Wat heb je nou aan informatie zonder motivatie? Een onderzoek onder leerlingen over de overgang en aansluiting van het vmbo-tl naar de havo en het mbo en de rol van loopbaanoriëntatiebegeleiding in dit proces.
SARV International i.s.m. Keesie in opdracht van de VO-raad.
Sa
me
nva
ttin
g
Inle
idin
g
Co aa nclus nb eve ies e ling n en
De
ove
rga
ng de naar ha vo
De
ove
Wa t
rga
ng he naar tm bo
is d
er
ol v a LO n B
Ev
alu
atie
Inhoudsopgave I KWALITATIEF ONDERZOEK
5
Samenvatting
6
1. Inleiding
8
2. Conclusies en aanbevelingen
10
3. De overgang naar de havo: pas op de plaats en hard werken 3.1 Om naar de havo te gaan, moet je echt heel erg je best doen! 3.2 Van vmbo-tl naar de havo: cultuurshock 3.3 Eenmaal op de havo: saai en bikkelen
14 14
4. De overgang naar het mbo: één en al aanmoediging 4.1 Van vmbo-tl naar het mbo: wel aanmoediging, weinig bemoediging 4.2 De oriëntatie: instrumenten om grip te krijgen op wat je wilt 4.3 Van vmbo-tl naar mbo: de toekomst gaat beginnen 4.4 Eenmaal op het mbo: simpel, veel en zelfstandig 5. Wat is de rol van LOB: hoe moet je aan LOB sleutelen ter bevordering van de overgang? 5.1 Algemeen 5.2 Hoe verloopt de voorlichting? 5.3 Begeleiding door docenten, mentoren en decanen 5.4 Beroepskeuzetesten
15 16 18 18 19 19 19 22 22 22 22 23
5.5 Open dagen, beroepenmarkten en informatieavonden 5.6 Praktijkervaringen: snuffel- en maatschappelijke stages 5.7 Meeloopdagen Evaluatie Hoe verloopt het oriëntatieproces vanuit de leerlingen?
23 24 24
II KWANTITATIEF ONDERZOEK
29
1. Inleiding
30
2. Rapportage 2.1 Begeleiding 2.2 Doorstroom en aansluiting 2.3 Vormen van studie- en beroepsoriëntatie 2.4 Informatie en motivatie 2.5 Ervaring 2.6 Beroepskeuzetest
32 32 34 34 36 36 37
3. Conclusies
40
26 26
Sa
me
nva
ttin
g
Inle
idin
g
Co aa nclus nb eve ies e ling n en
De
ove
rga
ng de naar ha vo
De
ove
rga
ng he naar tm bo
Wa t
is d
er
ol v a LO n B
Ev
alu
atie
I KWALITATIEF ONDERZOEK
Sa
me
nva
ttin
g
Inle
idin
g
Co aa nclus nb eve ies e ling n en
Samenvatting De theoretische leerweg van het vmbo moet beter aansluiten op het mbo en de havo. Voor tl-scholen of -afdelingen is het vaak moeilijk om een goede samenwerking met het mbo tot stand te brengen. Ook is een veelgehoorde klacht dat veel vmbo-tl leerlingen op de havo niet zelfstandig genoeg kunnen werken en dat het vmbo-tl leerlingen in het mbo ontbreekt aan beroepsperspectief. In samenwerking met het Platform-TL onderzocht de VO-raad deze knelpunten. Dit landelijke onderzoek is in het najaar van 2009 uitgevoerd op tien scholen in het havo- en mbo-onderwijs, onder leerlingen die dit jaar zijn ingestroomd vanuit het vmbo-tl naar de havo en het mbo. Op 3 februari 2010 bracht de VO-raad, samen met het Platform-TL, een advies uit over de aansluiting van vmbo-tl en het vervolgonderwijs. Uit het onderzoek blijkt dat de aansluiting tussen het vmbo-tl en de havo, en het vmbo-tl en het mbo duidelijk in ontwikkeling is. Enerzijds worden er goede initiatieven ontplooid, maar anderzijds worden deze lang niet altijd door de leerlingen herkend, gewaardeerd en gebruikt. De uitdaging is dan ook om deze initiatieven te koppelen aan de individuele motivatie van de leerlingen. Dat vergroot de kans op succes. De rol van de leraar, mentor, decaan en begeleider geeft hierbij de doorslag. Zonder motivatie geen informatie! Leerlingen zijn er voor de overstap naar de havo of het mbo niet zeker
6
van of ze de juiste keuze hebben gemaakt. De percepties lopen uiteen: “Nu ik er eenmaal zit, begint het mij wel aan te spreken.” “Ik merk nu al dat het eigenlijk niks voor mij is.” “Of het echt iets voor mij is, dat weet je pas achteraf als je klaar bent.” “Dit wilde ik altijd al gaan doen, dus daarom zit ik hier.” Betere aansluiting op niveau van kennis- en cultuurovergang De aansluiting kan verbeterd worden door het kennisniveau in vraag en aanbod tussen vmbo-tl en havo en mbo beter op elkaar te laten aansluiten. Als het aan de leerlingen ligt, krijgen ze reeds op het vmbo-tl meer kennisinhoudelijke uitdaging, zoals op het mbo als ze daar eenmaal zijn ingestroomd. Het beroepsonderwijs lijdt zowel op het vmbo-tl als op veel mbo-opleidingen aan onderschatting van de intellectuele capaciteiten van leerlingen. De aansluiting tussen vmbo-tl en havo betekent juist wel een opwaardering van de veronderstelde intellectuele capaciteiten. Op de havo moet je echt je best doen om het onderwijs inhoudelijk te kunnen volgen. De aansluiting van vmbo-tl naar havo en van vmbo-tl naar mbo kan ook worden verbeterd qua culturele overgang. De eerste aansluiting, van vmbo-tl naar havo, wordt gekenmerkt door een verminderde sfeer in combinatie met een grotere uitdaging qua discipline, hard werken en je best doen. De vanzelfsprekende gezellige vriendencultuur op het vmbo-tl verandert op de havo in een cultuur die gericht is op inhoudelijk presteren, met minder oog voor het groepsproces in de klas. Door dit inhoudelijk meer intensieve onderwijs bestaat het misverstand dat dit
De
ove
rga
ng de naar ha vo
De
ove
rga
ng he naar tm bo
nauwelijks voor vmbo-tl leerlingen is weggelegd, waardoor er sprake is van een onbedoelde ontmoediging op het vmbo-tl om naar de havo te gaan. De tweede aansluiting, van vmbo-tl naar mbo, wordt juist gekenmerkt door een overgang van samenwerken naar meer zelfstandig werken. Ook de belasting door de werkdruk verandert ineens. Van ‘een beetje af en toe wat doen’ op het vmbo-tl naar continu presteren en opdrachten maken op het mbo. Wel veroorzaakt deze cultuurverschuiving een proces van versnelde volwassenwording, die de leerlingen eigenlijk als heel prettig en welkom ervaren.
Wa t
is d
er
ol v a LO n B
Ev
alu
atie
krachtige begeleiding heeft in de perceptie van de leerlingen meestal niet plaatsgevonden. Dit ondanks de vele inspanningen en methodieken die worden gehanteerd om het proces van aansluiting tussen het ene en het andere onderwijsniveau te begeleiden. Om de aansluiting naar het vervolgonderwijs te verbeteren, staat met stip op de eerste plaats de persoonlijke vertegenwoordiger van het vervolgonderwijs. De wijze waarop deze persoon, decaan, leraar of voorlichter, in staat is als rolmodel van de havo of het mbo te fungeren, is doorslaggevend voor de beeldvorming en het keuzeproces van de leerling.
Een betere aansluiting op niveau van zowel kennisovergang als culturele overgang vraagt in alle gevallen om nauwere samenwerking tussen de scholen, zodat leerlingen de overgang als meer natuurlijk en soepel ervaren en hierdoor op de havo of op het mbo beter presteren. Eén van de manieren om dit te doen, is de leerlingen in het vierde jaar van het vmbo-tl alvast lessen te laten volgen op de havo en het mbo. Zo ervaren ze hoe het is om op de havo of op het mbo te zitten. Ook het aanbod van de lessen in het vierde jaar van het vmbo-tl mag inhoudelijk meer aansluiten op de verwachtingen en de eisen van het vervolgonderwijs. Betere loopbaanoriëntatiebegeleiding (LOB) De overgangsfase van het vmbo-tl naar het vervolgonderwijs is nu in veel gevallen nog een keuze op hoop van zegen. De leerlingen kiezen meer door het uitsluiten van wat ze in ieder geval niet willen, dan dat ze kiezen vanuit wat ze juist wel willen en kunnen. Een duidelijke oriëntatie met
7
Sa
me
nva
ttin
g
1. Inleiding 1.1 Algemeen In opdracht van de VO-Raad heeft jongerenonderzoeks- en adviesbureau SARV International een belevingsonderzoek uitgevoerd onder leerlingen die vanuit vmbo-tl zijn ingestroomd naar de havo en het mbo. Vanuit het perspectief ‘De leerling staat centraal in het onderwijs’ is onderzoek gedaan naar de belevingswereld van de leerlingen zelf. Wat betekent de overgang voor hen? Welke problemen en uitdagingen ervaren ze en hoe zou daarmee moeten worden omgegaan? Op welke manier kan het onderwijs ze beter voorbereiden op de overgang naar het vervolgonderwijs? In deze rapportage staat de belevingswereld van de leerlingen dan ook centraal. Bij de verslaglegging is gekozen voor een stijl waarbij deze belevingswereld van de leerlingen zo authentiek mogelijk naar voren komt. De stijl reflecteert dan ook het ervaren van de leerlingen zelf, meer dan dat het deze van een afstand beschrijft. De stem van de jongeren staat centraal, conform de onderzoeksvraag. 1.2 Onderzoeksvraag De centrale onderzoeksvraag luidt als volgt: Hoe verloopt de aansluiting van het vmbo-tl naar de havo en het mbo? Wat zijn de leerpunten om de loopbaanoriëntatiebegeleiding (LOB) op de scholen verbeteren ten behoeve van de aansluiting?
