acute/subacute patiënten............................................................................................................................77 Loopmodus...........................................................................................................................................77 Trainingmodus......................................................................................................................................77 Thuisprogramma voor training.....................................................................................................................77 Standaard protocol voor thuisgebruik van de NESS L300..........................................................................78
Hoofdstuk 12: Katoenen elektroden: Klinisch gebruik en aanwijzingen............................. 79 Hoofdstuk 13: Training van de patiënt en follow-up.. .......................................................... 83 Training van de patiënt................................................................................................................................83 Follow-up van de patiënt.............................................................................................................................84
Hoofdstuk 14: Verzorging en onderhoud.. ........................................................................... 85 De batterij van de Intelli-Sense Gait Sensor vervangen..............................................................................85 De batterij van de programmeereenheid van de behandelaar vervangen..................................................86 De batterij van de RF-stimulator vervangen................................................................................................86 De batterij van de regeleenheid vervangen.................................................................................................86 De hydrogelelektroden vervangen...............................................................................................................87 De katoenen elektroden vervangen.............................................................................................................89 De elektrodehouders vervangen.................................................................................................................91 De FS-orthese vervangen...........................................................................................................................93 Nieuwe componenten elektronisch registreren...........................................................................................93
Hoofdstuk 15: Probleemoplossing...................................................................................... 95 Veelgestelde vragen....................................................................................................................................95 Het L300 testapparaat gebruiken..............................................................................................................101 Testen in trainingmodus......................................................................................................................101 Testen in loopmodus...........................................................................................................................101 Geavanceerd testen............................................................................................................................102 Beknopte referentietabel voor probleemoplossing....................................................................................104
Hoofdstuk 16: Technische specificaties.. .......................................................................... 107
VI
Lijst met symbolen Let op
Voldoet aan productveiligheidsnormen van de Verenigde Staten en Canada
Voldoet aan de Richtlijn van de Europese Unie voor Medische hulpmiddelen Serienummer
Dubbel geïsoleerd (gelijk aan klasse II van IEC 536)
Toegepast(e) onderde(e)l(en) type BF
Niet-ioniserende straling Europese erkende vertegenwoordiger Fabricagedatum Fabrikant Dit product mag niet worden afgevoerd met ander huishoudafval
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing Bestelnummer
Lotnummer Certificatie van radioproducten voor de Japanse markt Uitsluitend voor eenmalig gebruik
VII
VIII
1
Inleiding Het NESS L300 systeem voor sleepvoet is een geavanceerde neuroprothese bestemd om het looppatroon te verbeteren bij mensen met een sleepvoet—het slepen van het voorste deel van de voet bij het lopen—als gevolg van een letsel aan het centrale zenuwstelsel of een ziekte (zoals beroerte, traumatisch hersenletsel, multiple sclerose, cerebrale parese of incompleet ruggenmergletsel). Het NESS L300 systeem voor sleepvoet communiceert draadloos om elektrische pulsen te sturen naar de n. peroneus communis en naar het motorisch punt van de tibialis anterior spier, die zorgt voor dorsale flexie in de zwaaifase van het lopen om sleepvoet te voorkomen. De NESS L300 kan een gunstige invloed uitoefenen op training van de spieren, atrofie van de dorsaalflexoren voorkomen, de bewegingsuitslag van het enkelgewricht behouden of vergroten en bijdragen aan een verbeterde plaatselijke doorbloeding. Systeemcomponenten: ••
Een functionele stimulatieorthese (FS-orthese) met een radiofrequentie-stimulator (RF-stimulator)
••
Een Intelli-Sense Gait Sensor
••
Een regeleenheid
FS-orthese met RF-stimulator
Intelli-Sense Gait Sensor
Regeleenheid
Systeemkenmerken: ••
Het unieke ergonomische ontwerp van de FS-orthese maakt het mogelijk om de FS-orthese met één hand aan te brengen en zorgt voor constant en nauwsluitend contact tussen het been van de gebruiker en de geïntegreerde elektroden van de FS-orthese.
••
De Intelli-Sense Gait Sensor loopsensor neemt waar of de voet in de lucht of op de grond is. Wanneer de gebruiker loopt, stuurt de Gait Sensor deze informatie naar de rest van het systeem, wat algoritmes implementeert om activatie van de voet dienovereenkomstig te synchroniseren.
••
De draadloze regeleenheid geeft real-time informatie weer met betrekking tot de status van het systeem en bestuurt de systeemcomponenten.
Hoofdstuk 1: Inleiding
1
Daarnaast heeft de NESS L300 een loopmodus voor gebruik bij het lopen en een therapeutische trainingmodus voor het trainen van de spieren wanneer er niet gelopen wordt. De NESS L300 clinicuskoffer heeft de componenten en accessoires voor het aanmeten en programmeren van het NESS L300 systeem voor sleepvoet. In deze Handleiding voor de behandelaar wordt de inhoud van de clinicuskoffer en de gebruiksaanwijzing beschreven. Een korte beschrijving van de componenten van het NESS L300 systeem wordt voor referentie gegeven. (Zie Hoofdstuk 3.) Raadpleeg de NESS L300 Gebruikershandleiding voor uitgebreide informatie over de inhoud van de NESS L300 systeemkoffer en gebruiksaanwijzing, waaronder opzetten, gebruiken, opladen en vervangen van de batterijen, reinigen, elektronische registratie van de componenten en probleemoplossing.
2
Handleiding voor de behandelaar
2
Algemene waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen Indicaties voor gebruik Het NESS L300 systeem voor sleepvoet is bedoeld om dorsale flexie van de enkel mogelijk te maken bij personen met een sleepvoet als gevolg van een beschadiging van de bovenste motorneuronen of een cerebrale aandoening (zoals een beroerte, traumatisch hersenletsel, multiple sclerose, cerebrale parese of incompleet ruggenmergletsel). Bij het lopen stimuleert de NESS L300 tijdens de zwaaifase de spieren in het getroffen been om dorsale flexie van de voet mogelijk te maken, waardoor het looppatroon van de persoon verbeterd kan worden. De NESS L300 kan het looppatroon verbeteren, een gunstige invloed hebben op training van de spieren, atrofie door gebrek aan gebruik voorkomen of uitstellen, de bewegingsuitslag helpen behouden of vergroten en bijdragen aan een verbeterde plaatselijke doorbloeding.
Contra-indicaties ••
Patiënten met een on-demand pacemaker, defibrillator of ander elektrisch of metalen implantaat mogen de NESS L300 niet gebruiken.
••
De NESS L300 mag niet worden gebruikt voor een been met een kankerlaesie of bij het vermoeden van een dergelijke laesie.
••
De NESS L300 mag niet worden gebruikt op een been met een plaatselijke aandoening, zoals een breuk of dislocatie, die negatief zou worden beïnvloed door beweging ten gevolge van de stimulatie.
Waarschuwingen ••
Er is niets bekend over de langetermijneffecten van chronische elektrische stimulatie.
••
De FS-orthese mag niet worden gedragen over gezwollen, geïnfecteerde of ontstoken plekken of huiderupties, zoals flebitis, tromboflebitis en spataderen.
••
Bij gelijktijdige aansluiting van een patiënt aan zowel de NESS L300 als aan hoogfrequente chirurgische apparatuur kunnen brandwonden ontstaan op de plaats van de stimulatorelektroden en kan de RF-stimulator beschadigd raken.
••
Gebruik de NESS L300 niet binnen een meter van kortegolf- of magnetrontherapieapparatuur. Dergelijke apparatuur kan instabiliteit in de uitvoer van de RF-stimulator produceren.
••
De NESS L300 mag uitsluitend door een bevoegde behandelaar worden geconfigureerd.
••
De programmeereenheid van de behandelaar mag uitsluitend het besturingssysteem Windows Mobile for Pocket PC en gepatenteerde software van Bioness Inc hebben. Softwarepakketten van derden worden niet ondersteund en kunnen een negatief effect hebben op de correcte werking van het NESS L300-systeem voor een sleepvoet en daarmee de garantie ongeldig maken. Hoofdstuk 2: Algemene waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen
3
Voorzorgsmaatregelen ••
Ontstekingen op de plaats van de FS-orthese van de NESS L300 kunnen worden verergerd door beweging, spieractiviteit of druk van de FS-orthese. Adviseer patiënten om het gebruik van de NESS L300 te stoppen totdat alle ontsteking verdwenen is.
••
Wees voorzichtig bij het behandelen van patiënten bij wie hartproblemen vermoed of geconstateerd zijn.
••
Adviseer patiënten om voorzichtig te zijn met het gebruik van de FS-orthese: •• Als bij de patiënt het gevaar bestaat van bloeden na acute trauma of een fractuur. •• De patiënt onlangs geopereerd is en spiercontracties het genezingsproces kunnen verstoren. •• Als de huid ter plaatse minder gevoelig is dan normaal.
••
Wees voorzichtig bij patiënten bij wie epilepsie vermoed of geconstateerd is.
••
Sommige patiënten kunnen last krijgen van huidirritaties, een allergische reactie of overgevoeligheid vanwege de elektrische stimulatie of het elektrische geleidingsmiddel. In sommige gevallen kan irritatie worden vermeden door de stimulatieparameters te wijzigen of de elektrode op een andere plaats te zetten.
••
Gebruik de NESS L300 niet zonder elektroden.
••
Na verwijdering van de FS-orthese is het normaal dat de huid onder de elektroden rood en ingedeukt is. De roodheid dient na ongeveer een uur te verdwijnen. Aanhoudende roodheid, laesies of blaren zijn tekenen van irritatie. Het gebruik van de NESS L300 dient tijdelijk te worden stopgezet totdat de ontsteking volledig is verdwenen.
••
Adviseer patiënten het gebruik van de NESS L300 te stoppen en hun behandelaar te raadplegen als de stimulatie niet op het juiste moment in het looppatroon begint.
••
Patiënten mogen de NESS L300 niet tijdens röntgenonderzoeken dragen.
••
Patiënten dienen de NESS L300 uit te schakelen wanneer ze bij een tankstation zijn. Ze mogen de NESS L300 niet in de buurt van ontvlambare brandstof, dampen of chemische middelen gebruiken.
••
De plaatsing van de elektroden en de stimulatie-instellingen mogen alleen door de behandelaar worden bepaald.
••
Gebruik alleen door Bioness Inc geleverde NESS L300 elektroden.
••
Een behandelaar dient expliciet toestemming te verlenen voor het gebruik van de NESS L300 bij patiënten die een afwijking in de normale arteriële of veneuze bloedstroom hebben in de omgeving van de FS-orthese vanwege lokale insufficiëntie, occlusie, een arterioveneuze fistel ten behoeve van hemodialyse of primaire aandoeningen in het vaatstelsel.
••
Een behandelaar dient expliciet toestemming te verlenen vóór gebruik van de NESS L300 als er bij patiënten sprake is van een structurele misvorming op de plaats die moet worden gestimuleerd.
••
De veiligheid van het gebruik van de NESS L300 tijdens zwangerschap is niet vastgesteld.
4
Handleiding voor de behandelaar
••
Huidproblemen waar de FS-orthese wordt gedragen kunnen door de NESS L300 worden verergerd.
••
Schakel de NESS L300 uit alvorens de elektroden te verwijderen of te vervangen.
••
De NESS L300 dient buiten het bereik van kinderen te worden gehouden.
••
De NESS L300 regeleenheid is spatbestendig. Bescherm echter alle elektronische componenten tegen contact met water, zoals van wastafels, badkuipen, douches, regen, sneeuw, enz.
••
Bewaar de NESS L300 niet waar temperaturen het aanbevolen omgevingsbereik kunnen overschrijden: -20 °C tot +60 °C. Extreme temperaturen kunnen de componenten beschadigen.
••
Neem contact op met Bioness Inc als er technische problemen optreden die niet in deze handleiding behandeld worden. Probeer nooit zelf de NESS L300 te repareren.
••
De FS-orthese mag uitsluitend worden gedragen op het been van de patiënt waarvoor hij bestemd is. De orthese mag niet worden gedragen door iemand anders of op een ander lichaamsdeel.
••
Schakel de NESS L300 uit voordat u de FS-orthese omdoet. Schakel de NESS L300 pas in als de FS-orthese op zijn plaats bevestigd is.
••
Adviseer patiënten dat het systeem dient te worden uitgeschakeld tijdens het autorijden, het bedienen van machines of elke andere activiteit waarin onwillekeurige spiercontracties kunnen resulteren in letsel voor de patiënt.
••
Vermijd condensvorming op de elektronische componenten van de NESS L300. Doe de componenten in een luchtdichte plastic zak wanneer de componenten van hete naar koude temperaturen worden overgebracht en laat ze langzaam (minimaal twee uur) aan de temperatuursverandering aanpassen alvorens ze te gebruiken.
••
Bij gebruik van medische elektrische apparatuur dienen speciale voorzorgsmaatregelen te worden genomen met betrekking tot elektromagnetische compatibiliteit.
Bijwerkingen Adviseer patiënten het gebruik van de NESS L300 onmiddellijk te staken in het onwaarschijnlijke geval dat een van het onderstaande gebeurt en hun behandelaar te raadplegen: ••
Tekenen van aanzienlijke irritatie of drukzweren waar de FS-orthese in aanraking is met de huid.
••
Aanzienlijke toename in spierspasticiteit.
••
Een gevoel van druk op het hart tijdens de stimulatie.
••
Opzwellen van been, knie, enkel of voet.
••
Alle andere, onverwachte reacties.
Er zijn meldingen van huidirritaties en brandwonden bij het gebruik van elektrische spierstimulatoren.
Hoofdstuk 2: Algemene waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen
5
Richtlijnen voor huidverzorging Als er niet goed voor de huid wordt gezorgd, kan langdurig gebruik van elektrische stimulatie irritatie van de huid of een reactie van de huid op de elektroden of de FS-orthese tot gevolg hebben. Huidirritatie treedt gewoonlijk op na ongeveer drie maanden gebruik. Om een gezonde huid te bevorderen bij langdurig gebruik van de NESS L300 is het belangrijk om een dagelijkse huidverzorgingsroutine volgen. ••
Reinig de huid waar de elektroden vastkleven met een nat washandje. Als er olie of lotion gebruikt is op de huid, deze met water en zeep reinigen. Goed afspoelen.
••
Controleer de huid altijd op roodheid of uitslag bij het aan- en uitdoen van de FS-orthese.
••
Vervang de elektroden minimaal om de twee weken, zelfs als het lijkt alsof ze in goede staat zijn.
••
Zet de plastic beschermplaatjes altijd terug op de hydrogelelektroden nadat u de FS-orthese hebt verwijderd.
••
Teveel lichaamshaar op de plek waar de elektroden kleven, kan het contact van de elektroden met de huid belemmeren. Verwijder zo nodig teveel lichaamshaar met een elektrisch scheerapparaat of een schaar. Gebruik geen scheermesje. Een scheermesje kan de huid irriteren.
••
Zorg er bij het plaatsen van de FS-orthese voor dat de elektroden gelijkmatig contact maken met de huid.
••
Ventileer de huid door de FS-orthese om de drie à vier uur minimaal 15 minuten te verwijderen.
Patiënten dienen het gebruik van de NESS L300 onmiddellijk te staken en contact op te nemen met hun behandelaar, dermatoloog of de klinische specialist van Bioness als huidirritatie of een huidreactie optreedt. Ze mogen het gebruik pas hervatten als de huid helemaal genezen is en dienen daarna een protocol te volgen van huidconditionering volgens de aanbevelingen van een medische zorgverlener.
6
Handleiding voor de behandelaar
3
Het NESS L300 Systeem voor sleepvoet Het NESS L300 systeem voor sleepvoet bestaat uit een FS-orthese met RF-stimulator, een regeleenheid en een Intelli-Sense Gait Sensor. Zie afbeelding 1. Deze componenten staan draadloos met elkaar in verbinding om de n. peroneus communis (normaal posterieur en enigszins distaal aan de kop van de fibula gevonden) te stimuleren om de tibialis anterior spier en peroneale spier samen te trekken zodat een gebalanceerde dorsiflexie veroorzaakt wordt (zonder bovenmatige inversie of eversie). Stimulatiefuncties: ••
De NESS L300 gebruikt twee elektroden voor stimulatie: één op de n. peroneus communis en één op het motorische punt van de tibialis anterior spier.
••
Stimulatie wordt bestuurd door draadloze communicatie tijdens de juiste loopfase.
De effectiviteit van het teweegbrengen van spiercontractie hangt af van amplitude, duur, frequentie en stroomvorm van het elektrische stimulatiesignaal. De behandelaar kan de kracht, efficiëntie en timing van de spiercontractie beïnvloeden door stimulatieparameters (bijvoorbeeld amplitude) en looppatroonparameters (bijvoorbeeld de snelheid van het optrekken van de voet) af te stellen zodat de voet tijdens het lopen genoeg wordt opgetrokken.
FS-orthese met RF-stimulator
Intelli-Sense Gait Sensor
Regeleenheid
Afbeelding 1: NESS L300 systeemcomponenten.
Hoofdstuk 3: Het NESS L300 Systeem voor sleepvoet
7
Functionele stimulatie (FS) orthese De FS-orthese is een lichtgewicht neuroprothese met laag profiel die rechtstreeks onder de patella wordt omgedaan. De FS-orthese heeft een ergonomisch ontworpen locator voor nauwkeurige plaatsing, een houder voor de RF-stimulator (zie afbeelding 2 en 3) en een afstelbare elastische band die met één hand vastgemaakt kan worden. De band van de FS-orthese is verkrijgbaar in drie maten: klein, middelgroot en groot. (Standaard wordt een middelgrote band meegeleverd in de NESS L300 systeemkoffer.) De elektroden en elektrodehouders worden bevestigd aan de binnenvoering van de FS-orthese. Zie afbeelding 2. De FS-orthese kan gemakkelijk worden gedragen onder kleding en is verkrijgbaar in rechtse en linkse configuraties voor beenomtrekken variërend van 29 cm tot 51 cm.
