DE ADEMHALING WAT HEB JE NODIG? chronometer invulfiche
kleurtjes (blauw, groen en rood) meetlat
WAT MOET JE DOEN? Iedereen van de groep legt elke proef één keer af en vult de resultaten in op de invulfiche. 1) Zit rustig op een stoel. Laat iemand tellen hoeveel keer je inademt in één minuut. Noteer dit op de invulfiche. 2) Buig rustig 10 keer door je knieën. Blijf stilstaan en laat iemand tellen hoeveel keer je nu inademt in één minuut. Noteer dit op de invulfiche. 3) Spring gedurende een halve minuut op en neer in de lucht. Blijf stilstaan en laat iemand tellen hoeveel keer je nu inademt in één minuut. Noteer dit op de invulfiche. Neem nu al jullie gemeten resultaten en maak hier een staafdiagram van. Hierbij ga je per persoon de drie verschillende metingen naast elkaar zetten. • Het resultaat van de ademhaling in rust geef je weer in het blauw. • Het resultaat van de ademhaling na een rustige inspanning geef je weer in het rood. • Het resultaat van de ademhaling na een meer actieve inspanning geef je weer in het groen. Los daarna de vragen van de invulfiche op.
TIP : Ve
rge
et
50 45
de
x- e
nd
ey -as
40 35 30
rust
25
lichte inspanning
20
actieve inspanning
15 10 5 0 Mieke
Tinne
Pieter
Jan
nie
t in
te v
ull
en
!
DE ADEMHALING WIE HEEFT DE GROOTSTE LONGINHOUD? Telkens als je ademhaalt, worden je longen gevuld met lucht die zuurstof bevat. De maximale hoeveelheid lucht die je kan in- of uitademen, noemen we de longinhoud of de longcapaciteit. Deze is bij iedereen anders en is afhankelijk van de leeftijd, het geslacht,... vb: Vrouwen hebben een kleinere longinhoud dan mannen omdat hun borstkas kleiner is. Normaal gaat men de longinhoud of de longcapaciteit van iemand meten met een spirometer. Wij gaan dat vandaag met ballonnen doen. Hoe groter je de ballon krijgt, hoe groter je longinhoud. Hoe kleiner je ballon is, hoe kleiner je longinhoud.
OPDRACHT: BALLONNEN BLAZEN Wat moet je doen? Iedereen van de groep heeft een ballon. Je mag hier één keer in uitblazen. Knoop de ballon toe en schrijf je naam er op, dan kan je vergelijken met je klasgenoten. Hoe groot is jouw ballon geworden? Vergelijk met de anderen. Klopt het dat meisjes een kleinere longinhoud of longcapaciteit hebben dan jongens? TIP: Blaas de ballon eerst een paar keer op en laat hem weer plat zodat hij wat kan uitrekken!
WAT IS EEN SPIROMETER? Spirometrie is een eenvoudige, pijnloze en zeer betrouwbare techniek om de longfunctie of longcapaciteit te meten. Via deze test kan een arts met zekerheid zeggen of iemand aan een longaandoening lijdt. Een spirometer is een apparaat verbonden met een slangetje waarin de patiënt moet blazen. Het toestel meet zo de longinhoud.
DE ADEMHALING HET ADEMHALINGSSTELSEL Ons lichaam heeft zuurstof nodig om te kunnen functioneren. Deze zuurstof haalt ons lichaam uit de lucht door in en uit te ademen. Inademen noemen we ook wel inspiratie en uitademen expiratie. Wanneer we inademen, komt de lucht via de neus en de mond ons lichaam binnen. Hierna stroomt het verder via de keelholte, het strottenhoofd en de luchtpijp naar 2 hoofdtakken of hoofdbronchiën die ervoor zorgen dat de lucht de longen binnen gaat. Vanuit de longen wordt de zuurstof verspreid over de rest van het lichaam. De neus, mond, keelholte en het strottenhoofd worden ook de bovenste luchtwegen genoemd terwijl de luchtpijp, de hoofdbronchiën en de longen de onderste luchtwegen vormen. Bij het inademen of inspiratie komt er lucht in de longen waardoor deze groter gaan worden. De tussenribspieren gaan hiervoor samentrekken en het middenrif gaat omlaag gaan. De ribben komen naar boven en de borstkas zet zich uit. Is dit bij jou ook zo? Adem maar eens diep in en uit. Wanneer we terug gaan uitademen of expiratie gaat de lucht de longen verlaten waardoor deze kleiner worden. Hierbij gaan de tussenribspieren zich ontspannen en komt het middenrif terug omhoog. Het gehele proces van inademen en uitademen behoort tot het ademhalingsstelsel van ons lichaam. Het ademhalingsstelsel van ons lichaam is verantwoordelijk voor het uitwisselen van twee gassen en heeft dus ook twee taken. Langs de ene kant is het verantwoordelijk voor het transporteren van zuurstof doorheen het hele lichaam. De tweede taak van het ademhalingsstelsel is om ervoor te zorgen dat de giftige stof kooldioxide afgevoerd wordt uit het lichaam.
