Warmtevisie Ede
Ede d.d. 16 december 2014
Inhoudsopgave Blz. 0
Samenvatting
3
1.
Inleiding
4
2.
Stadswarmte: feiten en achtergronden
6
3. 3.1 3.2 3.3. 3.4 3.5 3.6
Waarom stadswarmte? Stadswarmte is een middel, geen doel CO2-uitstoot stadswarmte vergeleken met andere opties Belang stadswarmte in relatie tot eindigheid voorraad aardgas Kansen stadswarmte voor bestaande woningen Kansen stadswarmte voor nieuwbouw woningen Kansen stadswarmte voor utiliteit
8 8 8 8 9 9 10
4. 4.1 4.2
Potentie stadswarmte in Ede Warmtevraag Warmtebronnen
11 11 12
5.
Potentie stadswarmte in de regio
14
6. 6.1 6.2 6.3 6.3.1 6.3.2 6.3.3 6.3.4 6.3.5 6.3.6 6.3.7 6.3.8 6.3.9
Ambities, rol en strategie gemeente Ambities Energiebesparing voorop Rol en strategie gemeente Reguliere rol Regierol Aansluiting gemeentelijk vastgoed Aansluiting nieuwbouw (wonen) Aansluiting huurwoningen Woonstede Aansluiting bestaande particuliere koopwoningen Aansluiting bedrijven en instellingen Financiële participatie in het warmtenet Communicatie
15 15 15 15 16 16 16 17 18 18 18 18 18
7. 7.1 7.2 7.3
Uitvoering, activiteiten en projecten Diverse onderzoeken Organisatie Kosten en dekking
20 20 20 21
BIJLAGEN 1. Ontwikkeling energietarieven van 1995 – 2013 2. Kansenkaart DWA (gebieden in Ede met kansen voor aansluiting op het warmtenet) 3. Beslispunten (uit hoofdstuk 6 en 7 van onderhavige Warmtevisie Ede)
22 24 25
2
0.
Samenvatting
Nederland moet in 2050 energieneutraal1 zijn, zo luidt de doelstelling van het kabinet. En zo is in 2013 ook afgesproken met alle maatschappelijke partners, in het SER-energieakkoord. Dit om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan. En ook omdat de voorraden fossiele energie (olie en gas) de alsmaar groeiende vraag niet meer kunnen bijhouden. Deze doelstelling betekent o.a. dat de warmtevoorziening van onze gebouwen (woningen en bedrijven) verduurzaamd moet worden. Verduurzaming betekent, in de bestaande bouw,zo veel mogelijk afkoppeling van het aardgasnet. Duurzame alternatieven voor verwarming via aardgas zijn aanwezig, zowel individueel (op gebouwniveau) als collectief. Maar financieel en organisatorisch is deze noodzakelijke energietransitie een grote opgave, met name bij bestaande gebouwen. In onze gemeente heeft Bio-energie De Vallei (BDV) in 2013 een duurzaam warmtenet aangelegd, gevoed vanuit de centrale aan de Dwarsweg. Deze centrale zorgt voor warmte door verbranding van knip- en snoeihout uit onze eigen regio. Op dit moment zijn ruim 3.500 woningen (c.q. woningequivalenten;weq) op het warmtenet aangesloten. BDV heeft de ambitie het warmtenet uit te breiden, binnen de kern Ede, naar 20.000 woningequivalenten in 2020. Gelet op de publieke belangen bij deze energietransitie functioneert in onze gemeente sinds enkele jaren een stuurgroep warmtenet, onder voorzitterschap van de gemeente. Andere partijen in deze stuurgroep zijn: BDV, Woonstede, provincie, Nuon en Alliander. Gelet op de grote ambities van BDV en de impact op de energievoorziening in onze gemeente heeft de stuurgroep warmtenet medio 2013 opdracht gegeven aan adviesbureau DWA om de wenselijkheid en haalbaarheid te onderzoeken van uitrol van het warmtenet naar andere delen van Ede. DWA heeft in maart 2014 de rapportage afgerond (“Kansenstudie warmtenet Ede“). Onderhavige warmtevisie Ede is voor een groot deel gebaseerd op de studie van DWA. Op basis van dit rapport dient een aantal besluiten te worden genomen over het vervolg van het warmteproject. Voor de gemeente gaat het om vragen als: past het warmtenet dat BDV wil uitrollen in de visie van de gemeente? welke rol moet de gemeente innemen tegenover dit particulier initiatief? moeten nieuwbouwlocaties en gemeentelijk vastgoed op het warmtenet worden aangesloten? Onderhavige nota beoogt de basis te bieden voor besluitvorming over de beslispunten aan de kant van de gemeente (bijlage 3 bevat een overzicht van de 12 beslispunten). Mede op basis van de studie van DWA is onze conclusie dat het initiatief van BDV een belangrijke bijdrage kan leveren aan de verduurzaming van de warmtevoorziening in Ede. Gelet op deze conclusie zien wij voor onszelf een aantal rollen bij de verdere uitrol van dit project. Hieronder vatten wij de belangrijkste rollen kort samen. 1. Wij zullen de uitrol van het warmtenet van BDV actief ondersteunen, waarbij wij de ambitie onderschrijven om in 2020 in Ede minimaal 20.000 weq te hebben aangesloten op het warmtenet. Daarbij gelden voor ons als randvoorwaarden (publieke belangen): de betrouwbaarheid, betaalbaarheid en duurzaamheid van het warmtenet. 2. Wij willen bij de verdere uitrol van het warmtenet een regierol blijven vervullen, gelet op genoemde publieke belangen. 3. Wij zullen de mogelijkheden van aansluiting van het gemeentelijk vastgoed, zowel bestaand als nieuw, op het warmtenet actief onderzoeken. 4. Eventuele aansluiting van nieuwbouwlocaties op het warmtenet zal door verleiding tot stand moeten komen, dat wil zeggen op basis van vrijwilligheid. Voor de locatie Kazerneterreinen zullen wij binnenkort een onderzoek laten instellen naar de haalbaarheid van de aansluiting van deze locatie op het warmtenet. 5. Wij blijven Woonstede stimuleren tot energiebesparing en toepassing van duurzame energie in de huurwoningen. Daarbij zullen wij Woonstede ook stimuleren tot aansluiting van daarvoor in aanmerking komende huurwoningen op het warmtenet. 6. Wij zullen, in overleg met BDV en Alliander, onderzoeken of het wenselijk en mogelijk is een minderheidsaandeel (1-5%) te nemen in het transportnet van BDV. 7. Wij zullen voor de periode 2015-2017 (3 jaar) de benodigde middelen (geld en menskracht) beschikbaar stellen, om de in deze nota beschreven rollen goed te kunnen vervullen.
1
Energieneutraal: over een periode van een jaar wekt ons land evenveel energie (duurzaam) op als wordt verbruikt.
3
1. Inleiding Onze moderne samenleving draait op energie. De economische groei van de laatste 150 jaar is voor een niet onbelangrijk deel te danken aan de aanwezigheid van goedkope (fossiele) energie (olie en aardgas). De warmtevoorziening van gebouwen in ons land (woningen en utiliteit) geschiedt, sinds de jaren ’60 van de vorige eeuw, voornamelijk via de verbranding van aardgas. Een warmtevoorziening op aardgas wordt in toenemende mate onzeker. Door de groeiende vraag en het afnemend aanbod zullen de prijzen verder stijgen (zie bijlage 1). En over ca. 10 jaar heeft Nederland onvoldoende aardgas om in de vraag te voorzien. Dan zullen we moeten gaan importeren uit landen als Rusland. Dat vormt een risico voor de leveringszekerheid. Daarnaast komt bij de verbranding van aardgas CO2 vrij. Dit broeikasgas is de belangrijkste oorzaak van de opwarming van de aarde. Het goede nieuws is dat er duurzame alternatieven zijn voor een warmtevoorziening gebaseerd op aardgas. Een van die alternatieven is een warmtevoorziening via een collectief (stads)warmtenet, gebaseerd op hernieuwbare energie (biomassa uit de directe omgeving). Deze nota gaat in op de wenselijkheid en haalbaarheid van verdere uitrol van het collectieve warmtenet in (de kern) Ede. De aanleiding om hier bij stil te staan is met name gelegen in het particulier initiatief van Bio-energie De Vallei (BDV). In 2013 heeft BDV een bio-energiecentrale gerealiseerd aan de Dwarsweg in Ede.
