Wandeling Walenhoek. Samenkomst op de parking in Hellegat. Boomsestraat Niel. Voorstelling van de streek. De streek krijgt haar naam door de rivier de Rupel. De Rupel is de kortste rivier van ons land, ong. 12 km en ook de enige zonder echte bron. Hij ontstaat uit samenvloeiing van Nete en Dijle in Rumst. En mondt uit in de Schelde ter hoogte van Schelle. De getijdenwerking van de Schelde zet er zich voort, waardoor zoetwaterslikken en – schorren ontstaan. De ondergrond op de rechter Rupel oever is bepalend geweest voor een eeuwenlange en grootschalige economische activiteit namelijk het bakken van kleiprodukten zoals pannen, tegels en bakstenen, buizen en bloempotten. De Boomse klei werd hier ontgonnen. Hier was vroeger een duidelijke heuvelrug, een cuesta in het Spaans, met maximale hoogte van 30 m, waar de klei bijna dagzoomde. De laag die erbovenop lag was relatief dun zodat men de klei gemakkelijk kon ontginnen. Er zat een enorme voorraad tussen Hemiksem, Schelle, Niel, Boom Terhagen en Rumst. De baksteen nijverheid bereikte haar hoogtepunt in de jaren 50 van de vorige eeuw. De klei bepaalde het uitzicht van de streek en kneedde het lot en de levenswijze van de bewoners. Na de teloorgang van de baksteennijverheid, die voor enorme kleiputten zorgde, werden vele van deze putten opgevuld door opspuiting en het storten van allerlei afval. Wandel naar beneden tot aan de paardenstal. Het uitzicht van vroeger tot nu. Op de Ferraris kaart van 1771 – 1778 zien we dat het gebied oorspronkelijk bos een heide was. De onderlaag bestond uit een dikke laag klei met daarboven op een dun zand laagje. Deze werden geleidelijk ontbost voor brandhout en me deed hier aan landbouw. In de 16de eeuw deed men hier nog volop aan landbouw en kende men hier geen intensieve bewoning, de ondergrond was nog onaangeroerd en er was hier een grote omwalde hoeve de ‘Walenhoff’ Vanaf de 18de eeuw gaat men starten met de klei ontginning vanaf de oevers van de Rupel en men trekt zo land inwaarts. Men is begonnen met afgraven vanaf de Rupel en bij manier van spreken zo land inwaarts. Eerst met een klein steekschubje tot 4 meter diep en nadien met een baggermachine wat wel kon gaan tot 30 meter diep. Dit werk gebeurde in de winter en zo zijn hier de putten ontstaan. De steenbakkers ontzagen niets en het gebied werd als het ware volledig ontgonnen. Buurtwegen en landbouwgrond moesten er aan geloven en plaats maken voor de kleiontginning. De Morrekensstraat die door het gebied liep werd op het einde van de 19 de eeuw volledig afgegraven. Ook de Kilbeek, die uitmonden in de Rupel en als afwateringsgracht dienst deed, werd vervangen door een ondergronds riool De boerderijen die hier stonden werden als het waren volledig geïsoleerd en in 1913 werd na 600 jaar de oude Walenhoeve afgebroken. Vandaag kan men het gebied in 2 delen opsplitsen 1
1. Het industrie gebied Krekelenberg dat zo goed als opgevuld is 2. Het natuurgebied Walenhoek dat gespaard is gebleven van de opvulling en de industrie. Een beetje geschiedenis. Hiervoor maken we een sprong van 5000 jaar terug en naar Mesopotamië daar gebruikte men klei als bouw materiaal. Waarom klei omdat, natuursteen er schaars was. Dit is een tendens die nog lang van toepassing zal zijn: men gebruikt de plaatselijke materialen die beschikbaar zijn. Van 700 tot 500 voor Christus werd in Babylonië massaal klei gebruikt om baksteen te bakken, maar het zijn de Romeinen die in onze gewesten het gebruik invoeren. Na de val van het Romeinse rijk verdwijnt de baksteen nagenoeg. Het is onder invloed van de kruistochten en de komst in de 13de eeuw van de cisterciënzers, dat men terug uit klei baksteen gaat bakken. Onze streek: De monniken van de St. Bernardus abdij. 