70
C
1
blok 5
les 23
Wat betekenen de getallen? Samen bespreken. 10 20 30 40
60
981 50 60 70 80 90 100
C
2
540
Welke maten horen erbij? Samen bespreken. Kies uit kilometer, meter, decimeter of centimeter. 8m 7m 6m
Bedenk dingen van 1 km en van 1 m. Hoeveel cm is een m? 100 cm
C
3
Hoeveel meter en centimeter is het? 1 km = 1000 m, 1 m = 10 dm, 1 dm = 10 cm, 1 m = 100 cm a 1 m en 50 cm =1…50 cm. b 2 m 36 cm = 2…36 cm. c Jordy is 1 m 75, dat is 1…75 cm. d Met de fiets is het 2 km en 300 m. Dat is 2…300 m. e Naar huis is het een halve km. Dat is 5…00 m. f Naar het zwembad is het anderhalve km. Dat is 1…500 m.
C
4
Schat de lengte en hoogte. Samen bespreken. Wat is de hoogte van het lokaal? Wat is de breedte van het lokaal? Hoe lang is jouw voet? Hoe ver is het naar de dichtstbijzijnde supermarkt? werkschrift
LB5b_B5L21.indd 3
blz. 51
maatschrift
Lokaal in meters, voeten in centimeters en naar de supermarkt in meters of kilometers. blz. 28 en 29
computer
10-02-2009 15:40:31
les 24
C
1
blok 5
71
Hoe lang zijn ze? Welke maat staat op de plek van de invulpuntjes? Kies uit km, m en cm.
aa
b
bd
c
110 km en 180 km
27 …
15
32
… 68
10…m
23…cm
C
2
Reken uit: 1 km = 1000 m, 1 m = 10 dm, 1 dm = 10 cm, 1 m = 100 cm.
aa
b een halve meter = 50 … cm 2 m + 7 cm = 2…07 cm 3 km = 3…000 m een halve km = 5…00 m
4 m = 4…00 cm 10 m = 1…000 cm 3 m + 40 cm = 3…40 cm 1 m + 63 cm = 1…63 cm
c 2 km + 500 m = 2…500 m 1 km + 40 m = 1…040 m een halve km + 250 m = 7…50 m een kwart km = 2…50 m
3 CD
4 CD
36…cm
Wat is de helft van: a 120 60 b 150 75 86 43 132 66 58 29 188 94 92 46 174 87
a
a
Reken uit. a 45 + 55 = 100 63 + 37 = 100 29 + 71 = 100 4 + 96 = 100
bd
c 416 208 308 154 234 117 356 178
b 133 + 67 = 200 161 + 39 = 200 78 + 122 = 200 119 + 81 = 200 werkschrift
LB5b_B5L21.indd 71
de helft van anderhalve km = 7…50 m 375 m + 1…625 m = 2 km 255 m + 7…45 m = 1 km 1250 m + 2…750 m = 4 km
bd
518 259 752 376 390 195 994 497
c 330 + 170 = 500 271 + 229 = 500 88 + 412 = 500 402 + 98 = 500 blz. 51
bd
555 + 445 = 1000 211 + 789 = 1000 777 + 223 = 1000 462 + 538 = 1000
computer
17-12-2010 09:01:06
blok 5
72
C
1
Wat is de goede foto? Schrijf op hoe je dat weet. 1
C
2
Foto 3 is goed.
2
3
4
Wat zijn de goede maten en getallen? a a Het computerscherm is 42 cm … breed. Ik zit 3 … m van de televisie. b De afstand naar school is voor Margot 300 m. … Zij is precies 145 cm lang. … c Mijn bed is … 2 m lang en 70 … cm breed. Meer antwoorden. Hoeveel fiets jij in een uur? … km. 15 tot 20 d Hoe lang is een normale personenauto ongeveer? 4…m tot 5 m Hoe hoog is een stapel van 100 rekenboeken ongeveer? 1…m of 100 cm hoog
b
C
les 25 herhalen
3
Allemaal dieren.