Elektrodehouder Voering Elektrode Band
Locator
Bandhandvat
RF-stimulator
Houder Stimulatielampje Statuslampje
Afbeelding 2: NESS L300 FS-orthese met RF-stimulator.
Houder
RF-stimulator
Afbeelding 3: De RF-stimulator verwijderen.
8
Handleiding voor de behandelaar
Radiofrequentie (RF) stimulator De RF-stimulator klikt in de houder van de FS-orthese en mag alleen worden verwijderd voor onderhoud en bij het reinigen van de FS-orthese. Zie afbeeldingen 2 en 3. De stimulator reageert op signalen van de regeleenheid en de Intelli-Sense Gait Sensor om de stimulatie in en uit te schakelen. De stimulator heeft een oplaadbare batterij en twee indicatorlampjes: een statuslampje en een stimulatielampje. Zie tabel 1. De RF-stimulator geeft visuele en audiowaarschuwingen wanneer de radiocommunicatie faalt of de component niet goed werkt. De NESS L300 systeemkoffer heeft een systeemoplader voor het opladen van de regeleenheid en de RF-stimulator.
RF-stimulator
Display
Beschrijving
Definitie
Knippert GROEN
Systeem is aan
Knippert GEEL
Batterij bijna leeg
Statuslampje
Knippert afwisselend GEEL en GROEN
Stimulatielampje
Batterij bezig met opladen
Constant GROEN
Batterij volledig opgeladen
Knippert ROOD
Radiocommunicatiestoring
Constant ROOD
RF-stimulatorstoring
Knippert LANGZAAM GEEL
Stimulatie is uit
Knippert SNEL GEEL
Stimulatie is aan
Tabel 1: RF-stimulatordisplays en definities.
Hoofdstuk 3: Het NESS L300 Systeem voor sleepvoet
9
Intelli-Sense Gait Sensor (loopsensor) De Intelli-Sense Gait Sensor (loopsensor) neemt waar wanneer uw voet in de lucht en op de grond is en stuurt draadloos signalen naar de RF-stimulator en de regeleenheid om dienovereenkomstig beweging van de voet te synchroniseren tijdens de loopcyclus. De Intelli-Sense Gait Sensor heeft een druksensor en een zender. De druksensor past onder de binnenzool van de schoen van het betrokken onderbeen en is bevestigd aan een Gait Sensorelektrode. Zie afbeelding 4. De zender wordt gedragen geklemd op de binnenrand van de schoen. De Intelli-Sense Gait Sensor kan in een andere schoen worden aangebracht of er kunnen extra sensors worden gekocht voor andere schoenen. De Intelli-Sense Gait Sensor hoeft niet losgemaakt te worden na gebruik. De Intelli-Sense Gait Sensor wordt gevoed door een kleine, niet-oplaadbare batterij. De batterij moet worden vervangen na ongeveer zes maanden gebruik.
Binnenzool van de schoen Zender
Druksensor
Klem
Gait Sensor-elektrode
Afbeelding 4: Intelli-Sense Gait Sensor (links) en plaatsing van de Gait Sensor (rechts).
10 Handleiding voor de behandelaar
Regeleenheid De regeleenheid wordt gebruikt om het NESS L300 systeem aan/uit te zetten, een bedrijfsmodus te kiezen (lopen, training, stand-by of clinicus), de intensiteit van de stimulatie nauwkeurig af te stellen, het volume van de audio-waarschuwing in en uit te schakelen en de prestatie van het systeem te controleren. Zie afbeelding 5 en tabellen 2, 3 en 4. De digitale display en de indicatorlampjes van de regeleenheid geven het intensiteitsniveau van de stimulatie, de bedrijfsmodus, de batterijladingsstatus, elektronische registratiestatus en foutberichten aan. Zie tabellen 3 en 4. De regeleenheid geeft een pieptoon om het volgende aan te geven: ••
Het systeem is aan.
••
Er is op een knop gedrukt.
••
Batterij bijna leeg.
••
Een fout (gewoonlijk vergezeld van een visuele indicator).
De regeleenheid staat in draadloze communicatie met de RF-stimulator en de Intelli-Sense Gait Sensor. De eenheid wordt gevoed door een enkele oplaadbare AAA-batterij. De NESS L300 systeemkoffer heeft een systeemoplader voor het opladen van de regeleenheid en de RF-stimulator en een riemhouder, polsband en een nekband voor het dragen van de regeleenheid.
Aan-/uitknop
Volumeknoppen Regeleenheidindicator
Modusknop
Intensiteit afstelling (plus/min) knoppen
RF-stimulatorindicator
Intelli-Sense Gait Sensorindicator
Digitaal scherm
Afbeelding 5: Bedieningsknoppen, indicatoren en digitale display van de regeleenheid.
Hoofdstuk 3: Het NESS L300 Systeem voor sleepvoet
11
Regeleenheid
Bedieningsknop
Beschrijving Aan/uit
Modus
Functie Zet de regeleenheid aan/uit Selecteert loop-, training, stand-by- of clinicusmodus Stelt het volume van audio-waarschuwingen
Volume
af en schakelt de audio-feedback voor stimulatie aan/uit.
Intensiteitsafstelling
Stelt het intensiteitsniveau van de stimulatie
(plus/min)
af
Tabel 2: Bedieningsknoppen en functies van de regeleenheid.
Regeleenheid
Display
Beschrijving
Definitie
Aan-/uitknop knippert GROEN
Systeem is aan
Modusknop knippert
Systeem is in loop-/training-/
LANGZAAM GEEL
clinicusmodus, stimulatie is uit
Modusknop knippert SNEL
Systeem is in loop-/training-/
GEEL
clinicusmodus, stimulatie is aan
Displays 0–9
Intensiteitsniveau
Intensiteitsniveau en ‘t’ worden afwisselend weergegeven op
Trainingmodus
de digitale display Intensiteitsniveau en ‘C’ worden afwisselend weergegeven op de digitale
Clinicusmodus
display Een componentindicator knippert GEEL
Batterij component bijna leeg
Draaiende GROENE cirkel
Regeleenheid wordt opgeladen
Horizontale GROENE lijn
Regeleenheid volledig opgeladen
Tabel 3: Visuele displays van de regeleenheid en definities.
12 Handleiding voor de behandelaar
Regeleenheid
Display
Beschrijving
Definitie
Indicator van de RF-stimulator knippert ROOD en het
Defect elektrodecontact
intensiteitsniveau knippert
Indicatoren van de regeleenheid en de RF-stimulator knipperen afwisselend ROOD en ‘E’ knippert
Radiocommunicatiefout tussen de regeleenheid en de RF-stimulator
Indicatoren van de Gait Sensor
Gait Sensor slaapt of
en de RF-stimulator knipperen
radiocommunicatiefout tussen de
afwisselend ROOD en ‘E’ knippert
Gait Sensor en de RF-stimulator
Een componentindicator is constant ROOD en ‘E’ wordt weergegeven
Component defect
Tabel 4: Foutberichten van de regeleenheid en definities.
De regeleenheid aan-/uitzetten De regeleenheid inschakelen: ••
Druk één keer op de aan-/uitknop. De regeleenheid start in de stand-bymodus. Alle displayindicatoren worden een paar seconden verlicht terwijl het systeem een zelftest uitvoert. De aan-/uitknop knippert daarna GROEN om aan te geven dat het systeem aan is.
De regeleenheid uitschakelen: ••
Druk één keer op de
knipperende GROENE aan-/uitknop.
Hoofdstuk 3: Het NESS L300 Systeem voor sleepvoet 13
Loopmodus selecteren De loopmodus wordt gebruikt bij het lopen. In de loopmodus wordt de stimulatie gesynchroniseerd door de Intelli-Sense Gait Sensor om dorsiflexie tot stand te brengen tijdens de zwaaifase van het looppatroon wanneer de hiel van de grond afkomt en ontspanning na hielcontact tijdens de standfase van het looppatroon. Een loopmodus selecteren: ••
Schakel de regeleenheid in en druk daarna kortstondig op de modusknop. De eenheid geeft een pieptoon en de modusknop begint LANGZAAM GEEL te knipperen (wat aangeeft dat de stimulatie uit is). Wanneer de stimulatie aan is, knippert de modusknop SNEL GEEL.
Trainingmodus selecteren De trainingmodus wordt gebruikt om de spieren te trainen terwijl de patiënt niet loopt. Patiënten kunnen staan, zitten of liggen. De trainingmodus wordt ook gebruikt om patiënten te laten wennen aan stimulatie en de modus geeft extra stimulatietijd voor patiënten met beperkt loopvermogen. De trainingmodus werkt onafhankelijk van de IntelliSense Gait Sensor. In de trainingmodus wordt stimulatie toegediend in cycli ingesteld door de behandelaar. De trainingmodus is bestemd om training van de spieren mogelijk te maken, atrofie van de spieren in het onderbeen door gebrek aan gebruik te voorkomen of uit te stellen, de bewegingsuitslag van de enkel te helpen behouden of vergroten en bij te dragen aan een verbeterde plaatselijke doorbloeding. De trainingmodus kan ook worden gebruikt om te controleren of de FS-orthese op de juiste wijze geplaatst is. Als de voet niet reageert zoals dat moet op de stimulatie, dient u de FS-orthese te verplaatsen. De trainingmodus selecteren: ••
Schakel de regeleenheid in. Druk op de modusknop en houdt deze vast totdat de regeleenheid een pieptoon geeft; de modusknop begint LANGZAAM GEEL te knipperen (wat aangeeft dat de stimulatie uit is) en (‘t’ voor training) wisselt af met het intensiteitsniveau in de digitale display. Wanneer de stimulatie aan is, knippert de modusknop SNEL GEEL.
NB: Laat patiënten proberen de spier tegelijk met de stimulatie aan te spannen om het maximale voordeel van de trainingmodus te benutten.
14 Handleiding voor de behandelaar
Naar stand-bymodus teruggaan De regeleenheid wordt aangezet in stand-bymodus. In stand-bymodus is de regeleenheid aan en wacht op opdrachten. Stimulatie is uit. Teruggaan naar de stand-bymodus uit de loop- of trainingmodus: ••
Druk kortstondig op de knipperende modusknop. De regeleenheid geeft een pieptoon en de modusknop stopt met knipperen.
Clinicusmodus selecteren De clinicusmodus wordt gebruikt om stimulatie te starten en te pauzeren tijdens het programmeren van de NESS L300 of om klinische training uit te breiden. Selecteer de clinicusmodus om klinische training uit te breiden met, bijvoorbeeld, evenwichtstraining voor acute en subacute patiënten. De clinicusmodus gebruikt de voor de loopmodus ingestelde stimulatieparameters. De clinicusmodus selecteren: ••
Druk op de aan-/uitknop om de regeleenheid in te schakelen. Houd de min-knop ingedrukt en druk daarna kortstondig op de aan-/uitknop. De regeleenheid geeft twee pieptonen en de modusknop begint LANGZAAM GEEL te knipperen, wat aangeeft dat de stimulatie uit is. De digitale display geeft afwisselend (‘C’ voor clinicus) en het intensiteitsniveau aan.
Stimulatie toedienen: ••
Druk continu op de aan is, knippert de
knipperende modusknop om stimulatie toe te dienen. Terwijl stimulatie modusknop SNEL GEEL.
Stimulatie stoppen: ••
Laat de knippert de
knipperende modusknop los om stimuleren te stoppen. Terwijl stimulatie uit is, modusknop LANGZAAM GEEL.
De clinicusmodus afsluiten: ••
Druk kortstondig op de
aan-/uitknop om de clinicusmodus af te sluiten.
Hoofdstuk 3: Het NESS L300 Systeem voor sleepvoet 15
Nauwkeurig afstellen van stimulatie-intensiteit Wanneer patiënten de regeleenheid voor het eerst inschakelen, is het intensiteitsniveau van de stimulatie ‘5’, wat het niveau is dat door de behandelaar is ingesteld. Normaal hoeven patiënten de stimulatie-intensiteit niet af te stellen behalve wanneer ze op andere oppervlakken of in andere schoenen lopen. De stimulatie-intensiteit nauwkeurig afstellen: ••
Druk op de plus- of min-knop voor intensiteitsafstelling op de regeleenheid voor elk niveau van verandering. De regeleenheid geeft een pieptoon voor elke niveau van verandering en het nieuwe niveau wordt op de digitale display weergegeven.
NB: Een intensiteitsniveau van ‘0’ is gelijk aan geen stimulatie. De dorsiflexie verhogen: ••
Als de voet van de patiënt enigszins sleept of op de grond blijft hangen bij het lopen, de stimulatieintensiteit verhogen door op de plusknop te drukken.
De dorsiflexie verminderen: ••
Als de voet van de patiënt te hoog wordt opgetild tijdens het lopen of als stimulatie onplezierig is, de stimulatie-intensiteit verlagen door op de min-knop te drukken. Overtuig u ervan dat de voet van de patiënt niet sleept of op de grond blijft hangen.
Het volume van de audio-waarschuwingen afstellen Het volume van de audio-waarschuwingen afstellen: ••
Gebruik de
volumeknoppen om het volume van de audio-waarschuwingen af te stellen.
Elke keer dat er op één van de knoppen wordt gedrukt, verandert het volumeniveau. De regeleenheid geeft een pieptoon om het nieuwe volume aan te geven. Wanneer het systeem wordt uitgeschakeld, wordt het actieve volumeniveau opgeslagen. Als het actieve volumeniveau ‘gedempt’ is, wordt het standaarvolume automatisch hersteld. De audio-waarschuwingen dempen: ••
Zet het volume op de laagste stand door op de
16 Handleiding voor de behandelaar
afstelknop volume omlaag te drukken.
Audio-feedback inschakelen tijdens stimulatie Een audio-waarschuwing krijgen wanneer de stimulatie wordt ingeschakeld: ••
Schakel de regeleenheid in en druk drie seconden op de
afstelknop volume omhoog.
Audio-feedback uitschakelen tijdens stimulatie: ••
Druk op de
afstelknop volume omlaag of schakel de regeleenheid uit.
Veiligheidsfuncties van het systeem De NESS L300 regeleenheid, RF-stimulator en de Intelli-Sense Gait Sensor moeten binnen RFcommunicatiebereik van elkaar zijn om draadloos te kunnen communiceren. Als de componenten uit elkaar raken, gaat de RF-communicatie verloren en stopt het systeem met werken totdat de RFcommunicatie hersteld is Als RF-communicatie faalt of als een batterij helemaal leeg is: ••
Knipperen de indicatoren van de regeleenheid en de RF-stimulator ROOD en knippert er een ‘E’ in de digitale display.
••
De regeleenheid geeft een audio-waarschuwing.
••
De NESS L300 geeft als waarschuwing een standaardstimulatie om de voet zes seconden lang op te tillen alvorens uit te schakelen.
Hoofdstuk 3: Het NESS L300 Systeem voor sleepvoet 17
18 Handleiding voor de behandelaar
Omgevingsomstandigheden die het gebruik beïnvloeden Informatie over radiocommunicatie Een aantal componenten van de NESS L300 staan met elkaar in verbinding via radiocommunicatie en zijn getest en er is geconstateerd dat ze voldoen aan de grenzen voor een klasse B digitaal apparaat, krachtens Deel 15 (RF apparaten) van de FCC-regels. Deze grenzen zijn bestemd om redelijke bescherming tegen schadelijke storing te geven in een woonomgeving. Deze apparatuur genereert en gebruikt radiofrequente energie en kan deze ook uitstralen en, indien niet bediend en gebruikt in overeenstemming met de aanwijzingen, kan schadelijke storing veroorzaken in radiocommunicaties. Er is echter geen garantie dat er geen storing zal optreden in een bepaalde omgeving. Als dit apparaat schadelijke storing veroorzaakt aan de ontvangst van radio of tv, wat kan worden bepaald door het apparaat in en uit te schakelen, wordt de gebruiker aangemoedigd de storing te corrigeren door een of meer van de volgende maatregelen te treffen: ••
Stel de antenne opnieuw af of verplaats deze.
••
Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger.
Neem voor hulp contact op met de dealer of een ervaren radio- of tv-monteur. De antennes voor elke zender mogen niet op dezelfde plaats zijn of samen met enige andere antenne of zender werken. Wijzigingen of modificaties aan deze apparatuur die niet uitdrukkelijk goedgekeurd zijn door Bioness Inc kunnen de bevoegdheid van de gebruiker om de apparatuur te bedienen ongeldig maken. Draagbare en mobiele RF-communicatieapparatuur kunnen een negatieve invloed hebben op medische elektrische apparatuur.
Hoofdstuk 4: Omgevingsomstandigheden die het gebruik beïnvloeden 19
4
20 Handleiding voor de behandelaar
5
De NESS L300 clinicuskoffer De NESS L300 clinicuskoffer is een draagbare klinische werkplaats die gebruikt wordt om het NESS L300 systeem voor sleepvoet passend te maken, te programmeren, te testen en om routineonderhoud uit te voeren.
