Lerarenopleiding Studiegids 2012/2013
Universiteit Leiden. Universiteit om te ontdekken.
STUDIEGIDS
Master Lerarenopleiding
2012 – 2013
Interfacultair Centrum voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Nascholing
Afdeling Voortgezet Onderwijs
ICLON Afdeling Voortgezet Onderwijs Willem Einthovengebouw Wassenaarseweg 62A Postbus 905, 2300 AX Leiden tel. 071 – 527 4015 www.ICLON.Leidenuniv.nl
2
Inhoudsopgave studiegids ICLON Master Lerarenopleiding 2012 - 2013
Inleiding................................................................................................................................ 5 Onderwijsmomenten............................................................................................................ 7 Elektronische leeromgeving................................................................................................. 8 Trajecten................................................................................................................................ 9 Curriculum.......................................................................................................................... 10 Supervisie...................................................................................................................... 10 Leren en Instructie 1.................................................................................................... 11 Leren en Instructie 2.................................................................................................... 12 Pedagogiek.................................................................................................................... 13 Vakdidactiek 1.............................................................................................................. 14 Vakdidactiek 2.............................................................................................................. 15 Keuzemodule................................................................................................................ 16 Vakdidactisch Ontwerponderzoek.............................................................................. 17 Praktijk 1....................................................................................................................... 18 Praktijk 2....................................................................................................................... 19 Beoordeling......................................................................................................................... 20 Data beoordelingsmomenten en inleverdata producten............................................ 20 Beoordelingscriteria..................................................................................................... 23 Beoordelingstermijn..................................................................................................... 23 Cijfers............................................................................................................................ 23 Geldigheidsduur van alle studieonderdelen................................................................ 23 Uitsluiting van de opleiding of bepaalde onderdelen daarvan.................................. 24 Fraude, plagiaat en andere onregelmatigheden.......................................................... 24 Klachtencoördinator.................................................................................................... 24 Vrijstellingen en afwijkende trajecten......................................................................... 24 Examencommissie........................................................................................................ 24 Afstuderen........................................................................................................................... 25 Kwaliteitszorg en Onderwijsevaluatie................................................................................ 26 Links.................................................................................................................................... 27 Bijlage 1 Eindtermen van masteropleiding leraar voorbereidend hoger onderwijs........ 28 Bijlage 2 Overzicht curriculum van de deeltijd- en andere trajecten............................... 30 Bijlage 3 Praktijkdeel van de opleiding.............................................................................. 33 Bijlage 4 Onderwijs- en Examenregeling 2012.................................................................. 34 Bijlage 5 Rubrics.................................................................................................................. 54
3
4
Inleiding Het Interfacultair Centrum voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Nascholing (ICLON) is een zelfstandig interfacultair centrum binnen de Universiteit Leiden. In samenwerking met faculteiten van de Universiteit Leiden en scholen voor voortgezet onderwijs biedt het ICLON de universitaire lerarenopleiding aan, een op wetenschappelijke leest geschoeide beroepsopleiding. De opleiding bestaat voor de helft uit een praktijk- en voor de helft uit een instituutsdeel. Beide delen hangen nauw met elkaar samen. Kennis en opdrachten worden in de praktijk toegepast en vanuit het instituut uitgevoerd. Omgekeerd worden vragen uit de praktijk op het instituut met behulp van de relevante theorie onderzocht. Met andere woorden: alle studieonderdelen staan in verband met de praktijk op school van de student. Centraal in de opleiding staat de professionele ontwikkeling als docent. Tijdens de opleiding verwerft de student vaardigheden om ervaringen in de praktijk te kunnen verbinden met eigen overtuigingen en met wat anderen belangrijk vinden (theorie, school, begeleiders, medestudenten), en op basis hiervan het eigen leerproces te sturen en in te richten. In de opleiding komen achtereenvolgens de verschillende rollen waarin de docent opereert aan de orde: als regisseur van het leerproces van leerlingen, als vakdidacticus, als pedagoog, en als lid van de schoolorganisatie. Daarnaast vereist het beroep van docenten de rollen van professional en van vakdidactisch ontwerper. De laatste rol wordt opgevat als onderzoeker van een onderwijsontwerp op een vakgebied. Uit onderstaande tabel wordt duidelijk in welke onderdelen van de opleiding deze zes beroepsrollen in meer (X) of mindere (x) mate aan de orde komen. Rollen Regisseur
Pedagoog
Vakdidacticus
Lid schoolorganisatie
Leren & instructie 1
X
x
x
X
Leren & instructie 2
X
x
x
x
Studieonderdelen
Pedagogiek
Professional
X
Vakdidactiek 1
X
Vakdidactiek 2
X
Keuzemodule
Vakdidactisch onderzoeker
(XX)
(XX)
(XX)
(XX)
Vakdidactisch Ontwerponderzoek
X
Praktijk 1
X
X
X
X
X
Praktijk 2
X
X
X
X
X
(XX) = afhankelijk van de keuze van de student
5
Maandag is de opleidingsdag op het ICLON voor studenten die in september (in feite: een week voordat de scholen in de regio Leiden beginnen) starten. De studieonderdelen zijn in de middag geroosterd. Studenten die beginnen in februari (in feite in de laatste week van januari), moeten op de maandagochtend én de hele dinsdag beschikbaar zijn – de studieonderdelen zijn in de ochtend geroosterd. Daarmee is er voor studenten van beide startmomenten ruimte tijdens het overblijvende dagdeel met medestudenten op het instituut aan producten te werken, met docenten te overleggen of de mediatheek of bibliotheek te raadplegen. Het praktijkdeel bestaat óf uit een baan in het voortgezet onderwijs óf uit een door het ICLON te regelen stage. Naast de studieonderdelen is het onderdeel Supervisie opgenomen in de opleiding, waarbij de student wordt gecoacht bij de inductie in de praktijk en de eigen professionele ontwikkeling als docent.
6
Onderwijsmomenten Het onderwijs in groepen vindt voor alle vakken plaats aan de Universiteit Leiden, in het Pieter de la Courtgebouw, Wassenaarseweg 52, Leiden. Individuele afspraken kunnen ook worden gemaakt op het ICLON, Willem Einthovengebouw, Wassenaarseweg 62A, Leiden. Het rooster van de opleiding volgt het schooljaar van scholen voor voortgezet onderwijs in Zuid Holland. Het rooster is te vinden op http://sites.google.com/a/iclon.leidenuniv.nl/roosters-lerarenopleiding/
Onderwijsvrije dagen/periodes vallen in het collegejaar 2012/13 op: kerstvakantie 23 december 2011 tot 7 januari 2013 2e Paasdag 1 april 2013 2e Pinksterdag 20 mei 2013 Opleiding start augustus/september 2012 De opleiding begint op maandag 20 augustus 2012 met een verplichte startweek. Studenten schrijven zich in bij de universiteit uiterlijk per 31 augustus 2012. Opleiding start januari/februari 2013 De opleiding begint op maandag 28 januari 2013 met een verplichte startweek. Studenten schrijven zich in bij de universiteit per 1 februari 2013.
7
Elektronische leeromgeving In de opleiding wordt gebruik gemaakt van de elektronische leeromgeving Blackboard (blackboard.leidenuniv.nl) voor het verstrekken van informatie, communicatie met docenten en medestudenten en het inleveren van de eindproducten bij de verschillende onderdelen. Elke student kan gebruik maken van 5 ‘courses’ (sites binnen Blackboard): •
Educatieve opleiding Algemeen (algemene en praktische informatie over de opleiding, technische handleidingen, studiewijzers, rubrics, artikelen die elektronisch worden aangeboden). • Supervisie, L&I en Pedagogiek (communicatie binnen de eigen supervisiegroep en met de docenten van deze onderdelen, bijvoorbeeld mogelijkheden een blog bij te houden, tussenproducten in te leveren en elkaar feedback te geven). • Vakdidactiek (informatie, inhouden en communicatie binnen het eigen schoolvak). • Vakdidactisch ontwerponderzoek (richtlijnen voor dit onderdeel en voorbeelden van onderzoeken). • Beoordelingscentrum (de plaats waar eindproducten van alle onderdelen dienen te worden ingeleverd en tezamen een digitaal portfolio vormen en waar de docenten feedback geven en beoordelen).
8
Trajecten De universitaire lerarenopleiding wordt aangeboden in twee varianten: een voltijdmasteropleiding van één jaar en een deeltijdmasteropleiding van twee jaar. Beiden starten zowel in september als in februari en hebben een studielast van 60 EC. De eindtermen van de masteropleiding zijn opgenomen in Bijlage 1. Hieronder staat het overzicht van het curriculum van de voltijd masteropleiding. Voor het curriculum voor de deeltijd- en andere trajecten, zie Bijlage 2.
Voltijdmaster (60 EC) Septemberstart: Februaristart:
september t/m juni (met een verplichte startweek eind augustus) februari t/m januari (met een verplichte startweek eind januari).
maand 10
maand 9
maand 8
maand 7
maand 6
maand 5
maand 4
maand 3
maand 2
maand 1
startweek
Supervisie Leren en Instructie 1
5 EC
Leren en Instructie 2 Vakdidactiek 1
2 EC 5 EC
Vakdidactiek 2 Pedagogiek
5 EC 5 EC
Vakdidactisch Ontwerponderzoek
7 EC
Keuzemodule
1 EC
Praktijk 1 Praktijk 2
15 EC 15 EC
9
Curriculum Supervisie Docent(en): docenten van Leren en Instructie 1 en 2 Collegejaar 2012-2013 Voertaal Nederlands
Leerdoel: De student is in staat de eigen professionele ontwikkeling als docent te sturen. Beschrijving: De docent van Leren en Instructie is tevens de supervisor van de student. Hij/zij begeleidt de student tijdens het opleidingsjaar bij het leerproces, legt de schoolbezoeken af en voert (met de begeleider op school) de (tussentijdse) beoordelingsgesprekken. In wekelijkse bijeenkomsten vindt aan de hand van de praktijkervaringen van de student, de rubrics en de zelfanalyse individuele en collectieve coaching plaats. De supervisor begeleidt de student bij het maken/verzamelen van de voor de praktijkbeoordeling noodzakelijke informatie. Werkvorm: Supervisie- en intervisiebijeenkomsten als onderdeel bij Leren en Instructie en individuele begeleiding. Hierbij speelt de zelfanalyse een belangrijke rol. Deze wordt geschreven ten behoeve van de go-no go beoordeling, middenevaluatie en eindevaluatie, waarin leerdoelen worden geformuleerd en een evaluatie wordt gegeven van de afgelopen periode.
10
Leren en Instructie 1 Docent(en): diverse EC 5 Niveau: 300 Collegejaar 2012-2013 Voertaal Nederlands
Leerdoelen: De student heeft kennis van en inzicht in de theorie over klassenmanagement, algemene didactiek, pedagogiek en schoolorganisatie. De student is in staat inzichten uit de theorie over klassenmanagement, algemene didactiek, pedagogiek en schoolorganisatie en ervaringen uit de onderwijspraktijk aan elkaar te verbinden. Beschrijving: Wekelijkse bijeenkomsten waarin mede aan de hand van de praktijkervaringen van de student achterliggende theorie wordt behandeld op het gebied van klassenmanagement, algemene didactiek, pedagogiek en schoolorganisatie. Werkvorm: Hoorcolleges, werkcolleges en zelfstudie. Toetsing: Tentamen: open boek aan de hand van casussen (voor beoordelingscriteria, zie pagina 23). Verplicht in te leveren: Video- analyse regisseur Literatuur: • Ebbens, S, & Ettekoven, S. (2005 of 2010). Effectief leren, basisboek. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff. ISBN 90 01 30752 3. • Teitler, P.I. (2009). Lessen in orde. Handboek voor de onderwijspraktijk. Bussum: Coutinho. ISBN 9789046901236. • Reader ‘Literatuur 1’.