ZELF EEN LONG MAKEN WAT HEB JE NODIG? 2 ballonnen lege colafles 1.5l
dik drinkrietje schaar of breekmes
plakband elastiekje
WAT MOET JE DOEN? Je hebt net kort gelezen hoe het ademhalingsstelsel van ons lichaam werkt. Tijd om zelf te proberen een long na te maken zodat het duidelijk gaat worden wat er juist gebeurt in ons ademhalingsstelsel. Let op: In ons lichaam hebben we twee longen, in het proefje maken we maar gebruik van één long. 1) Knip de fles in de helft. De onderkant van de fles heb je niet meer nodig en mag je direct in de vuilbak gooien. 2) Neem een ballon en leg een knoop in de tuit. Je hoeft de ballon hier niet voor op te blazen. 3) Knip aan de andere kant een stuk van de ballon. Span nu het deel met de tuit over de onderkant van de fles. Span het goed op en zorg dat de fles luchtdicht afgesloten is. Doe er eventueel een stuk plakband rond. 4) Neem een rietje en een tweede ballon. Steek het rietje in de tuit van deze ballon. Doe er een elastiekje omheen zodat alles op zijn plaats blijft. Let op: Zorg ervoor dat het elastiekje niet te strak zit, het rietje mag niet geplet worden. 5) Duw de ballon langs boven in de fles. Zorg ervoor dat het rietje nog uit de fles steekt. Plak nu de open ruimte nog heel goed af met plakband. Er mag nergens lucht ontsnappen uit de fles.
Je long is nu klaar! Lees hieronder hoe het juist allemaal werkt. En test het uit! De ballon onderaan de fles stelt het middenrif voor. De ballon in de fles stelt de long voor. Het rietje stelt onze neus en mond voor langs waar de lucht binnen komt en buiten gaat. Als je aan het middenrif trekt, komt er meer ruimte in de fles. Hierdoor gaat de luchtdruk dalen en stroomt er lucht de longen binnen via het rietje. De longen vullen zich dus met lucht en zuurstof, we ademen in. Als je het middenrif loslaat of naar binnen duwt, komt er minder ruimte in de fles. Dit zorgt ervoor dat de luchtdruk gaat stijgen. De long wordt leeg geduwd en de lucht gaat langs het rietje terug naar buiten stromen. Dit is het proces van uitademen.
DE ADEMHALING Dit werkblad is van: ______________________________
INVULFICHE Gemeten resultaten: ademhaling in rust / minuut
ademhaling na lichte inspanning / minuut
ademhaling na actieve inspanning / minuut
ll.1 ll.2 ll.3 ll.4
Teken hier je staafdiagram:
LOS DE VRAGEN OP Hoeveel keer ademt iemand in jullie groep in rust gemiddeld in? Hoeveel keer ademt iemand in jullie groep na een halve minuut springen gemiddeld in? Wat is het verschil tussen het hoogst aantal inademingen in rust per minuut en het minst aantal inademingen in rust per minuut? Wie is er volgens deze kleine test het best in conditie van jullie groep?
HET SKELET GEWRICHTEN In ons lichaam zitten 360 gewrichten. Gewrichten zijn verbindingen tussen twee of meerdere botten. Zij zorgen ervoor dat we ons lichaam kunnen bewegen. Er zijn verschillende soorten gewrichten in ons lichaam. We leggen er hieronder vier kort uit.
KOGELGEWRICHT Doordat het ene bot een kom is waarin het andere bot, dat kogelvormig is, inpast, hebben deze gewrichten enorm veel bewegingsvrijheid. Een kogelgewricht kan je bijvoorbeeld terugvinden in de heup. Dit zorgt ervoor dat je het bovenbeen naar binnen/ buiten kan draaien, vooruit/ achteruit en naar rechts/ links kan bewegen.
