Juli 2008 Inhoud
Leiden Law Magazine Leiden internationaal op de kaart met Nico Schrijver Op april is professor Schrijver bij acclamatie in New York gekozen als lid van een van de mensenrechtencomités van de VN. Schrijver is sinds als hoogleraar internationaal recht verbonden aan de Universiteit Leiden. Zijn interesse voor internationale verhoudingen komt tot uiting in zijn vele internationale werkzaamheden die op zijn lange curriculum vitae prijken. Hij is onder andere voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor internationaal recht, het Committee on the International Law of Sustainable Development van de International Law Association, hij maakt deel uit
Onderscheiding Koning van Maleisië voor professor Schrijver.
van de vijf man sterke UN High Level Task Force on the Right to Development en hij is lid van het Permanente Hof van Arbitrage te Den Haag. Naar aanleiding van zijn benoeming eind april interviewden Jelle Nijland en Ankie Broekers hem. U bent van de Vrije Universiteit van Amsterdam naar de Universiteit Leiden gekomen. Kunt u beschrijven hoe u de overgang van Amsterdam naar Leiden hebt ervaren? Dat was wel een schok. De VU was een geoliede machine en een gedegen universiteit,
Multiculturaliteit en recht | 3 In memoriam prof. mr. Melai | 4 In memoriam mr. Ingrid L.E. Sanders | 4 Onderzoek ‘Parenting Plans’ in Chicago | 5 Donaties aan het LUF | 5 Benoemingen en prijzen | 6 Studiereis J.F.V. Grotius | 7 Jaarverslag 2007 rechten & criminologie | 7 Een 10 voor Moot Court | 8 Promotie Bob van den Bos | 8 Oratie prof. dr. Henk Vording | 9 Oratie prof. mr. drs. Willemien den Ouden | 10 Publicaties | 11 Agenda | 11 26 september 2008: Leiden Revisited | 12
maar Leiden is dynamischer; er kan hier meer, maar daar staat tegenover dat Leiden soms weinig voorspelbaar is. Het valt me op dat het ambitieniveau in Leiden hoog is. Vanuit de organisatie wordt een goede basis gelegd voor het binnenhalen van bijvoorbeeld NWO beurzen of Veni- of Vidi projecten. Ook kent Leiden een brede infrastructuur om de universiteit heen met bijvoorbeeld het Leids Universitair Fonds en de Campus Den Haag. Je voelt dat het een heel groot bedrijf is. Hoe bevalt de Leidse student u? Kan er wat u betreft van ‘de Leidse student’ worden gesproken? Ik heb een tutoraatgroep gedaan. En je merkt dat er hele goede mensen bij zitten. Wel denk ik dat het weerbaarheidsvermogen van de studenten minder groot is dan je zou willen. Het is goed als studenten leren overeind te blijven bij tegenslag. In het LLMprogramma heb ik vrij veel buitenlandse studenten die over het algemeen van een zeer hoog niveau zijn. Er wordt twee dagen per week in Den Haag gedoceerd en drie dagen in Leiden. Uit de aanmeldingen blijkt dat meer dan de helft van de studenten volgend jaar uit het buitenland komt. Dan hebben we ook nog het advanced programme. Aan de studenten die hieraan willen meedoen worden zwaardere toelatingseisen gesteld; bovendien zijn de groepen kleiner. We noe-
씮
Universiteit Leiden. Universiteit om te ontdekken.
Vervolg pagina men het wel de golden club en daar hoort dan ook een dito prijskaartje bij. Wat is volgens u de waarde van de Campus Den Haag? Er is een toenemend aantal studenten dat in Den Haag woont. Bovendien hebben de studenten in Den Haag, ondanks een zeer goede bibliotheek in Leiden, wellicht makkelijker toegang tot de bibliotheek van het Vredespaleis. Qua stagemogelijkheden in het internationale circuit heeft Den Haag meer te bieden dan Leiden. Alle ministeries en adviesraden zijn op loopafstand van de Campus. In krijgen we een heel mooi gebouw in Den Haag aan de Casuariestraat, maar ik kan niet ontkennen dat ik soms – wanneer ik in de trein met de studenten naar Den Haag reis en samen later weer terug – denk: “waar zijn we mee bezig?” Toch heeft het voor ons wel meerwaarde om in Den Haag te zitten; denk alleen maar aan de naam ‘Grotius’. Het Grotius Centre for International Legal studies, dat niet lang geleden is opgericht in Den Haag, proberen we nu inhoudelijk meer vorm te geven. Ook in Leiden gebruiken we nu de naam. Onze afdeling voert de naam Grotius Centre for International Legal Studies en het Leiden Journal of international Law wordt ook mede uitgegeven onder deze naam. Volgend jaar vieren we overigens jaar ‘Mare Liberum’, een van de grote boeken van Hugo de Groot. Dit boek, dat gaat over de vrije zee, is jaar geleden voor het eerst gepubliceerd. Er worden allerlei festiviteiten georganiseerd rondom dit -jarig jubileum, zoals een speciale uitgave van het Leiden Journal of International Law. Ook wordt er een speciaal geschreven compositie opgevoerd door het Haags Toonkunstkoor, begeleid door het Residentieorkest. Ik streef ernaar dat ook onze Leidse studenten van al deze festiviteiten een graantje mee kunnen pikken. U bent benoemd tot lid van een van de mensenrechtencomités van de VN. Wat houdt uw taak precies in? Er zijn wereldwijd twee grote mensenrechtenverdragen. Een over de Burger – en politieke rechten, ook wel bekend als het BuPo, en daar is een toezichthoudend comité, het Human Rights Committee, voor ingesteld. Dan is er ook een comité voor toezichthouding op het verdrag van de economische, sociale en culturele rechten. Beide comités bespreken de talrijke rapportages van de statenpartijen over de naleving van de rechten
2
van de mens in hun land en houden contact met NGO’s. Het laatste comité wordt door het gebrek aan een klachtenprocedure nu nog als minder zwaar ervaren, maar dit zal veranderen nu zojuist in juni een facultatief protocol met een klachtenprocedure door de VN-mensenrechtenraad aanvaard is. Juridisch geeft dit individeel klachtrecht zeer veel nieuwe uitdagingen. Nederland staat er vooralsnog niet positief tegenover wegens het ontbreken van een directe werking van de sociale en culturele rechten binnen de Nederlandse rechtsorde. Maar ik ben het op bepaalde punten niet eens met dit standpunt. Overigens is Nederland wel akkoord gegaan met de consensus over de tekst van het nieuwe facultatief protocol. Kunt u dat nader uitleggen? In de eerste plaats is het vreemd dat je – nu mensenrechten principieel gelijk en ondeelbaar zijn – over de ene groep mensenrechten wel kan klagen en over de andere groep niet. En in de tweede plaats, maar dat is een meer principieel argument, vraag ik mij af waarom je niet naar de rechter zou kunnen wanneer je recht op bijvoorbeeld werk of je recht op onderwijs geschonden wordt. Te vaak wordt in Nederland gedacht dat sociaal-economische rechten alleen inspanningsverplichtingen voor de overheid met zich brengen, terwijl in andere landen deze rechten wel degelijk justitiabel blijken te zijn. Een belangrijk voorbeeld vinden we in de nieuwe grondwet van Zuid-Afrika waarin het grondrecht op behoorlijke huisvesting is opgenomen. Dit heeft tot procedures geleid waardoor de overheid door de rechter gedwongen is om meer aan sociale huisvesting te doen. De mensenrechtenbenadering is veel sterker geworden. Tegelijkertijd staan de mensenrechten tegenwoordig na 11 september 2001 toch ook onder druk? Jazeker. Aan de ene kant door de spanning tussen enerzijds het recht op de persoonlijke vrijheid en anderzijds de noodzaak van terrorismebestrijding en de bescherming van de openbare veiligheid. Maar toch ook door de opkomst van fundamentalisme. Er is niet alleen een zekere uitholling van de mensenrechten in onder meer westerse landen gaande. Ook zie je dat er vanuit bepaalde, met name islamitische landen, een zekere aanval is waar te nemen op de universele mensenrechten. Hoewel mensenrechten onder druk staan, moeten we niet vergeten dat mensenrechten in een relatief zeer korte periode wereldwijd omarmd zijn. Ik denk aan veel Latijns-Amerikaanse landen en Aziatische landen, waar