11
Leren en Instructie 2 Docent(en): diverse EC 2 Niveau: 400 Collegejaar 2012-2013 Voertaal Nederlands
Leerdoelen: De student heeft kennis van en inzicht in de theorie over klassenmanagement, algemene didactiek, pedagogiek en schoolorganisatie. De student is in staat inzichten uit (de in Leren en Instructie 1 en 2) aangeboden theorie over klassenmanagement, algemene didactiek, pedagogiek en schoolorganisatie en ervaringen uit de onderwijspraktijk aan elkaar te verbinden. Beschrijving: Aantal bijeenkomsten waarin afhankelijk van de leerbehoeften en praktijkervaringen van de student in vervolg op Leren en Instructie 1 achterliggende theorie wordt behandeld op het gebied van klassenmanagement, algemene didactiek, pedagogiek en schoolorganisatie. Werkvorm: Werkcolleges en zelfstudie. Toetsing: Video- analyse alle rollen, aan de hand van de theorie uit deze en de voorgaande module Leren en Instructie (maximaal 4 pagina’s). (Voor beoordelingscriteria, zie pagina 23). Literatuur: • Verdiepende literatuur, wordt nader bekend gemaakt.
12
Pedagogiek Docent(en): diverse EC: 5 Niveau: 400 Collegejaar 2012-2013 Voertaal Nederlands
Leerdoelen: De student heeft inzicht in recente theorie met betrekking tot psychologie van de adolescentie en pedagogisch handelen in de klas en in de school. De student heeft inzicht in professionele gespreksvoering met leerlingen en ouders. De student is in staat inzichten uit de theorie met betrekking tot psychologie van de adolescentie en pedagogisch handelen in de klas en in de school en ervaringen uit de onderwijspraktijk aan elkaar te verbinden. Beschrijving: In een vijftal werkcolleges wordt aan de hand van recente theorie over de psychologie van de adolescentie ingegaan op het pedagogisch handelen in de klas en in de school. Daarnaast zijn er twee bijeenkomsten gericht op het trainen van gespreksvaardigheden in relatie tot leerlingen en ouders. Werkvorm: Werkcolleges en zelfstudie. Toetsing: Paper: analyse van een casus over de eigen pedagogische praktijk. Verplicht in te leveren: Analyse eigen gespreksvaardigheden. Literatuur: • Slot, W., & Aken, M. van. (2010) (red.). Psychologie van de adolescentie. Baarn: ThiemeMeulenhoff. ISBN 978 90 06 95101 1. • Konig, A. (1995). In gesprek met de leerling. Houten: Educatieve Partners/KPC. ISBN 904020032 7. • Diverse artikelen die via Blackboard worden verspreid.
13
Vakdidactiek 1 Docent(en): EC: Niveau: Collegejaar: Voertaal:
diverse 5 400 2012-2013 Nederlands
Leerdoelen De student kan met behulp van bestaand lesmateriaal vaklessen ontwerpen en uitvoeren. De student ontwikkelt een didactisch repertoire van eenvoudige varianten van activerende lessen. De student kan evalueren in hoeverre doelstellingen zijn gerealiseerd en stelt op basis hiervan zo nodig zijn handelen bij. De student ontwikkelt op basis van onderwijservaring en vakdidactische theorieën, een vakdidactische praktijktheorie en kan deze gebruiken voor het verantwoorden van de gegeven lessen en voor het formuleren en realiseren van voornemens op vakdidactisch gebied. Beschrijving: In vakdidactiek 1 staat het maken van keuzes over het wat en hoe van vaklessen centraal, waarbij de student in een achttal werkcolleges de cyclus doorloopt van ontwerpen, uitvoeren in de praktijk, evaluatie van lessen en theoretische analyse van de lessen. Voor de schoolvakken die zowel in onderbouw als bovenbouw worden gegeven staat in vakdidactiek 1 het geven van lessen in de onderbouw centraal. Bovendien ligt in vakdidactiek 1 het accent vooral op het ontwerpen en geven van eenvoudige varianten van activerende lessen aan de hand van het schoolboek Werkvorm: Werkcollege met zelfstudie en uitproberen van lessen in de praktijk. Toetsing: Beknopte beschrijving van de vakdidactische praktijktheorie en twee lessen, zo mogelijk in de onderbouw, van de student. Deze lessen bestaan uit: - lesontwerp en evaluatie-instrumenten, inclusief vakdidactische verantwoording - evaluatieresultaten van leerlingen - video-opname van 1 les - vakdidactische analyse van de les met onderbouwde suggesties voor verbetering van de les. Literatuur: • Wordt per schoolvak nader bekend gemaakt.
14
Vakdidactiek 2 Docent(en): EC: Niveau: Collegejaar: Voertaal:
diverse 5 500 2012-2013 Nederlands
Leerdoelen: De student kan een samenhangende serie vaklessen ontwerpen en geven. De student breidt het didactische repertoire uit met meer complexe varianten van activerende lessen. De student kent opvattingen over inrichting van het betreffende schoolvak en kan hierover een onderbouwde mening geven en vertalen naar zijn/haar onderwijspraktijk. De student laat zien dat zijn/haar vakdidactische praktijktheorie op basis van ervaring en vakdidactische theorieën verder is ontwikkeld en kan deze gebruiken voor het verantwoorden van de gegeven lessen en voor het formuleren en realiseren van voornemens op vakdidactisch gebied. Beschrijving: Evenals in vakdidactiek 1 staat in vakdidactiek 2 het maken van keuzes over het wat en hoe van vaklessen centraal. In vakdidactiek 2 ligt het accent vooral op het ontwerpen, geven en evalueren van complexere activerende, samenhangende, lessen voor de bovenbouw aan de hand van eigen inzichten en opvattingen over goed vakonderwijs. Dit gebeurt in een achttal werkcolleges aan de hand van de cyclus van ontwerpen, uitvoeren in de praktijk, evaluatie van lessen en theoretische analyse van de lessen. Werkvorm: Werkcollege met zelfstudie en uitproberen van lessen in de praktijk. Toetsing: Beknopte beschrijving van de vakdidactische praktijktheorie en een samenhangende serie lessen (maximaal 4), in de bovenbouw, van de student. De samenhangende lessenserie bestaat uit: - lesontwerpen en evaluatie-instrumenten, inclusief vakdidactische verantwoording van lessen afzonderlijk en hun onderlinge samenhang - evaluatieresultaten van leerlingen - video-opname van 1 les - vakdidactische analyse van de les met onderbouwde suggesties voor verbetering van de les. Literatuur: • Wordt per schoolvak nader bekend gemaakt.
15
Keuzemodule Docent(en): EC: Niveau: Collegejaar: Voertaal:
diverse 1 400 2012-2013 Nederlands
Leerdoelen: De student heeft in een specifiek onderwerp meer inzicht verworven. Beschrijving: Afhankelijk van de interesse van de student, kan hij/zij een keuze maken om zich in een bepaald onderwerp verder te verdiepen. Deze onderwerpen worden in een korte module van maximaal 3 bijeenkomsten aangeboden en betreffen o.a. de onderwerpen: • internationalisering • regietraining • rouwverwerking • passend onderwijs • onderwijsvernieuwingen Werkvorm: Drie werkcolleges. Toetsing: Afhankelijk per module. Inschrijving: Bij de middenevaluatie bepalen student en supervisor welke keuzemodule het beste gekozen kan worden. Binnen twee weken na de middenevaluatie meldt de student zich online aan voor een van de modules. Februaristarters melden zich bij het begin van het daaropvolgende collegejaar online aan. Data: 18 maart, 15 april en 6 mei van 13 – 14.45 uur (voor de septemberstart) Literatuur: • Wordt per module nader bekend gemaakt.
16
Vakdidactisch Ontwerponderzoek Docent(en): diverse EC: 7 Niveau: 600 Collegejaar 2012-2013 Voertaal Nederlands
Leerdoelen: De student verdiept zich inhoudelijk (theoretisch en praktisch) in een aspect van het eigen vakonderwijs en verwerft hierdoor extra expertise op vakdidactisch gebied. De student is in staat een onderwerp uit de eigen onderwijspraktijk systematisch te beschouwen, naar aanleiding daarvan onderwijsmateriaal te ontwerpen en te evalueren en op die manier planmatig aan de eigen ontwikkeling als docent te werken. Beschrijving: Elke student heeft al onderzoekservaring vanwege het doctoraal- of masteronderzoek, maar deze heeft veelal geen betrekking op de didactiek van het schoolvak in de context van het voortgezet onderwijs. Naar aanleiding van thema’s binnen de vakdidactiek wordt een onderwerp gekozen voor het ontwerponderzoek. Op basis van literatuur worden ontwerpcriteria geformuleerd en wordt onderwijsmateriaal gemaakt. Dit materiaal wordt op een systematische wijze geanalyseerd. Een student werkt bij voorkeur samen met een of enkele collega-studenten aan het vakdidactisch ontwerponderzoek. Het vakdidactisch ontwerponderzoek wordt op basis van een goedgekeurd plan systematisch uitgevoerd. Tussentijds wordt feedback gegeven op het plan, de ontwerpcriteria en onderwijsmateriaal, onderzoeksinstrumenten, resultaten en de opzet voor het eindverslag. De begeleiding wordt gegeven door de vakdidacticus en een onderzoeker. Toetsing: Verslag van ontwerponderzoek (maximaal 5000 woorden, exclusief referenties en bijlagen). Aanbevolen literatuur • Oost, H., & Markenhof, A. (2002). Een onderzoek voorbereiden. Baarn: HB Uitgevers. • Plomp, T. (2009). Educational design research: An introduction. In T. Plomp & N. Nieveen (Eds.), An introduction to educational design research. Enschede: The Netherlands: Netherlands Institute for Curriculum Development. http://www.slo.nl/ downloads/2009/Introduction_20to_20education_20design_20research.pdf.
17
Praktijk 1 Docent(en): diverse schoolbegeleiders en supervisoren (ICLON) EC: 15 Collegejaar 2012-2013 Voertaal Nederlands
Leerdoelen: De student is in staat om met name voor leerlingen in de onderbouw van havo, vwo en vmbo-t vakonderwijs voor te bereiden, uit te voeren en te evalueren, leerlingen te begeleiden, leerstof te ontwikkelen en in de schoolorganisatie te participeren. De student is in staat een veilige leeromgeving voor deze leerlingen tot stand te brengen. De student is in staat deze leerlingen te helpen de basiskennis en principes van het schoolvak eigen te maken en hen vertrouwd te maken met de manier waarop deze kennis en principes worden gebruikt in het dagelijkse leven en in de wereld van het werken. De student is in staat zijn opvattingen over het leraarschap en zijn bekwaamheid als leraar te onderzoeken, te expliciteren en te ontwikkelen. Beschrijving: Praktijk 1 start aan het begin van de opleiding en beslaat de eerste helft van de opleiding. Het omvat minimaal 120 klascontacturen, waarvan de student ten minste 60 uren zélf (deel)lessen geeft. Voor de schoolvakken die zowel in onderbouw als bovenbouw worden gegeven worden in Praktijk 1, 40 van de 60 lessen in de onderbouw van havo, vwo en vmbo-t gegeven. Een aanstelling op een school voor Voortgezet Onderwijs kan als praktijkdeel (mee)tellen als de baan: • een omvang heeft van minimaal 6 lesuren; • zowel onder- als bovenbouw uren bevat; • een minimale duur heeft van drie maanden. Daarnaast dient er op school een adequate begeleiding van de student te zijn en staat de school lesbezoek door de supervisor toe. Voor nadere informatie zie Bijlage 3 Het praktijkgedeelte van de opleiding. Werkvorm: Functioneren als docent waaronder verzorgen van onderwijs, observeren van lessen van collega’s, het voeren van gesprekken met leerlingen en ouders, bijwonen van vergaderingen, deelnemen aan schoolactiviteiten en ontwerpen van lesmateriaal. Daarnaast voert de student gesprekken met de begeleider op school (BOS) en met de supervisor. Toetsing: Aan de hand van een zelfanalyse en informatie over het functioneren van de student in de praktijk (van leerlingen, vakcoach, BOS, schoolleiding) formuleert de supervisor een eindoordeel dat in het eindgesprek (middenevaluatie) met de BOS en de student wordt besproken. 18
Praktijk 2 Docent(en): diverse schoolbegeleiders en supervisoren (ICLON) EC: 15 Collegejaar 2012-2013 Voertaal Nederlands
Leerdoelen: De student is in staat om met name voor leerlingen in de bovenbouw van havo en vwo vakonderwijs voor te bereiden, uit te voeren en te evalueren, leerlingen te begeleiden, leerstof te ontwikkelen en in de schoolorganisatie te participeren. De student is in staat een veilige leeromgeving voor deze leerlingen tot stand te brengen. De student is in staat deze leerlingen te helpen de basiskennis en principes van het schoolvak eigen te maken en hen vertrouwd te maken met de manier waarop deze kennis en principes worden gebruikt in het dagelijkse leven en in de wereld van het werken. De student is in staat zijn opvattingen over het leraarschap en zijn bekwaamheid als leraar te onderzoeken, te expliciteren, en te ontwikkelen. Beschrijving: Praktijk 2 beslaat de tweede helft van de opleiding. Het omvat minimaal 130 klascontacturen, waarvan de student ten minste 65 uren zélf (deel)lessen geeft, waarvan 45 in de bovenbouw van havo en vwo. Een aanstelling op een school voor Voortgezet Onderwijs kan als praktijkdeel (mee)tellen als de baan: • een omvang heeft van minimaal 6 lesuren; • in ieder geval voldoende bovenbouw uren bevat; • een minimale duur heeft van drie maanden. Daarnaast dient er op school een adequate begeleiding van de student te zijn en staat de school lesbezoek door de supervisor toe. Voor nadere informatie zie Bijlage 3 Het praktijkgedeelte van de opleiding. Werkvorm: Functioneren als docent waaronder verzorgen van onderwijs, observeren van lessen van collega’s, het voeren van gesprekken met leerlingen en ouders, bijwonen van vergaderingen, deelnemen aan schoolactiviteiten en ontwerpen van lesmateriaal. Daarnaast voert de student gesprekken met de begeleider op school (BOS) en met de supervisor. Toetsing: Aan de hand van een zelfanalyse en informatie over het functioneren van de student in de praktijk (van leerlingen, vakcoach, BOS, schoolleiding) formuleert de supervisor een eindoordeel dat in het eindgesprek (eindevaluatie) met de BOS en de student wordt besproken. 19
Beoordeling 1 Data beoordelingsmomenten en inleverdata producten September 2012 (voltijd) Beoordeling
Datum beoordelingsgesprek/ tentamen
Datum inleveren producten
Product
Onderdeel
Bij wie?