a b
spin, worm, poes, koe, neushoorn, a Zet de dieren op volgorde van groot naar klein. haai, walvis b Hoe groot zijn deze dieren in het echt? Schrijf het zo op: De spin is … cm. 1 dm 40 cm 12 m 2 cm 2,50 m 30 m 3 m 50 cm c Bedenk bij elk dier een ander dier dat even groot is. Meer antwoorden.
spin
walvis
koe
poes spin 2 cm walvis 30 m koe 2,50 m poes 40 cm neushoorn 3 m 50 cm worm 1 dm, haai 12 m
neushoorn
LB5b_B5L21.indd 72
worm
haai
17-12-2010 09:04:04
les 25 oefenen 4 CD
73
Reken uit. De getallen in het midden moet je delen en vermenigvuldigen. b a c bd
a
: 10 getal × 10
5 CD
blok 5
:2
getal × 2
:5
getal × 5
getal × 4
1
10
100
…7
14
28 …
1 …
5
25 …
…5
20
80 …
…4
40
400 …
…9
18
36 …
3 …
15
75 …
…6
24
96 …
…8
80
800 …
15 …
30
60 …
4 …
20
100 …
…9
36
144 …
10 …
100 1000 …
26 …
52
104 …
7 …
35
175 …
14 …
56
224 …
Zoek de getallen. Denk aan de deeltafels. a a Welke getallen kun je delen door 2? b Welke getallen kun je delen door 3? c Welke getallen kun je delen door 7? d b Welke getallen kun je niet delen door 2, 3 of 7? a 2, 12, 14, 28, 42, 48, 54 en 64. b 12, 15, 42, 45, 48 en 54. c 14, 28 en 42 d 17, 31, 47 en 59
12
28 45
2
42
59
2
54 14
31 64
48
15
17
1 cm
Beantwoord de vragen. Gebruik je liniaal. 1
47
3
1 cm
6 CD
:4
4
aa
b
Wat is de oppervlakte van figuur 1? … 7 hokjes Wat is de omtrek van figuur 1? 12 … cm b Welke figuur heeft dezelfde oppervlakte als 1? 3 Wat is de omtrek van die figuur? 12 … cm c Wat is de oppervlakte van figuur 2? … 8 hokjes Wat is de omtrek van figuur 2? 12 cm … d Welke figuur heeft de grootste omtrek? 4 (14 cm) Wat is de oppervlakte van figuur 4? … 8 hokjes even snel
LB5b_B5L21.indd 73
blz. 74 - 77 verder
blz. 78 - 81
plus
blz. 82 - 85 computer
17-12-2010 09:11:13
74 1 CD
2 CD
3 CD
4 CD
5 CD
Lb5b_B5Les.indd 74
even snel
blok 5 Wat is de helft? a 300 ml 150 ml 250 ml 125 ml 700 ml 350 ml 450 ml 225 ml
b 140 cm 70 cm 182 cm 91 cm 310 cm 155 cm 112 cm 56 cm
c € 1,50 € 0,75 € 2,10 € 1,05 € 9,00 € 4,50 € 3,50 € 1,75
d 1000 g 500 g 484 g 242 g 272 g 136 g 98 g 49 g
Maak de sommen. a 3 × 7 = 21 4 × 8 = 32 5 × 9 = 45 6 × 10 = 60
b 5 × 4 = 20 6 × 5 = 30 7 × 6 = 42 8 × 7 = 56
c 2 × 9 = 18 3 × 8 = 24 4 × 7 = 28 5 × 6 = 30
d 6 × 6 = 36 7 × 7 = 49 8 × 8 = 64 9 × 9 = 81
Maak de sommen. a 3 × 10 = 30 3 × 12 = 36 3 × 14 = 42 3 × 15 = 45
b 5 × 10 = 50 5 × 11 = 55 5 × 13 = 65 5 × 15 = 75
c 4 × 11 = 44 4 × 12 = 48 4 × 13 = 52 4 × 15 = 60
d 6 × 10 = 60 6 × 12 = 72 12 × 6 = 72 13 × 6 = 78