het juk van de dictatuur nog maar net is afgeschud en de mensenrechten een plaats hebben gekregen in de grondwet, maar ook aan bijvoorbeeld China: het recht op individuele eigendom is nu erkend, voetje voor voetje ontstaat er meer vrijheid en pluriformiteit, en meer en meer mensen spreken zich uit tegen de doodstraf. De doodstraf is nu met meer rechtswaarborgen omgeven dan voorheen. In hoeverre zijn zogenaamde ‘multinationals’ gebonden aan mensenrechten? Je ziet in toenemende mate een nieuw soort recht door het proces van mondialiseren van mensenrechten ontstaan. Op websites van grote bedrijven zoals ABN-AMRO en Shell zie je gedragscodes inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen: er ontstaat een zekere zelfregulering die mensenrechten, anti-corruptiestandaarden en transparante boekhouding omvat. Ik vind dat heel bemoedigend en een veel betere weg dan alle eindeloze van bovenaf door publieke organen opgelegde eisen. Men kijkt sterker naar de invloed op de mensenrechten, op het milieu, werkgelegenheid en dat vind ik een hele gezonde ontwikkeling. Je ziet het bij banken, industriële ondernemingen maar ook bij NGO’s: die kunnen ook nog wel wat verbeteren op het terrein van transparantie. Hoe combineert u al uw (neven)activiteiten? Breekt het reizen u niet op? Het scharniert wonderbaarlijk goed, al moet ik wel eens veel balletjes tegelijk in de lucht houden. Mijn passie blijft natuurlijk allereerst mijn onderwijs en mijn onderzoek. Maar neem bijvoorbeeld mijn werk voor de Adviesraad voor Internationale Vraagstukken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (AIV). Dit gaat goed samen met wat ik in Genève bij deze nieuwe VN-commissie ga doen. Bovendien heb ik weer heel veel profijt gehad van mijn vroegere tweejarig voorzitterschap van de Academische Raad van het VN-systeem in New York. Bovendien moet je dingen kunnen afsluiten om zo ruimte te maken voor nieuwe activiteiten én heb ik veel energie. Ik kan heel goed werken als ik op reis ben. Ik lees veel in het vliegtuig of de trein en ik doe veel inspiratie op tijdens reizen. Ik heb een periode veel gewerkt voor de regering van Maleisië. Heerlijk die verre reizen naar Azië: een combinatie van geconcentreerd werken, uitrusten en lekker eten. I
Door Ankie Broekers-Knol en Jelle Nijland
Nieuwenhuis preadviseert Nederlandse Juristenvereniging
Multiculturaliteit en recht Op de jaarvergadering van de Nederlandse Juristen-Vereniging (NJV), die op juni jl. te Dordrecht werd gehouden, werden drie preadviezen behandeld over het thema multiculturaliteit en recht. Preadviseurs waren: prof. mr. J.H. Nieuwenhuis (hoogleraar burgerlijk recht aan onze faculteit), prof. dr. mr. C.J.M. Schuyt (lid van de raad van State en emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, in het jaar - Cleveringa-hoogleraar) en prof. dr. mr. W. van der Burg (hoogleraar metajuridica aan de Universiteit van Tilburg). De voorzitter, mr. R.R. Winter (voorzitter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven) hield in zijn jaarrede de vergadering voor iedere vooringenomenheid te laten varen en de zaken te bekijken vanuit het perspectief van de ander. Zelf was hij bij de eerste lezing van de preadviezen een overtuigd aanhanger van de opvatting dat rechters met hoofddoeken in ons land onbestaanbaar zijn en zouden blijven. Toen hij zich echter voor de tweede maal aan de lezing ervan zette heeft hij zich laten raken door een opmerking van Van der Burg, die zegt dat de gedachte dat een politieagente of rechter met hoofddoek niet onpartijdig is, niet anders kan worden gezien dan als een ongerechtvaardigd vooroordeel. Lof der opppervlakkigheid Aan de hand van vraagpunten werden verschillende onderwerpen besproken. Als referent traden onder andere twee studenten van onze faculteit op (Jaap van Rijn van Alkemade en Sydney Richards). Over een stelling waren de drie preadviseurs het eens: In een multiculturele samenleving is het contraproductief wanneer het debat over culturele
diversiteit zich toespitst op principiële uitgangspunten en diepliggende waarden en niet op pragmatische oplossingen in conflicten of het maken van afspraken over aanvaardbare handelingen. Nieuwenhuis pleit ervoor het debat voldoende oppervlakkig te houden: “Christenen, moslims en atheïsten kunnen het eens worden over een wettelijke regeling die bepaalt onder welke voorwaarden abortus geoorloofd is, zonder dat zij het eens worden over de vraag of menselijk leven al dan niet een geschenk is van God. Hoe dieper wij putten uit de bron van onze overtuigingen, des te geringer de kans op consensus.” Groepsbelediging Dat het zelfs vanuit deze ‘pragmatische’ instelling moeilijk was met betrekking tot verschillende juridische kwesties consensus te bereiken, bleek uit de behandeling van Vraagpunt : Belediging van een groep mensen wegens hun godsdienst of levensovertuiging is strafbaar (art. c Wetboek van Strafrecht). Er is onvoldoende reden om afzonderlijke bescherming te bieden aan levensovertuigingen die zijn gebaseerd op een godsdienst. Als christenen en moslims niet mogen worden uitgemaakt voor dwazen en de slechtste dieren, moet dat ook gelden voor atheïsten. Schrap in art. c de woorden ‘godsdienst of’. Nieuwenhuis is het met deze stelling eens. Prof. Schuyt betuigde zich echter tegenstander te zijn. Ook de referent, prof. mr. A.G. Castermans (hoogleraar burgerlijk recht aan onze faculteit) raadde de vergadering aan tegen te stemmen, omdat er geen garantie is dat nietof andersgelovigen bereid zijn tot de erkenning dat geloofsgemeenschappen in de wereld op één lijn staan met groepen niet-
V.l.n.r. prof. dr. mr. W. van der Burg, prof. dr. mr. C.J.M Schuyt, prof. mr. J.H. Nieuwenhuis, mr. R.R. Winter, mr. J de Hullu en mr. M.C.J. van den Brekel.