ZADELGEWRICHT Bij dit soort gewricht hebben beide botten de vorm van een zadel die dan op elkaar liggen. Een zadelgewricht kan je bijvoorbeeld terugvinden tussen onze handpalm en de duim. De zadelgewrichten in ons lichaam kunnen de bewegingen vooruit/achteruit en bewegingen naar rechts/ links maken.
SCHARNIERGEWRICHT Het scharniergewricht zorgt ervoor dat we maar in één richting kunnen bewegen, namelijk naar voor en naar achter. Een scharniergewricht ziet er eigenlijk net zo uit als een scharnier op een deur. In ons lichaam zitten er tussen alle vingerkootjes scharniergewrichten.
ROLGEWRICHT Een rolgewricht is een gewricht waarbij de twee botten over elkaar heen rollen. Hierdoor kunnen bepaalde lichaamsdelen naar binnen en buiten draaien. Een voorbeeld van een rolgewricht in ons lichaam is het gewricht tussen het spaakbeen en de ellepijp.
kogelgewricht
rolgewricht
zadelgewricht
scharniergewricht
WAT HEB JE NODIG? je lichaam werkblad gewrichten
WAT MOET JE DOEN? Na het lezen van de achtergrondinformatie over gewrichten, is het nu hoog tijd om zelf op ontdekking te gaan met je eigen lichaam. Neem het werkblad en voer de opdrachten uit. Als je meer informatie nodig hebt, kan je op zoek gaan op het internet. Kijk maar eens naar: http://www.distanttrain.com/dt_material/noordhoff/science/skeletongame.htm http://biodesk.nl/beweging/index.php
HET SKELET WERKBLAD GEWRICHTEN
WAT MOET JE DOEN? Zoek de gewrichten, beweeg ze en kijk welke bewegingen je er allemaal mee kunt maken. Daarna schrijf je op welk soort gewricht het is.
Beweeg je...
ellebooggewricht
schoudergewricht
kniegewricht
heupgewricht
gewrichten tussen de vingerkootjes
gewricht tussen handpalm en duim
gewricht onderaan je onderarm
Welke bewegingen kan je maken?
Welk soort gewricht is het?
HET SKELET WERKBLAD GEWRICHTEN
WAT MOET JE DOEN? Zoek de gewrichten, beweeg ze en kijk welke bewegingen je er allemaal mee kunt maken. Daarna schrijf je op welk soort gewricht het is.
Beweeg je...
Welke bewegingen kan je maken?
Welk soort gewricht is het?
ellebooggewricht
buigen en strekken (omhoog/omlaag)
scharniergewricht
schoudergewricht
naar voor/achter, naar binnen/buiten draaien, naar links/rechts
kogelgewricht
kniegewricht
buigen en strekken (omhoog/omlaag)
scharniergewricht
heupgewricht
naar voor/ achter, naar binnen/buiten draaien, naar links/rechts
kogelgewricht
gewrichten tussen de vingerkootjes
buigen en strekken
scharniergewricht
gewricht tussen handpalm en duim
naar links/rechts, naar voor/achter
zadelgewricht
gewricht onderaan je onderarm
naar binnen/buiten draaien
rolgewricht
MEDISCH ONDERZOEK WAT HEB JE NODIG? bloeddrukmeter stethoscoop otoscoop thermometer medische fiche
chronometer handdoek om op te liggen stoel tongspatel
WAT MOET JE DOEN? Je doet een aantal medische onderzoeken bij je patiënt: je onderzoekt de oren, neus en keel van de patiënt met de tongspatel en de otoscoop. Je gaat na of de patiënt koorts heeft door zijn temperatuur te meten. Je neemt de bloeddruk van de patiënt en je meet de hartslag. Met de stethoscoop luister je naar het lichaam van de patiënt: de longen, de darmen en het hart. Noteer al je bevindingen op de medische fiche. Werk nauwkeurig en voorzichtig. Je werkt immers met echt doktersgereedschap! Stel de patiënt tijdens de onderzoeken gerust door telkens te vertellen wat je gaat onderzoeken, wat je daarvoor zal gebruiken en hoe je dat gaat doen.