Deze warmtecentrale levert inmiddels duurzame warmte aan ruim 3.500 woningen (weq) in Kernhem en Veldhuizen. De warmtelevering vindt plaats door de verbranding van o.a. knip- en snoeihout, ook uit onze gemeente. In 2013 heeft BDV een warmtenet van ca. 5 km. aangelegd voor de levering van de warmte. Het gaat hier om een particulier initiatief, van een ondernemer uit onze gemeente. In 2013 is Dalkia 2 medeeigenaar van BDV geworden (voor 20%). De ambitie van BDV is om het warmtenet de komende jaren uit te rollen naar andere delen van Ede, zowel bestaande bouw als nieuwbouw, zowel woningen als utiliteit. BDV acht aansluiting van 20.000 woningequivalenten (weq) in 2020 haalbaar. Gelet op de aard en omvang van dit project is onze gemeente al enkele jaren nauw betrokken hierbij, samen met andere partijen, waaronder - naast BDV - Woonstede, Nuon, Alliander en de provincie. Met alle betrokken partijen is een stuurgroep warmtenet gevormd, onder voorzitterschap van de wethouder Milieu 3. Gelet op de grote ambities van BDV en de impact op de energievoorziening in onze gemeente heeft de stuurgroep warmtenet medio 2013 opdracht gegeven aan adviesbureau DWA om de wenselijkheid en haalbaarheid te onderzoeken van uitrol van het warmtenet naar andere delen van Ede. DWA heeft in maart 2014 de rapportage afgerond (“Kansenstudie warmtenet Ede“). Onderhavige warmtevisie Ede is voor een groot deel gebaseerd op de studie van DWA. Op basis van dit rapport dient een aantal besluiten te worden genomen over het vervolg van het 2
Dalkia beheert wereldwijd ruim 800 lokale warmte- en koudenetwerken. Dalkia is in sommige gevallen eigenaar van deze netwerken maar Dalkia beheert de netwerken ook in opdracht van lokale overheden of private partijen (bedrijvenparken, fabrieksterreinen). 3 Vanaf 2010 functioneerde deze stuurgroep onder voorzitterschap van de projectwethouder Kernhem. Na verbreding van de ambitie van het project eind 2012 heeft de wethouder Milieu het voorzitterschap overgenomen.
4
warmteproject. Het gaat hier om besluiten, die elk van de betrokken partijen zelf moet nemen alsmede om besluiten die de partijen gezamenlijk moeten nemen. Voor de gemeente gaat het om vragen als: past het warmtenet dat BDV wil uitrollen in de visie van de gemeente? welke rol moet de gemeente innemen tegenover dit particulier initiatief? moeten nieuwbouwlocaties en gemeentelijk vastgoed op het warmtenet worden aangesloten? Onderhavige nota beoogt de basis te bieden voor besluitvorming over de beslispunten aan de kant van de gemeente. Deze nota is als volgt opgebouwd. Na deze inleiding volgt in hoofdstuk 2 een nadere begripsbepaling van stadswarmte (wat is het? met feiten en achtergronden). In hoofdstuk 3 gaan we nader in op de argumenten om al dan niet voor stadswarmte te kiezen. Hoofdstuk 4 beschrijft de potentie voor stadswarmte in (de kern) Ede, met benoeming van de meest kansrijke gebieden voor aansluiting op het warmtenet van BDV. In hoofdstuk 5 wordt de situatie in enkele omliggende gemeenten beschreven, met de mogelijkheden om van een lokaal warmtenet door te groeien naar een regionaal net. Hoofdstuk 6 beschrijft onze ambities met betrekking tot de uitrol van het warmtenet en de rol die we willen vervullen bij het realiseren van die ambities. In hoofdstuk 7 tenslotte gaan we in op de uitvoering van activiteiten en op de middelen, benodigd voor het realiseren van de ambities. In hoofdstuk 6 en 7 is een twaalftal beslispunten geformuleerd ten behoeve van besluitvorming door het gemeentebestuur (zie ook bijlage 3, voor een overzicht van alle 12 beslispunten). Tot slot bevat deze nota een drietal bijlagen. Bijlage 1 bevat een overzicht van de energietarieven voor huishoudens vanaf 1995 t/m 2013. Bijlage 2 toont de kansenkaart van Ede, met daarop de 5 kansgebieden bestaande bouw en de 8 kansgebieden nieuwbouw (gebieden, die kansrijk zijn voor aansluiting op het warmtenet). Bijlage 3 bevat een overzicht van de 12 beslispunten, welke zijn geformuleerd in hoofdstuk 6 en 7 van onderhavige nota.
5
2.
Stadswarmte: feiten en achtergronden
Techniek Stadswarmte is een collectief verwarmingssysteem, waarbij woningen (en evt. andere gebouwen) worden verwarmd via een ondergronds netwerk van warmwaterleidingen. De warmteketen kent de volgende schakels: 1. warmteopwekker (warmtebron(nen) of productie-eenheden) 2. warmtetransport (hoofdleidingen) 3. warmtedistributie (in de wijk) 4. warmtelevering (de feitelijke levering aan de klant via de huisaansluiting). Soms zijn meerdere schakels in handen van één partij, soms in handen van verschillende partijen. In veel gevallen maakt warmtedistributie gebruik van restwarmte van elektriciteitscentrales, maar ook geothermie en de warmte van afvalverbrandingsinstallaties wordt gebruikt. Nieuwe ontwikkelingen zijn gebruik van biomassa, warmtepompen en zonnecollectoren. Door het schaalvoordeel (één grote warmtebron in plaats van vele cv-ketels) is warmtedistributie energiebesparend. Bij warmtedistributie gaat het om een bewezen techniek. Technisch zijn er geen problemen met warmtenetten. Via een warmtenet kan ook worden voorzien in de groeiende behoefte aan koude, via de levering van absorptiekoeling4. Ook het warmtapwatersysteem kan van warmte worden voorzien dat via het warmtenet wordt geleverd. Tarieven stadswarmte Om de prijs te kunnen berekenen, heeft elk huis een warmtemeter. Het warmteverbruik wordt uitgedrukt in gigajoules (GJ). Eén GJ warmte komt ongeveer overeen met het verstoken van ca. 35 - 38 kubieke meter aardgas. De afnemers van stadswarmte betalen voor de verbruikte GJ. Daarnaast betalen ze een maandelijks vastrecht alsmede een eenmalige bijdrage voor aansluiting op het warmtenet (BAK: bijdrage aansluitkosten). Om te voorkomen dat afnemers teveel betalen is er sinds 1 januari 2014 de Warmtewet. Uitgangspunt in deze wet is dat burgers voor warmte niet meer betalen dan ingeval van verwarming via aardgas. Dit volgens het NMDA-beginsel (Niet Meer Dan Anders). Deze wettelijke bescherming is nodig omdat klanten van stadswarmte geen keuzevrijheid hebben ten aanzien van de warmteleverancier. Stadswarmte in Nederland en in Ede Ons land telt op dit moment ca. 600.000 woningen met een aansluiting op een stadswarmtenet. Ca. 50 gemeenten in ons land hebben een warmtenet. Het type warmtebron verschilt per gemeente.In veel gemeenten wordt warmte van afvalcentrales benut of restwarmte van andere bedrijven. Het bijzondere van de warmte in Ede is dat deze wordt opgewekt met afvalhout uit de eigen omgeving. In Ede is in de jaren ‘90 van de vorige eeuw een warmtenet aangelegd door Nuon, in de wijk Kernhem. Op dit net zijn ca. 1100 woningen aangesloten. De warmtebron bestond uit een (tijdelijke) gasgestookte ketel in de wijk. Eind 2013 is dit warmtenet aangesloten op het warmtenet van BDV. Tegelijk zijn ook ca. 1500 woningen van Woonstede, in de wijk Veldhuizen, aangesloten op het warmtenet. Het totaal aantal aangesloten woningen (weq) bedraagt inmiddels ruim 3.500. Ontwikkeling stadswarmte vereist samenwerking De ontwikkeling van een warmtenet gaat gepaard met grote investeringen en vergt een lange adem. Het vraagt ook betrokkenheid van vele partijen die in de warmteketen verschillende rollen spelen. Er zijn eigenaren/producenten van warmte (BDV, bedrijven met restwarmte), afnemers van warmte (woningen, bedrijven en instellingen), transporteurs (in Ede is BDV eigenaar van het transportnet), distributeurs/leveranciers (Nuon levert de warmte in Kernhem, Woonstede levert de warmte aan de huurders; zowel Nuon als Woonstede zijn eigenaar van het distributienet), vastgoedeigenaren (Woonstede, institutionele eigenaren,VvE’s) en tenslotte ook overheden (gemeente en provincie). Duurzaamheid stadswarmte (zie ook hoofdstuk 3) Stadswarmte is niet per definitie duurzaam. Dat hangt van de warmtebron af. Stadswarmte met een gasketel als warmtebron is niet duurzaam. De bio-energiecentrale van BDV, gestookt met houtachtige biomassa uit bossen, plantsoenen en tuinen uit de regio, heeft een hoge mate van duurzaamheid. In deze notitie wordt met stadswarmte gedoeld op deze duurzame vorm van stadswarmte.
4
Absorptiekoeling: koelmethode die een warmtebron gebruikt om energie te leveren voor het koelsysteem.
6
Stadswarmte is flexibel en toekomstvast Alle mogelijke bronnen (bio-energie, restwarmte, geothermie, zonne-energie, biogas) kunnen op het net worden aangesloten. Als de houtige biomassa op termijn niet meer beschikbaar zou komen (met name als de vraag daarnaar groter is dan het aanbod) dan kunnen dus andere bronnen worden ingeschakeld. De verschillende bronnen kunnen ook gelijktijdig aan het net worden gekoppeld. Een warmtenet kan een infrastructuur zijn die het delen van warmte faciliteert. Het warmtenet kan ook een open net zijn, waar iedereen in principe het recht heeft om warmte aan het net (terug) te leveren (binnen de grenzen van wat technisch redelijkerwijze realiseerbaar is). Stadswarmte past in trend naar schaalverkleining Stadswarmte past in de trend naar schaalverkleining van de energievoorziening. Deze trend is een reactie van bewuste burgers en innovatieve ondernemers op de schaalvergroting en internationalisering van de energiemarkt. In onze regio is in 2012 de energiecoöperatie ValleiEnergie 5 opgericht. ValleiEnergie beoogt o.a. de opwekking en verkoop van duurzame energie in de regio Food Valley te realiseren en te stimuleren. Afname warmtebehoefte Door isolatie van gebouwen zal de warmtebehoefte de komende jaren verder afnemen. De verduurzaming van de bestaande bouw zal echter waarschijnlijk nog vele jaren vergen. Dit betekent dat er waarschijnlijk nog enkele tientallen jaren een substantiële warmtebehoefte blijft bestaan. De verduurzaming van de warmtevraag blijft dus een opgave voor de komende jaren.
