THEORETISCHE ONDERBOUWING Voorwoord Voor u ligt de theoretische onderbouwing van de ‘Scholing Fysieke Belasting’ voor de medewerkers van de facilitaire dienst van Verpleeghuis Gaasperdam en woon- en zorgcentrum Eben Haëzer*. Dit project is tot stand gekomen via een projectaanvraag door mw. L. Huysmans (arboen verzuimcoördinator binnen Verpleeghuis Gaasperdam) aan de Hogeschool van Amsterdam. Twintig weken geleden zijn we vol enthousiasme begonnen met het afstudeerproject “Ondersteunende diensten, ondersteun jezelf!” Tijdens deze twintig weken hebben we op een plezierige en doeltreffende manier samengewerkt met de betrokken partijen in zowel G’dam, EH en de Hogeschool van Amsterdam. Aanvankelijk zijn we begonnen om kennis te maken met alle betrokken partijen. Allereerst is er een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de contactpersonen en tevens opdrachtgevers van het project, mw. L. Huysmans (arbo- en verzuimcoördinator) en mw. R. Braas (ergotherapeute). Vervolgens hebben we door middel van ‘meeloopdagen’ contact gelegd met de verschillende facilitaire disciplines. We hebben met veel plezier één of meerdere dagen meegewerkt met de medewerkers van de keuken, het restaurant, het magazijn en de linnenkamer. Mede door een plezierige en effectieve samenwerking met alle betrokken partijen is er nu, na twintig weken een ‘Scholing Fysieke Belasting’ ontstaan voor de medewerkers van de facilitaire dienst. Deze is tot stand gekomen door de verschillende meeloopdagen, observaties, interviews en een éénmalige pilot-scholing. We hebben er voor gekozen om voornamelijk praktisch en participerend te werk te gaan, hetgeen goed heeft uitgepakt. In de theoretische onderbouwing is er te lezen waarom er bepaalde keuzes zijn gemaakt en waarom we uiteindelijk tot deze scholing zijn gekomen. De theoretische onderbouwing zal bestaan uit zes gedeelten: - Hoofdstuk 1: Voorgeschiedenis van de cursus; - Hoofdstuk 2: Methodieken en interventies; - Hoofdstuk 3: Huidige situatie binnen G’dam en EH; - Hoofdstuk 4: De facilitaire dienst; - Hoofdstuk 5: Ontwerpfase van de scholing; - Hoofdstuk 6. Bijlagen De ‘Scholing Fysieke Belasting’ zal uiteindelijk gegeven gaan worden door twee mensen van de projectgroep Fysieke Belasting binnen G’dam en EH. De theoretische onderbouwing en de handleiding zijn gemaakt voor de toekomstige cursusleiders van deze scholing, mw. R. Braas (ergotherapeute) en mw. M. Bergmans (fysiotherapeute). Tot slot willen we een aantal mensen bedanken met wie wij contact hebben gehad tijdens het uitvoeren van ons afstudeerproject.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 1
THEORETISCHE ONDERBOUWING -
Laura Huysmans en Rikki Braas (contactpersonen); bedankt voor de plezierige samenwerking!
-
De medewerkers van de facilitaire dienst; bedankt voor jullie inzet en de geboden hulp tijdens het ontwikkelen van de scholing.
-
Paul van der Hulst (senioradviseur Hogeschool van Amsterdam): bedankt voor al je informatie, je verschillende visies, je enthousiasme en het meeleven tijdens het project!
-
Hans van der Woude (Assistent Manager Keuken) en Jos Isken (Assistent Manager Hoteldienst): bedankt voor jullie informatie en voor het beschikbaar stellen van de cursisten.
-
De afdelingen ergotherapie en fysiotherapie: bedankt voor jullie steun, gesprekken, informatie en enthousiasme.
-
De medewerkers van de HvA, met name de mediatheek en de AV dienst: bedankt voor jullie hulp en informatie.
-
Eric Tigchelaar (coördinator afstuderen): bedankt voor het mogelijk maken van deze afstudeeropdracht.
Klaas Doppen Ilse Rozier
* Verpleeghuis Gaasperdam en woon- en zorgcentrum Eben Haëzer zullen wij in dit verslag afkorten met respectievelijk G’dam en EH.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 2
THEORETISCHE ONDERBOUWING Inhoudsopgave Voorwoord………………………………………………………………………………..1 Inhoudsopgave…………………………………………………………………………..3 Hoofdstuk 1: De voorgeschiedenis van de scholing………………………………... 5 § 1.1 Wet- en regelgeving…………………………………………………………… 5 § 1.2 Algemene inleiding…………………………………………………………….. 6 § 1.3 Aanvullende toelichting en achtergrond……………………………………... 6 § 1.4 Vraagstelling……………………………………………………………………. 7 Hoofdstuk 2: Start van het project……………………………………………………..8 § 2.1 Informatie verzamelen………………………………………………………….8 § 2.2 Contact met de werkvloer…………………………………………………….. 8 § 2.3 De meeloopdagen………………………………………………………………8 § 2.4 Bevorderende en belemmerende factoren………………………………….. 9 Hoofdstuk 3: Methodieken en interventies…………………………………………... 11 § 3.1 ICF………………………………………………………………………………..11 § 3.1.1 Het ergotherapeutisch paradigma gekoppeld aan de ICF………………… 13 § 3.2 Adviesmodellen/ rollen/ strategieën………………………………………….. 13 § 3.2.1 Ergotherapeutisch adviesmodel……………………………………………… 14 § 3.2.2 Adviesrol binnen de organisatie……………………………………………… 14 § 3.2.3 Acceptatiestrategieën…………………………………………………………..15 § 3.3 Gedragsverandering…………………………………………………………… 17 § 3.3.1 Het ASE model…………………………………………………………………. 17 § 3.3.2 Argumentatie voor het ASE model van gedragsverandering……………... 19 § 3.4 Primaire preventie……………………………………………………………… 20 Hoofdstuk 4: Huidige situatie binnen G’dam en EH………………………………… 21 § 4.1 Overzicht knelpunten fysieke belasting……………………………………… 21 § 4.2 Knelpunten projectgroep fysieke belasting………………………………….. 21 § 4.3 Gesprekken (leidinggevende) medewerker per discipline………………… 22 § 4.4 Participerend observeren………………………………………………………23 § 4.5 Interviews met assistent managers………………………………………….. 24 § 4.6 Interview met de bedrijfsarts………………………………………………….. 25 Hoofdstuk 5: Werkzaamheden per discipline en afbakening van het project……. 26 § 5.1 Afbakening facilitaire dienst……………………………………………………26 § 5.2 Onderwerpen van fysieke belasting…………………………………………..26 § 5.3 Disciplines van de facilitaire dienst…………………………………………... 26 § 5.4 Gerichte eindobservatie; na argumentatie afbakening…………………….. 30 § 5.5 Gegevens gerichte eindobservatie……………………………………………30
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 3
THEORETISCHE ONDERBOUWING Hoofdstuk 6: Ontwerp van de scholing………………………………………………. 32 § 6.1 Didactisch model van Van Gelder……………………………………………. 32 § 6.2 Beginsituatie……………………………………………………………………. 33 § 6.2.1 Attitude van de medewerkers………………………………………………… 33 § 6.2.2 Kennisniveau van de medewerkers………………………………………….. 33 § 6.2.3 Conclusies van de knelpunten………………………………………………...34 § 6.2.4 De randvoorwaarden…………………………………………………………...35 § 6.3 Hoofddoelen en subdoelen…………………………………………………… 38 § 6.3.1 Hoofddoelen……………………………………………………………………. 38 § 6.3.2 Subdoelen………………………………………………………………………. 39 § 6.4 Argumentatie Kolb……………………………………………………………... 40 § 6.5 Het ontwerp van de handleiding……………………………………………… 41 § 6.6 Het ontwerp van het draaiboek………………………………………………..42 Hoofdstuk 7: Bijlagen…………………………………………………………………... 43 § 7.1 Argumentatie adviesproces…………………………………………………… 43 § 7.1.1 Argumentatie adviesrol………………………………………………………... 44 § 7.2 Argumentatie modellen……………………………………………………….. 46 § 7.3 Fysieke belasting………………………………………………………………. 48 § 7.4 Organigram……………………………………………………………………... 54 § 7.5 Gesprekken binnen de organisatie…………………………………………... 55 § 7.5.1 Samenvatting gesprek dhr. H. van der Woude……………………………... 55 § 7.5.2 Samenvatting gesprek dhr. J. Isken…………………………………………. 57 § 7.5.3 Samenvatting gesprek dhr. J. Klapwijk……………………………………… 58 § 7.5.4 Samenvatting gesprek mw. M. Overeinder…………………………………. 60 § 7.5.5 Samenvatting oriënterend gesprek medewerker keuken………………….. 61 § 7.5.6 Samenvatting oriënterend gesprek medewerker linnenkamer……………. 63 § 7.5.7 Samenvatting oriënterend gesprek medewerker magazijn………………...65 § 7.5.8 Conclusies……………………………………………………………………….66 § 7.6 Observatielijsten……………………………………………………………….. 68 § 7.7 Leerstijlen van Kolb……………………………………………………………. 71 § 7.8 Voorbeeld draaiboek…………………………………………………………... 73 Bronnenlijst……………………………………………………………………………… 74
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 4
THEORETISCHE ONDERBOUWING Hoofdstuk 1: De voorgeschiedenis van de scholing § 1.1 Wet- en regelgeving De arbo-wet heeft tot doel ‘een acceptabel niveau van veiligheid, gezondheid en welzijn voor de medewerkers te garanderen.’ Deze wet verplicht werkgevers om een arbeidsomstandighedenbeleid te voeren. Dit beleid is onder meer gericht op het voorkomen van ziekteverzuim. De wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden verandert voortdurend. De financiële risico’s van ziekte en arbeidsuitval komen steeds meer bij de werkgever te liggen. Ook in de reïntegratie van arbeidsgehandicapten speelt de werkgever een centrale rol. Sinds 1 april 2004 is de wet Verbetering Poortwachter ingetreden. De wet Verbetering Poortwachter heeft tot doel uitgevallen medewerkers effectiever te begeleiden naar het eigen of ander werk. De wet beschrijft de verantwoordelijkheden van de werkgever, de werknemer, de arbodienst en de UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen). Op 1 januari 2004 is de wet verlenging loondoorbetaling bij ziekte van kracht geworden. Dit betekent dat werkgevers voor medewerkers die op of na 1 januari 2004 ziek zijn geworden, twee jaar lang het loon door moeten betalen. Voorheen was dat één jaar. De wet Verbetering Poortwachter blijft dus ook in dit tweede ziektejaar gelden. Op het gebied van fysieke belasting is onder meer bepaald dat gevaar voor de veiligheid en gezondheid van de medewerker zoveel mogelijk moet worden beperkt. De werkgever is verplicht ‘de arbeid zodanig te organiseren, de arbeidsplaats zodanig in te richten en zodanige hulpmiddelen en beschermingsmiddelen te verschaffen, dat de fysieke belasting geen gevaar oplevert voor de gezondheid van de medewerker.’ Tevens moeten de gevaren geïnventariseerd worden worden, zodat risico’s zoveel mogelijk beperkt worden, door middel van de zogenaamde Risico- Inventaristatie en Evaluatie RI&E). De medewerker is verplicht zich te houden aan het beleid omtrent fysieke belasting in de instelling. Daarnaast heeft de medewerker de plicht risico’s op het gebied van veiligheid, gezondheid en welzijn te melden aan zijn/ haar werkgever. Vanwege deze nieuwe wet- en regelgeving is het voor de werkgever noodzakelijk het ziekteverzuim zo laag mogelijk te houden, hiermee kunnen onnodige kosten voor de instelling onderdrukt worden. Fysieke (over)belasting zorgt op landelijk niveau voor veel ziekteverzuim bij medewerkers. Hierdoor is het uiterst belangrijk medewerkers in te lichten of te scholen omtrent de risico’s van fysieke belasting op de werkvloer.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 5
THEORETISCHE ONDERBOUWING § 1.2 Algemene inleiding Verpleeghuis Gaasperdam en woon- en zorgcentrum Eben Haëzer in Amsterdam Zuidoost maken deel uit van de Verenigde Amstelhuizen. Samen met nog 23 instellingen bieden ze een omvangrijk aanbod aan zorg- en dienstverlening in de regio Amsterdam. G’dam telt twee somatische afdelingen waar mensen met lichamelijke aandoeningen verblijven en vier psychogeriatrische afdelingen voor bewoners die lijden aan dementie. Daarnaast is er een afdeling dagbehandeling. In EH wonen 108 bewoners, er is een verpleegunit, een wijkziekenboeg en twee kleine afdelingen voor zorg aan demente bewoners. EH heeft tevens 162 aanleunwoningen. In beide huizen zijn naast medische, paramedische en psychosociale disciplines ook stafafdelingen en een facilitaire dienst aanwezig. Beide locaties werken met een vast team en een regionale facilitair manager. In de CAO AG (Arbeid en Gezondheid) en de CAO V&V (Verpleeg- en Verzorgingshuizen) zijn afspraken gemaakt over het reduceren van de fysieke belasting in de gezondheidszorg. Er is landelijk bepaald dat alle zorginstellingen zich vanaf 1 april 2002 zullen inspannen om de fysieke overbelasting binnen 3 jaar terug te dringen met 30 %. De noodzaak van preventief beleid fysieke belasting wordt voornamelijk ingegeven door arbo-motieven en kostenbesparing. Het managementteam zou graag zien dat voor de facilitaire dienst een ‘Scholing Fysieke Belasting’ ontwikkeld wordt. Naast de eigen verantwoordelijkheid wat betreft de gezondheid is het de taak van de werkgever genoeg mogelijkheden aan te bieden om fysiek belastende factoren in het werk te verminderen. Het scholingsprogramma wordt aanvankelijk gegeven door het adviesteam. Uiteindelijk zullen de fysiotherapeuten en ergotherapeuten van G’dam de scholing geven aan de medewerkers van de facilitaire dienst binnen verpleeghuis G’dam en EH. In regio Zuidoost wordt veel aandacht besteed aan de gezondheid, welzijn en veiligheid van de medewerkers. Er is een actief arbo- en verzuimbeleid. De leidinggevenden worden ondersteund door de afdeling Personeel en Organisatie (P&O), in het bijzonder de arbo- en verzuimcoördinator. Er is een actieve arbo-commissie, die adviserend is richting de directie. In het jaarplan is veel aandacht besteed aan gezondheidsbevorderende activiteiten. § 1.3 Aanvullende toelichting en achtergrond Vanuit de CAO heeft mw. L. Huysmans, arbo- en verzuimcoördinator, in het najaar van 2002 een notitie geschreven. Hieruit komt naar voren dat een tijdelijke projectgroep fysieke belasting wenselijk zou zijn. Deze projectgroep heeft als doel: - De fysieke belasting binnen alle sectoren binnen de regio Zuidoost in kaart brengen; - De knelpunten inventariseren; - Een meerjaren Plan van Aanpak opstellen om de fysieke belasting te verminderen.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 6
THEORETISCHE ONDERBOUWING De projectgroep fysieke belasting heeft een meerjaren plan van aanpak ontwikkeld voor het behalen van de in de CAO gestelde doelen binnen G’dam en EH. Vanuit dit plan van aanpak heeft een regionale inventarisatie plaatsgevonden binnen alle sectoren (verpleegafdelingen, ondersteunende diensten, kantoorpersoneel etc.) met behulp van de volgende instrumenten: • Beleidsspiegel (brengt het huidige beleid fysieke belasting in de instelling in kaart); • Tilthermometer (stelt de mate van blootstelling aan fysieke belasting in de zorg vast); • Rugradar (brengt de problemen rondom fysieke belasting bij medewerkers van de ondersteunende diensten in kaart). Probleemstelling: In G’dam en EH ontbreekt momenteel scholing en voorlichting ten aanzien van fysieke belasting voor de medewerkers van de facilitaire dienst. § 1.4 Vraagstelling Naar aanleiding van bovenstaande gegevens is er voor ons afstudeertraject een vraagstelling ontstaan. •
“Ontwikkel en toets d.m.v. een pilot in de praktijk, in nauwe samenwerking met de meest betrokken partijen, een scholingsprogramma voor medewerkers van de facilitaire dienst in de regio Zuidoost (verpleeghuis Gaasperdam en woon- en zorgcentrum Eben Haëzer). Het accent van dit scholingstraject zal met name liggen op de fysiek belastende taken binnen de arbeidssituatie. De eindproducten moeten zodanig zijn dat de fysiotherapie en ergotherapie deze scholing in de toekomst kunnen blijven geven.”
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 7
THEORETISCHE ONDERBOUWING Hoofdstuk 2: Start van het project § 2.1 Informatie verzamelen De eerste vier weken van het adviestraject hebben we ons bezig gehouden met het inlezen en formuleren van de opdracht. In week 5 van het adviestraject zijn we gestart met de definitiefase. Aanvankelijk zijn we begonnen met informatie verzamelen. We hebben onder andere (ergotherapeutische) literatuur vanuit de opleiding bestudeerd om bijvoorbeeld onze adviesrol duidelijk te krijgen. Tevens wilden we meer te weten komen over het onderwerp fysieke belasting en arbo. Vervolgens zijn we in de nodige informatie van de Verenigde Amstelhuizen (met name G’dam en EH) gedoken, zodat we konden inspringen in de huidige ontwikkelingen binnen de organisatie. Het bleek dat er twee jaar geleden in G’dam en EH een projectgroep fysieke belasting (fysiotherapie + ergotherapie) opgestart was. Deze projectgroep had als doel de knelpunten omtrent fysieke belasting bij de medewerkers van de facilitaire dienst boven water te krijgen. Ze hebben onder ander de Rugradar (zie § 4.2) geïmplementeerd op de werkvloer. Deze gegevens van de Rugrader hebben wij geanalyseerd en gebruikt in ons project. § 2.2 Contact met de werkvloer Nadat we ons verdiept hadden in het project en er voldoende informatie verzameld was, is er besloten dat we wilden meewerken/ meelopen met de verschillende disciplines van de facilitaire dienst. Dit hield in dat we één dag (waar nodig twee) alle werkzaamheden die iedere discipline uitvoert ook zouden uitvoeren. Dit wilden we doen om contact te leggen met de medewerkers en de leidinggevenden op de werkvloer, daarnaast wilden we een algemeen beeld krijgen van de verschillende taken en werkzaamheden (dagplanning) per medewerker, per discipline. Alvorens we konden meelopen hebben er een aantal inleidende gesprekken plaatsgevonden. Per discipline hebben we met een (leidinggevende) medewerker(s) gesproken om onze meeloopdag te verduidelijken en vervolgafspraken te maken. Tijdens deze gesprekken hebben we een aantal informele vragen gesteld. Het doel van deze vragen was om er achter te komen hoe het onderwerp fysieke belasting op de afdeling leeft, of de verschillende teams bezig zijn met dit onderwerp, wat er mee gedaan is en wat het kennisniveau (zie § 7.5.5) is etc. § 2.3 De meeloopdagen Alvorens we zouden meelopen hebben we eerst een aantal criteria opgesteld. De bedoeling was dat we ‘gewoon’ zouden meewerken, maar tevens verduidelijking wilden krijgen omtrent de werkzaamheden en zaken die ons opvielen gerelateerd aan de fysieke belasting. Voordat we gingen meelopen is er besloten dat we twee assessments/ lijsten wilden bijhouden (zie § 7.6). De eerste lijst was een dagactiviteitenlijst (zie § 7.6). Op de dagactiviteitenlijst werd ingevuld hoe de dagstructuur per activiteit, per werknemer, per half uur eruit ziet. De tweede lijst was een arbo-knelpuntenlijst (zie § 7.6). Hierop staan de knelpunten vanuit de arbo en is er ruimte om tekst bij te schrijven, hetgeen tevens een oriënterende observatie is.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 8
THEORETISCHE ONDERBOUWING Doel Het overkoepelende doel van de meeloopdagen was het inventariseren van de knelpunten (zie § 4.1) omtrent fysieke belasting bij de medewerkers van de facilitaire dienst. Deze knelpunten zijn voor ons van belang, omdat we deze mee nemen naar de ontwerpfase van de scholing. Onze aandachtspunten tijdens de meeloopdagen: - Welke activiteit/ handeling wordt als zwaar ervaren; - Werkzaamheden/ functies duidelijk in kaart krijgen; - De regelmaat van bepaalde werkzaamheden; - Oriënterend observeren van standaard arbo-knelpunten met betrekking tot fysieke (arbeids)belasting (duwen, tillen, trekken etc); - Tijdsdruk/ prestatiedruk; - Verantwoordelijkheden; - Werksfeer; - Aanwezige hulpmiddelen (gericht op fysieke belasting) bekijken; - Werkomgeving/ werkplek observeren (algemeen). Tijdens het meelopen per discipline werden er gegevens verzameld rondom de punten die hierboven vernoemd staan. Het overzicht van de knelpunten die gerelateerd zijn aan de fysieke belasting wordt verderop in het verslag benoemd (zie § 4.1). We hebben meegelopen met de volgende disciplines: - afdeling Keuken; - afdeling Restaurant; - afdeling Linnenkamer; - afdeling Magazijn. De meeloopdagen hebben ons relevante informatie gegeven. We kwamen zowel belemmerende als bevorderende factoren tegen die we hieronder samenvattend beschrijven. Deze factoren hebben niet direct, maar indirect invloed op het verdere verloop van het adviestraject. § 2.4 Bevorderende en belemmerende factoren Bevorderende factoren (samengevat) Tijdens en nadat we hadden meegelopen is er een band ontstaan tussen ons en de medewerkers. De eerste contacten zijn gelegd en we hebben een ‘bekend gezicht’ gekregen. Tevens is er een eerste voorstel gedaan omtrent het onderwerp fysieke belasting, het thema is gestart. De medewerkers waren positief over onze aanwezigheid en zagen het nut van ons project in. We hebben de nodige informatie verzameld om verder te kunnen met het project, richting de ontwerpfase. Daarnaast hebben wij duidelijkheid verkregen over onze positie in de organisatie. Door de verschillende contacten met de betrokken partijen werd duidelijk dat we een plaats hebben verworven naast het managementteam en de medewerkers van de facilitaire dienst, welke inzichtelijk wordt in het organigram (zie § 7.4).