BLOEDDRUK METEN Laat de patiënt zijn trui of dikke bovenkleding uit trekken. Laat de patiënt op de onderzoekstafel neerliggen. 1 Doe de manchet van de bloeddrukmeter rond de bovenarm van de patiënt. Trek de manchet dicht, maar zorg ervoor dat hij niet te strak zit. Strek de arm uit zodat hij op dezelfde hoogte als het hart komt te liggen. 2 Neem de stethoscoop en plaats het membraan in de elleboogplooi, onder de manchet. 3 Pomp de manchet op door meermaals op het pompje te drukken. Zorg ervoor dat de luchtklep op de meter dicht is gedraaid. De druk in de manchet drukken de slagaders en de bovenarm helemaal dicht. 4 Laat wat lucht uit de manchet lopen door aan het ventieltje te draaien. Als je met de stethoscoop ‘tonen’ hoort kan je de bovendruk aflezen. 5 Laat meer lucht uit de manchet wegstromen tot je geen tonen meer hoort. Nu kan je de onderdruk aflezen. 6 Je kan nu de bloeddrukmeter (manchet) voorzichtig van de arm van de patiënt halen. 7 Noteer de bloeddruk op de medische fiche en berg de bloeddrukmeter netjes op.
DE BLOEDDRUKMETER Om het bloed door de bloedvaten te laten stromen is er een zekere druk nodig. Dat noemen we bloeddruk. Bij sommige ziekten is de bloeddruk te hoog of bij sommige ziekten te laag. In het laatste geval heb je vaak last van duizeligheid. De bloeddrukmeter bepaalt je bloeddruk. De bloeddruk wordt weergegeven door twee getallen: de systolische druk of bovendruk en de diastolysche druk of onderdruk. Deze twee getallen worden gescheiden door een schuine streep, zoals de punten op een toets. De waarde van de bloeddruk wordt weergegeven in milimeters kwik, afgekort mmHg. Een bloeddruk met een bovendruk rond de 120 en een onderdruk van ca 80 mmHg (120/80 mmHg) wordt als normaal beschouwd.
HARTSLAG METEN Laat de patiënt rustig en ontspannen op een stoel zitten. 1 Neem de pols van de patiënt vast. Leg je wijsinger en middelvinger op de polsslagader van de patiënt. De polsslagader loopt door de arm aan de kant van de duim. Je kan hem voelen aan de pols. 2 Zet de chronometer klaar aan en tel het aantal slagen die je voelt, gedurende één minuut. Noteer het aantal slagen per minuut op de medische fiche. 3 Laat de patiënt gedurende drie minuten ter plaatse lopen of springen. Meet opnieuw het aantal slagen per minuut. Noteer de aantal slagen per minuut bij ‘hartslag na inspanning’. DE HARTSLAG De hartslag is de pompbeweging van het hart. In één hartslag worden de boezels en daarna de kamers van je hart samengetrokken door je hartspier. Je kan je hartslag gemakkelijk meten aan je pols. Je telt dan het aantal slagen per minuut. De hartslag van iemand in rust ligt tussen de 60 en 100 aanslagen per minuut.
TEMPERATUUR METEN Het meten van de lichaamstemperatuur gebeurt met een koortsthermometer onder de oksel. Noteer de temperatuur in graden Celcius op de medische fiche.
STETHOSCOPISCH ONDERZOEK Laat de patiënt rechtop op de onderzoekstafel zitten. Steek de oorstukken in je oren en luister naar het lichaam van je patiënt. Als je klaar bent, leg je de stethoscoop voorzichtig weg.
DE STETHOSCOOP De stethoscoop is een instrument om naar geluiden in het lichaam te luisteren. Een stethoscoop bestaat uit een membraan dat gespannen is over een rond voorwerp. Uit deze ronde vorm komt een slangetje dat uitmondt in twee oorstukken die de gehoorgang van de onderzoeker luchtdicht afsluiten. Bijna alle artsen maken gebruik van dit instrument. Je kan ermee naar het hart, de longen en de buik luisteren. De stethoscoop wordt ook gebruikt om, samen met een bleoddrukmeter, de bloeddruk van de patiënt te meten.
OTOSCOPISCH ONDERZOEK Laat de patiënt rechtop op de onderzoekstafel zitten. Neem de otoscoop en zet een opzetstukje op de punt. Zet het lampje van de otoscoop aan. Onderzoek de neus en de oren van de patiënt. Je kan de otoscoop ook gebruiken om eens goed in de keel van de patiënt te kijken. Met het lampje kan je immers beter zien. Gebruik ook de tongspatel om in de keel te kijken. Als je klaar bent zet je het lampje van de otoscoop af, haal je het opzetstukje eraf en leg je alles netjes weg. Schrijf al je bevindingen op de medische fiche.