Go nogo
24 september 2012
17 september 2012
zelfanalyse
go nogo beoordeling
Supervisor en BOS
vóór 22 oktober 2012
videoanalyse regisseur
Leren en Instructie 1
docent Leren en Instructie 1
7 januari 2013
eindproduct pedagogiek
Pedagogiek
docent pedagogiek
uiterlijk 21 januari 2013
eindproduct vakdidactiek 1
Vakdidactiek 1
vakdidacticus
tentamen
Leren en Instructie 1
zelfanalyse, VIL en andere vragenlijsten
Praktijk 1
herkansing
Leren en Instructie 1
vóór 27 mei 2013
eindproduct vakdidactiek 2
Vakdidactiek 2
vakdidacticus
vóór 10 juni 2013
Verslag vakdidactisch ontwerponderzoek
Vakdidactisch ontwerponderzoek
vakdidacticus
vóór 17 juni 2013
video-analyse alle rollen
Leren en Instructie 2
docent Leren en Instructie 2
zelfanalyse, VIL en andere vragenlijsten
praktijk 2
Supervisor en BOS
Middenevaluatie
14 januari 2013 28 januari
vóór 21 januari 2013
25 februari Eindevaluatie
24 juni/1 juli
1
Voor meer informatie zie Bijlage 4, Onderwijs- en examenregeling
20
Supervisor en BOS
September 2012 (deeltijd- 1e jaar) Beoordeling
Datum beoordelingsgesprek/ tentamen
Datum inleveren producten
Product
Go nogo
24 september 2012
17 september 2012
zelfanalyse
vóór 22 oktober 2012
video- analyse regisseur
Leren en Instructie 1
docent Leren en Instructie 1
21 januari 2013
eindproduct vakdidactiek 1
Vakdidactiek 1
vakdidacticus
3 juni 2013
eindproduct pedagogiek
Pedagogiek
docent pedagogiek
zelfanalyse, VIL en andere vragenlijsten
praktijk 1
Supervisor en BOS
herkansing
Leren en Instructie 1
Middenevaluatie
17 juni 2013
Bij wie?
Supervisor en BOS
tentamen Leren en Instructie 1 vóór 17 juni 2013
augustus 2013
Onderdeel
21
Februari 2013 (voltijd) Beoordeling
Datum beoordelingsgesprek/ tentamen
Datum inleveren producten
Product
Go nogo
4 maart 2013
25 februari 2013
Zelfanalyse
vóór 8 april 2013
video- analyse regisseur
Leren en Instructie 1
docent Leren en Instructie 1
3 juni 2013
eindproduct pedagogiek
Pedagoog
docent pedagogiek
10 juni 2013
eindproduct vakdidactiek 1
Vakdidactiek 1
vakdidacticus
tentamen
Leren en Instructie 1
zelfanalyse, VIL en andere vragenlijsten
praktijk 1
Supervisor en BOS
herkansing
Leren en Instructie 1
3 september
Product
Onderdeel
Bij wie?
zelfanalyse
go nogo beoordelng
Supervisor en BOS
vóór 3 juni 2012
video- analyse regisseur
Leren en Instructie 1
Docent Leren en Instructie 1
10 juni 2013
eindproduct vakdidactiek 1
rol vakdidacticus
vakdidacticus
Middenevaluatie
17 juni 2013 I juli 2013
vóór 17 juni 2013
augustus 2013
Onderdeel
Bij wie?
Supervisor en BOS
Februari 2013 (deeltijd) Beoordeling
Datum beoordelingsgesprek/ tentamen
Go nogo
25 februari 2013
Datum inleveren producten
22
Beoordelingscriteria Voor de beoordeling wordt bij elk studieonderdeel gebruik gemaakt van rubrics (zie Bijlage 5), gebaseerd op de eindtermen van de opleiding (opgenomen in de studiewijzers bij elk studieonderdeel). Naast een oordeel over het niveau waarop de student presteert en functioneert, geeft de docent ook een korte schriftelijke verantwoording van het oordeel (zie verder bij Cijfers).
Beoordelingstermijn Voor het schriftelijk tentamen geldt dat de docent binnen 15 werkdagen een oordeel geeft en de administratie van de opleiding de nodige gegevens verschaft ter verwerking in USIS.
Cijfers De beoordeling van het tentamen en de beoordeling van de producten worden uitgedrukt in een cijfer tussen 5 (staat voor onvoldoende) tot en met 10. De cijfers van de praktijkbeoordeling zijn gebaseerd op de verschillende niveaus in de rubrics: Middenevaluatie
Eindevaluatie
Niveau 1
5
5
Niveau 1 à 2
6
5
Niveau 2
7
6
Niveau 2 à 3
8
7
Niveau 3
9
8
Niveau 3 à 4
10
9
Niveau 4
10
10
Cum laudecriterium Alle onderdelen tenminste een 8 is automatisch cum laude. Als een onderdeel (maar niet het vakdidactisch ontwerponderzoek) een 7 is, kan de supervisor cum laude aanvragen bij de examencommissie.
Geldigheidsduur van alle studieonderdelen De examencommissie kan voor een onderwijseenheid, waarvan het tentamen langer dan 3 jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen of de geldigheidsduur verlengen. Dit betreft alle onderdelen van de opleiding.
Uitsluiting van de opleiding of bepaalde onderdelen daarvan 1. De opleiding kent geen bindend studieadvies, al kan er bij de go-no go beoordeling en de middenevaluatie wel dringend worden geadviseerd de opleiding te beëindigen.
23
2. Als een student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van het beroep van docent, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening, brengt de examencommissie desgevraagd advies uit aan het College van Bestuur omtrent de weigering dan wel het beëindigen van de inschrijving van de betrokken student voor de opleiding.
Fraude, plagiaat en andere onregelmatigheden Regels ten aanzien van fraude, plagiaat en andere niet reglementaire zaken staan in het studentenstatuut: http://www.reglementen.leidenuniv.nl/onderwijs-onderzoek/studentenstatuut. html
Klachtencoördinator De klachtencoördinator van het ICLON is prof. dr. W. F. Admiraal. http://organisatie.leidenuniv.nl/stroomschema/
Vrijstellingen en afwijkende trajecten Een verzoek voor een afwijkend traject of om vrijstelling van het afleggen van een of meer onderdelen van de opleiding kan door de student met de docent worden besproken. De docent dient dit verzoek schriftelijk en met redenen omkleed in bij de ambtelijk secretaris van de examencommissie. De examencommissie vraagt advies bij 2 collega-examinatoren. Het advies wordt vervolgens voorgelegd aan de examencommissie. De examencommissie beslist gemotiveerd binnen twintig werkdagen na de indiening van het verzoek en informeert de student hierover.
Examencommissie Voor het cursusjaar 2012/2013 bestaat de examencommissie uit: Dr. K. van Veen, voorzitter, Mw. drs. M. de Ferrante (alfacluster), mw. drs. C. Bertona (bètacluster), drs A. van Haperen (gammacluster), mw drs. C. Harmzen (onderwijskundige onderdelen en plaatsvervangend voorzitter), drs. M. Kramer (vertegenwoordiger scholenveld), mw drs M. Reuser, ambtelijk secretaris.
24
Afstuderen Wanneer de student een studieonderdeel heeft behaald, registreert het secretariaat het resultaat in USIS. De student krijgt via e-mail vanuit USIS automatisch bericht van de registratie. Hij/zij kan zelf de studieresultaten in USIS opvragen. Als het laatste studieresultaat behaald is (inclusief eventuele vakdeficiënties), wordt de afstudeerprocedure in gang gezet door het secretariaat. De student is verplicht alle eindproducten met de beoordeling van de docenten aan het einde van de opleiding op CD/DVD in te leveren. Uiterlijk vier weken na de datum van het laatst behaalde resultaat, wordt het diploma aangemaakt. De student kan zich vervolgens uitschrijven bij de universiteit. Tweemaal per jaar (over het algemeen de laatste vrijdag in maart en de laatste vrijdag in september) worden de diploma’s tijdens een feestelijke bijeenkomst uitgereikt. Het diploma kan niet per post worden toegestuurd maar het kan wel persoonlijk door de student of door een gemachtigde worden afgehaald bij de balie van het secretariaat van de lerarenopleiding (hiervoor moet een geldig legitimatiebewijs worden getoond).
25
Kwaliteitszorg en Onderwijsevaluatie Evaluatie van de opleiding De opleiding heeft een opleidingscommissie die voor de helft uit studenten en voor de helft uit docenten van de opleiding bestaat. Voorzitter van de opleidingscommissie is mw.drs. E. de Vrind. Bij de start van elk traject worden studenten uitgenodigd zitting te nemen in de opleidingscommissie. In de opleidingscommissie worden de resultaten besproken van de evaluaties die verspreid over het jaar onder de studenten van de opleiding worden afgenomen. Daarnaast heeft de opleidingscommissie de taak de onderwijsdirecteur gevraagd en ongevraagd te adviseren over alle aangelegenheden die de opleiding betreffen. Ook vindt er regelmatig overleg plaats met de Begeleiders op School (in het BOS-Supervisor overleg) en rectoren van scholen (in het Raad van Rectorenoverleg).
26
Links 1.
www. iclon.leidenuniv.nl • namen van medewerkers • contactgegevens • verdere algemene informatie over het ICLON
2.
http://www.iclon.leidenuniv.nl/studenten/master/student/ • informatie over bijv. opleidings- en examencommissie, afstuderen etc. • namen van scholen waar het ICLON mee samenwerkt
3.
http://sites.google.com/a/iclon.leidenuniv.nl/roosters-lerarenopleiding/ • roosters en roosterwijzigingen
4.
