Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie
WDA libellensymposium op 9 juli 2011 in Leiden Aanvankelijk was het symposium van WDA (World Dragonfly Association) gepland in Japan. Door de gevolgen van de aardbeving in dit land begin dit jaar is deze uitgesteld en heeft men in Nederland (Naturalis, Leiden) een minisymposium georganiseerd. Hieronder de lijst met sprekers en onderwerpen; • • • • • • • • •
Boudjema Samraoui (Saudië Arabië) – Current odonatological work in Algeria Göran Sahlén (Zweden) – On dragonflies, effect van klimaat op migratie van libellen KD Dijkstra (NL) – Dragonfly discovery in West and Central Africa Mike May (USA) – Progress in understanding dragonfly migration in North America Natalia von Ellenrieder (USA) – Dragonflies of Kwamalasamutu, SW Suriname Christophe Brochard (NL) – Atlas project exuviae Jan van Tol (NL) - DNA Bar-coding Tim Faasen (NL) – Odonata of Tamshiyacu - Tahuayo Reserve (Loreto, Peru) Vincent Kalkman & Bert Orr - So close, so different, the dragonflies of New Guinea and Australia.
Boudjema Samraoui (Saudië Arabië) De eerste spreker Boudjema Samaroui uit Saudië Arabië bracht ons in het kort op de hoogte van het libellenonderzoek in Algerije. In 1999 is de Odonata fauna voor het laatst geactualiseerd. Algerije kun je verdelen in drie delen namelijk een kuststreek met vrij veel zoetwater (moerassen). Het tweede gebied is het Hoogplateau (gebergte) met minder water en zoutmeren (duizenden broedende flamingo’s). Tot slot de Sahara met ook enkele plaatsen met zoutwatermeren. Hieronder de samenvatting van het artikel over het onderwerp wadi Seybouse. Summary. — The Odonata fauna of the Seybouse river catchment in Algeria as part of the Maghrebian Biodiversity. — An odonatological survey of the wadi Seybouse watershed, Northeastern Algeria, was carried out over a period of two years. Thirty five species were recorded in this previously uncharted region, including Calopteryx exul and Trithemis kirbyi. The former species, a Maghrebian endemic, has been rediscovered in Algeria after more than a century of apparent absence and the species, classified as “Endangered” in the IUCN Mediterranean Red List, is represented in Algeria by only the Seybouse population. An efficient conservation plan is needed to prevent the extinction of this emblematic species. T. kirbyi, a desert species, has considerably extended its range northward. Anthropogenic impacts were noted for the majority of sampled stations and this pressure does not bode well for the conservation of the biodiversity of wadi Seybouse. The distribution and status of each recorded species were also discussed. Libellen als indicator van klimaatverandering Kort onderdeel waarbij de vondst van Urothemis edwardsii als relict populatie in Algerije werd besproken. Onderzoek aan het dieet van jonge Purperreigers en Koereigers. Het voedingspatroon van de Purperreiger en Koereiger is over het algemeen goed bekend, echter het voedsel wat de broedende reigers aan hun jongen in Noord Afrika geven is minder goed bekend. Op vier verschillende plaatsen in Noord Afrika (noordoost Algerije) zijn tussen 2005 en 2007. The diet of chicks was investigated in four distinct sites across Numidia, northeast Algeria between 2005 and 2007. We examined 73 food boluses collected from nestlings in May and June and found that fish
1
Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie (mainly Cyprinus carpio, Gambusia affinis, and Barbus callensis) were the most prevalent vertebrate prey whereas Coleoptera larvae (Hydrous piceus and Cybister spp.) and Odonata larvae (mainly Aeshnids) were the most frequent and the dominant invertebrate food items. Tot slot is er volgens Samraoui nog veel werk te doen, de menselijke invloed op de Odonata fauna onderzoeken dmv monitoring. Overigens bestaat er bij de jonge Algerijnen veel enthousiasme voor libellenonderzoek.
Groepsfoto Leiden, 9 juli 2011. Van links naar rechts; Bert Orr, Jan van Tol, Marcel Wasscher, Marian, Rosser Garrison, Natalia von Ellenrieder, Christophe Brochard, Anne Hueber, René Manger, Tim Faasen, vriendin Tim), Dolf Ramaker, Micheal May en Vincent Kalkman. (Foto: Nick van Wouwen) Op de foto ontbreken, R. Kunze, Göran Sahlén, Tim Termaat, Paul Hope, K-D Dijkstra, Andreas Martens, Reinhard Jödicke, Ria Vogels, Boudjema Samraoui.
