BIBLIOTHEEK Dienst Wecj- en Waterbouwkunde Van der Burqhwei) Postbus 5044, 2G00 GA Derft Tel. 015-699111 Ministerie van verkeer en waterstaat
aan van betreft
2 0 SEP. 1993 T JKSWATERSTAAT Dienst Weg- en Waterbouwkunde Afdeling Advisering Waterbouw
WBA Harry Dekker Marry uetcicer 6* IAEG-congress, 6-1Ó august 1990, Amsterdam
Samen met Jan Muijs bezocht ik het 6' internationale congres van de "International Association of Engineering Geology". Ingenieursgeologie is een betrekkelijk nieuwe vakgebied voor geologen en beoogt een schakel te vormen tussen de klassieke geologie en de civiele techniek (zie onderstaande figuur).
INGENIEURSGEOLOGIE
BASISKENNIS SPECIALISTISCHE
-• • KENNIS
Op dit congres waren het, zoals verwacht kon worden, vooral geologen.die acte de presénce gaven. Slecht een klein deel van de deelnemers was afkomstig uit óns eigen landje. Het grote aantal buitenlanders op het congres is een bewijs van de wereldwijde belangstelling voor ingenieursgeologie. Uit de yerschilfynde lezingen bleek dat in het buitenland, door de specifieke problemen waarmee men in het buitenland kan worden geconfronteerd bij het realiseren van civi ei-technische constructies, de noodzaak om tijdig een ingenieursgeoloog te raadplegen veel groter is dan bij ons. Met name in het westen van ons land, met zijn slappe bodem, zal men eerder geotechnici raadplegen dan ingenieursgeologen. De aard van de problematiek brengt dit met zich mee. Een scherpe afbakening is echter niet te maken. De zg. ingenieursgeologische kaarten bijvoorbeeld, kunnen ook voor projecten in Nederland zeer waardevolle informatie bevatten. Tijdens mijn vakantie heeft Jan Muijs zijn indrukken op papier gezet en tevens, korte samenvattingen gegeven van hetgeen bij de verschillende thema's aan de orde is gekomen. In deze korte samenvattingen worden enkele papers er even uitgelicht en iets nader toegelicht. Bij de behandeling van thema 2 "Remote sensing en geofysische technieken" viel het op dat deze technieken over de hele wereld worden toegepast voor uiteenlopende doeleinden. Er blijkt, zoals ook in Nederland het geval is, sprake te zijn van een toenemende betekenis van deze "nietdestructieve onderzoeksmethoden". De ontwikkelingen op dit gebied lijken veelbelovend. De inhoudsopgaven geven een goede indruk van hetgeen behandeld is. De proceedings zelf liggen bij mij op de kamer, voor de belangstellenden!
BIBLIOTHEEK Dienst Weg- en Waterbouwkunde Van der Burghvveg Postbus 5044, 2600 GA Delft Tel. 015-699111 Ministerie van verkeer en waterstaat
2 0 SEP. 1993 JKSWATERSTAAT Dienst Weg- en Waterbouwkunde Afdeling Advisering Waterbouw
aan van betreft
WBA Harry Dekker 6th IAEG-congress, 6-10 august 1990, Amsterdam
Samen met Jan Muijs bezocht ik het 6° internationale congres van de "International Association of Engineering Geology". Ingenieursgeologie is een betrekkelijk nieuwe vakgebied voor geologen en beoogt een schakel te vormen tussen de klassieke geologie en de civiele techniek (zie onderstaande figuur).