8
Inle
idin
g
Co aa nclus nb eve ies e ling n en
De
ove
rga
ng de naar ha vo
De
ove
rga
ng he naar tm bo
1.3 Onderzoeksopzet Het belevingsonderzoek is uitgevoerd in tien dagen op tien verschillende scholen: • 5 focusgroepen met N = 5-8 oud vmbo-tl leerlingen havo 4 • 5 focusgroepen met N = 5-8 oud vmbo-tl leerlingen mbo 1 In totaal zijn er N = 62 leerlingen geïnterviewd, waarbij rekening is gehouden met landelijke spreiding. De tien focusgroepen zijn elk 90 minuten geïnterviewd.
Wa t
is d
er
ol v a LO n B
Ev
alu
atie
• de actiedimensie vertoont zich in de fysiek reacties en bewegingen
1.5 Onderzoeksteam Het onderzoek werd uitgevoerd door Maarten Kleijne en Liliane van Lier, onderzoeksconsultants van SARV International, gespecialiseerd in jongerenonderzoek, -processen en -communicatie. Het project werd gedaan in samenwerking met Keesie, een communicatieadviesbureau gespecialiseerd in het bereiken van de jeugd en hun omgeving.
1.4 Methode van onderzoek Het onderzoek is gedaan door middel van tien dynamische groepsdiscussies. Deze manier van onderzoek, waarbij gebruik wordt gemaakt van kwalitatieve interviewtechnieken, genereert een sensorisch proces van communicatie en geeft inzicht in zowel verbale als non-verbale factoren. De wetenschappelijke verantwoording berust niet op het feit dat het een steekproef is van tientallen jongeren, maar dat het een onderzoek is van duizenden verschillende soorten reacties, waarin een patroon zichtbaar wordt. Bij de analyse werd gebruik gemaakt van het driedimensionale SARV Cube model. Dit model geeft inzicht in het onderscheid tussen de rationele, gevoelsmatige en actiematige componenten in de belevingswereld van de leerlingen, ook wel bekend als de ‘hoofd-hart-handen benadering’. Bij deze driedimensionale benadering worden zowel de verbale als non-verbale reacties uit de gesprekken gemonitord: • de kennis van het hoofd wordt inzichtelijk door de verbale reacties • de reacties van het hart worden zichtbaar in lichaamshouding en en de ademhaling
9
Sa
me
nva
ttin
g
Inle
idin
g
Co aa nclus nb eve ies e ling n en
2. Conclusies en aanbevelingen CONCLUSIE 1: Als een leerling de havo of het mbo zelf ervaart en proeft, kan hij het beste vaststellen of het wel of niet voor hem geschikt is. AANBEVELING 1: Laat leerlingen het vervolgonderwijs zelf ervaren. Niet alleen door ze bijvoorbeeld naar een open dag te sturen, maar ook door ze tijdens het vierde jaar van het vmbo-tl al een aantal lessen te laten volgen op de havo en het mbo. CONCLUSIE 2: Er wordt veel aandacht besteed aan oriëntatie in de vorm van snuffelstages, sectorwerkstukken of gesprekken met de decaan. Hierbij wordt uitgegaan van de veronderstelde informatiebehoefte van de leerling. Er is echter weinig ruimte voor de leerling om op zijn eigen manier, gevoelsmatig, te ontdekken hoe het voor hem is. De leerling krijgt zodoende wel algemene informatie over de vervolgopleiding, maar vormt zich geen duidelijk beeld van hoe die vervolgopleiding voor hem persoonlijk zou zijn. AANBEVELING 2: Ontwikkel een vraaggerichte aanpak, die erop gericht is de leerling vertrouwen te geven in zijn capaciteiten en toekomstmogelijkheden. Persoonlijke begeleiding tijdens het ervaren van die toekomstmogelijkheden geeft de doorslag. CONCLUSIE 3: De aansluiting qua kennis wordt bemoeilijkt doordat de vereiste voor-
10
kennis vaak al in het derde jaar van het vmbo-tl is behandeld. Doordat deze kennis in het overgangsjaar niet meer is behandeld, ebt deze weg. De enkele leerling die van te voren proeflessen heeft gevolgd bij zijn vervolgopleiding, is veel beter voorbereid en ervaart minder problemen met de aansluiting. AANBEVELING 3: Bereid de leerlingen in het vierde jaar van het vmbo-tl al inhoudelijk voor op havo- en mbo-niveau. Dit kan worden gecombineerd met de behoefte om al in het vierde jaar lessen te volgen op de havo en het mbo (zie aanbeveling 1). CONCLUSIE 4: Vaak ontbreekt op het vmbo-tl de directe bemoediging dat de leerlingen heel goed in staat zijn om de havo te halen. De havo is intellectueel uitdagend, je stijgt ver boven je vmbo-niveau uit. Je bent trots want je ontdekt dat je eigenlijk altijd van havo-niveau was. AANBEVELING 4: Bemoedig leerlingen op het vmbo-tl dat ze de havo kunnen halen. CONCLUSIE 5: De meeste leerlingen ervaren de moeilijkheidsgraad van het vmbo-tl ver onder hun niveau. Het vmbo-tl bleek voor hen vaak te makkelijk en te vrij. Alles is al snel goed genoeg. AANBEVELING 5: Maak het onderwijs op het vmbo-tl wat moeilijker en uitdagender.
De
ove
De
rga
ng de naar ha vo
ove
rga
ng he naar tm bo
CONCLUSIE 6: Leerlingen die van het vmbo-tl naar de havo gaan, ervaren dat het niveau duidelijk hoger is terwijl de schoolcultuur juist veel eenzijdiger is. Leerlingen die van het vmbo-tl naar het mbo gaan, ervaren juist dat het niveau niet hoger wordt en in het begin soms zelf lager is. Maar dit wordt gecompenseerd door de hoeveelheid werk en de mate van zelfstandigheid. AANBEVELING 6: Maak het niveau van mbo-opleidingen wat hoger. Zorg in de schoolcultuur in de havo-klassen voor meer afwisseling in methodiek en diversiteit. Het niveauverschil dat de vmbo-tl leerlingen ervaren bij overgang naar het mbo en de havo is opmerkelijk:
vmbo
Opgekrikt door zelfstandigheid en hoeveelheid mbo
havo vmbo Ingeperkt door eenzijdiger onderwijs en klascultuur
Wa t
is d
er
ol v a LO n B
Ev
alu
atie
Niveau / moeilijkheidsgraad bij de overgang Bij de overgang van het vmbo-tl naar het mbo neemt de moeilijkheidsgraad van het onderwijs af, menen veel mbo-leerlingen in het eerste jaar. Dit wordt deels gecompenseerd door de enorm toegenomen hoeveelheid werk en de mate waarin de mbo-leerlingen geacht worden zelfstandig te werken. Bij de overgang van het vmbo-tl naar de havo neemt de moeilijkheidsgraad van het onderwijs juist toe, wat op zich meer uitdaging biedt. Maar doordat de leercultuur in de klas minder divers is, wordt de kwalitatieve beleving van dit onderwijs weer deels vereffend. Verschil overgang naar het mbo en de havo vmbo-tl - mbo:
vmbo-tl - havo:
Als je net op het mbo aankomt, heb je het gevoel dat de toekomst is begonnen. Het is een volwassen wereld.
Op de havo zit je nog steeds heel erg op school. Je zit een beetje in de wacht of je dit diploma ook zal halen.
Het niveau lijkt in het begin wel lager dan op het vmbo-tl. Je voelt je inhoudelijk niet altijd serieus genomen. De hoeveelheid opdrachten vormt de uitdaging, niet het niveau ervan.
Intellectueel is het een uitdaging. Als oud vmbo’er stijg je op de havo boven jezelf uit.
Gevoelsmatig is het vmbo-tl heel lang geleden.
Gevoelsmatig blijf je een vmbo’er.
Het mbo is afwisselend.
De havo is eenzijdig.
11
Sa
me
nva
ttin
g
Verschil leraar op het vmbo-tl en de havo
Co aa nclus nb eve ies e ling n en
idin
g
Verschil LOB waar het goed en minder goed gaat.
Leraar op het vmbo-tl:
Leraar op de havo:
Waar LOB goed gaat:
Waar LOB nog te wensen over laat:
Gezellig, je vriend, is er echt voor je.
Afstandelijk, zakelijk, streng.
“De decaan liet me alles zien wat ik wilde weten.”
“De leraren vroegen alleen of ik al een nieuwe school had.”
Kort en duidelijk uitleggen, de rest van de les rommelen en oefenen.
50 minuten luisteren.
“Hij nam de tijd om te ontdekken wie ik ben en wat ik kan en wil.”
“De leraren zijn heel tof zolang je op het vmbo zit, maar wat je daarna gaat doen kan ze niet zoveel schelen.”
“We zijn met de hele klas naar allerlei open dagen geweest en daarna gingen we onze ervaringen met elkaar bespreken.”
“De leraren zeiden alleen dat we naar een open dag moesten gaan. Ik had geen idee waar ik moest gaan kijken, alles is hetzelfde daar.”
CONCLUSIE 7: LOB verloopt met horten en stoten. Samenwerking tussen scholen op dit terrein wordt door de leerlingen alleen ervaren als er een persoonlijke vertegenwoordiger van het vervolgonderwijs bestaat. Hij belichaamt de overgang tussen beide. Hij staat voor zijn vak, hij komt je op het vmbo-tl opzoeken om je uit te nodigen voor het mbo en hij gaat voor je door het vuur (zie kader leraar Anton, § 4.4). AANBEVELING 7: Zoek leraren, voorlichters en decanen in de scholen, zowel op het vmbo-tl als op het mbo en de havo. Deze vertegenwoordigers zijn het visitekaartje en toekomstperspectief voor de leerlingen. Door hen aan te stellen en te faciliteren voor deze rol, wordt de overgang sterk versoepeld en versneld.
12
Inle
De aansluiting van vmbo-tl op mbo/havo De aansluiting vindt plaats op drie dimensies:
Kenmerken van de aansluiting:
1. Kennisniveau 2. Hoeveelheid werk 3. Competenties, bijvoorbeeld: zelfstandigheid op het mbo en intellectuele capaciteiten op de havo.
Er is geen gouden regel. Ieder vak is anders. Iedere leerling is anders. Soms is herhaling fijn om erin te komen. Soms is herhaling irritant omdat je juist wat nieuws wil leren.