Inhoud ••
Programmeereenheid behandelaar met Intelli-Gait software
••
Opslagkaart
••
Configuratiehouder
••
Oplader voor programmeereenheid behandelaar
••
Gait Sensor-elektrode
••
Vervangende batterij, Gait Sensor
••
Fittingkabel
••
Persoonlijke inzetstukken, rechts
••
Persoonlijke inzetstukken, links
••
Persoonlijke bandafdekkingen
••
Hydrogelelektrodehouders
••
Hydrogelelektroden
••
Katoenen elektrodehouders
••
Katoenen elektroden
••
Afdekplaatjes voor draden
••
FS-orthesebanden, klein
••
FS-orthesebanden, middelgroot
••
FS-orthesebanden, groot
••
Permanente viltstift
••
Schoenklem verkleiner/ beschermer
••
L300 Testapparaat
••
Draagtas
••
Handleiding voor de behandelaar
••
Gebruiksaanwijzingskaart voor de behandelaar
••
Gebruikershandleiding
••
Gebruiksaanwijzingskaart
Draagtas
L300 Testapparaat
Manufacturer: Bioness Inc, Ra’Anana, Israel
Oplader voor programmeereenheid behandelaar Opslagkaart (geïnstalleerd) Programmeereenheid behandelaar
Configuratiehouder
Hoofdstuk 5: De NESS L300 clinicuskoffer 21
Persoonlijk inzetstuk
FS-ortheseband
Fittingkabel
Batterij van de Gait Sensor
Gait Sensor-elektrode Persoonlijke bandafdekking
Hydrogelelektrode
Hydrogelelektrodehouder
Katoenen elektrode
Afdekplaatjes voor draden
Katoenen elektrodehouder
Schoenklem verkleiner/ beschermer
22 Handleiding voor de behandelaar
Programmeercomponenten en software Programmeereenheid behandelaar met software Aanraakdisplay Opslagkaart (geïnstalleerd in de SD-sleuf) Stift Aansluitpoort
Regeleenheid
Communicatieaansluitkabel
Configuratiehouder Communicatieaansluitkabel Resetknop
Aan-/uitknop en oplaadindicatorlampje
Afbeelding 6: Programmeercomponenten (en regeleenheid).
Programmeereenheid van de behandelaar De programmeereenheid van de behandelaar wordt gebruikt om het NESS L300 systeem voor sleepvoet te programmeren. De programmeereenheid van de behandelaar is een draagbare PDA die wordt geleverd met de NESS L300 Intelli-Gait software waarin een opslagkaart is geïnstalleerd. Wanneer de programmeereenheid is aangesloten op de configuratiehouder en de regeleenheid, kan deze draadloos communiceren met de RF-stimulator. Zie afbeelding 6.
Aan-/uitknop De aan-/uitknop wordt gebruikt om de programmeereenheid van de behandelaar in en uit te schakelen.
Resetknop De resetknop wordt gebruikt om een reset van de programmeereenheid van de behandelaar uit te voeren.
Oplaadindicatorlampje Het oplaadindicatorlampje is AMBERKLEURIG wanneer de programmeereenheid van de behandelaar aan het opladen is en GROEN wanneer de batterij van de programmeereenheid volledig opgeladen is.
Hoofdstuk 6: Programmeercomponenten en software 23
6
SD (Secure Digital) sleuf De opslagkaart zit in de SD-sleuf.
Batterij De programmeereenheid van de behandelaar heeft een verwijderbare/oplaadbare 2200 mAh litiumion batterij.
Risico van ontploffing als de batterij wordt vervangen door een batterij van een incorrect type. Voer gebruikte batterijen af volgens plaatselijke voorschriften.
Aanraakdisplay De aanraakdisplay wordt gebruikt om door de NESS L300 Intelli-Gait software te navigeren, statussen af te lezen en gegevens in te voeren. Gebruik de punt van de stift op de configuratiehouder om contact te maken met het displayscherm. Gebruik uitsluitend de stift.
Aansluitpoort De aansluitpoort wordt gebruikt om de programmeereenheid van de behandelaar met de communicatieaansluitkabel op de configuratiehouder aan te sluiten. De programmeereenheid van de behandelaar mag uitsluitend het besturingssysteem Windows Mobile® en gepatenteerde software van Bioness Inc bevatten. Softwarepakketten van derden worden niet ondersteund en kunnen een negatief effect hebben op de correcte werking van het NESS L300-systeem voor een sleepvoet en daarmee de garantie ongeldig maken.
Configuratiehouder De configuratiehouder wordt gebruikt om de programmeereenheid van de behandelaar aan te sluiten op de regeleenheid en op de oplader van de programmeereenheid. Terwijl de programmeereenheid van de behandelaar aangesloten is op de regeleenheid communiceert hij via de regeleenheid met de RF-stimulator. De configuratiehouder heeft een stift voor navigatie door de software.
24 Handleiding voor de behandelaar
Opslagkaart De opslagkaart wordt gebruikt om back-ups te maken van de database in de programmeereenheid van de behandelaar en deze te herstellen. De opslagkaart wordt geïnstalleerd in de SD-sleuf van de programmeereenheid van de behandelaar geleverd.
Oplader voor programmeereenheid behandelaar De oplader voor de programmeereenheid van de behandelaar wordt gebruikt om de batterij van de programmeereenheid op te laden.
Intelli-Gait software De NESS L300 Intelli-Gait software wordt gebruikt om het NESS L300 systeem voor sleepvoet te programmeren. De software heeft een informatiepictogram, zes navigatiemenu’s en talloze navigatieknoppen om te helpen bij het navigeren door de software. Gegevensinvoeropties zijn onder meer een toetsenbord op het scherm en vervolgkeuzelijsten.
Informatiepictogram Het informatiepictogram geeft de systeemstatus aan en kan, wanneer erop gedrukt wordt, schermen met foutberichten en oplossingen voor problemen openen. Het informatiepictogram bevindt zich in de rechter bovenhoek van de navigatieschermen. Zie afbeelding 7.
Informatiepictogram
Afbeelding 7: Informatiepictogram.
Hoofdstuk 6: Programmeercomponenten en software 25
Het informatiepictogram is GROEN wanneer de programmeereenheid van de behandelaar is aangesloten op een regeleenheid. Het informatiepictogram is GRIJS wanneer de programmeereenheid van de behandelaar niet is aangesloten op een regeleenheid. Wanneer het informatiepictogram ROOD of GEEL is: ••
Druk op het informatiepictogram met de stift om een berichtvenster te openen. Zie tabel 5.
Informatiepictogram
Displaybeschrijving
Definitie
Constant GROEN
Regeleenheid aangesloten
Constant GRIJS
Regeleenheid losgekoppeld
Knipperend GEEL Knipperend ROOD Constant ROOD
Batterij in een of meer van de componenten bijna leeg Foutwaarschuwing, zoals radiocommunicatie defect of defect elektrodecontact Hardwarestoringsfout in een of meer van de componenten
Tabel 5: Informatiepictogramdisplays en definities.
26 Handleiding voor de behandelaar
Navigatiemenu’s De Intelli-Gait software heeft zes navigatiemenu’s: Exit, Patiënten, Instellingen, Geschiedenis, Admin (alleen toegankelijk voor beheerders) en (i) wat het Intelli-Gait software-informatiescherm opent. Druk op het navigatiemenu met de stift om het navigatiemenu te openen. Zie afbeelding 8 en tabel 6.
Locatie van navigatiemenu’s
Afbeelding 8: Navigatiemenu’s.
Navigatiemenu
Functie
Exit
De Intelli-Gait software afsluiten
Patiënten
Instellingen
Opent het Patiëntenlijstvenster om een patiëntregistratie te openen, toe te voegen, te wijzigen of te verwijderen Opent het venster voor stimulator-, loop- en geavanceerde instellingen om instellingen te bekijken en te programmeren
Geschiedenis
Bekijk Patiëntgebruik (looplog) en Sessie-geschiedenis
Admin
Back-up en herstel van de database, en gebruikers toevoegen en verwijderen
(i)
Bekijk het Informatiescherm van de Intelli-Gait software
Tabel 6: Navigatiemenu’s en functies.
Hoofdstuk 6: Programmeercomponenten en software 27
Navigatieknoppen De Intelli-Gait software heeft talloze navigatieknoppen die, wanneer erop gedrukt wordt, een nieuw scherm openen of een opdracht uitvoeren. Knoppen die gangbaar zijn voor de stimulator-, loop-, training- en geavanceerde instellingenvensters worden getoond in afbeelding 9 en tabel 7.
Navigatieknoppen
Afbeelding 9: Navigatieknoppen, traininginstellingsvenster.
Navigatieknop
Functie
Start/Stop
Start/stopt stimulatie
Stim
Opent het stimulatorinstellingenvenster
Lopen
Opent het loopinstellingenvenster
Training
Opent het traininginstellingenvenster
Geavanc.
Opent het geavanceerde instellingenvenster Herstelt de stimulatie-, loop- en traininginstellingen in de standaardwaarden
Standaard
(op Standaard drukken heeft alleen invloed op het venster waarin op de knop wordt gedrukt en vermindert het intensiteitsniveau in alle drie instellingenvensters tot nul)
?
Opent een helpscherm
Tabel 7: Navigatieknoppen die gangbaar zijn voor de stimulator-, loop-, training- en geavanceerde instellingenvensters.
28 Handleiding voor de behandelaar
Toetsenbord Gebruik het toetsenbord op het scherm om tekens in een veld in te voeren waarvoor alfanumerieke invoer nodig is. Op de meeste schermen wordt het toetsenbord rechts onderin verkleind weergegeven. Om het toetsenbord uit te vouwen of te minimaliseren, het toetsenbord met de stift aanraken. Selecteer elk teken met behulp van de stift om gegevens in te voeren. Zie afbeelding 10.
Vervolgkeuzelijst Een vervolgkeuzelijst gebruiken: ••
Druk op de pijl omlaag om de waarden in een vervolgkeuzelijst weer te geven. Gebruik de stift om een waarde te selecteren. Zie afbeelding 10.
Vervolgkeuzelijst Toetsenbord Afbeelding 10: Gegevensinvoeropties: vervolgkeuzelijst en toetsenbord op het scherm.
Hoofdstuk 6: Programmeercomponenten en software 29
30 Handleiding voor de behandelaar
Accessoires op maat passen en testen FS-orthesebanden De FS-ortheseband wordt gebruikt om de FS-orthese op zijn plaats op het been te houden. De FSortheseband is van elastiek en wordt om het been en de FS-orthesehouder bevestigd. Zie afbeelding 11. De FS-ortheseband wordt geleverd in drie maten: klein, middelgroot en groot. Een FS-ortheseband selecteren: ••
Meet de omtrek van het been van de patiënt op het breedste punt (de spierbuik van de m. gastrocnemium) en zie tabel 8.
FS-orthesebandhandvat bevestigd aan de houder
Afbeelding 11: FS-orthese bevestigd op het rechterbeen.
Beenomtrek
FS-orthesebandmaat Klein
29–36 cm
11–14 inch
Middelgroot
36–42 cm
14–16 inch
Groot
42–51 cm
16–20 inch
Tabel 8: Pasmaattabel voor de FS-ortheseband.
Hoofdstuk 7: Accessoires op maat passen en testen 31
7
De FS-ortheseband aan de FS-orthese bevestigen: ••
Schuif de band door de bandgeleiders en gespen op de FS-orthese. Zorg ervoor dat de haak- en lusbevestigingen bij de FS-orthese vandaan wijzen. Druk op de haak- en lusbevestigingen om de band vast te maken. Zie afbeelding 12.
Haak- en lusbevestigingen Bandgespen Bandgeleiders
Afbeelding 12: De FS-ortheseband bevestigd aan de FS-orthese.
Persoonlijke bandafdekking De persoonlijke bandafdekking schuift over de FS-ortheseband en wordt gebruikt als hygiënische afdekking wanneer de FS-orthese door meerdere patiënten wordt gebruikt. Zie afbeelding 13.
Persoonlijke bandafdekking
Afbeelding 13: Persoonlijke bandafdekking op de FS-ortheseband.
32 Handleiding voor de behandelaar
Persoonlijke inzetstukken Het persoonlijke inzetstuk is een verwijderbare binnenvoering voor de FS-orthese voor gebruik in de kliniek wanneer de FS-orthese wordt gebruikt door meerdere patiënten. Het persoonlijke inzetstuk is beschikbaar in rechtse en linkse configuraties en heeft twee knoopsgaten die in de contactgaten van de FS-orthese klikken. Zie afbeelding 14.
Knoopsgaten
Afbeelding 14: Rechts persoonlijk inzetstuk.
Het persoonlijke inzetstuk aan de FS-orthese bevestigen voor het eerste passen: ••
Klik de knoopsgaten van het persoonlijke inzetstuk in de contactgaten van de FS-orthese. Zie afbeelding 15.
Afdeling 15: De knoopsgaten van het persoonlijke inzetstuk in de contactgaten van de FS-orthese klikken.
Hoofdstuk 7: Accessoires op maat passen en testen 33
Het persoonlijke inzetstuk aan de FS-orthese bevestigen voor follow-upsessies: ••
Klik het persoonlijke inzetstuk met de elektrodehouders en elektroden bevestigd in de contactgaten van de FS-orthese wanneer de patiënt terugkomt naar de kliniek voor een follow-up bezoek. Zie afbeelding 16. De knoopsgaten van het persoonlijke inzetstuk dienen gemakkelijk in de contactgaten te klikken. Zo niet dan zijn de knoopsgaten niet goed in lijn met de contactgaten van de FS-orthese.
Afbeelding 16: Elektrodehouders en elektroden bevestigd aan het persoonlijke inzetstuk in de FS-orthese.
Wanneer de sessie van de patiënt klaar is: 1. Verwijder het persoonlijke inzetstuk uit de FS-orthese. Zie afbeelding 17. 2. Indien hydrogelelektroden zijn gebruikt, de elektrodeafdekkingen weer aanbrengen en de naam van de patiënt en bandmaat op het etiket van het persoonlijke inzetstuk schrijven. 3. Berg het persoonlijke inzetstuk op voor de volgende sessie van de patiënt.
Afbeelding 17: Het persoonlijke inzetstuk uit de FS-orthese verwijderen.
34 Handleiding voor de behandelaar
Elektrodehouders: Hydrogel en van katoen De elektrodehouders worden gebruikt om: ••
De elektroden in de binnenvoering van de FS-orthese omhoog te brengen om elektrodecontact te optimaliseren.
••
Ervoor te zorgen dat de elektroden nauwkeurig geplaatst worden bij elke toepassing.
De elektrodehouders hebben een drukker voor bevestiging aan de contactgaten van de FS-orthese. Zie afbeelding 18. NB: Wanneer de patiënt het gebruik van de NESS L300 staakt, de elektrodehouders van het persoonlijke inzetstuk van of de FS-orthese verwijderen en de elektroden van de elektrodehouders halen. De elektrodehouders zijn meerdere keren bruikbaar. Reinig de elektrodehouders met koel water om eventuele hydrogelresten te verwijderen, indien van toepassing. Ontsmet de elektrodehouders daarna met alcohol of een ontsmettingsmiddel voor harde oppervlakken. Alleen een behandelaar mag de elektrodehouders vervangen of verplaatsen.
Drukker
Drukker
Afbeelding 18: Elektrodehouders: hydrogel (links) en van katoen (rechts).
Electroden: Hydrogel en van katoen De elektroden sturen het elektrische signaal van de RF-stimulator naar de te behandelen zenuw. Zie afbeelding 19 voor de juiste oriëntatie van de elektrode in de elektrodehouder en tegen de huid.
Wordt bevestigd aan de huid
Wordt bevestigd aan de elektrodehouder
Wordt bevestigd aan de huid
Wordt bevestigd aan de elektrodehouder
Afbeelding 19: Elektroden: hydrogel (links) en van katoen (rechts).
Hoofdstuk 7: Accessoires op maat passen en testen 35
Afdekplaatjes voor draden van elektroden De afdekplaatjes voor draden worden gebruikt om de draden en drukkers van de elektrodehouders af te dekken wanneer ze aan de FS-orthese bevestigd zijn. Zie afbeelding 20.
Draad Elektrodehouder
Drukker
Afdekplaatjes voor draden
Afbeelding 20: FS-orthese zonder (links) en met (rechts) afdekplaatjes.
Fittingkabel De fittingkabel wordt gebruikt om de drukkers van de elektrodehouder elektrisch aan te sluiten op de contactgaten van de FS-orthese tijdens passen. Zie afbeelding 21.
Afbeelding 21: Fittingkabel verbonden met de FS-orthese en de elektrodehouders.
36 Handleiding voor de behandelaar
Gait Sensor-elektrode De Gait Sensor-elektrode wordt gebruikt om de druksensor van de Gait Sensor aan de binnenkant van de schoen vast te maken. De Gait Sensor-elektrode wordt onder de binnenzool geplaatst en de druksensor van de Gait Sensor wordt bovenop de Gait Sensor-elektrode geplaatst. Zie afbeelding 22. Binnenzool van de schoen
Gait Sensor-elektrode
Druksensor van de Gait Sensor
Afbeelding 22: De Gait Sensor-elektrode en de druksensor van de Gait Sensor in de schoen plaatsen.
Schoenklem verkleiner/beschermer De schoenklem verkleiner/beschermer wordt gebruikt om de rand van de schoen te beschermen tegen de tanden van de klem op de Gait Sensor. De schoenklem verkleiner/beschermer past tussen de tanden van de binnenklem en de buitenrand van de schoen). De schoenklem verkleiner/beschermer aanbrengen: ••
Open de klem en schuif de opening van de schoenklem verkleiner/beschermer over de binnenklem. Zie afbeelding 23.
Schoenklem verkleiner/beschermer Klem
Binnenklem
Afbeelding 23: De klem met de schoenklem verkleiner/beschermer afdekken.
Hoofdstuk 7: Accessoires op maat passen en testen 37
L300 Testapparaat Het L300 testapparaat geeft audio-feedback wanneer aangesloten op de NESS L300 en er stimulatie wordt toegediend. Het L300 testapparaat wordt gebruikt om te constateren of er iets los is in de FSorthese of dat de RF-stimulator defect is. Zie afbeeldingen 24 en 25 en Hoofdstuk 15. Het kan ook worden gebruikt voor training en demonstraties.
Afbeelding 24: L300 testapparaat verbonden met de contactgaten van de FS-orthese.
