Watermanagement en het stuwensemble Nederrijn en Lek Voldoende zoetwater, bevaarbare rivieren
Rijkswaterstaat beheert de grote rivieren in Nederland. Het stuwensemble Nederrijn en Lek speelt hierin een belangrijke rol. De stuwen zorgen voor voldoende (zoet)water in het rivierengebied en het IJsselmeer en voor een vlotte en veilige scheepvaart in de Rijntakken Nederrijn en Lek en de IJssel. Wat doet Rijkswaterstaat voor de rivieren? Rijkswaterstaat richt zich als rivierbeheerder op de afvoer van water, ijs en sediment (zand en grind), de afwikkeling van de scheepvaart en het beheer van de waterkwaliteit en waterhoe veelheid. Taken die daarbij horen zijn onder andere de hand having van het rivierprofiel, de waterverdeling en de zorg voor een ecologisch gezond riviersysteem.
Het is van groot belang dat deze voorraad op peil blijft, zeker nu als gevolg van de klimaatverandering steeds vaker sprake is van korte perioden van hevige warmte en droogte. De IJssel voert voortdurend genoeg water af naar het IJsselmeer. Daarvoor zorgt de stuw bij Driel. Deze stuwt een deel van het Rijnwater naar de IJssel. De stuw bij Driel werkt als een kraan die het water verdeelt over de Nederrijn en de IJssel.
Zorgen voor voldoende zoetwater in het IJsselmeer De stuwcomplexen in de Nederrijn en Lek zijn tussen 1960 en 1970 gebouwd. Daarmee is dit deel van de grote rivieren in Nederland gekanaliseerd. Rijkswaterstaat voorziet op deze manier in de waterhuishouding van een groot deel van Nederland. Zoals de noordelijke provincies, waar inwoners en bedrijven voor zoetwater zijn aangewezen op het IJsselmeer.
Geen functie bij hoogwater Bij hoogwater staan de stuwen open om het water zo snel mogelijk, op natuurlijke wijze, af te voeren. Dit noemen we een ‘getrokken vizierschuif’. Het waterpeil hoeft in die situatie niet gereguleerd te worden, dus de functie van de stuwcomplexen vervalt. De scheepvaart heeft een vrije doorvaart en vaart onder de geopende vizierschuiven van de stuw door.
Rijkswaterstaat
Voorraad zoetwater voor Noord-Nederland
Beschikbaar zoetwater voor Midden-Nederland
IJssel
Water afkomstig uit de Rijn Water afkomstig uit de Maas Water afkomstig uit Maas en Rijn Opgestuwd water door Rijnkanalisatie Stuw of dam, voorzien van sluizen
Zoetwater van o.a. Waal dringt zoutwater terug Amsterdam-Rijnkanaal Nieuwe Waterweg
Lek
Nieuwe Maas
Hagestein
Amerongen
Driel
Stromingsrichting van het water
Nederrijn Rijn
Noord Oude Maas Waal
Haringvliet
Spui
Volkerak
Maas
Voorraad zoetwater voor Rijnmondgebied
Verbetering vaarwegen Vóór de bouw van de stuwcomplexen, werd de scheepvaart gemiddeld eens in de vier jaar ernstig belemmerd door een lage waterstand in de IJssel. Extreme droogteperioden waren hiervan de oorzaak. Ook de doorvaart op de Nederrijn liet regelmatig te wensen over. Dankzij de aanleg van stuwcomplexen in de Nederrijn en Lek gaat er meer water van de Rijn naar de IJssel, en blijft ook de waterstand op de Nederrijn en Lek langer op peil. Hierdoor zijn de drie rivieren beter en langer bevaarbaar. Noord-Nederland en Noord-Duitsland blijven daarmee goed bereikbaar voor de industriecentra langs de Rijn, en omgekeerd. Positie stuwcomplexen De positie van de stuw bij Driel is zó bepaald, dat een nauw keurige verdeling van het water tussen de Nederrijn en IJssel mogelijk is. De stuw mocht niet te ver stroomafwaarts (beneden strooms, in westelijke richting) van het splitsingspunt tussen beide rivieren komen te liggen. Een dergelijke positie zou leiden tot een (sterk) verhoogde waterstand in het deel tussen de stuw en het splitsingspunt bij Pannerden en daarmee tot schade in de uiterwaarden. Tegelijkertijd wilde Rijkswaterstaat het aantal stuwcomplexen benedenstrooms zo veel mogelijk beperken. De stuw kon dus niet te ver in oostelijke richting geplaatst worden. De locatie bij Driel ligt precies op de juiste plek. De stuwcomplexen Amerongen en Hagestein zijn beneden strooms van stuwcomplex Driel aangelegd. Zo is de vaardiepte voor de scheepvaart in de Nederrijn en Lek geoptimaliseerd. Het stuwpand, het gedeelte van de rivier tussen de stuwen in Amerongen en Hagestein, staat een belangrijk deel van het jaar in verbinding met het Betuwepand van het AmsterdamRijnkanaal. Dit stuwpand, tussen de Waal en de Lek, heeft een stuwpeil van NAP + 3 m. Wanneer het waterpeil van de Waal bij Tiel de NAP + 3 m. bereikt, gaan de sluizen van de Bernardsluis bij Tiel open. Dit gebeurt ongeveer twee keer per jaar, meestal
Verzilting van de Nieuwe Maas tegengaan In tijden van een (extreem) laagwaterpeil kan niet zomaar extra water aan de Nederrijn en Lek worden onttrokken om de waterstand in de IJssel op peil te houden. Het gevaar bestaat dan dat de verzilting, vermenging van zoet- en zoutwater, van de Nieuwe Maas toeneemt, doordat het rivierwater het zeewater niet meer voldoende kan terugduwen. De Rijnkanalisatie kon dan ook alleen volledig slagen als een dam met spuisluizen in het Haringvliet en een dam door het Volkerak werden aangelegd, in het kader van de Deltawerken. Hierdoor kan rivierwater naar de zee worden geleid, zelfs bij geringe afvoer van de Rijn. Zo wordt de verzilting in deze open verbinding met de zee tegengegaan (zie ook illustratie).