De
ove
rga
ng de naar ha vo
De
ove
rga
ng he naar tm bo
Wa t
is d
er
ol v a LO n B
Ev
alu
atie
Het leven op het vmbo-tl: De leerlingen ervaren de tijd op het vmbo-tl met elkaar en met de leraren als een bijzonder gezellige en sociale tijd. De omgangscultuur is vaak gemoedelijk want veel leraren zijn vol aandacht en bieden bescherming en beschutting. Ze zijn vooral aardig en begeleidend, maar helemaal niet streng.
alle respondenten waren van mening dat ze, terugkijkend naar de afgelopen jaren, ook wel direct naar de havo hadden kunnen gaan. Maar de gezellige jaren op het vmbo-tl hadden ze ook voor geen goud willen missen. Want ze zijn er allemaal van overtuigd dat je op het vmbo-tl veel meer levenservaring opdoet, qua sociale vaardigheden, levenslessen en communicatie.
De leerlingen maken met elkaar een zeer sociale en leerzame periode door. Dit wordt echter niet veroorzaakt door het inhoudelijke aanbod van onderwijs. Het vmbo-tl is meer een sociale academie voor leerlingen die eigenlijk prima kunnen leren maar op het moment van de Citotoets even niet alert waren of mensen die bij de schoolkeuze gewoon geen zin hadden om te leren. De meeste leerlingen zitten redelijk tot ruim onder hun niveau op het vmbo-tl. Veel leerlingen ervaren dan ook dat ze, gezien hun capaciteiten, ten onrechte op het vmbo-tl terecht zijn gekomen. Resultaat hiervan is dat ze absoluut niet hun best hebben hoeven doen. “Ook al doe je niets, dan haal je het toch nog steeds makkelijk”, zo vertellen de leerlingen. Bijna
In de loop van het examenjaar vraag je jezelf als vmbo-tl leerling wel eens af wat je na het vmbo-tl zou kunnen gaan doen, maar overwegend leef je bij de dag. Voor zover de vmbo-tl leerlingen zich inspannen voor school, beperkt zich dit in het tweede deel van het vierde jaar tot het oefenen van examens. Het grootste deel van de leerlingen heeft niet of nauwelijks ervaren dat ze goed zijn voorbereid op het maken van de juiste keuze voor het vervolgonderwijs. Je diploma halen, is als vmbo-tl leerling eigenlijk geen kunst. En je gaat ook niet speciaal uit je dak als je het hebt gehaald, want dat wist je eigenlijk al wel. Toch geeft het wel een bepaalde basiszekerheid dat je in ieder geval iets hebt om op terug te vallen.
13
Sa
me
nva
Inle
idin
ttin
g
g
Co aa nclus nb eve ies e ling n en
3. De overgang naar de havo: pas op de plaats en hard werken 3.1 Om naar de havo te gaan, moet je echt heel erg je best doen! Van de leerlingen die nu op de havo zitten, zijn er opvallend veel die zich, in plaats van aangemoedigd, juist ontmoedigd hebben gevoeld om naar de havo te gaan. Uitspraken als “Je haalt het toch niet” en “De havo is niets voor jou” zijn meerdere malen gehoord. Het feit dat deze leerlingen nu toch op de havo zitten, is eerder te danken aan bemoedigingen van vrienden en ouders dan aan de vorige vmbo-school. Leerlingen zouden veel sterker kunnen worden bemoedigd dat ze havo kunnen halen. Dit is meer een gevoelsmatig aspect dan rationeel, want de leerlingen weten heel goed dat het vmbo-tl diploma hen nog nergens brengt in de maatschappij. Maar als vmbo-tl leerling ooit je havodiploma halen, is wel een euforische gedachte. Het is een aanzienlijke trap hoger en een bewijs van je kunnen ten opzichte van het vmbo-tl. Positieve aandacht en bemoediging op het vmbo-tl, doordat de leraar je het vertrouwen geeft dat je de havo wel kunt halen, geven de doorslag bij een positieve keuze voor de havo. De leraar die wel gelooft in het vermogen van zijn leerling om de havo te kunnen halen, versterkt in hoge mate de motivatie van de leerling om zijn schouders eronder te zetten en er voor te gaan. Een andere motivatie om naar de havo te gaan, is het slechte imago van het mbo dat onder verschillende leerlingen heerst: “Op het mbo is het echt een zooitje, daar wil ik voor geen goud naar toe.” “Mbo klinkt heel laag, zo middelmatig, daar zou ik niet willen zijn.”
14
Op de havo wordt de verwachting en perceptie vooraf, namelijk dat er op de havo meer huiswerk is en hardere consequenties en strengere eisen zijn, bevestigd: “Hoe hoger je komt, des te zelfstandiger je nou eenmaal moet zijn.” Maar ook: “Wat en hoeveel je leert, is afhankelijk van je leraar.” Ook wordt er door de scholen duidelijk verschillend beleid gevoerd over wanneer een leerling wel of niet geschikt is om naar de havo te kunnen. Er zijn grote verschillen ‘aan de poort’. De ene havo beperkt zich tot het aannemen van 5 vmbo-tl leerlingen, die alle 5 een grote kans van slagen hebben. De andere havo neemt 20 leerlingen aan, waarvan mogelijk maar de helft slaagt. De leerlingen zijn zich erg bewust van de redenen voor een school om hen wel of niet aan te nemen: “Wij zijn duur voor hen als we niet slagen.” “Ze zien ons liever gaan dan komen.” “Ja, daarom duwen ze ons allemaal naar het mbo.” “Ze maken je echt bang voor de havo, terwijl iedereen het recht heeft op een kans op de havo.” “Zelfs mensen met een goede cijferlijst worden soms gewoon niet aangenomen.” De havo is een intellectuele uitdaging voor vmbo-tl leerlingen die in zichzelf geloven. Op de havo zitten twee categorieën leerlingen: leerlingen die het écht willen voor later en leerlingen die écht nog niet weten wat ze willen.
De
ove
rga
ng de naar ha vo
De
ove
rga
ng he naar tm bo
Wa t
is d
er
ol v a LO n B
Ev
alu
atie
3.2 Van vmbo-tl naar de havo: cultuurshock Op het vmbo-tl ben je gewend om helemaal niets te doen en het toch te halen. Soms moet je jezelf even inspannen om wat toetsen in te halen, maar met wat moeite en een lach naar de leraar is het zo weer voor elkaar. Maar als je na de zomer op de havo komt, krijg je een soort cultuurshock. Met name leerlingen die de havo gaan doen op de school waar ze al zaten met soms nog dezelfde leraren, staan versteld over het verschil in schoolcultuur. De leraren, op het vmbo-tl vaak heel persoonlijk en ‘als een vriend’, zijn op de havo opeens strenge leraren die strak lesgeven en afstand houden. Daarbij komt dat de manier van les krijgen ook sterk verandert. Op het vmbo-tl is het gezellig en bij een goede leraar let je wel even tien minuten op en snap je waar de les over gaat. Daarna ga je zelf een beetje aan de slag en een beetje klooien, maar op de havo is dat allemaal niet meer mogelijk. De leraar geeft gewoon een heel uur les! Dat betekent dat je gewoon 50 minuten moet zitten luisteren en als je een blokuur hebt, 100 minuten. Inhoudelijk is het ook moeilijker, dus je moet wel opletten. Als je pech hebt, tref je ook nog een leraar die niets anders doet dan uit het lesboek voorlezen. “Leraren op het vmbo-tl geven veel beter les, want ze hebben veel meer respect voor wie je bent.” “Van vmbo-tl naar havo betekent ‘van leerling naar nummer’.”
15
Sa
me
nva
ttin
g
Qua cultuur in de les is het ook even serieus aanpassen, want opeens zit je bij veel jongere leerlingen in de klas: “Opeens zit je bij die kleuters.” “Ze zijn echt nerderig, saaier en braver dan wij.” “Ze hebben echt iets met school.” “Ze zien ons als ‘dom’, omdat we van het vmbo-tl komen.” “Ze vinden ons wel cool, geloof ik...” Wat sommige aspecten betreft voelen de oud vmbo-tl leerlingen dat ze niet alleen ouder zijn, maar ook voor lopen op hun nieuwe klasgenoten. Ze weten bijvoorbeeld al aan welke regels je jezelf moet houden en hoe je examen moet doen. Als vmbo-tl leerling ga je natuurlijk niet meer echt vrienden worden met deze jongere klasgenoten, maar na enige tijd kun je wel prima met elkaar omgaan. De vriendschap is hier ook minder belangrijk, want de hoofdreden dat je op school zit is nu het behalen van je diploma en niet meer de gezelligheid zoals de afgelopen vier jaar. Je echte vrienden zijn toch nog steeds de andere vmbo-tl leerlingen. Die zitten nu vaak verspreid over de havo-klassen of zijn naar andere scholen gegaan. Deels naar een andere havo en merendeels het mbo. Dit zorgt ervoor dat de gezelligheidsbeleving drastisch is afgenomen op de havo. School is niet meer de place to be, zoals op het vmbo-tl. Om dit te compenseren blijven deze havo-leerlingen zich toch nog steeds vmbo-tl leerling voelen. Pas wanneer ze het havo-diploma hebben gehaald en dus de havo verlaten, zullen ze zich ‘havist’ voelen.
16
Inle
idin
g
Co aa nclus nb eve ies e ling n en
3.3 Eenmaal op de havo: saai en bikkelen Op scholen waar het goed gaat, wordt op tijd de juiste bijles gegeven en vinden er tussentijdse gesprekken plaats met de oud vmbo-tl leerlingen om te monitoren of ze goed aansluiten en meekomen. Op scholen waar het minder goed gaat, weet de leraar soms niet eens dat een leerling van het vmbo-tl komt. Dit is zeer vervreemdend voor de leerling. Op één van de bezochte havo’s werd meerdere malen bijles beloofd, maar het vond uiteindelijk nooit plaats. Hierdoor wordt onverschilligheid aangewakkerd en het voornemen om de havo voor Kerst te verlaten wordt versterkt. Het hangt dan echt af van de vastberadenheid van de leerling zelf, of hij zich er doorheen bijt. Op een andere havo merkten de leerlingen op dat een aantal leraren van vorig jaar juist wel nog steeds beschikbaar en aanspreekbaar zijn, als je nu ergens hulp bij nodig hebt. Dit is echter eerder uitzondering dan regel en vanzelfsprekend zeer persoonsafhankelijk. Een van de belangrijke voorwaarden om te slagen op de havo is het vermogen om een planning te kunnen maken. Zonder planning verlies je het overzicht van wat je moet doen en dan raak je echt in de problemen, want het werk is teveel om achter te raken. Begeleiding om het maken van een planning te leren, varieert ook sterk per school. Bij de ene school moet je het zelf uitzoeken, bij de andere word je aan het begin begeleid in het plannen van de leerstof. “De havo is strakker georganiseerd.” “De havo is puur theorie.” “Je mentor is minder betrokken bij hoe het met jou gaat.”