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 9
THEORETISCHE ONDERBOUWING Belemmerende factoren (samengevat) We hebben gemerkt dat de medewerkers het project wel zien zitten. Echter werd ons na de meeloopdagen duidelijk dat de medewerkers momenteel andere ‘problemen’ voorrang geven. Vanwege een aankomende reorganisatie hebben wij in overmaat stress op de werkvloer ervaren. Mensen zijn niet zeker van hun baan of ze zijn bang dat ze uren moeten inleveren. Deze ervaringen worden voornamelijk waargenomen in beide keukens. De keuken in G’dam is momenteel een gaarkeuken, maar vanwege de reorganisatie wil de directie en het managementteam dat dit een kant-en-klaar keuken wordt. Hierdoor is er de verwachting dat er organisatorisch een aantal veranderingen worden doorgevoerd. Wij hebben ervaren dat het contact tussen het managementteam en de medewerkers niet soepel verloopt, we hebben van beide kanten veel ruis geconstateerd, hetgeen onze rol bemoeilijkt. Wij kregen vanaf de werkvloer veel verwijten te horen, voornamelijk richting het managementteam en de directie. Hierdoor waren wij genoodzaakt onze rol nogmaals uit te leggen. Daarnaast moesten wij aangeven dat wij niet degenen zijn die hier tussen staan, laat staan iets kunnen bieden en/ of betekenen. Een tweede probleem waar we direct mee te maken kregen waren de observaties. Twee jaar geleden is er een extern bedrijf ingehuurd door G’dam en EH, om te kijken naar de efficiëntie van de medewerkers op de werkvloer. De medewerkers vertelden dat hun productiviteit werd gemeten en er continue op de vingers werd gekeken. Dit bedrijf heeft een diepe ‘negatieve’ indruk achter gelaten, met name in de keuken en de linnenkamer van G’dam. Nadat de resultaten van deze onderzoeken duidelijk werden zijn er vervolgstappen ondernomen door de directie van G’dam en EH; zo is er onder andere gesneden in het aantal uren van de medewerkers. De medewerkers van de facilitaire dienst waren het hier echter niet mee eens. Hierdoor hebben wij extra werk moeten verrichten om duidelijk te maken dat onze manier van observeren totaal niet vergelijkbaar is met de hierboven genoemde observaties en dat onze doelstelling van het project niet voor de directie is, maar voor de medewerkers zelf (zie § 3.1.1).
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 10
THEORETISCHE ONDERBOUWING Hoofdstuk 3: Methodieken en interventies § 3.1 ICF (International Classification of Functioning disability and health) In dit stuk geven we uitleg over het theoretische denkkader ICF dat wij gebruiken in ons project en daarnaast onderbouwen we deze keuze. De ICF (International Classification of Functioning disablilaty and health) is een classificatiesysteem en heeft als doel een universele taal te bieden waarmee gegevens kunnen worden vastgelegd. De ICF richt zich hierbij op het beschrijven van het menselijk functioneren en de problemen die daarin kunnen optreden. De ICF kan gebruikt worden door iedereen die met de term ‘gezondheid’ in aanmerking komt, dus het classificatiesysteem is niet alleen voor mensen met een ziekte. Hierdoor is de ICF geschikt voor ons project. Wij richten ons op de medewerkers van de facilitaire dienst. In de huidige situatie ervaren deze mensen geen ziekten/ aandoeningen, maar voeren zij wel fysiek belastend werk uit, hetgeen in de toekomst lichamelijke klachten zou kunnen opleveren. De ICF bestaat uit twee delen: • Deel 1 beschrijft het menselijk functioneren, waaronder bijvoorbeeld de componenten ‘functies en anatomische eigenschappen’, alsmede de componenten ‘activiteiten en participatie’ vallen. Deze componenten sluiten goed aan bij het project. De term ‘activiteiten’ beschrijft specifiek de onderdelen van iemands handelen, het functioneren vanuit individueel perspectief. Met ‘participatie’ wordt iemands deelname aan of betrokkenheid bij een levenssituatie bedoeld, hetgeen tevens ten grondslag ligt aan ons project. •
Deel 2 beschrijft de factoren die van invloed zijn op de gezondheidstoestand. Hieronder vallen twee componenten: ‘externe factoren’ en ‘persoonlijke factoren’. Met ‘externe factoren’ worden de fysieke en sociale omgeving waarin mensen leven bedoeld. Deze factoren zijn voor ons project van secundair belang. Wij richten ons in het project primair op de individuele fysieke belasting die bij een medewerker voorkomt tijdens het uitvoeren van een handeling, maar willen tevens rekening houden met de omgeving waarin zij werken. Met de omgeving kan in ons project gedacht worden aan de werkruimte waarin de medewerkers werkzaam zijn, maar tevens het contact en communicatie met collega’s en leidinggevenden. De ‘externe factoren’ kunnen een positieve of negatieve invloed hebben op het participeren van het individu, hetgeen zichtbaar zal zijn tijdens het uitvoeren van activiteiten. De ‘persoonlijke factoren’ betreffen de achtergrond van een individu. Hierbij kan gedacht worden aan leeftijd, geslacht, opleiding, ervaringen, karakter, persoonlijkheid etc. In het eindproduct, dat wil zeggen de scholing, richten wij ons op de individuele medewerker alsmede op het team waarin het individu functioneert.
De componenten van de ICF bestaan uit meerdere niveau’s. Ze worden onderverdeeld in verschillende domeinen. Wij hebben ervoor gekozen om de ICF het theoretische
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 11
THEORETISCHE ONDERBOUWING denkkader te laten vormen binnen de gegevensverzameling en het ordenen en verwerken van gegevens. Deze domeinen hebben wij gebruikt als uitgangspunt. Binnen de domeinen bestaan er categorieën om het functioneren op een gedetailleerd niveau te beschrijven. Daarbij werkt de ICF met constructen om een waardering te geven aan het functioneren. Deze constructen kunnen houvast bieden om de mate en omvang alsmede het functioneringsprobleem duidelijk te krijgen. Er kan bijvoorbeeld gekeken worden naar de ernst van het probleem (functies), de aard van het probleem en de plaats (anatomische eigenschappen) van het probleem. Ook het vermogen van een individu wordt uitgediept; is iemand in staat een handeling uit te voeren en hoe wordt deze handeling vervolgens uitgevoerd (activiteiten en participatie)? Tevens wordt er rekening gehouden met belemmerende en/ of ondersteunende omgevingsfactoren (externe factoren).
Het ICF model De ICF en het daarbij behorende (bovenstaande) schema van het menselijk functioneren sluit goed aan bij ons project. De ICF bevat termen die het mogelijk maken om het menselijk handelen op een holistische en cliëntgecentreerde manier te beschrijven. In het schema kunnen wij de doelgroep voor ons project plaatsen en tevens koppelingen maken, zoals de koppeling psychische belasting en fysieke belasting en omgevingsfactoren. Daarnaast geeft het ons de houvast en structuur die wij nodig hebben om tot een kwalitatief goed scholingsprogramma te komen dat aansluit bij de wensen van de opdrachtgever en medewerkers. “ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 12
THEORETISCHE ONDERBOUWING § 3.1.1 Het ergotherapeutisch paradigma gekoppeld aan de ICF Gedurende het proces wordt regelmatig de nadruk gelegd op de medewerkers van de facilitaire dienst, niet minder belangrijk is de theoretische onderbouwing van de keuzes die gemaakt zijn om tot de scholing te komen. De facetten die specifiek zijn voor het beroep ergotherapie leveren een bijdrage aan het ontwikkelen van de scholing en het proces om tot scholing te komen. De ICF is de basis van het denkkader waarop ons proces en product (scholing) gebaseerd is. Door de koppeling te maken tussen het ergotherapeutisch paradigma (Kinébanian, A. & Thomas, C., 1998) en de ICF (2002) combineren wij het denkkader omtrent arbeid en gezondheid (scholing fysieke belasting) met het denkkader vanuit de ergotherapie en onze adviesrol. De ergotherapeut als adviseur wordt gekenmerkt door interactie tussen de therapeut (adviseur) en het cliëntsysteem (de medewerkers van de facilitaire dienst) waarbij het handelen centraal staat. De ICF richt zich op het beschrijven van het menselijk functioneren en de problemen die daarin kunnen optreden. De ICF helpt ons (als adviseur) om het menselijk functioneren en handelen (problemen) te omschrijven en te ordenen. De ergotherapeut als adviseur werkt vanuit een holistische mensvisie. Dit houdt in dat er (h)erkenning is van de verbondenheid tussen lichaam, geest en omgeving door de tijd. De mens wordt gezien als een fysiek, emotioneel, cognitief, sociaal en cultureel geheel. In de ICF komt dit terug in het kopje ‘persoonlijke factoren’, de ergotherapie heeft vanuit zijn eigen visie aanvullende aandachtspunten om het denkkader voor ons project compleet te maken. Wij hebben ervoor gekozen om voor een fenomenologische benadering te kiezen, omdat wij vanuit het gezichtspunt van de cliënt (de medewerkers van de facilitaire dienst) willen kijken. Het handelen van de cliënt in zijn omgeving is een kernelement uit het ergotherapeutische paradigma. Binnen de ICF worden de activiteiten en de participatie van de cliënt benoemd. Het ‘handelen’ vanuit het paradigma komt overeen met het ‘activiteitenniveau’ vanuit de ICF. Vanuit het paradigma wordt ‘de omgeving’ gekoppeld aan de ‘participatie’ van het individu. Hieruit blijkt dat het ergotherapeutisch paradigma en het denkkader van de ICF op elkaar aansluiten en elkaar aanvullen, waardoor het kwaliteitsniveau vergroot wordt. § 3.2 Adviesmodellen/ rollen/ strategieën Aan het begin van de definitiefase was onze rol als adviseur niet geheel duidelijk binnen de al bestaande organisatie. Naarmate de definitiefase vorderde hebben wij met behulp van literatuur (Kinébanian, A. en Thomas C., 1998 en Heijsman A. en Kuiper C., 1999) een bewuste keuze gemaakt voor de rol die wij op ons hebben genomen (zie § 3.2 & § 7.1). Hieronder wordt beschreven wat onze strategieën zijn binnen de organisatie voor het realiseren van veranderingen en hoe we deze gebruiken.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 13
THEORETISCHE ONDERBOUWING § 3.2.1 Ergotherapeutisch adviesmodel (Nathans, J.M.C. en Rooy, B.J. de., 1996) Dit methodische model is een procesmodel specifiek voor adviestrajecten. Het model heeft een cyclisch karakter, hierdoor wordt de ideale situatie nooit bereikt. Het adviesmodel betstaat uit de volgende stappen: 0 Probleem, adviesvraag; 1 Probleemanalyse; 2 Probleemdefiniëring, doelstellingen formuleren; 3 Verkenning en selecteren van probleemoplossingen; 4 Implementeren van de oplossing; 5 Evaluatie. Na stap 5 wordt weer met stap 0 begonnen. Deze 6 stappen sluiten aan bij de 6 stappen van projectmatig werken (Wijnen, G., 1996). Binnen elke fase spelen zich kleine cyclische processen af. De ergotherapeut/ adviseur evalueert het handelen voortdurend en stelt constant de doelen bij, op grond van nieuw verworven informatie, nieuwe gezichtspunten, nieuwe ervaringen e.d. De adviesrol is een dynamisch en actief proces, waardoor de fasering soms in elkaar kan overlopen. De stappen van het adviesmodel van Nathans en de Rooy zullen een aanvulling geven aangezien dit een specifiek adviesmodel is voor ergotherapeuten. Binnen ons proces zal dit model richting geven omtrent hoe de gewenste verandering bereikt kan worden. § 3.2.2 Adviesrol binnen de organisatie Wij hebben moeten zoeken en ervaren welke rol wij op ons wilden nemen binnen de organisatie en welke mogelijk was binnen ons project. Volgens Nathans kan de invloed die je als adviseur uitoefent vergroot worden door de volgende invalshoeken: - Specialistische kennis, professionaliteit; - Informatie; - Netwerk; - Status; - Persoonlijk vertrouwen; - Steun van andere adviseurs. De meeste van de bovenstaande invalshoeken hebben we gebruikt om onze invloed als adviseur te vergroten. Specialistische kennis, professionaliteit Mede doordat we specifieke kennis over fysieke belasting (Peereboom, K.J., 1999, Vink, P. & Dul, J., 1994, Pool, J., Bloemendaal, I. & Meulenkamp, T., 1999) hebben, konden wij goed beargumenteren hoe ons project is ontstaan en waarom scholing omtrent fysieke belasting belangrijk is voor de medewerkers. Informatie Wij hebben tijdens de meeloopdagen informatie gegeven vanuit onze specialistische kennis en vaardigheden, waardoor wij interesse en nieuwsgierigheid hebben gewekt bij de medewerkers.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 14
THEORETISCHE ONDERBOUWING Netwerk De adviseur moet de wegen binnen de organisatie kennen om toegang te krijgen tot bepaalde informatie of personen. Doordat mw. Huysmans ons heeft rondgeleid in G’dam, kregen we een bekend gezicht. In EH was het ontwikkelen van een netwerk lastiger, aangezien we daar niet werden geïntroduceerd. Tijdens de meeloopdagen hebben wij formele (gesprek assistent managers en bedrijfsarts) en informele gesprekken (leidinggevenden) gevoerd en daardoor informatie verzameld en vanuit verschillende invalshoeken meningen en ideeën gehoord. Status Binnen onze rol van adviseur hebben wij niet bewust geprobeerd een status op te bouwen. Wij hebben altijd voorop gesteld dat wij kwaliteit willen leveren in onze producten, maar niet vanuit een bepaalde status te werk gaan. Dat wil zeggen dat we op hetzelfde (communicatie) niveau zitten als de medewerkers/ managers. Persoonlijk vertrouwen Wij hebben in de rol van adviseur persoonlijke relaties opgebouwd tijdens de meeloopdagen in beide huizen. Op basis van een persoonlijke relatie en participerend meewerken/ denken ontstaat een band van vertrouwen, waardoor de geadviseerde zich zal openstellen. Door deze strategie hopen wij op het niveau van de geadviseerde bewustwording en gedragsverandering te bereiken tijdens de scholing. Steun van andere adviseurs Onze opdrachtgevers, mw. Huysmans (arbo- en verzuimcoördinator) en mw. Braas (ergotherapeut), hebben in hun dagelijkse werkzaamheden regelmatig te maken met een adviesrol. § 3.2.3 Acceptatiestrategieën Wanneer we verandering willen realiseren (in de scholing), is het van belang dat de geadviseerden die verandering ook echt accepteren. Een verandering opleggen roept weerstand op, door bewustwording en gedragsverandering (Gerards, F., 1997) zal de acceptatie van de verandering soepeler verlopen. Volgens Nathans heeft de adviseur op verschillende manieren met acceptatiestrategieën te maken: Strategieën die hij/ zij toepast naar geadviseerden; Strategieën die hij/ zij toepast naar de opdrachtgever; Strategieën die hij/ zij aan de opdrachtgever adviseert om op anderen toe te passen; Strategieën van anderen waar de adviseur mee geconfronteerd wordt; Strategieën die de opdrachtgever op de adviseur toepast.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 15
THEORETISCHE ONDERBOUWING Nathans hanteert vier strategieën, hieronder vallen verschillende acceptatiestrategieën: - Wegbewegende strategie: binnen de wegbewegende strategie kiest de adviseur er doelbewust voor om niets te doen. In sommige situaties moet een situatie eerst spaak lopen alvorens de adviseur gehoord wordt. Bij een wegbewegende strategie wordt gebruikt gemaakt van ontwijken als acceptatiestrategie. - Meebewegende strategie: binnen de meebewegende strategie stelt de adviseur zich naast de geadviseerde op om vanuit een gelijke positie tot acceptatie te komen. De acceptatiestrategieën binnen de meebewegende strategie zijn informeren, faciliteren, ondersteunen en participeren. - Gemengde strategie: binnen de gemengde strategie is de invloed van de adviseur en de geadviseerde even groot vanwege een gemeenschappelijke visie. De te ontwikkelen verandering wordt gezamenlijk vormgegeven, zowel de adviseur als geadviseerden hebben een inhoudelijke inbreng. - Tegenbewegende strategie: binnen de tegenbewegende strategie heeft de adviseur veel invloed op de gang van zaken of bepaalt de adviseur de gang van zaken in het geheel. De adviseur probeert de geadviseerde te overtuigen van zijn/ haar gelijk door middel van macht/ dwang en/ of pressie. In het project maken wij gebruik van educatieve strategieën (Nathans, J.M.C., 1995) om advies te geven. Onder educatieve strategieën vallen, meebewegende, gemengde en tegenbewegende strategieën. Binnen deze drie strategieën maken wij gebruik van een aantal acceptatiestrategieën: - Informeren: wij informeren de geadviseerden (medewerkers, leidinggevenden, assistent managers en opdrachtgevers) vanuit specialistische kennis omtrent fysieke belasting. Dit zal hoofdzakelijk naar voren komen tijdens de scholing, maar is ook aan de orde in het formele en informele contact tussen adviseur en geadviseerden. Doordat wij naast de geadviseerden staan, hopen wij dat de informatie sneller aangenomen en gebruikt gaat worden door de geadviseerden. - Participeren: bij de meeloopdagen in de definitiefase hebben wij het eerste contact gelegd door mee te werken/ denken (participeren) op de werkvloer. Tegelijkertijd hebben wij geobserveerd en informeel contact gehad met de medewerkers. Door participerend te observeren is een werkrelatie ontstaan, waardoor acceptatie van de scholing eerder gewaarborgd zal zijn. - Gemeenschappelijke visie: om een gemeenschappelijke visie te ontwikkelen wordt een beroep gedaan op de gevoelens, waarden, wensen, opvattingen en inzichten van de geadviseerden. Doordat wij daadwerkelijk naar de geadviseerden luisteren, en hun opvattingen en meningen meenemen in de scholing, zal het makkelijker zijn een gemeenschappelijke visie te ontwikkelen waar de adviseurs en de geadviseerden zich in kunnen vinden.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 16
THEORETISCHE ONDERBOUWING -
Overtuigen: de houding en het gedrag van de adviseurs moeten in het project overtuigend zijn. De kennis en vaardigheden die in de scholing gedeeld worden zullen eveneens overtuigend moeten zijn voor de geadviseerden. Door overtuiging en de juiste argumenten is de verwachting dat de geadviseerden opnieuw hun standpunt gaan herzien ten opzichte van fysieke belasting.