DE OTOSCOOP Met een otoscoop kan je de uitwendige gehoorgang en het trommelvlies bekijken. Tijdens de otoscopie kijk je naar de kleur, vorm en structuur van de uitwendige gehoorgang en het trommelvlies. De otoscoop is een op batterijen werkend instrument met een lens en een lampje.
Met een spatel kan je goed in de keel van je patiënt kijken. Gebruik telkens een nieuwe spatel!
MEDISCHE FICHE PERSOONSGEGEVENS NAAM GEBOORTEPLAATS GESLACHT
VOORNAAM GEBOORTEDATUM LEEFTIJD
UITWENDIGE LICHAAMSBOUW LENGTE (in cm)
HOOFDOMTREK
GEWICHT
SPANWIJDTE GESTREKTE ARMEN
BESCHRIJF DE LICHAAMSBOUW
ONDERZOEKSGEGEVENS - MEDISCH BLOEDDRUK
TEMPERATUUR
HARTSLAG IN RUST (per minuut) BEVINDINGEN STETHOSCOPISCH ONDERZOEK
HARTSLAG NA INSPANNING HART - LONGEN - BUIK
BEVINDINGEN OTOSCOPISCH ONDERZOEK
NEUS - KEEL - OREN
ONDERZOEKSGEGEVENS - REFLEXEN EN COORDINATIE KNIEPEESREFLEX
VOETZOOLREFLEX
BEVINDINGEN VINGER-NEUS PROEF
ONDERZOEKSGEGEVENS - URINE KLEUR BEVINDINGEN URINE ONDERZOEK
GEUR
HET MENSELIJK LICHAAM WAT HEB JE NODIG? grote flap papier kleurtjes en stiften
alcoholstift informatie over het menselijk lichaam
WAT MOET JE DOEN? Neem een grote flap papier waar je met heel je lichaam op kunt liggen. Neem de alcoholstift en laat je groepsgenoot de omtrek van je lichaam helemaal overtekenen. Pas op dat je niet op je kleding tekent met de alcoholstift! Je hebt nu een grote tekening van het menselijk lichaam. Teken zoveel mogelijk details: alles wat je uitwendig aan het lichaam kunt zien, kan je tekenen. Probeer nu de binnenkant wat op te vullen: welke organen, spieren, botten, enz. kan je tekenen? Maak de tekening zo volledig mogelijk!
LET OP! Alles wat je tekent, moet je ook kunnen benoemen!
WEET JIJ HET ANTWOORD? Weet jij welke verschillen er allemaal zijn tussen het lichaam van een jongen en een meisje? Weet jij hoeveel botten een pasgeboren baby heeft? En een volwassen mens? Weet jij hoeveel mm/cm/m/km onze darmen lang zijn? Weet jij hoeveel je hersenen wegen?
KAN JIJ DIT? Kan jij je oren bewegen zonder je handen te gebruiken? Kan jij je neus bewegen zoals een konijn? Kan jij met je tong aan het puntje van je neus?
HET MENSELIJK LICHAAM VERBETERSLEUTEL Weet jij welke verschillen er allemaal zijn tussen het lichaam van een jongen en een meisje? meisje •
bredere heupen
•
vagina, baarmoeder en eierstokken
•
menstruatie
•
borsten
jongen •
zwaardere stem
•
penis en zaadballen
•
andere lichaamsbouw: meer spierontwikkeling
Weet jij hoeveel botten een pasgeboren baby heeft? En een volwassen mens? Een pasgeboren baby heeft 350 botten. Naarmate we ouder worden, groeien veel van deze botten aan elkaar. Een volwassen man of vrouw heeft 206 botten.
Weet jij hoeveel mm/cm/m/km onze darmen lang zijn? Onze dunne darm is 6 à 7 meter lang. Onze dikke darm is ongeveer 1,5 meter lang.
Weet jij hoeveel je hersenen wegen? Onze hersenen wegen ongeveer 1/50ste van het totale lichaamsgewicht. Het komt er op neer dat het gewicht van onze hersenen kan variëren tussen 1 kg en 1,5 kg.
REFLEXEN EN COORDINATIE WAT HEB JE NODIG? reflexhamer onderzoekstafel of stoel handdoek om op te liggen
WAT MOET JE DOEN? Test de kniepeesreflex, de voetzoolreflex en doe de vinger-neus proef. Bij het testen van peesreflexen zijn er drie basisregels: - Het ledemaat moet in de juiste hoek gehouden worden. - Het lidmaat moet ontspannen zijn. - Er moet met voldoende kracht en soepelheid met de reflexhamer geklopt worden (slingerbeweging). Het is niet de bedoeling om zo hard te kloppen dat je de patiënt pijn doet. Wees dus steeds voorzichtig! Deze reflexen kan je niet bij jezelf testen, zoek een partner die deze testen bij jou wil uitvoeren. Voor de voetzoolreflex gebruik je de achterkant (steel) van de reflexhamer.