13de eeuw. 14de eeuw. Verspreiding over het land van Rumst (dit was een heerlijkheid) het huidige Rumst – Terhagen en Boom. 15de en 16de eeuw De expansie van de steenbakkerijnijverheid is er gekomen na de felle branden in Antwerpen, waardoor het verboden werd nog huizen ten bouwen van hout en riet. Ook de aanleg van de Vaart (Schelde - Brussel)draagt bij tot het meer gebruiken van de baksteen. (Mechelen was goed bereikbaar) 17de en 18de eeuw Nog steeds een goede activiteit. Stilaan gaan de boeren zich omvormen tot steenbakkers en tegen het einde van de 19de eeuw hebben we op een lengte van 9 km langs de Rupelstreek 152 steenbakkerijen. 19de eeuw Na de onafhankelijkheid van België een volle expansie en evolutie van ambachtelijke naar meer industriële productie. 1870 152 steenbakkerijen met 600 werklieden. 1911 Kleibaggers. Signaal tot de mechanisering van het productie proces. Grote fabrieken bewerken de dikke kleilagen en de kleine fabrieken blijven werken volgens de oude methode naargelang de plaatselijke behoefte. Na WO II Onder druk van de technische evolutie en de verscherping van de kwaliteiten ging men zich nog meer concentreren op de beste kleilagen. 1960 Teloorgang van de steenbakkerijnijverheid. Momenteel nog maar 1 grote steenbakkerij die de andere kleine heeft opgeslorpt en dat is Wienerbergen.
Verklaring Walenhoek. Om dit te verklaren moet we een sprong in de geschiedenis maken, namelijk naar de 16de eeuw. We waren onder het Spaanse bewind en hier in de omgeving stond een hoeve die Moesmortershoeve noemde. Waalse soldaten die in dienst waren van Philip II hadden hier hun onderdak. Later werd deze Moesmortershoeve Walenhoef genoemd, naar de Waalse soldaten en omdat zij in de hoeve verbleven hadden. Wanneer men later de hoeve heeft afgebroken is men het gebied Walenhoek gaan noemen. 2
De verbinding onder de dijkweg We kunnen hier vast stellen dat we op een veel lager niveau staan dan het normale ongeveer 4 meter lager. De oude baan (dijkweg) Antwerpen Boom is dus het normale niveau. Onder de dijkweg vinden we een doorgang die oorspronkelijk een verbinding maakte met het gedeelte van de steenbakkerijen, waar de ovens stonden en het gedeelte waar de droogloodsen stonden. We vinden er nog meerdere terug. Je kunt ze herkennen langs de dijkweg en als herkenningpunt zijn bovenop de dijkweg kleine bakstenen muurtjes gebouwd. Het gebied bestond uit: • een werkplaats met een werktafel waar de klei werd gevormd tot baksteen. • een droogplein waar de steen werd gedroogd. • een plaats waar loodsen werden gebouwd en waar de tweede fase van drogen plaats vond. De baksteen werd door de gammers op een bepaalde manier in de loodsen geplaatst zodanig dat de wind er kon doorspelen en de baksteen kon drogen voor hij werd gebakken. • de ovens voor het bakken van de steen. Wanneer de steen was gebakken moest deze naar de Rupel gebracht worden om ingescheept te worden en te vervoeren. De stenen werden in wagonnetjes geladen en door paarden naar de oever van de Rupel getrokken. Vandaar deze verbinding tussen de en kant van de baan en de andere kant van de baan. De paardenstal. Deze werd gebouwd in 1917 was eigendom van de steenbakkerij en werd verkocht aan de gemeente Niel. De eerste verdieping die gelijk loopt met de straat