5
www.ValleiEnergie.nl
7
3.
Waarom stadswarmte?
3.1
Stadswarmte is een middel, geen doel
Stadswarmte is een middel om de gebouwde omgeving te verduurzamen. Stadswarmte is geen doel op zich. Het doel is de CO2-emissie te verminderen, die ontstaat bij de verwarming van onze gebouwen door de verbranding van aardgas. Een ander doel is om de eindige brandstof aardgas te vervangen door hernieuwbare (=duurzame) energie. Er zijn ook andere middelen dan stadswarmte om deze doelen te bereiken. Voorop staat: energiebesparing (voorkomen van energieverbruik). Duurzame energie gebruiken (via stadswarmte of via andere technieken) komt op de tweede plaats in de zgn. Trias Energetica6. Het hebben van een lokaal stadswarmtenet past in maatschappelijke tendensen, zoals schaalverkleining en zelfvoorzienendheid.
3.2
CO2-uitstoot stadswarmte uit biomassa vergeleken met andere opties
In onderstaande figuur (uit DWA-rapport par. 3.1) is de jaarlijkse CO2-emissie van diverse energieconcepten weergegeven die optreedt bij het verwarmen van een gemiddelde tussenwoning. Uit deze figuur blijkt dat een warmtenet op basis van biomassa de laagste CO2-emissie oplevert.
Het in 2013 aangelegde warmtenet met ca. 3.000 aangesloten woningen levert een jaarlijkse CO2-reductie op van 7.000 ton. Een uitrol van het warmtenet naar 20.000 woningequivalenten zou dus een CO2-reductie opleveren van 47.000 ton per jaar. Daarmee is dit warmtenet het belangrijkste klimaatproject in Ede. 7 Doelstelling voor Ede, afgeleid van de nationale doelstelling, is een CO2-reductie van 200.000 ton per jaar in 2020. Het warmtenet kan dus een wezenlijke bijdrage leveren aan het halen van deze doelstelling (maar ook duidelijk is dat genoemde reductiedoelstelling niet alléén met duurzame warmte kan worden gehaald).
3.3.
Belang stadswarmte in relatie tot eindigheid aardgasvoorraden
Het belang van een warmtenet is niet alleen gelegen in de CO2-reductie. Onze afhankelijkheid van aardgas dient ook zo snel mogelijk beëindigd te worden omdat het om een eindige brandstof gaat. Over ca. 10 jaar produceert ons land minder aardgas dan het verbruikt en moeten we aardgas gaan importeren 8, uit politiek instabiele landen, zoals Rusland. Dit betekent een risico voor de leveringszekerheid (met name bij politieke 6 7 8
Trias Energetica: geeft de voorkeursvolgorde aan bij het werken aan de verduurzaming van de energievoorziening ; zie ook par. 6.2 Ter vergelijking: de twee windturbines van windpark A30 leveren gezamenlijk per jaar een CO2-reductie op van ca. 4.500 ton per jaar. Bron: www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/gaswinning-en-infrastructuur/gaspositie-van-nederland
8
conflicten dreigt dan het dichtdraaien van de gaskraan). Ook betekent gasimport een risico voor de prijs. De prijs van ons eigen aardgas is de afgelopen 20 jaar meer dan verdubbeld (zie bijlage 1), als gevolg van slinkende voorraden en stijgende vraag. Een regionale warmtevoorziening, op basis van verbranding van hout uit eigen regio, maakt ons minder afhankelijk van geopolitieke machtsverhoudingen. De aanwezigheid van hernieuwbaar hout in onze regio biedt een kans voor een regionale duurzame warmtevoorziening, die tot in lengte van jaren houdbaar is. Aandachtspunt hierbij is overigens dat bij toename van het aantal houtgestookte centrales de houtlevering op termijn wel een probleem zou kunnen worden (BDV heeft hout gecontracteerd voor 15 jaar). Dat laat ook zien dat energiebesparing altijd voorop moet staan. Want voor energie die niet verbruikt wordt is geen hout nodig.
3.4
Kansen stadswarmte voor bestaande woningbouw
Vraag is welke route we in Ede willen volgen voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving: Route 1: maatregelen op gebouwniveau (bv. schilisolatie of efficiente warmteopwekkers) of Route 2: collectieve maatregelen die de energie-input verduurzamen? DWA (hoofdstuk 3.2) over deze vraag: Voor bestaand stedelijk gebied is de combinatie van energiebesparende maatregelen en grootschalige uitrol van groene warmtenetten een goede optie voor verduurzaming. Voor het grootste deel van de bestaande bouw geldt dat vergaande ambities voor de CO2-emissiereductie niet gehaald kunnen worden met alleen besparingsmaatregelen op gebouwniveau. Zeker als ook de economische component wordt meegenomen. Vergaande energiebesparing in de bestaande bouw kost veel geld en is daardoor vaak niet rendabel. De warmtevraag wordt niet tot nul gereduceerd. Voor de overblijvende warmtevraag blijft verduurzaming noodzakelijk. De combinatie van gebouwmaatregelen en aansluiting op een warmtenet is dus kosteneffectiever dan alleen gebouw gebonden maatregelen. Bij de bestaande woningbouw kan onderscheid gemaakt worden tussen de huurwoningen van Woonstede en de particuliere koopwoningen. Corporatiewoningen en dan met name hoogbouw (met collectieve warmtevoorzieningen) vormen een zeer kansrijke doelgroep voor aansluiting op het warmtenet. Particuliere woningbezitters zijn een moeilijk te bereiken groep.
3.5
Kansen stadswarmte voor nieuwbouw woningen
De komende jaren zal de energieprestatie van nieuwbouwwoningen verder verbeteren, door de aanscherping van de wettelijke EPC9. In 2015 verbetert de energieprestatie met 33% (EPC daalt dan van 0,6 naar 0,4). Vanaf 2020 moeten nieuwbouwwoningen energieneutraal zijn (EPC 0). Dit laatste brengt DWA (hoofdstuk 4.5) tot de volgende conclusie. Woningen die na 2020 gebouwd gaan worden, zullen een dusdanige lage warmtevraag hebben dat een warmtenet geen toegevoegde waarde meer heeft. Ook voor nieuwbouw zijn, tot 2020, de twee routes voor verduurzaming: Route 1: toepassen woning gebonden maatregelen Route 2: levering van groene warmte via stadsverwarming, zo nodig aangevuld met woning gebonden maatregelen DWA (hoofdstuk 3.3) over de voorkeursroute: Woninggebonden maatregelen (route 1) zijn voor de investeerder in het algemeen iets duurder dan aansluiting op stadswarmte (route 2). Voor de bewoner geldt het omgekeerde: woninggebonden maatregelen (route 1) leiden tot iets lagere energielasten. Ieder nieuwbouwproject vergt apart onderzoek naar de haalbaarheid vanwege locatiespecifieke mogelijkheden en beperkingen. Nieuwbouwprojecten kenmerken zich tegenwoordig door onzekerheid en kleinschaligheid. Dit brengt DWA (hoofdstuk 4.5) tot de volgende conclusie.
9
EPC: EnergiePrestatieCoefficient; De EPC geeft de energieprestatie van een gebouw aan. De EPC-norm is vastgelegd in het (rijks)Bouwbesluit.
9
De bestaande bouw moet de robuuste kritische massa leveren voor de beoogde uitrol van het warmtenet Ede. De nieuwbouw is te beschouwen als bijvangst, maar levert geen doorslaggevende bijdrage aan de haalbaarheid van de aanleg van een warmtenet.
3.6
Kansen stadswarmte voor utiliteit
Bij het bepalen van de perspectieven van warmtenetten voor utiliteitsbouw dienen de volgende aspecten in ogenschouw te worden genomen: gebouwfunctie (kantoor, bedrijfspand, zorggebouw, scholen etc.) wenselijkheid van koeling eigendomsverhoudingen hoog/laag energielabel. DWA over de kansen voor stadswarmte bij utiliteitsgebouwen: De aanwezigheid van een solide warmtenet biedt gunstige condities om te komen tot een voor alle partijen acceptabele business-case. Ieder utiliteitsproject vraagt apart onderzoek naar de haalbaarheid vanwege de locatie specifieke mogelijkheden en beperkingen.
10
4.