DE REFLEXHAMER Een reflexhamer is een neurologisch onderzoeksinstrument dat voornamelijk door de neuroloog en door de huisarts wordt gebruikt. De reflexhamer wordt gebruikt om spierreflexen zoals de achillespeesreflex en kniepeesreflex te onderzoeken in het kader van een neurologisch onderzoek. Een reflexhamer bestaat in verschillende vormen. Hij lijkt een beetje op een klein bijltje met een rubberen kop. Soms bestaat de kop uit een ronde schijf met een rubberen rand.
KNIEPEESREFLEX Laat de patiënt met afhangende benen op de onderzoekstafel of op de stoel plaatsnemen. Beklop de quadricepspees juist onder de knieschijf van het ontspannen been. Je ziet een reactie van het onderbeen Deze test kan ook worden uitgevoerd in liggende houding.
VOETZOOLREFLEX Laat de patiënt op de onderzoekstafel neerliggen. Verwittig hem op voorhand en vraag hem de voet niet weg te trekken. Strijk met een halfscherp voorwerp (bvb. achtereinde reflexhamer) vanaf de hiel langs de laterale voetrand over de bal van de voet naar boven. Bij een normaal voetzoolreflex treedt beweging van de grote teen op.
VINGER-NEUS PROEF Laat de patiënt op een stoel zitten. Laat de patiënt zijn beide armen voor zich uitstrekken (op schouderhoogte). Geef de patiënt de opdracht om in een vloeiende beweging de top van zijn wijsvinger op de top van zijn neus te plaatsen, afwisselend met zijn rechtervinger en dan met zijn linkervinger. Laat de patiënt zijn ogen sluiten. Herhaal de opdracht.
WOORDVERKLARING reflex
Een reflex is een zeer snelle onwillekeurige reactie op een prikkel.
coördinatie
Een goede coördinatie is het optimaal gebruik van de onderlinge verbanden tussen verschillende delen van het lichaam.
ledemaat
Een ledemaat is een aan de romp aanhangend onderdeel van het lichaam dat door spieren bewogen kan worden.
neurologie
Een medisch specialisme dat zich bezig houdt met de diagnostiek en behandeling van ziekten van de hersenen. Het gaat hierbij over de werking en ziekten van spieren, zenuwen, ruggemerg en dehersenen.
neuroloog
Een gespecialiseerde arts met als vakgebied de neurologie.
quadricepspees
Een pees die zich in de knie, onder de knieschijf bevindt.
lateraal
aan de zijkant
HET SKELET DE BEENDEREN VAN ONS LICHAAM Een volwassen menselijk lichaam bestaat uit 206 botten. Deze botten vormen samen het skelet. Dit skelet geeft ons lichaam vorm en zorgt samen met de spieren ervoor dat we kunnen bewegen. Het skelet heeft ook een heel belangrijke functie in het beschermen van onze organen zoals het hart, de longen, onze hersenen,… De botten in ons lichaam hebben verschillende vormen en hebben allemaal een eigen naam.
HOE GOED KEN JIJ DE BOTTEN IN JE LICHAAM? WAT HEB JE NODIG? Billy, ons skelet woordkaartjes
WAT MOET JE DOEN? Op de woordkaartjes kan je telkens de Nederlandse en Latijnse naam van een bot terugvinden. De bedoeling is dat jullie de woordkaartjes op het juiste bot gaan hangen. Plak de woordkaartjes op Billy.
Billy mist één deel van zijn lichaam. Kunnen jullie ontdekken welk?