Hoe laat is het? Schrijf de digitale tijden op. a 9.00 uur b 6.00 uur
c 11.30 uur
d 2.30 uur
e 5.00 uur
f 12.30 uur
h 7.00 uur
i 9.30 uur
j 1.00 uur
g 11.00 uur
Maak de sommen. a 16 : 4 = 4 24 : 8 = 3 24 : 6 = 4 28 : 7 = 4
b 30 : 5 = 6 36 : 9 = 4 18 : 2 = 9 25 : 5 = 5
c 48 : 6 = 8 54 : 9 = 6 42 : 6 = 7 63 : 7 = 9
d 27 : 3 = 9 15 : 3 = 5 72 : 9 = 8 45 : 5 = 9
17-12-2010 09:13:20
75 6 CD
7 CD
8 CD
9 CD
C 10 D
Maak de sommen. a 20 : 2 = 10 24 : 2 = 12 30 : 2 = 15 40 : 2 = 20
Hoeveel cent is het? a € 1,25 125 b € 2,85 285 € 1,00 100 € 9,98 998 €2 200 € 3,05 305 € 2,50 250 €8 800
c
d 60 : 4 = 15 56 : 4 = 14 52 : 4 = 13 64 : 4 = 16
55 : 5 = 11 60 : 5 = 12 100 : 5 = 20 125 : 5 = 25
c € 0,25 25 € 0,99 99 € 0,80 80 € 0,10 10
d € 0,05 5 € 0,01 1 € 0,09 9 € 0,90 90
Geld wisselen.
a
€ 0,30
6
€ 1,00
5
€ 3,00
6
b
€ 0,55
11
€ 1,80
9
€ 4,00
8
c
€ 1,00
20
€ 3,00
15
€ 10,00
20
Wat is meer? a 7 × 9 of 8 × 8 9 × 11 of 10 × 10 7 × 7 of 8 × 6 10 × 8 of 9 × 9
b 405 of 504 399 of 400 101 of 98 874 of 847
c 63 : 7 of 64 : 8 54 : 6 of 54 : 9 40 : 8 of 26 : 5 28 : 4 of 27 : 3
d 200 − 34 of 200 − 35 87 − 29 of 90 − 31 123 + 76 of 53 + 151 88 + 99 of 93 + 93
Rond de bedragen af. De Super geeft geen € 1,19 wordt € 1,20. a € 1,19 € 1,20 € 2,18 € 2,20 € 3,17 € 3,15 € 4,16 € 4,15
Lb5b_B5Les.indd 75
b 30 : 3 = 10 33 : 3 = 11 39 : 3 = 13 45 : 3 = 45
en b € 0,99 € 1,00 € 0,54 € 0,55 € 0,75 € 0,75 € 0,68 € 0,70
terug. c € 5,05 € 5,05 € 5,06 € 5,05 € 5,08 € 5,10 € 4,99 € 5,00
d € 10,13 € 10,15 € 14,46 € 14,45 € 19,94 € 19,95 € 20,09 € 20,10
10-02-2009 12:24:40
C 11 D C 12 D C 13 D 14 CD
C 15 D
Wat is de rest? a 13 : 3 r 1 13 : 4 r 1 21 : 5 r 1 15 : 8 r 7
c 48 : 5 r 3 48 : 6 r 0 48 : 7 r 6 48 : 8 r 0
d 60 : 6 r 0 60 : 7 r 4 60 : 8 r 4 60 : 9 r 6
d 259 + 150 = 409 450 + 359 = 809 734 + 70 = 804 74 + 730 = 804
Maak de sommen. a 300 − 1 = 299 b 500 − 5 = 495 c 700 − 3 = 697 300 − 10 = 290 500 − 50 = 450 700 − 30 = 670 300 − 100 = 200 500 − 150 = 350 700 − 300 = 400 300 − 11 = 289 500 − 160 = 340 700 − 33 = 667
d 1000 − 100 = 900 1000 − 10 = 990 1000 − 1 = 999 1000 − 301 = 699
Wat is de nieuwe datum? a Een week eerder
b Een week later
c 2 weken later
17 april 10 apr 8 april 1 apr 7 april 31 mrt 1 april 25 mrt
19 december 26 dec 24 december 31 dec 25 december 1 jan 31 december 7 jan
13 februari 27 feb 8 juni 22 jun 25 december 8 jan 31 december 14 jan
Beantwoord de vragen. Denk aan de tafels.