§ 3.3 Gedragsverandering Eén van de doelen die uiteindelijk in de scholing moet worden nagestreefd is de gedragsverandering bij de medewerkers van de facilitaire dienst. Om tot gedragsverandering te komen moet er gekeken worden naar de benaderingswijze (zie vervolg paragraaf). De benaderingswijze richting de medewerkers moet goed aansluiten bij het huidige niveau, zodat het maximale resultaat behaald wordt. Mede door deze benaderingswijze wordt er bewustwording gecreëerd bij ieder individu van de facilitaire dienst. Er zijn vanuit de literatuur verschillende theorieën die gaan over gedragsverandering. Wij hebben gekozen voor het ASE model (Balm, M.F.K., 2000). Voor het uiteindelijke product (de scholing) gebruiken wij tevens het gedragsveranderingsmodel (zie § 3.3 & 7.2) van Health Counseling (Gerards, F., 1997). § 3.3.1 Het ASE model Aan het model voor gedragsverandering (ASE) ligt in belangrijke mate het ASE determinantenmodel ten grondslag. De afkorting ASE staat voor Attitude (A), Sociale invloeden (S) en eigen Effectiviteit (E). In het ASE model wordt een groot aantal gedragsdeterminanten in samenhang gepresenteerd. Het betreft een model voor beredeneerd gedrag, vooral gebaseerd op de theorie over sociaal-cognitieve gedragsverandering (self-efficacy-theorie). Op basis van het ASE model kunnen adviseurs (therapeuten) inzicht verwerven in vele aspecten van menselijk gedrag en gedragsveranderingsprocessen. In het ASE determinantenmodel wordt aangenomen dat een groot deel van het menselijk gedrag in meer of mindere mate beredeneerd is. Het model gaat ervan uit dat mensen in principe de beweegredenen van hun gedrag kunnen uitleggen. Het probleem bij het verkrijgen van inzicht in de achtergronden van menselijk gedrag is, dat verschillende mensen voor hetzelfde gedrag een breed scala aan redenen kunnen geven. Volgens het ASE model zijn de redenen die mensen geven voor hun gedrag, of gedragsintentie, te classificeren in 3 componenten: - De attitudes ten opzichte van het gedrag in kwestie, ofwel wat iemand zelf van het gedrag vindt; - De sociale invloeden, ofwel de invloed die uitgaat van anderen, en wat anderen vinden, verwachten en doen; - De eigen effectiviteit, ofwel het vertrouwen dat de persoon heeft in zijn/ haar eigen kunnen, aangaande het uitvoeren van het gedrag.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 17
THEORETISCHE ONDERBOUWING Dit samen bepaald de motivatie van een persoon om een bepaald gedrag uit te voeren, ook wel de intentie genoemd. Verschillende mensen kunnen verschillende redenen hebben om zich op een bepaalde manier te gedragen. Bij al deze redenen is er in principe geen sprake van goed of fout. Voor de persoon in kwestie zijn het geldige redenen. Deze redenen kunnen natuurlijk wel gebaseerd zijn op onjuiste of onvolledige informatie. Een ander punt is dat de relatie tussen gedragsintentie en gedrag vaak niet perfect is. Soms kan een intentie niet in gedrag worden omgezet, omdat de mogelijkheden daartoe ontbreken of omdat er sprake is van barrières. Daarnaast kan het zijn dat iemand gedrag vertoont zonder daartoe de intentie te hebben gehad, bijvoorbeeld omdat hij/ zij een bepaald moment geen controle had over zijn/ haar gedrag. Natuurlijk kunnen intenties ook veranderen voordat iemand de mogelijkheid heeft om de intentie in gedrag om te zetten. Attitude Bij attitude is een onderscheid te maken in affectieve en cognitieve consequenties van gedrag. De affectieve component kan worden gemeten door te vragen in hoeverre men een gedrag goed/ slecht vindt, prettig/ onprettig etc. als ook door de evaluaties van consequenties te meten. Kennisopvattingen worden ook beschouwd als vorm van cognitieve consequenties. De cognitieve consequenties worden bepaald door te vragen naar de mate waarin deze volgens de persoon optreden. Sociale invloed Dit wordt bepaald door sociale normen, het waargenomen gedrag van anderen en de directe druk of de ervaren steun voor een gedrag. Eigen effectiviteit Hier wordt een onderscheid gemaakt tussen gedragseffectiviteit, sociale effectiviteit en spanningseffectiviteit. Gedragseffectiviteit is de inschatting van een persoon om een bepaald gedrag uit te voeren. Sociale effectiviteit refereert aan de inschatting van een persoon van de mate waarin hij/ zij zich in staat acht om sociale druk te weerstaan. De spanningseffectiviteit is de inschatting om het gewenste gedrag te kunnen blijven vertonen in situaties van spanning. De drie bovengenoemde punten beïnvloeden iemands intentie tot gedrag. Daarbij zijn ook iemands vaardigheden en barrières die de uitvoering van gedrag kunnen belemmeren, van invloed. Na de uitvoering van het gedrag kan dit resulteren in gedragsbehoud of terugval. Gedragsbehoud en terugval beïnvloeden vervolgens weer de cognities van de persoon. Hij/ zij merkt dat het gedrag resulteert in een aantal consequenties, welke verwacht of onverwacht zijn. Als ze verwacht zijn zullen ze de attitude van de persoon versterken. Als de consequenties onverwacht zijn kan dit resulteren in een veranderende attitude. De persoon zal dit weer op een bepaalde manier gaan interpreteren, attribueren. Dit beïnvloedt dan zijn/ haar eigen effectiviteit(s)verwachting). Deze worden verder ook nog beïnvloed door iemands vaardigheden en barrières die de persoon tegenkomt.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 18
THEORETISCHE ONDERBOUWING Externe variabelen, zoals demografische variabelen en psychologische kenmerken worden verondersteld het gedrag alleen te beïnvloeden via de drie hoofdfactoren attitude, sociale invloed en eigen effectiviteit(s)verwachting). De stappenreeks Om een concreet model te krijgen wordt het ASE model vaak gebruikt in combinatie met de stappenreeks. De stappenreeks omvat de stappen: - Openstaan; - Begrijpen; - Willen; - Kunnen; - Blijven doen.
ASE model Gedurende het gehele proces worden deze stappen doorlopen. In de fase van informatie verzamelen (exploreren) wordt aandacht besteed aan de stappen openstaan, begrijpen, willen en kunnen. In de fase van de doelbepaling komt het uiteindelijke doen aan bod. Het blijven doen is je uiteindelijke gedragsverandering. Doelen Bij het opstellen van de doelen wordt de stappenreeks weer toegepast. Tijdens deze planning worden een aantal hoofddoelen gemaakt, waarbij subdoelen horen. Deze subdoelen zijn je middel om het hoofddoel te behalen. De subdoelen bestaan weer uit de stappen openstaan, begrijpen, willen, kunnen, doen en blijven doen. § 3.3.2 Argumentatie voor het ASE model van gedragsverandering Zoals hierboven beschreven staat hebben wij ons verdiept in twee verschillende gedragsveranderingsmodellen. Onze uiteindelijke keuze gaat uit naar het ASE model in combinatie met de stappenreeks van de Health Counseling. Het lijkt ons een goede aanvulling op elkaar voor de scholing. Health Counseling in combinatie met de stappen; openstaan, begrijpen, willen, kunnen, doen en blijven doen zal bijdragen aan de kwaliteit
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 19
THEORETISCHE ONDERBOUWING van het scholingstraject. De verwachting is dat iedere medewerker die deel uit maakt van één van de disciplines zichzelf kritisch zal leren bekijken en tevens zal kunnen terugvallen op voor hem/ haar belangrijke punten uit het ASE model. Hierdoor zal het voor iedere medewerker een cyclisch proces worden en kan hij/ zij zichzelf daardoor meten. Het model van Health Counseling legt de nadruk op actieve cliëntenparticipatie, hetgeen voor iedere medewerker van groot belang zal zijn. Iedere medewerker is verantwoordelijk voor zijn/ haar eigen uiteindelijke gedragsverandering. Het ASE model laat meer ruimte over voor inbreng van de adviseur (therapeut) dan het model van Health Counseling. Het nadeel van het ASE model is dat de fasering om tot gedragsverandering te komen minder gestructureerd is dan bij het model van Health Counseling. § 3.4 Primaire preventie Vanuit ons adviestraject hebben wij gekozen onze scholing te richten op preventie. Zoals eerder is vermeld (zie § 3.1) zijn er momenteel geen concrete voorbeelden van medewerkers die niet of nauwelijks kunnen functioneren door fysieke belasting. Wel voeren de medewerkers fysiek belastende werkzaamheden uit. De kans dat er in de toekomst medewerkers door fysieke belasting verzuimen is reëel te noemen. Preventie kan worden onderverdeeld in drie niveaus (Maas, P.J. van der & Mackenbach J.P., 1995): - Primaire preventie: dit zijn maatregelen die zich in eerste instantie op personen richten met het risico om ziek te worden. Het doel van primaire preventie in de gezondheidszorg is het voorkomen van nieuwe ziektegevallen. Primaire preventie is alleen mogelijk als er iets over de oorzaken van een ziekte bekend is. - Secundaire preventie: het doel van secundaire preventie is, om middels de vroege opsporing van een ziekte of risicofactor en een daaropvolgende behandeling de prognose voor de cliënt te verbeteren. Bij secundaire preventie hoort er een individueel contact te zijn met de gezondheidszorg. Een vroege diagnostiek zou onder secundaire preventie vallen. - Tertiaire preventie: bij tertiaire preventie is er reeds sprake van een situatie waarin een ziekte zich al heeft gemanifesteerd. Een voorbeeld is het voorkomen van chronisch wordende aandoeningen. Vanuit onze visie van het project hebben wij gekozen om ons bezig te houden met primaire preventie. In de huidige werkzaamheden die de medewerkers van de facilitaire dienst uitvoeren worden er fysiek belastende handelingen verricht. De medewerkers geven aan dat een aantal handelingen, die zij iedere dag vanuit hun taak uitvoeren, vermoeiend en zwaar zijn. Daarnaast ontbreekt het op dit moment aan voldoende inzicht en kennis in eigen functioneren gericht op fysieke belasting.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 20
THEORETISCHE ONDERBOUWING Hoofdstuk 4: Huidige situatie binnen G’dam en EH § 4.1 Overzicht knelpunten fysieke belasting In de definitiefase zijn de knelpunten omtrent fysieke belasting duidelijk worden, deze knelpunten waren nodig voor de start van de ontwerpfase. Tijdens de definitiefase hebben wij op meerdere manieren geïnventariseerd wat de knelpunten omtrent fysieke belasting zijn: 1. Knelpunten projectgroep fysieke belasting (2002); 2. Gesprekken met de (leidinggevende) medewerker per discipline (zie § 7.5.5 t/m § 7.5.7); 3. Participerend observeren; meewerken, dagactiviteitenlijst invullen, arboknelpuntenlijst invullen (zie § 2.3 & § 7.6); 4. Interviews met assistent managers (zie § 7.5.1 & § 7.5.2); 5. Interview met de bedrijfsarts. (zie § 7.5.3). § 4.2 Knelpunten projectgroep fysieke belasting Naar aanleiding van de CAO AG V&V (2002) is gesteld dat de fysieke belasting binnen 3 jaar teruggedrongen moet worden met 30%. Vanuit deze richtlijn is er een projectgroep fysieke belasting opgericht, bestaande uit een fysiotherapeut en een ergotherapeut. Deze projectgroep heeft onder andere de rugradar geïmplementeerd. De rugradar is een enquête die als checklist gebruikt wordt om de persoonlijke fysieke individuele belasting te meten aan de hand van 15 arbo-knelpunten. De respons op de enquête was de eerste keer (maart 2003) groot, de tweede keer (oktober 2004) was de respons aanzienlijk minder. De uitkomsten van deze enquête zijn niet geïmplementeerd of teruggekoppeld naar de disciplines. De projectgroep heeft per discipline van de facilitaire dienst knelpunten geformuleerd naar aanleiding van de eerste Rugradarenquête. Hieronder volgen de knelpunten vanuit de rugradar door de projectgroep fysieke belasting. Medewerkers technische dienst/ magazijn: - Medewerkers tillen/ dragen regelmatig handmatig lasten zwaarder dan 23 kg; - Medewerkers voeren regelmatig werkzaamheden uit boven schouderhoogte; - Medewerkers tillen regelmatig met een gedraaide rug door kleine ruimtes tussen stellage’s ; - Medewerkers bukken/ knielen regelmatig 30 seconden of langer aaneengesloten onder kniehoogte; - Medewerkers reiken meer dan 12 keer per uur over een afstand van 50 cm.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 21
THEORETISCHE ONDERBOUWING Medewerkers linnenkamer: - 2 of meer van de 6 karvragen worden met ‘nee’ beantwoord; - Het gaat hierbij om toestand en soort wielen, oppervlak waarover gereden wordt, aanwezigheid drempels en bochten rijden; - Medewerkers voeren gemiddeld 2 uur per dienst werkzaamheden uit boven schouderhoogte; - Medewerkers staan langer dan 1 uur aaneengesloten of 4 uur in het totaal per dienst (strijken, vouwen, was sorteren); - Medewerkers bukken/ knielen regelmatig 30 seconden of langer aaneengesloten onder kniehoogte; - Medewerkers reiken meer dan 12 keer per uur over een afstand van 50 cm. Medewerkers keuken (zonder medewerker spoelkeuken): - Medewerkers werken langer dan 4 minuten achtereen met een voorwaarts gebogen rug; - Medewerkers reiken meer dan 12 keer per uur over een afstand van 50 cm; - Medewerkers staan langer dan 1 uur aaneengesloten en langer dan 4 uur totaal per dienst; - 2 of meer van de 6 karvragen worden met ‘nee’ beantwoord: het gaat hierbij om toestand en soort wielen, oppervlak waarover gereden wordt, aanwezigheid drempels en bochten rijden. Medewerker restaurant Geen risico’s, omdat werkzaamheden gedurende een korte tijd worden uitgevoerd. § 4.3 Gesprekken (leidinggevende) medewerker per discipline Wij hebben gesprekken gevoerd met de (leidinggevende) medewerker per discipline. Deze gesprekken hadden als voornaamste reden om kennis te maken met de (leidinggevende) medewerker en deze op de hoogte te stellen van het project. Wij hebben gesprekken gevoerd met de assistent hoofd keuken, magazijnmedewerker en met medewerkers van de Linnenkamer. Hieronder staat een samenvatting van de knelpunten beschreven die we uit deze gesprekken hebben gehaald. Medewerker keuken: - Rug- en armproblematiek komen het meest voor in de keuken; - Trekken van karren; - Tillen van bestellingen (melk bestelling; 8 kratten à 20 kilo); - Emmers met basisvla (10 liter); - Reiken om bijvoorbeeld vla of melk in te ruimen; - Repeterende bewegingen; - Draaien van je rug tijdens het tillen; - Knelpunten die voort komen uit verkeerd of niet deugdelijk materiaal; - Overuren werken. (Deze overuren mogen niet uitbetaald worden, waardoor ze deze uren op een ander tijdstip moeten opnemen. Helaas is het opnemen van vrije uren nauwelijks haalbaar, omdat er sprake is van onderbezetting).