De
ove
rga
ng de naar ha vo
De
ove
rga
ng he naar tm bo
“Achteraf gezien had ik ook vanaf de eerste klas de havo kunnen doen.” “Bij ons hebben we vanaf dag één leren plannen.” Een andere nieuwe ervaring op de havo is het veranderende taalgebruik. De leerlingen die al op de havo zaten, kennen andere woorden en de leraren gebruiken andere taal. Dit wordt door de vmbo-tl leerlingen ervaren als ‘moeilijk doen terwijl het ook makkelijk kan’: “Als je de leraar herhaalt om te weten of je het begrepen hebt, dan gaat hij het expres anders en met moeilijke woorden zeggen. En dan is het net of jij het niet begrepen hebt, maar hij doet gewoon onnodig moeilijk.” Ook is het onderwijs eentoniger en zwaarder: “Vroeger hadden we drie uur per week huiswerk en nu wel drie uur per dag!”
Wa t
is d
er
ol v a LO n B
Ev
alu
atie
“Ik ga dit zeker halen.” Afgezien van het gegeven dat veel leerlingen het vmbo-tl als ‘veel gezelliger’ en daardoor als ‘beter’ ervaren, is het omgekeerde soms ook het geval: “Hier op de havo krijgen we echt veel beter onderwijs.” “We doen alles, herhalen, oefenen en we krijgen hulp waar nodig.” vmbo-tl’er:
havist:
Samen met mijn vrienden.
De havo is wel beter voor je.
Gezelligheid: cijfer 9 á 10
Gezelligheid: cijfer 7
Les en leren: cijfer 4
Les en leren: cijfer 7 à 8
In het begin is er sprake van veel herhaling, soms teveel herhaling: “Economie is zo saai... Het is echt een uitdaging om daar niet in slaap te vallen.” Maar op de havo-school waar de leerlingen tot bloei kwamen, was sprake van goede begeleiding, bijles waar nodig, een duidelijk aanspreekpunt, strakke organisatie, basisvoorwaarden voor goed onderwijs. Deze leerlingen uitten zich als volgt: “Vorig jaar waren we lui en een beetje verslaafd geraakt aan lui zijn.” “Nu leren we echt wel iets.”
17
Sa
me
nva
Inle
idin
ttin
g
g
Co aa nclus nb eve ies e ling n en
4. De overgang naar het mbo: één en al aanmoediging 4.1 Van vmbo-tl naar het mbo: wel aanmoediging, weinig bemoediging Als je op het vmbo-tl zit, zo vertellen vrijwel alle leerlingen, wordt er eigenlijk maar één advies gegeven: ga toch vooral naar het mbo en ga dan toch vooral naar het ROC. Zoals beschreven in het vorige hoofdstuk, is de optie om naar de havo te gaan alleen weggelegd voor klein aantal vmbo-tl leerlingen. Overgaan van het vmbo-tl naar het mbo is eerder meestromen met de massa die daar zijn heil gaat zoeken, dan dat het een bewuste keuze is. Het maken van een bewuste keuze wordt ook bemoeilijkt door het doolhof aan opleidingen waaruit gekozen kan worden. Als je dan niet goed weet wat je wilt of kunt, ben je echt afhankelijk van de juiste begeleiding om je door dit proces heen te navigeren. Helaas wordt deze begeleiding vanuit vmbo-tl scholen door leerlingen nog vaak ervaren als: ze zijn ‘niet echt geïnteresseerd’ in hoe het werkelijk met je verder gaat na het vmbo-tl tot en met dat veel leraren hoofdzakelijk willen dat je op een willekeurige mbo ingeschreven wordt en dus geparkeerd bent. Op sommige vmbo-tl scholen wordt het keuzeproces juist al in de jaren voor het examenjaar geactiveerd, om zo alvast de juiste richting te kunnen bepalen. Dan worden er sectorwerkstukken geproduceerd door de leerlingen, waarbij kennis gemaakt wordt met de verschillende branches. Dat is erg leerzaam. De praktijkervaring, het zelf doen, zelf opzoeken, interviewen en presenteren, veroorzaken een blijvende relatie met het vak en met de sector. Dit geldt ook voor een leerling die een sectorwerkstuk moet doen in een sector waar hij geen affiniteit mee heeft.
18
Juist hier geeft de praktijkervaring de doorslag. Leerlingen die dergelijke leerprocessen niet hebben meegemaakt, kunnen zich ook nauwelijks een beeld vormen van de opleidingsmogelijkheden na het vmbo-tl. Maar vaak genoeg blijft de begeleiding van de toekomstoriëntatie ook weer beperkt tot deze voorlichting in de jaren vóór het examenjaar. Alsof de voorlichting of het maken van een sectorwerkstuk genoeg is om een juiste keuze te kunnen maken. Dit is des te meer onverklaarbaar aangezien je in de praktijk met iedere startkwalificatie bij iedere mbo-opleiding terecht kunt, ongeacht de sector waarin je eindexamen vmbo-tl hebt gedaan. Voor een serieuze oriëntatie op het mbo zijn de leerlingen in de praktijk dan ook meer afhankelijk van wat de toekomstige mbo-school ze kan vertellen over de mogelijkheden aldaar, dan dat er iemand op het vmbotl is die er volgens de leerlingen echt verstand van heeft. Het ideaal is natuurlijk dat er, tijdens de voorbereiding op de overgang, zowel op het vmbo-tl goede ambassadeurs van het mbo-onderwijs onder de leraren zijn, als dat er andersom vertegenwoordigers van het mbo voorlichting komen geven op het vmbo-tl. Het werkt in twee richtingen. Enerzijds is het goed om de voorlichting te krijgen van een vertrouwd persoon van je eigen school en anderzijds is het inspirerend om een nieuw persoon als vaandeldrager van jouw mogelijk toekomstige beroep te ontmoeten. Concluderend: het is de uitdaging om het leermeesterschap vanuit de mbo-praktijk door de voorlichters, op het juiste moment, met de juiste boodschap binnen de aandacht van de leerling te krijgen.
De
ove
rga
ng de naar ha vo
De
ove
rga
ng he naar tm bo
4.2 De oriëntatie: instrumenten om grip te krijgen op wat je wilt De oriëntatie op de mogelijke vervolgopleidingen op het mbo vindt in feite in de loop van het hele eindexamenjaar plaats. Er wordt gewezen op open dagen, er worden beroepskeuzetesten gedaan en er worden sectorwerkstukken gemaakt. Deze ervaringen staan echter op zichzelf en het lukt nog niet om de impact hiervan op het niveau te krijgen dat ze ook daadwerkelijk bijdragen aan een duidelijke vorming van een compleet beroepsbeeld. Het is eigenlijk een beetje een loterij of en waar je uiteindelijk terecht komt in het mbo-doolhof dat je na het examen te wachten staat: “Het is een beetje een lucky shot of je goed terecht komt.” “Je hebt gewoon geen idee hoe de ene of de andere opleiding zal zijn, laat staan dat je weet wat je moet kiezen.” Enerzijds is dat misschien niet erg, want leerlingen switchen in het algemeen makkelijk als ze niet op hun plek zitten. Maar anderzijds ervaren ze dit ook als jammer en demotiverend. De verwachting van de overgang naar het mbo kent twee uitersten. Enerzijds vreesden veel leerlingen bij voorbaat voor de chaos op het mbo, deze reputatie gaat overal vooruit. Anderzijds keken veel leerlingen er ook naar uit om naar het mbo te gaan, omdat dan naar hun verwachting het echte leven begint en de beroepspraktijk in werking treedt. Na vier jaar chillen op het vmbo-tl is menig leerling wel toe aan een grotere uitdaging. 4.3 Van vmbo-tl naar mbo: de toekomst gaat beginnen Eenmaal op het mbo kun je de nieuwe school als oud vmbo’er
Wa t
is d
er
ol v a LO n B
Ev
alu
atie
verschillend ervaren. Dit is volstrekt afhankelijk van de school, de sector en de opleiding waar en de leraren bij wie je terecht bent gekomen. Op een groot ROC beland je direct in de anonimiteit en ben je sterk op jezelf aangewezen. Op een klein ROC of kleine afdeling kan het soms juist meer beschut en aangenamer zijn dan op het rommelige vmbo-tl. Groot ROC: “Hier kun je zijn wie je bent, want hier kent nog niemand je.” Klein AOC: “De sfeer alleen al is veel gezelliger hier en we leren ook meer.” Hoe dan ook, eenmaal op het mbo begin je wel vanaf het begin aan je eigen toekomst te werken. Het is beroepsgericht en daarmee wordt de gekozen opleiding meteen concreet. Sommige leerlingen zijn de eerste acht weken direct op stage geweest en daardoor zichtbaar verbonden met het beroep en de opleiding. Deze leerlingen zien al waar ze op weg naartoe zijn. Ook de leerlingen die nog geen stage hebben gelopen, maar wel praktijkgericht les krijgen in school, vertonen dezelfde uitstraling. Deze uitstraling zie je overigens nauwelijks op de havo. Het verschil met het toekomstbeeld tussen het mbo en de havo is erg groot. 4.4 Eenmaal op het mbo: simpel, veel en zelfstandig De keerzijde van de medaille is dat je, eenmaal op het mbo, vaak van een koude kermis thuiskomt wat betreft de uitdaging op onderwijsniveau. Wat er aan inhoudelijke kwaliteiten van de leerlingen wordt gevraagd op het mbo is naar hun eigen idee soms een belediging voor wat ze zelf menen te kunnen. Een enkele opleiding daargelaten, is er in het onderzoek veelvuldig melding gemaakt van het niveau dat ver onder
19
Sa
me
nva
ttin
g
de maat is: “Je wilt niet weten wat ze ons hier soms vragen, zo simpel.” “Het is hier vaak makkelijker dan op het vmbo!” “Ze gaan hier met ons om alsof we kleuters zijn.” Het is opvallend dat de leerlingen hier pas in tweede instantie over vertellen. Het blijkt dat dit gebrek aan inhoudelijke uitdaging wordt gecompenseerd door de enorme hoeveelheid opdrachten en projecten. Je moet op het mbo zoveel doen, dat je nauwelijks tijd hebt om erbij stil te staan wat je eigenlijk inhoudelijk aan het leren bent. Dit gebrek aan inhoudelijke uitdaging heeft echter grote invloed op hoe serieus de leerlingen het mbo nemen. Op mbo’s waar het onderwijsniveau een te grote negatieve rol speelt, is duidelijk sprake van gedemotiveerde leerlingen. Ze voelen zich niet serieus genomen en hun aanvankelijke hoge verwachting van het mbo wordt drastisch naar beneden bijgesteld. Het werken met competenties is algemeen bekend, maar verschilt sterk in de uitvoering. Bij de ene school werkt het juist bewuste leerlingen in de hand, die weten wat ze leren en waarom ze dit leren. Bij de andere school is het onvoldoende duidelijk wat de bedoeling is van het leren van competenties en ontstaat er irritatie, met name over de reflectiecomponent: “Dat gedoe met dat je jezelf moet leren kennen duurt soms weken en dan iedere keer hetzelfde. Ik ga toch al een paar jaar met mezelf om. Ik weet wel wie ik ben.”
