LLM magazine maart 2008 def:Universiteit Leiden
27-03-2008
14:42
Pagina 1
Maart 2008 Inhoud
Leiden Law Magazine Het ‘effect’ van Leiden Jan Maarten Slagter is sinds 1 oktober 2007 de directeur van de Vereniging van effectenbezitters (VEB). Slagter (1969) studeerde tussen 1987 en 1993 Nederlands recht in Leiden. Na zijn studie heeft hij ruim vier jaar bij advocatenkantoor Loeff Claeys Verbeke als ondernemingsrechtadvocaat gewerkt, waarna hij in 1998 in dienst trad van het Financieele Dagblad. Hij heeft hier twee jaar de functie van redacteur Kapitaalmarkten vervuld en vervolgens vier jaar de functie van redacteur Banken. In september 2004 vertrok hij voor diezelfde krant als correspondent naar Londen, waar hij ook als correspondent voor Business News Radio optrad. Ankie Broekers en Jelle Nijland hadden een gesprek met hem over zijn studietijd in Leiden, het directeurschap van de VEB, zijn visie op aandeelhoudersactivisme en recente ontwikkelingen op de Nederlandse financiële markt. Voor de gelegenheid droeg Jan Maarten Slagter als attent gebaar de inmiddels ‘vintage’ faculteitsdas. Waarom heeft u destijds de keuze laten vallen op de rechtenstudie en waarom is de keuze gevallen op Leiden? Als middelbare scholier won ik een opstelwedstrijd waarbij de prijs bestond uit een meeloopstage van twee weken bij de redactie van het NRC. Dat was in de zomer van 1986 en normaal gebeurt er natuurlijk niet veel in de zomer, maar dit was precies tijdens de periode dat het tweede kabinet Lubbers werd
geformeerd. Er gebeurde dus van alles. Aanvankelijk wilde ik politicologie of geschiedenis gaan studeren, maar de heer Bik van het NRC adviseerde me om rechten te gaan doen. Als het dan mis zou lopen in de journalistiek, kon ik altijd nog advocaat worden. Ik woonde in Oegstgeest en ik heb wel in andere steden gekeken, maar Leiden leek me een leuke stad. Lag een carrière in de financiële wereld altijd al in de planning? Ik ben pas later geïnteresseerd geraakt in de economie en de financiën. In Leiden lag de nadruk meer bij het neerleggen van de basis, bij het bestuderen van zaken als ‘Piet koopt een koe’. Nou moet ik zeggen dat ik ook niet echt op zoek ben geweest. Ik werd 18 op de
Pleitmasterclass wederom een succes | 3 In memoriam prof.mr. W.M. Kleijn | 3 Studiereis notariële studenten naar China | 4 Alumni middag & avond: 26 september 2008 | 5 Bob Wessels benoemd tot hoogleraar | 6 Prijzen/benoeming | 8/9 Onderscheiding prof.mr. Robert Feenstra | 10 Promotie Antoine Buyse | 11 1 miljoen euro per jaar voor arbeidsrecht | 13 Emeritaat prof.mr. Pieter Boeles als hoogleraar immigratierecht | 13 Alle lof voor Heleen Gall | 13 Promotie Anne Meuwese | 14 Publicaties | 15 Agenda | 16
dag voor de ElCid week (jaarlijkse introductieweek voor aankomend studenten, red.) en ik was zo groen als gras toen ik in Leiden aankwam. Wat heel plezierig was aan rechten, was dat je niet zo gek veel tijd kwijt was aan de studie en je er dus allerlei dingen naast kon doen. Het is goed voor mijn ontwikkeling geweest dat ik een tijdje heb rond gehangen op Quintus, waar ik later voorzitter van ben geworden. En in 1989 ben ik redacteur bij Trias (het huidige NOVUM, red.) geworden, waar ik overigens mijn vrouw – die ook in de redactie van de Trias zat – heb ontmoet. In mijn laatste jaar heb ik in de universiteitsraad gezeten. Pas in dat laatste jaar van mijn studie zag ik hoe leuk het kan zijn om na te denken over het recht en om te schrijven over het recht. Door vak-
씮
Universiteit Leiden. Universiteit om te ontdekken.
LLM magazine maart 2008 def:Universiteit Leiden
Vervolg pagina 1 ken als ‘practicum’ en ‘privatissimum’ word je echt gestimuleerd om als jurist te denken. Ik heb nog even gespeeld met de gedachte om te promoveren maar al snel besloot ik om de praktijk in te gaan. Ik heb een hele mooie tijd als medewerker bij Loeff gehad, maar uiteindelijk ambieerde ik toch niet een carrière in de advocatuur. Aansluitend op mijn journalistieke belangstelling ben ik bij het FD aan de slag gegaan op de redactie beurzen en markten, hardcore financiële onderwerpen. In 2000 ben ik redacteur Banken geworden. Hoe kijkt u tegen recente gebeurtenissen in de bancaire wereld, in het bijzonder de overnamestrijd rond ABN-AMRO, aan? Het hele tijdperk Groenink heb ik gevolgd. In de periode dat ik redacteur Banken bij het FD werd, werd Groenink voorzitter van de Raad van Bestuur. Achteraf kun je constateren dat het bestuur van ABN-AMRO niet helder is geweest in de koers van de bank. Twee keer is ABN-AMRO fundamenteel van strategie veranderd: Eerst lag de focus op investment banking, maar na de problemen op de beurs werd de koers verlegd naar de moeilijke consumentenmarkt, waar bijvoorbeeld de positie van de Rabobank veel sterker is. Toen dat vervolgens niet goed uitpakte werd gekozen voor de zogenaamde middenmarkt. Dit soort koerswijzigingen zijn niet goed voor het vertrouwen. De kosten van ABN-AMRO waren te hoog en de waarde van het aandeel deed al jaren weinig. Niemand had meer een warm gevoel bij ABN-AMRO. Op dat moment word je kwetsbaar. De brief van TCI was een katalysator. ABN-AMRO heeft in zekere zin de pech gehad in the spotlight van TCI te komen, maar heeft de voorwaarden voor de overname zelf gecreëerd. Het is jammer dat we ABN-AMRO niet als Nederlands bedrijf hebben kunnen behouden. De waarde van ABN-AMRO lag echter 25 miljard euro hoger na het bod van het bankentrio. De Nederlandse overheid is in tegenstelling tot andere landen wel minder geneigd om buitenlandse bieders dwars te liggen. Is Nederland niet altijd het brave jongetje dat het beste in de klas wil zijn? Dat is juist en dat is ook goed. Achter de schermen is er misschien nog wel wat gebeurd waar wij geen weet van hebben, maar het stopt bij de politiek en zo hoort het ook. Uiteindelijk haalt het beste jongetje uit de klas de hoogste cijfers.
2
27-03-2008
14:42
Pagina 2
Hoe kijkt u aan tegen de roep om meer invloed door de overheid bijvoorbeeld door het in het leven roepen van een gouden aandeelregeling? We moeten uitkijken voor een paniekerige reactie op een aantal incidenten. Vorig jaar stonden de hedgefunds in de belangstelling, het jaar daarvoor private equity en nu zijn het de souvereign wealth funds, de staatsfondsen uit het Midden-Oosten en landen als China, die naar de mening van sommigen een bedreiging voor onze Westerse samenleving zouden zijn. Toch moet gezegd worden dat de souvereign wealth funds juist hele stabiele beleggers zijn. De landen achter deze fondsen hebben veel kapitaal, maar dat komt veelal uit olie. Dat raakt op, dus ze hebben op termijn een financieringsprobleem. Er moet rendement komen en dus beleggen deze landen hun kapitaal op een zakelijke manier – gericht op een lange termijn rendement – in grote westerse banken zoals Citigroup en Morgan Stanley. Ik begrijp dat die fondsen zich als loyale langetermijnbeleggers gedragen. De AEX bestaat dit jaar 25 jaar. Op naar de volgende 25 jaar? Ik vind een termijn van 25 jaar erg lang. We moeten niet vergeten dat de AEX een regionale beurs is. Professionele beleggers kijken over de grenzen heen. Voor particuliere beleggers ligt dit nog wel anders, want zij beleggen graag in wat ze kennen, wat ze kunnen zien. Bovendien is de Euro is er nog niet zo lang, maar ik verwacht dat de AEX na verloop van tijd betekenis zal verliezen ten opzichte van de Europese effectenmarkt. U bent nu directeur van de VEB. Wat is het standpunt van de VEB ten opzichte van de invloed op Nederlandse bedrijven door hedgefunds of private equity? Als VEB behartigen we met name de belangen van de particuliere belegger. We letten daarbij sterk op transparantie en bescherming van minderheidsaandeelhouders. Over het algemeen houden hedgefunds zich niet bezig met aandeelhoudersactivisme. Er zijn slechts enkele uitzonderingen, bijvoorbeeld kleine fondsen zoals TCI. De VEB staat aan de kant van de hedgefunds als het gaat om een efficiëntere bedrijfsvoering. Activistische fondsen, die een bedrijf een bepaalde richting op proberen te sturen, hebben over het algemeen een positieve werking. In het Nederlandse systeem kan het echter voorkomen dat in sommige gevallen de belangen van het fonds botsen met de verantwoordelijkheid van het bestuur en de strategie zoals die is uitgezet voor de onderneming. Denk aan Stork waar een kleiner fonds inging
tegen de strategie van het bestuur. Door de tussenkomst van de IJslanders (LME) werd de situatie nog lastiger. De IJslanders hadden namelijk een belang dat strijdig was met het belang van de overige aandeelhouders. De VEB heeft het bestuur van Stork in deze dan ook gesteund. Het betrof een betrekkelijk uitzonderlijke situatie die niet meer zo snel zal voor komen, zeker niet nu de Richtlijn openbaar overname bod is geïmplementeerd. Hoe heeft de VEB de rol van de ondernemingskamer in de ABN-AMRO zaak ervaren? Wij waren heel blij met de uitspraak van Willems bij ABN-AMRO, ook al heeft de Hoge Raad die uitspraak later gecasseerd. Het heeft partijen de tijd gegeven waardoor uiteindelijk twee concurrerende biedingen konden worden uitgebracht. Overigens krijgt de zaak nog wel een staartje. Deze maand wordt bekend of er een enquêteprocedure kan worden gestart, zodat duidelijk wordt wie wat heeft gedaan of juist nagelaten. Ik maak me overigens wel enige zorgen over het Nederlandse politieke klimaat. We moeten ons goed realiseren dat aandeelhoudersrechten heel belangrijk zijn voor de aantrekkingskracht van de Nederlandse beurs. Als het moeilijker wordt voor aandeelhouders om bijvoorbeeld agendapunten voor de algemene vergadering van aandeelhouders voor te dragen, is dat geen goede zaak. Het kabinet wil de dialoog tussen verschillende partijen binnen de onderneming vergroten; dan lijkt het beperken van de rechten van aandeelhouders met betrekking tot het vaststellen van de agenda niet in de rede te liggen. Op de huidige bankencrisis terugkijkend, ervaar ik het als teleurstellend hoe de banken, meer specifiek het management daarvan, zelf hebben bijgedragen aan de crisis door het ontwikkelen van zeer gecompliceerde financiële producten. De aandeelhouder, de kapitaalverschaffer, heeft het nakijken; de waarde van zijn aandeel is gekelderd. Ik heb wel eens gezegd dat afgezien van het huwelijk er geen grotere vertrouwensband bestaat dan het aandeelhouderschap. Dat is niet helemaal waar. In het huwelijk wordt in principe de zwakkere beschermd door alimentatierechten en dergelijke. In het effectenrecht wordt de zwakkere, de aandeelhouder, juist niet zo goed beschermd. We leven in een onrechtvaardige wereld! I
Door Ankie Broekers-Knol en Jelle Nijland
LLM magazine maart 2008 def:Universiteit Leiden
27-03-2008
14:42
Pagina 3
Pleitmasterclass wederom een succes Sinds een aantal jaren waakt de Facultaire Pleitcommissie over de kwaliteit van het pleiten in Leiden. Deze commissie bestaat uit advocaten en vertegenwoordigers van de faculteit. Twee succesvolle initiatieven zijn uit deze commissie ontstaan. Het Cleveringa Pleitconcours waarbij prof.mr. H.J. Snijders een leidende rol vervult en de Pleitmasterclass die door de afdeling Moot Court onder leiding van haar directeur mr. A. Broekers-Knol wordt georganiseerd. De Pleitmasterclass is een samenwerking tussen de faculteit en de advocatenkantoren De Brauw Blackstone Westbroek en NautaDutilh. Vertegenwoordigers van deze kantoren hebben ook zitting in de Facultaire Pleitcommissie. In november 2007 werd de Pleitmasterclass voor de vierde keer gehouden. Het doel van de Pleitmasterclass is het aanscherpen van de pleitvaardigheden van de deelnemers.