gelovigen. Gelet op voorbeelden in de rechtspraak is het wel degelijk doelmatig ‘godsdienst’ uitdrukkelijk te benoemen; voorbeelden waarin frank en vrij wordt betoogd dat het gewoon afgelopen moet zijn met het jodendom, de islam en de negers in Nederland, maar ook in de rest van de wereld. De vergadering stemde in meerderheid voor de handhaving van het woord godsdienst in art. c Wetboek van Strafrecht. Sharia-testament Een zuiver civielrechtelijk onderwerp was aan de orde bij vraagpunt dat ging over de vraag of de notaris mag meewerken aan een testament waarin het volgende wordt bepaald: ‘tweederde van mijn vermogen voor mijn zoon Ahmed en éénderde voor mijn dochter Benazir’. Desgevraagd verklaart de testateur deze verdeling met verwijzing naar Koran :: ‘Allah draagt u op ten aanzien van uw kinderen: voor de knaap zoveel als het aandeel van twee meisjes’. De Minister van Justitie heeft in een brief aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal geschreven dat de notaris de erflater erop moeten wijzen dat een door de testateur gewenste bevoordeling van zoons boven dochters in strijd kan komen met de goede zeden en openbare orde en dat hij zo nodig zijn dienst moet weigeren. Nieuwenhuis is het hiermee oneens. Voor zover de door de erflater gewenste verdeling blijft binnen de grenzen van de wet (de legitieme portie van de dochter) is voor de notaris geen taak weggelegd om te spitten naar de diepste beweegreden van deze verdeling. De meerderheid van de vergadering was dit met hem eens. I Informatie over de NJV Voor nadere informatie over de preadviezen en het lidmaatschap van de NJV: www.njv.nl
3
Prof. mr. Melai Prof. mr. A.L. Melai overleed op maart jl. op -jarige leeftijd. Hij was hoogleraar straf- en strafprocesrecht aan onze faculteit van tot . In die periode is hij belangrijk geweest voor de Nederlandse strafrechtsbeoefening en de strafrechtswetenschap. In de periode van zijn aantreden was het straf- en strafprocesrecht weliswaar een respectabel vakgebied, maar vanuit het perspectief van bijvoorbeeld de ‘civilist’ was er weinig eer aan te behalen. Melai kwam uit de rechtspraktijk, was een zeer gerespecteerde jurist en heeft met zijn kwaliteiten en stijl onbetwistbaar en onuitwisbaar bijgedragen aan de status en het niveau van de strafrechtswetenschap. Waar de nadruk tot in de helft van de zestiger jaren in die wetenschap sterk lag op de bestudering van het materiële strafrecht heeft Melai, deels vooruitlopend op, deels aansluitend bij de veranderende tijdgeest een belangrijke rol gespeeld in de herwaardering van het strafprocesrecht. Hij vertaalde zijn grote maatschappelijke betrokkenheid in een kritische benadering van de verhouding tussen recht en macht in het strafproces. Juist in combinatie met zijn kennistheoretische
benadering van strafprocesrechtelijke vraagstukken bracht hij de beoefening van de wetenschap van het strafprocesrecht op een hoger plan. Zijn invloed op het vakgebied was daardoor groter dan hij zichzelf wellicht realiseerde. Meer concreet was zijn directe invloed via zijn werk als hoofdredacteur van de uitgave Het Wetboek van strafvordering, de losbladige commentaar op het wetboek van strafvordering. Dat werk beslaat inmiddels dikke delen en is van grote waarde voor zowel de wetenschap als de rechtspraktijk. Een student die zich in de master specialiseert in het strafrecht kan niet om zijn werk heen. Maar daarnaast heeft hij ook grote invloed gehad op belangrijke maatschappelijke vraagstukken, bijvoorbeeld in zijn werk als voorzitter van de commissie die zich boog over de vraag hoe de wetgever vorm moest geven aan de zedendelicten. Melai was geen eenvoudig man, in vele betekenissen van het woord. Hij was een man van statuur, een denker op het scherpst van de snede. Hij was een nuchtere man, maar doordrongen van een immense emotionaliteit. Hij was een woordkunstenaar en taalvirtuoos en hield desondanks van stilte. Hij
sprak over de wereld en omstreken, maar met een precisie van de Zwitserse horlogemaker. Voor zijn medewerkers was hij met al deze bijzondere eigenschappen een inspirator, een tegenspeler, een leermeester. Mogelijk was hij voor veel van zijn studenten een orator, wiens rijkdom en diepgang pas tot hen doordrong nadat zij hun studie hadden afgerond. Niet dat hij niet voor hen openstond, integendeel. Maar in zijn onvermoeibare drang om te analyseren, debatteren, polemiseren en beleren moesten facultaire collegae, medewerkers en studenten wel van heel goede huize komen om een eigen bijdrage aan het debat te leveren. In de schaduw van zo’n man werden sommigen van hen stil, overdonderd door het geweld van taal en ideeën. Tijdens zijn hoogleraarschap heeft de afdeling strafrecht een grote bloei gekend en zijn medewerkers hebben het in het vak veelal ‘ver geschopt’. Zij die hem van meer nabij hebben leren kennen zullen hem niet vergeten en bewust of onbewust van zijn erfenis profiteren. I
Mr. Ingrid L.E. Sanders Op april jl. overleed onverwacht Ingrid Franken-Sanders op de leeftijd van jaar. Nadat zij als eerste vrouwelijke student op voortreffelijke wijze haar studie notarieel recht had afgerond, trad Ingrid Sanders op oktober in dienst van de faculteit. Een kleine veertig jaar later nam zij afscheid. Toch wel met pijn in haar hart, want zij voelde zich vergroeid met de faculteit, meer in het bijzonder met de vakgroep Algemene en Inleidende vakken (later Encyclopedie geheten), maar meest van al toch met ‘haar’ studenten. Al in het eerste aanstellingsbesluit wordt melding gemaakt van een driedelige opdracht die haar een facultair leven lang op het lijf geschreven bleek: ‘het bijstaan van de hoogleraar bij het geven van onderwijs en de organisatie daarvan alsmede het verlenen van individuele hulp aan de studenten’. Ingrid was een uitstekende jurist en een uitstekende docent, maar vooral de laatst genoemde taak ‘het verlenen van individuele hulp aan de studenten’ vervulde zij met hart
4
en ziel. We zullen nooit weten hoeveel op drift geraakte eerstejaarsstudenten zij met extra aandacht en steun over de drempel wist te trekken om hen zo voor vroegtijdig afhaken te behoeden. Maar dat het er heel veel waren staat buiten kijf. Ingrid was een geboren verteller. Juist daarom was de juridische casus bij haar in didactisch opzicht zo in goede handen. Zelfs in schriftelijke teksten van haar hand kan men nog de heldere sopraanstem bevroeden – het zal niemand verbazen dat zij jarenlang lid was van het Toonkunstkoor – waarmee zij de naakte teksten uit de casuïstiek ‘voorbeeldig’ wist aan te kleden. ‘Feiten zijn geen feiten’ was een van de credo’s die de student bij het vak Inleiding met de paplepel werd ingegoten. Als geen ander kon zij bij een dramatisch getint feitencomplex de humoristische, vaak zelfs hilarische aspecten daarvan beklemtonen. Dit alles binnen het kader van een logische, maar geenszins statische wet, uiteraard. Ingrid stond borg voor een felle verdediging van de op het symbolisch
interactionisme gestoelde leer van Franken en de zijnen, verwoord in wat in de wandeling het Rode Boek (In Leiden tot de Rechtsgeleerdheid) werd genoemd. Organisatie van het onderwijs en studentbegeleiding waren twee taken die Ingrid in contact brachten met een waaier aan commissies binnen de vakgroep, in de faculteit en ook daarbuiten. Velen zullen haar ook vanuit die contacten gekend en gewaardeerd hebben, niet in de laatste plaats om haar ijzeren geheugen en haar voorbeeldige discipline. Ingrid vormde samen met Marion NelemanDobschütz het gezicht van Inleiding/ Encyclopedie onder respectievelijk de hoogleraren Koopmans, Haardt, Feldbrugge, Franken, (korte tijd) Cliteur en niet te vergeten lector, later hoogleraar Familie- en Jeugdrecht, Nota. Ingrid zal door haar vele collega’s en vooral door haar talloos vele studenten herinnerd blijven als een uitstekend jurist en een betrokken, geestige, vrolijke en attente docent. De faculteit brengt haar een saluut. I