Blackboard (elektronische leeromgeving): blackboard.leidenuniv.nl
5.
www. leidenuniv.nl voor studentenvoorzieningen en –ondersteuning: • Informatiebalie ICS • PITSstop • Studiekeuze- en loopbaanservice (BUL) • Studentendecanen • Studentenpsychologen • Ombudsfunctionaris • (Seksuele) Intimidatie • Studentenstatuut
6.
www.fsw.leidenuniv.nl voor: • openingstijden gebouw • openingstijden bibliotheek FSW • gebruik kopieerapparaten • verkoop onderwijsmaterialen Servicedesk • computergebruik door studenten • openingstijden restaurant
27
Bijlage 1 Eindtermen van masteropleiding leraar voorbereidend hoger onderwijs De docent als professional De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn verantwoordelijkheid voor zijn eigen professionele ontwikkeling. Hij onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt zijn opvattingen over het leraarschap en zijn bekwaamheid als leraar. De docent als regisseur De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn organisatorische verantwoordelijkheid. Hij heeft voldoende organisatorische kennis en vaardigheid om in zijn klas en zijn lessen een goed leef- en werkklimaat tot stand te brengen. Overzichtelijk, ordelijk en taakgericht. In alle opzichten voor hemzelf, zijn collega’s en vooral voor de leerlingen helder. En dat op een professionele, planmatige manier. Hij is zich bewust van zijn eigen houding en gedrag én van de invloed daarvan op de leerlingen. Hij heeft ook voldoende kennis en vaardigheid op het gebied van groepsprocessen en communicatie om een goede samenwerking met en van de leerlingen tot stand te brengen. De docent als pedagoog De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn pedagogische verantwoordelijkheid. Hij heeft voldoende pedagogische kennis en vaardigheid om een veilige leeromgeving tot stand te brengen. Voor een hele klas of groep maar ook voor een individuele leerling. En dat op een professionele, planmatige manier. De docent als vakdidacticus De leraar voorbereidend hoger onderwijs moet de leerlingen helpen zich de basiskennis en principes van het schoolvak eigen te maken en vertrouwd te raken met de manier waarop deze kennis in het dagelijkse leven en in de wereld van het werken gebruikt wordt. Bovendien moet hij zijn leerlingen introduceren in de kennis, principes, onderzoekswijzen en toepassingen van de wetenschappelijke discipline(s) waaraan het schoolvak gerelateerd is. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar voorbereidend hoger onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet hij vakinhoudelijk en didactisch competent zijn. De docent als lid van de schoolorganisatie De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met collega’s. Hij heeft voldoende kennis en vaardigheden om een professionele bijdrage te leveren aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat van zijn school, aan goede werkverhoudingen en een goede schoolorganisatie
28
De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met de omgeving van de school. Hij heeft voldoende kennis en vaardigheid om goed samen te werken met mensen en instellingen die betrokken zijn bij de zorg voor de leerlingen en bij zijn school. De docent als vakdidactisch onderzoeker De leraar voorbereidend hoger onderwijs onderschrijft zijn verantwoordelijkheid als onderzoeker/specialist/ontwikkelaar. Hij heeft voldoende kennis en vaardigheden om op grond van zijn wetenschappelijke achtergrond een bijdrage te leveren aan de systematische verdieping van verschillende aspecten van de verschillende rollen van de docent in de school.
29
Bijlage 2 Overzicht curriculum van de deeltijd- en andere trajecten. Deeltijdmaster (2x 30 EC) September start – jaar 1 maand 9
maand 10
maand 9
maand 10
maand 9
maand 10
maand 8
maand 7
maand 6
maand 5
maand 4
maand 3
maand 2
maand 1
startweek
Supervisie Leren en Instructie 1
5 EC
Vakdidactiek 1
5 EC
Pedagogiek
5 EC
Praktijk 1
15 EC
September start - jaar 2 maand 8
maand 7
maand 6
maand 5
maand 4
maand 3
maand 2
maand 1
Supervisie Leren en Instructie 2
2 EC
Vakdidactiek 2
5 EC
Vakdidactisch Ontwerponderzoek
7 EC
Keuzemodule
1 EC
Praktijk 2
15 EC
Februari start – jaar 1 maand 8
maand 7
maand 6
maand 5
maand 4
maand 3
maand 2
maand 1
startweek
Supervisie Leren en Instructie 1 Vakdidactiek 1
5 EC 5 EC
Vakdidactiek 2 Praktijk 1 30
5 EC 15 EC
Februari start – jaar 2 maand 10
maand 9
maand 8
maand 7
maand 6
maand 5
maand 4
maand 3
maand 2
maand 1
Supervisie Leren en Instructie 2 Pedagogiek
2 EC 5 EC
Vakdidactisch Ontwerponderzoek
7 EC
Keuzemodule
1 EC
Praktijk 2
15 EC
31
Verkorte trajecten 30 EC (na behaalde educatieve minor en behaalde vakmaster) maand 4
maand 5
maand 4
maand 5
maand 4
maand 5
maand 3
maand 2
maand 1
Supervisie Leren en Instructie 2
2 EC
Vakdidactiek 2
5 EC
Vakdidactisch Ontwerponderzoek
7 EC
Keuzemodule
1 EC
Praktijk 2
15 EC
30 EC (2e graads bevoegdheid en een vakmaster) maand 3
maand 2
maand 1
Supervisie Vakdidactiek
7 EC
Vakdidactisch Ontwerponderzoek
7 EC
Keuzemodule
1 EC
Praktijk 2
15 EC
16 EC (tweede 1e graads bevoegdheid) maand 3
maand 2
maand 1
Supervisie Vakdidactiek 2
8 EC
Praktijk 2
8 EC
32
Bijlage 3 Praktijkdeel van de opleiding Praktijkcontract Van ieder praktijkdeel dat in de vorm van een stage dan wel middels een baan wordt gevolgd, wordt een contract opgemaakt. In dit contract worden formeel de afspraken tussen de opleiding, de school, de betrokken begeleiders en de student betreffende het praktijkdeel vastgelegd. Het contract geldt als bewijs dat de student aan de wettelijke eisen voor het praktijkgedeelte heeft voldaan. Studentactiviteiten tijdens het praktijkdeel Tijdens het praktijkdeel voert de student op school activiteiten uit zoals: • het observeren van lessen, het voorbereiden en geven van lessen, het ontwerpen van toetsen, etc. • het voeren van gesprekken met (individuele) leerlingen, ouders en collega’s, etc. • het bijwonen van vergaderingen en het deelnemen aan allerlei (buitenschoolse) activiteiten, etc. • het schrijven van leerteksten, analyseren van schoolboeken, etc. Om optimaal van deze activiteiten te kunnen leren, voert de student regelmatig gesprekken met zijn/haar begeleider over zijn/haar lessen en andere activiteiten. De begeleider op school (BOS) en de Supervisor (begeleider vanuit het ICLON) stimuleren de student een relatie te leggen tussen de (les)ervaringen van de student en de meer theoretische achtergronden die daarbij behoren. Begeleiding tijdens het praktijkdeel Op school wordt de student begeleid door een BOS en/of door een vakcoach. Een vakcoach is een vakdocent in het vak waarin de student de opleiding volgt. Dit is afhankelijk van de begeleidingsstructuur waar de school voor kiest. De begeleider op school en de student maken afspraken over de dagelijkse gang van zaken op school in het kader van de opleiding, zoals: • lesobservaties door de schoolbegeleider; • lesobservaties door de student; • voor- en nabesprekingen van (deel)lessen(series) en andere activiteiten; • maken van video-opnamen van door de student te geven lessen; • schriftelijke lessenseries van de student laten evalueren door leerlingen. Contacten tussen schoolbegeleider en supervisor De begeleider op school en de supervisor zullen met enige regelmaat telefonisch of via email/ Blackboard contact met elkaar hebben over de vorderingen van de student. Daarnaast zien zij elkaar tijdens de zgn. BOS-Supervisorbijeenkomsten op het ICLON. De supervisor neemt contact op aan het begin van het praktijkdeel met de begeleider op school. Het streven is dat de supervisor de student tijdens het totale praktijkdeel minimaal één en zo mogelijk vaker op school bezoekt en lessen van de student bijwoont. Naast of soms in plaats van het schoolbezoek, worden de verrichtingen van de student in de praktijk ook via video-opnames bekeken. 33
Bijlage 4 Onderwijs- en Examenregeling 2012
Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2012
Masteropleiding Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs Deze onderwijs- en examenregeling is opgesteld overeenkomstig artikel 7.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (whw) en is aangevuld met kwaliteitskenmerken zoals vastgelegd in het kaderdocument Leids universitair register opleidingen. Overeenkomstig artikel 7.14 whw beoordeelt het faculteitsbestuur de onderwijs- en examenregeling regelmatig en weegt daarbij, ten behoeve van de bewaking en zo nodig bijstelling van de studielast, het tijdsbeslag dat daaruit voor de studenten voortvloeit. De opleidingscommissie heeft op grond van artikel 9.18 whw tot taak de wijze van uitvoeren van de onderwijs- en examenregeling jaarlijks te beoordelen.
Inhoud 1. Algemene bepalingen 2. Beschrijving van de opleiding 3. Onderwijsprogramma 4. Tentamens en examens, vervolgopleiding 5. Toegang en toelating tot de opleiding 6. Studiebegeleiding en studieadvies 7. Overgangsbepalingen 8. Slotbepalingen Bijlagen Bijlage 1: Verplichte Onderwijseenheden, inclusief studielast en niveau Bijlage 2: Eindtermen/Startbekwaamheidseisen Bijlage 3: Studiegids Bijlage 4: E-studiegids https://studiegids.leidenuniv.nl/studies/masters/l 34
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1.1
Toepasselijkheid van de regeling
Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de masteropleidingen Voorbereidend Hoger Onderwijs in de schoolvakken: wiskunde,natuurkunde, scheikunde, biologie, maatschappijleer, algemene economie, management en organisatie en de educatieve master Geesteswetenschappen met als specialisaties: Nederlands, Grieks, Latijn en Klassieke Culturele Vorming, Frans, Duits, Engels, Spaans, Chinese Taal en Cultuur, geschiedenis en staatsinrichting, kunstgeschiedenis en culturele en kunstzinnige vorming/kunst algemeen, godsdienst en levensbeschouwing, filosofie, hierna te noemen: de opleiding. De opleiding is overeenkomstig de Gemeenschappelijke Regeling, die is afgesloten tussen alle faculteiten van de Universiteit Leiden, ondergebracht bij het Interfacultair Centrum voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Nascholing (ICLON) van de Universiteit Leiden.
Artikel 1.2
Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder: a. ects: b. e-studiegids
c. examen:
d. examencommissie: e. examinator: f. Leids universitair register opleidingen:
g. niveau:
het European Credit Transfer System; de electronische studiegids bevattende specifieke en bindende informatie over de opleiding. De e-studiegids maakt als bijlage deel uit van deze regeling de tentamens verbonden aan de tot de opleiding behorende onderwijseenheden, voor zover de examencommissie dat heeft bepaald met inbegrip van een door haar zelf te verrichten onderzoek als bedoeld in artikel 7.10, eerste lid, van de wet; de examencommissie van de opleiding, ingesteld en benoemd krachtens artikel 7.12a van de wet; degene die door de examencommissie is aangewezen ten behoeve van het afnemen van tentamens, krachtens artikel 7.12c van de wet; het onder verantwoordelijkheid van het College van Bestuur gehouden register van de door de Universiteit Leiden verzorgde opleidingen als bedoeld in artikel 7 van het Bestuurs- en beheersreglement; het niveau van een onderwijseenheid volgens de abstracte structuur zoals omschreven in het kaderdocument Leids universitair register opleidingen2;
2 Het kaderdocument Leids universitair register opleidingen is te raadplegen op www.onderwijs.leidenuniv.nl/onderwijsbeleid
35
h. onderwijseenheid:
i. opleiding
j. praktische oefening:
k. student:
l. studiepunt:
m. tentamen:
n. toelatingscommissie:
o. werkdag:
36
een onderwijseenheid van de opleiding als bedoeld in artikel 7.3 van de wet. De studielast van elke onderwijseenheid wordt uitgedrukt in gehele studiepunten. Aan elke onderwijseenheid is een tentamen verbonden; een samenhangend geheel van onderwijseenheden, gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover degene die de opleiding voltooid, dient te beschikken. Aan elke opleiding is een examen verbonden. een praktische oefening als bedoeld in artikel 7.13, tweede lid onder d van de wet, in één van de volgende vormen: • het maken van een eindwerkstuk • het maken van een werkstuk of een proefontwerp, • het uitvoeren van een onderzoekopdracht, • het deelnemen aan veldwerk of een excursie, • het doorlopen van een stage, of • het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit die gericht is op het verwerven van bepaalde vaardigheden; degene die is ingeschreven aan de Universiteit Leiden voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding; de eenheid waarin volgens de wet de studielast van een onderwijseenheid wordt uitgedrukt. Volgens het ects is één studiepunt gelijk aan 28 uren studie; een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student met betrekking tot een bepaalde onderwijseenheid, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek (overeenkomstig artikel 7.10 van de wet) door ten minste één daartoe door de examencommissie aangewezen examinator; Een tentamen kan uit meerdere (deel)toetsen bestaan; de commissie, ingesteld door het faculteitsbestuur, die tot taak heeft met toepassing van de toelatingseisen, opgenomen in deze en met inachtneming van het in voorkomende gevallen door het College van Bestuur krachtens artikel 7.30a, derde lid onder b, van de wet vastgestelde aantal, te beoordelen welke verzoekers tot deze masteropleiding kunnen worden toegelaten; maandag tot en met vrijdag, met uitzondering van de erkende feestdagen;
p. de wet:
de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (whw). q. eerste lezer/beoordelaar: ... r. tweede lezer/beoordelaar: ... s. portfolio: een dossier van monitoring en beoordeling waarmee studenten (1) aannemelijk maken te beschikken over een niveau van academische vorming dat voldoende is voor het verwerven van het diploma, (2) inzicht geven in het persoonlijk proces van academische vorming gedurende de opleiding, en (3) begeleiding en studieloopbaanadvisering mogelijk maken; De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent.