in memoriam Prof.mr. W.M. Kleijn Op 4 maart jl. overleed prof.mr. W.M. Kleijn (‘s-Gravenhage 1927), van 1970-1992 hoogleraar burgerlijk en notarieel recht aan de Leidse juridische faculteit.
Deelnemers voor de Pleitmasterclass worden in beginsel geselecteerd uit studenten die het Moot Court onderwijs cum laude hebben afgelegd. Daarmee is de kwaliteit van de deelnemende studenten gegarandeerd. Zeer geïnteresseerde studenten die geen cum laude hebben behaald, kunnen ook voor deelname solliciteren. De afdeling Moot Court maakt de selectie. Het gastheerschap voor de Pleitmasterclass rouleert ieder jaar en dit keer was NautaDutilh aan de beurt. Zij koos het kantoor te Rotterdam als locatie. Na een hartelijke ontvangst werden de studenten tijdens de lunch toegesproken door Mr J. Loorbach, die bestuurslid is van NautaDutilh. Daarna werden de studenten onderwezen door advocaten van NautaDutilh, waaronder prof. A.I.M. van Mierlo, in de fijne kneepjes van het pleiten. Ook de omgang met de soms lastige rechters kwam daarbij aan bod. Maar ook de vraag hoe lang je moet pleiten, hoe je de aandacht van de rechters houdt en hoe je reageert op aanvallen van de wederpartij. Daarna was het de beurt aan de studenten om het geleerde in praktijk te brengen. Ten overstaan van een deskundige rechtbank hielden zij de door hen voorbereide pleidooien. Bij de borrel werden de beste pleiters gehuldigd.
Ankie Broekers-Knol, directeur van Moot Court en lid van de Facultaire Pleitcommissie: “Het bijzondere aan de Pleitmasterclass is dat de studenten die hun pleitvaardigheden al hebben bewezen bij Moot Court deze nog verder kunnen ontwikkelen onder leiding van juristen uit de praktijk. Dat wordt door de studenten als zeer leerzaam ervaren. De samenwerking tussen de faculteit en de advocatenkantoren verloopt goed en het is een goede kans om in de advocatuur geïnteresseerde studenten met de advocatuur in het algemeen en deze kantoren in het bijzonder te laten kennismaken.” Moot Court docent Ard van der Steur verruilde twee jaar geleden de advocatuur voor een parttime functie bij Moot Court. Hij is lid van de Facultaire Pleitcommissie en kan uit eigen waarneming het enthousiasme van de deelnemers bevestigen. “Mogelijk zullen we samen met andere kantoren in de toekomst zelfs een tweede Pleitmasterclass organiseren. Dit jaar hebben we namelijk deelnemers moeten afwijzen, zoveel interesse bestaat er voor deze dag”. Volgend jaar zal De Brauw Blackstone Westbroek als gastheer optreden, mogelijk al in hun nieuwe kantoor in Amsterdam. I
Na het gymnasium studeerde Kleijn aanvankelijk theologie en geschiedenis te Leiden, vanaf 1947 Nederlands recht. Hij legde na het doctoraal examen Nederlands recht de staatsexamens notariaat deel II en III af. In 1969 promoveerde hij, cum laude, op De Boedelscheiding te Leiden bij prof.mr. K. Wiersma. Hij was enige jaren werkzaam als kandidaat-notaris. In 1954 werd hij daarnaast verbonden als docent aan de opleiding voor de notariële staatsexamens. In 1962 werd hij benoemd tot wetenschappelijk medewerker Notarieel recht aan de Leidse Universiteit. Kleijn was ongetwijfeld een van de meest markante hoogleraren aan de juridische faculteit gedurende de afgelopen decennia. Hij was niet alleen een begenadigde docent met veel gevoel voor humor, maar ook een veelzijdig jurist met veel creatieve gedachten als wetenschapper. Ook internationaal had hij vele contacten. Zo doceerde hij onder meer in Indonesië, Suriname en op de Nederlandse Antillen. Tot op het laatst bleef hij actief in het postacademisch onderwijs. Wat betreft het onderzoek lag het zwaartepunt van zijn belangstelling in het goederenrecht, contractenrecht, erfrecht en huwelijksvermogensrecht. Het meest bijzonder was misschien wel zijn enorme interesse in anderen, met name zijn studenten. Velen zijn hem dank verschuldigd voor al hetgeen zij van hem hebben geleerd. I
3
LLM magazine maart 2008 def:Universiteit Leiden
27-03-2008
14:43
Pagina 4
Studiereis notariële studenten naar China De Broederschap der Notariële Studenten te Leiden (BNSL) organiseert elk collegejaar een studiereis. Dit keer vertrokken op 22 januari jl. 23 notariële studenten en vijf docenten voor ruim een week naar Beijing. De eerste dagen bezocht de groep onder begeleiding van de reisleidster Ting Ting de belangrijkste bezienswaardigheden van de Chinese hoofdstad zoals het Tian’an menplein, de Verboden Stad, de Tempel van de Hemel en het Zomerpaleis. De Grote Muur werd bij een temperatuur van –7 °C beklommen. Het reisprogramma bevatte ook minder toeristische elementen. De voorzitter van de Chinese Notary Association, Mr. Wang, ontving de groep op zijn kantoor en gaf uitleg over de steeds grotere rol die de Chinese notaris speelt in het rechtsverkeer aldaar. Het was al eerder (vooral in restaurants) nuttig gebleken dat één van de notariële studenten, Jia Jia Zheng, vloeiend Chinees spreekt. Bij de Notary Association kon zij als tolk fungeren bij de vragen over bijvoorbeeld het Chinese huwelijksvermogensrecht en de vormvereisten voor de koop van onroerende zaken: vragen die de ChineesEngels sprekende tolk toch wat boven de pet gingen. Het kantoor Baker McKenzie, een van de sponsoren van deze reis, had twee notarissen (onder wie het oud BNSL-lid Alexander Spoor) van hun vestiging in Amsterdam naar het kantoor in Beijing laten overvliegen om de studenten daar te ontvangen. Aan het einde van de week werd een bezoek gebracht aan de Nederlandse Ambassade, waar door de eerste secretaris Job van den Berg een zeer informatieve uitleg werd gegeven over de politieke en juridische situatie in China. I
Studenten en docenten op het Tian’an menplein.
V.l.n.r. Linda de Zeeuw, Caroline Escher en Andy Furr.
Zie voor de activiteiten van de BNSL en voor meer foto’s: www.BNSL.nl
JiaJia Zheng.
4
Uiterst links, prof.mr. W.G Huijgen; middenachter mr. P.C. van Es; uiterst rechts, mr. J. Nijland.
LLM magazine maart 2008 def:Universiteit Leiden
27-03-2008
14:44
Pagina 5
Clementine Breedveld (docent) en Aad Oomen (deken BNSL).
Ting Ting.
Het BNSL-bestuur.