dient als magazijn voor de gemeenten. De benenden werd gerenoveerd en uitgebouw tot een ontmoetingscentrum en is meteen ook bedoeld om haar cultuurwaarde te behouden. Momenteel biedt het onderdak aan de mensen van Natuurpunt die een stuk van het domein beheren. Het paard. Het paard had een heel belangrijke functie op de steenbakkerij en moest het zware werk verrichten. Het moest 4 wagonnetjes trekken met elk 1000 stenen van de droog loodsen naar de ovens. Deze paarden hadden een korte hals, omdat een paard met een lange hals moeilijk onder de droogloodsen kon. Deze paarden waren een kruising van het welgekende Brabantse sterk trek paard en Ardeense paarden die een korte nek hebben. Men zou kunnen stellen dat we Vlaamse steenbakkerijen hebben met half Waalse paarden.Deze dieren stonden verschrikkelijk onder stress (zoals we dat nu kennen bij de mens) en werden na het werk op stal gezet. Wanneer de dieren oud en versleten waren werden ze verkocht en geslacht. Van het hun taai vlees werd ‘Schep’ gemaakt, wat nu het steekgerecht in de Rupelstreek en ook in het Vaartland is. Met taai vlees was niets anders te begingen dan te koken en specerijen toe te voegen zodanig dat het eetbaar was. Ook van de paarden die schepen trokken lang de Vaart werd na hun door ook schep gemaakt. Er word wel eens verteld dat deze paarden vervangen werden door ezels, maar die bleken te dikwijls in het water te lopen. En is het wel mogelijk om van een koppige ezel nog iets eetbaars te
3
maken? Later werd het paard op de steenbakkerijen vervangen door een duveltje (een loco-motiefje). Indeling van het domein en de verschillende eigenaars. Deze putten behoorden voor het grootste stuk tot steenbakkerij De Neef – Landuyt. Deze ging in de loop van de jaren ’60 failliet. Prayon Rupel wou de terreinen kopen om ze als gipsstort te gebruiken. Onder druk van acties door gemeente, de bevolking en milieugroepen werd hiervan afgezien. Hier sta je in een vroegere kleiput, later volgebouwd met droogloodsen nadat de klei was weggegraven. Het domein kunnen we opsplitsen in 2 delen: • de noordelijke kant met een 20 tal vijvers van verschillende grootte en diepte. Deze zijn ontstaan door het spontaan onder water lopen van de diepere afgebaggerde gedeelten. • het zuidelijke gedeelte is echter een vlak terrein waar oorspronkelijk de droogloodsen stonden. Het totale gebied is ongeveer 80 hectare: • waarvan het grootste gedeelte 42 hectare behoort toe aan Bos en Groen. Dit is een afdeling van AMINAL dat staat voor Administratie Milieu Natuur Land en Waterbeheer. Zij voeren een leefmilieubeleid uit en bestaan uit verschillende afdelingen. • De afdeling Natuur van dezelfde AMINAL heeft enkel jaren geleden en klein 30 hectare van dit terrein gekocht. • In het zuidelijk deel waar we nu staan heeft de gemeente Niel ongeveer 6,5 hectare aangekocht en dit stuk wordt beheerd door Natuurpunt. • Verder zijn er in het gebied nog enkele percelen in privé eigendom. We betreden het domein dat beheerd wordt door natuurpunt. Gedeelte beheert door vzw. Natuurpunt en Aminal: Opletten dat je niet struikelt. Wandelpad ligt er nogal oneffen bij omwille van het nog aanwezige puin. (oorsprong van de steenbakkerij) Eerste bocht met zicht op maaiveld. Het gebied zit nog in zijn pioniersfase en dan zijn het vooral berken en wilgen die het gebied koloniseren. Hun zaadjes zijn licht en kunnen gemakkelijk door de wind meegenomen worden. Hier wordt sinds 1984 een beheer uitgevoerd dat als streefdoel heeft het creëren van