INGENIEURSGEOLOGIE
U U ) BASISKENNIS' I H H I SPECIALISTISCHE KENNIS
r Op dit congres waren het, zoals verwacht kon worden, vooral geologen die acte de presénce gaven. Slecht een klein deel van de deelnemers was afkomstig uit ons eigen landje. Het grote aantal buitenlanders op het congres is een bewijs van de wereldwijde belangstelling voor ingenieursgeologie. Uit de verschillende lezingen bleek dat in het buitenland, door de specifieke problemen waarmee men in het buitenland kan worden geconfronteerd bij het realiseren van civiel-technische constructies, de noodzaak om tijdig een ingenieursgeoloog te raadplegen veel groter is dan bij ons. Met name in het westen van ons land, met zijn slappe bodem, zal men eerder geotechnici raadplegen dan ingenieursgeologen. De aard van de problematiek brengt dit met zich mee. Een scherpe afbakening is echter niet te maken. De zg. ingenieursgeologische kaarten bijvoorbeeld, kunnen ook voor projecten in Nederland zeer waardevolle informatie bevatten. Tijdens mijn vakantie heeft Jan Muijs zijn indrukken op papier gezet en tevens korte samenvattingen gegeven van hetgeen bij de verschillende thema's aan de orde is gekomen. In deze korte samenvattingen worden enkele papers er even uitgelicht en iets nader toegelicht. Bij de behandeling van thema 2 "Remote sensing en geofysische technieken" viel het op dat deze technieken over de hele wereld worden toegepast voor uiteenlopende doeleinden. Er blijkt, zoals ook in Nederland het geval is, sprake te zijn van een toenemende betekenis van deze "nietdestructieve onderzoeksmethoden". De ontwikkelingen op dit gebied lijken veelbelovend. De inhoudsopgaven geven een goede indruk van hetgeen behandeld is. De proceedings zelf liggen bij mij op de kamer, voor de belangstellenden!
>7
*'
I
&
- f
I
f li J
t /
&
6tl IAEG-congress, 6 - 1 0 a u g u s t 1990, Amsterdam
Bezocht door DWW-WB:
Harry Dekker, Jan Muijs.
Paper van: Muijs en Kruse (thema 3.1) Verder papers van Van der Zwan (thema 7.3) en Laan (thema S.3) als co-auteurs.
Enkele indrukken van Muijs K. had me gewaarschuwd. Ingenieursgeologie bestaat niet! Natuurlijk zijn er technici en geologen, maar een wetenschappelijke discipline daartussenin is er niet. Op het congres werden dan ook nogal uiteenlopende lezingen over het bestaansrecht van de "ingenieursgeologie". Mij is het intussen duidelijk: ingenieursgeologie betreft al die bouwtechnische problemen waarbij de ondergrond of de natuurlijke bouwmaterialen een zeer belangrijke rol spelen. Zeg: die problemen waar een civieltechnicus een geoloog voor zou con sulteren. Het vak is dus een "inter-discipline". Het zal er de organisatoren niet makkelijk door zijn gevallen de ingediende papers te categoriseren in één van de Thema's. Wellicht had één achtste van de papers even goed in een ander thema kunnen worden opgenomen. Ons paper was geplaatst onder 3.1 [grondwaterstroming], terwijl wij het zelf eerder hadden gezien als passend onder 7.3 [testen en classificeren van bouwmaterialen]. Enfin, het betekende echter meer aandacht voor onze inbreng (want nu kwamen we aan de orde op dinsdag en niet op vrijdag), verder bevorderd door een puntige bijdrage van Kruse aan de "registered discussion". Het verloop van het congres vond plaats volgens de (in de ogen van doorgewinterde congresgangers nogal ongebruikelijke) volgende aanpak: De thema' worden na elkaar behandeld in één zaal. In principe kan iedereen alles bijwonen. Wie dat net zoals ik heeft getracht, zal waarschijnlijk en even vol hoofd hebben gehad op de vrijdagmiddag. Alleen op woensdag waren er 4 parallelle symposia-sessies.-De redenen van deze indeling waren me onduidelijk. Per thema werd een "keynote-lecture" gehouden: een lezing door een coryfee over een bijzonder onderwerp, liefst het hele thema overkoepelend. Sommige lezingen waren zeer "abstract", sommige zeer vakgericht. Elk thema viel uiteen in een aantal subthema's. De papers over dat subthema betreffen dan een (zoveel mogelijk) beperkte spreiding in onderwerpen. De papers werden samengevat door een reviewer. Verder was er aan het eind per thema mogelijkheid tot "registered discussion". Door de noodzaak van het tevoren opgeven van het onderwerp en, zo mogelijk, de tekst (voor de simultaan-vertalers) was dit weinig