Alumnimiddag en -avond Vrijdag 26 september 2008 Postacademische sessies met aansluitend diner Informatie & aanmelden: www.law.leidenuniv.nl/alumni 5
LLM magazine maart 2008 def:Universiteit Leiden
27-03-2008
14:44
Pagina 6
Bob Wessels benoemd tot hoogleraar Internationaal Insolventierecht Bob Wessels is per 1 september 2007 benoemd tot hoogleraar Internationaal Insolventierecht. Wessels studeerde rechten aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam. Hij studeerde af in zowel het Nederlands recht (1974) als in het notarieel recht (1977). Na drie jaar werkzaam geweest te zijn als bedrijfsjurist, begon hij in 1977 als wetenschappelijk medewerker bij de VU. In 1988 promoveerde hij aan deze universiteit op Natuurlijke verbintenissen. Civiel- en fiscaalrechtelijke beschouwingen over rechtens nietafdwingbare verbintenissen. Een week na zijn promotie werd hij aangesteld als gewoon hoogleraar burgerlijk recht en handelsrecht aan de VU. In 1992 verbond hij zich als partner aan de rechtsvoorganger van Holland Van Gijzen, Advocaten en Notarissen. Hij bleef hoogleraar, zij het sedert 1997 voor 0,2 fte. In 2005 trad hij terug uit het kantoor. Hij is sindsdien zelfstandig gevestigd juridisch adviseur. Na twintig jaar hoogleraar te zijn geweest aan de VU, maakt hij nu deel uit van de afdelingen Ondernemingsrecht (departement Civiel recht) en Bedrijfseconomie (departement Fiscale en economische vakken) in Leiden, ook voor een aanstelling van één dag per week. Uit uw boeken en andere publicaties blijkt dat uw belangstelling uitgaat naar het privaatrecht in zijn volle breedte. U heeft onder andere gepubliceerd over natuurlijke verbintenissen, de stichting, algemene voorwaarden, gentlemen’s agreements , bijzondere overeenkomsten, borgtocht, koop en verkoop en franchising. Hoe komt het dat al deze verschillende onderwerpen uw aandacht hebben getrokken? Als student vond ik bijna alles op het privaatrechtelijke gebied boeiend. Zo las ik niet alleen de opstellen van Eggens, maar ook bijvoorbeeld die van Hirsch Ballin sr. over het auteursrecht. Mijn scriptie ging over zaken in het publiek domein, een terrein op het snijvlak van privaat- en publiekrecht. Toen ik na mijn studie Nederlands recht bedrijfsjurist werd, kwam ik er al snel achter dat de studie onvoldoende was toegesneden op wat er in het bedrijfsleven van je werd verwacht. Ik kreeg niet alleen vragen over het vennootschapsrecht, maar bijvoorbeeld ook over het fiscale recht of het erfrecht. Ik heb toen besloten in de avonduren notarieel recht te gaan studeren. Toen ik later wetenschappelijk medewerker werd bij prof. G.H.A. Schut,
6
besloot ik een proefschrift op een ‘snijvlak’ te schrijven en dat werd op het snijvlak van het privaatrecht en het fiscale recht. Ik vond het interessant dat bijvoorbeeld de begrippen schenking en natuurlijke verbintenis in het privaatrecht een nuance anders wordt ingevuld dan in het fiscale recht. Ook later heb ik onderzoek gedaan naar wat je ‘grensonderwerpen’ kunt noemen, zoals de civielrechtelijke en fiscale regeling van de stichting, gentlemen’s agreements en de fiscale overeenkomst. Achteraf bezien valt de belangstelling voor dit soort onderwerpen ook nog anders te verklaren. De civielrechtelijke wereld was in de jaren 70-80 niet zo erg spannend. De techniek was wel duidelijk; alles stond zo’n beetje in de Asser-serie beschreven. De invoering van het Nieuw BW in 1992 bracht hierin verandering. Dat heeft sinds het midden van de jaren 80 een enorme stimulans gegeven aan het weer eens doordenken van centrale noties van ons huidige vermogensrecht en haar ontwikkeling sedertdien, begeleid door vele dissertaties, waaronder natuurlijk ook Leidse. Als onderdeel van het mastervak Internationaal Commercieel recht doceert u het vak Internationaal Insolventierecht. U geeft hierover ook u een privatissimum. Het is een zeer actueel onderwerp door de internationaal doorwerkende faillissementen als dat van bijvoorbeeld ‘Yukos Oil’. Waar komt uw belangstelling voor het insolventierecht vandaan en waarom hebt u besloten dit vak in Leiden te gaan doceren? Nadat ik samen met R.H.C. Jongeneel de studiepocket over Algemene voorwaarden had afgerond werd ik door medewerkers van de Universiteit Utrecht benaderd voor een bewerking van het handboek voor het Nederlandse handels- en faillissementsrecht van M. Polak. Dat boek kwam uit 1972, dus nog vóór de invoering van Boek 2. De bewerking die ik voor ogen had bleek met deze medewerkers lastig te realiseren. Mijn leidraad was: Nederland heeft behoefte aan een nieuw standaardwerk, waarin ook onderdelen van vennootschapsrecht, vermogensrecht, burgerlijk procesrecht en belastingrecht, die mede het insolventierecht gestalte geven, zijn verwerkt. Enfin, u weet dat dit uiteindelijk een serie van 10 delen is geworden, gepubliceerd van 1999 tot 2003. Zo ben ik het faillissementsrecht ingerold. Op een congres, medio 2006, sprak ik eens
met Steef Bartman (hoogleraar Ondernemingsrecht), die in de Leidse Master het vak Europees en vergelijkend vennootschapsrecht (thans: Internationaal Commercieel recht) doceert. In zijn plannen om een masteropleiding op het terrein van europees bedrijfsrecht te realiseren, ontbrak het Europese insolventierecht nog. De Europese verordening van 2002 op dit terrein ontwikkelt zich nagenoeg buiten de dimensies van het Europese vennootschapsrecht om, maar is wel ‘of utmost importance’ als u denkt aan recente insolventies als die van Parmalat, MG Rover of BenQ, telkens ten minste tien jurisdicties omvattend, vele honderden miljoenen aan activa en de werkgelegenheid van vele duizenden werknemers. Omdat ik de laatste vier jaar aan de VU alleen Engelstalig onderwijs voor buitenlandse studenten heb gedoceerd, wilde ik ook Nederlandse studenten daarover onderwijzen. Door zijn initiatief heb ik nu de mogelijkheid om met Nederlandstalige masterstudenten te brainstormen over verschillende onderwerpen op dit gebied en samen met hen dit vak verder te ontwikkelen. Er zijn nu vier studenten een scriptie aan het schrijven over internatonaal insolventierecht. Twee hiervan zijn avondstudenten die de Spaanse taal beheersen. Zij vergelijken het Spaanse recht, dat in 2003 gewijzigd is, met het voorontwerp voor het Nederlandse insolventierecht. Een andere scribent heeft zijn scriptie al afgerond. Deze gaat over de positie van de buitenlandse curator hier te lande. De situatie van de Russische curator van Yukos Oil was zijn inspiratiebron en als ik meer van dergelijke scripties krijg dan ben ik een gelukkig man. Ik wil
LLM magazine maart 2008 def:Universiteit Leiden
27-03-2008
14:44
Pagina 7
ook mijn internationale netwerk voor de studenten openstellen, zodat zij hiervan gebruik kunnen maken bij hun onderzoek.
uitdaging dat de Leidse rechtenfaculteit als één der eersten in Europa een, zij het bescheiden, leerstoel aan dit vakgebied wijdt.
Welke problemen en ontwikkelingen spelen in het internationale insolventierecht? Centraal staat de rechtspersoon die vermogensbestanddelen heeft in verschillende landen. Wanneer deze zijn crediteuren niet meer betaalt, doemen verschillende vragen op. Welke rechter is bevoegd het faillissement uit te spreken? Welk recht is van toepassing op de formele en materiële aspecten van die procedure? Welk recht is beslissend als partijen in een internationaal contract een expliciete forumkeuze hebben opgenomen? Moet een uitspraak bijvoorbeeld houdende surseance in andere landen worden erkend? Wat is de positie van de buitenlandse curator? Kan hij hier in Nederland gelokaliseerde assets, waarop een pandrecht rust, tot zich nemen? Kan in een ander land een eigen insolventieprocedure worden gestart en zo ja, wat is de verhouding tot de eerder geopende procedure? Het zijn in wezen vaak IPR-vragen, maar zij worden door de typische collectiviteit van schuldeisers, die bij een insolventieprocedure betrokken zijn, vaak van eigen antwoorden voorzien. Daarnaast is de invloed van van land tot land verschillende stelsels van voorrang of juist achterstelling van vormen van leningen, zoals die van aandeelhouders volgens het Duitse recht. Een belangrijke processuele ontwikkeling in het internationaal insolventierecht is de grensoverschrijdende samenwerking tussen vooral curatoren, maar ook tussen rechters. Internationaal insolventierecht zal voor veel professionals een ‘culture shock’ met zich brengen. Ik zie het als een
U bent lid van de Commissie insolventierecht, die het Ministerie van Justitie adviseert over de herziening van het faillissementsrecht. Welke veranderingen brengt dit in het internationale insolventierecht? Belangrijke vragen die spelen bij grensoverschrijdende faillissementen zijn in de Nederlandse wet niet geregeld en ook de rechtspraak is niet concludent. Er staan maar een paar artikelen in de Faillissementswet (art. 203-205). In het Voorontwerp voor een nieuwe Insolventiewet zijn circa 35 bepalingen opgenomen. Dat is nog bescheiden als je de omvang van het recent op dit punt gewijzigde Engelse insolventierecht daarmee vergelijkt. De Europese Verordening betreffende insolventieprocedures heeft bij het opstellen van het Voorontwerp een belangrijke rol gespeeld, maar ook de UNCITRAL Model Law on Cross-Border Insolvency. Daarnaast hebben we een zestal Europese wetgevingen bezien, die sinds 1999 hun internationale insolventierecht hebben aangepast. De nieuwe bepalingen zullen vooral van belang zijn in gevallen waarop de Europese Verordening niet van toepassing is, dus in relaties met de USA, Zwitserland, Turkije, Rusland en Japan. Voorafgaand aan mijn inaugurele rede op 6 juni aanstaande zal hier in Leiden een internationale conferentie worden gehouden, waarin deze bepalingen in het Voorontwerp zullen worden besproken. Verder is er aandacht voor de voor curatoren geldende beroeps- en gedragsregels. Gelukkig kunnen we met behulp van externe sponsoring een tiental buitenlandse
hoogleraren uitnodigen. Het uitdagende voor studenten is dat het onderwerp ‘gedragsregels’ momenteel het thema van mijn privatissimum is. Als studenten uit deze groep participeren in deze internationale conferentie dan zullen ze werkelijk met een degelijke internationale dimensie de studie kunnen afsluiten. Op 22 februari jongstleden heeft u van de VU afscheid genomen met de rede ‘Belangenstrijd in het insolventierecht’ Over welke belangenstrijd heeft u gesproken? Op de faillissementscurator rust de taak de onderling tegenstrijdige en botsende belangen van schuldeisers te behartigen. Hoe moet hij deze belangen tegen elkaar afwegen? Welke rol is hierbij weggelegd voor de ‘redelijkheid en billijkheid’ zoals deze in art. 3:12 BW is uitgewerkt of moet het faillissementsrecht juist doof zijn voor deze vage noties? Ik ben er een voorstander van dat bijvoorbeeld het goederenrecht en het insolventierecht mede door vermogensrechtelijke kernbegrippen als misbruik van bevoegdheid en redelijkheid en billijkheid wordt bepaald. Als voorbeeld heb ik onder meer gegeven de bank die op verschillende vorderingen van de failliet een stil pandrecht heeft. Doordat de pandlijsten weinig specifiek zijn heeft deze bank geen adresgegevens van de debiteuren van de failliet. Moet de curator deze adresgegevens aan de bank geven? Art. 3:12 BW kan hier richting geven. Ik denk dat de bank op de blaren moet zitten en hoop anderen, die menen dat de curator te allen tijde voor de pandhoudende bank de boeken moet openen, van hun ongelijk te hebben overtuigd. I Interview: Clementine Breedveld-de Voogd
Joint Insolvency Conference 5 en 6 juni 2008 Kamerlingh Onnes Gebouw, Lorentzzaal, Steenschuur 25 te Leiden Op 5 en 6 juni 2008 wordt een tweedaagse conferentie georganiseerd met als titel ‘Joint Insolvency Conference. Crossing (Dutch) Borders in Insolvency’. Deze conferentie betreft de nieuwe ontwikkelingen in het insolventierecht en de impact daarvan in Nederland. Dagvoorzitter is professor Bob Wessels. Na afloop van deze conferentie op 6 juni zal hij zijn oratie uitspreken in de Hooglandse Kerk. Deze conferentie wordt georganiseerd door INSOL Europe’s (www.insol-europe.org) academisch forum i.s.m. het E.M. Meijers Instituut. Aan deelname worden 7 NOVA-punten toegekend. Voor meer informatie zie : http://www.law.leiden.edu/research/conferences.jsp.
