Doel. Dit spel is een concrete tool dat de dialoog rond eerlijkheid mogelijk maakt. Aan de hand van herkenbare situaties worden 10 tot 12 jarigen uitgenodigd voor zichzelf na te denken over wat eerlijk is voor hen en wat niet. Een complex begrip als eerlijkheid laat zich niet gemakkelijk definiëren en krijgt pas echt vorm in de praktijk. Veel succes!
Wat heb je nodig? • • • •
1 begeleider en een groep kinderen in de leeftijd van 10 tot 12 jaar. 19 debatstellingen. 12-ogige dobbelsteen (zie het model op de laatste blz. dit kan je knippen, plooien en kleven volgens de lijnen). 3 standpunten op een blad papier: ‘Ik ook’, ‘Ik niet’, ‘Ik twijfel’ (ook verderop te vinden).
Spelregels. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Leg de bladen met de 3 standpunten verspreid over een ruimte. Gooi de 12-ogige dobbelsteen. De begeleider leest de stelling voor die overeenkomt met de ogen van de dobbelsteen. Nodig de kinderen uit om een standpunt in te nemen en naar het blad te gaan dat die mening weergeeft. De begeleider vraagt aan een aantal mensen wat maakt dat de situatie kan of niet kan. Herhaal stap 2 tot 5 opnieuw tot alle stellingen aan bod zijn gekomen.
met dank aan het team van KLASSE
Eerlijk is goed? Liegen is fout? Stellingen. Eerlijk antwoorden met:
Ik ook
Ik niet
Ik twijfel
Stelling 1. Je hebt een pak koeken uit de kast genomen. Je ouders zijn boos op je broertje omdat ze denken dat hij het gedaan heeft. Je zwijgt.
Stelling 2. Je knipt confetti uit gekleurd papier om je jarige vriendin te verrassen. Ze vraagt waarom je dat doet. Je zegt dat het voor je papa is.
Stelling 3. De emmer met water is in je klas omgelopen. De juf vraagt wie het gedaan heeft. Jij weet het. Niemand antwoordt. De juf wil de hele klas straffen. Je steekt je vinger op. Je zegt wie het gedaan heeft.
Stelling 4. Je bent vergeten naar het verjaardagsfeestje te gaan van een klasgenoot. Je zegt haar de dag nadien dat je ziek was.
Stelling 5. Samen met enkele vrienden heb je een klasgenoot gepest. Jij hebt daar spijt van. Maar de keer nadien doe je terug mee met het pesten.
Stelling 6. Je hebt langer tv gekeken dan je mocht. Je papa vraagt hoe lang je gekeken hebt. Je zegt de waarheid niet omdat niemand je kan verklikken.
Stelling 7. Een vriend heeft een nieuwe trui. Hij vraagt of je ze mooi vindt. Je zegt ja ook al vind je de trui lelijk.
Stelling 8. Een vriend pakt de bal af van een kleiner kind. Je vindt dat niet leuk. Je zwijgt omdat je anders ruzie hebt.
Stelling 9. Je hebt de ‘oude’ gsm van je mama gekregen. Op school zeg je dat het een nieuwe is die heel duur is.
Stelling 10. Goede punten toon je aan mama en papa. Slechte punten enkel aan mama. Papa is altijd boos met minder goede punten.
Stelling 11. Je wil gaan spelen op het pleintje achter de bakker. Aan je ouders zeg je dat je thuis bij een vriendin gaat spelen. Je weet dat je ouders dat pleintje maar niets vinden.
Stelling 12. Nadat je van de bakker komt, vergeet je met opzet het wisselgeld terug te geven. Die 60 cent hou je voor jezelf.
Stelling 13. Je bent verliefd. Je bent zot van een klasgenoot. Je zegt het tegen niemand.
Stelling 14. De warme sjaal doe je uit zodra je om de hoek bent. Je mama wil dat je hem draagt maar jij vindt dat stom.
Stelling 15. Op de speelplaats geef je iemand een klap in het gezicht omdat je boos bent. Tegen de juf zeg je dat de ander was begonnen en dat het zelfverdediging was.
Stelling 16. De juf heeft een scheur in haar kleedje en ze weet het niet. Iedereen ziet het maar niemand laat iets merken. Jij lacht mee met de rest. Je wacht af wat er nu verder gebeurt.
Stelling 17. Naast jou zit een kind met een zwiebelende snottebel. Je zegt het zoals het is.
Stelling 18. Uren staat je grote zus voor de spiegel. Ze vindt haar gat te dik in de nieuwe broek. Je zegt dat het waar is omdat ze je anders toch niet gelooft.
Stelling 19. Bij het groepswerk doet iemand half zijn best terwijl jij echt je best wil doen. Je maakt je boos en dreigt ermee om het aan de juf te zeggen.
En nu… de resultaten Gebruik je vaak leugens om bestwil? Dan ben je niet eerlijk met jezelf of gewoon bang om anderen te kwetsen. Dat siert je, maar soms moet je de waarheid onder ogen durven zien. Let op dat je jezelf geen dingen gaat voorliegen.
Lieg je nooit? Jij draait niet rond de pot, maar kwetst zo soms ook anderen of doet jezelf te kort. Let op dat ze geen misbruik maken van jouw goedheid.
Twijfel je vooral? Dan heb je deze test waarschijnlijk het eerlijkst ingevuld. Er is namelijk geen ‘goed’ of ‘fout’ antwoord. Wat je moet doen in een bepaalde situatie, kom je vooral te weten door er open én eerlijk over te praten met je vrienden, ouders, leraren of klasgenoten.
Waarom liegen we af en toe? 1. uit angst om straf te krijgen (‘Anders mag ik dit weekend niet uitgaan’) 2. uit angst om anderen te ontgoochelen (‘Ik wil niet dat ze dit van me weten.’) 3. om gezeur te vermijden (‘Ik heb geen zin in een preek.’) 4. om indruk te maken (‘Zie eens wat ik durf’) 5. uit schaamte (‘Als ik de waarheid zeg zullen ze me belachelijk vinden’)
ik ook.
ik niet.
ik twijfel.