spontaan. Het kreeg meer het karakter van het in 5 minuten proberen toe te lichten wat men in de paper had bedoeld. Sommigen klaarden dit prima. Slechts zelden volgde er een open discussie. Als civieltechnicus kijk ik natuurlijk direct naar het nut van de behandelde kost voor mijn/onze waterbouwproblemen. Juist het interdisciplinaire karakter van de bijeenkomst heeft waarde. Thema 1. Kartering en terreinonderzoek Aan ingenieursgeologische kartering wordt ook in Nederland gewerkt. Karteringen zijn in de meeste landen op 1:25000. Vraag RGD en GD! Kartering t.b.v. de grondstoffenvoorziening is verricht t.b.v. DWW door RGD en zou als de juiste geschiktheidscriteria waren gehanteerd, ook nog redelijk bruikbaar zijn (zie thema 7.3!). De
karteringen zijn vaak monodisciplinair. Toch lijken kaarten met gegevens voor alle mogelijke toepassingen erop mij onleesbaar. MER-ondersteunende karteringen zijn er nog nauwelijks. In Nordrhein-Westfalen moeten alle boorgegevens aan de overheid worden doorgegeven. Gegevens over bodemvervuiling worden echter door de wet beschouwd als privé-gegevens en blijven dus geheim. Boorgatonderzoek in rotsbodem is echt iets voor geologen. Slag- en conussondering zijn natuurlijk veel diepgaander behandeld tijdens andere congressen, maar voor geologen zijn deze technieken misschien nog geen gesneden koek. Als G.I. kun je proberen om je onderzeese sondeermachine aan ze te slijten! Eén op één proeven in situ winnen terrein. Laboratoriumproeven betekent veelal: proeven op rots. Toch zitten er bijzondere toepassingen en uitvindingen bij: proeven op kleien, meten met of van geluid. Zulke in de civiele techniek nog niet zo gebruikelijke benaderingen komen ook aan bod bij 1.4. Thema 2. Remote sensing en geofysische technieken Helaas heb ik deze sessie niet kunnenbijwonen: wij bereidden onze discussiebijdrage voor. Thema 3. Hydrotechnische geologie Erg veel bijdragen over scheuren in rots onder te bouwen stuwdammen. Eén zeer geleerde heer had zelfs zonder het te beseffen de regel van Hagen en Poiseulle experimenteel opnieuw gevonden! Bij het grouten van zulke ondergronden hanteert men een kritieke druk. Daarboven drukt men de rots uit elkaar. Misschien steekt er nog iets zinnigs in voor de krachten/drukken in steenzettingen en kleibonkdijken. Misschien'zit er voor ons iets in bijdragen over de invloed van water op de sterkte van grond. Faults (geologische breukvlakken) kunnen -L weinig doorlatend zijn. Is dat ook zo bij glijvlakken in grond? Men begrijpt dat de doorlatendheid van grond of rots bepaald wordt door de discontinuiteiten (scheuren e.d.), goed te weten ook voor milieuproblemen. Bij stortplaatsafsluitingen proberen de Duitsers alle risico's te elimineren met 2 folies en een kleilaag. Misschien valt er nog wat te leren voor onze waterbouw-bijdrage aan de milieutechniek. Sanga Tangchawal had een bijdrage over de effecten van vochtgehalte en mineralogie op zwellen en sterktevermindering. Toch nog eens lezen: het gaat over klei en . vocht. Een aardige bijdrage was die van Singh over "Role of humanism in controlling pollution": men kan slecht de fysieke milieuvervuiling aanpakken als men de geestelijke vervuiling onder de knie heeft. Hij geeft aan waar die laatste vervuiling uit bestaat. De themavoorzitter blijkt het niet te snappen! Thema 4. Oppervlakte-ingenieursgeologie Een heerlijk thema over afschuivingen, karstverschijnselen, aardbevingen, zwel-en krimpverschijnselen. Naast praktijkgevallen zijn er berekeningsmethoden, fysische verklaringen, funderingsproblemen, enz. Misschien moet de geïnteresseerde zelf maar eens de papers doornemen. Het betreft de grootste categorie! Een enkele paper gaat over erosie (maar dan wel denudatie). Stabiliteit van taluds van ophogingen en ingravingen wordt behandeld in subthema 4.3. Daar wordt ook gesproken over de beperkingen van het Mohr-Coulomb-model: meestal meet men een afnemende schuifsterkte bij toenemende verplaatsingen. Jammer voor diegenen, die nog werken met een simpel elasto-plastisch materiaalmodel. Misschien is dit wel heel nieuwe materie voor "ingenieursgeologen". Het grondverzet door natuurlijke, geologische oorzaken is tegenwoordig geringer dan dat door mensen. De mens is daarmee inmiddels een geologische factor geworden.