Göran Sahlén (Zweden) Update Research in Sweden Climate change, longterm effects… Als libel kun je als gevolg van klimaatverandering migreren, aanpassen of dood gaan. Hoe interpreteer je deze klimaatveranderingen? Hoe groot zijn de migratiebewegingen per jaar? Sympecma fusca blijkt in Zweden ongeveer 30 km per jaar naar het NW op te schuiven. Zweden is lastig op libellen te inventariseren, omdat dit land ongeveer 112.000 kleine tot grote meren bevat. Men heeft een 10 jarig effect onderzocht op diverse libellensoorten. Anax imperator bleek vanaf 2000 tot en met 2010 een grote verschuiving naar het Noordwesten gemaakt te hebben. Zo ook is Leucorrhinia pectoralis flink toegenomen. In het onderzoek is juist ook naar de aanwezigheid van larven gekeken. Het bleek dat de specialisten onder de libellen juist veel migreerden. Hebben weinig concurrentie en zoeken nieuwe geschikte plekken. The results show that dragonflies react rapidly to climate change, showing strong responses over such a short time span as 10 years. We observed changes in both species composition and abundance;
2
Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie former rare species have become more frequent and now occur in lakes of a wider quality range, while former widespread species have become more selective in their choice of waters. The new communities harbour about the same number of species as before, but seen from a regional perspective, diversity is reduced. Klaas Douwe Dijkstra (NL), Dragonfly discovery in West and Central Africa Klaas Douwe schetst in het kort wat er de laatste jaren is bereikt aan libellenonderzoek in Centraal Afrika. Er zijn ongeveer 700 soorten bekend waarvan 85 % endemisch en ~ 100.000 records databased. In april t/m juni 2010 is onderzoek gedaan in de Congo Basin. In totaal werden 164 soorten met 30 extra soorten gevonden. Vindplaatsen vooral in de kleinere stroompjes. Tanzania in augustus 2009. Malgarasi rivier (op één na langste rivier van Tanzania) en Tangayika meer. Platycypha pinheyi en vermoedelijk nieuwe soort Pseudagrion. Liberia februari 2011. Eleuthemis buettikoferi en een wellicht nieuwe soort Eleuthemis. In 1983 fotografeerde Jack Windig een Urothemis mannetje dat niet op soort kon worden gebracht. Het leek een mix van U. assignata en U. edwardsii. Nicolas Mezière fotografeerde in 2009 deze onbekende nieuwe soort in Gabon. Verder een toelichting over drie verschillende kleurvormen van een soort van Africocypha. Egypte mei 2009. Jean Pierre Boudot vond een relict populatie van Orthethrum machadoi in (Sahara) Egypte. Plaats Siwa Oasis met grote zoutwater meren, maar bevat ook zoetwater. Micheal May (USA), Progress in understanding dragonfly migration in North America. Zendering van Anax junius om de migratie van deze soort te onderzoeken. Het onderzoek deed hij samen met Martin Kelsky (ook als vliegtuigpiloot in dit onderzoek). De zendertjes wegen ongeveer 250 mg en werden onderop de thorax van de Anax (~1000 mg) gelijmd. In de Dalaware bay vond men dat Anax junius 5 km de oceaan overstak om vervolgens weer terug te keren naar een andere oever. Over het algemeen vlogen de diertjes het meest richting zuiden. Ze vlogen met een gemiddeld actieradius van 1km, een kleine hoeveelheid 10 km en weer wat meer individuen zelfs 100 km. Meestal stoppen ze dan een of twee dagen om te foerageren en vliegen dan weer verder, afhankelijk van de weersomstandigheden. Het grootste deel van de migrerende Anax trekt zuidwaarts en maar een klein gedeelte noordelijk.
Natalia von Ellenrieder (USA), Dragonflies of Kwamalasamutu, WS Suriname Kwamalasamutu betekend bamboe en zand. Data van biodiversiteit ontbreken in Suriname. Er wordt in dit land door internationale mensen veel onderwerpen onderzocht, zoals de waterkwaliteit. Er zijn in Zuidwest Suriname verschillende onderzoekskampen opgericht in een gebied rondom de rivier de Sipaliwini. Deze gaat over in de Coeroeni, die weer overgaat in de Corantijn-rivier. Er werd een hoge diversiteit aangetroffen in de goed beschermde bossen. Rondom kamp Werehpai werden 45 genera in 10 families aangetroffen. In totaal werden daar 93 soorten aangetroffen wat ongeveer één derde van de Surinaamse soorten is. Hiervan waren 4 nieuw voor Suriname en 13 nieuwe records. In Kitau werden 57 soorten aangetroffen.
Christophe Brochard (NL), Exuviae, Dutch guide and European Atlas Belangrijke aspecten van de veldgids en Europese atlas zijn een goed werkende determinatiesleutel. Beide boeken zullen binnen ongeveer twee jaar gepubliceerd worden. Foto’s worden gemaakt dmv het stacking principe, het laag voor laag nemen van foto’s, waardoor foto’s met meer scherptediepte
3
Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie worden gecreerd. Op moment van schrijven zijn 135 soorten beschreven, 53 soorten zijn compleet. Van 72 soorten is materiaal, maar weinig. Van slechts 10 soorten ontbreekt materiaal. Hulp wordt gevraagd aan odonatologen voor zeldzame soorten. Een toezegging van meerdere Anax junius huidjes, door de aanwezige onderzoekers uit de USA, is in Leiden in ieder geval alvast bereikt!