Manufacturer: Bioness Inc, Ra’An ana, Israel
Afbeelding 25: L300 testapparaat verbonden met de RF-stimulator.
38 Handleiding voor de behandelaar
Voorbereiding: Programmeereenheid van de behandelaar De programmeereenheid van de behandelaar en de configuratiehouder aansluiten De programmeereenheid van de behandelaar en de configuratiehouder aansluiten: 1. Plaats de programmeereenheid met het aanraakscherm omhoog en de aansluitpoort naar links wijzend. Zie afbeelding 26. 2. Steek de communicatieaansluitkabel met oplaadadapter (op de configuratiehouder) in de aansluitpoort op de programmeereenheid met de pijlen op de adapter aan de bovenkant.
Oplaadadapter
Oplader Aansluitpoort Communicatieaansluitkabel
Afbeelding 26: Programmeereenheid van de behandelaar opzetten en opladen.
De programmeereenheid van de behandelaar opladen De programmeereenheid van de behandelaar opladen: 1. Steek de stekker van de oplader van de programmeereenheid van de behandelaar in de oplaadadapter op de communicatieaansluitkabel. Zie afbeelding 26.
Hoofdstuk 8: Voorbereiding: Programmeereenheid van de behandelaar 39
8
2. Steek de stekker van de oplader in een stopcontact. 3. Laat de programmeereenheid van de behandelaar opladen. Tijdens het opladen is het oplaadindicatorlampje AMBERKLEURIG. Het kan twee tot vier uur in beslag nemen om de programmeereenheid van de behandelaar op te laden. Wanneer de programmeereenheid van de behandelaar helemaal is opgeladen, is het oplaadindicatorlampje GROEN.
De regeleenheid en de programmeereenheid van de behandelaar aansluiten Schakel de regeleenheid uit of zet hem in stand-bymodus alvorens hem op de configuratiehouder aan te sluiten.
De regeleenheid en de programmeereenheid van de behandelaar aansluiten: 1. Schakel de regeleenheid uit of zet hem in stand-bymodus. 2. Steek de communicatieaansluitkabel van de configuratiehouder in de aansluitpoort van de regeleenheid. De witte pijl dient omhoog te wijzen. 3. Steek de regeleenheid in de configuratiehouder. Zie afbeelding 27.
Programmeereenheid behandelaar
Regeleenheid
Configuratiehouder
Communicatieaansluitkabel
Afbeelding 27: Programmeerinstelling regeleenheid.
40 Handleiding voor de behandelaar
Navigatie door de Intelli-Gait software Aanmelden als gebruiker Aanmelden in de NESS L300 Intelli-Gait software: 1. Schakel de programmeereenheid van de behandelaar in en lanceer de NESS L300 Intelli-Gait software. 2. Voer wanneer het aanmeldingsscherm opent een gebruikersnaam en wachtwoord in en druk daarna op Login. Zie afbeelding 28.
Afbeelding 28: Aanmeldingsscherm.
3. Het venster Patiëntenlijst wordt geopend. Zie afbeelding 29.
Afbeelding 29: Patiëntenlijstvenster.
Hoofdstuk 9: Navigatie door de Intelli-Gait software 41
9
Schermen met opstartberichten Nieuwe patiënt-bericht Dit bericht wordt weergegeven wanneer een regeleenheid met patiëntgegevens wordt verbonden met een programmeereenheid die geen registratie van de gegevens in de database heeft. Doe een van het volgende: ••
Druk op Ja om de gegevens van de patiënt aan de database van de programmeereenheid van de behandelaar toe te voegen.
••
Druk op Nee als u de gegevens van de patiënt niet aan de database van de programmeereenheid van de behandelaar toe wilt voegen.
Niet-toegewezen-bericht Dit bericht wordt weergegeven wanneer een nieuwe, niet-toegewezen regeleenheid (een regeleenheid zonder patiëntgegevens) wordt verbonden met een programmeereenheid van de behandelaar. Zie afbeelding 30. Doe een van het volgende: ••
Druk op OK en dan op NIEUW om een nieuwe patiëntregistratie aan te maken.
••
Druk op OK en selecteer een patiëntregistratie uit de patiëntenlijst. Druk op Openen om de voor die registratie opgeslagen parameters te kopiëren van de programmeereenheid van de behandelaar naar de regeleenheid. (Kies deze optie voor het opzetten van een nieuwe patiënt of voor een vervangende elektronische familie.)
Afbeelding 30: Niet-toegewezen-bericht van de programmeereenheid van de behandelaar.
42 Handleiding voor de behandelaar
Inconsistentiebericht Dit bericht wordt weergegeven wanneer de in de database van de programmeereenheid van de behandelaar opgeslagen gegevens en die op de regeleenheid verschillen. Zie afbeelding 31. Een gegevensinconsistentie kan optreden wanneer twee verschillende programmeereenheden worden gebruikt om de regeleenheid te programmeren. Doe een van het volgende: ••
Druk op L300 DB om de gegevens in de database van de programmeereenheid van de behandelaar met die op de regeleenheid te overschrijven.
••
Druk op DB L300 om de gegevens op de regeleenheid met die in de database van de programmeereenheid van de behandelaar te overschrijven.
••
Druk op Negeren om geen veranderingen aan te brengen in beide gegevenssets.
Afbeelding 31: Inconsistentiebericht van de programmeereenheid van de behandelaar.
Hoofdstuk 9: Navigatie door de Intelli-Gait software 43
Patiëntenmenu Een nieuwe patiëntregistratie creëren Een nieuwe patiëntregistratie creëren: 1. Druk in het patiëntenlijstvenster op Nieuw. Zie afbeelding 32.
Afbeelding 32: Patiëntenlijstvenster.
2. Voer de voor- en achternaam (alleen alfabettekens) van de patiënt in wanneer het Nieuwe patiëntvenster opent en wijs een patiënt-ID (alleen numerieke tekens) toe. (Alle velden moeten worden ingevuld.) Druk daarna op OK. Zie afbeelding 33.
Afbeelding 33: Nieuwe patiënt-venster.
44 Handleiding voor de behandelaar
Een patiëntnaam wijzigen De voor- of achternaam van een patiënt wijzigen (patiënt-ID kan niet worden gewijzigd): 1. Selecteer een patiënt uit de patiëntenlijst en druk daarna op Wijzigen. Zie afbeelding 32. 2. Het venster Patiënt wijzigen wordt geopend. Wijzig de naam en druk op OK. Zie afbeelding 34.
Afbeelding 34: Patiënt wijzigen-venster.
Een patiëntregistratie verwijderen Een patiëntregistratie uit de database verwijderen: 1. Selecteer een patiënt uit de patiëntenlijst en druk daarna op Verwijderen. Zie afbeelding 32. 2. Bevestig de verwijdering. (Druk op Ja.)
Hoofdstuk 9: Navigatie door de Intelli-Gait software 45
Instellingenmenu NB: Als de regeleenheid niet is aangesloten tijdens het programmeren, worden wijzigingen automatisch opgeslagen.
Stimulatie-instellingen programmeren Stimulatie-instellingen programmeren: 1. Selecteer een patiënt uit de patiëntenlijst en druk op Openen. Het stimulatorinstellingenvenster wordt geopend. Zie afbeelding 35. 2. Stel de intensiteit, stroomvorm, faseduur en pulssnelheid af met gebruik van de vervolgkeuzelijsten en de intensiteitsbalk. Zie tabel 9. 3. Druk op Start om stimulatie te starten. Stimulatie start met een ramp up-tijd (de tijd die het in beslag neemt voor de stimulatie om van nul tot het maximaal ingestelde niveau te gaan) van 1,5 seconde tenzij die eerder is afgesteld op een andere waarde. 4. Verhoog de stimulatie-intensiteit geleidelijk en druk vervolgens op Stop om de stimulatie te stoppen.
5 mA verhoging 1 mA verhoging Intensiteitbalk
1 mA verlaging 5 mA verlaging
Afbeelding 35: Stimulatorinstellingenvenster.
46 Handleiding voor de behandelaar
Stimulatorparameter
Definitie
Intensiteit
Kracht van stimulatie: 0 mA tot 80 mA, in stappen van 1 mA
Stroomvorm
Soort stimulatie: symmetrisch of asymmetrisch
Faseduur
Tijdsduur van de puls: 100, 200 of 300 μsec
Pulssnelheid
Frequentie van de stimulatie: 20 Hz tot 45 Hz, in stappen van 5 Hz
Tabel 9: Stimulatieparameters en definities.
Geavanceerde stimulatie-instellingen programmeren Druk op Geavanc. om het venster Geavanceerde stim-instellingen te openen. Zie afbeelding 36.
Extra vermogen De functie Extra vermogen optimaliseert het softwarealgoritme dat de puls regelt om te zorgen voor een betere recruitment van de zenuwen bij hoge huidimpedantie De functie Extra vermogen is handig wanneer een verhoging van de intensiteit niet leidt tot voldoende dorsiflexie, hoewel de elektroden correct zijn aangebracht. Klik het vakje aan om de functie Extra vermogen te selecteren. Druk op Terug om terug te gaan naar het venster Stim-instellingen. NB: De functie Extra vermogen is enkel beschikbaar wanneer een symmetrische stroomvorm wordt gebruikt. Druk op ? voor nadere informatie.
Afbeelding 36: Geavanceerde stimulatorinstellingenvenster.
NB: Wanneer het vakje Extra vermogen is aangeklikt is de knop Gevanceerd in het venster Stiminstellingen BLAUW.
Hoofdstuk 9: Navigatie door de Intelli-Gait software 47
Loopinstellingen programmeren Loopinstellingen programmeren: 1. Druk op Lopen om het venster Loopinstellingen te openen. Zie afbeelding 37.
NB: Het venster Loopinstellingen geeft een audio-feedbackpictogram weer. Druk op het pictogram om audio-feedback in te schakelen tijdens stimulatie. Het pictogram is GROEN wanneer audio-feedback aan is en GRIJS wanneer audio-feedback uit is.
2. Stel de instellingen voor Stijgingstijd, Daaltijd, Uitgebreid en Intensiteit af. Zie tabel 10. 3. Druk op Start. Stimulatie reageert op invoer van de Intelli-Sense Gate Sensor. De programmeereenheid van de behandelaar animeert hiel van de grond en hielcontact in de loopmodus. 4. Druk op Stop om stimulatie te stoppen. 5. Stel de instellingen nauwkeuriger af terwijl de patiënt loopt.
Audio-feedbackpictogram
5 mA verhoging 1 mA verhoging Intensiteitbalk
1 mA verlaging 5 mA verlaging
Afbeelding 37: Loopinstellingenvenster.
48 Handleiding voor de behandelaar
Loopparameters
Definitie De tijd, in seconden, die het in beslag neemt voor de stimulatie om van nul tot het maximale ingestelde niveau te gaan. Een geleidelijke verhoging van het
Stijgingstijd
vermogen maakt de stimulatie comfortabeler, helpt rekreflexen vermijden en vertraagt het beginnen van de spiercontractie. Waarden zijn van 0 tot 2 seconden in stappen van 0,1 seconde. De tijd, in seconden, die het in beslag neemt voor de stimulatie om van het maximale ingestelde niveau naar nul te gaan. Het vermogen wordt langzaam
Daaltijd
verlaagd om de spiercontractie geleidelijk te verhinderen. Verhoog deze instelling om neerklappen van de voet te verminderen. Waarden zijn van 0 tot 2 seconden in stappen van 0,1 seconde. Het percentage totale tijd van hielcontact tot hiel van de grond waarin de stimulatie doorgaat na hielcontact met de grond. Deze parameter bepaalt de
Uitgebreid
tijdsduur voordat de stimulatie ramp down begint. Verhoog deze instelling om neerklappen van de voet en genu recurvatum (hyperextensie van de knie) te voorkomen of om de stabiliteit van de enkel te vergroten in de standfase. De kracht van de elektrische stimulatie. Waarden zijn van 0 tot 80 mA. De eerste waarde die wordt weergegeven op de intensiteitbalk is het niveau dat is vastgesteld bij het configureren van de stimulatie-instellingen. Wijzigingen kunnen
Intensiteit
worden gemaakt in het intensiteitsniveau in de loopmodus en worden behouden in de trainingmodus tenzij u “Specifiek intensiteitsniveau inschakelen” voor trainingmodus geactiveerd hebt in de geavanceerde instellingen in het venster Training-instellingen. Tabel 10: Loopparameters en definities.
NB: Om genu recurvatum (hyperextensie van de knie) en neerklappende voet te minimaliseren, de optie Uitgebreid gebruiken om een stimulatie van de dorsiflexors te verlengen na hielcontact.
Hoofdstuk 9: Navigatie door de Intelli-Gait software 49
Geavanceerde loopinstellingen programmeren Druk op Geavanc. om het venster Geavanceerde loopinstellingen te openen. Zie afbeelding 38.
Maximale duur van de stimulatie Om overmatige moeheid te vermijden van de spieren die dorsiflexie activeren is de NESS L300 ontworpen om automatisch stimulatie te stoppen na een ingesteld aantal seconden (de maximumduur van de stimulatie). Deze veiligheidsfunctie is nuttig wanneer een patiënt zit of ligt en het been met daarop de NESS L300 in de lucht is en het systeem in de loopmodus is. Het beperkt de duur van de stimulatie. Om de maximumduur van de stimulatie af te stellen de stift gebruiken om de schuifknop te verplaatsen. Druk op ? voor nadere informatie. Voor snelle en stabiele gebruikers: ••
Deze instelling kan relatief langzaam zijn (de standaardinstelling is 4 seconden). De laagste instelling dient de maximumtijd te zijn die een patiënt nodig heeft om het been op te tillen om een trap op te lopen of een hindernis te vermijden.
Voor langzame lopers of patiënten die net met revalidatie beginnen: ••
Deze instelling moet misschien hoger dan 4 seconden zijn voor een patiënt die meer tijd nodig heeft om het getroffen been tijdens de zwaaifase van lopen naar voren te brengen.
Afbeelding 38: Geavanceerde loopinstellingenvenster.
NB: Wanneer de schuifknop bij de Gemiddelde loper-positie vandaan verplaatst wordt, is de Geavanc.-knop in het Stim-instellingenvenster BLAUW.
50 Handleiding voor de behandelaar
Trainingsinstellingen programmeren Trainingsinstellingen programmeren: 1. Druk op Training om het venster Trainingsinstelling te openen. Zie afbeelding 39. 2. Stel Tijd aan, Tijd uit, Ramp Up, Ramp Down, Totale tijd en Intensiteit af. Zie tabel 11. 3. Druk op Start om stimulatie in te schakelen. Druk op Stop om stimulatie uit te schakelen.
5 mA verhoging 1 mA verhoging Intensiteitbalk
1 mA verlaging 5 mA verlaging
Afbeelding 39: Trainingsinstellingenvenster.
Hoofdstuk 9: Navigatie door de Intelli-Gait software 51
Trainingsparameter
Definitie
Tijd aan
De hoeveelheid tijd dat stimulatie wordt toegediend.
Tijd uit
De hoeveelheid rusttijd tussen stimulaties. De tijd, in seconden, die het in beslag neemt voor de stimulatie om van nul tot het maximale ingestelde niveau te gaan. Een geleidelijke verhoging van
Ramp Up
het vermogen maakt de stimulatie comfortabeler, helpt rekreflexen vermijden en vertraagt het beginnen van de spiercontractie. Waarden zijn van 0 tot 2 seconden in stappen van 1 seconde. De tijd, in seconden, die het in beslag neemt voor de stimulatie om van het
Ramp Down
maximale ingestelde niveau naar nul te gaan. Het vermogen wordt langzaam verlaagd om de spiercontractie geleidelijk te verminderen. Waarden zijn van 0 tot 2 seconden in stappen van 1 seconde.
De totale hoeveelheid tijd voor de trainingsperiode. De trainingsperiode bestaat Totale tijd
uit herhaalde cycli van de Ramp Up-, Tijd aan-, Ramp Down- en Tijd uitparameters totdat de totale sessietijd verloopt.
Tabel 11: Trainingsparameters en definities.
52 Handleiding voor de behandelaar
Geavanceerde trainingsinstellingen programmeren Druk op Geavanc. om het venster Geavanceerde stim-instellingen te openen. Zie afbeelding 40.
Specifiek intensiteitsniveau voor trainingmodus inschakelen Voor sommige patiënten is misschien een lager of hoger intensiteitsniveau nodig in de trainingmodus dan in de loopmodus. Druk op ? voor nadere informatie. Het intensiteitsniveau in de trainingmodus onafhankelijk van het ingestelde intensiteitsniveau voor stimulatie- en loopinstellingen instellen: ••
Klik het vakje naast “Specifiek intensiteitsniveau voor trainingmodus inschakelen” onderaan het venster Geavanceerde trainingsinstellingen aan. (De instelling is standaard niet aangeklikt.)
Afbeelding 40: Geavanceerde trainingsinstellingenvenster.
NB: Wanneer het vakje naast “Specifiek intensiteitsniveau voor trainingmodus inschakelen” is aangeklikt is de Gevanceerd-knop in het venster Stim-instellingen BLAUW.
Hoofdstuk 9: Navigatie door de Intelli-Gait software 53
Geschiedenismenu Een sessiegeschiedenis bekijken Een patiëntsessie begint wanneer een regeleenheid wordt aangesloten op de programmeereenheid van de behandelaar en een patiëntregistratie wordt geopend. Een patiëntsessie eindigt wanneer sessiegegevens worden opgeslagen en de regeleenheid wordt losgekoppeld van de programmeereenheid van de behandelaar. Als de regeleenheid wordt losgekoppeld en daarna binnen een uur weer wordt aangesloten, wordt de meest recente sessie weer geopend. De sessiegeschiedenis van een patiënt bekijken: 1. Open de patiëntregistratie en druk daarna op Geschied. 2. Druk op Sessies. Het venster Sessielijst wordt geopend en laat de datum, tijd en programmeerclinicus voor elke opgeslagen sessie zien. Zie afbeelding 41. 3. Selecteer een sessie uit de Sessielijst en druk op Openen. Het venster Sessie details wordt geopend en laat de voor die sessie opgeslagen parameters zien. Zie afbeelding 42. 4. Druk op Sessielijst om terug te gaan naar het venster Sessielijst.