7
LLM magazine maart 2008 def:Universiteit Leiden
27-03-2008
14:44
Pagina 8
prijzen Leiden wint de nationale ronde van de Philip Jessup International Law Moot Court Competition Een team van Leidse masterstudenten heeft de Nederlandse voorronde van de prestigieuze Philip Jessup International Law Moot Court Competition gewonnen. Deze competitie vond plaats op zaterdag 2 februari 2008 in het Paleis van Justitie in Den Haag. In april vertegenwoordigt dit team Nederland bij de wereldfinale in Washington DC. Het Leidse team bestaat uit de masterstudenten Jessica Peake, Emmanuelle Debouverie, Marijke Bos en Sahib Singh. Coach van het team is Thomas Skouteris, docent bij de afdeling Internationaal Publiekrecht van de Leidse rechtenfaculteit. De Jessup Moot Court is een wereldwijde internationaalrechtcompetitie, waarin teams van universiteiten procedures simuleren voor het Internationale Hof van Justitie, het belangrijkste gerechtelijke orgaan van de Verenigde Naties. De casus van dit jaar ging over complexe juridische onderwerpen gerelateerd aan onder meer terrorisme, mensenrechten, kidnapping en interventie in de binnenlandse aangelegenheden van andere staten. Vijf universiteiten namen deel aan de Nederlandse ronde, namelijk Utrecht, Rotterdam, UvA, Maastricht en Leiden. De wisselbeker, voor het laatst door Leiden gewonnen in 2003, wordt voor één jaar veilig in het KOG bewaard tot het Leidse team hem weer zal verdedigen in 2009. Facultaire Jongbloedscriptieprijs
Leidse juristen winnen Internationaal Humanitair Recht Moot Court Competition
Een team van Leidse studenten won eind februari de eerste Internationaal Humanitair Recht Moot Court Competition van het Nederlandse Rode Kruis. Op 29 februari vertegenwoordigden Pernille Walther, Doriane Lachal en Jessica Maeda de Universiteit Leiden bij deze competitie. Het team werd gecoacht door Helen Hamzei en Daniëlla Dam de Jong, PhD kandidaten bij de afdeling Internationaal Publiekrecht. Het Leidse Team moest tegen vijf andere Nederlandse Universiteiten aantreden (VU, Uva, Maastricht, Radboud Universiteit en de UU) op de Juliana Kazerne in Den Haag – the legal capital of the world. De competitie heeft als doel ‘het recht uit de boeken te halen’, door middel van simulaties, rollenspelen en moot courts. De jury bestaat uit eminente wetenschappers en internationale rechters, namelijk professor Kalshoven, rechter Orie en rechter Keith. Zij beoordeelden de teams op basis van hun theoretische kennis, begrip en toepassing van het Internationaal Humanitair Recht. Vanaf volgend jaar krijgt deze competitie een nieuwe naam: ‘The Frits Kalshoven Competition of International Humanitarian Law’ ter ere van de bekende Leidse emeritus hoogleraar. Het Leidse team liet zien dat zij het Internationaal Humanitair Recht kan toepassen op zeer lastige casus. Ook overtuigden zij de internationale jury ervan dat zij uitstekende sprekers zijn, die opvallen door hun team spirit. Hazelhoff Van Huet Scriptieprijs 2007
Eerste plaats: What Consitutues Occupation? Israel as Occupying Power in the Gaza strip after the Disengament. Auteur: Sander David Dikker Hupkes Begeleider: prof.dr. C. J. R. Dugard (tot voor kort verbonden aan de afdeling Internationaal Publiekrecht, Departement Publiekrecht) Tweede plaats: Criminalizing Hate Speech as the Crime against Humanity of Persecution Auteur: mw Alexandra Helena toe Laer Begeleider: dr. L.J. van den Herik Derde plaats: De vrijheid om onderhandelingen af te breken. Auteur: Jan Coenraad van Nass Begeleider: prof.mr. J.H. Nieuwenhuis
8
De winnende scriptie Bank-en effectenrecht is ‘De evolutie van stemmen op afstand en over de grens’ van mr. Sonja Acimovi ´ c.´
LLM magazine maart 2008 def:Universiteit Leiden
27-03-2008
AB-jaarprijs voor Tom Barkhuysen en Willemien den Ouden voor de beste annotatie Op woensdag 16 januari jl. ontvingen prof.mr. T. Barkhuysen en prof.mr. W. den Ouden van de afdeling staats- en bestuursrecht van de Universiteit Leiden uit handen van jurylid prof.mr. R. van Male (Centrale Raad van Beroep) de jaarprijs 2007 voor de beste annotatie in het bestuursrechtelijke jurisprudentietijdschrift AB. De jury selecteerde de noot – die betrekking had op een uitspraak over terugvordering van ESF-subsidies, waarbij het legaliteitsbeginsel en het beginsel van de formele rechtskracht met elkaar in botsing kwamen (ABRvS 2 augustus 2006, AB 2007, 96) – uit de bijna 500 annotaties die in 2007 in de AB werden opgenomen. De jury beoordeelde de annotaties op basis van de volgende criteria. Een annotatie dient te vertrekken vanuit een juist begrip van de uitspraak. De annotator dient de uitspraak voorts te verklaren binnen het systeem van het recht en het desbetreffende leerstuk. Volgens de jury wordt de kwaliteit van de annotatie verder afgemeten aan criteria als de deugdelijkheid van het bronnenonderzoek en de diepgang van de analyse en het commentaar. De winnende noot werd geprezen om zijn kritische creativiteit en de uitgevoerde interne rechtsvergelijking met het straf- en civiele recht. Bovendien liet de bijdrage zich lezen als ‘een hoge snelheidstrein’. De jury kwam tot de conclusie dat wanneer de aan noten te stellen eisen onder elkaar worden gezet, vastgesteld moet worden dat het in hoofdlijnen gaat om criteria die gelden voor elk goed rechtswetenschappelijk onderzoek. Dit betekent volgens de jury dat goede annotaties verantwoord kunnen worden als vruchten van wetenschappelijk onderzoek. Jaap Schouten Roeier 2007 & Leids sportman 2007 De student Fiscaal recht is vanwege zijn prestaties in het afgelopen seizoen uitgeroepen tot Leids sportman van 2007. Vervolgens pakte hij de titel Roeier van het jaar 2007. In een verkiezing georganiseerd door het tijdschrift Roeien van de KNRB is Jaap Schouten verkozen tot Roeier van het jaar 2007. Jaap Schouten, roeier van Njord, heeft afgelopen jaar verscheidene nationale wedstrijden gewonnen, waaronder de prestigieuze Skiffhead en het kampioenschap in de lichte skiff.