a b c d
Lb5b_B5Les.indd 76
b 42 : 5 r 2 42 : 8 r 2 42 : 4 r 2 42 : 6 r 0
Maak de sommen. a 45 + 26 = 71 b 153 + 53 = 206 c 187 + 22 = 209 145 + 26 = 171 270 + 31 = 301 122 + 87 = 209 74 + 52 = 126 230 + 371 = 601 88 + 88 = 176 52 + 74 = 126 265 + 125 = 390 99 + 99 = 198
36
C 16 D
even snel
blok 5
76
32
63
23
45
54
24
42
18
81
Welke getallen kun je delen door delen door 8? 24 en 32 Welke getallen kun je delen door 7? 42 en 63 Welke getallen kun je delen door 6? 18, 24, 36, 42 en 54 Welke getallen kun je niet delen door 9? 23, 24, 32 en 42
Maak de sommen. a 2+3+4= 9 3 + 4 + 5 = 12 4 + 5 + 6 = 15 5 + 6 + 7 = 18
b 60 + 70 + 80 = 210 70 + 80 + 90 = 240 80 + 90 + 100 = 270 90 + 100 + 110 = 300
c 52 + 63 + 75 = 190 64 + 72 + 84 = 220 73 + 84 + 93 = 250 81 + 94 + 105 = 280
10-02-2009 12:24:41
77
C 17 D
18 CD
Maak de sommen. Het zijn allemaal verschillende sommen door elkaar. a 53 + 47 = 100 b 200 − 145 = 55 c 15 × 4 = 60 d 77 + 1…01 = 178 90 − 63 = 27 7 × 12 = 84 54 : 9 = 6 223 − 1…13 = 110 12 × 6 = 72 30 : 3 = 10 70 + 230 = 300 …4 × 13 = 52 26 : 2 = 13 185 + 13 = 198 500 − 6 = 494 63 : … 3 = 21 Wat kost elk vloertje? Hoeveel tegels tel je? De gekleurde tegels tellen niet mee. Een tegel kost € 2. 1
2
3
44 tegels kosten € 88 70 tegels kosten € 140
C 19 D
Hoeveel? 3 × zoveel a 150 g 250 g b 80 g 85 g c 120 g 125 g
C 20 D
56 tegels kosten € 112
verdeel in 3 gelijke delen 450 g 750 g 240 g 255 g 360 g 375 g
d 180 ml 60 ml 120 ml 40 ml e 450 ml 150 ml 129 ml 43 ml f 309 ml 103 ml 615 ml 205 ml
Teken en meet. a Teken een rechthoek van 2 bij 4 cm. Teken een rechthoek die 2 keer zo groot is. Meer antwoorden. b Teken een vierkant van 3 bij 3 cm. Teken de helft van dit vierkant. Meer antwoorden. c Teken een driehoek met 2 zijden van 4 cm die recht op elkaar staan. Teken de helft van deze driehoek. Meer antwoorden.
kwismeester
Lb5b_B5Les.indd 77
10-02-2009 12:24:41
1 CD
verder
blok 5
78
Met welke maat meet je?
Kies uit:
kilometer
a
2 CD
meter
b
centimeter
millimeter
c
d
de hoogte van een flatgebouw
de dikte van een munt
de lengte van een fietstocht
de omtrek van je pols
meter
millimeter
kilometer
centimeter
Hoe oud zijn ze?