Een sessie verwijderen Een patiëntsessie verwijderen: ••
Selecteer in het venster Sessielijst een patiëntsessie en druk vervolgens op Verwijder. Zie afbeelding 41.
Alle sessies van een patiënt uit de database verwijderen: ••
Klik in het venster Sessielijst op Alles verw. Zie afbeelding 41.
54 Handleiding voor de behandelaar
Afbeelding 41: Sessielijstvenster.
Afbeelding 42: Sessie details venster.
Hoofdstuk 9: Navigatie door de Intelli-Gait software 55
Het looplog bekijken Het looplog is een registratie van de geschiedenis van het NESS L300-gebruik van de patiënt. Zie afbeeldingen 43 en 44 en tabel 12. Het looplog kan worden gefilterd per datum en tijdsbestek en wordt als tabel of grafiek weergegeven. Het looplog van een patiënt bekijken: 1. Open de patiëntregistratie en druk daarna op Geschied. 2. Druk op Lopen. Het looplog wordt geopend in tabelweergave. Zie afbeelding 43 en tabel 12. 3. Voer uit de vervolgkeuzelijst bovenaan het scherm de filterdatums en het tijdsbestek in. 4. Selecteer uit de vervolgkeuzelijst rechts onderaan in het scherm tabelweergave, grafiek # stappen, of grafiek duur gait. •• Tabelweergave geeft het volgende weer: datum, het aantal geregistreerde stappen voor een bepaalde datum, cumulatieve aantal stappen geregistreerd tot deze datum, totale hoeveelheid tijd doorgebracht met het gebruik van de NESS L300 voor een bepaalde datum, cumulatieve hoeveelheid tijd doorgebracht met het gebruik van de NESS L300 tot nu toe en de gemiddelde hoeveelheid tijd doorgebracht met het gebruik van de NESS L300 tot nu toe. •• De grafiek # stappen geeft de datum en het aantal stappen bovenaan elke kolom weer. Zie afbeelding 44. •• De grafiek duur gait geeft de totale hoeveelheid tijd doorgebracht met het gebruik van de NESS L300 bovenaan elke kolom weer. Elke kolom vertegenwoordigt een dag, week, maand of jaar, volgens het gespecificeerde tijdsbestek. 5. Druk op de dubbele pijl om met zoeken te beginnen. 6. Druk op Sessies om terug te gaan naar de Sessielijst.
Afbeelding 43: Looplog, tabelweergave.
56 Handleiding voor de behandelaar
Looplogveld
Definitie
# stappen
Aantal stappen geregistreerd voor een bepaalde datum
Totaal (# stappen)
Cumulatief aantal stappen geregistreerd tot nu toe
Gemiddeld (# stappen)
Gemiddeld aantal stappen geregistreerd tot nu toe
Loopduur Totaal (loopduur) Gemiddeld (loopduur)
Totale hoeveelheid tijd doorgebracht met de NESS L300 voor een bepaalde datum Cumulatieve hoeveelheid tijd doorgebracht met gebruik van de NESS L300 tot nu toe Gemiddelde hoeveelheid tijd doorgebracht met gebruik van de NESS L300 tot nu toe Tabel 12: Looploggegevensvelden en definities.
Afbeelding 44: Looplog, grafiek # stappen.
Hoofdstuk 9: Navigatie door de Intelli-Gait software 57
Het trainingslog bekijken Het trainingslog is een registratie van de NESS L300 trainingsgeschiedenis van de patiënt. Zie afbeeldingen 45 en 46 en tabel 13. Het trainingslog kan worden gefilterd per datum en tijdsbestek en wordt als tabel of grafiek weergegeven. Het trainingslog van een patiënt bekijken: 1. Open de patiëntregistratie en druk daarna op Geschied. 2. Druk op Training. Het trainingslog wordt geopend in tabelweergave. Zie afbeelding 45 en tabel 13. 3. Voer uit de vervolgkeuzelijst bovenaan het scherm de filterdatums en het tijdsbestek in. 4. Selecteer uit de vervolgkeuzelijst rechts onderaan in het scherm tabelweergave of grafiekweergave. •• Tabelweergave geeft de sessiedatum, totale hoeveelheid tijd in trainingmodus, cumulatieve tijd in trainingmodus en gemiddelde tijd in trainingmodus weer. •• Grafiekweergave geeft de sessiedatum en de hoeveelheid sessietijd in trainingmodus bovenaan elke kolom weer. Zie afbeelding 46. 5. Druk op de dubbele pijl om met zoeken te beginnen. 6. Druk op Sessies om terug te gaan naar de Sessielijst.
Afbeelding 45: Trainingslog, tabelweergave.
58 Handleiding voor de behandelaar
Trainingslogveld
Definitie
Sessieduur
Totale hoeveelheid tijd in trainingmodus
Totaal
Cumulatieve tijd in trainingmodus
Gemiddeld (sessieduur)
Gemiddelde tijd in trainingmodus
Tabel 13: Trainingsloggegevensvelden en definities.
Afbeelding 46: Trainingslog, grafiekweergave.
Hoofdstuk 9: Navigatie door de Intelli-Gait software 59
Admin-menu Systeembeheerders hebben toegang tot het Admin-menu. In het Admin-menu kunnen beheerders gebruikers toevoegen of verwijderen, gebruikerswachtwoorden wijzigen en een back-up van de database maken of deze herstellen. Zie afbeelding 47.
Afbeelding 47: Admin-menu, Gebruikerbeheervenster.
60 Handleiding voor de behandelaar
Gebruikers toevoegen en verwijderen Een nieuwe gebruiker toevoegen: 1. Druk in het gebruikerbeheervenster op Gebr. en daarna op Nieuwe gebr. Het venster Een nieuwe gebruiker toevoegen wordt geopend. Zie afbeelding 48. 2. Voer een gebruikersnaam en wachtwoord in en bevestig het wachtwoord. 3. Selecteer in de Groep-vervolgkeuzelijst Administrators of Gebr. en druk daarna op Toevoegen. Een gebruiker verwijderen: ••
Selecteer in het gebruikerbeheervenster een gebruiker en druk daarna op Gebr. verw. Zie afbeelding 47.
NB: De laatst overgebleven beheerder kan niet worden verwijderd.
Afbeelding 48: Venster nieuwe gebruiker toevoegen.
Hoofdstuk 9: Navigatie door de Intelli-Gait software 61
Gebruikerswachtwoorden wijzigen Een gebruikerswachtwoord wijzigen: 1. Selecteer in het gebruikerbeheervenster een gebruiker en druk daarna op WW wijzigen. Zie afbeelding 49. Het venster Wachtwoord wijzigen wordt geopend. 2. Voer het nieuwe wachtwoord in en bevestig dit en druk daarna op OK.
Afbeelding 49: Admin-menu, Gebruikerbeheervenster.
62 Handleiding voor de behandelaar
Een back-up van de database maken Beheerders kunnen op elk moment automatisch of handmatig een back-up maken naar de opslagkaart van de database in de programmeereenheid van de behandelaar. Wanneer er een opslagkaart geïnstalleerd is en automatische back-up is ingeschakeld, maakt de programmeereenheid van de behandelaar periodiek en elke keer dat de Intelli-Gait toepassing wordt automatisch een back-up van de database. Als er geen opslagkaart geïnstalleerd is, wordt er bij het afsluiten van de toepassing een waarschuwing weergegeven. NB: Gebruikers dienen de Intelli-Gait toepassing aan het einde van elke dag af te sluiten. Automatische back-up inschakelen: 1. Zorg ervoor dat er een opslagkaart in de SD-sleuf van de programmeereenheid van de behandelaar is aangebracht. 2. Druk op Admin en daarna op Back-up. 3. Klik op het vakje naast ‘Automatische database back-up’. Zie afbeelding 50. Handmatig een back-up van de database maken: 1. Zorg ervoor dat er een opslagkaart in de SD-sleuf van de programmeereenheid van de behandelaar is aangebracht. 2. Druk op Admin en daarna op Back-up. 3. Druk op Start back-up. Er wordt op de opslagkaart een bestand aangemaakt. De bestandsnaam is de datum en tijd waarop het bestand is aangemaakt. 4. Controleer de voortgangsbalk totdat de back-up met succes is voltooid en druk daarna op OK.
Afbeelding 50: Admin-menu, back-upvenster.
Hoofdstuk 9: Navigatie door de Intelli-Gait software 63
De database herstellen Beheerders kunnen de database herstellen wanneer de programmeereenheid van de behandelaar wordt vervangen of de database corrupt is. Voer geen nieuwe patiëntinformatie in voordat de database hersteld is. De database herstellen: 1. Verwijder een nieuwe opslagkaart als die in de programmeereenheid van de behandelaar is aangebracht. 2. Zorg ervoor dat de vergrendeling van de back-up opslagkaart in de ontgrendelde stand is en breng de opslagkaart met de back-up bestanden aan in de programmeereenheid van de behandelaar (met de metalen contacten eerst ingebracht en het etiket omhoog wijzend). 3. Open de Intelli-Gait toepassing en meld u aan met een beheerdergebruikersnaam en wachtwoord. 4. Druk op Admin en daarna op Herstel. Het Herstelvenster wordt geopend. Zie afbeelding 51. 5. Selecteer “Van automatische back-up” of “Van handmatige back-up”, selecteer een bestandsnaam in de vervolgkeuzelijst en druk op Start herstel. 6. Er wordt een bericht weergegeven: “Als u een database herstelt, wordt de huidige database overschreven. Weet u het zeker?” Druk op Ja. 7. Wacht todat de voortgangsbalk 100% aangeeft en er een bericht “Herstel gelukt” wordt weergegeven. Druk daarna op ok. 8. Druk op Patiën. om terug te gaan naar het Patiëntenlijstvenster en controleer daarna of de database hersteld is.
Afbeelding 51: Admin-menu, back-upvenster.
64 Handleiding voor de behandelaar
10
Richtlijnen voor aanmeten De componenten inspecteren De NESS L300 componenten inspecteren: 1. Onderzoek de FS-orthese op tekenen van slijtage. 2. Test de regeleenheid. Schakel het systeem in en controleer of er geen foutindicaties worden weergegeven. 3. Test de Intelli-Sense Gait Sensor. Druk er met uw duim op terwijl het systeem in de loopmodus is en controleer of het stimulatielampje van de RF-stimulator snel GEEL knippert. (Deze test kan worden uitgevoerd terwijl de FS-orthese op het been van de patiënt of niet op het been is aangebracht en bevestigd is aan het L300-testapparaat.) 4. Onderzoek de FS-ortheseband, elektrodehouders, elektroden en afdekplaatjes voor draden op slijtage en integriteit.
De hydrogelelektroden en elektrodehouders bevestigen NB: Gebruik bij het eerste aanmeten altijd hydrogelelektrodehouders en hydrogelelektroden alvorens katoenen elektrodehouders en katoenen elektroden aan te meten. De hydrogelelektroden en elektrodehouders aan het been bevestigen: 1. Reinig de huid waar de elektroden zullen vastkleven met een nat washandje. Als er olie of lotion gebruikt is op de huid, deze met water en zeep reinigen. Goed afspoelen. 2. Verwijder zo nodig teveel lichaamshaar met een elektrisch scheerapparaat of een schaar. Teveel lichaamshaar op de plek waar de elektroden kleven kunnen het contact van de elektroden met de huid belemmeren. Gebruik geen scheermesje. Een scheermesje kan de huid irriteren.
Hoofdstuk 10: Richtlijnen voor aanmeten 65
3. Haal de twee nieuwe hydrogelelektroden langs de perforatie uit elkaar. Zie afbeelding 52.
Afbeelding 52: De nieuwe hydrogelelektroden uit elkaar halen.
4. Trek de tweedelige afdekkingen van elke nieuwe elektrode af en gooi ze weg. Zie afbeelding 53.
Afbeelding 53: De tweedelige afdekkingen uit elkaar trekken.
5. Bevestig de rasterzijde van de elektroden aan de elektrodehouders en druk er daarna stevig op. 6. Verwijder de grote afdekkingen (met het Bioness-logo) van de elektroden en bewaar deze. (Dek de hydrogelelektroden altijd af na gebruik. Zorg ervoor dat het Bioness-logo op de afdekking omhoog wijst.)
66 Handleiding voor de behandelaar
7. Laat de patiënt zitten en het been uitstrekken tot tussen 15 en 20 graden flexie. (De patiënt dient deze houding tijdens het hele aanmeetproces aan te houden.) De hiel dient, zo mogelijk, omhooggebracht te zijn. 8. Plaats één elektrode (de zenuwelektrode) op de n. peroneus communis, distaal en enigszins posterieur aan de fibulaire kop. Zie afbeelding 54. 9. Plaats de andere elektrode (de spierelektrode) ongeveer 5 cm distaal en anterieur aan de zenuwelektrode, op de buik van de tibialis anterior spier.
Spierelektrode
Zenuwelektrode
Afbeelding 54: De elektroden op het been plaatsen.
Hoofdstuk 10: Richtlijnen voor aanmeten 67
De fittingkabel aansluiten De fittingkabel aansluiten: 1. Zorg ervoor dat de RF-stimulator op de houder op de FS-orthese is aangesloten. 2. Sluit de fittingkabel op de houders van beide elektroden en op de contactgaten van de FS-orthese aan. •• Sluit de ORANJE uiteinden van de fittingkabel aan op de spierelektrodehouder en het ORANJE contactgat van de FS-orthese. •• Sluit de BLAUWE uiteinden van de fittingkabel aan op de zenuwelektrodehouder en het BLAUWE contactgat van de FS-orthese. 3. Plaats de FS-orthese naast de voet van de patiënt. Zie afbeelding 55.
Zenuwelektrode Spierelektrode
Blauw Oranje
Afbeelding 55: Fittingkabel aangesloten.
68 Handleiding voor de behandelaar
De plaats van de elektroden afstellen tijdens stimuleren: terwijl de patiënt zit Doe het volgende om de plaatsing van de elektroden te controleren: 1. Sluit de regeleenheid en de programmeereenheid van de behandelaar aan. 2. Meld u aan in de Intelli-Gait software en open het venster Stim-instellingen. 3. Stel zo nodig de stroomvorm en faseduur af. 4. Stel de stimulatie-intensiteit op “0” af en druk op Start om stimulatie toe te dienen. 5. Kijk bij het toedienen van stimulatie naar de voet van de patiënt voor de juiste dorsiflexie. 6. Verhoog de stimulatie-intensiteit geleidelijk om dorsiflexie met een kleine hoeveelheid eversie tot stand te brengen. Als inversie bovenmatig is: ••
De zenuwelektrode posterolateraal verplaatsen om eversie te vergroten.
Als eversie bovenmatig is: ••
De zenuwelektrode enigszins anterius verplaatsen om eversie te verminderen.
NB: De spierelektrode kan ook worden verplaatst om dorsiflexie in evenwicht te brengen. Breng de spierelektrode anterius om eversie van de voet te verminderen of posterolateraal om eversie te verhogen. Vermijd stimulatie rechtstreeks boven de tibiale schacht daar dit oncomfortabel en minder effectief kan zijn.
Het effect van een plaatsverandering testen Het effect van een plaatsverandering testen: ••
Beweeg de elektrode en huid als één geheel over het gebied van de gezamenlijk peroneale zenuw terwijl stimulatie aan is. (Laat stimulatie niet lang aan. Vermoeidheid kan het gevolg zijn.)
NB: Druk zachtjes op de elektrodehouders tijdens testen om druk van de FS-orthese te simuleren.
Hoofdstuk 10: Richtlijnen voor aanmeten 69
De plaats van de elektroden afstellen tijdens stimuleren: terwijl de patiënt staat Nadat de juiste dorsiflexie tot stand is gebracht terwijl de patiënt zit, opnieuw testen terwijl de patiënt staat, met uitgestrekte knie en voet in de lucht. Stel zo nodig de stimulatie of elektrodeplaats af om de juiste dorsiflexie in deze houding tot stand te brengen.
De elektroden overbrengen naar de FS-orthese De elektroden overbrengen naar de FS-orthese: 1. Stop stimulatie. 2. Gebruik een viltstift met fijne punt en maak vier kleine markeringen op gelijke afstand van elkaar op het been van de patiënt rond de elektrodehouders voor referentie. 3. Koppel de fittingkabel los van de elektrodehouders en FS-orthese en zorg er daarbij voor de elektroden niet te verplaatsen. 4. Bevestig bij een patiënt in de kliniek een persoonlijke bandafdekking en persoonlijk inzetstuk aan de FS-orthese. 5. Pak de FS-orthese aan beide kanten vast om de orthese enigszins open te maken. Kantel vervolgens de onderkant van de FS-orthese ongeveer 30 graden bij het been vandaan. 6. Plaats de locator van de FS-orthese onder de patella, op het tibiale plateau. Zie afbeelding 56. Zorg ervoor dat de FS-orthese de elektrodehouders niet aanraakt. De locator dient nauwsluitend maar comfortabel onder de onderpool van de patella te passen.
Afbeelding 56: De locator onder de patella plaatsen.
70 Handleiding voor de behandelaar
7. Houd de FS-orthese open, laat de onderkant van de FS-orthese zakken en laat alleen de voorkant van de FS-orthese in aanraking komen met het voorste oppervlak van de tibia. Wikkel de uiteinden van de FS-orthese daarna om het been heen om de elektrodehouders te ‘vangen’. Zie afbeelding 57.