14:45
Pagina 9
Gouden Stoofpeer bestuursrecht Ymre Schuurmans is in het tijdschrift Mr. verkozen tot Nederlands beste jurist, onder de 35 jaar, op het gebied van het bestuursrecht. Een groep van 25 kopstukken uit het bestuursrecht (de peers) kon een stem uitbrengen. Naar aanleiding van de uitreiking van de Gouden Stoofpeer is in Mr. (2008, nr. 2) een interview geplaatst met de Leidse universitair docent staats- en bestuursrecht. PAO-onderwijsprijs 2007 De heer Redman ontving tijdens de nieuwjaarsreceptie de PAOOnderwijsprijs 2007 voor ‘beste docent in 2007’. Voor zijn bijdrage aan de cursus Echt Engels gaven de cursisten een totaalscore van 9,9! De heer (Peter) Redman [(1950), Bristol, Engeland], studeerde Engelse taal en letterkunde in Leicester. In 1979 kwam hij naar Nederland en geeft hij onder meer les aan advocaten en bedrijfsjuristen. Op geheel eigen wijze, met veel humor, zet hij tijdens de cursus de puntjes op de ‘i’. De best gewaardeerde cursus was in 2007 ‘Vragen rond de model koopakte voor bestaande woningen’, door Clementine Breedveld en Pim Huijgen. De cursus scoorde op een schaal van 1-5 het cijfer 4,70; De best bezochte cursus van 2007 was ‘Actualiteiten Auteursrecht’, onder leiding van Dirk Visser, met 112 inschrijvingen. Young European of the Year Paul de Kuijer, student rechtsgeleerdheid, is in Berlijn uitgeroepen tot Young European of the Year. De uitverkiezing is een initiatief van de Heinz-Schwarzkopf Foundation en heeft tot doel om jongeren tussen de 18 en 28 jaar te belonen die zich op succesvolle wijze hebben ingezet voor Europese integratie. De prijs, een geldbedrag van € 5000, wordt onder auspiciën van het Europees Parlement jaarlijks toegekend door een jury van vertegenwoordigers van het Europees Parlement, de Europese Commissie, het Europese Jongeren Parlement en de Heinz-Schwarzkopf ‘Young Europe’ Foundation. Met zijn uitverkiezing is Paul de Kuijer de eerste Nederlander die deze prijs in zijn tienjarig bestaan in ontvangst mag nemen. De jury roemde De Kuijer vooral voor zijn ‘buitengewone en duurzame bevordering van het Europees bewustzijn in een tijd waarin ‘euroscepsis’ een zekere intellectuele chic lijkt te hebben’. Paul de Kuijer viel op bij de jury door de educatieve projecten die hij initieerde en waaraan hij bijdroeg. Als middelbare scholier organiseerde hij al politieke debatten en simulatieparlementen. Als student aan onze faculteit gaf hij hieraan een vervolg met een Europees Studentenparlement. I
benoeming Drs. Tanja Masson-Zwaan benoemd tot voorzitter van het International Institute of Space Law (IISL) Drs. Tanja Masson-Zwaan is per 1 januari 2008 benoemd tot voorzitter van het prestigieuze International Institute of Space Law (IISL) in Parijs. Masson-Zwaan studeerde af in het Internationaal publiekrecht aan de Universiteit Leiden en is daar sinds kort plaatsvervangend directeur van het Instituut voor Lucht- en Ruimterecht. Ze volgde in die functie prof.dr. Frans von der Dunk op. I
9
LLM magazine maart 2008 def:Universiteit Leiden
27-03-2008
14:45
Pagina 10
Facultaire onderscheiding prof.mr. Robert Feenstra
De Meijerspenning In het jaar 1988 heeft het bestuur van de faculteit der rechtsgeleerdheid besloten een onderscheiding in de vorm van een penning in te stellen voor personen of instellingen, die op welke wijze dan ook van uitzonderlijke betekenis voor de Leidse faculteit der rechtsgeleerdheid zijn geweest. De onderscheiding is vernoemd naar de prominente Leidse hoogleraar E.M. Meijers, die van 1910 tot 1950 als hoogleraar burgerlijk recht en internationaal privaatrecht aan de faculteit verbonden was met een onderbreking, zoals bekend is, van de periode tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het betreft een penning in brons met de afbeelding van Meijers, gegoten door de Rijnlandse kunstgieterij te Leiden en ontworpen door de in 1931 geboren Nederlandse kunstenaar Frank Letterie. De penning, met daarbij gevoegd een ingelijste door de decaan van de faculteit ondertekende oorkonde, wordt incidenteel toegekend. De faculteit heeft de eerste ‘Meijerspenning’ in 1988 uitgereikt aan de toenmalige minister van justitie Korthals Altes als blijk van waardering voor diens persoonlijke inzet om het codificatieproces van het privaatrecht tot een goed einde te brengen. In de loop der jaren hebben zowel facultaire medewerkers, als personen van buiten de faculteit de penning ontvangen. Zo zijn de hoogleraren De Smidt, Nieuwenhuis, Feldbrugge Schermers, Reugebrink, Kooijmans en De Roos onderscheiden voor hun uitzonderlijke en niet aflatende inspanningen bij het behartigen van de belangen van de faculteit. De onderscheiding is ook toegekend aan mevr. Van Leeuwen Boomkamp-Oppenhuis de Jong en mevr. Neleman-Dobschütz. Beiden hebben zij zich op bewonderenswaardige wijze voor de faculteit in het algemeen en voor de belangen van studenten in het bijzonder ingezet. In 1994 is het dispuut Tobias Asser onderscheiden bij zijn zeventigjarig bestaan.
10
Twee keer is dit eerbewijs aan een buitenlander verleend. De Amerikaanse hoogleraar Smit kreeg de penning uitgereikt voor zijn bijzondere inbreng bij de organisatie van het ‘Leyden-Amsterdam-Columbia Summer Program in American Law’. Daarnaast kreeg de Zuid-Afrikaanse hoogleraar Fourie de penning bij diens afscheid als decaan van de faculteit der rechtsgeleerdheid van Stellenbosch als blijk van waardering voor zijn persoonlijke inspanningen om de banden tussen Leiden en Stellenbosch te versterken. Ten slotte heeft de faculteit der rechtsgeleerdheid van de North-West University (Zuid-Afrika) de penning ontvangen voor de bijzondere inbreng van alle geledingen van die faculteit om hechte betrekkingen met de Leidse faculteit te onderhouden. Eerbewijs professor Feenstra Op zaterdag 9 februari 2008, de alumnidag van de universiteit, heeft de decaan Stolker de Meijerspenning uitgereikt aan prof.mr. Robert Feenstra, emeritus hoogleraar in het Romeins recht en zijn geschiedenis. Met de toekenning van de penning wenst de faculteit te benadrukken hoe groot de waardering is voor al het wetenschappelijk werk van prof. Feenstra. Daarnaast wil men zijn jarenlange betrokkenheid (hij trad zesenvijftig jaar geleden in dienst van de faculteit) met het wel en wee van de Leidse faculteit der rechtsgeleerdheid eren. Grote verdiensten van professor Feenstra voor wetenschap en faculteit Prof. Feenstra, die ondanks zijn hoge leeftijd nog steeds wetenschappelijk actief is, heeft
tientallen gezaghebbende publicaties op het terrein van de rechtsgeschiedenis in het algemeen en het Romeins recht in het bijzonder op zijn naam staan. Alom is hij vanwege zijn wetenschappelijk werk en de daaruit voortvloeiende publicaties geëerd. Elf eredoctoraten zijn hem in verschillende Europese landen en Zuid-Afrika ten deel gevallen. Bij de uitreiking van ieder eerbewijs werd hij niet alleen persoonlijk, maar ook als Leids juridisch hoogleraar geëerd. Hierdoor straalde een deel van het aan hem verleende eerbewijs op de Leidse faculteit af. Het is op deze plaats onmogelijk al het wetenschappelijk werk van prof. Feenstra te noemen: het is daarvoor te veel omvattend. Talrijk onderzoek naar het Middeleeuwse en latere Romeinse recht, de rechtsschool van Orléans, naar handschriften op het gebied van het geleerde en halfgeleerde recht is door hem verricht. Ook mag het schrijven van bibliografieën niet onvermeld blijven. Zo verscheen in 2003: ‘Bibliografie van hoogleraren in de rechten aan de Franeker Universiteit tot 1811’. Onder leiding van prof. Feenstra hebben achttien promovendi de doctorsgraad behaald, onder wie opvallend veel ZuidAfrikanen. In Zuid-Afrika wordt dan ook niet voor niets over een ‘Feenstra-school’ gesproken. Het feit dat hij geruime tijd geleden tot ‘Honory Editor’ van ‘Fundamina, a journal of legal history’, het Zuid-Afrikaanse tijdschrift voor rechtsgeschiedenis, is benoemd, geeft aan hoe zeer hij als wetenschapper en geleerde ook in dat land nog steeds wordt geëerd. Prof. Feenstra heeft ook jarenlang aan onze faculteit onderwijs verzorgd. Zijn duidelijke voorkeur ging uit naar het geven van onderwijs aan kleine groepen studenten. Juist in deze groepen excelleerde hij en is hij in staat geweest om juweeltjes van Romeins recht aan rechtshistorisch geïnteresseerde studenten over te brengen. Bij het noemen van studenten kan het voorzitterschap van het Romeinsrechtelijke dispuut Philips van Leyden BP niet achterwege blijven. Generaties Romeinsrechtelijk geïnteresseerde Leidse studenten verbinden de naam ‘Feenstra’ aan dit nog steeds bloeiend Romeinsrechtelijk dispuut. Ook is hij jarenlang bestuurlijk actief binnen onze faculteit geweest. Hij was één jaar decaan, was voorzitter van talrijke examencommissies en lid van verscheidene facultaire commissies. Hij maakte na de democratiseringsgolf van de zeventiger jaren geruime tijd deel uit van de faculteitsraad. Hij had volgens traditie altijd een vaste
LLM magazine maart 2008 def:Universiteit Leiden
plaats in de raadsvergadering direct naast het faculteitsbestuur. Voor degenen die hem daar zagen zitten, was het altijd een bijzonder schouwspel. Het leek alsof hij geheel niet bij de les was. Hij zat brieven te tekenen, teksten te corrigeren en dergelijke zonder, naar het leek, de discussies in de raadsvergadering te volgen. Maar dit was maar schijn. Op het moment dat er naar zijn oordeel iets echts belangrijks aan de orde kwam, reageerde hij
27-03-2008
14:45
Pagina 11