Punselie & Breedveld-de Voogd onderzoeken ‘Parenting Plans’ in Chicago In de Eerste Kamer is aanhangig het wetsvoorstel ‘Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding’ ( ). In deze wet wordt voor ouders die als partners uit elkaar gaan de verplichting geïntroduceerd om een zogenaamd ouderschapsplan op te stellen. In het ouderschapsplan worden afspraken opgenomen over: a. de wijze waarop de echtgenoten de zorg- en opvoedingstaken verdelen of het recht en de verplichting tot omgang vorm geven; b. de wijze waarop de echtgenoten elkaar informatie verschaffen en raadplegen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de minderjarige kinderen en c. de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen. In het voorstel is bepaald dat de verplichting tot het opstellen van een ouderschapsplan geldt voor alle ouders die uit elkaar gaan, dus zowel in geval van huwelijk en geregistreerd partnerschap als in geval van niet met elkaar gehuwde of geregistreerde partners. Lies Punselie en Clementine Breedveld-de Voogd, beiden universitair docent bij de afdeling notariële vakken, hebben zich in het kader van hun onderzoek ‘Contracting in Family affairs’ afgevraagd wat nu precies het karakter is van een dergelijk plan. Gaat het hier om een overeenkomst met eenzelfde
bindende kracht als bijvoorbeeld overeenkomsten in het vermogensrecht? Of zijn de in het plan opgenomen ‘afspraken’ slechts voornemens waar men op eenvoudige wijze weer kan terugkomen? In de Verenigde Staten van Amerika heeft men onder andere in de staat Illinois al enige ervaring met ouderschapsplannen. Punselie en Breedveld-de Voogd hebben daarom rechters, advocaten en mediators geïnterviewd die ervaringen hebben opgedaan met deze Parenting Plans. Prof. Bernardine Dohrn, die jaarlijks aan onze faculteit onderwijs verzorgt (honours class en keuzevak Childrens Rights), heeft dit alles mogelijk gemaakt via het Children & Family Justice Center van de North Western University of Chicago. Bovendien kon gebruik worden gemaakt van de faciliteiten van de bibliotheek van de Juridische faculteit (met uitzicht op Lake Michigan). De eerste indrukken die uit het onderzoek naar voren komen is dat in de Verenigde Staten de dwang tot het sluiten van een Parenting Plan minder groot is dan in het Nederlandse wetsvoorstel, maar dat de binding aan een eenmaal gesloten Parenting Plan contractuele trekken heeft. Het onderzoek naar het karakter van het ouderschapsplan, dat onder andere is mogelijk gemaakt door de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, zal in het najaar worden gepresenteerd. I
Donaties aan het LUF komen ten goede aan rechtenfaculteit Het Leids Universiteits Fonds (LUF) en de faculteit werken nauw samen bij de organisatie van alumniactiviteiten. Daarnaast ontvangt onze faculteit sinds een deel van de donaties die door rechtenalumni worden gedaan aan het LUF. Rechtenalumni die het LUF steunen, steunen dus rechtstreeks hun faculteit! Als donateur aan het LUF draagt u nu al bij aan leerstoelen zoals: I
I
I
I
prof. mr. M.H. Claringbould Vergelijkend zeerecht prof. dr. A.C. Hendriks Gezondheidsrecht prof. dr. A.W. Hins Pers-, Omroep- en Mediarecht mw. prof. mr. M.R. Bruning Chair Jeugdrecht
Separaat kunt u ons via het LUF steunen door een gift aan het: I
prof. mr. H.G. Schermers Studiefonds om gemotiveerde rechtenstudenten in het buitenland te laten studeren.
Donateur LUF = lid van de alumnivereniging faculteit Door een donatie aan het LUF bent u automatisch lid van de VVJF, de alumnivereniging van de faculteit. U ontvangt dan ons Leiden Law Magazine, % korting op deelname aan juridisch postacademisch onderwijs en een uitnodiging voor al onze alumniactiviteiten. Lid worden? Stuur uw gegevens (naam, adres, woonplaats, afstudeerjaar en richting) naar
[email protected] of naar Faculteit der Rechtsgeleerdheid, ter attentie van de VVJF, kamer ., Postbus , RA Leiden. Uw gegevens kunt u altijd raadplegen op www.LeidenAlumni.nl I
Lies Punselie in de bibliotheek van de North Western University, Chicago
5
Joanne van der Leun hoogleraar criminologie Prof. dr. J.P. van der Leun is met ingang van april benoemd tot hoogleraar criminologie bij het Departement Strafrecht & Criminologie, afdeling Criminologie. Joanne van der Leun studeerde Algemene Sociale Wetenschappen aan de Universiteit Utrecht. In oktober promoveerde zij aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, op een Engelstalig proefschrift over het vraagstuk van illegaliteit in Nederland. In verscheen de handelseditie van haar dissertatie. Sinds december werkt ze bij de afdeling Criminologie van de Universiteit Leiden, sinds enkele jaren als hoofddocent. Ze is bachelorcoördinator en geeft les in de bachelor- en masterfase. Haar onderzoeksinteresses liggen op het gebied van grootstedelijke vraagstukken rondom criminaliteit en migratie en het bestuderen van criminaliteit en overlast in de concrete context. Ze maakt deel uit van het onderzoeksbestuur van de faculteit en van het dagelijks bestuur van het departement Strafrecht en Criminologie. Joanne van der Leun is lid van de Onderzoeksschool Maatschappelijke Veiligheid (OMV) en fellow van het Meijersinstituut binnen het onderzoeksprogramma ‘Veiligheid en Recht’. Ook maakt ze deel uit van de redactieraad Sociaal Culturele Wetenschappen van de Amsterdam University Press en de redactieraad van het Tijdschrift Sociologie. Pablo Mendes de Leon hoogleraar lucht- en ruimterecht Op april is dr. Pablo Mendes de Leon benoemd tot hoogleraar in het luchten ruimterecht. Prof. dr. Mendes de Leon trad in in dienst van de faculteit als directeur van het op dat moment opgerichte Internationaal Instituut voor Lucht- en Ruimterecht, en heeft sindsdien steeds met groot enthousiasme gewerkt aan het bevorderen van zijn vakgebied op nationaal en internationaal niveau. Het resultaat is dat bijna jaar na oprichting het Instituut een zeer goede bekendheid en reputatie geniet in binnenen buitenland. Mede in het licht van het succes van het Instituut werd in een nieuwe Engelstalige mastersopleiding opgericht die jaarlijks studenten uit alle delen van de wereld naar Leiden trekt. De persoonlijke inbreng en wetenschappelijke kwaliteiten van Mendes de Leon en zijn ongeremde motivatie om het instituut tot grote hoogten te brengen hebben niet alleen geresulteerd in een indrukwekkend netwerk
6
waarbinnen hij een centrale plaats inneemt, maar hebben ook hun uitstraling op de studenten, die door de jaren heen bijna zonder uitzondering zijn uitgewaaierd naar belangrijke posten op het gebied van de lucht- en ruimtevaart en langzamerhand een prachtig netwerk vormen waarbij zowel het instituut als de alumni veel baat bij hebben.
Leiden wint Telders International Law Moot Court Competition Het internationaal recht-team van de Universiteit Leiden won zaterdag april de finale van de ste editie van de prestigieuze Telders International Law Moort Court Competition. Leiden nam het in de finale op tegen de Universiteit van Letland. Onder grote publieke belangstelling, waaronder die van rector magnificus Paul van der Heijden, had de finale plaats in de Great Hall of Justice van het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. Dit gebeurde ten overstaan van een rechtbank samengesteld uit eminente internationale rechters: Bengt Broms (Finland; president Iran-US Claims Tribunal), Bruno Simma (Duitsland; rechter van het Internationaal Gerechtshof) en Kenneth Keith (Nieuw-Zeeland: rechter in het Internationaal Gerechtshof).