Afbeelding 57: De elektrodehouders vangen.
8. Verwijder de FS-orthese voorzichtig van het been. Zie afbeelding 58.
Afbeelding 58: De FS-orthese met de gevangen elektrodehouders verwijderen.
9. Druk stevig op de elektrodehouders om ze vast te zetten aan de FS-orthese. Steek de drukkers van de elektrodehouders in de contactgaten van de FS-orthese.
Hoofdstuk 10: Richtlijnen voor aanmeten 71
De FS-orthese omdoen: De FS-orthese omdoen: 1. Veeg het been af met lauw water. 2. Laat de patiënt zitten en de knie uitstrekken zodat de patella duidelijk gedefineerd is. Gebruik zo nodig een voetsteun. 3. Kantel de bovenkant van de FS-orthese naar het been toe. Schuif de locator voorzichtig omhoog naar de onderkant van de patella. Laat de onderkant van de FS-orthese zakken totdat deze vlak met het been is. De FS-orthese dient het been zachtjes vast te pakken. 4. Trek het bandhandvat om het been en de FS-orthesehouder heen om dit vast te maken. 5. Verzekert u ervan dat de vastgemaakte FS-orthese comfortabel past, met de locator onder de patella en het bandhandvat om de houder, zoals getoond in afbeelding 59.
Locator onder de patella Bandhandvat om de houder RF-stimulator
Afbeelding 59: FS-orthese op het rechterbeen.
Elektrodeplaatsing opnieuw testen: terwijl de patiënt zit en staat Elektrodeplaatsing opnieuw testen: 1. Druk op Start op de programmeereenheid van de behandelaar om de stimulatie in te schakelen. 2. Druk op Stop om de stimulatie uit te schakelen. 3. Als de reactie van de patiënt niet accuraat is of inconsistent met de oorspronkelijke reactie, de FS-orthese verplaatsen en de reactie op stimulatie beoordelen.
72 Handleiding voor de behandelaar
De Intelli-Sense Gait Sensor in de schoen plaatsen De Intelli-Sense Gait Sensor is niet gevalideerd voor gebruik door personen die meer dan 136 kg wegen. Gebruik de Intelli-Sense Gait Sensor niet met een onbuigzame binnenzool, zoals een aangepaste stijve orthese of een enkel-voetorthese. NB: De Gait Sensor-elektrode en de druksensor van de Gait Sensor dienen onder de binnenzool van de schoen te worden geplaatst. Als de schoen geen verwijderbare binnenzool heeft, de Gait Sensorelektrode en druksensor bovenop de binnenzool plaatsen. Plaats er daarna een zachte, dunne (één laag i.p.v. twee) generieke binnenzool overheen. Generieke binnenzolen kunnen worden gekocht bij drogisterijen, schoenwinkels of Bioness Inc. De Gait Sensor in de schoen aanbrengen: 1. Til de binnenzool van de schoen op en bevestig een Gait Sensor-elektrode aan de hiel van de schoen. Zie afbeelding 60. 2. Bevestig, met de draad van de druksensor naar de teen van de schoen wijzend, de druksensor aan de Gait Sensor-elektrode. Zie afbeelding 60. (Zie de afbeelding van de voet op de druksensor voor de uitlijning).
Opgetilde binnenzool
Uitlijning van de voet Gait Sensorelektrode Druksensor van de Gait Sensor
Afbeelding 60: De Gait Sensor-elektrode en Gait Sensor in een linkerschoen plaatsen.
Hoofdstuk 10: Richtlijnen voor aanmeten 73
4. Klem de zender van de Intelli-Sense Gait Sensor op de binnenrand van de schoen. Laat het NESS-logo op de zender bij de enkel vandaan wijzen. Zie afbeelding 61. 5. Laat de binnenzool zakken op de druksensor en duw eventuele extra draad onder de binnenzool. Zie afbeelding 61.
NESS-logo wijst bij de enkel vandaan
Aan de binnenrand van de schoen klemmen
Afbeelding 61: Intelli-Sense Gait Sensor in een linkerschoen.
Loop-, training- en geavanceerde instellingen programmeren NB: De behandelaar moet het lopen van de patiënt beoordelen en zo nodig de loopinstelling afstellen. Trainingsinstellingen dienen te worden afgesteld terwijl de patiënt zit. Loop-, training- en geavanceerde instellingen programmeren: ••
Zie Hoofdstuk 9.
74 Handleiding voor de behandelaar
De FS-orthese afdoen De FS-orthese afdoen: 1. Schakel de stimulatie uit alvorens de FS-orthese af te doen. 2. Markeer met een viltstift met fijne punt de locatie van de FS-ortheselocator op het been voor referentie. 3. Haak het bandhandvat van de FS-orthese van de FS-orthesehouder los en til de FS-orthese van de huid af. 4. Trek de elektroden voorzichtig van de huid en zet voor hydrogelelektroden de elektrodeafdekkingen weer terug op de elektroden. 5. Gebruik een viltstift met fijne punt en maak vier kleine markeringen op gelijke afstand van elkaar rond de elektrodehouders op de voering van de FS-orthese (of op het persoonlijke inzetstuk) voor referentie. 6. Dek de draden van de elektrodehouder en de drukkers af met de afdekplaatjes. Zie afbeelding 62. Zorg ervoor dat de draden onder de afdekplaatjes geduwd zijn.
Draad Drukker
Afdekplaatje voor draden Elektrodehouder
Elektrode
Afbeelding 62: FS-orthese zonder (links) en met (rechts) afdekplaatjes.
NB: Zorg ervoor dat u patiënten die de NESS L300 thuis zullen gebruiken opdraagt om de FSorthese een aantal keer per dag te verwijderen om de huid onder de FS-orthese te laten ademen.
Hoofdstuk 10: Richtlijnen voor aanmeten 75
76 Handleiding voor de behandelaar
Algemene richtlijnen voor conditioneren en training Acute/subacute patiënten Loopmodus Gebruik altijd de loopmodus, onder klinisch toezicht, als een daarvoor geschikte patiënt in de acute fase (minder dan drie maanden na een beroerte) binnen of buiten de kliniek loopt.
Trainingmodus Gebruik de trainingmodus om geleidelijk kracht op te voeren, uithoudingsvermogen te verbeteren en daardoor oververmoeidheid te vermijden. De aanbevolen trainingsduur is 20 minuten tweemaal per dag op dag 1. Zorg dat de sessies meer dan vier uur uit elkaar zijn zodat herstel mogelijk is. Verleng de trainingstijd geleidelijk met vijf minuten per dag totdat de patiënt twee sessies van 60 minuten per dag kan tolereren. Als looptijden toenemen, dient de trainingstijd af te nemen.
Thuisprogramma voor training Wanneer de NESS L300 geïntroduceerd wordt in een omgeving buiten de kliniek voor een trainingsprogramma voor patiënten thuis die meer dan drie maanden geleden een beroerte hebben gehad, dienen spierkracht en uithoudingsvermogen geleidelijk te worden opgebouwd om oververmoeidheid te vermijden. Zorg dat de loop- en trainingssessies worden gescheiden met rustperioden van maximaal vier uur tijdens week 1 en week 2 om herstel mogelijk te maken. Aanbevolen loop- en trainingstijden voor een programma thuis worden getoond in tabel 14. Tijden kunnen variëren afhankelijk van medische staat, onafhankelijkheidsniveau, dagelijkse routine, spieruithoudingsvermogen, motivatie enz. van de patiënt.
Hoofdstuk 11: Algemene richtlijnen voor conditioneren en training 77
11
Standaard protocol voor thuisgebruik van de NESS L300 Naam patiënt: Eerste week: Van _______/_______/_______ Tot _______/_______/_______ Zet een vinkje (√) wanneer voltooid
Dag
Lopen met de NESS L300*
1
15 min
15 min
2
20 min
15 min
3
25 min
15 min
4
30 min
15 min
5
40 min
15 min
6
50 min
15 min
7
60 min
15 min
Trainingmodus**
Tijdens de eerste week mag de FS-orthese slechts gedurende ~1–2 uur achter elkaar worden gedragen. Het Tweemaal is het beste om per dag de tijd dat u de als lopen FS-orthese draagt beperkt is te verdelen tussen de ochtend en middag of avond.
Zet een vinkje (√) wanneer voltooid
Tweede week: Van _______/_______/_______ Tot _______/_______/_______ Zet een vinkje (√) wanneer voltooid
Dag
Lopen met de NESS L300*
1
1,0 u
20 min
2
1,5 u
20 min
3
3,5 u
20 min
4
2,5 u
20 min
5
3,0 u
20 min
6
3,5 u
20 min
7
4,0 u
20 min
Trainingmodus**
De FS–orthese mag slechts gedurende ~ 2–4 uur achter elkaar worden gedragen tijdens de tweede week. Het is Tweemaal het beste om per dag de FS-orthese als lopen gedurende >1 beperkt is uur af te doen om de huid te laten ademen.
Zet een vinkje (√) wanneer voltooid
Derde week: Van _______/_______/_______ Tot _______/_______/_______ (♦Tijdens de derde week verwijst de in de loopkolom
genoteerde tijd naar de totale tijd die het hulpmiddel kan worden gedragen met de loopmodus ingeschakeld. Er wordt NIET verwacht dat de gebruiker de hele aangegeven tijd loopt. Het doel is om de draagtijd door de hele dag te verlengen als van toepassing voor de gebruiker.)
Zet een vinkje (√) wanneer voltooid
Dag
♦Lopen met de
1
4u
20 min
2
5u
20 min
3
6u
20 min
4
7u
20 min
5
8u
20 min
6
9u
20 min
7
Het systeem de hele dag gebruiken
20 min
NESS L300*
Trainingmodus**
Zet een vinkje (√) wanneer voltooid Het is het beste om de FS-orthese om de 4 uur gedurende >15 Tweemaal minuten af te per dag doen om de huid als lopen te laten ademen.
beperkt is
Dek de NESS L300 hydrogelelektroden af wanneer ze niet in gebruik zijn. * Altijd uw aanbevolen hulpmiddel gebruiken tenzij anders opgedragen door uw therapeut. U dient de NESS L300 te dragen gedurende de aangegeven tijd en de L300 altijd in de loopmodus zetten terwijl u staat. Uw voorgeschreven enkel-voetorthese of andere aanbevolen adaptieve beugel dient te worden gebruikt wanneer de NESS L300 niet in gebruik is. **De hoeveelheid tijd in Trainingmodus varieert met loopvermogen en hoeveelheid tijd in loopmodus. De totale tijd niet overschrijden.
Tabel 14: Aanbevolen loop- en trainingmodustijden om aan de NESS L300 te wennen.
78 Handleiding voor de behandelaar
Katoenen elektroden: Klinisch gebruik en aanwijzingen De katoenen elektroden zijn ontworpen om huidvriendelijk te zijn en geven een alternatief voor patiënten die niet de voorkeur geven aan de standaard L300-elektroden of daar gevoelig voor zijn en/of andere bekende gevoeligheden hebben (bijvoorbeeld allergie of huidgevoeligheid voor tape/ kleefmiddel). Als katoenen elektroden nog niet zijn aangemeten, dienen eerst hydrogelelektroden aangemeten te worden alvorens de katoenen elektroden aan te meten. Vóór het aanmeten: 1. Controleer de huid onder de FS-orthese om er zeker van te zijn dat die niet geïrriteerd is. 2. Verifieer of de hydrogelelektroden op de juiste plaats zijn om de gewenste dorsiflexiereactie teweeg te brengen. 3. Pas de hydrogelelektroden zo nodig opnieuw aan totdat de gewenste dorsiflexiereactie teweeg wordt gebracht. De katoenen elektrodehouders aanpassen: 1. Schakel de regeleenheid uit. 2. Markeer de plaats van de hydrogelelektrodehouders op de voering van de FS-orthese. Zie afbeelding 63.
Afbeelding 63: De positie van de hydrogelelektrodehouders markeren.
Hoofdstuk 12: Katoenen elektroden: Klinisch gebruik en aanwijzingen 79
12
3. Maak de drukker van de hydrogelelektrodehouders uit de contactgaten van de FS-orthese los. Zie afbeelding 64.
Afbeelding 64: De drukkers van de elektrodehouder losmaken.
4. Verwijder de hydrogelelektrodehouders. Zie afbeelding 65.
Afbeelding 65: De hydrogelelektrodehouders verwijderen.
5. Bevestig de katoenen elektrodehouders waar de hydrogelelektrodehouders waren bevestigd. Zie afbeelding 66.
Afbeelding 66. De katoenen elektrodehouders bevestigen.
80 Handleiding voor de behandelaar
6. Sluit de drukkers van de katoenen elektrodehouders op de contactgaten van de FS-orthese aan. Zie afbeelding 67. NB: De katoenen elektrodehouder is 2 mm kleiner dan de hydrogelelektrodehouder.
Afbeelding 67: De drukkers van de katoenen elektrodehouder op de contactgaten aansluiten.
De katoenen elektroden aanmeten: 1. Schakel de regeleenheid uit. 2. Maak de katoenen elektroden nat met kraanwater totdat ze verzadigd zijn. Zie afbeelding 68.
Afbeelding 68: De katoenen elektroden natmaken.
Hoofdstuk 12: Katoenen elektroden: Klinisch gebruik en aanwijzingen 81
3. Veeg of dep met een zachte doek overtollig water van de achterkant (kant met de drukker) van de katoenen elektroden af. Zie afbeelding 69.
Afbeelding 69: De drukkerkant van de katoenen elektroden deppen.
4. Bevestig de katoenen elektroden op de katoenen elektrodehouders in de FS-orthese. Zie afbeelding 70.
Afbeelding 70. De katoenen elektroden op de katoenen elektrodehouders bevestigen.
5. Verifieer of de gewenste dorsiflexiereactie teweeg wordt gebracht. Optimaliseer zo nodig de stimulatie-instellingen en de plaats van de katoenen elektroden. NB: ••
Patiënten dienen de katoenen elektroden weer nat te maken elke keer dat ze de FS-orthese langer dan een uur van hun been afhalen, en na elke vier uur gebruik.
••
Alvorens de katoenen elektroden nat te maken dienen patiënten ze altijd van de FS-orthese te verwijderen.
••
Als de katoenen elektroden opdrogen kan de reactie van de patiënt op de stimulatie veranderen. Als patiënten de stimulatie-intensiteit vaker dan normaal afstellen, dienen ze de katoenen elektroden weer nat te maken.
••
Patiënten dienen de katoenen elektroden om de twee weken te vervangen.
82 Handleiding voor de behandelaar
Training van de patiënt en follow-up Training van de patiënt Behandelaars en patiënten dienen op de hoogte te zijn van de beperkingen, waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen in verband met het NESS L300 systeem voor sleepvoet. Behandelaars dienen de veiligheidsinformatie met patiënten door te nemen en patiënten te trainen in het opzetten, bedienen en onderhouden van de componenten. Patiënten dienen op de hoogte te zijn van de systeemdisplays en indicatoren, probleemoplossingen en met wie ze contact op kunnen nemen voor technische ondersteuning. Een trainingsprogramma dient de volgende onderwerpen te behandelen die in deze handleiding en in de Gebruikershandleiding van de NESS L300 worden beschreven: ••
Algemene veiligheidsinformatie
••
Overzicht van het NESS L300 Systeem voor sleepvoet en de inhoud van de systeemkoffer
••
De FS-orthese aan- en uitdoen
••
De RF-stimulator in de houder klikken en uit de houder halen
••
Elektroden en elektrodehouders vervangen
••
Een Intelli-Sense Gait Sensor in de schoen aanbrengen
••
De Intelli-Sense Gait Sensor naar een andere schoen overbrengen
••
Meerdere Gait Sensors voor verschillende schoenen gebruiken
••
De regeleenheid gebruiken
••
De systeemcomponentknoppen en -displays en audio-waarschuwingen: de definities en functies ervan
••
Loop- en trainingmodi gebruiken
••
Onderhoud van de systeemcomponenten, waaronder opladen en vervangen van batterijen
••
Overzicht van fundamentele probleemoplossing
••
Oefenen met het systeem
••
Overzicht van de richtlijnen voor huidverzorging
••
Contactinformatie voor technische ondersteuning
••
De NESS L300 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 13: Training van de patiënt en follow-up 83
13
Follow-up van de patiënt Het NESS L300 programma moet worden nagevolgd door en onder toezicht staan van een bevoegde behandelaar om klinische vooruitgang te controleren, klinische effectiviteit en veiligheid te maximaliseren en klinische en technische ondersteuning te geven. Een voorgestelde follow-upagenda zou het volgende omvatten: ••
Controle van componenten: slijtage en functie
••
Programmeerafstellingen: stimulatie-, loop- en trainingsparameters
••
Looptraining, waaronder geavanceerde training (bijvoorbeeld trappen op- en afgaan)
••
Zo nodig doornemen van trainingsonderwerpen: •• Algemene veiligheidsinformatie •• Overzicht van het NESS L300 Systeem voor sleepvoet en de inhoud van de systeemkoffer •• De FS-orthese aan- en uitdoen •• De RF-stimulator in de houder klikken en uit de houder halen •• Elektroden en elektrodehouders vervangen •• Een Intelli-Sense Gait Sensor in de schoen aanbrengen •• De Intelli-Sense Gait Sensor naar een andere schoen overbrengen •• Meerdere Gait Sensors voor verschillende schoenen gebruiken •• De regeleenheid gebruiken •• De systeemcomponentknoppen en -displays en audio-waarschuwingen: de definities en functies ervan •• Loop- en trainingmodi gebruiken •• Onderhoud van de systeemcomponenten, waaronder opladen en vervangen van batterijen •• Overzicht van fundamentele probleemoplossing •• Oefenen met het systeem •• Overzicht van de richtlijnen voor huidverzorging •• Contactinformatie voor technische ondersteuning •• De NESS L300 Gebruikershandleiding
••
Huidevaluatie (onder de FS-orthese en rond de Gait Sensor)
••
Probleemoplossing
84 Handleiding voor de behandelaar
14
Verzorging en onderhoud De batterij van de Intelli-Sense Gait Sensor vervangen De clinicuskoffer heeft een vervangende batterij voor de Intelli-Sense Gait Sensor. De batterij van de Gait Sensor kan niet worden opgeladen. De batterij van de Gait Sensor dient ongeveer om de zes maanden worden vervangen. De Gait Sensor-indicator in de regeleenheid knippert GEEL wanneer de batterij nog een lading van ongeveer twee weken heeft. De batterij van de Gait Sensor vervangen (lithium cel, CR2430): 1. Verwijder op een open, schoon oppervlak de schroeven uit de batterijdeksel. Zie afbeelding 71. 2. Schuif de deksel naar buiten. 3. Let op de ‘+’-richting van de oude batterij. 4. Verwijder de oude batterij en voer die volgens de plaatselijke milieuvoorschriften af. 5. Breng de nieuwe batterij aan met de ‘+’ naar buiten wijzend. 6. Schuif de deksel terug op zijn plaats en draai de schroeven vast. 7. Druk op de druksensor van de Intelli-Sense Gait Sensor om de Gait Sensor te activeren.