WEETJE Wist je dat je het langste bot van je lichaam kan terugvinden in je been? Het wordt dijbeen of femur genoemd en zit tussen je heup en je knie. Het kleinste bot in je lichaam bevindt zich in je oor. Dit bot wordt stijgbeugel genoemd en is 3 mm lang.
schouderblad scapula
borstbeen sternum
opperarmbeen humerus
ellepijp ulna
spaakbeen radius
dijbeen femur
knieschijf patella
scheenbeen tibia
kuitbeen fibula
sleutelbeen clavicula
rib costa
heup os coxae
voorhoofdsbeen os frontale
heiligbeen os sacrum
staartbeen os coccygis
halswervels vertebra cervicalis
neusbeen os nasale
achterhoofdsbeen os occipitale
onderkaak mandibula
doornuitsteeksel processus spinosus
SPIJSVERTERING WAT HEB JE NODIG? rijmwoordenboek papier en pen
songtekst K3 Van Afrika tot in Amerika CD-speler met CD K3
WAT MOET JE DOEN? Bekijk en lees de informatiefiche over ‘voeding en spijsvertering’ heel aandachtig. Door deze informatiefiche kom je te weten hoe ons lichaam voeding omzet in energie en voedingsstoffen, hoe ons spijsverteringstelsel dus werkt! Weet je nu hoe de spijsvertering van voeding in ons lichaam in elkaar zit? Zet de informatie om in een liedje dat je zelf schrijft op basis van het nummer van K3: Van Afrika tot in Amerika. Maak op het ritme van het liedje een tekst over hoe de spijsvertering van voedsel in ons lichaam gebeurt. TIP Je kan de weg van de voeding en de spijsvertering met je vinger mee volgen of aanduiden op je eigen lichaam.
LIEDJESTEKST reik je hand naar mij uit, leg ze in de mijne en laat ons dromen, van betere tijden is je huid donkerder of bleker dan de mijne laat ons proberen, elkaar niet de vermijden
niemand op straat spreekt je aan ziet je staan waarom doen mensen elkaar toch zo’n pijn zou het niet beter zijn als wij voortaan verdraagzaam zijn, verdraagzaam zijn
niemand op straat spreekt je aan ziet je staan waarom doen mensen elkaar toch zo’n pijn zou het niet beter zijn als wij voortaan verdraagzaam zijn, verdraagzaam zijn
afrika tot in amerika van op de himalaya tot in de woestijn afrika tot in amerika ja wij zijn zoveel mooier als we samen zijn
Van Afrika tot in Amerika van op de Himalaya tot in de woestijn Van Afrika tot in Amerika ja wij zijn zoveel mooier als we samen zijn
hand in hand oog in oog alle kleuren van de regenboog
hand in hand, oog in oog alle kleuren van de regenboog
als wij nu hand in hand samen gaan staan kinderen onder de zon 1 voor 1 dan is de hemel op aarde voortaan van iedereen van iedereen
De planeet waar je woont, als ze soms te grauw is laat ons maar beloven, samen te gaan leven waar het niks uitmaakt of m’n purper groen of blauw is want voor ons drietjes is het om het even
afrika tot in amerika van op de himalaya tot in de woestijn afrika tot in amerika ja wij zijn zoveel mooier als we samen zijn
TIP: Maak gebruik van het rijmwoordenboek.
DE SPIJSVERTERING Net zoals een auto benzine nodig heeft om te kunnen rijden, heeft ons lichaam energie en voedingsstoffen nodig om te kunnen groeien, bewegen en denken. Deze voedingsstoffen zoals eiwitten, koolhydraten, vetten, mineralen en water worden door ons lichaam en het spijsverteringsstelsel uit het voedsel gehaald en omgezet in energie. Hoe ons lichaam dit juist doet, kan je hieronder zien en lezen. Ons lichaam is net als een fabriek die in plaats van dingen te maken, de dingen uit elkaar gaat halen.
De spijsvertering van ons voedsel begint al in de mond. Het speeksel uit de mond zorgt ervoor dat het voedsel zacht of week wordt gemaakt. Ondertussen zorgen je tanden ervoor dat het voedsel klein genoeg gemaakt is om door te slikken.
Onze appel, broccoli, frietjes,... worden hier zacht of week en gekauwd voedsel.
Het weke gekauwde voedsel wordt nu via de slokdarm naar onze maag gebracht. De slokdarm heeft aan zijn binnenkant spieren die het voedsel in de richting van de maag duwen.
Voedselbrij of chymus die veel voedingsstoffen bevat.
In de maag gaat men het voedsel verwerken of verteren. Ons weke gekauwde voedsel wordt hier vermengd met maagsappen. Deze maagsappen die een hoge zuurtegraad hebben zetten het weke gekauwde voedsel om tot een voedselbrij die men ook wel chymus noemt. Deze maagsappen of zuren zijn zo sterk dat ze zelf een gat in metaal kunnen branden. Deze voedselbrij of chymus bevatten de nutriënten of voedingsstoffen die ons lichaam nodig heeft.