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 22
THEORETISCHE ONDERBOUWING Medewerker magazijn: - Zware flacons met schoonmaakmiddel tillen; - Als het incontinentiemateriaal binnenkomt, moeten deze grote dozen geopend worden en het inco-materiaal weggezet worden.; - Iedere woensdag komen ongeveer 7 karren van deli XL binnen, deze karren moeten leeg gemaakt worden o.a. in het magazijn van de keuken en het algemene magazijn; - Zware voorwerpen tillen vanaf een kar, de artikelen in de karren zijn vaak hoog opgestapeld, er wordt boven schouderhoogte getild. (Naarmate de karren leger worden moet er steeds dieper gebukt worden om alle spullen van de kar te tillen); - Vermoeidheid in rug, benen, armen na een dag zwaar tillen/ duwen/ trekken. Medewerkers linnenkamer: - Er wordt al tien jaar met dezelfde karren gewerkt. (De karren zijn zwaar en rijden vervelend vanwege het slechte onderhoud van de wielen); - De karren met het natte wasgoed rijden zeer zwaar; - Tillen van de natte was kost veel kracht; - Tillen, bukken, reiken, voorover buigen, steeds herhalen van dezelfde bewegingen. - De gehele dag staan; - Het is zwaar de onderste vuile was uit de karren te tillen en in de wasmachine te stoppen; - De rekken met kleerhangers zijn zwaar, deze moeten van de ene kamer naar de andere verplaatst worden. § 4.4 Participerend observeren (meewerken, dagactiviteitenlijst invullen en arbo-knelpuntenlijst invullen) Hieronder volgt een samenvatting van de knelpunten die wij hebben ervaren tijdens de meeloopdagen in G’dam en EH bij de verschillende disciplines van de facilitaire dienst. Keuken: - Duwen en trekken van karren (met name als deze gevuld zijn met goederen); - Langdurig staan en lopen; - Tillen van zware pannen, vuile vaat, grote verpakkingen met eten; - Werken aan een tafel waarvan de werkhoogte niet ingesteld kan worden; - Roeren in grote ketels en bakken; - Schoonmaken van grote ketels en bakken; - Repeterende handelingen bijvoorbeeld bij het vullen van bakjes met salade. Restaurant (kortdurende werkzaamheden): - Continue staan en lopen; - Tillen van dienbladen met eten; - Repeterende handelingen bij het opscheppen van eten op een bord; - Dragen van gevulde theereservoir naar inschenkbalie.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 23
THEORETISCHE ONDERBOUWING Linnenkamer: - Reiken bij het leegmaken van karren die gevuld zijn met wasgoed; - Diep bukken bij het pakken van het wasgoed onder in de kar; - Langdurig staan en lopen; - Tillen van bijvoorbeeld stapels wasgoed, grote aantallen kledinghangers; - Manoeuvreren met grote karren die naar de afdelingen gereden moeten worden; - Repeterende handelingen bij het sorteren van het schone wasgoed op naam en afdeling. Magazijn: - Duwen en trekken van karren met artikelen die naar het magazijn of naar de afdelingen gereden moeten worden; - Manoeuvreren van (zware) karren; - Reiken bij het leegmaken van karren die gevuld zijn met producten; - Bukken bij het pakken van artikelen onder in de kar; - Tillen en dragen van zware (dozen met) artikelen; - Repeterende handelingen bij het vullen van het magazijn. § 4.5 Interviews met assistent managers Naar aanleiding van de meeloopdagen vonden wij het van belang dat we contact zouden hebben met de assistent managers van de facilitaire dienst. Door de assistent managers (dhr. H. van der Woude en dhr. J. Isken) te betrekken bij het project is de verwachting dat de medewerkers input krijgen van hun leidinggevende. Op deze manier hopen wij dat er ook aandacht aan fysieke belasting besteedt wordt als het project afgelopen is (zie § 7.5.1 & § 7.5.2). Dhr. H. van der Woude (assistent manager Keuken) Dhr. van der Woude kon geen concrete knelpunten met betrekking tot fysieke belasting benoemen. In de praktijk moeten eerst problemen ervaren worden, alvorens er gekeken kan worden naar een oplossing. Dhr. zegt dat er momenteel geen aandacht ligt bij de fysieke belasting. Dhr. ziet de scholing wel zitten. Voorwaarden voor hem zijn dat de scholing in kleine groepen gegeven moet worden en dat de scholing voornamelijk zeer praktisch is. Dhr. verwacht dat de medewerkers wel te motiveren zijn, de meeste mensen werken er al jaren en daarbij komt dat de werksfeer goed is. Wel vindt dhr. dat het zeer belangrijk is dat er een gedragsverandering ontstaat, de mensen moeten zich bewust zijn van hun huidige fysieke functioneren, de risico’s etc.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 24
THEORETISCHE ONDERBOUWING Dhr. J. Isken (assistent manager Hoteldienst) Dhr. Isken benoemde dat er vanuit de verschillende disciplines wordt aangegeven dat de werkdruk hoog is, hetgeen in samenhang is met fysieke belasting. Volgens dhr. Isken zijn er nu geen prioriteiten met betrekking tot fysieke belasting, aangezien er op dit moment geen knelpunten worden aangegeven vanuit de facilitaire dienst. Pas als er in de toekomst knelpunten ontstaan, kunnen we daar op in spelen. Door dit project gelooft hij wel dat de medewerkers van de facilitaire dienst meer aandacht zullen krijgen voor hun eigen verantwoordelijkheid wat betreft fysieke belasting. Het is belangrijk dat de medewerkers na een paar maanden niet in hun oude gedrag terugvallen. § 4.6 Interview met de bedrijfsarts Naar aanleiding van onze bevindingen met de medewerkers en de assistent managers, hebben wij besloten ook informatie te verzamelen bij de bedrijfsarts (Dhr. J. Klapwijk). De bedrijfsarts is minder betrokken in de organisatie, waardoor zijn mening over fysieke belasting ons kan helpen een compleet beeld te vormen (zie § 7.5.3). - De klachten die het meest voorkomen zijn voornamelijk psychische klachten en klachten van het bewegingsapparaat (rug/ schouder/ elleboog). - De medewerkers zien hun eigen verantwoordelijkheden met betrekking tot de fysieke belasting onvoldoende in. De reden dat er momenteel weinig ziekteverzuim is komt volgens dhr. voornamelijk door de onderlinge teams van de facilitaire dienst. De sfeer in de onderlinge teams is momenteel (ondanks allerlei stressfactoren) goed, er heerst een prettige werksfeer. Ieder teamlid (medewerker) voelt zich verantwoordelijk voor het team waarin hij/ zij werkt en weet wat er gebeurt als hij/ zij er niet is, weet wat hij/ zij achter laat. Volgens de bedrijfsarts is de sleutel het werkplezier. Zodra er werkplezier aanwezig is in een team, is het logische gevolg dat het ziekteverzuim laag is. De bedrijfsarts heeft ons de volgende aandachtspunten meegegeven voor de scholing: - Er moet als aandachtspunt duidelijk vermeld worden wat de risico’s kunnen zijn als medewerkers hun taken blijven uitvoeren zoals ze dit nu doen (huidige situatie), met name gericht op de fysieke belasting. - Daarnaast zal de scholing praktisch moeten zijn. - Er zal tevens een trainingselement naar voren moeten komen, zodat iedereen individueel betrokken wordt. - Het eigen bewegingsapparaat verdient aandacht: mensen kunnen vergeleken worden met auto’s; zolang het onderhoud voldoende is, zal de auto blijven rijden. - Afwisseling en een andere uitvoer van taken verdienen aandacht.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 25
THEORETISCHE ONDERBOUWING Hoofdstuk 5: Werkzaamheden per discipline en afbakening van het project § 5.1 Afbakening facilitaire dienst Zoals eerder in de vraagstelling wordt benoemd, is de scholing bedoeld voor de gehele facilitaire dienst. In ons project zal een pilot van de scholing plaatsvinden. Voor ons is het te complex om de gehele facilitaire dienst te scholen (vanwege gebrek aan tijd en middelen), hetgeen wel de uiteindelijke bedoeling is. Naar aanleiding van de oriëntatie- en definitiefase van het afstudeerproject kwamen we tot de conclusie dat we een aantal keuzes moesten maken om het project af te bakenen. Hierdoor konden we specifieker toewerken naar een scholing die aansluit bij de vraagstelling van de opdrachtgever. Hieronder beschrijven we de argumentatie van de keuzes die we gemaakt hebben. § 5.2 Onderwerpen van fysieke belasting Er zijn verschillende activiteiten/ handelingen (Peereboom, K.J., 1999) waarbij fysieke belasting kan optreden. Hieronder staat een indeling van de vormen van fysieke belasting: - Tillen/ dragen; - Duwen/ trekken; - Trillen/ schokken (niet relevant voor de scholing aangezien dit niet voorkomt); - Werkhoudingen; - Repeterende bewegingen; - Energetische bewegingen. § 5.3 Disciplines van de facilitaire dienst Binnen G’dam en EH bestaat de facilitaire dienst uit de volgende disciplines: - Schoonmaak/ huishoudelijke dienst; - Receptie; - Keuken; - Restaurant; - Linnenkamer; - Technische dienst; - Magazijn. Schoonmaak/ huishoudelijke dienst Er wordt sinds een aantal jaren een schoonmaakbedrijf ingehuurd voor zowel G’dam als EH.Omdat het een losstaand bedrijf is, zijn G’dam en EH niet direct verantwoordelijk voor de medewerkers van deze discipline. Hierdoor hebben we in overleg met de opdrachtgever besloten dat we de discipline schoonmaak/ huishoudelijke dienst niet betrekken in de scholing.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 26
THEORETISCHE ONDERBOUWING Receptie De receptiemedewerkers vallen onder de doelgroep beeldschermwerk. Beeldschermwerk bestaat onder andere uit: - Telefonische handelingen; - Computerwerkzaamheden, zoals muisbediening; - Werkzaamheden omtrent in– en uitgaande post. Deze handelingen zijn niet te vergelijken met de handelingen die worden verricht bij de andere disciplines van de facilitaire dienst. De werkzaamheden bij de receptie zijn voornamelijk statisch, men zit de gehele dag en voert voornamelijk handelingen uit met de bovenste extremiteiten. Doordat de bovenste extremiteiten gedurende de dag belast worden kunnen RSI of RSI gerelateerde klachten ontstaan. Bij andere disciplines van de facilitaire dienst wordt statische belasting afgewisseld met dynamische belasting. Beeldschermwerk is zoals gezegd statisch werk, hierdoor is een aangepaste werkplek van groot belang. Omdat wij ons in de scholing niet primair willen richten op de werkplek, maar de nadruk willen leggen op de fysieke handelingen van het bewegingsapparaat, hebben wij in overleg met de opdrachtgever besloten deze discipline niet te betrekken. Keuken De keuken is de grootste discipline van de facilitaire dienst (19 medewerkers G’dam + 18 medewerkers EH). De keuken is een veelzijdige doelgroep, er worden meerdere beroepen uitgeoefend (koks, keukenhulpen, spoelkeukenmedewerkers etc.) De werkzaamheden in de keuken bestaan onder andere uit: - Voorbereiden maaltijden; - Maaltijden bereiden; - Kookgerei hanteren; - Uitruimen magazijn; - Etenskarren inruimen; - Etenskarren naar de afdelingen brengen/ ophalen; - Afwasmachine inruimen en uitruimen;schoonmaken. De keukenwerkzaamheden zijn zowel dynamisch als statisch, daarnaast worden de taken regelmatig als fysiek belastend ervaren. Doordat de keuken een grote doelgroep is (waardoor veel medewerkers bereikt worden) en de werkzaamheden variëren sluit deze groep goed aan bij de scholing.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 27
THEORETISCHE ONDERBOUWING Restaurant De werkzaamheden in beide restaurants zijn vaak van korte duur, omdat de restaurants alleen op bepaalde tijden geopend zijn (middag en avond). In het restaurant van EH wordt ‘à la carte’ geserveerd. In G’dam bestaat het restaurant voornamelijk uit een zelfbedieningsbuffet voor het personeel, de bewoners eten normaal gesproken op hun afdeling. In G’dam zijn er medewerkers die zich alleen bezig houden met de werkzaamheden in het restaurant. In EH werkt de keukenmedewerkers zowel in de keuken als in het restaurant. De taken die de restaurantmedewerkers uitvoeren zijn onder andere: - Kassawerk; - Tafels dekken; - Tafels afruimen; - Koelvitrines inruimen; - Schoonmaken restaurant; - Uitserveren van maaltijden; - Bestellingen opnemen. Deze activiteiten zijn zowel statisch als dynamisch en worden als fysiek belastend ervaren. Daarnaast worden er in een korte tijd veel werkzaamheden verricht, hierdoor ontstaat er een hoge werkdruk en fysieke belasting. Linnenkamer De werkzaamheden die in de linnenkamers van G’dam (circa 4 medewerkers per dag) en EH (1 medewerker) worden uitgevoerd zijn verschillend. De werkzaamheden in G’dam zijn onder andere: - Wasgoed ophalen van de afdelingen; - Wassen (wasmachine inruimen + uitruimen); - Drogen + ophangen in rekken; - Vouwen; - Sorteren op afdeling en naam; - Verstelwerkzaamheden; - Wegbrengen naar de afdelingen; - Ophangen/ wegleggen (van schoon wasgoed in de kasten van bewoners). In EH wordt de was gedaan door een extern bedrijf. Er is wel een linnenkamer, deze houdt zich bezig met verstelwerkzaamheden. Omdat er gevarieerde werkzaamheden plaatsvinden wordt er op verschillende gebieden fysieke belasting ervaren, hetgeen aangegeven is door de medewerkers. Door de diversiteit aan handelingen (en de diversiteit in belasting) lijkt het ons belangrijk deze discipline in de scholing te betrekken.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 28
THEORETISCHE ONDERBOUWING Technische Dienst De TD in zowel G’dam als EH voert diverse werkzaamheden uit, deze bestaan onder andere uit: - Reparaties (rolstoelen, eetkarren etc); - Onderhoud van materiaal; - Omgang met apparatuur; - Controles elektrische apparatuur. De TD heeft een eigen werkruimte, maar is ook werkzaam in het gehele huis. De TD heeft geen vaste dagplanning, maar werkt flexibel. Hierdoor wisselt de mate van fysieke belasting per dag(deel). Tevens is het op deze manier moeilijk na te gaan, waar de fysieke belasting zich voordoet. Daarnaast bestaat de TD in G’dam en EH uit een beperkt aantal medewerkers, hierdoor bereiken we minder mensen tegelijkertijd.* Wij hebben ervoor gekozen in overleg met de opdrachtgever de TD niet te betrekken in de scholing. Wel dient de TD scholing te krijgen, het zou ons op dit moment teveel tijd kosten om te onderzoeken waar de knelpunten omtrent fysieke belasting zich voordoen. * Wij vinden het van belang dat tijdens de pilot van de scholing een grote groep wordt bereikt. Wij willen dat de medewerkers elkaar gaan corrigeren/ coachen/ aansturen etc. om de aandacht omtrent (individuele) fysieke belasting actief te houden. Magazijn De werkzaamheden die de medewerkers van het magazijn in G’dam en EH uitvoeren zijn onder andere: - Bevoorrading (inruimen/ aanvullen); - Containers/ karren verrijden; - Afdelingen bevoorraden; - Kleine werkzaamheden, zoals bestellingen opnemen; - Magazijn opruimen/ schoonmaken. De nadruk bij de magazijnwerkzaamheden liggen voornamelijk op het inruimen van artikelen, waarbij fysieke belasting wordt ervaren. De magazijnmedewerkers bukken/ tillen/ reiken de gehele dag intensief. Hierdoor is het van belang dat de medewerkers geschoold worden omtrent fysieke belasting. Voor onze eigen duidelijkheid hebben wij de keuze gemaakt om het magazijn niet in de pilot van de scholing te betrekken, mede vanwege het beperkte aantal medewerkers (zie aandachtspunt TD*). Conclusie De scholing is gericht op de gehele facilitaire dienst (behalve de schoonmaak/ huishoudelijke dienst). Voorafgaande aan de scholing zal er een pilot van de scholing gegeven worden aan de medewerkers van de keuken, restaurant en linnenkamer.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 29
THEORETISCHE ONDERBOUWING § 5.4 Gerichte eindobservatie; na argumentatie afbakening Na het verzamelen van bovenstaande gegevens misten wij voldoende/ concrete voorbeelden van knelpunten waarin fysieke belasting centraal staat. Wij hebben besloten om een observatielijst te maken, waarmee gerichte informatie verzameld kan worden over de verschillende vormen van fysieke belasting bij het uitvoeren van verschillende taken/ handelingen (zie § 7.6). Tijdens de gerichte observatie hebben wij geobserveerd aan de hand van een zelf ontworpen lijst (zie § 7.6). In deze lijst wilden we aan de hand van de arbo-knelpunten, die essentieel zijn voor de scholing, observeren. De arbo-knelpunten, zoals onder andere tillen, duwen en trekken, kwamen voort uit literatuur omtrent de fysieke belasting (Peereboom, K.J., 1999, Vink, P. & Dul, J., 1994, Pool, J., Bloemendaal, I. & Meulenkamp, T., 1999). Deze knelpunten hebben we ingedeeld door gebruik te maken van de ICF terminologie. Daarnaast hebben we in de lijst ruimte vrij gehouden om eigen interpretaties/ notities te maken. Uit deze observatielijst kwamen knelpunten naar voren, welke hieronder worden uitgewerkt. § 5.5 Gegevens gerichte eindobservatie Keuken: - Langdurig staan (statische belasting); - Soms kan de vaatwasser vanwege personeelstekort slechts door 1 medewerker worden ingepakt, die vervolgens heen en weer blijft lopen (veel lopen/ staan); - Karren worden met een gedraaide rug getrokken; - Voorover buigen en reiken; - Repeterende handelingen; - Rijden met de karren, deze zijn zwaar (mede door het warme eten) en rijden stug (onderhoud van wielen); - Etensbakken die in de reservoirs worden getild zijn zwaar, daarnaast wordt deze handeling regelmatig herhaald; - (voorover) Gebogen rug tijdens het snijden; - (voorover) Gebogen hoofd + nek, door werken aan te lage tafel; - Statische belasting, door lange tijd staan bij fornuis; - Regelmatig (korte afstanden) lopen; - Boven schouderhoogte ingrediënten toevoegen; - Volle (zware, 1 liter) lepel omgieten.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 30
THEORETISCHE ONDERBOUWING Restaurant: - (boven schouderhoogte) Reiken bij het inruimen van de koelvitrines; - Tillen van producten naar koelvitrines; - Lepels hebben lange handvatten en het opscheppen van eten op het bord (repeterende beweging); - Reiken naar de borden; - Dienblad dragen (ongeveer 20 – 30 meter); - Langdurig staan. Linnenkamer: - Reiken om wasgoed te pakken uit de kar en reiken om gesorteerd wasgoed op tafel weg te schuiven; - Repeterende bewegingen vanuit rug en schouders als men aan de hoog/ laag tafel staat te werken; - Bukken vanuit de rug, met gestrekte knieën; - Hoofd- en nekbewegingen bij het zoeken van een naam op de kar; - Armheffen om het was goed op de bovenste planken te leggen; - Diep voorover bukken; - Gehele dag staan; - Boven schouderhoogte werken, één hanger met één kledingstuk is licht, repeterend wordt dit zwaar; - Lange afstanden lopen met een kar (trekken, duwen); - Kasten inruimen (o.a. dragen, reiken); - Wasgoed uit de kar of van het rek pakken (bukken/ knielen, reiken, tillen).
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 31
THEORETISCHE ONDERBOUWING Hoofdstuk 6: Ontwerp van de scholing § 6.1 Didactisch model van Van Gelder Om tot een kwalitatief goede scholing te komen hebben we ervoor gekozen de scholing te ontwerpen aan de hand van het didactisch model van Van Gelder (Smuling, E.B., Brants, J. & Pilot, A., 1990). Dit model is zeer praktisch in gebruik en is continue aan te passen. De scholing wordt gestart vanuit een beginsituatie. Vervolgens werken we door middel van de bijeenkomsten en het leerproces naar de gewenste eindsituatie toe. De eindsituatie houdt in dat de doelen en de subdoelen (die we voorafgaand aan de scholing hebben gesteld) zijn behaald. De onderstaande (beknopte) figuur laat de algemene situatie van onze scholing zien. Leerproces Beginsituatie
Eindsituatie (doel)
Hieronder werken we het gehele model gedetailleerd uit aan de hand van ons project. Elke kop uit het hieronder staande didactisch model van Van Gelder wordt toegespitst op het ontwerp van de scholing. Doel
Beginsituatie
Onderwijsleersituatie (OLS)
LeerActiviteit
Werkvorm
Inhoud
Hulpmidd. Media
OnderwijsActiviteit
Evaluatie
Didactisch model van Van Gelder
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 32
THEORETISCHE ONDERBOUWING § 6.2 Beginsituatie Om de scholing te kunnen ontwerpen is het belangrijk dat de beginsituatie compleet is. De beginsituatie is nodig om gemaakte keuzes, doelen en de onderwijsleersituatie (OLS) te onderbouwen. Uit de beginsituatie komen de essentiële gegevens die meegenomen moeten worden naar de OLS. § 6.2.1 Attitude van de medewerkers Allereerst wilden we een vertrouwensrelatie/ band scheppen met de medewerkers. Daarnaast hebben we ervoor gekozen participerend te observeren en mee te werken, waardoor we een werkrelatie hebben opgebouwd. Tijdens het meelopen vonden wij het belangrijk de werksfeer per discipline te ervaren. De werksfeer bepaald immers voor een groot gedeelte het functioneren van een team/ discipline. We hebben bij iedere discipline een open werksfeer ervaren. De onderlinge relaties tussen de medewerkers zijn goed, de teamleden zijn er voor elkaar. De sfeer op de werkvloer wordt mede bepaald door een goede afwisseling tussen hard werken, onderlinge interesse voor elkaar en humor. De meeloopdagen gaven ons tevens duidelijkheid over de verschillende werkzaamheden per dag, per discipline, per medewerker (zie § 7.6). Motivatie Om de medewerkers te betrekken bij de scholing is het van belang dat ze gemotiveerd zijn. Motivatie zal de sleutel zijn voor een goed slagen van de scholing. De motivatie zal voor een groot gedeelte afhangen van de gekozen werkvormen en de individuele bewustwording omtrent het thema fysieke belasting. Om de medewerkers te motiveren willen we dat ze inspraak hebben binnen het project (zie § 7.5.5, § 7.5.6 & § 7.5.7). Voor het ontwerpen van de scholing gebruiken we tips/ suggesties en aandachtspunten van de medewerkers. Om ervoor te zorgen dat het project gaat leven binnen de organisatie hebben we tevens tips/ suggesties en aandachtspunten voor de scholing verworven door gesprekken te voeren met de assistent managers van de facilitaire dienst, de bedrijfsarts, de praktijkopleider, de leidinggevenden per discipline, de arbo- en verzuimcoördinator en de ergotherapie. Daarnaast willen we streven naar een uitdagende en interessante scholing. Dit willen we bereiken door de theorie praktisch toe te passen en gebruik te maken van audiovisuele middelen. § 6.2.2 Kennisniveau van de medewerkers Uit de laatste gerichte observatie en interviews (zie § 5.4 & § 7.6) hebben wij het algemene kennisniveau (omtrent fysieke belasting) bij de medewerkers in kaart gebracht. Er is gebleken dat het algemene kennisniveau nihil is. De meerderheid van de medewerkers gaf tijdens de interviews aan dat ze niet of nauwelijks nadenken over fysieke belasting bij het uitvoeren van de dagelijkse werkzaamheden. Uit de observaties is gebleken dat er een verschil is met betrekking tot het kennisniveau. Een aantal medewerkers waren leergierig, terwijl anderen niet de koppeling konden maken tussen fysieke belasting en de eigen werkhouding. Er waren
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 33
THEORETISCHE ONDERBOUWING medewerkers die knelpunten aangaven tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden. Hierbij vroegen zij direct om feedback over bijvoorbeeld houding, draaglast etc. Wat opviel tijdens de observaties en interviews is dat een aantal medewerkers bij het horen van het thema fysieke belasting direct klachten aangaf over het materiaal waarmee zij werken (o.a. onderhoud van eet/ waskarren en hoogte van werktafels). De medewerkers benoemden hierbij niet de eigen fysieke werkhouding. Hieruit blijkt dat ze de koppeling niet leggen tussen fysieke belasting en de eigen fysieke houding. § 6.2.3 Conclusies van de knelpunten (observatielijst fysieke belasting) Door middel van de gerichte observatie hebben we naast het kennisniveau een aantal knelpunten omtrent het uitvoeren van fysiek belastende werkzaamheden in kaart gebracht. Na het analyseren/ uitwerken van de observatielijsten zijn er gegevens naar voren gekomen, waaruit is gebleken welke arbo-knelpunten aandacht verdienen in de scholing: - Iedere taak/ activiteit gebeurt staand (op een uitzondering in de linnenkamer na), hierdoor staat iedere medewerker op de pauzes na de gehele dag (langer dan 1 uur aaneengesloten en langer dan 4 uur in totaal); - Naar aanleiding van de observaties werd duidelijk dat bij het uitvoeren van de meeste taken/ activiteiten gereikt moet worden. Het viel op dat een aantal medewerkers te ver/ diep moeten reiken om een artikel/ voorwerp te pakken, hierdoor staan zij met voorover gebogen rug. Regelmatig* komt het voor dat er meer dan 12 x per uur gereikt wordt over een afstand van 50 cm; - Bij het overgrote deel van de taken/ activiteiten moet er worden getild. Er wordt over het algemeen goed gelet op het gewicht (23 kg) van het voorwerp, maar er wordt niet of nauwelijks nagedacht over de uitvoer van het tillen. In onze observatie is gebleken dat een groot gedeelte van de medewerkers verkeerd en/ of te vaak tilt. Wat opviel is dat er meer dan 12 x 12 kg per dienst getild wordt; - Naast het tillen komt het regelmatig voor dat er gedragen moet worden. Wat opviel in de observaties is dat de gedragen last over het algemeen zwaar (meer dan 15 kg) is. Daarbij komt dat de meeste medewerkers de last niet dicht bij het lichaam dragen; - Iedere discipline houdt zich bezig met duwen, trekken en manoeuvreren van karren. Bij het manoeuvreren komt het regelmatig voor dat er tegelijkertijd gedraaid en geduwd/ getrokken moet worden. Daarnaast wordt er veelvuldig gestopt en weer gestart met duwen of trekken van de karren. Bij een aantal karren (met inhoud) moet zwaarder dan 20 kg geduwd, getrokken en gemanoeuvreerd worden; - Het komt regelmatig voor dat er armheffing plaatsvindt om een artikel/ voorwerp boven schouderhoogte te pakken of weg te zetten. Daarnaast gebeurt het regelmatig dat er langer dan 2 uur in totaal per dienst armheffing plaatsvindt;
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 34
THEORETISCHE ONDERBOUWING -
-
-
Een uitgangshouding die wij tijdens de observatie regelmatig hebben waargenomen is bukken/ knielen/ hurken. Er wordt langer dan 30 sec aaneengesloten gebukt/ geknield/ gehurkt. Veelvuldig komt het voor dat er langer dan 15 min per dienst gebukt/ geknield/ gehurkt moet worden; Iedere discipline heeft te maken met repeterende bewegingen. Er worden per dienst, per medewerker minder dan 4 uur repeterende activiteiten uitgevoerd. De repeterende activiteiten duren gemiddeld 15 tot 20 min; Het knelpunt statische belasting komt geregeld voor in samenhang met repeterende bewegingen. Uit de observatie is gebleken dat er regelmatig langer dan 4 min met gedraaide en/ of meer dan 30 gr voor- of zijwaarts gebogen rug gewerkt wordt. Daarnaast komt het regelmatig voor dat bij het uitvoeren van statisch belastende activiteiten de werkhoogte te hoog/ te laag is. Als laatste knelpunt hebben we geconstateerd dat de medewerkers van de facilitaire dienst regelmatig taken uitvoeren op een manier die voor ons onlogisch overkwam (bijvoorbeeld 10 keer met 1 metalen dienblad lopen, terwijl deze ook in één keer tegelijk op een kar verplaatst hadden kunnen worden).