Schroeven
Deksel
Batterij
Afbeelding 71: De batterij van de Intelli-Sense Gait Sensor vervangen.
Verwijder de oude batterij en voer die volgens de plaatselijke milieuvoorschriften af.
Hoofdstuk 14: Verzorging en onderhoud 85
De batterij van de programmeereenheid van de behandelaar vervangen Haal de batterij uit de programmeereenheid van de behandelaar als die voor langere tijd niet gebruikt wordt. Zie de aanwijzingen van de fabrikant van de PDA voor informatie over het verwijderen en vervangen van de batterij.
De batterij van de RF-stimulator vervangen De oplaadbare batterij van de RF-stimulator dient ongeveer om de twee jaar te worden vervangen door een bevoegde technicus van Bioness. Neem contact op met Bioness Inc voor hulp.
De batterij van de regeleenheid vervangen De oplaadbare batterij van de regeleenheid dient ongeveer om de twee jaar te worden vervangen. Zie de NESS L300 Gebruikershandleiding voor aanwijzingen voor het vervangen van de batterij.
86 Handleiding voor de behandelaar
De hydrogelelektroden vervangen De hydrogelelektroden dienen ongeveer om de twee weken te worden vervangen voor optimale stimulatie. De NESS L300 mag uitsluitend worden gebruikt met door Bioness Inc geleverde elektroden. Gebruik de NESS L300 niet zonder elektroden.
De hydrogelelektroden vervangen: 1. Schakel de regeleenheid uit. 2. Trek de gebruikte hydrogelelektroden voorzichtig uit de hydrogelelektrodehouders. Pas op dat u de hydrogelelektrodehouders niet van de FS-orthese losmaakt. Zie afbeelding 72.
Afbeelding 72: De gebruike hydrogelelektroden uit de hydrogelelektrodehouders verwijderen.
3. Reinig zo nodig de elektrodehouders met een vochtige doek. Gebruik geen reinigingsmiddel op chemische basis. 4. Haal de twee nieuwe hydrogelelektroden langs de perforatie uit elkaar. Zie afbeelding 73.
Afbeelding 73: De nieuwe hydrogelelektroden uit elkaar halen.
Hoofdstuk 14: Verzorging en onderhoud 87
5. Trek de tweedelige afdekkingen van elke nieuwe elektrode af en gooi ze weg. Zie afbeelding 74.
Afbeelding 74: De tweedelige afdekkingen uit elkaar trekken.
6. Bevestig de rasterzijde van de elektroden aan de elektrodehouders en druk er daarna stevig op. Zie afbeelding 75.
Afbeelding 75: De rasterzijde van de hydrogelelektroden aan de elektrodehouders bevestigen.
7. Verwijder de afdekkingen van de elektroden. Zie afbeelding 76.
Afbeelding 76: De afdekkingen van de hydrogelelektroden verwijderen.
88 Handleiding voor de behandelaar
NB: Bewaar de afdekkingen. Breng de afdekkingen altijd weer aan na gebruik. Zorg er bij het aanbrengen van de afdekkingen voor dat het Bioness-logo omhoog wijst. NB: Als de elektrodegel droog wordt, deze rehydrateren met 1–2 druppels water.
De katoenen elektroden vervangen Gebruik uitsluitend door Bioness Inc. geleverde NESS L300 elektroden. Gebruik de NESS L300 niet zonder elektroden.
De katoenen elektroden vervangen: 1. Schakel de regeleenheid uit. 2. Trek de gebruikte katoenen elektroden zachtjes uit de katoenen elektrodehouders. Pas op dat u de katoenen elektrodehouders niet van de FS-orthese losmaakt. Zie afbeelding 77.
Afbeelding 77: Gebruikte katoenen elektroden verwijderen.
Hoofdstuk 14: Verzorging en onderhoud 89
3. Reinig zo nodig de katoenen elektrodehouders met een vochtige doek. Gebruik geen reinigingsmiddel op chemische basis. 4. Maak de nieuwe katoenen elektroden nat met kraanwater totdat ze verzadigd zijn. Zie afbeelding 78.
Afbeelding 78: De katoenen elektroden natmaken.
5. Veeg of dep met een zachte doek overtollig water van de achterkant (kant met de drukker) van de katoenen elektroden af. Zie afbeelding 79.
Afbeelding 79: De drukkerkant van de katoenen elektroden deppen.
90 Handleiding voor de behandelaar
6. Bevestig de nieuwe katoenen elektroden op de katoenen elektrodehouders. Zie afbeelding 80. NB: Draag patiënten op om de katoenen elektroden te verwijderen en weer nat te maken elke keer dat ze de FS-orthese langer dan een uur van hun been afhalen, en na elke vier uur gebruik. Verwijder de katoenen elektroden altijd van de FS-orthese bij het natmaken. Als de katoenen elektroden opdrogen kan de reactie op de stimulatie veranderen. Als patiënten de stimulatie-intensiteit vaker dan normaal moeten afstellen, dienen ze te proberen de katoenen elektroden opnieuw nat te maken volgens de bovenvermelde stappen.
Afbeelding 80: De nieuwe katoenen elektroden op de katoenen elektrodehouders bevestigen.
De elektrodehouders vervangen Als de elektrodehouders versleten raken, moeten ze misschien worden vervangen. De elektrodehouders vervangen: 1. Verwijder eventuele afdekplaatjes van de draad van de elektrodehouder. 2. Markeer de positie van de gebruikte elektrodehouders op de voering van de FS-orthese met een permanente viltstift. Zie afbeelding 81.
Afbeelding 81: De positie van de gebruikte elektrodehouders markeren.
Hoofdstuk 14: Verzorging en onderhoud 91
3. Maak de drukkers van de elektrodehouder los van de contactgaten. Zie afbeelding 82.
Afbeelding 82: De drukkers van de elektrodehouder losmaken.
4. Verwijder de gebruikte elektrodehouders van de FS-orthese. Zie afbeelding 83.
Afbeelding 83: De gebruikte elektrodehouders verwijderen.
5. Bevestig de nieuwe elektrodehouders waar de vorige houders bevestigd waren. 6. Sluit de drukkers van de elektrodehouder aan op de contactgaten. 7. Dek de draden en drukkers zo gewenst af met de afdekplaatjes.
92 Handleiding voor de behandelaar
De FS-orthese vervangen De FS-orthese vervangen voor een patiënt die de NESS L300 thuis gebruikt: 1. Plaats de oude FS-orthese op het been. 2. Gebruik een permanente viltstift om de positie van de locator op het been aan te geven. Zet een paar kleine stippen. 3. Verwijder de FS-orthese van het been. (Het been geeft d.m.v. kuiltjes in de huid aan waar de elektroden bevestigd waren.) 4. Maak de RF-stimulator los van de FS-orthese. 5. Verwijder de elektroden en elektrodehouders van de FS-orthese. 6. Plaats de elektroden en elektrodehouders op het been met behulp van de door de elektroden achtergelaten kuiltjes als referentie. 7. Breng de elektroden over van het been naar de nieuwe FS-orthese. 8. Bevestig de RF-stimulator aan de nieuwe FS-orthese. 9. Sluit de drukkers van de elektrodehouders aan op de contactgaten van de FS-orthese. 10. Dek zo gewenst de draden van de elektrodehouder en de drukkers af met de afdekplaatjes. 11. Plaats de nieuwe FS-orthese op de patiënt en controleer de pasmaat en functionaliteit. 12. Noteer het serienummer van de nieuwe FS-orthese op de ID-kaart van de patiënt uit de systeemkoffer, die zich onder het handvat van de systeemkoffer bevindt.
Nieuwe componenten elektronisch registreren Wanneer een regeleenheid, RF-stimulator of Intelli-Sense Gait Sensor van de NESS L300 wordt vervangen, moet de nieuwe component elektronisch geregistreerd worden bij de andere NESS L300 componenten zodat het systeem draadloos kan communiceren. Zie de NESS L300 Gebruikershandleiding voor aanwijzingen over het elektronisch registreren van nieuwe componenten.
Hoofdstuk 14: Verzorging en onderhoud 93
94 Handleiding voor de behandelaar
15
Probleemoplossing Veelgestelde vragen Bel de NESS L300 technische en klinische serviceafdeling als u vragen of problemen heeft. Onze kliniek heeft meerdere NESS L300 systemen. Hoe kunnen we identificeren welke componenten bij welk systeem horen? •• Elk NESS L300 systeem heeft een alfanumeriek systeemidentificatie (ID) nummer (bijvoorbeeld A123) gedrukt op de achterkant van de regeleenheid, RF-stimulator en Gait Sensor. De systeem-ID nummers op alle drie componenten moeten met elkaar overeenkomen, anders werkt het systeem niet. Controleer de ID-nummers vóór gebruik om te zien of ze overeenkomen. De knoppen in de Intelli-Gait software die gebruikt worden om een nieuwe patiëntregistratie aan te maken of de instellingen voor een huidige patiënt af te stellen zijn grijs en werken niet. •• De programmeereenheid van de behandelaar en de regeleenheid communiceren niet met elkaar. Ze moeten allebei aangesloten zijn op de communicatieaansluitkabel van de configuratiehouder om met elkaar te kunnen communiceren. Schakel de regeleenheid uit of zet hem in stand-bymodus. Sluit vervolgens de communicatieaansluitkabel van de configuratiehouder weer aan op de regeleenheid en de programmeereenheid van de behandelaar. Ik heb de regeleenheid op de configuratiehouder aangesloten en er werd een bericht weergegeven op de programmeereenheid van de behandelaar. Het bericht meldt dat de datum en tijd in de regeleenheid verschillen van die in de programmeereenheid van de behandelaar. •• De klokken van de regeleenheid en de programmeereenheid van de behandelaar moeten gesynchroniseerd zijn, anders zijn de registraties in het looplog en trainingslog niet nauwkeurig. »» Als de datum- en tijdsinstellingen van de programmeereenheid van de behandelaar correct zijn, kunt u de L300 klok bijstellen. »» Als de datum- en tijdsinstellingen van de programmeereenheid van de behandelaar niet correct zijn, drukt u op Exit om de Intelli-Gait software af te sluiten en het PDAinstellingenscherm te openen. (Zie de aanwijzingen van de fabrikant van de PDA.) Gebruik de stift om de tijdzone, klok en datum van de programmeereenheid van de behandelaar af te stellen. Druk op OK om de instellingen op te slaan. Meld u weer aan in de Intelli-Gait software, sluit de regeleenheid weer aan en werk de L300 klok bij zodat deze overeenkomt met de klok van de programmeereenheid van de behandelaar.
Hoofdstuk 15: Probleemoplossing 95
Ik heb de regeleenheid op de configuratiehouder aangesloten en er werd een bericht weergegeven op de programmeereenheid van de behandelaar. Het bericht meldt dat er een nieuwe patiënt is gevonden en vraagt of ik deze registratie aan de database wil toevoegen. •• Selecteer Ja, als u de instellingen van de patiënt wilt bekijken of er veranderingen in wilt maken. Als dat niet het geval is, selecteert u Nee om naar de patiëntenlijst terug te gaan. Daarna kunt u, terwijl de regeleenheid nog op de configuratiehouder aangesloten is, een andere patiëntregistratie openen of een nieuwe patiëntregistratie opzetten voor gebruik met de regeleenheid. Toen ik de regeleenheid op de configuratiehouder aansloot, werd er een bericht weergegeven op de programmeereenheid van de behandelaar waarin werd vermeld dat de parameters inconsistent zijn. •• De laatste keer werd een andere programmeereenheid van de behandelaar gebruikt om het systeem van de patiënt bij te werken. »» Druk op L300 → DB om de gegevens op de programmeereenheid van de behandelaar te overschrijven met de gegevens op de regeleenheid (heeft de voorkeur wanneer patiënten de instellingen op de regeleenheid gebruikt hebben en terugkomen voor een follow-upevaluatie). »» Druk op DB → L300 om de parameters op de regeleenheid te overschrijven met de parameters op de programmeereenheid van de behandelaar. »» Druk op Negeer om de parameters op de programmeereenheid van de behandelaar en de regeleenheid onveranderd te laten. Als ik de L300 oplaad, hoe zal ik weten wanneer de batterijen volledig zijn opgeladen? •• Wanneer de regeleenheid volledig opgeladen is, wordt een weergegeven op de digitale display van de regeleenheid. •• Wanneer de RF-stimulator volledig opgeladen is, is het stimulator constant GROEN.
GROENE horizontale lijn statuslampje op de RF-
•• Opladen neemt ongeveer drie uur in beslag. Nadat de componenten volledig opgeladen zijn, kunt u ze op de oplader van het systeem aangesloten laten. Nadat ik de regeleenheid en de RF-stimulator volledig had opgeladen, heb ik de oplader van het systeem losgekoppeld en daarna onmiddellijk weer aangesloten. De oplaadpictogrammen werden weer weergegeven op de regeleenheid en de RF-stimulator. Moet ik het oplaadproces herhalen? •• Als u net uw systeem hebt opgeladen en de pictogrammen voor volledig opgeladen werden weergegeven, dan is uw systeem nog steeds volledig opgeladen. U hoeft het oplaadproces niet te herhalen. Beschadig ik de batterijen als ik de L300 elke dag oplaad? •• Nee. Dagelijks opladen heeft geen invloed op de levensduur of functionaliteit van de batterijen. Dagelijks opladen wordt aanbevolen. 96 Handleiding voor de behandelaar
Bij het opladen van de regeleenheid en de RF-stimulator wordt: digitale display.
‘E’ weergegeven op de
•• Er is een fout opgetreden tijdens het opladen. Sluit de systeemoplader opnieuw aan. Neem contact op met Bioness als het probleem aanhoudt. De regeleenheid (of RF-stimulator) wordt niet verlicht wanneer ingeschakeld. •• De batterij moet opgeladen worden. Laad de batterij op. Neem contact op met Bioness als het probleem aanhoudt. Hoe zal ik weten wanneer de lading van de Gait Sensor-batterij laag is? •• De batterij van een Gait Sensor werkt ongeveer zes maanden en moet daarna worden vervangen. Wanneer de batterij van de Gait Sensor bijna leeg is, knippert de indicator van de Gait Sensor op de regeleenheid GEEL en geeft de regeleenheid een audio-waarschuwing. De audio-waarschuwing wordt aanhoudender naarmate de batterij zwakker wordt.
Stimulatie werkt in de trainingmodus maar niet in de loopmodus. Wanneeer ik de loopmodus inschakel hoor ik een pieptoon, de indicatoren van de RF-stimulator en de Gait Sensor op de regeleenheid knipperen afwisselend ROOD en ‘E’ knippert in de digitale display. •• De Gait Sensor en RF-stimulator communiceren niet. De Gait Sensor is waarschijnlijk in de slaapstand. Pas druk toe op de druksensor van de Gait Sensor. Als dit het probleem niet oplost, kan de batterij leeg zijn of is de Gait Sensor defect. Als er geen draadproblemen zichtbaar zijn, vervangt u de batterij van de Gait Sensor en probeert u het opnieuw.
Wanneeer ik de regeleenheid inschakel hoor ik een pieptoon, de indicatoren van de regeleenheid en de RF-stimulator knipperen afwisselend ROOD en ‘E’ knippert in de digitale display. De indicatoren van de RF-stimulator zijn niet verlicht. •• De batterij van de RF-stimulator is waarschijnlijk leeg, waardoor de regeleenheid en de RFstimulator niet kunnen communiceren. Schakel de regeleenheid uit en laad de batterijen van de regeleenheid en de RF-stimulator volledig op. Koppel de oplader daarna los en schakel de regeleenheid in. De aan-/uitknop van de regeleenheid en het statuslampje van de RF-stimulator dienen GROEN te knipperen. De communicatie dient hersteld te zijn.
Hoofdstuk 15: Probleemoplossing 97
Ik hoor een pieptoon, de indicator van de RF-stimulator op de regeleenheid knippert ROOD en het intensiteitsniveau van de stimulatie knippert op de digitale display van de regeleenheid.