Artikel 1.3
Gedragscode ict
1.3.1 Op het onderwijs van de opleiding zijn de regels zoals vastgelegd in de Gedragscode docenten en studenten binnen ict en onderwijs van toepassing, alsmede de (aanvullende) facultaire gedragsregels. 1.3.2 De gedragscode omgangsvormen docenten en studenten is van toepassing en is bedoeld om een kader te scheppen voor een goed, veilig en stimulerend werk- en studieklimaat binnen de Universiteit Leiden, waarbij docenten en studenten op respectvolle wijze met elkaar omgaan en waarbij wederzijdse acceptatie en wederzijds vertrouwen belangrijke waarden zijn.
37
Hoofdstuk 2 Beschrijving van de opleiding
Artikel 2.1
Doel van de opleiding
Het doel van de opleiding is: het verwerven van wetenschappelijke kennis, inzicht, vaardigheden en gebruik van wetenschappelijke methoden op het gebied van de onderwijskunde, pedagogiek en vakdidactiek; 1. academische vorming ten behoeve van de beroepspraktijk: - het zelfstandig wetenschappelijk denken en handelen, - het analyseren van complexe problemen; 2. voorbereiding op een loopbaan binnen het onderwijs.
Artikel 2.2
Afstudeerrichtingen
Niet van toepassing.
Artikel 2.3
Eindkwalificaties
Afgestudeerden van de opleiding beschikken over de onderstaande eindkwalificaties en voldoen daarmee aan de in de Wet Beroepen in het Onderwijs (Wet BIO) vastgelegde bekwaamheidseisen voor de leraar VHO. a.
Kennis en inzicht op gebied van de onderwijskunde, pedagogiek en (vak)didactiek
In de eindtermen (zie bijlage 2), zoals die per docentrol zijn omschreven, wordt telkens aangegeven dat de afgestudeerden over voldoende kennis moeten beschikken om de aan die beroepsrol gerelateerde taken te kunnen verrichten. In de eindtermen van de docentrol Onderzoeker/ Specialist/Ontwikkelaar is bovendien aangegeven dat een afgestudeerde “voldoende kennis en vaardigheden heeft om op grond van zijn wetenschappelijke achtergrond een bijdrage te leveren aan de systematische verdieping van verschillende aspecten van de verschillende rollen van de docent in de school.”.
38
b.
Toepassing van de verworven kennis en inzichten op onderwijskundig, pedagogisch en (vak)didactisch gebied om de taken van een leraar VHO te kunnen vervullen
Het op een adequaat niveau kunnen toepassen van kennis en inzichten bij het vervullen van de taken als docent (startbekwaamheid) wordt in de eindtermen (zie bijlage 2) bij alle rollen genoemd, met uitzondering van de rol van Professional. Bij de rollen van Regisseur, Vakdidacticus, Pedagoog, Lid van de Schoolorganisatie en Specialist/ Onderzoeker/Ontwikkelaar gaat het er om dan om dat docenten in staat zijn op voldoende niveau te functioneren (dwz. startbekwaam zijn). Dat betekent ook dat zij in staat zijn relevante kennis en inzichten toe te passen bij het vervullen van de taken van de leraar VHO. Bij de rol van professional gaat het er in de eerste plaats om dat docenten in staat en bereid zijn hun opvattingen over het leraarschap en hun bekwaamheid als leraar te onderzoeken, te expliciteren, en voortdurend te ontwikkelen. c.
Oordeelsvorming op grond van (wetenschappelijke) informatie op onderwijskundig, pedagogisch en (vak)didactisch gebied en in de context van de beroepsrol.
In de eindtermen (zie bijlage 2) is bij alle docentrollen aangegeven, dat van een docent die aan de Leidse ULO is opgeleid wordt verwacht dat hij zijn “verantwoordelijkheid onderschrijft” voor de wijze waarop hij zijn taken vervult in de betreffende beroepsrol. Het gaat er daarbij ook om, dat de leraar als professional zelfstandig beslissingen neemt bij de vervulling van zijn taken en daarop aanspreekbaar is. Dat doet hij op basis van de informatie die hij op dat moment ter beschikking heeft. Dat impliceert dat hij bij het nemen van die beslissingen niet alleen uitgaat van de doelen die hij als professional en persoon wil bereiken, maar ook dat hij rekening houdt met de eisen die de context waarin hij functioneert aan hem stelt en met de (wetenschappelijke) informatie die van belang is bij het nemen van die beslissingen d.
Communicatie met diverse doelgroepen over alle bij de beroepsrol van leraar VHO behorende facetten
In de eindtermen (zie bijlage 2) bij alle docentrollen is aangegeven dat de docent verantwoordelijkheid neemt voor de wijze waarop taken worden vervuld. Dat betekent ook dat de docent daarop aanspreekbaar is door leerlingen, collega’s, ouders/verzorgers, specialisten en leken, binnen en buiten de school en met hen kan samenwerken en met hen het gesprek aangaat. Bij de rol Lid van de schoolorganisatie is expliciet gemaakt dat de leraar voorbereidend hoger onderwijs ook “voldoende kennis en vaardigheid heeft om goed samen te werken met mensen en instellingen die betrokken zijn bij de zorg voor de leerlingen en bij zijn school.”.
39
e.
Leervaardigheden voor de verdere professionalisering van de leraar VHO
De samenleving en het onderwijs zijn voortdurend in beweging. Er is steeds meer kennis beschikbaar en ook de inzichten over onderwijs en onderwijzen ontwikkelen zich. Dat betekent dat routinevorming in een lerarenopleiding weliswaar noodzakelijk is als een solide basis voor lesgeven (startcompetentie), maar dat docenten zich daarnaast moeten kunnen blijven ontwikkelen. Dit is expliciet gemaakt in de eindtermen voor de vervulling van de rol van professional: “De leraar VHO onderschrijft zijn verantwoordelijkheid voor zijn eigen professionele ontwikkeling. Hij onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt zijn opvattingen over het leraarschap en zijn bekwaamheid als leraar.”
Artikel 2.4
Inrichting van de opleiding
De opleiding wordt zowel voltijds als in deeltijd verzorgd. De deeltijdopleiding wordt overdag verzorgd.
Artikel 2.5
Studielast
De opleiding heeft een studielast van .60.. studiepunten.
Artikel 2.6
Aanvang van de opleiding; uniforme jaarindeling
De opleiding start één week voor aanvang van het schooljaar van het voortgezet onderwijs in de regio midden (tussen medio augustus en begin september) en rond de eerste week van februari van ieder jaar. Het cursorisch onderwijs van de opleiding is ingericht volgens de uniforme semesterindeling .
Artikel 2.7
Examens van de opleiding
Aan de opleiding is een examen verbonden.
Artikel 2.8
Voertaal
Met inachtneming van de Gedragscode voertaal is de voertaal(binnen de opleiding: Nederlands De student wordt geacht de gebruikte voertaal(talen) binnen de opleiding voldoende te beheersen.
Artikel 2.9
Kwaliteit
De opleiding is geaccrediteerd door de NVAO en voldoet aan de kwaliteitseisen die op nationaal en internationaal niveau aan opleidingen worden gesteld. Ook voldoet de opleiding aan de kwaliteitsstandaarden voor het onderwijs die zijn vastgelegd in het kaderdocument Leids universitair register opleidingen. 40
Hoofdstuk 3 Onderwijsprogramma Artikel 3.1
Verplichte onderwijseenheden
3.1.1 De opleiding omvat verplichte onderwijseenheden met een totale studielast van 60 studiepunten. Onderdeel van deze onderwijseenheden zijn keuzevakken waaruit de student verplicht een keuze moet maken. 3.1.2
In de (e-)studiegids worden de studielast, het niveau, de inhoud en de onderwijsvorm van de onderwijseenheden van het onderwijsprogramma nader omschreven.
Artikel 3.2
Keuzevrijheid
Niet van toepassing
Artikel 3.3
Praktische oefeningen
3.3.1 Bij elk van de in de (e-)studiegids vermelde onderwijseenheden is aangegeven welke praktische oefeningen zij omvatten, welke de aard en de omvang is van de werkzaamheden van de student, alsmede of deelneming aan die praktische oefeningen verplicht is met het oog op de toelating tot het afleggen van het desbetreffende tentamen, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie vrijstelling van die verplichting te verlenen, al dan niet onder oplegging van vervangende eisen. 3.3.2 In de e-studiegids staan omvang en studielast van het afstudeerverslag beschreven. Verder zijn in bedoelde bijlage de normen waaraan het afstudeerverslag moet voldoen en de verdere gang van zaken rond het afstudeerverslag beschreven, waaronder de wijze waarop de begeleiding en vervangende begeleiding worden geregeld.
Artikel 3.4
Deelname aan een onderwijseenheid
Deelname aan een onderwijseenheid vindt plaats in de volgorde van inschrijving, met dien verstande dat voor de bij de opleiding ingeschreven studenten plaatsing gegarandeerd is bij de onderwijseenheden die behoren tot het verplichte deel van de opleiding.
Artikel 3.5
Opname van colleges
Het is studenten niet toegestaan audio- of video-opnames van colleges te maken zonder uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de betreffende docent. Indien toestemming wordt verleend, is de student slechts gerechtigd de opname voor eigen gebruik te benutten; verspreiding of publicatie van de opname op welke wijze dan ook is niet toegestaan.
41
Hoofdstuk 4 Tentamens en examens, vervolgopleiding Artikel 4.1 4.1.1
Tentamengelegenheid
Ten minste tweemaal per studiejaar wordt de gelegenheid geboden tot het afleggen van het tentamen verbonden aan elk van de onderwijseenheden.
4.1.2 Indien een onderwijseenheid een praktische oefening omvat, dan staat deelneming aan een tentamen als bedoeld in 4.1.1 uitsluitend open voor degene die met goed gevolg aan de praktische oefening heeft deelgenomen, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie om anders te besluiten. 4.1.3
Niet van toepassing.
4.1.4
In overeenstemming met artikel 7.13, tweede lid sub h van de wet zijn in de (e-)studiegids de tentamendata opgenomen.
4.1.5 Indien een tentamen is behaald, vervalt het recht op herkansing. Wordt zonder toestemming van de examencommissie toch aan een herkansing deelgenomen, dan vindt geen beoordeling plaats. De uitslag van de eerste toets blijft in stand.
Artikel 4.2
Verplichte volgorde
4.2.1 De onderwijseenheden en de tentamens waarmee deze worden afgesloten waaraan niet mag worden deelgenomen alvorens de tentamens van een of meerdere andere onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd, zijn vermeld in de (e-)studiegids .