Het team bestond uit twee aanklagers en twee verdedigers, waarvan McDermott er een was, en Sibel Bor (bachelor) de andere. In de finale namen de verdedigers Frederike Ambagtsheer (LLM Regular) en David Robertson (LLM Regular) het op tegen de Letse aanklagers. “Die waren ook erg goed”, vindt McDermott, “alleen praatten ze heel snel waardoor ze niet steeds goed te volgen waren.” In de competitie draait het niet alleen om de juridische argumenten, maar ook om de wijze van presenteren daarvan. “Wij waren veel rustiger en drukten ons ook duidelijker uit.” Het winnen van de Telders competition is mooi voor het cv. “Maar het zijn vooral de vaardigheden die je hebt opgedaan die tellen”, aldus McDermott, “zoals presenteren en samenwerken aan één casus.” Het team werd begeleid door dr. Eric De Brabandere, universitair docent bij de afdeling Internationaal Publiek Recht, bijgestaan
door Elizabeth Rennie (LLM Advanced) and M. Barrie Sander (LLM Regular). Leiden wint VAR-pleitwedstrijd Een team van Leidse studenten won op mei de prestigieuze VAR-pleitwedstrijd. Deze wedstrijd wordt jaarlijks georganiseerd door de VAR, vereniging voor bestuursrecht. De masterstudenten staatsen bestuursrecht Dirk van Brederode,
Sandra Maric, Erwin Noordover, Rachel van Ommen en Sari Tupamahu brachten Leiden naar de overwinning. Prof. mr. Tom Barkhuysen, mr. dr. Michiel van Emmerik en prof. mr. Willemien den Ouden begeleidden het Leidse team. Op de finaledag aan de Universiteit van Amsterdam streden teams van acht universiteiten. Vanaf januari zijn zij druk in de weer geweest met het voorbereiden van schriftelijke stukken en de pleidooien over een casus die speelde op en aan de Amsterdamse grachten. In de finale kwam Leiden uit tegen het team van de Rijksuniversiteit Groningen. Het betrof weer een Amsterdamse casus, deze keer over de Noord-Zuidlijn. Leiden (in de finale vertegenwoordigd door Dirk van Brederode) wist uiteindelijk na een spannende wedstrijd aan het langste eind te trekken. Na een aantal keren op de tweede plaats te zijn geëindigd, smaakte het zoet der overwinning uitstekend. Leiden wint de Nederlands-Vlaamse Pleitcompetitie Twaalf studenten van zes universiteiten deden april mee aan deze pleitcompetitie, waaronder studenten van de Universiteit in Gent en Brussel. De start was de voorronde met de casus over het Europees Mededingingsrecht. Aan de finale namen vier finalisten deel en stond het Benelux Merkenrecht centraal. Voor het eerst won een Leidse student, Dick van Deventer, de Nederlands-Vlaamse Pleitcompetitie. De jury vond zijn pleidooien helder en gestructureerd. Het werd als prettig ervaren dat hij de rechters ‘aan de hand meenam’ langs de relevante theorie en de feiten van de casus. In de repliek en dupliek was hij in staat om snel en adequaat in te gaan op de vragen van de rechters en op hetgeen de tegenpleiter stelde. De afdeling Moort Court mag trots zijn op dit mooie resultaat. I
Studiereis van de Juridische Faculteitsvereniging Grotius Elk jaar organiseert de Juridische Faculteitsvereniging Grotius een studiereis naar een stad in Europa waaraan leden van de vereniging kunnen deelnemen. Het programma bestaat uit juridische en culturele onderdelen. Natuurlijk is er ook vrije tijd om bijvoorbeeld uit te gaan. Zo ook dit jaar. De commissie heeft dit keer een reis in elkaar gezet naar de bijzondere hoofdstad van Hongarije, Boedapest. Boedapest is een redelijk onbekende stad in Europa. Het is een stad met een lange geschiedenis. Hongarije hoorde tot de Sovjet-Unie en na de val werd het land in lid van de NAVO en in van de EU. Wij vroegen ons af wat de invloed is van die ontwikkelingen op Hong-
arije. Vandaar dat er is besloten om naar deze stad af te reizen. Tijdens de studiereis hebben we onder andere bezoek gebracht aan het indrukwekkende parlementsgebouw, het hooggerechtshof, de Nederlandse ambassade, het advocatenkantoor Clifford Chance en de Eotvos Lorand Universiteit. We hebben onze talenkennis bovendien op de proef gesteld door een Hongaarse strafzaak bij te wonen. Het was nog redelijk goed te volgen ook. Verder hebben we ook de prachtige en rijke cultuur van Boedapest bekeken. Zo stond een rondleiding door de stad verzorgd door onze collega-studenten van ELSA Boedapest (de internationale vereniging voor rechtenstudenten) op het programma. In de indrukwekkende Staatsopera heeft een groot gedeelte van de groep de balletvoorstelling Romeo & Juliet bekeken. In de vrije tijd die in het programma zat zijn mensen naar het Hongaars Nationaal Museum, de Sint Stefansbasiliek, de Joodse Wijk en het Mageretha-eiland geweest. Bovendien hebben we ’s avonds een mooie boottocht op de Donau gemaakt. Uiteraard hebben we iedere dag van de Hongaarse keuken mogen genieten. Het uitgaan in Boedapest mag er ook wezen, we hebben veel clubs bezocht tot in de vroege uurtjes! I
Jaarverslag rechten & criminologie Het jaarverslag is weer verschenen. Rode draad vormt dit jaar de onderwijsvernieuwing. De eerstejaars voltijdstudenten volgen met een vaste groep medestudenten een middag per week de Leiden Law Practices. Hierin komen onder meer de studieopbouw en -vaardigheden, beroepsperspectieven, keuzevakken en een studie in het buitenland aan bod. In het verslag staan de ervaringen verwoord van eerstejaars, student- en docenttutoren met Leiden Law Practices. Daarnaast bevat het verslag veel informatie, zoals een overzicht van al onze hoogleraren, de promoties, prijzen, benoemingen en gaan we uitvoerig in op ons onderwijs zoals de Honours Classes en het Talentprogramma.
Bijdrage van JFV Grotius
U kunt het jaarverslag raadplegen op http://www.law.leidenuniv.nl/jaarverslag.jsp en aanvragen per e-mail:
[email protected] I
september : Leiden Revisited Kijk op pag. voor meer informatie
7
Een voor Moot Court Sinds het academisch jaar - is Moot Court (academische rechtbank) een verplicht onderdeel van de studie rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden. Moot Court is een academische vaardighedentraining: door de inhoud en opzet van het vak worden studenten uitgedaagd zich op eigen kracht grondig te verdiepen in een juridische probleemstelling, ook op vakgebieden die zij nog niet beheersen. Tegelijkertijd wordt van studenten verwacht dat zij, zowel schriftelijk als mondeling, in een helder betoog met kracht van argumenten hun standpunt met betrekking tot dat juridische probleem naar voren kunnen brengen en het standpunt van de wederpartij kunnen weerleggen. Dit jaar kreeg een student voor het eerst een 10 voor het vak. De gelukkige was Thomas van Kuilenburg, die een pleidooi hield over het verschoningsrecht van de advocaat. Van Kuilenburg: “Nadat de casus met de vakdocent besproken is en de rollen van eiser en gedaagde zijn toebedeeld, ben ik gestart met het opstellen van een argumentenlijst. Mijn zaak ging over het verschoningsrecht van de advocaat. Alle argumenten voor of tegen het standpunt schrijf je op. Vervolgens heb ik een rechtsgeleerde beschouwing geschreven. Voor deze beschouwing ben ik in relevante literatuur nagegaan waarom het verschoningsrecht er is en hoe daar vandaag de dag mee wordt omgegaan. De rechtsgeleerde beschouwing samen met de argumentenlijst bieden voldoende informatie om een pleitnota op te stellen. Er zijn vijf videotrainingen en werkgroepen, in een enkel geval gecombineerd. Het is pas tijdens de videotraining dat je echt ziet hoe je overkomt op het publiek, of de rechters in ons geval. Voor het eerst tijdens de studie ben ik grondig op zoek gegaan in de bibliotheek van de faculteit naar relevante literatuur en jurisprudentie om een stuk te schrijven. Na ongeveer twaalf weken komt het moment van de waarheid: de zitting waarop ik moet pleiten tegen een andere student. Drie advocaten vormen de rechtbank en beoordelen mijn betoog, de manier waarop ik reageer op vragen van de rechtbank en mijn dupliek op hetgeen betoogd is door de eiser. Familie, club- en huisgenoten zijn komen kijken en bieden ‘moral support’. De sfeer is goed en de lokalen zijn mooi aangekleed. De rechtbank heeft mijn pleidooi beoordeeld met het cijfer . Cum laude. Het is voor het eerst in de geschiedenis van het vak Moot Court dat er door de rechtbank een is toegekend aan een pleidooi. Dit was reden genoeg om na afloop feest te vieren in Leiden met vrienden en familie.” I
Thomas van Kuilenburg, derdejaars student recht met een minor bedrijfswetenschappen, kreeg voor het eerste een 10 voor het vak Moot Court.