Potentie stadswarmte in Ede
4.1
Warmtevraag
DWA (hoofdstuk 4) heeft onderzocht hoeveel woningen en andere gebouwen in Ede in principe aangesloten zouden kunnen worden op het warmtenet. Deze inventarisatie is gemaakt op basis van economische, technische en organisatorische aspecten. Voor met name bestaande flats en portiekwoningen van Woonstede en grote VvE’s is aansluiting op het warmtenet kansrijk. Dat geldt ook voor bestaande bedrijven en andere utiliteitsgebouwen. Voor met name kleinere bedrijven met een vloeroppervlak van 4.500 m2 of lager kan aansluiting interessant zijn, omdat deze hetzelfde gastarief betalen als woningen. Voor wat betreft de nieuwbouw in de kern Ede is de verwachting dat tot 2020 ruim 2.000 woningen gebouwd gaan worden. De bouwplanning is overigens onzeker. Van genoemd aantal woningen merkt DWA ca. 1.400 woningen aan als aan te sluiten potentieel. Woningen die na 2020 worden gebouwd hebben een zeer lage warmtevraag, waardoor aansluiting op het warmtenet geen grote toegevoegde waarde meer heeft. Om het warmtenet rendabel te kunnen exploiteren is het noodzakelijk dat warmtevragers voldoende geconcentreerd bij elkaar zijn gelegen. Potentieel Al met al komt DWA tot het volgende potentieel voor aansluiting op het warmtenet: 1.500 woningen Kernhem (inmiddels al aangesloten) 4.260 bestaande hoogbouwwoningen in bezit van Woonstede of VvE’s 6.390 woningequivalenten aan utiliteits- en bedrijfsgebouwen (174 gebouwen, incl. gemeentelijk vastgoed) 1.400 nieuwbouwwoningen, die vóór 2020 gebouwd gaan worden 1.500 bestaande woningen in particulier bezit. Het maximale potentieel komt daarmee, volgens DWA, op 15.000 woningequivalenten. Kansenkaart De inventarisatie door DWA heeft geresulteerd in een kansenkaart uitbreiding warmtenet (zie bijlage 2). Op deze kaart worden 5 kansgebieden met bestaande bouw benoemd: 1. Veldhuizen (complexen Woonstede) 2. Ede-noord-oost (incl. centrum) 3. Ede-oost (o.a. deel Beatrixpark) 4. Ede-zuid (met name hoogbouw Woonstede en scholen KennisAs) 5. bedrijventerrein Frankeneng-Heestereng. Daarnaast laat de kansenkaart de 8 kansgebieden met nieuwbouw zien: A. Kernhem B B. Het Nieuwe Landgoed C. Kazerneterreinen D. Enka E. Park Reehorst F. Kop van de Parkweg G. Uitvindersbuurt H. Veldhuizen A. Groeimodel De verdere uitrol van het warmtenet zal volgens een groeimodel plaatsvinden. Er kan geen sprake zijn van een blauwdruk voor heel Ede. De groei zal stapsgewijs plaatsvinden, via een gebiedsgerichte aanpak, op basis van een voor dat gebied uitgewerkte business-case. De omvang van een gebied kan variëren van een gebouw, een straat tot een (deel van) een wijk. BDV is bereid de rol van investeerder en exploitant te blijven vervullen. BDV heeft het voornemen het warmtenet in 2015 uit te rollen naar Ede-zuid en daarna mogelijk naar de kenniscampus. Vandaaruit komen nieuwbouwlocaties als Enka en Kazerneterreinen in beeld. In 2013 is ca. 5 km. warmtenet aangelegd (zie onderstaande afbeelding).
11
4.2 Warmtebronnen Voorwaarde voor een warmtenet is de aanwezigheid van voldoende warmtebronnen. DWA (hoofdstuk 5) concludeert dat voor Ede de volgende bronnen een rol kunnen spelen. Bio-energiecentrales van BDV De bio-energiecentrale aan de Dwarsweg zet houtachtige biomassa om in warmte. De huidige centrale heeft een capaciteit van 4,5 Megawatt voor warmtelevering aan 3.500 weq. In 2015 plaatst BDV waarschijnlijk een tweede ketel bij, waardoor de capaciteit wordt vergroot naar 9 Megawatt (voor levering aan 7.000 weq). Voor deze centrale aan de Dwarsweg heeft BDV voldoende contracten gesloten met biomassaleveranciers in de regio (gemeenten, landgoedeigenaren, natuurorganisaties, etc.). BDV overweegt een tweede bio-energiecentrale te bouwen in Ede (in park Reehorst), afhankelijk van de uitrol van het warmtenet. De biomassa voor een tweede centrale zal ook uit de regio afkomstig zijn.. Naast houtachtige biomassa worden op dit moment geraffineerd bermgras en ingedroogd blad onderzocht voor verbranding c.q. bijmenging in de ketels van de centrale(s). De gemeente Ede neemt deel in een pilot met verbranding van gedroogd bladafval. Restwarmte uit bio-vergisting van de RWZI De rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) van het waterschap aan de Dwarsweg zet biogas om in warmte en elektriciteit. De RWZI gebruikt de meeste warmte zelf in het rioolwaterzuiveringsproces. Het beperkte warmte-overschot (110 weq) kan aan het warmtenet worden geleverd. BDV heeft de levering van deze warmte inmiddels contractueel vastgelegd met het waterschap. Geothermie: warmtewinning uit diepe aardlagen De ondergrond van Ede is niet geschikt voor de winning van geothermische warmte van 2 tot 4 km diepte. Wel kan in de toekomst ultra diepe geothermie (6 km) een rol spelen. Ballast Nedam onderzoekt momenteel de haalbaarheid van een dergelijke bron voor Parenco te Renkum. Deze bron zou over 5 jaar gerealiseerd kunnen zijn. Een dergelijke bron zou voor minimaal 17.000 weq warmte kunnen leveren. Een combinatie met warmtenetten in Wageningen is een vereiste om benutting van deze warmte mogelijk te maken (zie hoofdstuk 5). Vooralsnog is de technische en economische haalbaarheid van ultra diepe geothermie onzeker. Industriële restwarmte uit bedrijven DWA heeft voor 13 bedrijven in Ede onderzocht of bruikbare restwarmte uit bedrijfsprocessen aanwezig is. Uit deze globale verkenning blijkt dat er een restwarmte-aanbod is van ca. 1.570 weq. Nader onderzoek is nodig om de haalbaarheid van het benutten van deze restwarmte te onderzoeken. Begin 2014 heeft BDV een intentie-overeenkomst gesloten met het bedrijf HSV over de levering van stoom door BDV (overeenkomend met ca. 3.000 weq) en afname van restwarmte 12
-
van dit bedrijf (overeenkomend met enkele honderden weq). Vergisting overige biomassastromen De inzet van WKK’s10, gevoed met biogas afkomstig uit het vergisten van mest en restproducten (zoals bermgras), kan een warmteaanbod opleveren van ca. 910 weq.
Om de totale warmtevraagpotentie van 15.000 weq in te vullen zijn twee bio-energiecentrales van BDV niet voldoende. Twee centrales van 9 MW zouden overigens wél 14.000 woningen van warmte kunnen voorzien. Restwarmte van bedrijven en inzet van bio-WKK’s op basis van vergisting kunnen aanvullende warmte leveren voor ca. 2.500 weq. Zoals gezegd is de totale warmtevraagpotentie door DWA berekend op 15.000 weq. De stuurgroep warmtenet heeft (in haar vergadering van 5 september 2014) uitgesproken dat de ambitie voor 2020 op 20.000 weq kan worden bepaald. De stuurgroep meent dat o.a. de aansluiting van bedrijven in de praktijk waarschijnlijk meer potentie biedt dan door DWA berekend.
10
WKK: Warmtekrachtkoppeling staat voor het gelijktijdig opwekken van warmte en kracht (elektriciteit).
13
5.
Potentie regio
Niet alleen in de gemeente Ede is een warmtenet aanwezig. In Veenendaal wordt de nieuwbouwwijk Veenendaal-oost verwarmd via een warmtenet (warmtebron: bodemenergie/WKO). In Wageningen ligt in de wijk Noord-west een warmtenet met ca. 750 aangesloten woningen (warmtebron: een gasgestookte WKKinstallatie). De gemeente Wageningen heeft in 2013 een soortgelijke studie (als in Ede) laten uitvoeren naar de kansen van uitbreiding van het Wageningse warmtenet. Denkbaar is dat de warmtenetten in Ede en bv. Wageningen aan elkaar worden gekoppeld. Zie onderstaande afbeelding (bron: DWA - Kansenstudie warmtenet Ede d.d.. maart 2014).
Voordeel van koppeling van warmtenetten is dat dit de robuustheid van het net vergroot, in die zin dat het aantal warmtebronnen toeneemt. Dit vergroot de betrouwbaarheid van het net. Het aantal aansluitingen van een regionaal net is groter dan van afzonderlijke lokale netten. Dit vergroot de haalbaarheid van het doen van grote investeringen in nieuwe warmtebronnen. Het realiseren van een geothermie-bron ten behoeve van warmte voor Parenco in Renkum vergt een miljoeneninvestering. Een dergelijke bron levert warmte voor ca. 17.000 weq. Deze investering is alleen haalbaar als de afzet van de warmte is verzekerd. Een warmtetransportleiding van Parenco naar Wageningen en Ede vergroot de kansen op afzet van warmte uit de eventuele geothermiebron bij Parenco. Netbeheerder Alliander zou wellicht kunnen optreden als investeerder in een dergelijke regionale transportleiding. .
14
6.