*In de bovenstaande knelpunten wordt het woord ‘regelmatig’ gebruikt. We hebben twee dagen meegewerkt (en geobserveerd) met iedere discipline, waaruit is gebleken dat deze knelpunten voorkomen. We hebben geen onderzoek gedaan (alleen geobserveerd), hierdoor is de frequentie waarop de knelpunten plaatsvinden niet meetbaar. § 6.2.4 De randvoorwaarden Om een kwalitatieve scholing te geven is het belangrijk dat de randvoorwaarden duidelijk in kaart zijn gebracht. De randvoorwaarden bepalen samen met het inhoudelijke gedeelte de kwaliteit van de scholing. Hieronder worden per subkop de randvoorwaarden uitgelegd. De bijeenkomsten In overleg met onze senioradviseur, de interne praktijkopleider (zie § 7.5.4) en de opdrachtgevers hebben we besloten dat de scholing uit drie bijeenkomsten gaat bestaan: - Bijeenkomst 1: Inleiding thema fysieke belasting, Onderwerpen: tillen, dragen, reiken & armheffen; - Bijeenkomst 2: Onderwerpen: duwen, trekken en manoeuvreren; - Bijeenkomst 3: Onderwerpen: werkhoudingen, statische belasting en repeterende bewegingen, Evaluatie/ conclusies. Tijdens onze observaties viel het op dat de bovengenoemde onderwerpen aandacht behoeven. In samenhang met de arbo-knelpunten (Peereboom, K.J., 1999) en de al verkregen knelpunten vanuit de projectgroep fysieke belasting (zie § 4.2) is voor deze inhoud gekozen.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 35
THEORETISCHE ONDERBOUWING •
•
•
Omdat we ons primair willen richten op de individuele fysieke belasting (lichaamshouding) bij de medewerker hebben we besloten om tijdens de eerste bijeenkomst de onderwerpen tillen, dragen, reiken en armheffen te behandelen. Uit de observaties is gebleken dat deze onderwerpen bij iedere discipline regelmatig voorkomen. Daarnaast hebben deze onderwerpen raakvlakken met elkaar (als er iets wordt getild, wordt het vaak ook gedragen etc). De tweede bijeenkomst bestaat uit de onderwerpen duwen, trekken en manoeuvreren. Vanuit de observaties en de interviews is gebleken dat iedere discipline zich bezighoudt met duwen, trekken en manoeuvreren van bijvoorbeeld karren. Tijdens de interviews werd regelmatig de koppeling gemaakt tussen fysieke belasting en het rijden met karren. De medewerkers klaagden over het onderhoud en het gewicht van de karren, maar uit observaties bleek dat de lichaamshouding bij het duwen, trekken en manoeuvreren tevens aandacht behoeft. Tijdens de derde bijeenkomst zullen de onderwerpen werkhoudingen, statische belasting en repeterende bewegingen aan de orde komen. Iedere medewerker heeft bij het uitvoeren van een activiteit een bepaalde werkhouding. Er is gebleken dat er weinig aandacht wordt besteed aan de lichaamshouding tijdens het uitvoeren van werkzaamheden. Statische belasting en repeterende bewegingen hebben tevens met lichaamshouding te maken. Statische belasting en repeterende bewegingen zijn fysiek zware handelingen die regelmatig verkeerd uitgevoerd worden.
Tijd Ons advies is dat de gehele scholing het best binnen een tijdsbestek van drie weken gegeven kan worden. Hiermee bedoelen we dat de scholing bijvoorbeeld 3 keer op een donderdagmiddag, op een vastgesteld tijdstip, wordt gegeven. Hierdoor zal continuïteit gewaarborgd worden en zullen de medewerkers weten waar ze aan toe zijn. Door de continuïteit verwachten we dat er bewustwording zal optreden. De tijden van de bijeenkomsten zullen verschillen: - De eerste bijeenkomst: 2 ½ uur; - De tweede bijeenkomst: 1 ½ uur; - De derde bijeenkomst: 2 uur. De scholing zal 1 ½ uur per bijeenkomst duren. Voor de eerste bijeenkomst is 1 extra uur gereserveerd om het thema fysieke belasting in te leiden en nader kennis te maken. De derde bijeenkomst zal een half uur langer duren om te evalueren en af te sluiten. In de bijeenkomsten die 2 uur of langer duren is een pauze van 10 minuten ingepland. Ruimte We hebben nagedacht over de ruimte waarin de scholing het beste tot zijn recht zal komen. De scholing zal informatief, theoretisch en voornamelijk praktisch zijn. Ons advies is om de scholing in beide of in één van de onderstaande ruimtes te laten plaatsvinden.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 36
THEORETISCHE ONDERBOUWING De vergaderkamer van G’dam/ EH - De vergaderkamer heeft een professionele uitstraling, hierdoor zullen de medewerkers zich serieus genomen voelen; - De vergaderkamer is een stille ruimte, waar inhoudelijke uitleg gegeven kan worden door de cursusleiders; - Doordat de vergaderkamer een rustige ruimte is, is deze plek geschikt voor het tonen van audiovisueel materiaal; - Er is een ronde/ ovale tafel aanwezig in de vergaderkamer, zodat iedereen oogcontact heeft met elkaar, hetgeen raadzaam is tijdens bijvoorbeeld discussie. Het praktijk/ fysiotherapielokaal van G’dam/ EH - Het praktijklokaal is geschikt voor praktische werkvormen, er kan eenvoudig met meubilair geschoven worden (bijvoorbeeld zittend in een kring of in groepjes aan tafel), zodat de situatie goed aansluit bij de werkvorm; - Er kunnen in het praktijklokaal situaties nagebootst worden uit de praktijk, waardoor de oefensituatie realistisch/ herkenbaar wordt. In overleg met mw. Overeinder (zie § 7.5.4), praktijkopleider in G’dam, hebben we besloten geen scholing ‘on the job’ te geven. Scholing op de werkvloer wordt alleen gegeven als het één of hooguit twee personen betreft. Bij een grotere groep (zoals bij de scholing fysieke belasting) heeft scholing ‘on the job’ weinig effect, omdat er veel afleidende factoren aanwezig kunnen zijn. Het nadeel is dat de cursisten elkaar niet goed kunnen zien, Tevens zijn er achtergrondgeluiden van de medewerkers die op dat moment aan het werk zijn. Daarom adviseren wij de scholing in de vergaderkamer en/ of het praktijklokaal te geven. Groepssamenstelling De gehele facilitaire dienst kan als één functionerend team worden gezien. Eerder werd al benoemd dat de werksfeer binnen en tussen de verschillende disciplines als goed ervaren is. We hebben daardoor gekozen de scholing te richten op de gehele facilitaire dienst en willen de disciplines daarom tegelijkertijd scholen. De scholing zal dus gegeven worden aan een gemengde doelgroep. Alle knelpunten van fysieke belasting komen bij iedere discipline voor, waardoor de medewerkers van elkaar kunnen leren, elkaar kunnen aansturen en elkaar van feedback kunnen voorzien. De verwachting is dat wanneer de groep cursisten gemengd is er teambuilding ontstaat. We houden rekening met het gegeven dat de cursisten verschillende kennisniveaus hebben. Hierdoor kan het voor enkele cursisten lastig zijn om de koppeling te maken tussen fysieke belasting bij de eigen discipline en fysieke belasting bij een andere discipline. Tijdens de cursus willen we hier aandacht aan besteden door concrete verbanden te leggen (continue koppelingen maken naar de eigen werksituatie).
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 37
THEORETISCHE ONDERBOUWING Kosten De uiteindelijke scholing zal pas over een aantal maanden plaatsvinden. Hoeveel dit de organisatie gaat kosten is voor ons niet bekend en relevant. De kosten die voor ons wel relevant zijn: - Kosten voor het drukken van een handleiding (+ back-up); - Kosten voor het drukken van een theoretische onderbouwing (+ back-up); - Kosten die gemaakt zijn voor de audio-visuele middelen; Er is een begroting ingediend (zie startnotitie). Deze begroting is goedgekeurd door de opdrachtgevers. Indien de kosten voor het eindproduct hoger mochten worden dan berekend, zal in overleg met de opdrachtgevers een beslissing gemaakt worden over verdere oplossingen. Materiaal Wij ontwerpen en ontwikkelen alle materialen die nodig zijn voor de scholing (onder andere: videomateriaal op dvd en video, een PowerPoint presentatie op cd-rom, observatielijsten etc). Bij het ontwerpen en ontwikkelen van het materiaal wordt rekening gehouden met de mogelijkheden en beperkingen van de ruimtes en voorzieningen in G’dam en EH (zoals de aan/ afwezigheid van een laptop, beamer en videorecorder). De materialen die gebruikt worden tijdens de bijeenkomsten van de scholing zijn te vinden in de handleiding. § 6.3 Hoofddoelen en subdoelen Uit de bovenstaande beginsituatie (zie hoofdstuk 5) hebben wij doelen geformuleerd voor de gehele scholing (hoofddoelen) en doelen voor iedere bijeenkomst (subdoelen). Om de scholing te kunnen schrijven moeten de doelen en subdoelen duidelijk in kaart worden gebracht. De doelen die geformuleerd zijn willen we tijdens en/ of aan het eind van de scholing behalen. Aan de hand van literatuur uit het model van Van Gelder (Smuling, E.B., Brants, J. & Pilot, A., 1990), onze eigen inzichten en ervaringen zijn we tot de volgende hoofd- en subdoelen gekomen. § 6.3.1 Hoofddoelen • De cursist weet wat het doel en de inhoud van de cursus is; • De cursist staat open voor de cursus; • De cursist deelt ervaringen/ meningen die gaan over fysieke belasting; • De cursist brainstormt over het thema fysieke belasting; • De cursist verkrijgt inzicht over het thema fysieke belasting; • De cursist verkrijgt kennis over het thema fysieke belasting; • De cursist is zich bewust van de risico’s wanneer hij/ zij onverantwoord omgaat met zijn/ haar lichamelijke fysieke belasting; • De cursist verkrijgt inzicht met betrekking tot het functioneren van het eigen lichaam; • De cursist let kritisch op de individuele fysieke houding; • De cursist generaliseert/ legt de koppeling van de opgedane kennis uit de scholing naar de eigen werksituatie; “ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 38
THEORETISCHE ONDERBOUWING • •
De cursist past de opgedane kennis en vaardigheden toe op de werkvloer (gedragsverandering); De cursisten spreken elkaar aan op fysieke knelpunten.
§ 6.3.2 Subdoelen Eerste bijeenkomst: tillen/ dragen/ reiken & armheffen • De cursist doet ervaring op omtrent tillen/ dragen/ reiken & armheffen; • De cursist weet wat goed/ fout is tijdens het tillen/ dragen/ reiken & armheffen; • De cursist is zich bewust van de risico’s omtrent verantwoord en onverantwoord tillen/ dragen/ reiken & armheffen; • De cursist kan de opgedane kennis generaliseren/ koppelen naar eigen en/ of andere situaties; • De cursist herkent knelpunten omtrent tillen en dragen/ reiken & armheffen; • De cursist kan verantwoord tillen/ dragen/ reiken & armheffen; • De cursist leert praktisch en inhoudelijk van de andere cursisten; • De cursist past opgedane kennis toe in de praktijk; • De cursist heeft kennis van zijn/ haar eigen lichaam om de knelpunten van fysieke belasting te begrijpen. Tweede bijeenkomst: duwen/ trekken/ manoeuvreren • De cursist doet ervaring op omtrent duwen/ trekken/ manoeuvreren; • De cursist weet wat goed/ fout is tijdens het duwen/ trekken/ manoeuvreren; • De cursist is zich bewust van de risico’s omtrent verantwoord en onverantwoord duwen/ trekken/ manoeuvreren; • De cursist kan de opgedane kennis generaliseren/ koppelen naar eigen en/ of andere situaties; • De cursist herkent knelpunten omtrent duwen/ trekken/ manoeuvreren; • De cursist kan verantwoord duwen/ trekken/ manoeuvreren; • De cursist leert praktisch en inhoudelijk van de andere cursisten; • De cursist past opgedane kennis toe in de praktijk; • De cursist heeft kennis van zijn/ haar eigen lichaam om de knelpunten van fysieke belasting te begrijpen. Derde bijeenkomst: werkhoudingen/ repeterende bewegingen/ statische belasting • De cursist doet ervaring op omtrent werkhoudingen/ repeterende bewegingen/ statische belasting; • De cursist weet wat goed/ fout is tijdens het uitvoeren van werkhoudingen/ repeterende bewegingen/ statisch belastende werkzaamheden; • De cursist is zich bewust van de risico’s omtrent het verantwoord en onverantwoord uitvoeren van werkhoudingen/ repeterende bewegingen/ statisch belastende werkhoudingen;
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 39
THEORETISCHE ONDERBOUWING • • • • • •
De cursist kan de opgedane kennis generaliseren/ koppelen naar eigen en/ of andere situaties; De cursist herkent knelpunten omtrent werkhoudingen/ repeterende bewegingen/ statische belasting; De cursist kan verantwoord werkhoudingen/ repeterende bewegingen/ statisch belastende werkzaamheden uitvoeren; De cursist leert praktisch en inhoudelijk van de andere cursisten; De cursist past opgedane kennis toe in de praktijk; De cursist heeft kennis van zijn/ haar eigen lichaam om de knelpunten van fysieke belasting te begrijpen.