Artikel 4.3
Vorm van de tentamens
4.3.1 In de (e-)studiegids staat vermeld of het tentamen, dan wel de deeltoetsen, van een onderwijseenheid schriftelijk of mondeling dan wel door middel van een vaardigheidstest wordt afgelegd. 4.3.2 In bijzondere gevallen kan op verzoek van de student de examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze wordt afgelegd dan in de (e-)studiegids is vastgelegd. 4.3.3 Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. 4.3.4
42
De tentaminering vindt plaats in het Nederlands of, met inachtneming van de Gedragscode voertaal, in een andere taal.
4.3.5
Er vindt een individuele beoordeling plaats in geval van presentaties, onderzoek, verslagen of andere onderwijsprestaties die in groepsverband worden verricht.
Artikel 4.4
Mondelinge tentamens
4.4.1 Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 4.4.2 Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt.
Artikel 4.5
Regels examencommissie
4.5.1 Conform artikel 7.12b, derde lid, van de wet stelt de examencommissie regels vast over de uitvoering van haar taken en bevoegdheden en over de maatregelen die zij in dat verband kan nemen. De examencommissie heeft daartoe regels en richtlijnen opgesteld. 4.5.2
De commissie draagt er zorg voor dat het recht van de student om beroep in te stellen tegen beslissingen van de examencommissie of de examinatoren is gewaarborgd.
4.5.3 Daarnaast stelt de examencommissie de procedure vast voor de aanwijzing van een eerste beoordelaar (en tweede lezer) van het afstudeerverslag, alsmede de procedure rond de beoordeling van het afstudeerverslag en de wijze van verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de eerste en de tweede lezer.
Artikel 4.6 4.6.1
Oordeel
De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen het oordeel vast en reikt de student een daarop betrekking hebbende schriftelijke verklaring uit.
4.6.2 Binnen vijftien werkdagen na de dag waarop het tentamen of de deeltoets is afgenomen stelt de examinator het oordeel over een schriftelijk of op andere wijze afgenomen tentamen of deeltoets vast en verschaft de administratie van de opleiding de nodige gegevens ten behoeve van de uitreiking van het schriftelijk bewijsstuk van het oordeel aan de student. 4.6.3
Wanneer niet aan de in 4.6.2 vermelde termijn van vijftien werkdagen kan worden voldaan, dan wordt de student hiervan op de hoogte gesteld binnen deze termijn. Tevens wordt de dan geldende procedure aan de student medegedeeld.
43
4.6.4 De uitslag van het tentamen wordt uitgedrukt in een geheel getal of een getal met maximaal één decimaal, tussen 1.0 tot 10.0, beide grenzen inbegrepen. De uitslag wordt niet uitgedrukt in een getal tussen 5.0 en 6.0. 4.6.5
Het tentamen is met goed gevolg afgelegd als de uitslag 6 of hoger is.
4.6.6 De examinandus ontvangt van de door de examencommissie aangewezen examinator of examinatoren een papieren of digitaal bewijsstuk van de uitslag van het beoordeelde tentamen.
Artikel 4.7 4.7.1
Geldigheidsduur
Elk tentamen en verleende vrijstelling heeft een geldigheidsduur van 3 jaar.
4.7.2 De examencommissie kan conform de door haar gestelde richtlijnen, op verzoek van de examinandus, de geldigheidsduur verlengen (art. 4.8 regels en richtlijnen examencommissie) op voorwaarde dat de kandidaat in de tussentijd onafgebroken in het onderwijs werkzaam is geweest.
Artikel 4.8
Inzagerecht en nabespreking
4.8.1 Gedurende dertig dagen direct na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen heeft de student recht op inzage in zijn beoordeelde werk. 4.8.2 Gedurende de in §4.8.1 genoemde termijn kan kennis worden genomen van de vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 4.8.3 Op verzoek van de student vindt een nabespreking plaats. Deze mogelijkheid wordt tegelijkertijd met de uitslag van het tentamen bekend gemaakt. 4.8.4 De examencommissie heeft de bevoegdheid te bepalen of de nabespreking collectief dan wel individueel plaatsvindt. 4.8.5
De nabespreking geschiedt op een door de examencommissie te bepalen plaats en tijdstip.
4.8.6 Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest voor de nabespreking bedoeld in §4.8.3, dan wordt hem een andere gelegenheid geboden, zo mogelijk binnen de in §4.8.1 genoemde termijn.
44
Artikel 4.9
Vrijstelling van tentamens en/of praktische oefeningen
De examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van het afleggen van één of meer tentamens of van deelneming aan praktische oefeningen, indien de student: •
een qua inhoud en niveau overeenkomstige onderwijseenheid van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid, dan wel
•
aantoont door werk- of beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken met betrekking tot de desbetreffende onderwijseenheid.
Artikel 4.10
Examen
4.10.1 De examencommissie reikt een getuigschrift uit wanneer het examen met goed gevolg is afgelegd 4.10.2 De examencommissie kan zelf een tot het examen behorend onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus instellen en de uitkomst daarvan beoordelen. 4.10.3 De getuigschriften worden 2 maal per studiejaar uitgereikt op door de examencommissie vastgestelde data. Daarnaast kan het getuigschrift door de student worden opgehaald. 4.10.4 Het getuigschrift wordt niet uitgereikt dan nadat het College van Bestuur heeft verklaard dat aan de procedurele eisen voor de afgifte is voldaan. Per opleiding wordt één getuigschrift uitgereikt. Op het getuigschrift wordt vermeld dat de opleiding is verzorgd door de Universiteit Leiden. 4.10.5 Overeenkomstig de regeling als bedoeld in artikel 7.11, derde lid, van de wet kan degene die aanspraak heeft op uitreiking van een getuigschrift de examencommissie verzoeken daartoe nog niet over te gaan. 4.10.6 Aan het getuigschrift wordt een in het Nederlands of in het Engels gesteld supplement toegevoegd dat voldoet aan het Europese overeengekomen standaardformat. Tezamen met het getuigschrift wordt een vertaling van het getuigschrift en een certificaat in het Latijn uitgereikt.
Artikel 4.11
Graadverlening
4.11.1 Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd wordt de graad Master verleend met de toevoeging «of Arts, Science». 45
4.11.2 De verleende graad en de bevoegdheid wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend.
Artikel 4.12
Vervolgopleiding
De verleende graad geeft toegang tot de promotie.
46
Hoofdstuk 5 Toegang en toelating tot de opleiding Artikel 5.1
Rechtstreekse toegang
Rechtstreekse toegang tot de opleiding hebben degenen die voldoen aan het gestelde in art. 5.3
Artikel 5.2
Bewijs van toelating
5.2.1 Een bewijs van toelating wordt door het bestuur van de faculteit verstrekt indien de student voldoet aan de toelatingseisen zoals vastgelegd in artikel 5.3 voorzover het door het College van Bestuur vastgestelde aantal ten hoogste voor de opleiding in te schrijven personen niet wordt overschreden. 5.2.2
Het bewijs van toelating wordt aangevraagd volgens de regels als vastgelegd in de Regeling toelating masteropleidingen .
Artikel 5.3 •
Toelatingseisen
Onverminderd hetgeen in artikel 5.2.1 is bepaald ten aanzien van de capaciteit worden degenen tot de opleiding toegelaten: - aan wie de graad Master én Bachelor van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs in de discipline waartoe het schoolvak behoort is verleend, of aan wie de graad Bachelor en Master van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs in een aan het schoolvak verwante discipline is verleend en kan aantonen te voldoen aan de eisen die voor het aanverwante schoolvak zijn vastgesteld, waarbij ten minste 180 studiepunten* in het Bachelor en Mastertraject op het schoolvak waren gericht, en die naar het oordeel van de ICLON-Bestuursraad voldoende kennis van de voertaal van de opleiding hebben. * (voor de opleiding Griekse en Latijnse taal en cultuur is dit tenminste 200 studiepunten)
Artikel 5.4
Deficiënties
5.4.1 Studenten die in het bezit zijn van een masterdiploma of een gelijkwaardig diploma, maar die nog 15 studiepunten aan deficiënties hebben, kunnen worden toegelaten tot de opleiding mits redelijkerwijs mag worden verwacht dat binnen redelijke termijn alsnog voldaan wordt aan de toelatingseisen.
47
5.4.2 Studenten die nog deficiënties hebben als bedoeld in 5.4.1 kunnen na toelating tot de opleiding deelnemen aan het onderwijs, maar geen examen of door de ICLON bestuursraad bij zijn besluit tot toelating aan te wijzen tentamens afleggen. 5.4.3 Voor toelating als bedoeld onder 5.4.1 stelt de toelatingscommissie een inhaalprogramma vast, naar aanleiding waarvan de kandidaat afspraken over tentamens maakt met de betreffende opleiding.
Artikel 5.5
Schakelprogramma’s
Niet van toepassing
48
Hoofdstuk 6 Studiebegeleiding en studieadvies Artikel 6.1
Studievoortgangadministratie
6.1.1 De opleiding registreert de individuele studieresultaten van de studenten. 6.1.2 Indien, naar het inzicht van de opleiding, de student ernstige studievertraging oploopt ten opzichte van de nominale studievoortgang, attendeert de opleiding de student op de mogelijkheid ondersteuning te krijgen bij het opstellen van een studieplan.
Artikel 6.2
Introductie en begeleiding
De opleiding draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten.
Artikel 6.3 Begeleiding van het afstudeerverslag 6.3.1
De student maakt met de begeleider bedoeld in 3.3.2 een planning voor het afstudeerverslag. Deze planning is afgeleid van de studielast die voor deze onderwijseenheid in de bijlage bedoeld in 3.3.2 is vastgelegd.
6.3.2 In de planning bedoeld in 6.3.1 is tevens de frequentie van de begeleiding en de wijze waarop de begeleiding wordt gegeven vastgelegd.
Artikel 6.4
Topsport
Aan studenten die topsport bedrijven wordt de gelegenheid geboden hun studie zoveel als redelijkerwijs mogelijk is aan de eisen van hun sportieve bezigheden aan te passen. Om vast te stellen wie tot deze categorie behoren hanteert de opleiding de richtlijnen van het College van Bestuur.
Artikel 6.5
Duurzame functiestoornis
Aan studenten met een handicap of met een chronische ziekte wordt de gelegenheid geboden hun studie zoveel als redelijkerwijs mogelijk is aan de beperkingen die de functiestoornis met zich meebrengt aan te passen.
Artikel 6.6
Buitenlands verblijf en stage
Voor studenten die tengevolge van een door de examencommissie goedgekeurd buitenlands studieverblijf of een goedgekeurde stage aantoonbare studievertraging zouden ondervinden, wordt een regeling getroffen om de vertraging te beperken.
49
Hoofdstuk 7 Overgangsbepalingen Artikel 7.1 Bepalingen betreffende eerder voor de opleiding ingeschreven studenten 7.1.1 Met ingang van 1 september 2012 geldt voor studenten die voor de eerste maal voor de opleiding zijn ingeschreven dat de Onderwijs- en examenregeling voor de duur van één jaar van kracht blijft. 7.1.2 Voor studenten die vóór 31 augustus 2012 voor de eerste maal voor de opleiding zijn ingeschreven op een tijdstip niet langer dan vijf jaren voor de datum waarop deze regeling van kracht is geworden blijven de hoofdstukken 3 en 4 van de Onderwijs- en examenregeling van toepassing zoals die luidden op het moment van de eerste inschrijving. 7.1.3 Voor studenten die vóór 31 augustus 2012 voor de eerste maal voor de opleiding zijn ingeschreven op een tijdstip langer dan vijf jaren voor de datum waarop deze regeling van kracht is geworden, dan wel op verzoek van de student, kan de examencommissie de Onderwijs- en examenregeling zoals die gold in enig jaar niet langer dan vijf jaar voor de datum waarop deze regeling van kracht is geworden op hem van toepassing verklaren. 7.1.4 Indien onderwijseenheden als bedoeld in de artikelen 3.1.1 en 3.2 van de op grond van §7.1.1, 7.1.2 of §7.1.3 van toepassing zijnde Onderwijs- en examenregeling niet meer worden aangeboden, dan wijst de examencommissie vervangende onderwijseenheden aan. Zo nodig worden onderwijseenheden aangewezen die door een andere instelling worden aangeboden.