Een vader en zijn dochter zijn samen 52 jaar oud. De vader is 30 jaar ouder dan zijn dochter. a Hoe oud is de vader? 41 b Hoe oud is zijn dochter? 11
3 CD
4 CD
Lb5b_B5Les.indd 78
Maak de sommen. a 245 + 34 = 279 326 + 73 = 399 501 + 29 = 530 420 + 68 = 488
b 254 + 143 = 397 362 + 227 = 589 52 + 722 = 774 93 + 305 = 398
c 544 + 36 = 580 241 + 29 = 270 604 + 66 = 670 667 + 14 = 681
d 236 + 64 = 300 568 + 32 = 600 444 + 56 = 500 517 + 84 = 601
Meet de lengte van deze potloden in millimeters. a
40 mm
b
72 mm
c
88 mm
10-02-2009 12:24:44
79 5 CD
Hoeveel geld krijg je terug? a € 2,62 / € 4,28 / € 0,83 b € 7,47 / € 1,02 / € 7,35 Het kost:
6 CD
Je betaalt met:
Het kost:
Je betaalt met:
c € 11,12 / € 25,05 / € 0,40 Het kost:
€ 2,38
€ 2,53
€ 8,88
€ 0,72
€ 8,98
€ 24,95
€ 9,17
€ 12,65
€ 49,60
Je betaalt met:
Wat is de omtrek? b
a
d 14 cm of 140 mm
16 cm
16 cm
c
7 CD
20 cm
Hoe zwaar zijn de blokkenstapels? Elk blok weegt 80 kg. a
b
480 kg
8 CD
Lb5b_B5Les.indd 79
c
320 kg
800 kg
Reken verder. de tafel van 30
30
60
9…0
1…20
1…50
1…80
2…10
2…40
2…70
300
de tafel van 50
50
100
1…50
2…00
2…50
3…00
3…50
4…00
4…50
500
samen:
80
160
2…40
3…20
4…00
4…80
5…60
6…40
7…20
800
10-02-2009 12:24:46
80 9 CD
C 10 D
Hoeveel uren en minuten zijn het? a 60 minuten = 1 uur 80 minuten = 1 uur en 20 minuten 90 minuten = … 1 uur en 30 … minuten 100 minuten = … 1 uur en 40 … minuten
b 110 minuten = … 1 uur en 50 … minuten 120 minuten = … 2 uur 180 minuten = … 3 uur 200 minuten = … 3 uur en 20 … minuten
Wat staat er onder het vraagteken? a b 100 197 ? ?
c
... 15
C 11 D
verder
blok 5
...
... 25
35
31
... 53
... 60
80
stop
start
... 90
108 120
45
... ...
?
105
stop
−95 711 +200 911 911 −105 806 … … …
+85 620 −250 370 370 +165 535 … … …
−95 622 +200 822 822 −105 717 … … …
+85 710 −250 460 460 +165 625 … … …
−95 533 +200 733 733 −105 628 … … …
445
+85
Hoeveel liter water is het in 2, 5 en 10 dagen? Neem de tabel over en vul in. 2 dagen 1
Lb5b_B5Les.indd 80
276
−250 280 530 … …
280 +165
C 13 D
d
Reken uit. start
C 12 D
380
?
5 dagen
10 dagen
bad en douche 2 × 51 l = 1…02 l 2…55 l
5…10 l
toilet
2 × 43 l = 8…6 l
2…15 l
4…30 l
wasmachine
2 × 26 l = 5…2 l
1…30 l
2…60 l
afwassen
2 × 9 l = 1…8 l
4…5 l
9…0 l
koken
2 × 3 l = 6…l
1…5 l
3…0 l
overig
2 × 3 l = 6…l
1…5 l
3…0 l
Hoeveel emmers water is het ongeveer? In een emmer gaat ongeveer 10 liter. a 46 l 5 b 36 l 4 c 23 l 2
d 6l1
e 128 l 13
10-02-2009 12:24:56
81
C 14 D C 15 D C 16 D
Reken uit. a 2×4= 8 5 × 8 = 40 10 × 7 = 70 5 × 3 = 15
b
Reken uit. a 40 : 5 = 8 35 : 5 = 7 24 : 6 = 4 30 : 5 = 6