Ambities, rol en strategie gemeente
In vorige hoofdstukken hebben we gezien dat er, voornamelijk dankzij de activiteiten van BDV, goede kansen zijn voor de (verdere) ontwikkeling en het gebruik van duurzame warmte in Ede. Die kansen willen we zoveel mogelijk benutten. Daarbij zullen we een actieve rol spelen. Dat is nodig om onze energie-ambities te kunnen realiseren. Ook draagt dit er aan bij de warmtevoorziening voor huishoudens op lange termijn veilig te stellen en betaalbaar te houden. Duurzaam en sociaal gaan hier dus hand in hand. In dit hoofdstuk concretiseren we onze ambities en geven we op hoofdlijnen aan hoe we de verdere ontwikkeling van de duurzame warmtevoorziening willen stimuleren en faciliteren. De beslispunten uit dit hoofdstuk (en uit hoofdstuk 7) zijn overzichtelijk samengevat in bijlage 3. 6.1
Ambities
Doelstelling van ons energiebeleid is 14% duurzame energie in 2020. Daarnaast willen we in 2020 de uitstoot van CO2 met 30% hebben verminderd (ten opzichte van 1990). Realisatie van deze doelstellingen is een moeilijke opgave.11 De uitrol van het warmtenet van BDV tot 15.000 aansluitingen (weq) zal fors bijdragen aan realisatie van deze doelstellingen, zo blijkt uit de studie van DWA (zie ook hierboven hoofdstuk 3.2). Stadsverwarming met warmte uit biomassa heeft de laagste CO2-uitstoot, in vergelijking met andere duurzame opties en in vergelijking met een individuele HR-ketel. Zie figuur 3.1 in hoofdstuk 3. Maar in ons warmtebeleid gaat het niet alleen om de duurzaamheid van de warmtevoorziening. Het gaat ook om het waarborgen van andere publieke belangen op de lange termijn. Concreet doelen wij op de betrouwbaarheid en betaalbaarheid van de warmtevoorziening. Dit zijn voor ons randvoorwaarden bij de uitrol van het warmtenet. Uit de DWA-studie blijkt dat het warmtenet van BDV aan deze randvoorwaarden kan voldoen. Wij zullen daarom de uitrol van het warmtenet van BDV zoveel mogelijk ondersteunen en bevorderen, zolang aan deze randvoorwaarden wordt voldaan. Wij zullen daarbij een actieve rol vervullen. Dit sluit aan bij het advies van DWA. In afwijking van het advies van DWA willen wij – in overleg met onze partners in de stuurgroep warmtenet – gaan voor een ambitie voor 2020 die hoger is dan het door DWA berekende aantal van 15.000 weq. Beslispunt 1 Wij zullen de uitrol van het warmtenet van BDV actief faciliteren, waarbij wij – samen met onze partners in de stuurgroep warmtenet - de ambitie onderschrijven om in 2020 in Ede minimaal 20.000 weq te hebben aangesloten op het warmtenet. Daarbij gelden voor ons als randvoorwaarden: de betrouwbaarheid, betaalbaarheid en duurzaamheid van het warmtenet. Bij de duurzaamheid van het warmtenet doelen wij met name op de herkomst van de biomassa (uit eigen regio en dus niet uit landen aan de andere kant van de wereld).
6.2
Energiebesparing voorop
De zogenaamde Trias Energetica kent de volgende voorkeursvolgorde van maatregelen: energie besparen duurzame energie gebruiken fossiele brandstoffen zo efficient mogelijk gebruiken. De productie en het gebruik van duurzame warmte valt onder de tweede categorie maatregelen. Energie besparen betekent o.a. de warmtevraag verminderen, bijvoorbeeld door woningisolatie. De voorkeursvolgorde van de Trias energetica blijft onderdeel van ons beleid. Dit betekent dat aansluiting op het warmtenet niet in de weg mag staan aan maatregelen om de energievraag van gebouwen te verminderen.
6.3
Rol en strategie gemeente
Bij de (fysieke) realisatie van warmtebronnen (zoals de bio-energiecentrale aan de Dwarsweg) en bij de aanleg en exploitatie van het warmtenet speelt de gemeente een beperkte rol, zeker gezien het feit dat in onze gemeente een marktpartij actief is in deze markt. BDV heeft de ambitie om het warmtenet de komende jaren verder uit te rollen, incl. de realisatie van de daartoe benodigde warmtebronnen. Dit neemt niet weg dat
11
Zie eindrapportage gemeentelijk klimaatplan 2009-2013 (d.d. maart 2014)
15
de gemeente op tal van terreinen een rol kan spelen. De gemeente moét deze rollen ook vervullen, als we de ambitie (20.000 weq) willen halen. Wij benoemen hieronder een negental rollen.
6.3.1 Reguliere rol Wij zullen biomassa blijven leveren aan de centrale.12 Daarnaast zullen wij als bevoegd gezag (op grond van de gemeentelijke Graafverordening) medewerking blijven verlenen aan de aanleg van het warmtenet in de openbare ruimte. Het gaat hier om een infrastructureel project met een behoorlijke impact. Wij zullen actief betrokken blijven bij het vinden van de juiste route en het oplossen van knelpunten. Dit kan substantieel in de aanlegkosten schelen en vergroot het vertrouwen van de andere betrokken partijen. Daarbij zullen wij toezien op het zoveel mogelijk voorkomen, beperken en herstellen van schade aan de openbare ruimte (o.a. groen). Ook letten wij er op dat overlast voor omwonenden (tijdens de werkzaamheden) beperkt blijft. Verder zijn wij alert op kansen voor het combineren met werkzaamheden aan andere infrastructuur (wegen, riolering, water, gas, elektriciteit e.d.), conform het principe ‘werk met werk maken’. In bestemmingsplannen (voor zover relevant voor het warmtenet) zullen wij rekening houden met de (mogelijke) aanleg van het warmtenet (door de reservering van ruimte, zowel ondergronds als bovengronds, voor opstallen zoals onderstations). Beslispunt 2 a. Wij blijven minimaal de afgesproken hoeveelheid biomassa leveren aan BDV. b. Wij blijven (als bevoegd gezag) actief medewerking verlenen aan de aanleg van het warmtenet in de openbare ruimte, met inachtneming van de publieke belangen die wij behartigen. c. In bestemmingsplannen zullen wij rekening houden met de (mogelijke) aanleg van een warmtenet.
6.3.2 Regierol Als uitvoerende partij spelen wij, zoals gezegd, een beperkte rol. Wij willen vooral een rol spelen als regisseur, door partijen bij elkaar te brengen (bv. producenten, leveranciers en potentiele afnemers van warmte), draagvlak te creëren en samenwerking te stimuleren. Deze regievoering zal o.a. plaatsvinden vanuit de stuurgroep warmtenet Ede, die sinds 2010 functioneert. 13 In deze stuurgroep zullen wij ook de ontwikkeling van andere warmtenetten in de regio (met name in Wageningen) volgen, om te bezien of koppeling van warmtenetten mogelijk is (zie hierboven hoofdstuk 5). Beslispunt 3 Wij willen, in overleg met alle betrokken partners, de komende jaren doorgaan met de stuurgroep warmtenet Ede. Mede vanuit deze stuurgroep willen wij actief invulling geven aan de regierol, gericht op realisatie van de ambitie (20.000 aansluitingen (weq) op het warmtenet in 2020). Met de partners in de stuurgroep zullen wij de gezamenlijke afspraken bundelen in een intentie-overeenkomst. Wij streven naar ondertekening van deze overeenkomst begin 2015.
6.3.3 Aansluiting gemeentelijk vastgoed Wij hebben een aantal gebouwen in eigendom, waaronder schoolgebouwen en sportaccommodaties. In 2014 is zwembad De Peppel aangesloten op het warmtenet. Begin 2015 wordt het nieuwe buurtcentrum op Het Nieuwe Landgoed aangesloten op het warmtenet. Wij zullen actief de mogelijkheden onderzoeken om ook andere objecten van ons gemeentelijk vastgoed op het warmtenet aan te sluiten. Bij de besluitvorming daarover spelen financiële overwegingen natuurlijk een rol (een lastig punt daarbij kan zijn dat een mogelijk exploitatievoordeel voor de gebouwgebruiker niet ten gunste komt van de eigenaar/investeerder). Maar vanuit onze maatschappelijke verantwoordelijkheid wegen duurzaamheid en de betrouwbaarheid (leveringszekerheid) van de energievoorziening minstens zo zwaar. Voor wat betreft de duurzaamheid zij overigens bedacht dat deze ook op een andere manier kan worden bereikt dan door aansluiting op het warmtenet. Het warmtenet van BDV is een goede optie, maar niet in alle situaties de beste optie qua duurzaamheid. Beslispunt 4 a. Wij zullen de mogelijkheden van aansluiting van het gemeentelijk vastgoed, zowel bestaand als nieuw, op het warmtenet actief onderzoeken. b. Wij zullen onze gebouwen aansluiten op het warmtenet indien dit technisch en economisch haalbaar is en geen financieel nadeel voor de gemeente oplevert. 12
In 2011 hebben wij met BDV een 15-jarig contract gesloten voor de jaarlijkse levering van minimaal 3.000 ton resthout uit onze bossen en openbare ruimte . 13 Zie voetnoot 2
16
c. Bij ons onderzoek zullen wij ook de school-, sport- en andere gebouwen betrekken, in overleg met andere betrokken partijen (schoolbesturen, verenigingen, instellingen en de Stichting Sportservice Ede).