50
Hoofdstuk 8 Slotbepalingen Artikel 8.1 8.1.1
Wijziging
Wijzigingen van deze regeling worden door de ICLON Bestuursraad bij afzonderlijk besluit vastgesteld.
8.1.2 Wijzigingen in deze regeling die van toepassing zijn voor een bepaald studiejaar moeten voor de aanvang van dat studiejaar zijn vastgesteld en op de daarvoor bepaalde wijze zijn gepubliceerd. Hiervan kan uitsluitend worden afgeweken als een snellere invoering van een wijziging strikt noodzakelijk is en als daarbij de belangen van de studenten redelijkerwijs niet worden geschaad. 8.1.3 Een wijziging kan niet ten nadele van studenten van invloed zijn op enige beslissing welke krachtens deze regeling door de examencommissie is genomen ten aanzien van een student.
Artikel 8.2
Bekendmaking
De opleiding draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling en van de regels en richtlijnen die door de examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken.
Artikel 8.3
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op 1 september 2012.
51
Bijlagen Bijlage 1
Verplichte onderwijseenheden, inclusief studielast en niveau
Bijlage 2
Eindtermen/startbekwaamheidseisen (zie bijlage 1 van deze studiegids)
Bijlage 3
Studiegids
Bijlage 4 E-studiegids: https://studiegids.leidenuniv.nl/studies/masters/l
52
Bijlage 1 (OER)
Studieonderdelen De opleiding omvat de volgende verplichte onderwijseenheden: Onderwijseenheid
Studielast in ECTS
Academisch niveau
Leren en Instructie 1 (incl. supervisie)
5
300
Leren en Instructie 1 (incl. supervisie)
2
400
Pedagogiek
5
400
Vakdidactiek 1
5
400
Vakdidactiek 2
5
500
Keuzemodule
1
400
Vakdidactisch ontwerponderzoek
7
600
Praktijk 1
15
Praktijk 2
15
Portfolio Het elektronisch portfolio (in Blackboard) is een show-case portfolio waarin de bewijsmaterialen van de studenten voor elk studieonderdeel worden verzameld. Die bewijsmaterialen en bijbehorende beoordelingen zijn geordend naar studieonderdelen. Aanwezigheid Aanwezigheid bij de praktische oefeningen Leren en Instructie 1 (inclusief Startweek) en Leren en Instructie 2, Pedagogiek en Vakdidactiek 1 en Vakdidactiek 2 is een voorwaarde voor deelname aan het tentamen.
E-studiegids: https://studiegids.leidenuniv.nl/studies/masters/l
53
Bijlage 5 Rubrics Rubric Professional Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Omgaan met feedback
Stelt zich verdedigend op.
Gebruikt feedback als middel om beter zicht te krijgen op functioneren.
Vraagt actief aan verschillende betrokkenen feedback als middel om beter zicht te krijgen op functioneren.
Vraagt actief en systematisch om feedback van alle betrokkenen (360°-feedback) als middel om beter zicht te krijgen op functioneren.
Terugkijken op ervaringen en analyseren daarvan
Beschrijft ervaringen, somt op.
Beschrijft en evalueert ervaringen (dwz. gaat na of doelen gehaald zijn) en zoekt naar reden of verklaring.
Beschrijft en evalueert systematisch eigen ervaringen. Signaleert inconsistenties.
Beschrijft en evalueert systematisch eigen ervaringen. Signaleert inconsistenties en analyseert ervaringen vanuit verschillende invalshoeken.
Gebruik van bronnen
Maakt geen gebruik van theorie en van praktijkkennis van collega’s.
Gebruikt min of meer toevallig theorie en praktijkkennis van collega’s om ervaringen te begrijpen en analyseren.
Gebruikt systematisch aangereikte theorie en praktijkkennis van collega’s om ervaringen te begrijpen en analyseren
Zoekt zelfstandig en actief naar theorie en praktijkkennis van collega’s om ervaringen te begrijpen en analyseren.
Bewustwording van ontwikkeling
Kan sterke en zwakke kanten niet onderscheiden.
Kan sterke en zwakke kanten onderscheiden
Kan sterke en zwakke kanten onderscheiden en kan op basis daarvan eigen ontwikkeling richting geven
Kan sterke en zwakke kanten onderscheiden en kan op basis daarvan eigen ontwikkeling richting geven en vervolgens evalueren of dat gelukt is.
Verantwoorde lijkheid nemen voor eigen professionele ontwikkeling
Neemt geen verantwoordelijkheid voor eigen professionele ontwikkeling.
Neemt na aansporing verantwoordelijk heid voor eigen professionele ontwikkeling zorgt voor voldoende tijd daarvoor.
Neemt zelf verantwoordelijk heid voor eigen professionele ontwikkeling, zorgt voor voldoende tijd en plant vooruit. Erkent eigen rol hierin
Werkt systematisch en planmatig aan eigen professionele ontwikkeling, zorgt actief voor tijdsplanning en evenwichtige verdeling van de werkbelasting. Onderkent eigen rol en zoekt naar mogelijkheden ter verbetering.
Opvattingen onderzoeken en expliciteren
Heeft geen notie van de eigen opvattingen en ziet het belang van expliciteren niet in.
Kan met hulp eigen opvattingen onderzoeken en expliciteren.
Onderzoekt en expliciteert zelfstandig eigen opvattingen die van belang zijn voor invullen eigen leraarschap.
Onderzoekt en expliciteert zelfstandig eigen opvattingen die van belang zijn voor invullen eigen leraarschap. Initieert gesprek daarover en stelt ze ter discussie.
54
Rubric Regisseur Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Sturen
Het nemen van de leiding en het bieden van structuur lukt vaak niet.
Neemt de leiding en biedt structuur, incidenteel lukt dat niet.
Neemt de leiding en biedt structuur, maar moet zich daar wel voor inspannen.
Het nemen van de leiding en het bieden van structuur kost geen inspanning. De leerlingen accepteren deze leiding als vanzelfsprekend.
Helpen en Begrijpen
Toont zich in de omgang met leerlingen gespannen.
Gaat op een vriendschappelijke manier met leerlingen om. Is nog teveel leerling met de leerlingen.
Toont zorg en belangstelling voor de leerlingen en is benaderbaar.
Toont zorg en belangstelling voor de leerlingen. De docent is iemand die door leerlingen in vertrouwen wordt genomen.
Ruimte bieden
Leerlingen gaan hun eigen gang of leerlingen hebben juist helemaal geen ruimte voor inbreng.
Staat open voor suggesties van de leerlingen.
Houdt rekening met de wensen en behoeften van leerlingen.
Houdt rekening met de wensen en behoeften van leerlingen en geeft hen eigen verantwoordelijkheid.
Normen en regels stellen en handhaven
Beroept zich op de regels over wat wel en niet kan. Corrigeert aarzelend of helemaal niet, of grijpt juist overdreven in.
Maakt duidelijk wat wel en niet kan in de klas. Corrigeert meestal wel, maar soms gebeurt dat nog wat aarzelend.
Maakt duidelijk wat wel en niet kan in de klas. Corrigeert tijdig zonder te overdrijven. Over het algemeen heeft dat het gewenste effect.
Het is duidelijk en vanzelfsprekend wat wel en niet kan in deze klas. Corrigeert de leerlingen goed getimed en op een evenwichtige manier. Daardoor lijkt het meestal bijna terloops te gebeuren.
Argumentatie
Legt de schuld voor ordeproblemen bij de leerlingen.
Herkent de invloed van het eigen gedrag op communicatie patronen in de klas. Ziet op basis van de theorie gevolgen van verschillende manieren van omgang met leerlingen.
Ziet hoe het eigen gedrag de communicatie patronen in de klas beïnvloedt en kan dat verbinden aan theorie. Formuleert op basis daarvan voornemens.
Ziet hoe het eigen gedrag, ook op lange termijn, communicatie patronen in de klas beïnvloedt en kan dat aan de hand van theorie verwoorden. Formuleert op basis daarvan doelen en kiest een genuanceerde benadering van de leerlingen om die doelen te bereiken.
55
Rubric vakdidacticus Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Leerdoelen
Heeft geen, onduidelijke of onhaalbare doelen voor leerlingen
Heeft voor de leerlingen haalbare doelen.
Heeft voor de leerlingen haalbare en toetsbare doelen, en heeft daarbij voor ogen welke leeractiviteiten van leerlingen verwacht worden om die doelen te realiseren.
Heeft voor de leerlingen haalbare en toetsbare doelen en heeft daarbij voor ogen welke leeractiviteiten van leerlingen verwacht worden om die doelen te realiseren. Houdt daarbij rekening met verschillen tussen de leerlingen.
Behandelen van de leerstof
Geeft geen betekenis aan vakbegrippen en legt geen verbanden.
Verbindt vakbegrippen met het eerder geleerde en buitenschoolse leefwereld van de leerlingen.
Verbindt vakbegrippen met het eerder geleerde en buitenschoolse leerwereld van de leerlingen. Is zich bewust van problemen die zich vaak voordoen bij het leren van vakinhouden en houdt daar rekening mee in de lesopzet.
Verbindt vakbegrippen met het eerder geleerde en buitenschoolse leerwereld van de leerlingen. Is zich bewust van problemen die zich vaak voordoen bij het leren van vakinhouden en houdt daar rekening mee in de lesopzet. Gaat in de les na in hoeverre zich bij de leerlingen daadwerkelijk misconcepties ontwikkelen en gebruikt dan meerdere strategieën om hier flexibel, snel en adequaat op in te spelen.
56
Leerproces
Organiseert leerprocessen van leerlingen onvoldoende. Evalueert niet of leerprocessen tot het realiseren van leerdoelen heeft geleid.
Organiseert leer processen die in principe tot het realiseren van de leerdoelen kunnen leiden. Evalueert of leerprocessen tot het realiseren leerdoelen heeft geleid.
Organiseert leer processen die tot het realiseren van de leerdoelen kunnen leiden. Signaleert wanneer dat niet lukt en past werkwijze dan aan. Evalueert of leerprocessen tot het realiseren van leerdoelen heeft geleid en kiest voor het evalueren de meest geschikte instrumenten.
Organiseert leer processen die tot het realiseren van de leerdoelen kunnen leiden. Bouwt activiteiten in om in een vroeg stadium te kunnen signaleren wanneer dat dreigt niet te lukken en past eventueel snel en adequaat werkwijze aan. Evalueert of leerprocessen tot het realiseren leerdoelen heeft geleid en kiest daarvoor de meest geschikte instrumenten. Kan zelf instrumenten ontwerpen.
Werkvorm
Gebruikt een beperkt aantal werkvormen, ook als andere werkvormen meer voor de hand zouden liggen.
Gebruikt werkvormen die in principe tot het realiseren van de leerdoelen kunnen leiden. De uitvoering is soms nog niet zoals beoogd.
Gebruikt uiteenlopende werkvormen die gegeven de doelen functioneel zijn en voert die uit zoals beoogd.
Heeft een breed repertoire aan werkvormen. Gebruikt een breed repertoire van functionele werk vormen en voert die goed uit. Kan flexibel en snel van werkvorm wisselen indien de omstandigheden daar aanleiding toe geven en kan deze keuzes onderbouwen
Argumentatie
Kan niet verwoorden welke doelen zijn gekozen, welke aanpak is gehanteerd en wat dat heeft opgeleverd.
Kan verwoorden welke doelen zijn gekozen, welke aanpak is gehanteerd, en wat dat heeft opgeleverd.
Kan op basis van de behandelde theorie verwoorden welke doelen zijn gekozen, welke aanpak is gehanteerd, en wat dat heeft opgeleverd. Ziet alternatieven.
Heeft overzicht over de relevante theorie en kan op basis daarvan beargumenteren welke doelen zijn gekozen, welke aanpak is gehanteerd, en wat dat heeft opgeleverd. Overziet alternatieven en kan verwoorden waarom die meer of minder geschikt zijn.
57
Rubric Pedagoog Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Recht doen aan cognitieve, sociaalemotionele, culturele en biologische verschillen tussen leerlingen
Heeft geen oog voor de verschillen tussen leerlingen of voor het belang daarvan.