8
Onthullingen over de werking van de Haagse democratie Op dinsdag mei jl. promoveerde in Leiden de oud politicus Bob van den Bos op het proefschrift ‘Mirakel en Debacle. De Nederlandse besluitvorming over de Politieke Unie in het Verdrag van Maastricht’. Promotor was prof. dr. A. van Staden, hoogleraar internationale betrekkingen aan de faculteit. Nederland bekleedde het EG voorzitterschap in de tweede helft van . In die periode moesten de onderhandelingen over een nieuw Europees verdrag worden afgerond. Den Haag aanvaardde het conceptverdrag van zijn voorganger Luxemburg niet en vervaardigde zelf een nieuw concept naar eigen inzicht. In het Nederlandse voorstel werd een geheel nieuw concept geïntroduceerd, namelijk een éénvormige structuur in plaats van de pijlerstructuur. Dit voorstel werd door alle lidstaten met uitzondering van België verworpen op ‘Zwarte Maandag’, september . De vraag hoe en waarom dit historische fiasco zich heeft kunnen voltrekken, vormt het hoofdonderwerp van het proefschrift van Van den Bos. Het onderzoek is opgezet en uitgevoerd op basis van nader uitgewerkte modellen van de beroemde Amerikaanse politicoloog Graham Allison (Essence of Decision, Explaining the Cuban Missile Crisis of , herziene versie met Ph. Zelikow, ). Van den Bos heeft honderden interne documenten ingezien en met meer dan vijftig besluitvormers gesproken, waaronder Lubbers, Kok, Van den Broek, Dankert, alsmede buitenlandse ministers. De modellenbenadering in combinatie met gedetailleerd onderzoek leverde onthullende en onthutsende inzichten op over de werking van de Haagse democratie achter de schermen. I
Oratie prof. dr. Henk Vording Op mei is prof. dr. Henk Vording benoemd tot hoogleraar algemeen belastingrecht. Henk Vording studeerde geschiedenis, bijvakstudie economie te Leiden en vervolgens fiscaal recht. In promoveerde hij bij prof. V. Halberstadt met het proefschrift ‘Koppelingen in de sociale zekerheid ’. Sinds begin dit jaar is Henk Vording ook portefeuillehouder Onderwijs bij de Faculteit der Rechtsgeleerdheid. In zijn oratie vraagt Vording zich af welk probleem de wetgever wil oplossen met het wetsvoorstel Excessieve beloningsbestanddelen. Maatschappelijke onrust Het wetsvoorstel Excessieve beloningsbestanddelen stelt voor om belasting te gaan heffen op drie soorten beloningsbestanddelen: vertrekbonussen, pensioenstortingen door de werkgever en rendementen op lucratieve belangen. Dat zijn beloningen die de doorsnee Nederlandse werknemer nooit op zijn bankrekening bijgeschreven krijgt. Vording schat dat de wet relevant is voor hooguit tweeduizend Nederlanders. Wat wil de wetgever eigenlijk bereiken met deze wet? Vording: “Het begrip maatschappelijke onrust staat niet voor niets nogal prominent in de Memorie van toelichting. Ik denk dat de overheid met de wet niet zozeer een concreet doel wil realiseren, maar een signaal wil afgeven aan de kleine groep Nederlanders die een topinkomen verdient. Dat signaal luidt: luister, we zijn nu al jaren bezig te praten over de manier waarop de topbeloningen tot stand komen. We hebben de positie van aandeelhouders versterkt, we zijn bezig iets te doen aan de positie van de ondernemingsraden, nu wordt het tijd dat jullie ook een steentje bijdragen. Dus als jullie nu voortaan wat transparanter willen omgaan met beloningsregels, dan kan dit wetsvoorstel misschien wel weer van tafel.” Drie dingetjes gerepareerd Vording: “In deze wet worden drie dingetjes gerepareerd. Maar iedereen voelt op zijn klompen aan dat daar wel weer wat op verzonnen wordt, zodat de wet binnen de kortste keren achterhaald is. Het levert dus vooral adviesomzet op voor dure accountantskantoren. De vraag die je hier moet stellen is: welk probleem gingen we ook alweer oplossen? Ik vind dat deze wet geen oplossing biedt voor de maatschappelijke onrust over te hoge beloningen. Wat ik wel constateer is dat er een maatschappelijk belang gemoeid is met overheidsbemoeienis op dit terrein. De beloningen van topmanagers zijn de afgelopen decennia veel en
veel sneller gestegen dan die van gewone werknemers, en dat maakt het lastiger voor werkgevers en overheid om te pleiten voor loonmatiging. Zo bezien zou het misschien wel verstandig zijn om niet alleen iets te doen aan excessieve beloningsbestanddelen, maar ook het totaalinkomen van managers eens tegen het licht te houden.” Criteria voor wetgeving Het vakgebied van Henk Vording is Belastingrecht. Centraal in de vakbeoefening staat een aantal criteria voor wetgevingskwaliteit, die de overheid ook zelf heeft aanvaard en zegt te willen toepassen. De criteria zijn: rechtszekerheid, rechtsgelijkheid, effectiviteit, begrijpelijkheid, proportionaliteit (dat wil zeggen: passendheid van de maatregel in relatie tot het beoogde doel) en uitvoerbaarheid. In zijn oratie liet Vording aan de hand van het actuele praktijkvoorbeeld van het wetsvoorstel zien tegen welke moeilijkheden je aanloopt als je deze algemeen aanvaarde kwaliteitscriteria wilt toepassen. Bij het wetsvoorstel Excessieve beloningsbestanddelen is vooral het element effectiviteit in het geding. Je moet eerst weten welk probleem je wilt oplossen voor je kunt vaststellen of een bepaalde wet dat ook effectief kan doen. Bij andere wetten zijn andere criteria soms weer problematischer, ook daarvan noemde Vording voorbeelden in zijn oratie. Kapstokken voor denken Vording: “Het laatste wat ik met mijn oratie beoog is af te sluiten met een mooie checklist van punten die garanderen dat het met de wetgevingscriteria wel goed zit als je ze allemaal in acht neemt. Er is inmiddels een nieuwe traditie van wetsevaluatie ontstaan,
waarbij de hoop is dat je wetten kunt beoordelen aan de hand van zo’n checklist. Maar zo werkt het niet. Daarvoor is het krachtenspel van wetgeving te subtiel en de rol van de overheid te dubbelzinnig. De overheid is immers tegelijkertijd belanghebbende, maar heeft ook de plicht belastingbetalers te beschermen tegen ontwijkgedrag van andere belastingbetalers. De betekenis van de criteria is dat ze nuttig zijn om over je werk na te denken. Het zijn kapstokken voor denken. Ze zorgen ervoor dat je de goede vragen stelt, maar ze genereren geen eenduidige antwoorden. Maar dat is vaker in de wetenschap: dat de vragen belangrijker zijn dan de antwoorden.” Opdracht Fiscaal juristen hebben een lange traditie in het kritisch volgen van de belastingwetgever. Voldoet het belastingrecht wel aan alle criteria voor goede wetgeving? Het is terecht dat de wetgever kritisch wordt gevolgd, vindt Vording. De overheid is immers de enige partij die eenzijdig de spelregels in eigen voordeel kan veranderen. Maar Vording vindt ook dat de fiscale wetenschap wel eens met wat te weinig begrip kijkt naar de fiscale wetgever. “De wetgever wordt naar mijn mening soms ook wel wat al te gemakkelijk vanuit allerlei schuttersputjes bestookt met detailkritiek. Die zou op zijn beurt ook wel eens mogen zeggen: kijk ook eens even naar het totaalplaatje, denk eens constructief met ons mee. Die discussie volgen en misschien wat helpen normaliseren, dat vind ik wel een mooie opdracht voor mezelf.” I
(bron: Nieuwsbrief mei /DH)
9