20
Inle
idin
g
Co aa nclus nb eve ies e ling n en
‘Sociale Vaardigheden’ is bijvoorbeeld een vak of competentie dat bij opleidingen als Sociaal Pedagogisch Werk of Onderwijsassistente een grote rol speelt. Tegelijkertijd zijn juist deze leerlingen vaak al gericht op reflectie en feedback. Een te grote en eenzijdige aandacht voor deze competentie ten opzichte van het inhoudelijke aanbod, bijvoorbeeld de psychologie erachter, kan uiterst demotiverend werken. De leerlingen ervaren vaak een onderwaardering voor wat ze eigenlijk al kunnen, in huis hebben en waar ze graag verder in zouden groeien. Op ROC’s waar de begeleiding slecht verloopt, is vaak de algehele chaos met onduidelijke roosters, slechte communicatie en ongeïnteresseerde leraren de oorzaak. Op mbo’s waar de begeleiding goed verloopt, zijn juist een goede organisatie, communicatie en afspraken aan de orde van de dag. De leraren gaan ervoor dat de leerlingen goede professionals worden. Last van herhaling komt vooral voor bij de talen, als de leerlingen een taal hebben gekozen die ze op het vmbo-tl ook hebben gehad. “Duits is echt heel vermoeiend. Je zit dan met mensen in de klas die al vier jaar Duits gehad hebben en met mensen die nog nooit Duits hebben gehad. Maar ja, als je horeca doet heb je toch echt Duits nodig. Alleen nu sta ik stil qua ontwikkeling. En stilstand is achteruitgang.” Maar er zijn ook enkele opleidingen op het mbo die wel pittig zijn voor de oud vmbo-tl leerlingen:
De
ove
rga
ng de naar ha vo
De
ove
rga
ng he naar tm bo
“Wij doen Economie en dat is wel echt moeilijk. We hebben echt bijles Wiskunde nodig, maar dat krijgen we niet. We moeten het zelf doen.” “Waarom zeggen ze niet: je kunt het wel en we helpen je er wel bij! Wij moeten goed begeleid en gemotiveerd worden, maar zij zijn zelf niet gemotiveerd om ons te motiveren.”
Wa t
is d
er
ol v a LO n B
Ev
alu
atie
De leraar die voor jou door het vuur gaat en jij dus ook voor hem “Wij hebben gastcollege gehad van Anton. Hij is naar ons vmbo gekomen.” “Wij hebben Anton gezien op de open dag van deze school. Hij heeft alles over het beroep verteld.” “Wij hebben met Anton kennis gemaakt op een intake hier op school na het eindexamen. Hij heeft toen mij en mijn vader een paar uur door de school geleid en alles verteld en laten zien. Toen wist ik ’t zeker.” “Wij hebben ook een proefles meegelopen. Gewoon in de klas zitten, maar dat helpt wel!” “Bij de intake om hier op school te komen, moesten we een presentatie geven over ons zelf. Iedereen deed het op zijn eigen manier.” “Anton beoordeelde deze presentatie op ‘willen’ en ‘kunnen’. Het ‘willen’ was bij mij niet zo hoog, maar dat gaat nu steeds beter.” “Anton en Els komen zelf uit het vak. Ze hebben het ook echt zelf meegemaakt. Hun verhalen zijn echt. Ze zijn meester in het onderwerp.” “De introductieweek was ook echt te gek, we moesten meteen de straat op om te gaan onderhandelen en spullen te kopen en verkopen. Daar hebben we deze paarse bank aan overgehouden, die we voor 2,5 euro hebben gekocht en dat is nu de bank van onze klas.”
21
Sa
me
nva
ttin
g
Inle
idin
g
Co aa nclus nb eve ies e ling n en
5. Wat is de rol van LOB: hoe moet je aan LOB sleutelen ter bevordering van de overgang? 5.1 Algemeen Tijdens de groepsgesprekken is het duidelijk geworden dat een goede LOB een belangrijke rol speelt voor de kwaliteit van de overgang van vmbo-tl naar havo of mbo. Tegelijkertijd kunnen de resultaten van LOB nog verder worden versterkt, door meer aandacht te hebben voor de persoonlijke begeleiding. Het proces van LOB wordt gekenmerkt door de hoeveelheid verschillende initiatieven en instrumenten. Er is van alles beschikbaar om de leerling te helpen bij zijn keuze voor een vervolgopleiding. De oriëntatie is vooral ingericht op het mbo-onderwijs met een praktijkgerichte werkwijze. Maar de duizenden opties op het mbo waaruit leerlingen kunnen kiezen, leiden eerder tot dwaling dan tot een helder idee van hun mogelijkheden. In het algemeen ervaren de leerlingen de leeftijd van 15 á 16 jaar als veel te jong om al de juiste keuze te kunnen maken. Het is dan ook vaak een beetje gokken en maar zien waar je terecht komt. 5.2 Hoe verloopt de voorlichting? De voorlichting vindt plaats op verschillende niveaus: 1. In de klas: de leraar/mentor begeleidt de leerlingen bij de oriëntatie tijdens de reguliere les. 2. Combinatie in en buiten de klas: leerlingen maken een sector werkstuk buiten de school en presenteren dit in de klas. 3. Buiten de klas: de decaan is een uitvalsbasis voor leerlingen
22
die echt geen idee hebben wat ze moeten kiezen. 4. Buiten de klas: het maken van beroepskeuzetesten. 5. Buiten de school: open dagen, beroepenmarkt in het derde jaar, snuffelstages, maatschappelijke stages, een dag meelopen met het vervolgonderwijs. 5.3 Begeleiding door docenten, mentoren en decanen Er is op het vmbo-tl zeker begeleiding, maar deze wordt meestal niet als heel effectief ervaren. De percepties van de leerlingen lopen hierover uiteen: “Ze vertellen wel dingen, maar dat vergeet je gelijk weer.” “Ze vragen in het laatste jaar wel steeds: “Heb je al een andere school?” en als je “Ja” zegt, is het goed.” “Ze ontmoedigen de keuze voor de havo: ga maar liever naar het mbo.” “Ze zeggen: “Wat wil je worden? Ga maar naar het ROC.” Dit geeft je het gevoel alsof je een stuk vuil bent waar ze graag vanaf willen.” “Je bent wat er tegen je gezegd wordt.” Waar het wel goed gaat: “Mijn decaan heeft alle tijd voor me genomen. Maar ik wist dan ook al precies wat ik wilde gaan doen.” De beste begeleiding bestaat uit contact met een persoon die er echt voor je is en die zich in je verdiept. Dit kan een gesprekje van tien minuten betekenen, een halve dag kennismaken of gedurende het jaar
De
ove
rga
ng de naar ha vo
De
ove
rga
ng he naar tm bo
meerdere afspraken naar behoefte. De regel is: zoveel leerlingen, zoveel onderwijsmensen, zoveel varianten. In het ene geval is het de decaan op het vmbo-tl die de tijd voor je neemt, in het andere geval de mentor van het mbo die gastles komt geven of de coördinator van de havo die je vol vertrouwen adviseert dat je de havo aankunt. De aard van de voorlichter bepaalt de kwaliteit van het oriëntatieproces voor de leerling. Hij weet op de juiste wijze gebruik te maken van alle instrumenten die hij tot zijn beschikking heeft. Van beroepskeuzetesten tot open dagen, van sectorwerkstukken tot snuffelstages en van oriëntatiegesprekken tot boekjes en brochures. “Een gedemotiveerde leerling kán geen goede keuze maken.” Leerlingen verwachten dat ze gemotiveerd worden door hun docenten, mentoren en decanen. Ze vinden dit de normaalste zaak van de wereld, ook al is de praktijk meestal niet zo. Je moet gewoonweg een goed voorbeeld hebben, dat je kunt volgen. Als niemand fungeert als richtingaanwijzer met bijbehorend enthousiasme, dan weet je gewoon niet welke kant je op moet rennen, zo is de ervaring van de leerlingen. 5.4 Beroepskeuzetesten De beroepskeuzetesten worden op drie manieren beleefd: 1. Vooraf: het idee dat je een test kan doen die dan een uitslag geeft over wie je bent, wat je kunt en wat je zou kunnen kiezen als beroep, genereert hoge verwachtingen. 2. Tijdens: door het aanklikken van allerlei, vaak onnozele vragen, wordt toch innerlijk een oriëntatieproces doorlopen.