2 × 40 = 80 5 × 80 = 400 10 × 70 = 700 5 × 30 = 150
b 55 : 5 = 11 60 : 5 = 12 66 : 6 = 11 72 : 6 = 12
Hoeveel geld zit erin? a b c
97
d
c 2× 2= 4 5 × 5 = 25 8 × 10 = 80 9 × 2 = 18
d 20 × 2 = 40 50 × 5 = 250 80 × 10 = 800 90 × 2 = 180
c 48 : 8 = 6 56 : 7 = 8 54 : 9 = 6 72 : 8 = 9
d
e
g
f
88 : 8 = 11 77 : 7 = 11 120 : 8 = 15 105 : 7 = 15 h
84 63 41
33 28
C 17 D
€ 0,82
€ 1,65
Schrijf over en vul in. a 17
43 … 26
55 … 38
64 …
Lb5b_B5Les.indd 81
€ 9,70
€ 1,68
€ 3,15
b
€ 2,80
28
€ 1,40
c 108
281 … 173
400 …
335 … 227
28
€ 0,56 d
45 …
108 … 63
140 95
158 …
137 …
196 59 …
303 166
225
10-02-2009 12:24:59
1 CD
plus
blok 5
82
Reken het verschil uit tussen een getal en het omgekeerde van dat getal. a 826 − 628 = 198 573 − 375 = 198 947 − 749 = 198 654 − 456 = 198
b 391 − 193 = 198 765 − 567 = 198 432 − 234 = 198 240 − 042 = 198
c 794 − 497 = 297 531 − 135 = 396 461 − 164 = 297 652 − 256 = 396
d 865 − 568 = 297 793 − 397 = 396 370 − 073 = 297 945 − 549 = 396
Wat valt je op als je naar de uitkomsten kijkt? In het midden staat telkens een 9 en het eerste en laatste cijfer zijn samen 9.
2 CD
Maak sommen met getalkaartjes. a Maak sommen met
6
10
12
waar 2, 4, 6 of 8 uitkomt.
Gebruik 2 of 3 kaartjes per som. 12 : 6 = 2 en 12 − 10 = 2; 6 + 10 − 12 = 4; 12 − 6 = 6; 6 + 12 − 10 = 8 b Maak sommen met
8
5
4
waar 1, 2, 3, 4, 7, 9 of 10 uitkomt.
5 − 4 = 1 en 5 + 4 − 8 = 1; 8 : 4 = 2; 8 − 5 = 3; 8 − 4 = 4; 8 + 4 − 5 = 7 en 8 : 4 + 5 = 7; 8 − 4 + 5 = 9; 8 × 5 : 4 = 10
3 CD
Teken na in je schrift en vul in. a
4 CD
+
10 …
35
40 …
5
15
40 …
25 …
35 …
50
60 …
+
17
44
30 …
45 …
11 …
28 …
55 …
60
65 …
9
26 …
85 …
90
39 …
56
c
+
63 …
36
14
41
4 …
67 …
40
18 …
53 …
39 …
20
83
56 …
34 …
82 …
69 …
15
78 …
51 …
29 …
Reken met de getallen in deze dozen.
7 15
Lb5b_B5Les.indd 82
b
51
20 18
9
23
21 49
a Welke getallen zijn samen 50? 7 + 20 + 23 = 50 b Wat is de kleinste uitkomst? 7 + 9 + 21 = 37 c En wat is de grootste uitkomst? 51 + 20 + 49 = 120
10-02-2009 12:25:04
83 5 CD
Beantwoord de vragen. Hamid en Kelly gaan hardlopen. Kelly loopt sneller. Als Kelly 100 meter gelopen heeft, heeft ze 25 meter voorsprong op Hamid. a Kelly geeft Hamid 100 m voorsprong. Na hoeveel meter haalt ze Hamid in? Na 400 m. b Kelly geeft Hamid 150 m voorsprong. Na hoeveel meter haalt ze hem in? Na 600 m.
6 CD
Kelly start
Hamid
0m
100 m
100 m
175 m
200 m
2…50 m
4…00 m
4…00 m
Hoeveel weken en jaren? 1 jaar heeft 52 weken. a Hoeveel weken oud ben jij? Meer antwoorden. b Hoeveel jaar is iemand die 500 weken oud is? Ongeveer 10 jaar. c Hoeveel jaar is iemand die 1000 weken oud is? Ongeveer 20 jaar.