Oratie prof. mr. drs. Willemien den Ouden Met ingang van maart is prof. mr. drs. Willemien den Ouden door het College van Bestuur van de Universiteit Leiden benoemd tot hoogleraar staats- en bestuursrecht. Willemien den Ouden studeerde zowel theologie () als Nederlands recht () in Leiden. In januari promoveerde zij op het proefschrift De subsidieverplichting; wie betaalt bepaalt?, over de juridische verplichtingen van subsidieontvangers. Van januari tot maart was zij werkzaam als universitair hoofddocent staats- en bestuursrecht bij de Afdeling Staats- en Bestuursrecht. Haar onderzoek heeft vooral betrekking op het financieel bestuursrecht en het algemeen bestuursrecht. Het mag het geen verbazing wekken dat de oratie die Willemien den Ouden op april ter gelegenheid van de aanvaarding van het hoogleraarsambt heeft uitgesproken, betrekking had op het financieel bestuursrecht, in het bijzonder het subsidierecht. Haar oratie is getiteld: Het wankele evenwicht tussen Europees en Nederlands subsidierecht bij de uitvoering van de Europese structuurfondsen. Nederland heeft in het verleden traumatische ervaringen opgedaan met de uitvoering van de Europese structuurfond-
Leiden Law Magazine ontvangen? Wilt u op de hoogte blijven van informatie over de Juridische Faculteit, zoals conferenties, nieuwe publicaties en personalia? Meld u dan aan per e-mail
[email protected] of telefonisch . Vermeld hierbij uw naam, adres, telefoon en e-mailadres. Het blad is gratis. Meer informatie over het Leiden Law Magazine en over de alumnivereniging Vereniging Vrienden van de Juridische Faculteit kunt u vinden op www.law.leidenuniv.nl/alumni Colofon Redactie: Ankie Broekers-Knol, Clementine Breedveld-De Voogd, Annet van der Helm, Jelle Nijland en Michiel Tjepkema met medewerking van de Vereniging Vrienden van de Juridische Faculteit (VVJF) en het Leids Universiteits Fonds (LUF) Redactie-adres: Leiden Law Magazine, Steenschuur , kamer ., Leiden E-mail:
[email protected] Website: www.law.leidenuniv.nl/alumni
10
sen. De gevolgen van de zogenaamde ESFaffaire uit de jaren zijn nog altijd voelbaar. Bovendien rijzen er steeds nieuwe juridische vragen: de Europese en nationale regelgeving op het gebied van de structuurfondsen wordt voortdurend gewijzigd en ook in de jurisprudentie zijn nieuwe ontwikkelingen zichtbaar. In haar rede is Den Ouden ingegaan op het recente arrest van het Hof van Justitie van maart (het ESF-arrest). Dit arrest werd gewezen naar aanleiding van prejudiciële vragen van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in een drietal uitspraken van augustus . Deze hielden onder meer in of bevoegdheidstoedeling aan een nationaal bestuursorgaan rechtstreeks in een Europese verordening kan gebeuren. Daarnaast vroeg de afdeling zich af of de verplichting van de lidstaat om onrechtmatig verstrekte subsidies terug te vorderen, die volgt uit artikel van de Coördinatieverordening, naar nationaal recht ook moet worden gezien als een bevoegdheid van de minister om terug te vorderen. Het antwoord van het Hof in het ESF-arrest concentreert zich echter niet op de bevoegdheid van de nationale autoriteiten, waarnaar de afdeling had gevraagd, maar op de verplichting voor de lidstaat die in artikel van de Coördinatieverordening is neergelegd. Volgens het Hof bestaat de handhavingsverplichting zonder dat naar nationaal recht expliciet een bevoegdheid moet worden gecreëerd. Den Ouden waarschuwt in haar oratie voor het gevaar van miscommunicatie met betrekking tot het antwoord van het Hof van Justitie in het ESF-arrest. Waar de afdeling vanuit de Nederlandse bevoegdheidsdiscussie vragen stelt, krijgt zij een antwoord vanuit de gedachte dat de financiële belangen van de Europese Gemeenschap moeten worden beschermd. Hoe de lidstaten aan hun verplichtingen op dit vlak kunnen voldoen, mogen zij zelf uitzoeken van het Hof. Volgens Den Ouden zal de Nederlandse bestuursrechter ervoor moeten waken dat het arrest niet door uitvoerende bestuursorganen wordt aangegrepen om besluiten te nemen over Europese subsidies zonder zich nog langer te storen aan het Nederlandse subsidierecht. Zolang er in Europese regels geen bepalingen over een onderwerp zijn opgenomen, is het Nederlandse Subsidierecht, met inachtneming van de grenzen van gelijkwaardigheid en vooral effectiviteit, van toepassing. De Nederlandse wetgever dient er daarbij voor te zorgen dat de uitvoerende bestuursorganen over de nodigde bevoegd-
heden kunnen beschikken, aldus Willemien den Ouden. In de oratie wordt verder een koerswijziging van het Hof van Justitie gesignaleerd met betrekking tot de toepassing van het vertrouwensbeginsel bij de terugvordering van structuurfondsensubsidies. Voorheen gold dat het Hof van Justitie van oordeel was dat bij de uitvoering van structuurfondsensubsidies in beginsel ruimte bestond voor toepassing van het nationaal vertrouwensbeginsel. In het ESF-arrest ziet het Hof van Justitie echter geen ruimte voor toepassing van het nationaal vertrouwensbeginsel, nu uit artikel van de Coördinatieverordening een terugvorderingsverplichting volgt voor de lidstaten. Uit die verplichting leidt het Hof af dat aan het vertrouwensbeginsel toepassing moet worden gegeven overeenkomstig de regels van het gemeenschapsrecht. Volgens Den Ouden gaat het Hof er thans vanuit dat het Europese recht de nationale terugvorderingsprocedure dwingend regelt en slechts opzij kan worden gezet met een beroep op het Europese vertrouwensbeginsel. Praktisch gezien komt dit er op neer dat het Nederlandse vertrouwensbeginsel zoals dat geldt in andere subsidierelaties geheel buiten de deur wordt gezet. Toepassing van het Europese vertrouwensbeginsel betekent dat zodra subsidiegelden zijn gebruikt in strijd met een Europese bepaling of een nationale uitvoeringsbepaling – dus zodra onregelmatigheden zijn geconstateerd – de gelden moeten worden teruggehaald bij de eindontvanger. Gevolg daarvan is dat er steeds meer financiële risico’s zijn voor de eindontvangers van Europese subsidies. Volgens Den Ouden is door deze koerswijziging van het Hof het evenwicht tussen het Europese en nationale subsidierecht aan het wankelen gebracht. I
I
van het NUV. Alle praktische tips van Dirk Visser zijn nog eens samengevat in een handzame checklist. De gids is uitgegeven door het Nederlands Uitgeversverbond, www.nuv.nl
Dirk. J.G. Visser, Rights in the pocket
Sturing en samenwerking in handhavingsprojecten spiegelt de ervaringen in locale projecten aan de wetenschappelijke literatuur over sturing binnen overheidsorganisaties en samenwerking tussen organisaties. Aan de hand van een historisch overzicht wordt een beeld gegeven van ontwikkelingen over de laatste jaar in opvattingen over effect van handhaving (wat willen we bereiken?) en de aanpak ervan (hoe kunnen we dat bereiken?). Een van de veranderingen ligt in de visie op het toenemende belang van samenwerking tussen organisaties die betrokken zijn bij de gemeentelijke handhaving. Een andere in het oogspringende ontwikkeling ligt in de visie op het toenemend belang van sturing in de projectorganisatie. Deze studie geeft een indruk van wat deze veranderingen in de praktijk betekenen en hoe we deze ervaringen in de toekomst verder kunnen benutten. Het laatste hoofdstuk presenteert een aantal aanbevelingen, do’s and don’ts in de organisatie van de handhaving. Zinvol materiaal voor ieder die bij handhaving betrokken is en een aanzet voor verdere discussie over vernieuwing van de praktijk van handhaving. I
I
MI-142. R.A. Visser, E. van Gemerden, P.A. More & R.C.J. de Roon, Sturing en samenwerking in handhavingsprojecten. Leiden University Press , ISBN ---.