ineens als een alert raadslid. Eén aspect van de werkzaamheden van prof. Feenstra moet hier nog zeker genoemd worden: zijn activiteiten ten behoeve van het Tijdschrift voor rechtsgeschiedenis. Onvermoeibaar heeft hij zich jarenlang ingezet voor de uitgave van deze Belgisch-Nederlandse coproductie van uitzonderlijk hoog niveau. De naam Feenstra is onlosmakelijk verbonden met dit tijdschrift. Ook vandaag nog zet hij zich met
anderen er voor in om het wetenschappelijk topniveau van dit tijdschrift te handhaven. Uit al het voorgaande moge duidelijk zijn geworden dat de faculteit in volle overtuiging en met zeer veel genoegen prof. Feenstra op 9 februari jl. met de uitreiking van Meijerspenning heeft geëerd. I
Arthur Elias
Terugkeer naar huis en haard: promotie Antoine Buyse Grote stromen vluchtelingen die uit hun huizen verdreven worden door etnische zuiveringen. Het zijn bekende beelden uit het nieuws over Kenia, Darfur en Irak. Als de wapens eenmaal zwijgen, is de terugkeer van diezelfde vluchtelingen helemaal niet zo vanzelfsprekend. Vaak zijn er anderen in hun huizen getrokken of werken autoriteiten van een andere etnische en religieuze groep de terugkeer actief tegen. Mensenrechtenjurist Antoine Buyse deed verslag van het onderzoek naar deze problematiek in zijn dissertatie Post-Conflict Housing Restitution – The European Human Rights Perspective, with a Case Study on Bosnia and Herzegovina (School of Human Rights Research Series, Volume 25; ISBN 978-90-5095-770-0). Hij heeft onderzocht hoe een mensenrecht op huizenteruggave effectiever kan worden afgedwongen in postconflict situaties. Daarbij zijn zowel juridische analyses als ook inzichten uit het jonge wetenschapsgebied van de conflictstudies
gebruikt. Uit het onderzoek blijkt allereerst dat er nog geen wereldwijd erkend recht op huizenteruggave bestaat. Bestaande mensenrechtenverdragen, zoals het EVRM, bevatten een dergelijk recht niet. Bij gebrek aan een mondiale norm, pleit Buyse ervoor om het recht in vredesverdragen op te nemen, zodat vluchtelingen en andere ontheemden er in ieder geval in concrete situaties een beroep op kunnen doen. Daarnaast gaat het onderzoek in op de ondersteunende structuren voor het recht: bij welke rechter kan een vluchteling terecht en op welke manieren kunnen en moeten overheden rechtsherstel bieden? En wie is er aansprakelijk voor mensenrechtenschendingen in afgescheiden of bezette gebieden? Een rode draad door het proefschrift is de case study over het proces van huizenteruggave in Bosnië-Herzegovina. Na de verwoestende oorlog, die door de vredesakkoorden van Dayton werd beëindigd, is daar in de afgelopen tien jaar met vallen en opstaan het
recht op huizenteruggave in praktijk gebracht. Uiteindelijk claimden honderdduizenden burgers met succes hun huis terug. Dit gebeurde ondanks grootschalige tegenwerking van lokale politici, die poogden teruggave en terugkeer via wetgeving onmogelijk te maken. Door relatief eendrachtig optreden van internationale organisaties werd er toch vooruitgang geboekt. De schaduwzijde is dat de etnische zuiveringen niet geheel ongedaan werden gemaakt, omdat naar schatting slechts de helft van de vluchtelingen daadwerkelijk terugkeerde naar huis. Dit toont aan dat voor een duurzame terugkeer juridische waarborgen niet voldoen. Veiligheid, werk en kansen voor goede scholing voor kinderen zijn even noodzakelijk. Buyse verdedigde zijn proefschrift op 21 februari in de Leidse Lokhorstkerk. De oppositiecommissie bestond uit mensenrechtenexperts uit binnen- en buitenland: Manfred Nowak van de Universiteit Wenen, Theo van Boven van de Universiteit Maastricht, Cees Flinterman van de Universiteit Utrecht en Roel de Lange van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Namens Leiden opponeerden de hoogleraren Janneke Gerards, Aart Hendriks en promotor Rick Lawson. Na het bekende hora est verleende de promotor de doctorstitel met het predicaat cum laude aan de jonge promovendus. In de laudatio ging hij in op de brug die Buyse heeft geslagen tussen wetenschap en praktijk: Buyse heeft niet alleen in zijn proefschrift aandacht besteed aan de praktische toepassing van het recht op huizenteruggave, maar is ook actief in organisaties die voor de mensenrechten ijveren en heeft zelf door de oorlog beschadigde huizen in Bosnië-Herzegovina helpen herstellen. I
V.l.n.r. Manfred Nowak, Antoine Buyse, Rick Lawson, Theo van Boven en Roel de Lange. Foto: Jelle Goeman.
11
LLM magazine maart 2008 def:Universiteit Leiden
27-03-2008
14:45
Pagina 12
1 miljoen euro per jaar voor arbeidsrecht ‘Dit is een erkenning van ons werk’, zegt prof.mr. Guus Heerma van Voss van de afdeling Sociaal recht van de Rechtenfaculteit. De afdeling gaat € 1 miljoen EU-geld per jaar beheren. Met het geld wordt aan de Europese Commissie gerapporteerd over het arbeidsrecht in de EU. Prof.mr. Guus Heerma van Voss bij de ondertekening van het contract met het Directorate-General for Employment, Social Affairs and Equal Opportunities van de Europese Unie. Netwerkorganisatie ELLN Op 21 december werd het contract met het Directorate-General for Employment, Social Affairs and Equal Opportunities van de Europese Unie getekend: de afdeling Sociaal recht krijgt het beheer over € 1 miljoen dat is toegekend aan het European Labour Law Network (ELLN). Deze netwerkorganisatie is twee jaar geleden opgericht door prof.mr. Guus Heerma van Voss van de afdeling Sociaal recht en prof.dr. Bernd Waas van de Fernuniversität Hagen in Hagen, Duitsland. Het geld is bedoeld om aan de Europese Commissie (EC) te rapporteren over de ontwikkeling van het arbeidsrecht in Europa. Het ELLN coördineert de verzameling van de informatie en voert de rapportages uit. In principe wordt de toekenning jaarlijks herhaald, tot en met 2011. Overeenkomsten en verschillen ‘Ik zie dit als een erkenning en een stimulans voor het werk dat we doen’, zegt Heerma van Voss van de afdeling Sociaal recht van de Rechtenfaculteit. Het ELLN begon twee jaar geleden met het wetenschappelijk beschrijven van het arbeidsrecht in de lidsta-
ten van de EU, de Europese Economische Ruimte bestaande uit IJsland, Noorwegen en Liechtenstein en enkele kandidaat-lidstaten. Dit is een omvangrijk project dat tien jaar gaat duren en waaraan juridische arbeidsdeskundigen uit alle betrokken landen bijdragen. ‘De bedoeling is de overeenkomsten en verschillen tussen de landen in kaart te brengen’, legt Heerma van Voss uit. ‘Het zinnige van het verzamelen van al die informatie is dat er straks overzicht is en dat biedt voordelen: op Europees en nationaal niveau kan bijvoorbeeld worden besloten om nieuwe ontwikkelingen op bepaalde aspecten van het arbeidsrecht aan te sluiten bij de hoofdstroom, of juist niet. Bovendien biedt zo’n overzicht aangrijpingspunten om de discussie over het arbeidsrecht te bevorderen.’ Dicht bij de commissie ‘De EU-subsidie is niet bestemd voor dit rechtswetenschappelijke project, daarmee gaan we op de huidige voet verder’, zegt Heerma van Voss. Wel benadrukt hij de synergie. ‘De Europese Commissie heeft kennelijk gezien dat haar behoefte aan systematische rapportage dicht bij het werk van het ELLN ligt. Omgekeerd krijgen wij nu sneller zicht op waar de commissie mee bezig is, en kunnen wij daar ons onderzoek op aanpassen. Zo kunnen we informatie aandragen die relevant is voor de besluitvor-
ming van de EC over het arbeidsrecht. En natuurlijk zijn het werk en de contacten in het kader van de rapportages ook bevorderlijk voor het reguliere ELLN-werk.’ Gelijkwaardig medecoördinator Heerma van Voss stelt nadrukkelijk dat, hoewel Leiden penvoerder is, de Fernuniversität Hagen gelijkwaardig medecoördinator is; beide universiteiten betalen uit de subsidie een jurist en een administratief medewerker. Een miljoen euro lijkt hiervoor een royale vergoeding. ‘Nou nee’, zegt Heerma van Voss. ‘We verzorgen thematische rapporten, driemaandelijkse flash-reports, jaarlijks een grote conferentie, ook bedoeld voor de ambtenaren uit de EU-landen, we beantwoorden vragen en onderhouden een website voor informatieverstrekking aan het publiek. Ook de experts die informatie aandragen moeten uit het budget worden betaald. Dat is dus nogal wat.’ Politiestaking Maar wat wil de EC eigenlijk weten van de lidstaten? Wat wordt precies bedoeld met ontwikkelingen in het arbeidsrecht? Heerma van Voss noemt als voorbeeld in Nederland de stakingen door de politie en de grenzen daaraan. ‘Dat de politie staakt is nieuw in Nederland en ook niet zo vanzelfsprekend in veel andere landen. Dat feit is op zichzelf al interessant, maar waar leggen rechters de grens?’ Een voetbalwedstrijd niet beveiligen mocht, de beveiliging van ambassades en personen verminderen niet. ‘Een ander aspect is de implementatie van Europese wetgeving’ zegt Heerma van Voss. ‘Hoe wordt die wetgeving in de afzonderlijke landen geïnterpreteerd, hoe ziet de jurisprudentie er uit?’ Voortreffelijke samenwerking Leiden is niet toevallig penvoerder geworden. Het College van Bestuur van de Leidse Universiteit schakelde adviesbureau Deloitte in om te onderzoeken welke Leidse onderzoeksprojecten kansrijk waren voor het verwerven van Europese subsidie. Dit was een van de twee die Deloitte spotte. Heerma van Voss wil kwijt dat de subsidie de resultante is van een voortreffelijke samenwerking tussen de Leidse universiteit centraal, waarbij hij ook de rol van het Development Office noemt, de Faculteit der Rechtsgeleerdheid en de afdeling Sociaal recht. ‘We hebben allemaal gedaan wat we konden doen, met dit resultaat. Daar ben ik heel blij mee.’ I
Prof.mr. Guus Heerma van Voss bij de ondertekening van het contract met het Directorate-General for Employment, Social Affairs and Equal Opportunities van de Europese Unie.