De twaalfvingerige darm is het eerste stuk van de dunne darm dat direct na de maag komt. Het wordt ook wel eens duodenum genoemd. In de twaalfvingerige darm wordt de voedselbrij of chymus vermengd met gal en alvleessappen die afkomstig zijn van de volgende organen: lever, alvleesklier en de galblaas. Hierdoor gaat de voedselbrij of chymus veranderen in een vloeistof die we ook wel chyl noemen.
In de twaalfvingerige darm gaat men dus de voedselbrij of chymus omzetten in een vloeistof die we chyl noemen. De lever produceert gal, dit heeft het lichaam nodig om de vetten te verteren.
De galblaas gaat de gal die de lever aangemaakt heeft, opslaan.
Dit orgaan bevindt zich naast de maag en produceert alvleessappen. Deze neutraliseren of breken het maagzuur af dat meegekomen is uit de maag.
stig De sa uit ppe z ver ijn no deze n afko ter dig dr m de en en om d ie org chy a mu de zu e vett nen u e s neu of vo rtegra n te tral eds a iser elb d van en. rij te
De vloeistof of chyl bereikt de rest van de dunne darm vanuit de twaalfvingerige darm. De dunne darm gaat ervoor zorgen dat de nutriënten of voedingsstoffen uit de vloeistof of chyl omgezet worden in moleculen of heel kleine deeltjes. Deze moleculen of heel kleine deeltjes worden dan via de darmwand van de dunne darm opgenomen of geabsorbeerd in de bloedbaan zodat ze het hele lichaam kunnen voorzien van energie.
Doordat de dunne darm overloopt in de dikke darm, is dit de volgende plaats waar onze vloeistof of chyl naartoe gaat. Hetgeen dat nu nog in de vloeistof of chyl zit zijn allemaal restjes die ons lichaam niet kan gebruiken of verteren. De dikke darm gaat deze restjes omzetten in feces of ontlasting door het water dat hierin zit te absorberen. Deze feces, ontlasting of poep verlaat het lichaam regelmatig via de anus.
URINE ONDERZOEK WAT HEB JE NODIG? urinepotje teststrip Diastix toilet
WAT MOET JE DOEN? Ga naar het toilet en plas in het urinepotje. Het potje moet maar voor de helft gevuld worden met urine. Was na het plassen steeds je handen! Onderzoek de urine aan de hand van onderstaande informatie. Wees voorzichtig dat je het potje niet omver stoot en dat je niet morst. Je onderzoekt je eigen urine. Vul de onderzoeksgegevens in op je medische fiche.
DE GEUR EN DE KLEUR VAN JE URINE Je urine zegt veel over je gezondheid. Via de nieren en de urinewegen verlaten schadelijke stoffen het lichaam. Het is dus belangrijk om af en toe eens goed in de wc-pot te kijken! Urine is gewoonlijk transparant en lichtgeel tot felgeel van kleur. Je urine kan echter van geur en kleur veranderen door bepaalde voeding te eten. Je urine kan ook veranderen als je medicijnen neemt, door schommelingen van je bloedsuikerspiegel, je hormonen of je vochthuishouding. Het veranderen van de kleur van je urine kan echter ook betekenen dat je ziek bent. Zo kan je urine plots lichter, donkerder, troebel of kleurloos worden. Je urine kan ook rare kleuren krijgen zoals wit, rood, grijs, zwart of bruin. De kleur van je urine is ook afhankelijk van de hoeveekheid water die je per dag drinkt. Als je heel veel water drinkt, kan je urine lichtgeel tot bijna kleurloos worden. Dat komt omdat de urine sterk verdund is door het water. Als je heel weinig drinkt, kan je urine donkerder worden. Als je dan ook nog vocht verliest door bijvoorbeeld te sporten en daardoor veel te transpireren wordt het vochtpercentage in je urine kleiner en je urine donkerder. Welke kleur heeft jouw urine? Plas in een potje en kijk naar de kleur. Hoe ruikt je urine? Beschrijf de geur en de kleur op je medische fiche.
SUIKER IN JE URINE Met Diastix kan je de hoeveelheid glucose (suiker) in je urine controleren. Haal een diastix-stripje uit de doos. Houd de strip vast bij het kunststof uiteinde en raak de testzone van de strip niet aan. Doop de testzone van de strip volledig in urine en haal hem er weer uit. Strijk de strip langs de rand van het potje om overtollige urine te verwijderen. Wacht dertig seconden, niet langer! Vergelijk na dertig seconden de testzone van de strip met de kleurenschaal.