voor een periode van één à twee weken. Er ontstaat in die situatie een open scheepvaartverbinding tussen de Nederrijn en Lek en de Waal. Vanaf dat moment volgt het waterpeil in het pand Amerongen-Hagestein het peil van de Waal. Stijgt de waterstand op de Waal vanaf NAP + 3m., dan sluiten de sluizen bij Tiel weer. Gebruik van de stuw bij Driel De stuw bij Driel wordt gebruikt om het beschikbare Rijnwater zo goed mogelijk te verdelen over de IJssel en de Nederrijn. Dat gebeurt aan de hand van een stuwprogramma. Het programma geeft aan welke afvoeren van de IJssel en de Nederrijn worden nagestreefd bij een bepaalde afvoer van de Boven-Rijn. De IJssel heeft conform Overeengekomen Lage Waterstanden (OLR) een vaardiepte met een benedengrens van 2,70 meter.
Standaard zijn de vizierschuiven van de stuw Driel gesloten. Dat is nodig om een vlotte en veilige vaardiepte te kunnen behou den. Ook bij een volledig gesloten stuw is een minimale doorstroming van circa 30 m3/s water nodig. Dat geldt ook voor de stuw bij Amerongen. Het watersysteem blijft op die manier gezond en de benedenstroomse watergebruikers, zoals water schappen, drinkwaterbedrijven en recreatieschippers, krijgen nog steeds water. Voor die minimale doorstroming wordt de fijnregeling gebruikt: de cilinderschuif. Deze cilinderschuif bevindt zich in de middenpijler van de stuwcomplexen Driel en Amerongen. Bij stuwcomplex Hagestein is dit niet nodig omdat het benedenstroomse deel van de Lek zich natuurlijk ververst. Dit deel van de rivier heeft te maken met invloeden van het getij. In situaties van extreem laagwater gaat het belang van de watervoorziening in de Nederrijn en Lek boven het belang van zoetwatervoorziening en voldoende vaardiepte op de IJssel. De beoogde minimale vaardiepte op de IJssel van 2,70 meter wordt dan niet gehandhaafd. Met als gevolg dat schepen op de IJssel minder diep kunnen afladen. Deze situatie komt gemiddeld eens in de twee jaar voor.
Over het stuwensemble Het stuwensemble Nederrijn en Lek bestaat uit drie stuwcomplexen: Driel, Amerongen en Hagestein. Met het stuwcomplex Driel verdeelt Rijkswaterstaat het rivierwater over de Nederrijn en Lek en de IJssel. Op die manier stroomt er voldoende water naar het IJsselmeer, het grootste zoetwaterbekken van Nederland. De drie stuwcomplexen zorgen ervoor dat het waterpeil voldoende hoog is voor een vlotte en veilige scheepvaart op de rivieren. Met het stuwensemble Nederrijn en Lek draagt Rijkswaterstaat bij aan een leefbaar en bereikbaar Nederland. De komende jaren wordt het stuwensemble gerenoveerd. Door het vervangen van technische installaties, bewegingswerken en de invoering van Bediening op Afstand kunnen de stuwcomplexen hun belangrijke taken ook in de toekomst veilig en betrouwbaar blijven vervullen.
Renovatie Stuwensemble Nederrijn en Lek
Dit is een uitgave van
Rijkswaterstaat Kijk voor meer informatie op www.rijkswaterstaat.nl of bel 0800 - 8002 augustus 2015 | don0815hd111