7 CD
8 CD
Raad het getal. a Het getal is kleiner dan 90 en groter dan 70. Het eindigt op een 2 en hoort bij de tafels van 8 en 9. Welk getal is het? 72 b Bedenk zelf ook een paar van zulke getallenraadsels. Meer antwoorden. Uit hoeveel blokken bestaat elke blokkenstapel? a 36
b 30
c 27
e 26 d 34
Lb5b_B5Les.indd 83
f 34
g 17
10-02-2009 12:25:06
84 9 CD
C 10 D
plus
blok 5
Zoek steeds het dubbele. Meer antwoorden. 2×3
4×3
8×3
8×6
…
6
12
24 …
48 …
96 …
2×5
4×5
8×5
8 × 10
…
10 …
20 …
40 …
80 …
160 …
reken zo verder reken zo verder
Hoeveel punten? De a, e, i, o en u zijn 8 punten waard. Alle andere letters zijn 5 punten waard. a Hoeveel punten zijn deze woorden waard? 54 − 101 − 88
P O S T Z E G E L A N T WO O R D A P P A R A A T T E L E F O O N N U MME R 8
5
8
5
5
5
8
5
8
5
5
5
5
8
8
5
5
8
5
5
8
5
8
8
5
8
5
8
5
8
8
5
5
8
5
5
8
5
5
b Bedenk nog meer woorden die meer dan 80 punten waard zijn. Meer antwoorden.
C 11 D
C 12 D
Hoeveel winst maakt Sophie? Sophie koopt een klokje voor € 7. Even later verkoopt ze het klokje weer voor € 8. Ze krijgt er spijt van. Daarom koopt ze het klokje weer terug voor € 9. De volgende dag verkoopt ze het toch weer voor € 10. Hoeveel winst maakt Sophie? € 10 − € 7 = € 3; € 3 + € 8 = € 11; € 11 − € 9 = € 2; € 2 + € 10 = € 12. Haar winst is € 12 − € 10 = € 2 Reken het klokje rond. Begin linksboven. a+b –b
–b +1
Lb5b_B5Les.indd 84
Voorbeeld: a = 3 en b = 6
×b
:b
3+ 9× 54 − 48 : 8+ 9−
6 6 6 6 1 6
= = = = = =
9 54 48 8 9 3
Kies nu voor a en b twee andere getallen onder de 10. Reken het klokje rond. Wat is de uitkomst? Meer antwoorden. Doe dit nog eens met twee andere getallen. Wat valt je op? Je eindigt steeds met het begingetal a.
10-02-2009 12:25:08
85
C 13 D
Teken na in je schrift en vul in. a
14 CD
−
15 …
25
30 …
40
25
15 …
90 …
75 …
60
45 …
−
21
29
60 …
10 …
78
57 …
49 …
65
60
65
44 …
35 …
30
80 …
59
12 …
15 …
13 …
6
16 … 17 …
−
48 …
45
54
18
72
24 …
27 …
18 …
36 …
5…
84
36
39 …
30 …
51 …
20 …
65
17 …
20 …
11 …
Zet de getallen 11 tot en met 18 in de buitenste ring zo dat 3 getallen op dezelfde lijn samen 35 zijn.
14 … 18 …
Optellen en aftrekken. Kies 2 getallen onder de 10. Tel ze bij elkaar op en trek ze van elkaar af. Doe hetzelfde met de uitkomsten: tel op en trek af. Ga zo door. Wat zie je aan de getallen? Meer antwoorden. Voorbeeld: 5 en 8 8 + 5 = 13 13 + 3 = 16 8−5= 3 13 − 3 = 10
C 16 D
c
Teken na in je schrift en vul in. 11 …
C 15 D
b
16 + 10 = 26 16 − 10 = 6
26 + 6 = 32 26 − 6 = 20
enzovoort.
Teken deze figuur na en kleur de vlakken. Twee vlakken die naast elkaar liggen moeten verschillende kleuren hebben. Gebruik zo weinig mogelijk verschillende kleuren.
plusschrift
Lb5b_B5Les.indd 85
17-12-2010 09:41:57