Wa t
is d
er
ol v a LO n B
Ev
alu
atie
3. Na afloop: het resultaat van deze testen is vrijwel altijd teleurstellend. Soms doe je daardoor meerdere testjes achter elkaar en regelmatig blijkt dan dat je steeds een andere uitslag krijgt. Dat kun je natuurlijk niet serieus nemen. Terwijl je jezelf wel graag serieus neemt als je er dan toch over na moet denken wat je na je examen wilt gaan doen. “De vragen zijn vaak extreem infantiel.” Ook hiervoor geldt dat zonder persoonlijke begeleiding, terugkoppeling en inhoudelijke feedback over de mogelijkheden van de uitslag van de beroepskeuzetest, het nut van dit instrument zeer beperkt blijft. 5.5 Open dagen, beroepenmarkten en informatieavonden Open dagen en beroepenmarkten hebben eigenlijk alleen zin als je er goed voorbereid naartoe gaat. Je moet weten wat er te halen valt en hoe je je weg moet vinden door het oerwoud van vrolijke stands, die er eigenlijk allemaal hetzelfde uitzien. Als je deze voorbereiding mist, wat negen van de tien keer het geval is, dan loop je er eigenlijk als een zombie rond. Alles is hetzelfde en iedereen zegt dat deze opleiding of richting de leukste en de beste is: “Je gaat je daar snel heel erg leeg voelen en je weet niet hoe gauw je daar weer weg moet komen.” Ook zien de leerlingen die op dezelfde school zijn gebleven de open dag op hun eigen school vaak als een farce: “Open Dagen zijn best schijnheilig. Ja, gaan ze opeens grote
23
Sa
me
nva
ttin
g
plantenbakken neerzetten die er anders nooit staan.” “Ik zei nog tegen mijn ouders: “Je hoeft echt niet naar de ouderavond te gaan van mijn school, want ze gaan je toch dingen vertellen die niet waar zijn.” En ja hoor, dat was precies wat gebeurde... ” Jee, wat een goeie school zit jij op!” zeiden m’n ouders.” “Het zou goed zijn om samen met de hele klas naar een open dag te gaan. Dan kun je ’t er van tevoren en daarna nog eens over hebben.” “Ik ben wel naar een informatieavond geweest en daar waren leraren, mentoren én leerlingen aanwezig. Dat was wel supergoed!” Een beroepenmarkt op één van de scholen heeft in het derde leerjaar echter wel goede herinneringen achter gelaten. Dit had alles te maken met het feit dat de leerlingen allerlei beroepen terplekke zelf konden beoefenen, zoals een auto lassen bijvoorbeeld. Er werden demo’s gegeven en vervolgens konden ze het proberen. Dat heeft wel indruk gemaakt. 5.6 Praktijkervaringen: snuffel- en maatschappelijke stages De herinneringen aan de snuffelstages en maatschappelijke stages zijn bij de leerlingen behoorlijk weggezakt. Spontaan kunnen ze zich er weinig van herinneren, maar geholpen door de vraag, borrelen er wel wat verhalen op. De een heeft bejaarden geholpen, de ander heeft een week bij een uitgeverij meegelopen. De stages geven je zeker wel een eerste indruk van hoe het is om in de praktijk te werken.
24
Inle
idin
g
Co aa nclus nb eve ies e ling n en
De leerlingen krijgen op enig moment te horen dat ze stage moeten lopen. Leerlingen die de stage zelf moesten regelen, hebben hier van geleerd om zelfstandig iets aan te pakken. Dit in tegenstelling tot de leerlingen die een stageadres van school hebben gekregen. Wat echter ontbreekt, is een levendige voorbereiding en nabespreking op school. Alles wordt op alles gezet dat iedereen op snuffel- of maatschappelijke stage kan gaan en dat is een hele klus. Maar als dat gelukt is, is er geen aandacht, tijd en energie meer over voor vragen als “Wat heb ik hier eigenlijk aan gehad?”, “Wat heb ik hiervan geleerd?”, “Wat zegt dit over mijn toekomstige beroepskeuze?”, etcetera. “Op snuffelstage kun je leren wat je wel en niet wilt.” “Snuffelstages worden niet echt gemotiveerd gebracht. Je vraagt je af waarom je het eigenlijk moet doen.” 5.7 Meeloopdagen In de ogen van de leerlingen zijn meeloopdagen het beste middel om erachter te komen of je geschikt bent voor een bepaalde opleiding of voor de havo. Je eigen beleving en ervaring weegt zwaarder dan alles wat indirect plaatsvindt. “Zo kun je de sfeer proeven en ervaren of het iets voor jou is.” “Anders blijft het toch maar een vaag idee.” “Je stelt je er in je hoofd toch iets anders bij voor, dan wanneer je het in de praktijk meemaakt.”
De
ove
rga
ng de naar ha vo
De
ove
rga
ng he naar tm bo
Wa t
is d
er
ol v a LO n B
Ev
alu
atie
LOB in de perceptie van de leerlingen “Eindeloos testjes invullen tot er iets uit komt wat je wel aanspreekt.” “Wat heb je nou aan informatie zonder motivatie.” “Je doet gewoon wat, want je kan toch niet weten of het iets voor je is.” “Je gaat waar je vrienden gaan.”
25
Sa
me
nva
ttin
g
Inle
idin
g
Co aa nclus nb eve ies e ling n en
Evaluatie Hoe verloopt het oriëntatieproces vanuit de leerlingen? In elk proces en in iedere situatie bestaan er drie hoofddimensies: hoofd, hart en handen. Ook bekend als kennis, houding en vaardigheden. In de jongerencultuur is alles wat bestaat en wat de moeite waard is, een resultaat van ‘respect’ en ‘gezelligheid’. In het onderwijs betekent dit dat kennis, houding en vaardigheden gebaseerd moeten zijn op respect en gezelligheid, als randvoorwaarde voor ieder vruchtbaar leerproces. In het zelfbeeld van leerlingen op puberleeftijd blijkt altijd weer -in dit onderzoek heel sterk- dat zij het meest uit zijn op het antwoord op de vraag van het hart: “Hoe voelt het van binnen en ben ik daarin aan het groeien?”. De vraag die daarop volgt is: “Wat kan ik beleven en ervaren?”. De vraag om de noodzakelijke kennis, komt pas wanneer de eerste twee vragen steeds duidelijker zijn beantwoord.
Wat de jongeren betreft, worden deze drie dimensies toegepast in de volgende drie stappen: Stap 1: de leerling moet eerst zichzelf motiveren of gemotiveerd worden, om zich überhaupt te kunnen verbinden met de toekomst. Dit wordt voor een groot deel bepaald doordat er iemand is die het iets kan schelen hoe het nu met de leerling gaat en hoe het verder zal gaan na school. De leerling is op zoek naar dingen die hem gevoelsmatig aanspreken, zodat hij het gevoel krijgt van binnen te kunnen groeien. Stap 2: door de juiste motivatie heeft de leerling zin gekregen om de toekomst en de opleidingsmogelijkheden te ervaren. Hij zoekt naar leermomenten en leersituaties om deze ervaring te kunnen krijgen. Vanuit het gevoel dat hij van binnen groeit, gaat de leerling op zoek naar ervaringen die daar wel of juist niet inhoud aan geven.
De Jongerencultuur: hart: motivatie Hoe voelt de leerling zich? hoofd: informatie Hoe denkt de leerling?
handen: ervaring Hoe gaat het in de praktijk?
26
Stap 3: Als de leerling de ervaring krijgt van “Yes, dit gaat over mij!”, heeft hij vervolgens de behoefte daar ook alles over te weten. Vragen als “Waar?”, “Wanneer?”, “Wat leer ik daar?” en “Wat kan ik daarmee?” dienen zich aan. En daar waar deze antwoorden met aandacht en juistheid aan de leerling worden gegeven, zal hij ze vele malen makkelijker onthouden dan de letters in de voorlichting van een brochure.
De
ove
De
rga
ng de naar ha vo
ove
rga
ng he naar tm bo
is d
Ev
er
alu
ol v a LO n B
atie
Begeleiding en voorlichting in een drietrapsproces
Het Oriëntatieproces
1. motivatie
Wa t
2. ervaring
3. practische informatie
Dit verklaart ook het gegeven dat veel goed bedoelde initiatieven in informatievoorziening tijdens de voorlichting door de leerling worden afgekeurd: “Daar heb je dus niks aan.”
1. Motivatie
2. Ervaring
3. Informatie
Vertrouwen geven aan de leerling: individuele motivatie
Zelf het vervolgonderwijs meemaken
De juiste info op het juiste moment
Resultaat: De gelukkige leerling
Resultaat: De leerling in actie
Resultaat: De geïnformeerde leerling
Sleutelvraag: Wie ben jij?
Sleutelvraag: Wat heb jij nodig?
Sleutelvraag: Wat wil je weten?
De eerste trap gaat over de motivatie van de leerling: laat de leerling zijn eigen kwaliteiten en eigenschappen ontdekken, zodat zijn motivatie kan groeien. De tweede trap zorgt ervoor dat de leerling kan ervaren hoe de dingen, waar zijn hart naar uit gaat, in de praktijk zijn. Pas bij de derde trap wil de leerling graag alles weten wat erover te weten valt.
Veel voorlichting berust op het principe van: “Geef ze voldoende informatie zodat zij een keuze kunnen maken.” Maar de leerlingen staan pas open voor informatie als zij er qua persoonlijke ontwikkeling in ervaring aan toe zijn, als sluitstuk van hun eigen groeiproces.
27
Inle
idin
g
Ra
pp
ort
Co
ag
e
ncl
usi
e
II KWANTITATIEF ONDERZOEK
Inle
idin
g
1. Inleiding Aanleiding Ter aanvulling op het kwalitatief onderzoek over de doorstroom van de ene naar de andere opleiding en loopbaanoriëntatie- en begeleiding, heeft jongerenonderzoeks- en adviesbureau SARV International kwantitatief onderzoek uitgevoerd naar ditzelfde onderwerp. Het eerdere kwalitatieve onderzoek was specifiek gericht op de ervaringen van vmbo-, havo- en mbo-leerlingen, met betrekking tot de doorstroom naar een vervolgopleiding. In het kwantitatieve onderzoek is er bewust voor gekozen om tevens havo/vwo-leerlingen en hbo/wo-studenten te selecteren. Te meer om een algemeen beeld te krijgen van de ‘doorstroming’ onder leerlingen en de begeleiding die zij daarbij krijgen. Door deze brede selectie wordt het ook mogelijk de verschillen en overeenkomsten te ontdekken tussen scholieren van de verschillende opleidingsniveaus. Opzet onderzoek De vragenlijst van dit onderzoek is opgesteld aan de hand van conclusies en uitkomsten van het eerdere kwalitatieve onderzoek. Hieruit bleek onder meer dat: • leerlingen die de vervolgopleiding hebben kunnen ervaren en meemaken, beter een geschikte studie- of beroepskeuze maken; • leerlingen veel informatie over studie- en beroepsmogelijkheden krijgen, maar zich hier nog niet verbonden mee voelen; • en dat het niveau van de opleiding voor (met name mbo-) leerlingen te laag is. Deze conclusies zijn in dit onderzoek getoetst. Daarnaast zijn er een
30
aantal vragen opgesteld, gericht op de beroepskeuzetest en de begeleiding van scholieren bij hun studie- en beroepskeuze. Resultaat respondenten In totaal hebben 599 respondenten de vragenlijst ingevuld, waarvan 324 havo/vwo-leerlingen, 176 hbo/wo-studenten, 55 mbo-leerlingen en 44 vmbo-leerlingen. De respondenten zijn tussen de 15 en 23 jaar oud. Het merendeel van de respondenten staat aan het begin of het einde van een doorstroom of heeft dit traject al doorlopen. In het onderzoek is niet expliciet gevraagd voor welke vervolgopleiding de doorstromers hebben gekozen. 14 procent van de respondenten doet geen opleiding. De antwoorden van deze respondenten zijn wel opgenomen in de resultaten.