12
Bron nieuwsbrief Universiteit Leiden, 15 januari 2008
LLM magazine maart 2008 def:Universiteit Leiden
27-03-2008
14:45
Pagina 13
Emeritaat Pieter Boeles als hoogleraar Immigratierecht Onder grote belangstelling hield prof.mr. Pieter Boeles op 29 juni 2007 zijn afscheidsrede als hoogleraar immigratierecht over ‘Het nut van nationaliteit’. De tekst is als openingsessay opgenomen in het Nederlands Juristenblad (aflevering 42). Hij betoogde onder meer dat aan Nederlandse ministers of staatssecretarissen het recht op een dubbele nationaliteit niet behoort te worden ontzegd, maar dat het niet ongepast is daar vragen bij te stellen. Per geval zal zorgvuldig moeten worden nagegaan of de dubbele nationaliteit concrete en aanwijsbare problemen met zich meebrengt en waarom van de betrokken bewindspersoon kan worden gevergd te kiezen tussen het behoud van de vreemde nationaliteit of het behoud van een positie in het kabinet. Prof. Boeles kreeg een liber amicorum aangeboden onder de titel De mens in het migratierecht, over het bieden van een adequate rechtsbescherming aan de vreemdeling en de menselijke maat in het immigratierecht. Voorafgaand aan de rede was een seminar gehouden onder de titel ‘European Courts as the migrants’ guardian’, voorgezeten door prof.mr. Roel Fernhout (oud National Ombudsman). Sprekers waren de heer prof.mr. Egbert Myjer (rechter in het Europese Hof van de Rechten van de Mens), mevrouw Nuala Mole (directeur AIRE
centre, Londen), mevrouw prof.dr. Elspeth Guild (hoogleraar Radboud Universiteit) en mevrouw mr. Miëlle Bulterman (Ministerie van Buitenlandse Zaken). In 1996 is door Pieter Boeles samen met de helaas te vroeg overleden mr. Hanneke Steenbergen het Instituut voor Immigratierecht opgericht. Onder zijn bezielende leiding heeft het Instituut vele hoogtepunten gekend. In mei 2000 ontving het instituut de Helffer-Kootkar prijs omdat het zich ‘in korte tijd een vooraanstaande positie had weten te verwerven in het wetenschappelijk onderzoek naar de naleving van de fundamentele mensenrechten in het bijzonder het recht op vrije vestiging en het recht op asiel’. Thans werken er zeven mensen aan een dissertatie en organiseert het instituut regelmatig praktijkcursussen, en conferenties die goed worden bezocht door advocaten, ambtenaren en wetenschappers. Binnenkort zal een door medewerkers van het instituut geschreven Engelstalig handboek over Europees Migratierecht het licht zien. Leidse en buitenlandse studenten schrijven zich in groten getale in voor de twee keuzevakken. Het faculteitsbestuur heeft afgelopen voorjaar moeten besluiten af te zien van voortzetting van de leerstoel immigratierecht, maar heeft deze moeilijke beslissing niet
graag genomen. Het faculteitsbestuur stelt zich van harte op achter de fondsenwerving om het voortbestaan van de leerstoel en het instituut te kunnen garanderen. Een fonds is opgericht, beheerd door het Leids Universiteits Fonds, waarop een bedrag bijeen moet worden gebracht dat voldoende zekerheid moet bieden voor de aanstelling van een 0.5 hoogleraar voor de periode van vijf jaar. De werving is in volle gang en er wordt bij tal van grotere geldgevers aangeklopt. Inmiddels is door particulieren een bedrag van bijna € 48.000 bijeengebracht. I Voor meer informatie zie www.luf.nl en www.immigrationlaw.nl.
Alle lof voor Heleen Gall Op 31 januari 2008 heeft Heleen Gall tijdens een druk bezochte receptie afscheid genomen van onze faculteit. Zeker honderdvijfentwintig personen hebben haar tijdens deze receptie de hand gedrukt. Heleen was sinds april 1973 verbonden aan de faculteit. Aanvankelijk was zij als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de afdeling Oud-Vaderlands recht. Sinds 1987 na de samenvoeging van de afdelingen OudVaderlands recht en Romeins recht was zij als universitair docent historische ontwikkeling van het recht werkzaam. In haar beginperiode beperkte haar onderwijs zich tot het strikte gebied van het traditionele OudVaderlands recht. Later gaf zij ook werkgroepen in het Romeins recht en in de geschiedenis van het (Europees) privaatrecht. In 1980 promoveerde zij, met als promotor prof.mr. J.Th. de Smidt, op De codificatie
van het Personen- en Familierecht 1798-1820. Haar bijzondere belangstelling voor Willem Bilderdijk leidde in 1986 tot de publicatie van het boekje ‘Willem Bilderdijk en het privatissimum van professor D.G van der Keessel’. Ook de oude rechtspraak heeft haar belangstelling getrokken: in 2002 publiceerde zij ‘Regtsgeleerde decisiën’ van raadsheer Pieter Ockers. Daarnaast was zij wetenschappelijk bijzonder geïnteresseerd in de geschiedenis van het ‘Recht over zee’, met name in dat van Indonesië en dat van Zuid-Afrika. Zo is van haar hand een aantal publicaties verschenen over de geschiedenis en de ontwikkeling van het ‘Instituut weeskamer’ in Zuid-Afrika en Indonesië. Ook heeft zij gedurende vijf maanden colleges gegeven aan een aantal Zuid-Afrikaanse universiteiten, waaronder aan die van
Potchefstroom, over het ‘Rooms-Hollands recht’. De laatste jaren van haar verblijf aan de faculteit is Heleen bij haar collega’s en studenten vooral bekend geworden als voorzitter van de examencommissie Nederlands recht (sinds 1998) en tegelijk als voorzitter van de examencommissie bachelor rechtsgeleerdheid (sinds 2002). Op de afscheidsreceptie werd haar voor het werk als voorzitter van beide commissies bijzondere lof toegezwaaid door Fietje Cramer, één van de studieadviseurs. Ook dankte het hoofd van de afdeling historische ontwikkeling haar voor haar inzet. Ten slotte werd zij bijzonder hartelijk toegesproken door de emeritus hoogleraar De Smidt, die haar vijfendertig jaar daarvoor als jong medewerker in dienst had genomen. I Arthur Elias
13
LLM magazine maart 2008 def:Universiteit Leiden
27-03-2008
14:45
Pagina 14
Impact Assessment van Europese regelgeving: promotie Anne Meuwese Enkele jaren geleden heeft de Europese Commissie een ambitieus plan opgesteld om, steeds als zij een voorstel voor EU-wetgeving voorbereidt, de verwachte effecten van verschillende beleidsopties in kaart te brengen in ‘impact assessments’. Anne Meuwese begon viereneenhalf jaar geleden, als PhD fellow bij de afdeling Staats- en Bestuursrecht, aan een onderzoek naar dit nieuwe verschijnsel in het Europese institutionele landschap. Impact assessment heeft hooguit de status van ‘soft law’, maar omdat veel juridische beginselen alleen kunnen opereren als er voldoende informatie beschikbaar is over de feitelijke uitwerking van regels, is het onderwerp van groot belang voor ons begrip van het recht. Zo is
bijvoorbeeld een proportioneel gebruik van regelgeving een leeg concept als verschillende opties niet eerst worden afgewogen. En het veelbesproken subsidiariteitsbeginsel impliceert ook dat de wetgever voldoende informatie ter beschikking heeft om te kunnen bepalen of de Europese Unie een bepaald onderwerp ‘beter’ kan regelen dan de lidstaten. Impact assessment vult dus eigenlijk een gat in de informatievoorziening aan de Europese wetgever. Anne Meuwese heeft in haar proefschrift Impact Assessment in EU Lawmaking (Meijers-reeks 139) de vraag beantwoord hoe verschillende actoren (het Europees Parlement, de lidstaten en het Hof van Justitie, maar ook lobbygroeperingen en adviesorga-
Anne Meuwese, geflankeerd door professor Claudio Radaelli van de Universiteit van Exeter (l) en haar promotor prof.mr. Wim Voermans (r).
14
nen) met informatie in impact assessments omgaan. Het onderzoek heeft ook de verhouding tussen de normen die voortvloeien uit de structurele toepassing van impact assessment en het meer formele constitutionele kader belicht. Brengt meer informatie ook meer transparantie en betrokkenheid? Dit blijkt binnen het huidige onvolwassen systeem allerminst vanzelfsprekend te zijn. En zelfs als een impact assessment kwalitatief hoogwaardige informatie bevat, blijkt het nog niet eenvoudig voor Europolitici om deze ook daadwerkelijk te gebruiken. Hoewel de vrees dat impact assessment alleen maar instellingen of groeperingen met economische expertise machtiger zou maken, ongegrond blijkt, is het wel zo dat impact assessment in het debat vaak gebruikt wordt om tegenstanders af te troeven of de mond te snoeren. Zonder duidelijkere regels en doeleinden voor impact assessment kan ook dit inhoudelijk bedoelde instrument een politiek werktuig of procedureel obstakel worden. Op 6 februari 2008 is Anne Meuwese cum laude gepromoveerd op dit onderzoek, dat plaatsvond binnen het onderzoeksprogramma ‘Securing the rule of law in a world of multi level jurisdiction’, onder begeleiding van haar promotor Wim Voermans. De oppositie werd gevoerd door de hoogleraren Patricia Popelier van de Universiteit Antwerpen, Claudio Radaelli van de University of Exeter, Rob van Gestel van de Universiteit van Tilburg, Jacques Pelkmans van het College of Europe te Brugge en de Leidse professoren Marco Bronckers, Christa Tobler en Henk Vording. De commissie werd voorgezeten door professor Rudy Andeweg als plaatsvervangend Rector. Anne heeft de afgelopen twee jaar als onderzoeker bij het Centre for Regulatory Governance van de University of Exeter gewerkt, om ervaring op te doen met sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Vanaf maart 2008 is zij terug op het continent en ook weer terug bij een rechtenfaculteit. Anne zal dan met een postdoctorale Marie Curie fellowship van de Europese Commissie twee jaar lang aan de Universiteit Antwerpen onderzoek gaan doen naar de verhouding tussen wetgevingskwaliteitsbeleid (tegenwoordig vaak ‘Better Regulation’ genoemd) en staatsrecht. Tijdens deze periode zal Anne als gastmedewerker verbonden blijven aan de Leidse juridische faculteit. I
LLM magazine maart 2008 def:Universiteit Leiden
27-03-2008
14:46
Pagina 15
p u b l i c at i e s I
China. Dit boek biedt antwoorden op veel vragen die opkomen bij Chinese onderzoekers, wetgevers en universiteitsstudenten bij het bestuderen van de Chinese vertaling van het Nederlands Burgerlijk Recht. Tevens zal het boek licht werpen on de juridische grondbeginselen en zal het de dialoog tussen Chinese en Nederlandse experts van het Burgerlijk Recht stimuleren.
Dutch Experience and Re-Codification of Civil law.