§ 6.4 Argumentatie Kolb Om structuur te krijgen in de drie bijeenkomsten van de scholing gebruiken wij een cyclisch model. Wij willen gebruik maken van een spiraal (cyclisch) model, omdat dit een vaste structuur biedt voor iedere bijeenkomst en er tevens kan worden teruggeblikt op eerder opgedane kennis en/ of ervaringen. Hieronder beargumenteren we onze keuze voor de leercyclus van Kolb (Kinébanian, A. & Thomas, C., 1998). Kolb werkt met behulp van vier leerstijlen (ervaren, reflecteren, verklaren en voornemen). Een leerstijl is een voorkeur om op bepaalde wijze informatie op te nemen en te verwerken. Kolb deelt zijn leerstijlen in op twee dimensies: ‘concreet - abstract’ en ‘actief - passief.’ Op basis van de uitersten zijn er vier voorkeursbenaderingen voorgesteld voor het begin van het leerproces: - Een concrete ervaring opdoen; ontwerper; - Eerst observeren en analyseren; denker; - Eerst met behulp van theorie tot begripsvorming komen; beslisser; - Eerst uitproberen in de praktijk; doener. Er is geen sprake van één beste onderwijsvorm of één leerstijl waarmee begonnen moet worden. Het voordeel van Kolb is juist dat je kunt kiezen of je de bijeenkomst met een ervaring begint, met een reflectie, met een verklaring of met een voornemen. Het is de bedoeling dat tijdens een bijkomst afwisseling plaatsvindt tussen de verschillende leerstijlen, zo kan de aandacht van de cursisten makkelijker vastgehouden worden. De verschillende leerstijlen combineren kost meer vaardigheden en creativiteit van de cursusleider. Binnen onze scholing willen wij een uitdagende en interactieve leerstijl gebruiken, zodat de cursisten nieuwsgierig en enthousiast worden. Kolb sluit hier prima bij aan, aangezien er een grote kans is dat de cursist zich door een van de vierleerstijlen aangesproken voelt. Wij hebben besloten om na de leerstijl reflecteren bewustwording binnen het model te plaatsen. Door bewustwording willen wij bereiken dat de cursist op grond van ervaring en nieuw verkregen informatie een besluit kan maken voor de toekomst, waardoor een goed voornemen ontstaat.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 40
THEORETISCHE ONDERBOUWING
Ervaren (concreet) Ontwerper
Reflecteren (passief) Denker
Voornemen (actief) Doener
Bewust wording Verklaren (abstract) Beslisser
Cyclisch model van Kolb § 6.5 Het ontwerp van de handleiding De handleiding is ontworpen per bijeenkomst (in totaal 3 bijeenkomsten). Iedere bijeenkomst is onderverdeeld in verschillende activiteiten. Iedere activiteit is uitgeschreven en bevat de volgende onderdelen: 1. Activiteit; 2. Beoogd resultaat; 3. Tijd; 4. Materialen; 5. Uitgangssituatie; 6. Interventies; 7. Werkvorm. 1. We hebben ervoor gekozen allereerst de activiteit in een paar regels te omschrijven. Dit doen we om de cursusleiders inzicht te geven welke activiteit er gedaan gaat worden. 2. Het beoogde resultaat bevat de doelen voor de betreffende activiteit. 3. Daarna volgen de randvoorwaarden (tijd, materialen, uitgangssituatie en de interventie). De tijdsduur van de activiteit staat benoemd in de handleiding, zodat de cursusleiders in de gaten kunnen houden hoe lang de activiteit duurt. 4. Het is de bedoeling dat de cursusleiders in één oogopslag kunnen checken of alle materialen aanwezig zijn. Om dit te bereiken hebben we besloten puntsgewijs de materialen uit te schrijven.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 41
THEORETISCHE ONDERBOUWING 5. De uitgangssituatie staat eveneens puntsgewijs beschreven in de handleiding, zo kunnen de cursusleiders controleren of de materialen gereed staan voor de activiteit. 6. Bij de interventies kunnen de cursusleiders zien welke rol zij hebben tijdens de activiteit. Zij kunnen bijvoorbeeld een docerende of coachende rol hebben. 7. Bij de werkvorm wordt beknopt weergegeven welke werkvormen er gekozen zijn, bijvoorbeeld informeren, bewustwording of discussie. Tevens wordt in een paar punten beschreven hoe de activiteit uitgevoerd wordt. De handleiding is gebaseerd op de theorie van de onderwijsleersituatie uit het model van Van Gelder, het ASE-model (zie § 3.3), Health Counseling (zie § 7.2) en ergotherapeutische literatuur (Kinébanian, A. & Thomas, C., 1999). De handleiding is bedoeld voor de cursusleiders om zich voor te bereiden voor de scholing. Tijdens het geven van de scholing is het praktisch om het draaiboek erbij te houden. § 6.6 Het ontwerp van het draaiboek Het draaiboek (zie § 7.8) bestaat uit een tijdschema. Het draaiboek kan als checklist gebruikt worden tijdens de scholing. Er kan gecheckt worden of alle materialen aanwezig zijn, of de spullen op de juiste plaats staan, welke rol je als docent hebt en welke werkvorm je gaat gebruiken om de activiteit te doen. Het draaiboek is beknopt en zal het beste tot zijn recht komen wanneer de cursusleiders zich hebben voorbereid met behulp van de handleiding. Het draaiboek zal per bijeenkomst uit maximaal twee pagina’s bestaan, op deze manier blijft het draaiboek overzichtelijk voor de cursusleiders.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 42
THEORETISCHE ONDERBOUWING Hoofdstuk 7: Bijlagen § 7.1 Argumentatie adviesproces Het woord adviseren heeft twee soorten betekenissen (Heijsmans, A., et al 1999). De eerste is een betiteling van een taakgebied en ten tweede is het een benaming van een bepaalde categorie interventies. Het taakgebied adviseren heeft als doel een advies uitbrengen aan een cliënt(systeem) of aan derden. Als adviseren in de vorm van interventie bedoeld wordt, kan een ergotherapeut iemand adviseren op de manier waarop iemand iets aanpakt en hoe dat anders en/ of beter zou kunnen. De laatste vorm van adviseren is van toepassing in ons afstudeerproject, aangezien wij de medewerkers van de facilitaire dienst willen adviseren over de fysieke belasting tijdens hun werkzaamheden. Als uiteindelijke doel willen wij bewustwording en gedragsverandering teweeg brengen. Vanuit de ergotherapeutische literatuur (Kinébanian, A. & Thomas, C., 1998) zijn er verschillende adviesprocessen mogelijk: - Het systeemgerichte advies, dit is een adviesproces gericht op de cliënt en/ of mantelzorgers. - Adviseren gericht op deskundigheidsbevordering, de ergotherapeut levert een bijdrage aan deskundigheidsverbetering van een werknemer. - Adviseren gericht op het ontwikkelen van programma’s, protocollen en producten, er wordt een concreet product ontwikkeld (in veel gevallen door een multidisciplinair team), bijvoorbeeld een protocol. Bij alle vormen van adviseren staat centraal dat de kennis van de geadviseerde vergroot wordt en dat de geadviseerde zelf leert nadenken om passende oplossingen te vinden voor problemen die hij/ zij tegen komt. Er zijn een aantal verschillen, welke hieronder zijn uitgeschreven. Systeemgericht advies Systeemgericht adviseren ligt vaak in het verlengde van een behandeling en is bedoeld om de deskundigheid van de cliënt of de verzorgende aan te vullen. Dit is niet het geval in ons project, aangezien wij aan meerdere disciplines van de facilitaire dienst advies gaan geven. Adviseren gericht op deskundigheidsbevordering Deze vorm van adviseren onderscheidt zich, omdat niet specifieke probleemsituaties tussen cliënt en therapeut, maar een algemene vraag om meer informatie of vergroting van vaardigheden ten behoeve van een groep belanghebbenden centraal staat. De vraag naar deskundigheidsbevordering komt veelal van een leidinggevende in een organisatie. De vraagstelling voor het project is vanuit de organisatie gesteld. Het advies zal voor een groep medewerkers gelden en een vergroting van deskundigheid en vaardigheden tot doel hebben. Deze vorm van adviseren past bij ons project.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 43
THEORETISCHE ONDERBOUWING Adviseren gericht op het ontwikkelen van programma’s, protocollen, producten In ons project zal er een scholing ontworpen worden om bewustwording en gedragsverandering door middel van deskundigheidsbevordering te verkrijgen. De scholing is een middel (deskundigheidsbevordering) om het doel te bewerkstelligen. Deze vorm van adviseren komt naar voren in ons project aangezien een groot gedeelte zal bestaan uit het ontwerpen en ontwikkelen van een scholing omtrent fysieke belasting. Hieronder is de methodiek beschreven die hoort bij een adviesproces gericht op deskundigheidsbevordering en een adviesproces gericht op het ontwikkelen van programma’s, protocollen, producten. De methodiek, die gericht is op systeemgericht advies, is niet beschreven aangezien wij deze vorm van adviesproces niet in ons project terug zien. Methodiek gericht op deskundigheidsbevordering - De deskundigheidsbevordering moet aansluiten bij, en toegepast worden in de dagelijkse praktijk. - Specifieke leerdoelen en ervaringen van deelnemers vormen het uitgangspunt van de cursus. Hierdoor wordt de cursus in overleg met de opdrachtgever en de deelnemers/ cursisten ontwikkeld. - De scholing kan verschillende vormen aannemen, afhankelijk van de doelstelling. - De ergotherapeut maakt vooral gebruik van didactische vaardigheden. - De mogelijke belemmeringen of valkuilen zijn een onderdeel van de scholing. Methodiek gericht op het ontwikkelen van programma’s, protocollen, producten - Hetgeen dat ontwikkeld wordt moet aansluiten bij de behoefte van de opdrachtgever. - Het ontwikkelen van programma’s, protocollen en/ of producten wordt gedaan door een multidisciplinair team. - Projectmatig werken (van Wijnen, G., 1996) wordt vanuit de literatuur (Kinébanian, A. en Thomas C., 1998) benoemd als geschikte methode om een programma, protocol en/ of product te ontwikkelen. Middels projectmatig werken is het mogelijk in een tevoren geplande tijd te komen tot een product dat voldoet aan de eisen van de opdrachtgever. § 7.1.1 Argumentatie adviesrol Vanuit de ergotherapeutische literatuur (Heijsman A. en Kuiper C., 1999) hebben wij ons verdiept in de verschillende adviesrollen die een adviseur kan hebben. Er wordt gesproken over drie soorten adviesrollen: - De onderhandelaar; - De bemiddelaar; - De coach.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 44
THEORETISCHE ONDERBOUWING De onderhandelaar Onderhandelen is een situatie waarbij er sprake is van wederzijdse afhankelijkheid en van verschillende belangen. Als onderhandelaar ga je een balans zoeken tussen twee of meer partijen. In onderhandelingen zitten verschillende componenten waar rekening mee gehouden moet worden. Met deze componenten worden onder andere machtsbalans, de sfeer en de procedures bedoeld. De bemiddelaar Bij deze rol van adviseur moet een oplossing gezocht worden in een conflictsituatie. Om conflicten te kunnen hanteren moet allereerst de situatie geanalyseerd worden, hierbij komen onder andere de volgende vragen naar voren: - Waar gaat het conflict over? - Hoe is het conflict ontstaan en verlopen? - Wat is het gedrag van de partijen in het conflict? - Welke gevolgen heeft het conflict voor de betrokken partijen? Na het bereiken van een bepaald resultaat verlaat je de rol van (conflict)bemiddelaar en spreek je af met de cliënten welk gedrag van elkaar verwacht wordt. De coach De coach helpt de cliënt of het cliëntsysteem met het vinden van een oplossing en het nemen van verantwoordelijkheid voor de eigen beslissingen om tot verandering te komen. De rol van coach bevat de volgende aspecten van advisering: - De geadviseerde wordt gestimuleerd om zelf beslissingen te nemen; - De geadviseerde wordt zich meer bewust van zichzelf en wordt gestimuleerd zelf verantwoordelijkheden te nemen; - De cliënt wordt zich meer bewust van zijn/ haar situatie, in de vorm van gerichte aandacht, concentratie en helderheid; - Via het coachen kunnen potentiële kwaliteiten van de geadviseerde vrij gemaakt kunnen worden; - Via het coachen sluit je aan bij de belevingswereld van de geadviseerde en kijkt naar het gedrag en de handelingen die je kunt waarnemen. De rol van coach past het beste bij onze adviesrol aangezien wij gedragsverandering bij de medewerkers van de facilitaire dienst willen bereiken. Er wordt een scholing ontworpen zodat de medewerkers van de facilitaire dienst zich meer bewust worden van hun individuele fysieke belasting. De medewerkers worden gestimuleerd om zelf verantwoordelijkheid te nemen omtrent hun eigen fysieke belasting. Er hoeft niet onderhandeld te worden tussen twee partijen met verschillende belangen en er hoeft geen bemiddeling plaats te vinden in een conflict tussen twee partijen.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 45
THEORETISCHE ONDERBOUWING § 7.2 Argumentatie modellen Het afstudeerproject is onderverdeeld in verschillende fases (Wijnen, G., 1996): - Initiatieffase; - Definitiefase; - Ontwerpfase; - Voorbereidingsfase; - Realisatiefase; - Nazorgfase. . Met behulp van de volgende modellen beschrijven we de verschillende fases van het project: - Ergotherapeutisch adviesmodel; (Nathans, J.M.C. en Rooy, B.J. de., 1996) om tot scholing te komen. - Didactisch model; (Gelder, N. van., 1981) ontwerpen van de scholing. - Health Counseling; (Gerards, F., 1997) theoretische onderbouwing van de scholing. - ICF; overkoepelend model. Ergotherapeutisch adviesmodel (Nathans, J.M.C. en Rooy, B.J. de., 1996) Dit methodische model is een procesmodel specifiek voor adviestrajecten. Het model heeft een cyclisch karakter, hierdoor wordt de ideale situatie nooit bereikt. Het adviesmodel betstaat uit de volgende stappen: 0 Probleem, adviesvraag; 1 Probleemanalyse; 2 Probleemdefiniëring, doelstellingen formuleren; 3 Verkenning en selecteren van probleemoplossingen; 4 Implementeren van de oplossing; 5 Evaluatie. Na stap 5 wordt weer met stap 0 begonnen. Deze 6 stappen sluiten aan bij de 6 stappen van projectmatig werken van Wijnen. Binnen elke fase spelen zich kleine cyclische processen af. De ergotherapeut/ adviseur evalueert het handelen voortdurend en stelt constant de doelen bij, op grond van nieuw verworven informatie, nieuwe gezichtspunten, nieuwe ervaringen e.d. De adviesrol is een dynamisch en actief proces, waardoor de fasering soms in elkaar kan overlopen. De stappen van het adviesmodel van Nathans en de Rooy zullen een aanvulling geven aangezien dit een specifiek adviesmodel is voor ergotherapeuten. Binnen ons proces zal dit model richting geven omtrent hoe de gewenste verandering bereikt kan worden.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 46
THEORETISCHE ONDERBOUWING Didactisch model (Gelder, N. van., 1981) Het didactische model van Van Gelder wordt gebruikt voor het ontwerpen van de scholing. Dit model geeft een praktisch overzicht van aspecten die een leersituatie moet bevatten. Er wordt een onderwijsleersituatie (OSL) gecreëerd aan de hand van de volgende aspecten: - Leeractiviteit; - Werkvorm; - Inhoud; - Hulpmiddelen; - Onderwijsactiviteit. Degene die scholing krijgt werkt aan een individueel of algemeen doel, bij dit model is het doel een nagestreefde verandering. Het doel van de scholing die wij in G’dam en EH willen gaan geven is bewustwording en eventuele gedragsverandering bij degene die geschoold worden. Doormiddel van de OSL kan dit gezamenlijke doel bereikt worden. Health Counseling (Gerards, F., 1997) Het Health Counseling model (zie § 3.3) bevorderd onder andere de eigen verantwoordelijkheid, autonomie en het welbevinden van de geadviseerde. Health Counseling bestaat uit de hieronder genoemde (drie) fasen en (zes) stappen: Voorbereiding van het advies: Bewustwording; Afweging; Besluitvorming. Uitvoering van het advies: Gedragsverandering. Nazorg: -
Gedragsbehoud; Preventie en terugval.
De belangrijkste reden waarom wij tevens voor Health Counseling hebben gekozen is dat dit model gedragsverandering teweegbrengt bij de mensen die de scholing krijgen. Om dit project te laten slagen moeten de medewerkers van de facilitaire dienst zelf het belang gaan inzien van de kennis over en preventie van fysieke belasting.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 47
THEORETISCHE ONDERBOUWING ICF (2002) De ICF (zie § 3.1) kan gebruikt worden als basis voor het verzamelen en vastleggen van gegevens. De ICF is ideaal om te gebruiken als overkoepelend model, aangezien het model heel algemene informatie. Het model bevat de volgende onderwerpen: - (arbeidsrelevante) ziekte/ aandoening; - functies & anatomische eigenschappen (stoornissen); - activiteiten (beperkingen); - participatie (participatieproblemen) zoals (dreigend) werkverzuim. Door dit model in te vullen kunnen we de informatie op mesoniveau ordenen. Deze informatie op mesoniveau wordt gebruikt om een volledig en overkoepelend beeld te krijgen van de situatie en organisatie waar wij in werken.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 48
THEORETISCHE ONDERBOUWING § 7.3 Fysieke belasting Fysieke belasting, ook wel lichamelijke belasting genoemd, is in het algemeen een belasting van het houdings- en bewegingsapparaat. Bijvoorbeeld belasting van de rug, de botten en spieren in armen en benen. Fysieke belasting komt onder andere voor tijdens de volgende activiteiten: tillen, dragen, reiken, armheffen, duwen, trekken, manoeuvreren, werkhoudingen, statische belasting en repeterende bewegingen. Hieronder volgt de uitwerking van de arbo-knelpunten aan de hand van literatuur. (Peereboom, K.J., 1999, Vink, P. & Dul, J., 1994, Knibbe, J.J., Knibbe, N.E., & Geuze, L., 2002, ICF, 2002). Staan Definitie volgens ICF: “Enige tijd, zo lang als nodig is, blijven staan, zoals bij het in een rij blijven staan. Inclusies: handhaven van staande houding op een helling; handhaven van staande houding op gladde of harde oppervlakten.” Knelpunten:
langer dan 1 uur aaneengesloten langer dan 4 uur in totaal
Suggesties voor verbetering:
afwisselen van zitten en staan sta-steun snellere taakroulatie
Lopen/ dragen Definitie volgens ICF: Lopen: “Zich te voet voortbewegen op een oppervlak, stap voor stap, met altijd één voet op de grond, zoals bij het wandelen, slenteren, voorwaarts, achterwaarts, of zijwaarts gaan.” Dragen: “Iets of iemand in de handen en/ of armen nemen en van de ene plaats naar de andere verplaatsen, zoals bij het in de handen meenemen van een glas of een koffer/ zoals bij het in de armen dragen van een kind.” Knelpunten:
meer dan 15 kg op heuphoogte dragen meer dan 1 keer per 5 minuten meer dan 90 meter
Suggesties voor verbetering:
kar gebruiken loopafstand minimaliseren bulkverpakking gebruiken waardoor manueel tillen onmogelijk is
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 49
THEORETISCHE ONDERBOUWING Zitten Definitie volgens ICF: “In een zittende houding blijven, op een stoel of op de vloer, gedurende enige tijd, zo lang als nodig is, zoals bij het zitten aan een bureau of tafel. Inclusies: handhaven van zittende houding met de benen recht vooruit of gekruist, met de voeten ondersteund of niet ondersteund.” Knelpunten:
langer dan 2 uur aangesloten zitten langer dan 5 à 6 uur per dienst
Suggesties voor verbetering:
taakroulatie ergonomische stoelen sta-steunen
Bukken/ knielen Definitie volgens ICF: Bukken: “Enige tijd, zolang als nodig is, gebukt blijven zitten, zoals bij het bukken op de vloer, zonder stoel.” Knielen: “In knielende houding blijven waarbij lichaam op de knieën rust bij gebogen benen, gedurende enige tijd, zolang als nodig is, zoals bij knielen bij het gebed in de kerk.” Knelpunten:
langer dan 30 sec aaneengesloten bukken of knielen langer dan 15 minuten bukken of knielen per dienst
Suggesties voor verbetering:
gebruiken van zithulpmiddel verhoging aanbrengen verstelbaar schoonmaakmateriaal
Tillen Definitie volgens ICF: “Iets of iemand pakken om van een lager naar een hoger niveau te verplaatsen, zoals bij het optillen van een glas van de tafel.” Knelpunten:
meer dan 23 kg handmatig tillen vaker dan 12 x 12 kg per dienst tillen
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 50
THEORETISCHE ONDERBOUWING Suggesties voor verbetering:
kratten of zakken minder vol maken kleinere zakken of kratten schuiven in plaats van tillen hoogteverschil minimaliseren verplaatsingsafstand minimaliseren tilhulpmiddelen gebruiken bulkverpakkingen gebruiken waardoor manueel tillen onmogelijk is
Duwen Definitie volgens ICF: “Met de vingers, handen en armen iets of iemand van zich af verplaatsen, of naar een andere plaats verplaatsen, zoals bij het wegduwen van een dier.” Knelpunten:
duwen van meer dan 25 kg, maximaal 15 kg per hand
Suggesties voor verbetering:
verrijdbaar maken van objecten objecten lichter maken vloerbedekking aanpassen gebruik van carriers aanschaf lichter materiaal beter onderhoud karren
Trekken Definitie volgens ICF: “Met de vingers, handen en armen iets of iemand naar zich toe halen of verplaatsen, zoals bij het dichttrekken van een deur.” Knelpunten:
trekken van meer dan 25 kg, maximaal 15 kg per hand meer dan 5 kg trekkracht vanuit de vingers
Suggesties voor verbetering:
verrijdbaar maken van objecten objecten lichter maken vloerbedekking aanpassen gebruik van carriers aanschaf lichter materiaal beter onderhoud karren
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 51
THEORETISCHE ONDERBOUWING Armheffen Geen definitie volgens ICF Knelpunten:
armheffing (voor- of zijwaarts) meer dan 60 graden langer dan in totaal 2 uur per dienst werkzaamheden boven schouderhoogte langer dan 4 minuten per keer
Suggesties voor verbetering:
langere stelen (aluminium) trapje werkhoogte aanpassen verstelbaar maken
Reiken Definitie volgens ICF: “De handen en armen uitstrekken en iets of iemand aanraken en pakken, zoals bij het over een tafel of bureau heen reiken naar een boek. Knelpunten:
meer dan 12 x per uur reiken, dwz: meer dan 50 cm horizontale afstand van schouder tot hand
Suggesties voor verbetering:
artikelen ergonomisch ordenen in voorraadkast minder diepe sorteertafel gebruiken aluminium trapje kraan met pistoolgreep en reikarm
Manoeuvreren Geen definitie volgens ICF Knelpunten:
draaien en duwen tegelijk plotselinge bewegingen bij het manoeuvreren veelvuldig stoppen en starten meer dan 20 kg
Suggesties voor verbering:
maak gebruik van lichaamsgewicht als je draait loop dan om het object en neem het in de beweging mee beweeg gelijkmatig en rustig goede, soepel lopende wielen grotere wielen totaalgewicht verminderen vloer egaliseren en drempels verwijderen
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 52
THEORETISCHE ONDERBOUWING Repeterende bewegingen Geen definitie volgens ICF Knelpunten:
langer dan in totaal 4 uur per dienst repeterende handelingen uitvoeren
Suggesties voor verbetering:
taakroulatie ergonomisch werkplek decentraal werkzaamheden spreiden over meer personen en dan van kortere duur
Statische belasting Geen definitie volgens ICF Knelpunten:
langer dan 4 minuten werken met gedraaide en/ of meer dan 30 graden voor- of zijwaarts gebogen romp
Suggesties voor verbetering:
werkhoogte aanpassen in hoogte verstelbare werkbladen in lengte verstelbare stelen gebruik van hulpmiddelen lastige klussen verdelen over meer medewerkers
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 53
THEORETISCHE ONDERBOUWING § 7.4 Organigram Tijdens de eerste weken is er contact gelegd tussen met de verschillende verantwoordelijke disciplines en medewerkers/ managers. Daarnaast hebben wij iedere week contact met onze opdrachtgevers en senioradviseur. Hieronder volgt een organigram van ons project binnen de organisatie.