Ra
pp
ort
Co
ag
e
ncl
usi
e
31
Inle
idin
g
2. Rapportage Leeswijzer De uitkomsten zijn weergegeven in score- en percentagetabellen. Er zijn geen statistische analyses over de resultaten uitgevoerd. De rapportage bevat de volgende subthema’s: 1. Begeleiding 2. Doorstroom en aansluiting 3. Vormen van studie- en beroepsoriëntatie 4. Informatie en motivatie 5. Ervaring 6. Beroepskeuzetest
32
Hoe vaak ben je op je vorige school/opleiding door iemand begeleid bij het kiezen voor een vervolgschool/-opleiding?
vmbo havo/vwo
mbo
hbo/wo
totaal
n=44
n=55
n=176
n=599
n=324
1 Nooit
25
13
20
10
17
2 Een keer
27
25
13
22
22 48
3 Een paar keer
27
47
58
58
4 Elke maand
5
5
5
5
5
5 Elke week
0
3
2
5
2
6 Bijna elke dag
2
0
2
0
1
7 Ik heb nog geen
14
7
0
0
5
In hoofdstuk 3 volgt een korte conclusie op basis van de onderzoeksresultaten.
vorige school/opleiding
2. 1 Begeleiding Het percentage respondenten dat meent nooit begeleiding te hebben gehad bij het kiezen voor een vervolgschool is het hoogst onder vmboleerlingen. 25 procent van deze groep geeft aan nooit begeleiding te hebben gehad. 20 procent van de mbo-leerlingen geeft aan nooit begeleiding te hebben gehad. Bij havo/vwo-leerlingen (13 procent) en hbo/ wo-studenten (10 procent) ligt dit percentage lager. Het merendeel van de respondenten (70 procent) geeft aan een keer of een paar keer begeleiding te hebben gehad. Slechts een zeer klein percentage respondenten geeft aan elke maand, week of dag begeleiding te hebben gehad.
Weinig respondenten hebben tijdens hun vorige opleiding ervaren dat het perspectief van ‘waar ben ik op weg naar toe?’ de aandacht kreeg die het verdiende. Een groot deel van de respondenten geeft aan een beetje tot weinig aan de begeleiding te hebben gehad.
Ra
pp
ort
Co
ncl
ag
e
usi
Belangrijke kwaliteiten van een begeleider (1 = heel belangrijk, 7 = helemaal niet belangrijk)
Heb je veel aan de begeleiding gehad?
vmbo havo/vwo mbo hbo/wo
totaal
n=44
n=324
n=599
vmbo havo/vwo mbo hbo/wo
totaal
11
2
4
n=44
n=324
n=599
2,43
1,97
2,30
1,87
2,14
2,64
2,40
2,83
2,36
2,55
2,39
2,47
2,53
2,34
2,43
2,48
2,14
2,26
2,16
2,26
2,22
1,98
2,19
2,05
2,11
2,95
3,07
3,08
3,17
3,07
2,96
2,75
2,78
2,68
2,79
3,27
3,51
3,53
3,72
3,51
4,52
4,80
4,46
1 Heel veel
e
n=55 n=176 4
1
2 Veel
7
13
20
11
13
Een begeleider die
3 Een beetje
25
41
31
39
34
goed naar je luistert
4 Weinig
9
15
16
22
15
Een begeleider die
5 Heel weinig
11
10
13
17
13
veel informatie geeft
6 Ik heb nooit
37
19
16
10
20
Een begeleider die
begeleiding gehad
n=55 n=176
je aanmoediging geeft Een begeleider die laat zien waar je goed in bent
De respondenten hebben tevens aangegeven in hoeverre een bepaalde kwaliteit van een begeleider belangrijk is. Het totaal aantal respondenten geeft aan dat het belang van een begeleider die vertrouwen geeft het meest belangrijk is (een score van 2,11). Gevolgd door een begeleider die goed naar je luistert (een score van 2,14). Een begeleider die je voorbeeld is wordt over het totaal aantal respondenten als minst belangrijk beoordeeld (een score van 4,46), in de praktijk komt dit ook (te) weinig voor.
Een begeleider die je vertrouwen geeft Een begeleider die je voorbereidt op open dagen Een begeleider die ingaat op de ervaring die je hebt Een begeleider die zelf
ervaring heeft met het beroep of de studie Een begeleider die
3,77
4,76
je voorbeeld is
33
Inle
idin
2.2 Doorstroom en aansluiting 39 procent van het totale aantal respondenten geeft aan dat hun huidige opleiding precies bij hen past. Bij hbo/wo-studenten is dit percentage veel hoger (53 procent), dan bij vmbo- (30 procent) en havo/vwo- (32 procent) leerlingen. 31 procent van het totale aantal respondenten geeft aan dat hun huidige opleiding niet zo goed of matig bij hen past. Dit biedt een ruime mate van kans op uitval.
g
Slechts 58 procent van het totale aantal respondenten geeft aan dat het niveau van hun huidige opleiding goed aansluit vergeleken met de vorige school. Bij hbo/wo-studenten lag dit percentage hoger (73 procent). Het percentage respondenten dat het niveau van hun huidige opleiding te makkelijk (14 procent) of te moeilijk (11 procent) vindt, is hier veel lager. Hoe is het niveau op je huidige opleiding vergeleken met je vorige school?
Ben je op je huidige opleiding op je plek? D.w.z. ben je goed terecht gekomen?
vmbo havo/vwo
mbo hbo/wo
totaal
vmbo havo/vwo mbo hbo/wo
totaal
n=44
n=324
n=55 n=176
n=599
n=44
n=599
1 Het is moeilijk
5
11
15
12
11
2 Het is te makkelijk
20
7
20
11
14
3 Het sluit precies
50
55
54
73
58
25
27
11
4
17
1 Mijn huidige opleiding
30
n=324 n=55 n=176 32
42
53
39
past precies bij mij 2 Mijn huidige opleiding
27
31
27
35
30
18
6
22
4
12
5
6
4
3
5
20
25
5
5
14
4 Ik doe momenteel
past redelijk goed bij mij 3 Mijn huidige opleiding
goed aan geen opleiding
valt tegen en past niet zo goed bij mij 4 Ik weet nog niet of mijn huidige opleiding iets voor mij is 5 Ik doe momenteel geen opleiding
34
2.3 Vormen van studie- en beroepsoriëntatie In het onderzoek zijn een aantal vormen van studie- en beroepsoriëntatie aan bod gekomen. Respondenten hebben aangegeven in hoeverre deze belangrijk zijn voor de keuze van een beroep of studie.
Ra
pp
ort
Co
ncl
ag
e
Aanbod in vormen van studie- en beroepsoriëntatie (1 = heel belangrijk, 7 = helemaal niet belangrijk)
vmbo havo/vwo mbo hbo/wo
totaal
n=44
n=324
n=599
Begeleiding door
2,50
3,01
2,84
3,10
2,87
Open dagen
2,55
2,39
2,40
2,66
2,50
Een gesprek met
2,56
3,38
2,88
3,44
3,07
n=55 n=176
je leraar of decaan
je leraar of decaan Informatie op het internet
2,96
2,83
2,58
2,39
2,69
Snuffelstages
2,44
2,81
2,71
3,10
2,77
Meeloopdagen op
2,53
2,18
2,96
2,51
2,55
de vervolgschool Voorlichtingsbrochures
3,15
2,96
3,12
2,84
3,02
Proeflessen op een
2,54
2,39
3,09
2,66
2,67
3,98
4,34
4,54
4,70
4,39
3,03
2,76
3,14
2,76
2,92
3,54
4,06
4,25
4,28
4,03
2,89
3,01
3,14
3,13
3,04
vervolgschool Het maken van een
usi
e
Uit de resultaten blijkt dat het totale aantal respondenten de open dag als belangrijkste vorm van studie- of beroepsoriëntatie noemen. Gevolgd door meeloopdagen op de vervolgschool. Het maken van een sectorwerkstuk wordt als minst belangrijk aangegeven. Ook een bezoek door een leraar van een vervolgschool wordt veel minder belangrijk gevonden. De voorkeur voor vormen van studie- en beroepsoriëntatie verschillen ietwat per opleidingsniveau. Onder vmbo-leerlingen worden snuffelstages hoog gewaardeerd. Bij havo/vwo-leerlingen zijn dit meeloopdagen op de vervolgschool. Mbo-leerlingen geven de voorkeur aan open dagen. En bij hbo/wo-studenten wordt informatie op het internet het meest belangrijk gevonden. Opvallend is dat vmbo-leerlingen het totale aanbod in vormen van studie- en beroepsoriëntatie gemiddeld als belangrijker aangeven in vergelijking met de andere opleidingsniveaus. Havo-leerlingen geven aan meer belang te hebben bij het totale aanbod in vergelijking met mbo-leerlingen en hbo/wo-studenten.
sectorwerkstuk Gesprekken met leerlingen van een vervolgschool Bezoek door een leraar van een vervolgschool Gemiddelde waardering voor het totale aanbod
35
Inle
idin
2.4 Informatie en motivatie Je krijgt te veel informatie waar je niets aan hebt, omdat je er nog niet voor gemotiveerd bent. 41 procent van het totale aantal respondenten is het eens met deze stelling. Hierbij wordt nauwelijks verschil gevonden tussen de opleidingsniveaus.
g
Hoe ben je op je vorige of huidige school gemotiveerd voor je vervolgopleiding?
vmbo havo/vwo mbo hbo/wo
totaal
n=44
n=324
n=599
23
34
18
17
23
20
9
13
5
12
57
57
69
78
65
1 De school heeft mij
n=55 n=176
heel erg aangemoedigd
Stelling: Je krijgt te veel informatie waar je niets aan hebt, omdat je er nog niet voor gemotiveerd bent.