I
Het Nederlands Burgerlijk Wetboek is vertaald in het Mandarijn Chinees met bijdragen van Nederlandse experts van het Burgerlijk Recht zoals prof. Jaap Hijma, prof. Henk Snijders en prof. Hans Nieuwenhuis. Zij hebben artikelen geschreven, waarin zij de achtergrond en de praktijk van de belangrijkste elementen van het Burgerlijk Recht onderzoeken. Deze artikelen zijn vertaald naar het Mandarijn Chinees en gepubliceerd in het boek ‘Dutch Experience and Re-Codification of Civil law ’, voor juristen in China. Sinds februari 2006 bestaat er een samenwerking tussen het Center for International Legal Cooperation (CILC), de rechtenfaculteit van de Universiteit van Leiden en de China University of Political Science and Law (CUPL). Deze samenwerking is gericht op het vaststellen van een duurzaam Chinees-Nederlands onderzoeksprogramma, dat bestaat uit drie fases. Het uiteindelijke doel ervan is het oprichten van een permanent centrum voor Nederlands recht op de CUPL. Met de financiële ondersteuning van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken in het kader van het thematische medefinanciering voor ontwikkelingssamenwerking (TMF), is de eerste fase van het onderzoeksprogramma uitgevoerd. Deze fase was inter alia gericht op het promoten van de kennis van het Nederlands Burgerlijk Recht door een vertaling van het Nederlands Burgerlijk Wetboek (boeken 3, 5, 6 en 7) in het Mandarijn Chinees mogelijk te maken. Dutch Experience and Re-Codification of Civil law is nu verkrijgbaar in boekenwinkels voor juristen in
dige het naar de rechter stuurt. Een andere conclusie is dat de rechter duidelijker moet aangeven op welke passage(s) van het deskundigenbericht hij zijn oordeel baseert. I
MI-137. P. Kuypers, Forumkeuze in het Nederlands internationaal privaatrecht (diss. Leiden). Deventer: Kluwer 2008. ISBN 978 90 13 04797 4.
MI-138. T.C. Leemans, De toetsing door de bestuursrechter in milieugeschillen. Over rechterlijke toetsingsintensiteit, bestuurlijke beslissingsruimte en deskundigenadvisering (diss. Leiden) Den Haag: Boom Juridische uitgevers, ISBN 978 90 5454 986 4.
In dit boek is door Taco Leemans onderzocht hoe indringend de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State toetst in milieugeschillen. Mede op grond van een empirisch onderzoek naar 200 uitspraken concludeert hij dat de Afdeling in lang niet alle gevallen een juiste toetsingsmaatstaf aanlegt. Een tweede belangrijk onderdeel van dit onderzoek betreft de verhouding tussen rechter en deskundige. Omdat in milieugeschillen vaak technische vragen spelen, wint de rechter in veel gevallen advies in bij een deskundige. Hierbij rijst de vraag hoe de rechter, bij zijn streven het geschil inhoudelijk te beslissen, kan voorkomen dat hij blind vaart op het deskundigenrapport. Op dit punt concludeert Leemans onder meer dat, uit het oogpunt van hoor en wederhoor, het deskundigenrapport eerst in concept aan partijen zou moeten worden voorgelegd, voordat de deskun-
Bij het sluiten van internationale overeenkomsten speelt de keuze van de bevoegde rechter(s) of arbiter(s) een belangrijke rol bij de afweging om de overeenkomst te sluiten. In bijna alle internationale overeenkomsten maken partijen daarom een keuze voor een (arbitraal)gerecht om eventuele, vaak toekomstige geschillen te beslechten. Deze dissertatie gaat over uitdrukkelijke en stilzwijgende forumkeuze. Partijen wijzen door een uitdrukkelijke forumkeuze op voorhand in de overeenkomst een bevoegd gerecht of gerechten aan om over geschillen te oordelen. Bij een stilzwijgende forumkeuze wordt bevoegdheid van een gerecht aangenomen nadat het geschil is ontstaan, indien de gedaagde in een procedure verschijnt zonder de bevoegdheid van het gerecht te betwisten. De internationale, Europese en nationale wetgevende instanties hebben regels gemaakt over forumkeuze. Deze dissertatie gaat ten eerste over het toepassingsbereik van de belangrijkste regels over forumkeuze. Daarnaast komt de werking van een forumkeuze aan bod. Een forumkeuze heeft namelijk niet onder iedere regel dezelfde gevolgen voor de
씮 15
LLM magazine maart 2008 def:Universiteit Leiden
14:46
Pagina 16
achterliggende oorzaak van de recente onlusten in Kenia, maar ook een belangrijke aanleiding voor de genocide die in 1994 plaatsvond in Rwanda. Deze factor wordt vaak over het hoofd gezien bij verklaringen die zich geheel concentreren op de etnische aspecten van dergelijke conflicten. Ook in het West-Afrikaanse Ghana, dat gezien wordt als een voorbeeld van rust en democratie voor de regio, leiden grondconflicten tot aanzienlijke spanningen. Maar hoe ontstaan grondconflicten, wie zijn erbij betrokken, en hoe kunnen ze worden opgelost? Deze vragen worden beantwoord in het promotieonderzoek van Janine Ubink, universitair docent aan de Rechtenfaculteit in Leiden. De juriste deed 16 maanden veldwerk in Ghana, waar zij zowel lokale als nationale actoren bestudeerde.
partijen, gerechten en derden. Uitgebreid wordt ingegaan op de vorm die een forumkeuze moet hebben en de relatie tussen forumkeuze en andere grondslagen voor internationale bevoegdheid. Deze onderwerpen komen vooral aan de orde voor het Nederlands internationaal privaatrecht, maar daarnaast vindt een rechtsvergelijkende bespreking plaats met het Belgische, Duitse en Franse internationaal privaatrecht. I
27-03-2008
Janine M. Ubink, In The Land of the Chiefs. Customary Law, Land Conflicts, and the Role of the State in Peri-Urban Ghana, ISBN 978 908 72 8041 3. Veel conflicten in Afrika worden mede veroorzaakt door strijd om grond. Bevolkingsgroei, bodemerosie, en commerciële landbouw hebben in veel gebieden een tekort aan grond veroorzaakt, wat spanningen oplevert tussen de verschillende gebruikers. Dit was bijvoorbeeld een
Haar onderzoek richt zich vooral op dorpen die dichtbij grote steden liggen, waar een grote vraag naar percelen voor de bouw van nieuwe woningen een bedreiging vormt voor de landbouwgrond van kleine boeren. Deze communale grond wordt beheerd door de traditionele leiders van de dorpen. Hoewel deze chiefs in het belang van hun mensen zouden moeten
Agenda Tijd en plaats zullen nader bekend worden gemaakt, kijk daarvoor op www.law.leidenuniv.nl.
I
Dinsdag 8 april Oratie prof.mr. L.J. Brinkhorst Faculteit: Rechtsgeleerdheid Vakgebied: Internationaal en Europees recht en bestuur Titel: Europese Unie en nationale soevereiniteit
I
I I
I
16
Vrijdag 11 april Oratie prof.mr. W. den Ouden Faculteit: Rechtsgeleerdheid Vakgebied: Staats- en Bestuursrecht Onderwerp: Structuurfondsenrecht Dinsdag 29 april Oratie prof.dr. A.G. Castermans Faculteit: Rechtsgeleerdheid Vakgebied: Burgerlijk recht
I
Woensdag 14 mei 2008 Promotie drs. J.P.J. Witjes Promotor: prof.dr. J.G. Kuijl RA Programma: Geschillenbeslechting Titel: Fiscale jaarrekening, geconsolideerde jaarrekening, en belasting daarin Woensdag 20 mei 2008 Promotie drs. B.R.A. van den Bos Promotor: prof.dr. A. van Staden Programma: Securing the rule of law in a world of multilevel jurisdiction Titel: Mirakel en debacle. De Nederlandse besluitvorming over de Politieke Unie in het Verdrag van Maastricht Vrijdag 30 mei Oratie prof.dr. H. Vording Faculteit: Rechtsgeleerdheid Vakgebied: Algemeen belastingrecht
handelen, vond Ubink veel gevallen waarin zij hun positie misbruikten om zich te verrijken door de communale grond te verkopen en de opbrengst grotendeels in eigen zak te steken. Dit grondverlies tast de bestaanszekerheid van de dorpelingen aan en leidt daarom vaak tot grote onrust of geweld. Het ontbreekt de dorpelingen echter vaak aan macht en mogelijkheden om de chief ter verantwoording te roepen. Niet alleen zijn de traditionele controlemechanismen sterk verzwakt, maar ook de gang naar de overheid levert zelden iets op. De sterke banden tussen de traditionele leiders en de statelijke elite maken de overheid onwillig om in te grijpen in de dorpen. Rechtbanken kiezen wel de kant van de boeren, maar de procedures duren zo lang dat hun grond dan al lang en breed is verkocht en het geld verdwenen. Naast een gedetailleerde analyse van de situatie in Ghana laat Ubink’s onderzoek op een algemener niveau zien dat de huidige tendens van beleidsmakers en ontwikkelingsdeskundigen om de nadruk te leggen op de erkenning van traditie, cultuur en traditioneel bestuur, niet moet leiden tot een klakkeloze acceptatie van lokale machtsstructuren en ongelijkheid. I
Leiden Law Magazine ontvangen? Wilt u op de hoogte blijven van informatie over de Juridische Faculteit, zoals conferenties, nieuwe publicaties en personalia? Meld u dan aan per e-mail
[email protected] of telefonisch 071 527 48 65. Vermeld hierbij uw naam, adres, telefoon en e-mailadres. Het blad is gratis. Meer informatie over het Leiden Law Magazine en over de alumnivereniging Vereniging Vrienden van de Juridische Faculteit kunt u vinden op www.law.leidenuniv.nl/alumni Colofon Redactie: Ankie Broekers-Knol, Clementine Breedveld-De Voogd, Jelle Nijland, Michiel Tjepkema en Annet van der Helm met medewerking van de Vereniging Vrienden van de Juridische Faculteit (VVJF) en het Leids Universiteits Fonds (LUF) Redactie-adres: Leiden Law Magazine, Steenschuur 25, kamer B4.17, 2311 es Leiden E-mail:
[email protected] Website: www.law.leidenuniv.nl/alumni