6.3.4 Aansluiting nieuwbouwlocaties (wonen ) De warmtevraag van nieuwbouwwoningen is kleiner dan in de bestaande bouw, Daardoor is nieuwbouw minder interessant voor aansluiting op het warmtenet. Dit neemt niet weg dat ook nieuwbouwwoningen een warmtevraag blijven houden. Ook voor nieuwbouw geldt dat duurzame warmte beter is dan niet-duurzame warmte. Nieuwbouw aansluiten op het aardgasnet is in principe niet langer gewenst, gelet op de in hoofdstuk 3.2 en 3.3 beschreven problemen (CO2-uitstoot en uitputting voorraad aardgas). Maar het verbieden van aansluiting op het aardgasnet brengt risico’s met zich mee - met name op vertraging bij de uitgifte en de bouw - omdat het zoeken naar een alternatief voor aardgas tijd vergt. Wij verwachten dat als gevolg van de aanscherping van de wettelijke EPC in 2015 duurzame warmte sowieso financieel aantrekkelijker wordt voor ontwikkelaars, waardoor zij mogelijk zullen afzien van een keuze voor aardgas. Daarnaast verwachten wij dat door de verdere uitrol van het warmtenet de kansen voor nieuwbouw om hier op aan te sluiten groter worden. Wij zullen in de relevante nieuwbouwprojecten alert zijn op benutting van deze kansen. Afzien van aardgas betekent niet per se aansluiting van nieuwbouw op het warmtenet. Er zijn immers ook andere opties voor duurzame warmte. In de gemeentelijke plannen voor de kern Ede is tot 2020 ruimte voor ruim 2.000 nieuwe woningen. De bouwplanning hiervan is zeer onzeker. Woningen die na 2020 gebouwd gaan worden zullen een dusdanig lage warmtevraag hebben dat warmtenetten geen toegevoegde waarde meer hebben. Dat geldt overigens ook voor gasnetten. DWA gaat er van uit dat ca. 1.400 woningen (van de ruim 2.000, die tot 2020 in de kern Ede worden gebouwd) op het warmtenet worden aangesloten. Deze raming is onderdeel van de ambitie om in 2020 20.000 woningequivalenten op het warmtenet te hebben aangesloten (zie hoofdstuk 6.1). Bij sommige nieuwbouwlocaties (Kernhem B en park Reehorst) zijn al afspraken gemaakt met ontwikkelaars over de energievoorziening van de locatie. In die situaties kan hooguit op basis van vrijwilligheid alsnog voor aansluiting op het warmtenet worden gekozen. Wij hebben voor deze locaties geen harde instrumenten meer om aansluiting af te dwingen. De ontwikkeling van de locatie Enka is bijna geheel in handen van de ontwikkelaar (en grondeigenaar) AM Vastgoed. Eigenaar van de monumenten op deze locatie is de Stichting Boei. Wij hebben Boei gewezen op de mogelijkheid de monumenten duurzaam te verwarmen met warmte van BDV. Boei en BDV voeren inmiddels overleg over de warmtelevering. Bij dit overleg zal ook de ontwikkelaar van de woningen worden betrokken.. Bij de locatie Kazerneterreinen kunnen wij in principe zelf nog sturen ten aanzien van de te kiezen warmtevoorziening (met uitzondering van die gebieden (gebouwen) waar inmiddels al is gekozen voor een gasaansluiting of waarbij de besluitvorming terzake niet (meer) bij onze gemeente ligt). Op dit moment ligt er geen stadswarmtenet in de nabijheid van de locatie Kazerneterreinen. Het is daarom niet reëel nu te kiezen voor stadswarmte op de locatie Kazerneterreinen. Dit kan in de nabije toekomst anders worden als het warmtenet binnenkort wordt uitgerold naar Ede-zuid, inclusief de bouw van een tweede warmtecentrale aldaar. Mede gelet op deze ontwikkeling zullen wij binnenkort een onderzoek (laten) uitvoeren naar de haalbaarheid (technisch, financieel en organisatorisch) van de aansluiting van deze locatie op het stadswarmtenet. . Beslispunt 5 a. Eventuele aansluiting van nieuwbouwlocaties op het stadswarmtenet zal door verleiding tot stand moeten komen, dat wil zeggen op basis van vrijwilligheid en niet op basis van plicht. Wij zullen in de relevante nieuwbouwprojecten alert zijn op benutting van de kansen. . b. Voor de locatie Kazerneterreinen zullen wij binnenkort een onderzoek laten instellen naar de haalbaarheid van de aansluiting van deze locatie op het stadswarmtenet.
6.3.5 Aansluiting huurwoningen Woonstede Woningcorporatie Woonstede was nauw betrokken bij de totstandkoming van het warmtenet van BDV. Het besluit van Woonstede om 1.500 huurwoningen in Veldhuizen aan te sluiten op het warmtenet heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de realisatie van het warmteproject tot nu toe. Woonstede overweegt om ook andere complexen aan te sluiten op het warmtenet. De keuze terzake behoort tot de 17
verantwoordelijkheid van Woonstede. Wel hebben wij in 2011 met Woonstede en de Huurdersbond een convenant gesloten over energiebesparing in de huursector. Mede gelet op dit convenant zullen wij met Woonstede in gesprek blijven over aansluiting van huurwoningen op het warmtenet. Voor Woonstede is daarbij o.a. van belang hoe de aansluiting op het warmtenet bijdraagt aan verbetering van het energielabel van de woningen. Daarover wordt momenteel een landelijke discussie gevoerd. Beslispunt 6 Wij blijven Woonstede stimuleren tot energiebesparing en toepassing van duurzame energie in de huurwoningen. Daarbij zullen wij Woonstede ook stimuleren tot aansluiting van daarvoor in aanmerking komende huurwoningen op het warmtenet.
6.3.6 Aansluiting bestaande particuliere koopwoningen In de wijk Veldhuizen hebben individuele huiseigenaren, na de aanleg van het warmtenet in de wijk, belangstelling getoond om op dit net aan te sluiten. BDV onderzoekt in dergelijke gevallen de haalbaarheid van aansluiting van de betreffende woningen. Overigens zijn individuele huiseigenaren een lastige doelgroep. Het is niet eenvoudig voldoende belangstellenden, dicht bij elkaar, te vinden. Dat maakt de investering in extra meters warmteleiding vaak niet rendabel. . Indien gewenst zullen wij huiseigenaren benaderen over de mogelijkheid tot aansluiting op het warmtenet. Bij verdere uitrol van het warmtenet zouden ook huiseigenaren in bv. de Maandereng belangstelling kunnen gaan tonen voor aansluiting op het warmtenet. Beslispunt 7 a. Indien gewenst zullen wij i.s.m. BDV eigenaren van particuliere koopwoningen langs het warmtenet met gerichte communicatie benaderen over de mogelijkheden van aansluiting op het warmtenet. b. Wij zullen onderzoeken of het mogelijk is de gemeentelijke verordening duurzaamheidsleningen aan te passen, zodat burgers een lening kunnen ontvangen voor de eenmalige aansluitbijdrage die zij moeten betalen voor aansluiting op het warmtenet.
6.3.7 Aansluiting bedrijven en instellingen Aansluiting op het warmtenet biedt bedrijven en instellingen, voor zover gelegen langs het tracé, in principe dezelfde voordelen als burgers: een betrouwbare, betaalbare en duurzame warmtevoorziening. Wij kunnen aansluiting van bedrijven en instellingen alleen afdwingen, als de terugverdientijd van de investering korter dan 5 jaar is. In elk geval kunnen wij met bedrijven en instellingen communiceren over de mogelijkheid aan te sluiten op het warmtenet. Wij zullen met Omgevingsdienst De Vallei afspraken maken over de communicatie ter zake vanuit de omgevingsdienst (via vergunningverleners en milieu-inspecteurs) naar de bedrijven. Beslispunt 8 a. Wij zullen afspraken maken met Omgevingsdienst De Vallei over de acties vanuit deze dienst naar de bedrijven en instellingen over een mogelijke aansluiting op het warmtenet. b. Ook zelf zullen wij zoveel mogelijk actie ondernemen richting bedrijven en instellingen om aansluiting op het warmtenet te stimuleren.
6.3.8 Financiële participatie in het warmtenet Bij een aanpak door een particulier bedrijf (zoals BDV) bestaat het risico dat commercieel niet interessante gebieden niet worden aangesloten, terwijl dat uit oogpunt van energiebeleid wél wenselijk zou zijn. Mede om deze reden geeft DWA de gemeente en ook netbeheerder Alliander in overweging om financieel te gaan participeren in de Warmte BV (Bio-Warmte de Vallei BV, BWV) door een (minderheids)aandeel te nemen. De participatie van Alliander zou ook vorm kunnen krijgen door de aanleg van onrendabele delen van het transportnet.14 DWA stelt dat als gemeente en/of Alliander een (minderheids)aandeel (1-5%) nemen in de WarmteBV krachtiger kan worden opgetreden om de ambities daadwerkelijk te realiseren. De warmteprojecten in andere gemeenten bewijzen het nut daarvan, aldus DWA. Hierbij geldt natuurlijk dat het warmtebedrijf open dient te staan voor financiële participatie door derden. Wij staan niet op voorhand afwijzend tegenover de gedachte een minderheidsaandeel te nemen in BWV. Dit is het bedrijf dat het warmtenet (hoofdtransportnet) aanlegt en exploiteert; BDV is het bedrijf dat de warmte produceert; BDV en BWV behoren tot dezelfde holding). Wij zullen, in 2015, in overleg met BWV en Alliander, onderzoeken of het wenselijk en mogelijk is een minderheidsaandeel te gaan nemen in BWV. Een eventueel besluit daartoe vergt de instemming van de 14
Najaar 2014 hebben Alliander en de provincie een samenwerkingsverband opgericht dat de komende jaren moet gaan investeren in de aanleg van warmte-infrastructuur in Gelderland. Als budget voor investeringen is een bedrag van 30 miljoen euro beschikbaar.