2 De school heeft mij eerder gedemotiveerd
vmbo havo/vwo
mbo
hbo/wo
totaal
n=44
n=324
n=55
n=176
n=599
1 Ja, mee eens
39
40
45
41
41
2 Nee, klopt niet
61
60
55
59
59
Een groot deel van het totale aantal respondenten (65 procent) geeft aan dat zij hun vervolgopleiding zelf hebben moeten uitzoeken. 23 procent geeft aan aangemoedigd te zijn door school. 12 procent geeft aan eerder gedemotiveerd te zijn door school. Bij vmbo-leerlingen ligt dit percentage hoger dan gemiddeld (20 procent).
3 De school heeft het mij zelf laten uitzoeken
2.5 Ervaring Echte motivatie voor een opleiding krijg je alleen door te ervaren hoe het voor je is. 67,5 procent van het totale aantal respondenten is het eens met deze stelling. Hierbij wordt nauwelijks verschil gevonden tussen de opleidingsniveaus. Stelling: Echte motivatie voor een opleiding krijg je alleen door te ervaren hoe het voor je is.
36
vmbo havo/vwo mbo hbo/wo
totaal
n=44
n=324
n=599
1 Ja, mee eens
57
76
67
70
67,5
2 Nee, klopt niet
43
24
33
30
32,5
n=55 n=176
Ra
pp
ort
Co
ncl
ag
e
2.6 Beroepskeuzetest Een beroepskeuzetest is misschien leuk om te doen, maar met de uitslag kan je niets. 50 procent van het totale aantal respondenten is het hier mee eens. Het percentage havo/vwo-scholieren dat het hier meer mee eens is, ligt iets hoger. Stelling: Een beroepskeuzetest is misschien leuk om te doen, maar met de uitslag kan je niets.
vmbo havo/vwo mbo hbo/wo
totaal
n=44
n=324
n=599
1 Ja, mee eens
48
55
47
49
50
2 Nee, klopt niet
52
45
53
51
50
n=55 n=176
usi
e
Hoe belangrijk zijn beroepstesten voor de keuze van een studie of beroep?
vmbo havo/vwo mbo hbo/wo
totaal
n=44
n=599
n=324
n=55 n=176
1 (heel belangrijk)
28
6
13
5
13
2
9
14
20
14
14
3
18
24
18
25
21
4
20
23
16
20
20
5
11
19
22
20
18
6
7
6
4
12
7
7 (helemaal niet belangrijk) 7
8
7
4
7
3,85
3,54
3,88
3,63
Gemiddelde score
3,26
De reacties op de open vraag geven meer inzicht in het nut van een beroepskeuzetest. De antwoorden van respondenten tonen veel overeenkomsten. Sommige respondenten zien het als een check van hun toekomstperspectief op hun studie- en beroepsloopbaan: komt de uitslag overeen met wat ik wil? “Nieuwe ideeën geven, keuze maken, de knoop doorhakken in geval van twijfel.” (havo/vwo-leerling) “Als het resultaat anders is dan je had verwacht, ga je daar ook eens naar kijken en misschien blijk je het wel heel leuk te vinden.” (havo/ vwo-leerling)
37
Inle
idin
Daarnaast geven veel respondenten aan dat een beroepskeuzetest vooral richting geeft over een mogelijk beroepsveld: “Een beroepskeuzetest kan je een beeld geven van de richting waar je heen moet. Neem de richting als basis en kijk verder volledig neutraal naar wat er, in die richting, voor mogelijkheden zijn. Helaas nog tientallen, maar de richting is dan wel goed. Zelf veel ervaring met beroepskeuzetesten.” (hbo/wo-student) “Kijken wat de computer (uit alle info die je geeft) voor jou als uitkomst kiest, het helpt je met kiezen.” (vmbo-leerling) “Kijken voor wat voor soort sector je geschikt zou kunnen zijn.” (vmbo-leerling) “Als je totáál geen idee hebt, kan het helpen met wat suggesties. Gewoon, ideeën.” (hbo/wo-student) “Een aantal mogelijkheden geven of in ieder geval je een richting op te sturen die bij je interesses en capaciteiten zou passen.” (havo/ vwo-leerling) “Als je niet weet wat je voor opleiding je wilt doen, geeft het een goede indicatie in welke richting je het beste kan zoeken.” (mbo-leerling) “Door het maken van een beroepskeuzetest ga je vanzelf nadenken over de dingen die je wel en niet aanspreken en zo kun je een idee krijgen in welke richting je je vervolgstudie kunt zoeken.” (hbo/ wo-student) Toch gaven de meeste respondenten aan weinig vertrouwen te hebben in het nut van een beroepskeuzetest: “Ik vind het eigenlijk niet veel nut hebben, maar in principe kan je
38
g
er mee kijken welke beroepen het beste bij je passen. Ik vind het belangrijker om te horen wat voor beroepen er eigenlijk allemaal zijn, want er zijn er veel waarvan ik geen idee heb dat ze bestaan, ik leer vaak nieuwe beroepen kennen.” (havo/vwo-leerling) “Twijfelaars helpen, maar ik heb er geen vertrouwen in.” (mbo-leerling) “Ze testen waar je interesse ligt en wat je ermee kunt worden, maar het is heel algemeen...” (mbo- leerling) “Ik vind het niks. Je krijgt alleen te zien in welke sector je het beste past en daar heb je nog duizenden beroepen in.” (vmbo-leerling) “Om te kijken welk beroep bij je past, zeggen ze. Maar eerlijk gezegd, geloof ik daar niets van.” (vmbo-leerling) “Naar aanleiding van de gegeven antwoorden van zo’n test zou het je een goed advies moeten geven, maar vaak vind ik de antwoorden te beperkt en kloppen ze soms ook niet...” (havo/vwo-leerling) “Dat je weet in wat voor beroepen je ongeveer kunt gaan zoeken. Maar ze moeten gewoon die vraagstelling van zulke tests anders maken, want d’r klopt meestal niets van...” (havo/vwo-leerling)
Ra
pp
ort
Co
ag
e
ncl
usi
e
39
Inle
idin
g
3. ConclusieS Begeleiding Kort samengevat lijken de respondenten aan te geven dat de begeleiding bij het kiezen van een vervolgopleiding minimaal is. Minimaal betekent nooit of een paar keer. Daarbij geven veel respondenten aan dat de begeleiding niet tot nauwelijks nuttig was. Uit het eerdere kwalitatieve onderzoek bleek dat vooral de bemoediging van een begeleider een positief effect heeft op scholieren en respondenten. De resultaten uit dit onderzoek lijken dit te bevestigen. De respondenten geven aan dat aanmoediging een belangrijke kwaliteit van een begeleider is. Daarnaast worden onder meer vertrouwen geven, goed kunnen luisteren en laten zien waar je als leerling goed in bent, als belangrijke kwaliteiten aangegeven. Opvallend is dat een voorbeeld zijn als minder belangrijk wordt aangegeven, terwijl dit in het kwalitatief onderzoek juist als heel belangrijk werd omschreven. Wellicht is het voor respondenten bij gebrek aan ervaring, moeilijk zich hier een voorstelling van te maken. Doorstroom en aansluiting De tevredenheid over de aansluiting op een vervolgopleiding lijkt wisselvallig. Alleen hbo/wo-studenten lijken tevreden te zijn over de aansluiting van hun vervolgopleiding. De bevinding in het kwalitatief onderzoek, dat mbo-leerlingen onder hun niveau leren, wordt deels bevestigd. 20 procent geeft aan dat ze onder hun niveau zitten. Daarentegen geeft 15 procent aan dat het niveau moeilijker is dan hun vorige opleiding.
40
Studie en beroepsoriëntatie Het belang van open dagen voor de studie en beroepsoriëntatie wordt door vrijwel alle respondenten bevestigd. Interessant is dat vmboleerlingen het belang van meeloopdagen aangeven. Deze uitkomst werd ook in het kwalitatieve onderzoek gevonden. Het maken van een sectorwerkstuk en een bezoek van een docent van een vervolgopleiding wordt echter als minder belangrijk ervaren. In het kwalitatieve onderzoek noemden respondenten dit echter wel als een belangrijke vorm van oriëntatie. Wellicht hadden deze respondenten hier meer ervaring mee. Informatie en motivatie Enerzijds blijkt informatie over een vervolgopleiding zonder meer belangrijk. De respondenten geven duidelijk het belang aan van de verschillende vormen van aanbod (open dagen, meeloopdagen, etcetera). 59 procent van de respondenten is het ook niet eens met de stelling dat informatie over een vervolgopleiding pas waarde krijgt als de motivatie er is. Hieruit kunnen we echter niet concluderen dat de informatie ook motiveert en aanzet geeft tot het kiezen van de juiste vervolgopleiding. De beroepskeuzetest wordt bijvoorbeeld door veel respondenten als een adequaat oriëntatiemiddel beschreven, maar een minder adequaat of zelfs inadequaat motivatiemiddel. 41 procent bevestigt zonder meer de stelling dat informatie pas relevant wordt als de motivatie er eenmaal is. Met andere woorden, voor deze respondenten blijkt informatie pas waardevol te zijn als deze aansluit op de motivatie voor een vervolgopleiding. De conclusie uit dit onderzoek is dat de meeste informatie over de
Ra
pp
ort
Co
ag
e
ncl
usi
e
studie- en beroepsmogelijkheden scholieren helpt bij hun oriëntatie, maar (nog) niet toereikend lijkt om scholieren te motiveren voor een vervolgopleiding. Ervaring Het merendeel van de respondenten geeft aan dat motivatie voor een opleiding pas kan ontstaan doordat je de opleiding kunt ervaren. Deze bevinding werd ook in het kwalitatieve onderzoek gedaan. Beroepskeuzetest Het belang van beroepskeuzetesten, voor de studie of beroepskeuze, is bij veel respondent erg laag. Opvallend is dat veel respondenten aangeven dat een beroepskeuzetest te gestandaardiseerd is en daardoor onpersoonlijk. De antwoorden blijken voor respondenten moeilijk te interpreteren. Daarbij geven veel respondenten wel aan dat een beroeps-keuzetest helpt bij de beeldvorming van studie- en beroepsmogelijk-heden. Voor sommigen is de uitslag van de test een indicatie waar hun mogelijkheden liggen, voor anderen is het een bevestiging van hun voorkeur of interesse. De beroepskeuzetest lijkt weinig bij te dragen aan het voorkomen van verkeerde keuzes.
41