Thema 5. Ondergrondse ingenieursgeologie Dit thema gaat over tunnels, cavernen en schachten, maar ook over de problemen t.g.v. winning van mineralen, olie, gas en opslag van energie, vloeistoffen en afval. De Keynote-lecture van Goodman was erg boeiend. Met behulp van een stereografische projectiemethode van de scheurvlakken in rots kan men bepalen welke stukken rots een gegraven holte kunnen binnenvallen. Erg handig om te bepalen hoeveel rots je extra uitbreekt bij tunnelbouw, welke puntlasten je op tunnelbekledingen kunt krijgen, maar misschien ook bruikbaar om te bepalen wat de stabiliteit is van steenzettingen en kleibrokkenstapelingen (gewone gestructureerde kleigrond dus) onder golf- en stroomaanval. Hij schijnt een leerboek te hebben gepubliceerd. Grappig te beseffen, dat rotsmechanica ook in Nederland wordt toegepast. Er is onderzocht hoe stabiel oude mergelgroeven in Zuid Limburg zijn. En verder oppert een groep "Nova Terra" herinrichting van oude groeven en ondergronds recreeren nabij Valkenburg. Thema 6.Ingenieursgeologie van waterbouwkundige constructies te land en te water De keynote-lecture van Heijnen sloot niet erg aan op het subthema "overstromingsbeheersing en erosieremming". De behandelde vernielingen t.g.v. overstromingen zijn m.i. te voorkomen door de filosofie van Singh verder uit te werken. Nederlandse bijdragen gingen over het onderzoek naar baggeren van rots en klei, en over de statistische benadering van stortsteenproductie voor golfbrekers. Dit geeft tevens de heterogeniteit van de behandelde onderwerpen aan. Doorbladeren van de papers als je een leuke titels ziet, is het devies! Thema 7. Bouwmaterialen Subthema's gingen over de verkenning, de winning en de keuring. Een apart subthema behandelde de (vooral chemische stabiliteits-) problemen met bepaalde natuurlijke materialen en as. Omdat na een week intensief volgen van de lezingen de vermoeidheid toesloeg, heb ik dit thema niet meer geheel gevolgd. Kom dus maar bladeren! Symposia Parallel lopende symposia gingen over: 1. Computergebruik; over aanpassing van geografische informatiesystemen t.b.v. ingenieursgeologie, maar ook enkele bijdragen over afschuivingen en grondwater. 2. Milieubescherming, vervuiling en vuilopslag; over zeer uiteenlopende onderwerpen, van Ketelmeerbodemvervuiling tot geochemische techniek. Jessberger sprak over de Duitse afdichtingsmethoden van stortplaatsen (meervoudige afdichting met klei- en folielagen). Er is een Leidraad, die eind 1990 in het Engels zal worden vertaald. Bij lage doorlatendheden wordt diffusie belangrijk. Is er een relatie met het poriengetal? Scheuren in afdichtings-kleilagen zijn niet schadelijk als de straal van de veroorzakende zettingssprong groter is dan 200 m. 3. Kustverdediging en erosie, inclusief technische en milieukundige gevolgen van zeespiegelstijging; alles tussen stortsteen en bodemdaling door waterontrekking of tektoniek. 4. Ingenieursgeologie bij oliewinning; hoofdzakelijk over off-shore-problemen. Tenslotte: Neem de inhoudsopgaven maar door. De papers zelf, zo 3550 pagina' , kun je bij mij raadplegen. Jan Muijs