Heeft oog voor de verschillen tussen leerlingen en probeert daar ook rekening mee te houden.
Heeft oog voor de verschillen tussen leerlingen en anticipeert daar op.
Heeft oog voor de verschillen tussen leerlingen, anticipeert daarop, en speelt daar flexibel en adequaat op in.
Creëert een veilige leeromgeving waarin leerlingen zich leren ontwikkelen tot autonome, sociaal competente lerenden
Heeft geen oog voor het belang van een veilige leeromgeving.
Stimuleert door de eigen, respectvolle en uitnodigende opstelling, dat leerlingen inbreng kunnen en durven hebben. Signaleert hoe de leerlingen met elkaar omgaan en de gevolgen daarvan voor de veiligheid van de klas als leeromgeving. Neemt, indien nodig, initiatief om er voor te zorgen dat leerlingen respectvol met elkaar omgaan zodat de sfeer verbetert.
Stimuleert door de eigen, respectvolle en uitnodigende opstelling dat leerlingen verantwoordelijkheid kunnen en durven nemen voor hun eigen leerproces. Signaleert hoe de leerlingen met elkaar omgaan en de gevolgen daarvan voor de veiligheid van de klas als leeromgeving. Analyseert de sociale processen tussen de leerlingen en stuurt die, indien nodig en eventueel met hulp, op basis van die analyse planmatig bij. Leerlingen leren daarbij hun eigen aandeel in die processen te zien en hun communicatie te verbeteren.
Stimuleert door de eigen, respectvolle en uitnodigende opstelling dat leerlingen verantwoordelijkheid kunnen en durven nemen voor hun eigen leerproces. Signaleert hoe de leerlingen met elkaar omgaan en heeft inzicht in de gevolgen daarvan voor de veiligheid van de klas als leeromgeving Analyseert de sociale processen tussen de leerlingen en onderzoekt de achtergronden daarvan. Stuurt die, indien nodig, op basis daarvan planmatig bij. Leerlingen leren daarbij hun eigen aandeel in die processen te zien en hun communicatie te verbeteren.
58
Bevorderen van waardeontwikkeling
Geeft leerlingen geen ruimte om de eigen opvattingen naar voren te brengen.
Stimuleert leerlingen te praten over hun opvattingen en respectvol te reageren op opvattingen van anderen.
Helpt leerlingen hun mening te vormen en respectvol te reageren op opvattingen van anderen.
Helpt leerlingen hun mening te vormen, die beargumenteerd onder woorden te brengen, en respectvol te reageren op opvattingen van anderen.
Recht doen aan invloed identiteitsontwikkeling op leerproces van leerlingen
Heeft geen notie van invloeden van de identiteits ontwikkeling op het functioneren van leerlingen.
Ziet en begrijpt de invloeden van identiteitsontwikkeling op het functioneren van leerlingen en houdt daar ook rekening mee.
Ziet en begrijpt de invloeden van identiteitsontwikkeling op het functioneren van leerlingen en anticipeert daar planmatig op. Overlegt met collega’s en/ of ouders indien zich problemen voordoen.
Ziet en begrijpt de invloeden van identiteitsontwikkeling op het functioneren van leerlingen en anticipeert daar planmatig op.
Heeft geen notie van de eigen pedagogische opvattingen en de invloed daarvan op het eigen pedagogisch handelen en op het leren van leerlingen.
Verwoordt de eigen pedagogische opvattingen en de consequenties daarvan voor het eigen pedagogisch handelen en maakt daarbij gebruik van de beschikbare theorie.
Verwoordt de eigen pedagogische opvattingen en de consequenties daarvan voor het eigen pedagogisch handelen. Ziet ook de alternatieven en kan met behulp van de theorie de eigen keuzes verantwoorden.
Verwoordt de eigen pedagogische opvattingen en de consequenties daarvan voor het eigen handelen. Ziet ook de alternatieven en kan met behulp van de theorie de eigen keuzes verantwoorden en stelt deze ter discussie. Draagt actief bij aan de ontwikkeling van de pedagogische visie op de school en bediscussieert de implicaties daarvan voor het functioneren leerlingen.
Gaat adequaat om met eventuele problemen in overleg met collega’s en ouders. Argumentatie: verantwoorden van pedagogisch handelen
59
Rubric Vakdidactisch onderzoeker Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Werkwijze
- neemt weinig eigen initiatief - bereidt een begeleidingsgesprek niet voor - verwerkt suggesties niet adequaat
- neemt af en toe het initiatief - bereidt zich voor op een begeleidingsgesprek - verwerkt suggesties
Doet het onderstaande overwegend: - houdt initiatief tijdens het onderzoeksproces - vraagt op een efficiënte en adequate manier om feedback - verwerkt suggesties en communiceert daarover transparant
Doet het onderstaande consistent: - houdt initiatief tijdens het onderzoeksproces - vraagt op een efficiënte en adequate manier om feedback - verwerkt suggesties en communiceert daarover transparant
Probleem-stelling en theoretisch kader
- de probleem stelling is niet relevant voor het functioneren van de dio / vakdocenten en/ of de ontwikkeling van vakonderwijs - de geringe verwijzingen naar theorie vormen geen theoretisch kader - de samenhang tussen probleem stelling en gebruikte theorie is onduidelijk
- de probleemstelling is relevant voor het functioneren van de dio / vakdocenten en/ of de ontwikkeling van vakonderwijs. - het theoretisch kader is beperkt qua omvang en uitwerking - er is enige samenhang tussen probleemstelling en theoretisch kader
- de probleemstelling is relevant voor het functioneren van de dio / vakdocenten en/ of de ontwikkeling van vakonderwijs - het theoretisch kader is relevant, behoorlijk van omvang en zet theoretische inzichten op een rij - de samenhang tussen probleemstelling en theoretisch kader is voldoende
- de probleemstelling is relevant voor het functioneren van de dio / vakdocenten en tevens voor de ontwikkeling van vakonderwijs - het theoretisch kader is relevant, breed van omvang, en bespreekt theoretische inzichten kritisch en met diepgang - de samenhang tussen probleemstelling en theoretisch kader is goed
Methode
- de gekozen of ontwikkelde instrumenten zijn onduidelijk in relatie tot of passen niet bij de probleemstelling
- de instrumenten zijn duidelijk beschreven en passen redelijk bij de probleemstelling - het is grotendeels navolgbaar hoe gegevens zijn verzameld / het ontwerp tot stand is gekomen - het is grotendeels navolgbaar hoe de gegevens (en/of het ontwerp) zijn geanalyseerd
- de instrumenten zijn duidelijk beschreven en passen goed bij de probleemstelling De methode voldoet over-wegend aan de volgende criteria: - de methode van gegevensverzameling/ontwerpen is helder beschreven - de manier waarop de gegevens zijn geanalyseerd is helder beschreven
- de instrumenten zijn duidelijk beschreven en passen goed bij de probleemstelling De methode voldoet volledig aan de volgende criteria: - de methode van gegevensverzameling/ ontwerpen is helder beschreven - de manier waarop de gegevens zijn geanalyseerd is helder beschreven
60
Resultaten en Conclusie
- de resultaten zijn onduidelijk en/ of onvolledig beschreven - de conclusie volgt niet duidelijk uit de resultaten
- de resultaten zijn redelijk helder beschreven - de conclusie is verdedigbaar op basis van resultaten
- de resultaten zijn helder beschreven - de conclusie is helder en afgewogen op basis van resultaten en er is een voldoende terugkoppeling naar het gebruikte theoretisch kader - er is sprake van enige reflectie op de gebruikte methode en de gerapporteerde resultaten
- de resultaten zijn helder beschreven - de conclusie is helder en afgewogen op basis van resultaten en deze worden op een goede wijze gepositioneerd in het gebruikte theoretisch kader - de waarde van de gebruikte methode en de gerapporteerde resultaten wordt op een kritische wijze en systematisch besproken
Rapportage
- de rapportage is niet helder gestructureerd - de rapportage bevat veel tekstuele onduidelijkheden - de rapportage is onevenwichtig - de rapportage voldoet niet aan de eis van 5000 woorden (excl. bijlagen) [essay: 3000 wrd.] - de rapportage maakt niet duidelijk wat de specialisatie heeft bijgedragen aan de professionele ontwikkeling van de dio Bij samenwerking: - het verslag maakt de individuele bijdragen van de dio’s onvoldoende duidelijk
- de rapportage heeft een heldere structuur - de rapportage bevat weinig tekstuele onduidelijkheden - de rapportage is hier en daar wat onevenwichtig - de rapportage voldoet aan de eis van 3000 / 5000 woorden - de rapportage maakt duidelijk wat de specialisatie heeft bijgedragen aan de professionele ontwikkeling van de dio Bij samenwerking: - het verslag maakt de individuele bijdrage van de dio’s volledig transparant
- de rapportage is bondig, helder en consistent - de rapportage voldoet aan de eis van 3000 / 5000 woorden - de rapportage maakt duidelijk wat de specialisatie heeft bijgedragen aan de professionele ontwikkeling van de dio Bij samenwerking: - het verslag maakt de individuele bijdrage van de dio’s volledig transparant
- de rapportage is bondig, helder en consistent - de rapportage is van een zodanige kwaliteit dat publicatie ervan kan worden overwogen - de rapportage voldoet aan de eis van 3000 / 5000 woorden - de rapportage maakt duidelijk wat de specialisatie heeft bijgedragen aan de professionele ontwikkeling van de dio Bij samenwerking: - het verslag maakt de individuele bijdrage van de dio’s volledig transparant
61
Rubric Lid Schoolorganisatie Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Vertaling van kennis en keuzes inrichting van het onderwijs naar de dagelijkse praktijk
Ziet de relevantie van gemaakte keuzes in de inrichting voor het dagelijkse werk niet
Ziet de relevantie van gemaakte keuzes in de inrichting voor het dagelijks werk
Ziet de relevantie van gemaakte keuzes in de inrichting voor het dagelijks werk en kan daarin mogelijkheden voor verbetering aanwijzen
Ziet de relevantie van gemaakte keuzes in de inrichting voor het dagelijks werk, kan mogelijkheden voor verbetering aanwijzen en gaat in de theorie op zoek naar onderbouwing van de verbetering
Samenwerking binnen schoolorganisatie als vakdocent
Werkt geïsoleerd
Maakt binnen de schoolorganisatie gebruik van de overlegstructuren om zich te ontwikkelen als vakdocent
Maakt binnen de schoolorganisatie gebruik van de bestaande overlegstructuren en kan aangeven waar die hem hinderen in zijn ontwikkeling als vakdocent
Maakt gebruik van de bestaande overlegstructuren en denkt vanuit de theorie mee over aanpassing van die structuren, op zo’n manier dat die de prestaties van de school in het vakonderwijs verbeteren
Samenwerking binnen schoolorganisatie als teamspeler
Werkt geïsoleerd
Maakt binnen de schoolorganisatie gebruik van om zich te ontwikkelen in het begeleiden en opvoeden van leerlingen
Maakt binnen de schoolorganisatie gebruik van de bestaande overlegstructuren en kan aangeven waar die hem hinderen in zijn ontwikkeling als begeleider en opvoeder van leerlingen
Maakt gebruik van de bestaande overlegstructuren en denkt vanuit de theorie mee over aanpassing van die structuren, op zo’n manier dat die de prestaties van de school als pedagogisch instituut verbeteren
Verantwoording
Is niet aanspreekbaar op gemaakte keuzes
Is op de hoogte van opvattingen over kwaliteit en inrichting onderwijs van politiek, bestuurders, schoolleiders, zorginstellingen, ouders en leerlingen en is op gemaakte keuzes aanspreekbaar
Is op de hoogte van opvattingen over kwaliteit en inrichting van onderwijs van verschillende partijen, kan daarin keuzes maken die zijn eigen functioneren verbeteren en kan die verantwoorden
Is op de hoogte van opvattingen over kwaliteit en inrichting van onderwijs van verschillende patijen, kan daarin keuzes maken die zijn eigen functioneren verbeteren en kan zich verantwoorden met argumenten uit de theorie
62
63
64
Lerarenopleiding Studiegids 2012/2013
Universiteit Leiden. Universiteit om te ontdekken.