Als de patiënt stimulatie voelt maar het intensiteitsniveau zwakker lijkt dan normaal en enkelbeweging onbevredigend is, kan het elektrodecontact aangetast zijn. •• Schakel de regeleenheid uit en verwijder de FS-orthese. •• Reinig de huid grondig en verwijder dode cellen en olie. •• Als hydrogelelektroden worden gebruikt, de versleten elektroden verwijderen en vervangen. Druk goed op de nieuwe elektroden totdat ze stevig bevestigd zijn aan de elektrodehouders. Verwijder vervolgens de afdekkingen. •• Als katoenen elekroden worden gebruikt, de katoenen elektroden verwijderen en natmaken met water tot ze verzadigd zijn. Dep de drukkerkant van de elektroden alvorens ze weer aan de elektrodehouders te kleven. •• Vervang hydrogel- en katoenen elektroden om de twee weken.
Als de patiënt geen stimulatie voelt: •• Schakel de regeleenheid uit en verwijder de FS-orthese. •• Bevestig voor hydrogelelektroden of de afdekkingen verwijderd zijn. •• Voor katoenen elektroden, verwijder de katoenen elektroden en maak ze nat als ze droog zijn. •• Zorg ervoor dat de RF-stimulator goed in de houder op de FS-orthese is geklikt. Druk goed bij de bovenranden van de RF-stimulator totdat die gelijk is met de houder. •• Zorg ervoor dat de elektrodehouders in de contactgaten van de FS-orthese geklikt zijn, vooral bij gebruik van een inzetstuk voor passend maken. •• Indien een fittingkabel wordt gebruikt, controleren of de kabel juist is aangesloten op zowel de contactgaten van de FS-orthese als beide elektrodehouders. •• Gebruik het L300 testapparaat om de elektrische stroom te testen.
De elektroden of elektrodehouders zijn gerafeld, afgeschilferd of beschadigd of vallen van de FS-orthese af. •• Vervang alle versleten of beschadigde elektroden of elektrodehouders.
98 Handleiding voor de behandelaar
Eén van de componentindicatoren is constant ROOD en er wordt een ‘E’ weergegeven op de digitale display en de regeleenheid geeft een pieptoon. •• De component is defect. Schakel de regeleenheid uit en daarna weer in. Stop het gebruik van de NESS L300 als het probleem aanhoudt en neem contact op met Bioness.
Eén van de componentindicatoren knippert GEEL. •• De batterij van de component is bijna leeg. Laad de batterij op of vervang deze. De enkel van de patiënt beweegt niet (of de voet wordt niet goed opgetild) en het systeem geeft geen fouten aan. •• Schakel de regeleenheid uit en verplaats de FS-orthese. Zorg dat de band van de FS-orthese nauwsluitend is en de FS-orthese goed vastzit. Stimulatie is inconsistent wanneer de patiënt loopt, maar het systeem geeft geen fouten aan. •• Laat de patiënt stoppen met lopen en het gewicht van de ene naar de andere kant verschuiven. Controleer of de druksensor juist geplaatst is als het probleem aanhoudt, verplaats de druksensor iets naar voren in de schoen, of maak de schoenveter losser als die strak is. Controleer ook de draden van de Gait Sensor op slijtage of rafelen en controleer de zender en de druksensor op beschadiging. De huid is geïrriteerd of heeft een huidreactie waar de elektroden of FS-orthese vastkleven. •• Stop het gebruik van de NESS L300 onmiddellijk en neem contact op met Bioness. Hervat het gebruik pas wanneer de huid helemaal genezen is. Geef patiënten de NESS L300 richtlijnen voor huidverzorging en een huidconditioneringsprotocol. Ik kreeg een vervangingscomponent en er werd mij gezegd dat ik het moet ‘registreren’. Waarom is registratie belangrijk en hoe registreer ik een component? •• Een vervangende regeleenheid, RF-stimulator of Gait Sensor moet elektronisch geregistreerd worden bij de andere componenten in het systeem om draadloos te kunnen communiceren. Zie de L300 Gebruikershandleiding om een component te registreren.
Hoofdstuk 15: Probleemoplossing 99
Ik probeerde de registratieprocedure en zag onmiddellijk een ‘C’ maar ik zag nooit de afwisselende GROENE boogjes in de digitale display. De vervangingscomponent werkt niet. •• Het is mogelijk dat de clinicusmodus (alleen voor gebruik door behandelaars) gestart is in plaats van het registratieproces. De clinicusmodus wordt gestart door op de minen aan-/uitknoppen op de regeleenheid te drukken. Registratie wordt gestart terwijl de regeleenheid uit is en door daarna te drukken op de minen modusknoppen op de regeleenheid. Schakel de regeleenheid uit en druk op de min- en modusknoppen om het registratieproces opnieuw te starten. Hoe kan ik controleren of er stroom door de L300 gaat? Sluit het L300 testapparaat op de RF-stimulator, de contactgaten van de FS-orthese of de uiteinden van de fittingkabel aan, afhankelijk van de opzet. Het L300 testapparaat zoemt wanneer de stimulatieintensiteit op zijn minst 10 mA is. Waar kan ik het L300 testapparaat nog meer voor gebruiken? •• Het L300 testapparaat kan worden gebruikt als een educatief hulpmiddel om te demonstreren wanneer stimulatie aan is in de verschillende stimulatiemodi.
100 Handleiding voor de behandelaar
Het L300 testapparaat gebruiken Het L300 testapparaat geeft audio-feedback wanneer het is aangesloten op de NESS L300 en er stimulatie wordt toegediend.
Testen in trainingmodus 1. Sluit het L300 testapparaat aan op de FS-orthese. Zie afbeelding 84. 2. Druk op de
aan-/uitknop van de regeleenheid om het systeem in te schakelen.
3. Druk op de modusknop en houdt deze vast totdat de regeleenheid een pieptoon geeft; de modusknop begint LANGZAAM GEEL te knipperen (wat aangeeft dat de stimulatie uit is) en (‘t’ voor training) wisselt af met het intensiteitsniveau in de digitale display. Wanneer de stimulatie aan is, knippert de modusknop SNEL GEEL. 4. U dient een zoemgeluid te horen wanneer de stimulatie aan is en geen zoemgeluid wanneer de stimulatie uit is.
Testen in loopmodus 1. Sluit het L300 testapparaat aan op de FS-orthese. 2. Druk op de
aan-/uitknop van de regeleenheid om het systeem in te schakelen.
3. Druk kortstondig op de modusknop om de loopmodus in te gaan. De regeleeheid geeft een pieptoon en de modusknop knippert LANGZAAM GEEL (wat aangeeft dat de stimulatie uit is). 4. Druk op de druksensor op de Gait Sensor en laat hem los. U dient een zoemgeluid te horen wanneer u de druk op de druksensor loslaat en geen zoemgeluid wanneer u op de druksensor drukt.
Afbeelding 84: L300 testapparaat aangesloten op de FS-orthese.
Hoofdstuk 15: Probleemoplossing 101
Test met gebruik van de geavanceerde testprocedures als een van de bovenstaande stappen een foutindicatie teweegbrengt.
Geavanceerd testen NB: Als er geen stimulatie wordt toegediend aan het been van de patiënt kan er een ‘defect elektrodecontact’-fout worden weergegeven. Nadat u weer heeft gecontroleerd dat de drukkers van de elektrodehouders stevig in de contactgaten van de FS-orthese vastzitten en dat de RF-stimulator helemaal in de FS-orthesehouder is vastgeklikt, gebruikt u het L300 testapparaat om onderscheid te maken tussen problemen in de RF-stimulator, FS-orthese en elektrodehouders door ze één voor één uit te sluiten. Volg de onderstaande stappen om vast te stellen welke component defect kan zijn. Stap 1: De FS-orthese testen: 1. Sluit het L300 testapparaat aan op de FS-orthese. Zie afbeelding 85.
Afbeelding 85: L300 testapparaat aangesloten op de FS-orthese.
2. Dien stimulatie toe met behulp van de regeleenheid in clinicusmodus of door de programmeereenheid van de behandelaar te gebruiken. De minimale intensiteit benodigd om een geluid te produceren is 10 mA. 3. Als het circuit intact is in de FS-orthese en de RF-stimulator correct werkt, zoemt het L300 testapparaat. Als de patiënt geen stimulatie voelde terwijl de FS-orthese werd aangedaan, kan het probleem in de elektrodehouders zijn. Indien dit het geval is, de elektrodehouders en elektroden vervangen. 4. Als het L300 testapparaat niet zoemt, moet u bepalen of het defect in de FS-orthese of de RFstimulator is. Dit kan worden geverifieerd door het L300 testapparaat rechtstreeks op de RFstimulator aan te sluiten.
102 Handleiding voor de behandelaar
Stap 2: De RF-stimulator testen: 1. Verwijder de RF-stimulator uit de houder van de FS-orthese. Zie afbeelding 86.
Afbeelding 86. De RF-stimulator uit de houder halen.
2. Sluit het L300 testapparaat aan op de elektrische contacten op de achterkant van de RF-stimulator. Zie afbeelding 87. 3. Dien stimulatie toe met behulp van de regeleenheid in clinicusmodus of door de programmeereenheid van de behandelaar te gebruiken. De minimale intensiteit benodigd om een geluid te produceren is 10 mA. 4. Als de RF-stimulator werkt, zoemt het L300 testapparaat, wat aangeeft dat het probleem in de FS-orthese kan zijn. Vervang de FS-orthese. 5. Sluit na het vervangen van de FS-orthese de RF-stimulator op de nieuwe FS-orthese aan en herhaal de testvolgorde van ‘Stap 1: De FS-orthese testen’. 6. Als het L300 testapparaat niet zoemt, kan de RF-stimulator defect zijn. Vervang de RF-stimulator of neem contact op met Bioness Inc.
Manufacturer: Bioness Inc, Ra’An ana, Israel
Afbeelding 87: L300 testapparaat verbonden met de RF-stimulator.
Hoofdstuk 15: Probleemoplossing 103
Beknopte referentietabel voor probleemoplossing Regeleenheid
Oplossing Laad de regeleenheid op
Gaat niet aan
Vervang de batterij en laad de regeleenheid op Vervang de regeleenheid en registreer deze
Component defect
Vervang de regeleenheid en registreer deze
RF-stimulator
Oplossing Laad de RF-stimulator op
Gaat niet aan
Laad de RF-stimulator op of neem contact op met Bioness Inc om de batterij te vervangen Vervang de RF-stimulator en registreer deze
Component defect
Vervang de RF-stimulator en registreer deze
Intelli-Sense Gait Sensor
Oplossing Druk op de druksensor en laat hem los in de loopmodus om de Gait Sensor te activeren
Communicatiefout
Vervang de batterij en druk op de druksensor om de Gait Sensor te activeren Vervang de Gait Sensor en registreer deze
Werkt niet
Vervang de batterij en druk op de druksensor om de Gait Sensor te activeren Vervang de Gait Sensor en registreer deze
Werkt, maar niet betrouwbaar
Verplaats de druksensor naar de juiste plaats onder de hiel en vervang de Gait Sensor-elektrode als die versleten lijkt. Vervang de Gait Sensor en registreer deze
104 Handleiding voor de behandelaar
FS-orthese
Oplossing
De regeleenheid geeft een defecte elektrodeaansluiting weer
Zorg dat er goed contact is van de elektrode met de huid en houder en zorg ervoor dat de FS-ortheseaansluitingen intact zijn
Een elektrode is beschadigd of los geraakt
Vervang de elektrode
Een elektrodehouder is beschadigd
Vervang de elektrodehouder
De FS-ortheseband is gerafeld of beschadigd
Vervang de FS-ortheseband
De FS-orthese is beschadigd
Vervang de FS-orthese
Programmeereenheid van de behandelaar
Oplossing Laad de programmeereenheid van de behandelaar op
Gaat niet aan
Vervang de batterij en laad de programmeereenheid van de behandelaar op Druk op de resetknop van de programmeereenheid van de behandelaar Vervang de programmeereenheid van de behandelaar
Intelli-Gait toepassing/gegevens verloren
Communiceert niet met de regeleenheid
Neem contact op met Bioness Inc Sluit de communicatieaansluitkabel van de configuratiehouder weer aan op de programmeereenheid van de behandelaar en de regeleenheid Neem contact op met Bioness Inc
Hoofdstuk 15: Probleemoplossing 105
106 Handleiding voor de behandelaar
16
Technische specificaties Regeleenheidspecificaties Classificatie
Intern gevoed, continu bedrijf
Bedrijfsmodi
Lopen, training, clinicus en stand-by
Batterijtype
Oplaadbare AAA NiMH 1,2 V, 900–1100 mAh Verlichte aan-/uitknop
Bedieningselementen
Verlichte modusknop voor het wijzigen van bedrijfsmodi Intensiteit +/- knoppen om intensiteitsniveau nauwkeurig af te stellen Volumeafstelknoppen voor audio-waarschuwingen Drie status-leds: Regeleenheid, RF-stimulator en Intelli-Sense Gait Sensor
Indicaties
Digitale display geeft relatieve stimulatie-intensiteit aan Verlichte knoppen geven de bedrijfsmodus van het systeem aan Pieptonen voor audio-waarschuwingen
Opties voor dragen
In broek- of jaszak, aan nekband, polsband of riemhouder Lengte: 73 mm
Afmetingen
Breedte: 46 mm Hoogte: 18 mm
Gewicht
45 gram Transport- en opslagtemperatuur: -20 °C tot +60 °C. Temperatuur bij bedrijfsomstandigheden: 5 °C tot 40 °C.
Omgevingsvereisten
Oplaadtemperatuur: 5 °C tot 40 °C. Relatieve vochtigheid: 25% tot 85% Atmosferische druk: 900 hPa tot 1060 hPa
Hoofdstuk 16: Technische specificaties 107
RF-stimulatorspecificaties Classificatie
Intern gevoed, continu bedrijf met toegepaste onderdelen type BF
Bedrijfsspanning
3,7 V
Batterijtype
Gepatenteerde oplaadbare Li-Ion (lithium-ion) 3,7 V, 700 mAh
Indicaties
Status- (storing, batterij, opladen) en stimulatie-leds Pieptonen voor audio-waarschuwingen Lengte: 74 mm
Afmetingen
Breedte: 43 mm Hoogte: 15 mm
Gewicht
50 gram Transport- en opslagtemperatuur: -20 °C tot +60 °C. Temperatuur bij bedrijfsomstandigheden: 5 °C tot 40 °C.
Omgevingsvereisten
Oplaadtemperatuur: 5 °C tot 40 °C. Relatieve vochtigheid: 25% tot 85% Atmosferische druk: 900 hPa tot 1060 hPa Pulsparameters
Puls
Gebalanceerd bifasisch
Stroomvorm
Symmetrisch of asymmetrisch
Intensiteit
0–80 mA, 1 mA resolutie (positieve fase)
Max spanning
120 V Symmetrisch
Positieve pulsduur (µsec) Negatieve pulsduur (µsec)
100
200
300
100
200
300
100
200
300
400
800
1200
Inter-fase interval
50
(µsec) Totale pulsduur (µsec)
Asymmetrisch
250
450
0
650
500
1000
Max belasting
5000 ohm (afhankelijk van max spanningsbeperking)
Puls herhalingssnelheid
20–45 Hz (5 Hz resolutie)
108 Handleiding voor de behandelaar
1500
Loopparameters Ramp Up
0–2 seconden, 0,1-seconde resolutie
Ramp Down
0–2 seconden, 0,1 seconde resolutie
Extend (vertraging)
0–100% standtijd, 10% resolutie
Max duur
2–10 seconden, 1 seconde resolutie Trainingsparameters
Tijd aan
4–20 seconden, 1 seconde resolutie
Tijd uit
4–60 seconden, 1 seconde resolutie
Ramp Up
0–2 seconden, 1 seconde resolutie
Ramp Down
0–2 seconden, 1 seconde resolutie
Totale tijd
5–60 minuten
FS-orthesespecificaties Materiaal
Stof - polymeer
Onderbeenomtrek
29–51 cm Hoogte: 160 mm
Afmetingen
Breedte: 100 mm Diepte: 125 mm
Gewicht
Ongeveer 150 gram
Specificaties voor elektrode en elektrodehouder Hydrogelelektroden Hydrogelelektrodehouders
Twee hydrogelelektroden van 45 mm diameter NB: Gebruik uitsluitend door Bioness Inc geleverde elektroden Twee verplaatsbare polymeer elektrodehouders voor individueel passen Twee, van niet-geweven polymeer stof (80% viscose, 20% polypropyleen), geleidelaag, roestvrij staal
Stoffen elektroden
Mannelijke drukkeraansluiting Polyethyleen, 15%
Stoffen elektrodehouders
Twee Santoprene™ elektrodehouders met een diameter van 45 mm
Hoofdstuk 16: Technische specificaties 109
Intelli-Sense Gait Sensor-specificaties Classificatie
Intern gevoed, continu bedrijf met toegepaste onderdelen type BF
Batterijtype
Lithium cel, CR2430, 280 mAh Lengte: 80 mm
Afmetingen van de zender
Breedte: 50 mm Hoogte: 10 mm
Gewicht
35 gram Transport- en opslagtemperatuur: -20 °C tot +60 °C.
Omgevingsvereisten
Temperatuur bij bedrijfsomstandigheden: 5 °C tot 40 °C. Relatieve vochtigheid: 25% tot 85% Atmosferische druk: 900 hPa tot 1060 hPa
Stroomvoorzieningsspecificaties Gebruik medische klasse II Omgevingsvereisten stroomvoorziening geleverd/goedgekeurd door Bioness met de volgende classificaties: Ingang Spanning
100–240 V AC
Stroomsterkte
200 mA
Frequentie
50–60 Hz Uitgang
Spanning
5 V ± 5%
Stroomsterkte
1300 mA
NB: De regeleenheid of RF-stimulator niet gebruiken tijdens het opladen. Draadloze linkspecificaties Frequentieband Zendvermogen
2.4 GHz, ISM-band Voldoet aan de volgende voorschriften: FCC 15.247 (voor de VS)/ETSI EN 300440 (voor Europa)
110 Handleiding voor de behandelaar
Hoofdstuk 16: Technische specificaties 111