18
gemeenteraad. Beslispunt 9 Wij zullen in 2015, in overleg met Bio-Warmte de Vallei BV en Alliander, onderzoeken of het wenselijk en mogelijk is een minderheidsaandeel (1-5%) te nemen in het warmtetransportnet (Bio-Warmte de Vallei BV.).
6.3.9 Communicatie Stadswarmte is bij veel burgers en bedrijven nog onbekend (en daardoor vaak ‘onbemind’). Actieve voorlichting ter vergroting van de kennis over en het draagvlak voor stadswarmte zijn dan ook belangrijk. Ook intern zullen wij via gerichte communicatie werken aan kennisvergroting over de noodzaak de warmtevraag vanuit de gebouwde omgeving te verduurzamen, met de nadruk op de kansen die stadswarmte biedt. Vergroting van het draagvlak voor stadswarmte is o.a. afhankelijk van de tarieven van BDV. Hier ligt een taak voor BDV, om via aantrekkelijke tarieven de klant te laten meeprofiteren van het warmtenet. De nieuwe Warmtewet geeft het maximum van de tarieven aan (Niet Meer Dan Anders), maar lagere tarieven (Minder Dan Anders) vergroten natuurlijk het draagvlak. Beslispunt 10 Wij zullen in overleg met andere partijen, zoals BDV en Woonstede, actief werken aan vergroting van de bekendheid over stadswarmte in het algemeen en het warmtenet van BDV in het bijzonder. Daarbij zullen we aandacht vragen voor de kansen die stadswarmte biedt.
19
7.
Uitvoering, activiteiten en projecten
In dit hoofdstuk beschrijven we de overige activiteiten en projecten, waarmee we komende jaren aan de slag zullen gaan, in overleg met de andere partners, om de ambitie (20.000 aansluitingen (weq) op het warmtenet in 2020) te realiseren. Ook gaan we in op de aansturing en organisatie. 7.1
Diverse onderzoeken
Hieronder geven wij een overzicht van de onderzoeken, waarvan wij uitvoering zullen overwegen. Dit mede op basis van de rapportage van DWA. Het overzicht is mogelijk niet uitputtend. Uitvoering van deze en mogelijk andere onderzoeken zal altijd plaatsvinden in overleg met – en eventueel ook samen met - de betrokken partners. Onderzoek (met verwijzing naar het betreffende hoofdstuk) Restwarmte bedrijven aansluiten op warmtenet (4.2) Visie nieuwe warmtebronnen, bij uitbreiding van het net (4.2) Haalbaarheid aansluiting Kazerneterreinen op warmtenet (6.3.4) Opstellen warmteplan(nen), om evt. aansluitplicht in nieuwbouwlocatie(s)te regelen (6.3.4) Financiele participatie in BioWarmte BV (6.3.8) Totale kosten (aandeel gemeente)
Trekker
Betrokkene(n)
BioWarmte BioWarmte gemeente
Gemeente (BIM)
Geraamde kosten (€) (aandeel gemeente) PM
Gemeente (BIM)
PM
Bio-warmte
gemeente
Gemeente (BIM)
Bio-Warmte, Alliander
Planning
2014/2015
PM
PM
10.000 per warmteplan
2014
PM
20142016
40.000
Beslispunt 11 Wij zullen in overleg met – en eventueel met betrokkenheid van - alle partners onderzoeken laten uitvoeren, die van belang (kunnen) zijn voor realisatie van de ambitie (20.000 aansluitingen (weq) in 2020).
7.2
Organisatie
Bij de uitvoering van het warmtebeleid kiezen wij er voor zoveel mogelijk aan te haken bij de bestaande organisatie en werkwijze binnen onze gemeente. In concreto betekent dit het volgende. Het warmtebeleid (advisering over de ontwikkeling en de realisatie daarvan) is onderdeel van de functie energie- en klimaatbeleid binnen de afdeling ROG/BIM. Ook de begeleiding van de uitvoering van de onder 7.1 genoemde onderzoeken behoort tot de taak van deze functionaris. De verantwoordelijkheid voor sommige onderzoeken berust overigens bij andere afdelingen (zie tabel onder 7.1). De afd. BOR is verantwoordelijk voor de toelevering van gemeentelijke biomassa aan BDV en voor de beoordeling van de tracékeuze van het warmtenet binnen de openbare ruimte. De afdelingen RP en VP zijn verantwoordelijk zijn voor de keuze van de warmtevoorziening binnen nieuwbouwprojecten, in overleg met de eventuele andere projectpartners, met inachtneming van de uitgangspunten in deze nota; ook zijn deze afdelingen verantwoordelijk voor de regeling daarvan in bestemmingsplannen. de afdeling VG is verantwoordelijk voor de verduurzaming van de warmtevoorziening van het gemeentelijk vastgoed (actieve onderzoeksplicht, met duurzaamheid als zwaarwegend criterium). de afdeling Wonen is verantwoordelijk voor het maken van prestatie-afspraken met Woonstede over de verduurzaming van de warmtevoorziening in de corporatiewoningen. de afdeling Communicatie verleent ondersteuning bij de actieve communicatie, ter vergroting van de kennis over en het draagvlak voor stadswarmte. Gelet op het belang van de beoogde uitrol van het warmtenet zal een ambtelijke projectgroep Warmte het proces binnen de gemeente gaan coördineren. Taak van deze projectgroep is met name het in beeld 20
brengen en houden van de kansen voor aansluiting van gemeentelijk vastgoed en nieuwbouwlocaties op het warmtenet. De projectgroep Warmte wordt getrokken door de afd. BIM. Lid van de werkgroep zijn in elk geval vertegenwoordigers vanuit de afdelingen BOR, RP en VG.
7.3
Kosten en dekking
De kosten voor onze gemeente van het vervullen van de in hoofdstuk 6 beschreven actieve rol bij realisatie van de genoemde ambities worden als volgt begroot. Wij verwachten dat de meeste activiteiten uitgevoerd zullen worden in de komende 3 jaar (2014-2016). Daarom ramen wij vooralsnog alleen de kosten voor de komende 3 jaar. In 2016 zullen wij bezien welke acties in de periode daarna van ons worden gevraagd, en welke middelen daarvoor nodig zijn. Maatregelen 2014 – 2016 1. diverse onderzoeken (zie 7.1) 2. tijdelijk projectleider warmte (ca. 0,25 fte; voor 3 jaar) 3. communicatie en onvoorzien TOTAAL
Kosten gemeente 2014 – 2016 (€) 40.000 100.000 10.000 150.000
Dekking
1. Budget Uitvoeringsprogramma Energie 2013 - 2016: 15.000 2. vergoeding windpark A30: 135.000 3. subsidie provincie: PM
Taken projectleider warmte: regierol (zie hoofdstuk 6.3.2) intermediair-rol naar gemeentelijk vastgoed (6.3.3) intermediair-rol naar nieuwbouwlocaties (6.3.4) intermediair-rol naar Woonstede (6.3.5) intermediair-rol naar particuliere woningeigenaren (6.3.6) intermediair-rol bedrijven en instellingen (6.3.7) initieren / begeleiden onderzoeken (7.1). Beslispunt 12 Wij zullen voor de periode 2015-2017 (3 jaar) de benodigde middelen (geld en menskracht) beschikbaar stellen, voor de uitvoering van de in hoofdstuk 6 en 7 beschreven activiteiten, ten laste van de onder “Dekking” aangegeven budgetten, onder het voorbehoud dat het budget uit windpark A30 in 2015 beschikbaar komt. 15
15
De concessievergoeding (het deel dat gelabeld is voor “energie”) uit windpark A30 komt beschikbaar bij realisatie van de windturbines. Deze realisatie is nu voorzien in mei 2015. In onderhavige paragraaf is er van uit gegaan dat de vergoeding netto contant zal worden gemaakt. Dit vergt nog een afzonderlijk besluit van het college. Deze besluitvorming is voorzien eind 2014. Bij een positief besluit komt het budget in mei 2015 beschikbaar.
21
BIJLAGE 1 Ontwikkeling energietarieven huishoudens van 1995 t/m 2013 (bron: CBS) Met name door de sterk toegenomen vraag is de prijs van aardolie en een aantal andere energiedragers de laatste jaren sterk toegenomen.
Prijsindex energie De consumentenprijsindex (CPI) energie geeft de prijsontwikkeling weer van het aardgas- en elektriciteitsverbruik door huishoudens. Eind 2013 is de CPI energie 2,5 maal zo hoog als 17 jaar eerder. De energierekening van huishoudens is in de afgelopen 17 jaar met gemiddeld 5,4 procent per jaar toegenomen, terwijl de inflatie op een jaargemiddelde van 2,1 procent ligt. De relatief grote toename van energieprijzen voor huishoudens komt mede door de steeds hogere brandstofprijzen op de wereldmarkt. Zowel de CPI energie als de brandstofprijzen zijn tijdens de crisis van eind 2008 flink gedaald, maar ze zijn inmiddels teruggekeerd naar het hoge prijsniveau van vlak voor de crisis.