Jan van Tol, DNA Barcoding, All Odonata project DNA Barcoding (DBC) is a method for taxonomic identification of animals that is based entirely on the 5• portion of the mitochondrial gene, cytochrome oxidase subunit I (COI-5). It can be especially useful for identification of larval forms or incomplete specimens lacking diagnostic morphological characters. DBC can also facilitate the discovery of species and in defining “molecular taxonomic units” in problematic groups. Het doel van dit project is om de COI sequence voor alle Odonaten in de wereld te verkrijgen. Men hoopt daar in 2013 de helft van alle soorten gedaan te hebben. De WDA ondersteunt dit All Odonata project. Wat vooral belangrijk zal zijn is het standaardiseren van het DNA onderzoek. Door het afknippen van een pootje van een larve kan voldoende DNA worden verzameld. Voordeel is dat een pootje van een libellenlarve weer aangroeit. Tim Faasen, Odonata of Tamshiyacu – Tahuayo Reserve (Loreto, Peru) In totaal is in Peru (Amazone Research Centre) met vier personen, ongeveer 35 dagen onderzoek gedaan. In augustus 2009 drie weken (droge seizoen) en febr.-maart 2010 ook drie weken in het regenseizoen. Alle soorten werden gefotografeerd en werden DNA monsters genomen. Er waren 4 onderzoeksplaatsen namelijk Terra Firme, Restinga, Agualjal en Tahuampa. Rivieren in dat gebied zijn, Rio Tahuayo en Rio Bianco. Enkele riviersoorten werden getoond zoals Hetaerina laesa, Neoneura gaida, nieuwe soort voor Peru. Neoneura rubriventas bleek een nieuwe larve voor Peru. Er werden veel nieuwe soorten ontdekt. In totaal werden ongeveer 30 nieuwe soorten voor Peru gevonden en mogelijk meer dan 10 zijn daarbij nieuw voor de wetenschap. Vier larven zijn nieuw voor de wetenschap. Zie verder site van Tim, http://www.wildphoto.nl/peru/.
4
Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie Vincent Kalkman & Bert Orr, So close, so different, the dragonflies of New Guinea and Australia. Australië en Nieuw-Guinea zijn in de loop van een aantal miljoenen jaren een aantal keren door het water afwisselend verbonden en gescheiden geweest. Nooit eerder in de afgelopen 120.000 jaar is de zeespiegel hoger geweest dan in deze tijd. Hierdoor zijn Australië en Nieuw-Guinea van elkaar gescheiden. Sinds het laatste interglaciale tijdperk bleef echter de Straat Torres ongeveer 118.000 jaar geleden tot 5-6.000 jaar geleden een landbrug. Ongeveer 12.000 jaar geleden was de zeespiegel laag genoeg om de Arafura-plaat bloot te leggen. Toen zo’n 20.000 jaar geleden de zeespiegel 120 meter lager lag dan het huidige niveau, was de Golf van Carpentaria een groot binnenmeer. Onderzoek van pollen heeft aangetoond dat de vegetatie rond het meer van toen erg leek op die van de open savannen van tegenwoordig. Het meer van die tijd bestond grotendeels uit zoet- of brakwater. Onderzoek naar de kern van boringen toont aan dat meerdere malen het meer door zeewater werd overspoeld. In het Jura-tijdperk werd het zoetwater meer overspoeld door de zee. En ook in het Mioceen was het meer gevuld met zoet water, totdat het meer opnieuw door de zee werd overspoeld. Hoewel 8000 jaar geleden Nieuw-Guinea en Australië verbonden waren, zijn hun libellenfauna's zeer verschillend. Vooral opvallend is de afwezigheid van soorten van de familie Platystictidae en Platycnemididae in Australië en omgekeerd het virtueel ontbreken van de familie Gomphidae en Brachytroninae (Aeshnidae) in Nieuw-Guinea (Lieftinck, 1949) (Van internet http://www.papua-insects.nl/insect%20orders/Odonata/Odonata%20suborders.htm). Door de ijstijd waarbij de zeespiegel steeg was het water tussen Australië en New Guinea voor een lange periode te brak. Ongeveer de helft van de libellensoorten (147 genera met 685 soorten) tussen beide ‘eilanden’ overlapt. Drie libellenfamilies hebben de oversteek gemaakt. René Manger, 11 juli 2011
B. Samraoui
Foto’s: Nick van Wouwen
G. Sahlén
5
Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie
J. van Tol
K-D. Dijkstra
M. May
A. von Ellenrieder
6
Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie
T. Faasen
V. Kalkman
C. Brochard
Aandachtig publiek
7