Dhr. G. Kooistra; Manager Facilitaire Dienst Dhr. P. vd Hulst; Senioradviseur HvA Docent Ergotherapie
Dhr. H. vd Woude; Assistent Manager Keuken
Dhr. J. Isken; Assisent Manager Hoteldienst
Dhr. R. Kruyt; Hoofd Keuken
Medewerkers Keuken
Mw. L. Huysmans; Arbo- en Verzuimcoördinator
Mw. R. Braas; Ergotherapeute
Medewerkers Linnenkamer Medewerkers Magazijn Medewerkers Receptie Medewerker Technische Dienst
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 54
THEORETISCHE ONDERBOUWING § 7.5 Gesprekken binnen de organisatie We hebben gesprekken binnen de organisatie gevoerd met de assistent managers, leidinggevenden en medewerkers om deze actief te betrekken bij het project. Hieronder volgen de uitwerkingen per gesprek. Daarnaast heeft er een gesprek plaatsgevonden met de bedrijfsarts van G’dam en EH. § 7.5.1 Samenvatting gesprek dhr. H. van der Woude (assistent manager voeding) Dhr. van der Woude is sinds februari 2003 ingehuurd door de Verenigde Amstelhuizen voor de functie van Assistent Manager Voedingsdienst in G’dam en EH. Dhr. is leidinggevend en aanspreekpunt voor de medewerkers in beide keukens. De taken die dhr. uitvoert lopen zeer uiteen. Op dit moment houdt hij zich voornamelijk bezig met de verwachte renovatie van de keuken in G’dam (2006), maar ook op organisatorisch vlak levert hij een grote bijdrage. Hij houdt zich o.a. bezig met de aankomende vernieuwde werksituatie in de keuken. De keuken van G’dam wordt vanwege de vernieuwing zo spoedig mogelijk een assemblage keuken, dat wil zeggen dat men van zelf bereide maaltijden overstapt naar kant-en-klaar pakketten. Daarnaast komt er per januari een nieuwe visie op organisatie, planning (o.a. medewerkers) en (werk)structuur. Dhr. is vroeger hulpkok geweest in G’dam, dit werk heeft hij vele jaren gedaan. Na deze periode is dhr. Hoofd Voedingsdienst geworden in de keuken van G’dam, deze functie heeft hij tot 8 jaar geleden beoefend. Dhr. werkt al circa 35 jaar binnen de stichting. Dhr. is door Laura Huysmans op de hoogte gebracht omtrent het afstudeerproject fysieke belasting. Hij weet dat het om een scholing van de medewerkers van de facilitaire dienst zal gaan. Inhoudelijk Er is de laatste jaren nauwelijks iets ondernomen omtrent de fysieke belasting in samenhang met de medewerkers van de keuken. Hij vertelde dat vanaf het moment dat Laura Huysmans haar nieuwe functie kreeg er meer werd ondernomen, zoals het schoenenproject en de projectgroep fysieke belasting. De Verenigde Amstelhuizen besteedt al jaren aandacht aan arbo-zaken die te maken hebben met fysieke belasting. Er zijn allerlei projecten ingevoerd (waaronder het schoenenproject), daarnaast is het mogelijk voor de medewerkers van de keuken fysiotherapie te krijgen, als zij fysieke klachten ervaren. De medewerkers in de keuken worden steeds ouder, er zijn binnen de keuken van G’dam nu 3 mensen die ouder zijn dan 55 jaar, dus de koppeling naar fysieke belasting wordt dan ook meer gemaakt.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 55
THEORETISCHE ONDERBOUWING Binnen de keukens moet er een productie geleverd worden, onder elke voorwaarde. Hoe deze productie geleverd wordt is zeer belangrijk. Het werk kan in bepaalde periodes als zeer stressvol ervaren worden, maar er zijn ook rustige periodes. Erg belangrijk is de sfeer in de keuken, er moet tijd zijn voor ontspanning, humor en pauzes. Dhr. geeft aan dat hij een praktijkmens is. In de praktijk moeten eerst problemen ervaren worden, alvorens er gekeken kan worden naar een oplossing. Dhr. zegt dat er momenteel geen aandacht ligt bij de fysieke belasting. Een dergelijk(e) project/ scholing als deze ontstaat altijd opeens, uit het niets, zonder dat de doelgroep waar het om gaat zelf met de vraagstelling komt. Meestal worden deze projecten van hoger af bepaald (CAO e.d.). Nadat we uitleg gaven over ons beeld en visie omtrent de scholing en een globaal beeld gaven hoe de scholing er ongeveer uit zal komen te zien veranderde dhr. langzaam van mening. Nu hij duidelijker in kaart heeft wat we nou precies willen gaan bereiken wordt de communicatie beter. Dhr. ziet de scholing wel zitten. Voorwaarden voor hem zijn dat de scholing in kleine groepen gegeven moet worden en dat de scholing voornamelijk zeer praktisch is (bijvoorbeeld niet het voorlezen van arbo-richtlijnen en risico’s etc). Dhr. verwacht dat de medewerkers wel te motiveren zijn, de meeste mensen werken er al jaren en daarbij komt dat de werksfeer goed is. Wel vindt dhr. dat het zeer belangrijk is dat er een gedragsverandering ontstaat, de mensen moeten zich bewust zijn van hun huidige fysieke functioneren, de risico’s etc. Dhr. gaf aan dat hij zeer bereid is tijd en energie in dit project te steken. Wel wil hij goed geïnformeerd worden. Het plan moet duidelijk in kaart gebracht worden. Hij ziet het nut van de scholing zitten, omdat hij het welzijn van de medewerkers zeer belangrijk vindt, zowel lichamelijk als geestelijk. Dhr. kwam met het idee dat we een keer bij een werkoverleg aanwezig zouden moeten zijn. Dan kunnen alle betrokkenen met hun visie komen omtrent het project, ideeën uitwisselen en elkaar tips geven om tot de scholing te komen. Dhr. voelt zich medeverantwoordelijk voor de implementatie van het project, zodat het ook na ons afstuderen actief blijft. Voorwaarde is wel, dat er een product ontstaat dat bruikbaar/ werkbaar is en duidelijke resultaten levert. Vanwege de bezuinigingen zal er de komende jaren in de keuken met steeds minder mensen hetzelfde resultaat geleverd moeten worden. Op dit moment worden zeer veel handelingen in de keuken nog zelf gedaan, zoals het vlees bereiden. Dit kost zeer veel tijd, de komende jaren zal dit gaan veranderen, er zullen kant-en-klaar maaltijden komen. Hierdoor zal er meer tijd ontstaan. Er is een onderzoek geweest naar het aantal mensen in de keuken afgestemd op de werkzaamheden die er moeten gebeuren/ takenpakket. Uit het onderzoek en de cijfers blijkt dat er voldoende mensen in de keuken werken, maar dat de tijdsstructuur aangepast moet worden, sommige momenten werken er te weinig mensen voor teveel taken, andere momenten zijn er te veel mensen voor te weinig taken. De conclusie is dat er logischer gepland en effectiever gewerkt moet worden.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 56
THEORETISCHE ONDERBOUWING De medewerkers in de keuken werken al jaren volgens een vast stramien. Dit moet echter veranderen, er komen vernieuwingen aan en de medewerkers zullen met deze vernieuwingen moeten leren omgaan, de denkwijze van de medewerkers zal moeten veranderen. Dit kan bijvoorbeeld inhouden dat een normale 8 uurdienst gaat veranderen in 2 diensten van 4 uur (het opschuiven van uren). De mening van dhr. omtrent overwerken is duidelijk, dit kan niet en mag niet gebeuren. Gebeurt dit wel, zal dit duidelijk gemeld moeten worden, waarna er vervolgens uren vrij moeten komen. § 7.5.2 Samenvatting gesprek dhr. J. Isken (assistent manager hoteldienst) Dhr. Isken is vanaf 1966 (nu 38 jaar) werkzaam bij de Stichting Verenigde Amstelhuizen. Dhr. is begonnen als hoofd van de keuken bij verschillende huizen van de stichting. Hij heeft intern gesolliciteerd waardoor hij nu deze functie heeft. Hij werkt nu ruim 5 jaar in G’dam als assistent manager van de facilitaire dienst. Tot februari 2004 was dhr. assistent manager van alle onderdelen van de facilitaire dienst. Sinds februari 2004 heeft dhr. van der Woude de zorg voor de keuken overgenomen. De taken die dhr. uitvoert zijn vrij divers. Hij houdt zich onder andere bezig met dagelijks leidinggeven aan de medewerkers van de facilitaire dienst, daarbij komt ook de inkoop, logistiek en contact met leveranciers. Hij houdt zich ook veel bezig met het meedenken en taken verdelen op regionaal niveau, aangezien in de toekomst veel meer facilitaire diensten op regionaal niveau geregeld zullen gaan worden. Dhr. is door Laura Huysmans op de hoogte gebracht van het project. Hij weet dat het om een advies gaat omtrent de fysieke belasting bij de verschillende disciplines van de facilitaire dienst. Inhoudelijk Jaren geleden is er op het gebied van scholing een til-cursus geweest, maar volgens dhr. Isken is na enkele maanden is het effect van die cursus niet meer te merken. Er is verder geen scholing geweest en er zijn geen andere acties ondernomen met betrekking tot fysieke belasting. Er zijn wel verschillende dingen aangeschaft in de linnenkamer om fysieke belasting te verminderen (karren met in hoogte verstelbare bodem, hoog/laag tafel, wasmachines op werkhoogte). Deze spullen zijn aangeschaft nadat er problemen en/ of klachten waren ontstaan door fysieke belasting. Er wordt nog wel veel aandacht besteed aan het schoenenproject. Het doel bij dit project is dat alle medewerkers (facilitaire dienst, verpleging en verzorging) goede schoenen aangeboden krijgen, die voldoen aan verschillende eisen (dichte schoenneuzen, anti-slipzolen e.d.). Op dit moment zijn er geen prioriteiten bij de facilitaire dienst met betrekking tot fysieke belasting. Voordat er iets gesignaleerd wordt, moeten er vaak eerst problemen ontstaan. Aan de hand van die problemen worden oplossingen gezocht, de prioriteit wordt dan bepaald door de ernst van de situatie. Pas dan wordt er actie ondernomen op het gebied van fysieke belasting. Er wordt dus niet preventief naar werkhoudingen en fysieke belasting gekeken.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 57
THEORETISCHE ONDERBOUWING Vanuit de verschillende disciplines van de facilitaire dienst is aangegeven dat de werkdruk soms hoog is. Dhr. kon wel beamen dat de werkdruk op sommige momenten hoog is. Naar zijn idee zijn deze klachten niet helemaal gegrond. ’s Middags hebben de medewerkers vaak minder werkdruk. Door een betere taak/ werkverdeling zou de druk meer verdeeld kunnen worden over de dag. Volgens dhr. zijn nu geen prioriteiten gesteld met betrekking tot fysieke belasting, aangezien er op dit moment geen knelpunten worden aangegeven vanuit de facilitaire dienst. “Pas als er knelpunten in de toekomst ontstaan kunnen we daar op in spelen”. Afstudeerproject Dhr. kon zich wel een globaal beeld vormen van de scholing, maar hij vroeg zich af of de scholing aan zou slaan. We hebben gesproken over bepaalde randvoorwaarden die de scholing aantrekkelijker kan maken voor de medewerkers. Onder deze randvoorwaarden verstaan we de volgende item’s: de tijd waarop de scholing gegeven wordt, de manier waarop de scholing gegeven wordt (interactief), of je de medewerkers kunt overtuigen van het belang van de scholing. Door dit project gelooft hij wel dat medewerkers van de facilitaire dienst meer aandacht zullen krijgen voor hun eigenverantwoordelijkheid wat betreft fysieke belasting. Het is belangrijk dat de medewerkers na een paar maanden niet in hun oude gedrag terugvallen. Dhr. is bereid om zelf tijd en energie te steken in de implementatie van de scholing en het behoud van de aandachtspunten rondom de fysieke belasting. § 7.5.3 Samenvatting gesprek dhr. J. Klapwijk (bedrijfsarts) Dhr. Klapwijk is al geruime tijd werkzaam als bedrijfsarts binnen G’dam en EH. Via mevr. Huysmans, de Arbo- en Verzuimcoördinator, is dhr. op de hoogte gebracht van het afstudeerproject ‘Fysieke Belasting.’ Samenvattend gezien is de functie van dhr. dat er gekeken wordt naar de relatie tussen werk en gezondheid bij de medewerkers binnen de instelling. Praktisch gezien beoordeelt dhr. de arbeid(on)geschiktheid van de medewerker. Daarnaast kan hij medewerkers raad geven met betrekking tot individuele ‘lichtere’ fysieke en/ of psychische klachten. Het contact verloopt via de medewerker, meestal zodra er verzuim plaatsvindt. Vervolgens komt er een gesprek tussen beide. In dit gesprek wordt geïnventariseerd wat de (medische) klachten/ problemen zijn en wordt er een situatieschets opgesteld. Vervolgens wordt er gekeken wat de medewerker individueel al heeft ondernomen om de klachten te verminderen. Op deze manier worden de beperkingen duidelijk in kaart gebracht en kan er gekeken worden of er alternatieven mogelijk zijn. De bedrijfsarts heeft een adviesrol in dit traject. De werkgever is de leading/ besluit factor en hierdoor eindverantwoordelijk. De werkgever zal in samenhang met de bedrijfsarts en de organisatie tot een plan van aanpak komen. Iedere medewerker die in aanmerking komt met de bedrijfsarts heeft een eigen regimemodel. Dat wil zeggen dat iedere medewerker zelf verantwoordelijk is voor zijn/ haar eigen ontwikkelingen en hierdoor ook zelf contact moet onderhouden met de bedrijfsarts en de organisatie.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 58
THEORETISCHE ONDERBOUWING De bedrijfsarts heeft één centrale agenda waarin iedere medewerker zelf kan aangeven wanneer hij/ zij een gesprek wil. De bedrijfsarts krijgt voornamelijk met medewerkers te maken die vanwege ziekteverzuim langdurig thuis zitten (75%), daarnaast zijn er medewerkers die klachten signaleren terwijl ze hun huidige werkzaamheden uitvoeren (25%). Huidige situatie De klachten die het meest voorkomen zijn voornamelijk psychische klachten en klachten van het bewegingsapparaat (rug/ schouder/ elleboog). Een knelpunt dat er duidelijk uitspringt, is dat de medewerkers hun eigen verantwoordelijkheden met betrekking tot de fysieke belasting onvoldoende inzien. De werkgever is verplicht mogelijkheden aan te bieden met betrekking tot het reduceren van de fysieke belasting. Dit gebeurt in G’dam en EH, maar het komt regelmatig voor dat deze mogelijkheden niet of onvoldoende gebruikt worden. Hierbij kan gedacht worden aan til-cursussen, schoenenproject, ergonomische (transfer)hulpmiddelen, bedrijfsfitness etc. In de praktijk blijkt dat de bedrijfsarts nauwelijks preventief werkzaam is ter vermindering van (medische) klachten. Afstudeerproject De reden dat er momenteel weinig ziekteverzuim is komt volgens dhr. voornamelijk door de onderlinge teams van de facilitaire dienst. De sfeer in de onderlinge teams is momenteel, ondanks allerlei stressfactoren, goed, er heerst een prettige werksfeer. Ieder teamlid (medewerker) voelt zich verantwoordelijk voor het team waarin hij/ zij werkt, weet wat er gebeurt als hij/ zij er niet is, weten wat hij/ zij achter laat. Volgens de bedrijfsarts is de sleutel werkplezier. Is er werkplezier in een team, is het logische gevolg dat het ziekteverzuim laag is. Dhr. vindt dat overwerk slechts in zeer beperkte mate mag plaatsvinden. Overwerken kan gebeuren, maar er moet wel duidelijk zijn dat de organisatie er alles aan doet dit tegen te gaan. Voor de bedrijfsarts is het lastig te zeggen welke klachten/ ziekten omtrent de fysieke belasting het meest voorkomen, dit scheelt per individu. In de scholing: - Er moet als aandachtspunt duidelijk vermeld worden wat de risico’s kunnen zijn als medewerkers hun taken blijven uitvoeren zoals ze dit nu doen (huidige situatie), met name gericht op de fysieke belasting. - Daarnaast zal de scholing praktisch moeten zijn. - Er zal tevens een trainingselement naar voren moeten komen, zodat iedereen individueel betrokken wordt. - Het eigen bewegingsapparaat verdient aandacht: mensen kunnen vergeleken worden met auto’s; zolang het onderhoud voldoende is, zal de auto blijven rijden. Medewerkers zullen zich bewust moeten worden van hun eigen bewegingsapparaat, met name de buikspieren en rompspieren. - Afwisseling en een andere uitvoer van taken verdienen aandacht. Dhr. vindt het afstudeerproject een prima initiatief en een goede investering voor beide verpleeghuizen.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 59
THEORETISCHE ONDERBOUWING § 7.5.4 Samenvatting gesprek met mw. M. Overeinder (praktijkopleider) Inleiding Mw. Overeinder is (sinds september 2001) praktijkopleider in G’dam en EH. Zij heeft een achtergrond als verpleegkundige en heeft gewerkt met mensen met een verstandelijke beperking. Daarnaast heeft zij een lerarenopleiding gevolgd, waardoor zij de bevoegdheid heeft mensen te onderwijzen op het gebied van het geven van scholing. Op dit moment houdt mw. zich bezig met het begeleiden van leerlingen en stagiaires. Ook begeleidt mw. de begeleiders van de leerlingen en stagiaires om een goed leerklimaat te ontwikkelen. Tevens heeft zij contact met andere praktijkopleiders vanuit verschillende opleidingen. Mw. Overeinder heeft voor het eerst informatie over het project vernomen door contacten in de wandelgangen. Zij was enthousiast over het feit dat wij haar wilden betrekken in het project. Daarbij zou ze ons eventueel kunnen helpen en informeren over het geven van scholing. Verenigde Amstelhuizen (VA) Binnen de Verenigde Amstelhuizen staat kwaliteitsverbetering hoog in het vaandel, vooral als het gaat om de visie op scholing. De slogan van de Verenigde Amstelhuizen is: ‘leven op mijn manier,’ vanuit dit motto worden er verschillende soorten scholingen aangeboden. In de scholing die binnen de VA gegeven wordt staan 3 punten centraal: - Flexibiliteit; - Samenwerken; - Klantvriendelijkheid. Er wordt op competentieniveau scholing gegeven. Iedere regio geeft aan welke soorten scholing nodig zijn. Indien deze scholing door meerdere regio’s als nuttig worden ervaren, zullen deze centraal aangeboden worden door de VA. Tot op heden is er binnen G’dam en EH geen scholing gegeven over het thema fysieke belasting. Tevens is er geen ervaring met betrekking tot het geven van scholing aan de disciplines van de facilitaire dienst. Tips/ suggesties van mw. Overeinder voor (het geven van) de scholing: Ruimte - In G’dam is een praktijklokaal en een vergaderzaal die gebruikt kunnen worden voor de scholing; - In EH is een vergaderzaal en een oefenruimte van de fysiotherapie, waar de scholing gegeven kan worden; - Scholing geven op de werkvloer aan een groep wordt afgeraden, in verband met afleidende factoren, bijvoorbeeld het rinkelen van een telefoon. Als men scholing krijgt op de werkvloer dan betreft dit één à twee personen; - Materialen voor de scholing (pannen, au-bain-marie bakken, karren etc) meenemen naar de desbetreffende ruimte.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 60
THEORETISCHE ONDERBOUWING Scholing - De scholing moet praktisch zijn (doen en ervaren); - Medewerkers moeten gemotiveerd zijn, de essentie van de scholing moet duidelijk worden (waarom is de scholing voor hen van belang, wat hebben zij er aan?); - De scholing moet gericht zijn op het eigen lichaam, niet op de materialen (karren e.d.); - Er moeten werkvormen gekozen worden die passen bij het doel dat je wilt behalen, bijvoorbeeld medewerkers een ervaren laten opdoen om gedragsverandering teweeg te brengen; - Het is verstandig om de cursisten een hand-out te geven met daarop een samenvatting van de theorie, bijvoorbeeld ondersteund door plaatjes. Tijdsduur - De tijd dat de aandacht van de cursisten kan worden vasthouden hangt af van de werkvorm; - Voor de eerste bijeenkomst adviseert mw. Overeinder ongeveer 2 tot 2 ½ uur uit te trekken: 1 ½ uur voor de praktische scholing en 1 uur voor introductie van de scholing en om de groep te motiveren. Daarna kan ervoor gekozen worden om 2 dagdelen te scholen of voor 4 keer 1 ½ uur. Benaderingswijze - De medewerkers moeten voorzichtig benaderd worden, vanwege de weerstanden die zij hebben aangegeven. Audio-visuele middelen - Audio-visueel materiaal als onderbouwing van wat er zojuist gezegd is; - Audio-visueel materiaal als opdracht om knelpunten te observeren. § 7.5.5 Samenvatting oriënterend gesprek medewerker keuken G’dam Deze vragenlijst werd ter oriëntatie afgenomen met het waarnemend hoofd van de keuken. De verkregen antwoorden zijn hieronder uitgewerkt. Hoe zit het met de kennis/ ontwikkelingen met betrekking tot fysieke belasting? Rugradar e.d.? “Er is diverse keren een enquête gehouden, die vul je in maar je krijgt er nooit meer iets van te horen en dat is jammer. De volgende keer heb je dus geen zin meer om de enquête in te vullen omdat er de vorige keer ook niets mee gebeurt is. Een hele tijd geleden hebben we wel diverse keren til-oefeningen gehad, dat ging via Laura, maar dit gebeurt nu niet meer. Er is ook een onderzoek geweest van Star Consultancy, deze hebben onderzocht of de werkzaamheden en het aantal medewerkers in balans waren. Na dit onderzoek zijn er banen verdwenen en medewerkers die weg gingen zijn niet vervangen, waardoor de fysieke belasting gestegen is,”
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 61
THEORETISCHE ONDERBOUWING Is er een overzicht van de huidige werkzaamheden in de keuken? “De keuken werkzaamheden zijn verdeeld in 3 parties (1. soep en toespijs, 2. vlees, 3. aardappelen en groenten). Er is een overzicht van de werkzaamheden bijgevoegd in de bijlage. De werktijden lopen van 7:30 tot 18:30, deze dag is verdeeld in twee soorten diensten, een vroege en een late dienst. Twee keer per maand kunnen de bewoners en hun familie a la carte eten, dan loopt de werkdag tot 21:30. Vaak moeten de chef koks dan deze volledige dag werken aangezien er geen koks zijn die deze taken kunnen/ mogen overnemen.” Wordt er gebruik gemaakt van bepaalde arbo-regels? Hygiëne regels? “Er zijn wel regels over het verwarmen van eten en dat schone en vuile vaat niet bij elkaar mag komen. Ook moeten er eigenlijk twee mensen in de spoelkeuken staan, een bij de vuile vaat en een bij de schone.” Hoe zit het met ziekteverzuim? “Rug en arm problematiek komen het meest voor in de keuken. De laatste tijd is er nauwelijks ziekteverzuim door fysieke overbelasting. Als er al ziekteverzuim is dan is het een griepje of iets dergelijks. Er is sprake van onderbezetting in de keuken van G’dam. De medewerkers komen ook naar hun werk als ze ziek zijn, zij doen dan minder zware taken, maar willen hun collega’s niet in de steek laten. Ook komen medewerkers vaak eerder op hun werk of gaan zij later weg omdat er een tekort is aan personeel. Veel medewerkers maken overuren. Deze overuren mogen niet uitbetaald worden, waardoor ze deze uren op een ander tijdstip moeten opnemen. Helaas is het opnemen van vrije uren niet mogelijk omdat er sprake is van onderbezetting.” Wat zijn de grootste knelpunten tot nu toe met betrekking tot. fysieke belasting? “ het trekken van karren, het tillen van bestellingen (melk bestelling; 8 kratten à 20 kilo, Emmers met basisvla; 10 liter), het reiken, repeterende bewegingen en het draaien van je rug tijdens het tillen.” Tijdens welke werkzaamheden in de keuken komen die naar voren? “Vaak komen de grootste knelpunten voort uit verkeerd of niet deugdelijk materiaal. Er is bijvoorbeeld geen goed bevestigingsmateriaal in de bus waarmee eten naar De Drecht gebracht wordt. Ook rijden veel karren te zwaar waarmee eten vervoerd moet worden, deze wielen worden niet goed schoongemaakt. De melk moet bijvoorbeeld via de fifo (first-in-first-out) manier worden aangevuld, dit betekend veel rijken met pakken melk van 1 ½ liter, en dat gebeurt dan niet één keer, maar een aantal maal achter elkaar.”