Wereldolieprijs Vanaf 2003 is er een forse stijging te zien in de prijs van aardolie. Medio 2008 bedraagt de prijs voor een vat ruwe olie meer dan 100 dollar (maximum is 145 dollar op 3 en 4 juli). In de tweede helft van 2008 en eerste maanden van 2009 is de olieprijs weer gedaald tot 40 à 50 dollar per vat, onder andere door de afname van de vraag als gevolg van de Kredietcrisis. In de loop van 2009 neemt de prijs weer fors toe. In maart 2013 kost een vat aardolie (North Sea Brent) gemiddeld bijna 110 dollar. Belangrijkste oorzaken voor de hoge olieprijzen zijn een sterk stijgende vraag in opkomende economieën als Brazilië, Rusland, India en China, gebrek aan reservecapaciteit bij de productie (raffinage), politieke onzekerheden in belangrijke producerende landen en gebrek aan mogelijkheden om op korte termijn de vraag naar olie aan te passen.
Steenkoolprijs Steenkool blijft vooralsnog een goedkope energiebron en wordt daarmee steeds interessanter voor een betaalbare energievoorziening.
Aardgasprijs In het algemeen volgt de aardgasprijs voor een deel de prijs van "ruwe" olie (CBS, 2010). Ook belangrijke 22
wereldgebeurtenissen hebben hun uitwerking op de aardgasprijs. De aardgasprijs is bijvoorbeeld in 2011 ook gestegen door de aardbeving in Japan.
Elektriciteitsprijs De elektriciteitsprijs hangt onder andere af van de brandstofprijzen van olie, kolen en aardgas. Een andere belangrijke component wordt gevormd door de kosten voor de centrales en transportnetten. Dit is de reden dat de invloed van de brandstofprijzen minder doorwerkt in de prijs van elektriciteit. Eind jaren negentig zijn de aardgas- en elektriciteitsprijzen voor kleinverbruikers gestegen als gevolg van de Energiebelasting (tot 2004 Regulerende Energiebelasting, REB) en de heffing Millieukwaliteit Elektriciteits Productie (MEP). De MEP was bedoeld ter stimulering van hernieuwbare elektriciteit. Deze heffing gold van 2001 tot 2007.
Energiedragers steeds schaarser Goedkope, conventioneel winbare voorraden aardgas en olie op aarde worden steeds schaarser. Tegelijkertijd is de verdeling hiervan over de wereld scheef. Zo beschikken China en India wel over kolen, maar nauwelijks over conventionele voorraden olie en aardgas, en raken de Europese gasvoorraden op. Europa moet daarom een steeds groter deel van de vraag naar gas importeren. Hierdoor zal de importafhankelijkheid in de toekomst toenemen. Ook voor de levering van olie blijft Europa afhankelijk van een kleine groep landen en zal de importafhankelijkheid in de komende jaren nog stijgen.
23
BIJLAGE 2 Kansenkaart Ede met kansgebieden voor aansluiting op het warmtenet (bestaande bouw en nieuwbouw)
24
BIJLAGE 3 Beslispunten (uit hoofdstuk 6 en 7 Warmtevisie Ede) Ambitie (zie hoofdstuk 6.1) Beslispunt 1 Wij zullen de uitrol van het warmtenet van BDV actief faciliteren, waarbij wij – samen met onze partners in de stuurgroep warmtenet - de ambitie onderschrijven om in 2020 in Ede minimaal 20.000 weq te hebben aangesloten op het warmtenet. Daarbij gelden voor ons als randvoorwaarden: de betrouwbaarheid, betaalbaarheid en duurzaamheid van het warmtenet. Bij de duurzaamheid van het warmtenet doelen wij met name op de herkomst van de biomassa (uit eigen regio en dus niet uit landen aan de andere kant van de wereld). Reguliere rol (hoofdstuk 6.3.1.) Beslispunt 2 a. Wij blijven minimaal de afgesproken hoeveelheid biomassa leveren aan BDV. b. Wij blijven (als bevoegd gezag) actief medewerking verlenen aan de aanleg van het warmtenet in de openbare ruimte, met inachtneming van de publieke belangen die wij behartigen. c. In bestemmingsplannen zullen wij rekening houden met de (mogelijke) aanleg van een warmtenet. Regierol (hoofdstuk 6.3.2) Beslispunt 3 Wij willen, in overleg met alle betrokken partners, de komende jaren doorgaan met de stuurgroep warmtenet Ede. Mede vanuit deze stuurgroep willen wij actief invulling geven aan de regierol, gericht op realisatie van de ambitie (20.000 aansluitingen (weq) op het warmtenet in 2020). Met de partners in de stuurgroep zullen wij de gezamenlijke afspraken bundelen in een intentie-overeenkomst. Wij streven naar ondertekening van deze overeenkomst begin 2015. Aansluiting gemeentelijk vastgoed (hoofdstuk 6.3.3) Beslispunt 4 a. Wij zullen de mogelijkheden van aansluiting van het gemeentelijk vastgoed, zowel bestaand als nieuw, op het warmtenet actief onderzoeken. b. Bij de besluitvorming over aansluiting van gemeentelijk vastgoed zullen de duurzaamheid en betrouwbaarheid van de warmtevoorziening minstens zo zwaar wegen als de betaalbaarheid. c. Bij ons onderzoek zullen wij ook de school- en sportgebouwen betrekken, in overleg met andere betrokken partijen (schoolbesturen, verenigingen en de Stichting Sportservice Ede). Aansluiting nieuwbouwlocaties wonen (hoofdstuk 6.3.4) Beslispunt 5 a. Eventuele aansluiting van nieuwbouwlocaties op het stadswarmtenet zal door verleiding tot stand moeten komen, dat wil zeggen op basis van vrijwilligheid en niet op basis van plicht. Wij zullen in de relevante nieuwbouwprojecten alert zijn op benutting van de kansen. b. Voor de locatie Kazerneterreinen zullen wij binnenkort een onderzoek laten instellen naar de haalbaarheid van de aansluiting van deze locatie op het stadswarmtenet. Aansluiting huurwoningen Woonstede (hoofdstuk 6.3.5) Beslispunt 6 Wij blijven Woonstede stimuleren tot energiebesparing en toepassing van duurzame energie in de huurwoningen. Daarbij zullen wij Woonstede ook stimuleren tot aansluiting van daarvoor in aanmerking komende huurwoningen op het warmtenet. Aansluiting bestaande particuliere koopwoningen (hoofdstuk 6.3.6) Beslispunt 7 a. Indien gewenst zullen wij i.s.m. BDV eigenaren van particuliere koopwoningen langs het warmtenet met gerichte communicatie benaderen over de mogelijkheden van aansluiting op het warmtenet. b. Wij zullen onderzoeken of het mogelijk is de gemeentelijke verordening duurzaamheidsleningen aan te passen, zodat burgers een lening kunnen ontvangen voor de eenmalige aansluitbijdrage die zij moeten betalen voor aansluiting op het warmtenet. 25
Aansluiting bedrijven en instellingen (hoofdstuk 6.3.7) Beslispunt 8 a. Wij zullen afspraken maken met Omgevingsdienst De Vallei over de acties vanuit deze dienst naar de bedrijven en instellingen over een mogelijke aansluiting op het warmtenet. b. Ook zelf zullen wij zoveel mogelijk actie ondernemen richting bedrijven en instellingen om aansluiting op het warmtenet te stimuleren. Financiële participatie in het warmtenet (hoofdsuk 6.3.8) Beslispunt 9 Wij zullen in 2015, in overleg met Bio-Warmte de Vallei BV en Alliander, onderzoeken of het wenselijk en mogelijk is een minderheidsaandeel (1-5%) te nemen in het warmtetransportnet (Bio-Warmte de Vallei BV). Communicatie (hoofdstuk 6.3.9) Beslispunt 10 Wij zullen in overleg met andere partijen, zoals BDV en Woonstede, actief werken aan vergroting van de bekendheid over stadswarmte in het algemeen en het warmtenet van BDV in het bijzonder. Daarbij zullen we aandacht vragen voor de kansen die stadswarmte biedt. Diverse onderzoeken (hoofdstuk 7.1) Beslispunt 11 Wij zullen in overleg met – en eventueel met betrokkenheid van - alle partners onderzoeken laten uitvoeren, die van belang (kunnen) zijn voor realisatie van de ambitie (20.000 aansluitingen (weq) in 2020). Kosten en dekking (hoofdstuk 7.3) Beslispunt 12 Wij zullen voor de periode 2015-2017 (3 jaar) de benodigde middelen (geld en menskracht) beschikbaar stellen, voor de uitvoering van de in hoofdstuk 6 en 7 beschreven activiteiten, ten laste van de onder “Dekking” aangegeven budgetten, onder het voorbehoud dat het budget uit windpark A30 in 2015 beschikbaar komt. 16
16
De concessievergoeding (het deel dat gelabeld is voor duurzaamheid) uit windpark A30 komt beschikbaar bij realisatie van de windturbines. Deze realisatie is nu voorzien in mei 2015. In onderhavige paragraaf is er van uit gegaan dat de vergoeding netto contant zal worden gemaakt. Dit vergt nog een afzonderlijk besluit van het college. Deze besluitvorming is voorzien eind 2014. Bij een positief besluit komt het budget in mei 2015 beschikbaar.
26