I
Vrijdag november Oratie prof. dr. R.C. Tobler Vakgebied: europees recht
I
Vrijdag november Oratie prof. mr. A.G. Castermans Vakgebied: burgerlijk recht
I
Vrijdag november Congres Suum Cuique
I
I
Dinsdag november Promotie mr. N.G. Hansen Titel: Modern Territorial Statehood
Woensdag december Promotie drs. G. Suurmond Titel: Enforcing fire safety in the catering industry. An economic analysis
I
Donderdag december Symposium Scholing en het sociaal recht
I
Vrijdag december Studiedag internationaal privaatrecht
I
Woensdag december Promotie drs. A.R. Spanjer Titel: Structural and regulatory reform on the European gas market – Does the current approach secure the public service obligations?
‘Rights in the pocket, practical guide to the legal aspects of multimedia publishing’, is een praktische handleiding geschreven door Dirk Visser. Belangrijk onderdeel is de bijlage, in de vorm van een GB USB-stick waarop niet alleen een Nederlandstalige e-boekversie van ‘Rights in the pocket’ is opgenomen, maar ook een (Engelstalige) audioversie én vijf tweetalige model- en voorbeeldcontracten
I
Woensdag september Promotie mr. B.M. Dijksterhuis Titel: Rechters normeren de alimentatiehoogte. Een empirisch onderzoek naar rechterlijke samenwerking in de Werkgroep Alimentatienormen (-)
I
Woensdag september Opening facultair jaar
I
Donderdag t/m zaterdag september Congres Interpretation of national law in the context of transnational law
I
I
Vrijdag september Leiden Revisited: alumnimiddag en -avond Dinsdag oktober Oratie prof. mr. J. Cartwright Vakgebied: Anglo-Amerikaans privaatrecht
I
Woensdag november Promotie mr. G.J. Vossestein Titel: The Constitutionality of EC Company Law
I
Donderdag -vrijdag november Congres Fear and its effect on law and society
I
Vrijdag november Studiemiddag BWKJ- De maatman in het civiele recht
11
Vrijdag september : Leiden Revisited De alumnivereniging van de faculteit, Vereniging Vrienden van de Juridische Faculteit (VVJF) organiseert sinds , in samenwerking met het Juridisch PAO, ‘Leiden Revisited: een middag terug in de collegebanken’. Dit jaar zijn er vijf onderwijsblokken waaruit u een keuze kunt maken. De sessies worden gelijktijdig aangeboden, u dient dus een keuze te maken voor één lesblok. Elk lesblok bestaat uit tweemaal een uur les (onderbroken door een half uur pauze). De sessies zijn veelal een inleiding op de uitgebreidere cursussen die later in het najaar van start gaan bij het Juridisch PAO. Na afloop van de sessies is er een borrel en vindt aansluitend het (alumni)buffetdiner plaats. Punten I punten PO Advocatuur I punten KNB Kosten I VVJF leden: € ,–, inclusief consumpties/borrel/buffetdiner I Niet VVJF leden: € ,–, inclusief consumpties/borrel/buffetdiner U kunt zich voor maximaal onderwijsblok aanmelden. Inschrijving geschiedt op volgorde van binnenkomst. Als alumnus van de Leidse rechtenfaculteit ontvangt u % korting op alle cursussen uit het paocursusaanbod. Uw VVJF-registratie dient uiterlijk september door de VVJF verwerkt te zijn alvorens u zich aanmeldt (in verband met de verwerkingstermijn) anders kunnen wij u geen korting verlenen! Niveau Verdiepingsniveau: doorgaans meer dan jaar praktijkervaring in het betreffende vakgebied; voor deelname wordt van een basiskennis van het betreffende rechtsgebied uitgegaan. Doelgroep Advocaten, notarissen en andere geïnteresseerde juristen en criminologen. De Leidse IE Alumni Almanak Tijdens de borrel zal de Leidse IE Alumni Almanak worden aangeboden. Alle Leidse IE Alumni kunnen dan daar hun eigen gratis exemplaar in ontvangst nemen en deelnemen aan de borrel. Programma 13.00-14.00 registratie en ontvangst met koffie/thee 14.00-15.00 post Academische sessies 15.00-15.30 koffie/theepauze 15.30-16.30 vervolg post Academische sessies 16.30-17.30 borrel 17.30-21.30 diner 21.30 afsluiting
U kunt een keuze maken uit één van onderstaande blokken (een blok is lesuren) Blok 1: Notariaat 14.00-15.00 mw. mr. C.G. Breedveld-de Voogd, universitair docent notarieel recht aan de Universiteit Leiden: evaluatie van de Wet Koop onroerende zaken: vijf aandachtspunten voor de minister 15.00-15.30 koffie/theepauze 15.30-16.30 prof. mr. W.G. Huijgen, hoogleraar notarieel recht aan de Universiteit Leiden, tevens notaris bij Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn te Den Haag: relaties en (huwelijks-)vermogensrecht Blok 2: Intellectuele eigendom 14.00-16.30 mr. J. van den Akker, bedrijfsjurist bij G-star: ‘Kruistocht in Spijkerbroek’ mr L. Bakers, advocaat te Amsterdam bij Leidsgracht advocaten: bescherming van ‘klompsloffen’ prof. mr. D.J.G. Visser, hoogleraar intellectuele eigendom aan de Universiteit Leiden, tevens advocaat bij Klos Morel Vos & Schaap te Amsterdam: enkele recente ontwikkelingen, waaronder het Endstra-tapes arrest van de Hoge Raad en de meeste recente merkenrechtspraak van het HvJ EG (onderbroken door koffie/theepauze van .-.) Blok 3: Ondernemingsrecht 14.00-15.00 prof. mr. S.M. Bartman, hoogleraar ondernemingsrecht aan de Universiteit Leiden en cassatieadvocaat te Den Haag: actualiteiten ondernemingsrecht 15.00-15.30 koffie/theepauze 15.30-16.30 prof. mr. B. Wessels, hoogleraar internationaal insolventierecht en o.m. lid Commissie Insolventierecht en raadsheer-plaatsvervanger Hof Den Haag: actualiteiten internationaal insolventierecht Blok 4: Criminologie 14.00-16.30 dr. J.A. van Wilsem, universitair docent Criminologie aan de Universiteit Leiden: digitale criminaliteit (onderbroken door koffie/theepauze van .-.) Blok 5: Burgerlijk recht 14.00-15.00 mw. prof. mr. drs. M.R. Bruning, hoogleraar jeugdrecht aan de Universiteit Leiden: actualiteiten jeugdrecht 15.00-15.30 koffie/theepauze 15.30-16.30 prof. mr. A.G. Castermans, hoogleraar burgerlijk recht aan de Universiteit Leiden: internationale ontwikkelingen in het burgerlijk recht Contact en aanmelden Aanmelden kan via
[email protected] Telefoon Lid worden van de VVJF? Stuur uw gegevens (naam, adres, woonplaats, afstudeerjaar en -richting) naar
[email protected] of naar Faculteit der Rechtsgeleerdheid, ter attentie van de VVJF, kamer ., postbus , RA Leiden. Uw gegevens kunt u altijd raadplegen en aanpassen op www.LeidenAlumni.nl
12