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 62
THEORETISCHE ONDERBOUWING Wat is er qua ontwikkeling de laatste jaren ondernomen/ duidelijk geworden gericht op fysieke belasting? “Er is een tilcommissie geweest die jaren geleden scholing heeft gegeven. Heel soms denk je daar nog wel eens aan, maar als dat niet wordt bijgehouden vertroebeld dat! Van de Rug Radar horen wij niets meer. Er is geen verandering op de werkvloer.” § 7.5.6 Samenvatting oriënterend gesprek medewerkers linnenkamer G’dam Deze vragenlijst werd ter oriëntatie afgenomen met drie medewerksters van de linnenkamer op de werkvloer (er is geen leidinggevende). De verkregen antwoorden zijn gezamenlijk verwerkt. Hoe ervaar je je werk(zaamheden) op het fysieke vlak? “Zwaar, we werken bijvoorbeeld al tien jaar met dezelfde karren. De karren zijn zwaar en rijden vervelend vanwege het slechte onderhoud van de wielen! Daarnaast werken we van 07.30 tot 16.00, dit houdt in dat we de hele dag staan. De karren met het natte wasgoed rijden zeer zwaar en het tillen van vooral de natte was kost ook erg veel kracht.” Denk je na over de lichamelijke belasting die je ervaart tijdens je werk? “Nauwelijks, veelal werken we op de automatische piloot. Soms denk je wel eens na over bijvoorbeeld bukken en reiken, maar daar blijft het dan bij. Wel verstellen we regelmatig de tafel waaraan we was opvouwen, die is in hoogte verstelbaar.” Wat zijn je werkzaamheden? Is er een overzicht van de huidige werkzaamheden? “Dhr. Isken heeft deze lijst. Verder is er geen begeleiding in verband met onze werkzaamheden, we moeten al onze zaken zelf regelen.” Wat ervaar je zelf als zware werkzaamheden? “Tillen, bukken, reiken, voorover buigen, steeds herhalen van dezelfde bewegingen. En de hele dag staan werkt ook niet bevorderend!” Onderneem je zelf acties om je lichaam te ontlasten tijdens het uitvoeren van je werk? “Overdag hebben we drie pauzes. Twee keer een kleine pauze van 15 minuten en één keer een half uur. Tijdens die pauzes kunnen we uitrusten en even zitten, hetgeen erg prettig is. Daarnaast, mocht er iemand ergens last van krijgen, ontlasten we die persoon. Zij kan dan bijvoorbeeld de lichtere werkzaamheden doen, zoals naaien, sokken rollen, kleding merken etc.”
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 63
THEORETISCHE ONDERBOUWING Hoe zit het met de kennis/ ontwikkelingen met betrekking tot de fysieke belasting? Rugradar e.d.? “We hebben vorig jaar en een paar weken geleden een lijst in moeten vullen. Dat hebben we gedaan, maar nooit meer iets van gehoord. Op de lijst stonden allerlei punten die over fysieke belasting gaan, bijvoorbeeld hoe je moet tillen en hoe zwaar je mag tillen. Ook is er vorig jaar een meisje (bedrijfsfysiotherapie) geweest die een onderzoek heeft gedaan naar de fysieke belasting in de linnenkamer. Ze heeft een verslag geschreven, maar dat hebben wij nog nooit gezien.” Wordt er gebruik gemaakt van bepaalde arbo-regels? Hygiëne regels? “We hebben de hoog/laag tafel die we zelf in kunnen stellen. Ook hebben we drie karren met vering (voor schone/natte was) waarin we natte was stoppen, zodat de was altijd bovenaan ligt en je dus niet hoeft te bukken. En we houden er rekening mee dat we niet te zwaar tillen, in ieder geval niet boven de 20 kilo.” Heb je wel eens te maken gehad met ziekteverzuim als gevolg van fysieke belasting? “Op dit moment en de laatste jaren is er nauwelijks ziekteverzuim in de linnenkamer. De belangrijkste reden is dat we er voor elkaar willen zijn. Je weet gewoon dat als je ziek bent je collega’s achter laat met het werk, er wordt immers niet voor vervanging gezorgd. Hierdoor zorg je er dus voor dat je gewoon komt, ziek of niet. En wat we hierboven al zeiden, gericht op fysieke overbelasting ontlast je elkaar dan, dan doe je minder intensieve werkzaamheden. Het is gewoon een kwestie van mentaliteit en er voor elkaar willen zijn.” Wat zijn de grootste knelpunten tot nu toe met betrekking tot fysieke belasting? Tijdens welke werkzaamheden komen die naar voren? “De vuile waskarren die van de afdelingen komen rijden vervelend, daarnaast is het erg zwaar de onderste vuile was eruit te tillen en in de wasmachine te stoppen. Het bukken is dan zwaar en dat doe je op een dag toch al snel tientallen keren. De rekken met kleerhangers wegen zwaar, die moet je van de ene kamer naar de andere verplaatsen, hetgeen niet prettig is.” Wat is er qua ontwikkeling de laatste jaren ondernomen/ duidelijk geworden gericht op fysieke belasting met directe betrekking op jouw eigen functioneren? “Niets…”
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 64
THEORETISCHE ONDERBOUWING § 7.5.7 Samenvatting oriënterend gesprek medewerker magazijn G’dam Deze vragenlijst werd ter oriëntatie afgenomen met een medewerker uit het magazijn. Deze man werkt alleen en wordt regelmatig ingezet bij andere disciplines van de facilitaire dienst (receptie, linnenkamer, keuken). Hoe ervaar je je werk(zaamheden) op het fysieke vlak? “Zwaar, van lage karren moet ik zware dingen tillen.” Denk je na over de lichamelijke belasting die je ervaart tijdens je werk? “Ja, nu wel. In het begin dan ben je jonger, voel je de belasting minder en herstel je sneller van lichte blessures. Als je wat ouder wordt ga je meer op je houding letten. Je voelt het eerder aan je rug bijvoorbeeld als je zwaar hebt getild en je herstelt minder snel als je iets overbelast hebt.” Wat zijn je werkzaamheden? Is er een overzicht van de huidige werkzaamheden? “Zie uitdraai huidige werkzaamheden. Naast mijn eigen werkzaamheden van het magazijn, neem ik tijdens de middag pauze de receptie tijdelijk over en help ik de dames van de linnenkamer met het halen van de vuile was van de afdelingen.Ook ben ik regelmatig een uurtje aan het helpen als ze in de keuken mensen te kort hebben, hierbij moet ik wel oppassen dat mijn eigen werkzaamheden wel afkomen.” Wat ervaar je zelf als zware werkzaamheden? “Zware flacons met schoonmaakmiddel tillen. Als het inco-materiaal binnenkomt, moeten deze grote dozen geopend worden en het inco-materiaal weggezet worden. Elke woensdag komen ongeveer 7 karren van deli XL binnen, deze karren moet leeg gemaakt worden o.a. in het magazijn van de keuken en het algemene magazijn.” Onderneem je zelf acties om je lichaam te ontlasten tijdens het uitvoeren van je werk? “Ik onderneem niet echt iets om mijn lichaam te ontlasten. Soms als ik last heb van mijn rug bijvoorbeeld, dan let ik er wel op dat ik anders til, maar dat doe ik eigenlijk alleen als ik ergens last van heb.”
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 65
THEORETISCHE ONDERBOUWING Hoe zit het met de kennis/ ontwikkelingen met betrekking tot fysieke belasting? Rugradar e.d.? “Ik heb de Rugradar wel ingevuld en er is ook wel vaker aandacht besteed aan observatie m.b.t. fysieke belasting in het magazijn. Vaak komen mensen dan meekijken maar er gebeurt uiteindelijk niets mee. Soms gaat er een verslag naar dhr. Isken, maar ik heb nooit iets gemerkt van de onderzoeken die er geweest zijn. Er is geen terugkoppeling.” Wordt er gebruik gemaakt van bepaalde arbo-regels? Hygiëne regels? “Er zijn wel bepaalde regels dat er op bepaalde dagen bepaalde spullen naar de afdelingen gebracht moeten worden. Dit betekend soms dat je de ene dag goederen binnenkrijgt en deze de volgende dag weer naar de afdelingen moet brengen. Dit is betekend vaak overtillen in een andere kar dit is vaak niet handig, maar zo zijn de afspraken.” Heb je wel eens te maken gehad met ziekteverzuim als gevolg van fysieke belasting? “Ik heb soms wel last van vermoeidheid na een dag zwaar tillen/ duwen/ trekken.” Wat zijn de grootste knelpunten tot nu toe met betrekking tot fysieke belasting? “De rug, benen, armen en vermoeidheid.” § 7.5.8 Conclusies Conclusie keuken De laatste tijd wordt er nauwelijks iets gedaan om de fysieke belasting te verminderen. Er is jaren geleden een tilcursus geweest, maar die kennis is weggezakt. Als er iets wordt gedaan met betrekking tot fysieke belasting is het meestal een enquête waar je niets meer van terug hoort. Maatregelen tegen fysieke belasting leven niet bij de keukenmedewerkers, er is meer aandacht om de werkdruk te verminderen. Er is sprake van fysieke belasting, maar er wordt gezegd dat de medewerkers moeten afwachten tot de keuken verbouwd wordt. De zware activiteiten met betrekking tot fysieke belasting bestaan uit: de karren duwen en trekken, het tillen en opruimen van de geleverde artikelen en het schoonmaken van verschillende bakken/ ketels. Er is bijna geen ziekteverzuim onder de medewerkers. Conclusie linnenkamer In de linnenkamer worden lichamelijk zware handelingen verricht. Er moet gebukt en geknield worden om onderin de karren de schone en/ of vuile was te pakken. Tevens wordt er boven schouderhoogte gereikt om schone of vuile was van de karren af te pakken. Daarnaast zijn er een aantal activiteiten die onder repeterende handelingen vallen, zoals het ophangen van de schone was en blouses/ jurken/ broeken etc. op
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 66
THEORETISCHE ONDERBOUWING kledinghangers hangen. Er moet regelmatig met zware waskarren door de gangen gelopen worden om ze van en naar de afdelingen te brengen. Het rijden met de karren gebeurt regelmatig met een gedraaide rug, hetgeen fysiek zwaar is. Er is nauwelijks ziekteverzuim in de linnenkamer. De medewerkers willen elkaar niet in de steek laten, dus komen ze hoe dan ook naar het werk. De werkzaamheden worden dan anders ingedeeld. Conclusie magazijn In het magazijn moet er veelal getild worden. Meestal zijn het zware voorwerpen die vanaf kniehoogte en/ of (boven) schouderhoogte getild moeten worden. Doordat er in het magazijn niet veel ruimte is moet er vaak met een gedraaide rug getild worden.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 67
THEORETISCHE ONDERBOUWING § 7.6 Observatielijsten
Tillen
Trekken
Duwen
Statische belasting
Manoeuvreren
Drukken
Dragen
Armheffing
Reiken
Zitten
Repeterende handelingen
Wringen
Staan
Hurken en knielen
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 68
THEORETISCHE ONDERBOUWING
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 69
THEORETISCHE ONDERBOUWING
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 70
THEORETISCHE ONDERBOUWING § 7.7 Leerstijlen van Kolb Om de leercyclus praktisch te maken, staan hieronder praktijkvoorbeelden zoals wij deze in de scholing kunnen gebruiken per leerstijl. Bij de leerstijl ervaren hoort de instructie-aanpak: - De cursusleider biedt informatie en uitleg; - De cursist past de informatie toe in oefenopdrachten; - De cursusleider confronteert de cursist met de werkelijkheid; - De cursusleider bespreekt met de cursist de problemen van de confrontatie met de werkelijkheid, de cursist integreert de aangeboden kennis. Bijvoorbeeld: naar aanleiding van een (realistische) oefenopdracht kan de cursist ervaren hoe hij/ zij de zware pan moet tillen/ dragen. De cursist past de opgedane kennis toe tijdens deze opdracht, hij/ zij ervaart hoe het tillen van de pan ook kan. Bij de leerstijl reflecteren hoort de reflectie-aanpak: - De cursusleider reikt een situatie uit de werkelijkheid aan en bespreekt de problemen daarin (concrete praktijkervaring); - De cursist probeert de essentie uit de situatie te halen; - De cursusleider biedt informatie en uitleg; - De cursist maakt oefenopdrachten; - De cursusleider confronteert de cursist met de werkelijkheid. Bijvoorbeeld: de cursusleider vraagt de cursisten na te denken over een praktijkervaring met betrekking tot tillen/ dragen. De cursist kan met behulp van de cursusleider de essentie van verkeerd tillen/ dragen ontdekken, je kijkt dan terug op een eerder opgedane ervaring. Bij de leerstijl verklaren hoort de zelfstudie-aanpak: - De cursist bestudeert het materiaal (observatie en reflectie); - De cursusleider biedt informatie en uitleg; - De cursist oefent en past zijn/ haar kennis toe. Bijvoorbeeld: de cursist krijgt de opdracht om op de werkvloer op te schrijven hoe, hoe vaak hij/ zij tilt en hoe zwaar dat is. In de bijeenkomst worden door de cursist bepaalde conclusies getrokken uit zijn/ haar eigen gegevens. Met aanvullende informatie en uitleg van de cursusleider, kan de cursist tot inzicht komen en kan hij/ zij de kennis toepassen in de praktijk.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 71
THEORETISCHE ONDERBOUWING Bij de leerstijl voornemen hoort de oefen-aanpak: - De cursist werkt zelfstandig met oefenmateriaal (actief experimenteren); - De cursusleider confronteert de cursist met de werkelijkheid; - De cursist gaat na wat hij/ zij geleerd heeft; - De cursusleider geeft overzicht van regels en principes. Bijvoorbeeld: de cursisten krijgen instructies en informatie over hoe getild of gedragen moet worden, waarna de opgedane kennis tijdens de bijeenkomst geoefend wordt. Zo ervaren de cursisten hoe er verantwoord getild kan worden. Er wordt besloten wat er in het vervolg gedaan kan worden in een soortgelijke situatie.
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 72
THEORETISCHE ONDERBOUWING § 7.8 Voorbeeld draaiboek Titel bijeenkomst Doel bijeenkomst
Duur van de bijeenkomst Datum Tijd Activiteit/ werkvorm
Cursisten o p e n s t a a n
b e g r ij p e n
w i l l e n
Cursusleiders k u n n e n
Materiaal/ attributen
d o e n
“ONDERSTEUNENDE DIENSTEN ONDERSTEUN JEZELF!” 73