een bos met talrijke open plekken. Hiervoor worden elk jaar beheerswerken uitgevoerd: nl. Het kappen van wilgen en het maaien van de graslanden. Het lineaire patroon van de vegetatie en het oneffen terrein herinneren nog duidelijk aan de droogloodsen die hier tot 1980 stonden. Bij het afbreken ervan bleef overigens heel wat puin liggen, zoals hout, dakpannen, bakstenen e.d. wat het maaien en afvoeren van het hooi tot lastige karweien maakt. Aan de linkerkant door de wilgen heen zien we een beheerd grasland. Een van de belangrijkste troeven is de talrijke aanwezigheid van de bosorchis op de gemaaide weilanden en de aanblik van zo’n veld met tienduizenden orchideeën zijn elk jaar weer een sterke stimulans voor de vrijwilligers om nog maar eens de 4
mouwen uit de handen te steken. Ook in de rest van het gebied komt deze orchidee voor maar nergens in zo’n grote aantallen als in de beheerde percelen. In de maanden mei juni is dit hier een paars gekleurd weiland. Wijzen op bord dat weg afsluit. Gebied waar de meeste vogels broeden. Op die manier blijft het er rustig voor de vogels en de andere dieren. Weg naar links volgen. Hier staan vaak plassen. De klei laat weinig water door vandaar deze plassen vooral in de winter. Juist voor de afsluiting. Hier zien we links en rechts van het wandelpad een perceel riet dat niet langs open water staat. Door de sterke groei van de wilgen en de bramen dreigt het wel te verdwijnen. Ze trachten dit rietland te behouden omdat het riet heel wat organismen herbergt en ook een broedplaats is voor verschillende vogelsoorten. Hier wordt geopteerd om met een vijfjaarlijkse cyclus het riet tijdens de wintermaanden te maaien. Door tijdens de winter te maaien, worden enkel de dode stengels verwijderd en ook alle opslag van houtachtige gewassen en bramen die zich ertussen hebben genesteld. Tot aan rode weg (scheidinglijn tussen twee steenbakkerijen) stop, dan rechts De Gracht. Op de hoek staat een oude wilg. Stond er reeds toen de steenbakkerijen nog actief waren en vormde samen met de weg en de kraakwilgen de grens tussen twee bedrijven. Zoeken naar spechtgaten? Er zijn er zelfs met een voor - en achterdeur. De gracht, een beetje verder aan de rechterkant, had een belangrijke functie voor de steenbakkerijen, want ze diende als ontwatering voor het ganse gebied. Door een systeem van terugslagkleppen op de Rupel, werd ervoor gezorgd dat het water tijdens laagwater kon afgevoerd worden en Rupelwater niet kon teruglopen tijdens hoogwater. Doordat de terugslagklep enkele jaren geleden geblokkeerd zat, gebeurde dat juist wel. Gevolg vuil water in de gracht nu stilaan aan het herstellen van de vervuiling. De kraakwilgen lopen als het ware op hun laatste benen. Ze hebben dan ook voor wilgen de respectabele leeftijd van meer dan vijftig jaar bereikt. Bij elke storm of zelfs al harde wind waait er wel eentje om of verliezen zij enkele takken. Als deze in de gracht vallen vormen zij een ideale schuil -en broedplaats voor eenden en waterhoentjes. Ook zie je dat op de omgevallen takken andere planten en mossen en zelfs vlier begint te groeien. Zwarte els heeft mannelijke en vrouwelijke zaadjes (borstjes en piemeltjes) Op de elzen naast de gracht kan men ook het elzenhaantje aantreffen. Het is verwant aan de Coloradokever en ze eten de elzenblaadjes op. We wandelen verder de rode weg af.
5
Betonplaat met rails. Is een overblijfsel van de vroegere activiteit. Wagentjes zorgden voor het transport van klei en steen tussen droogloodsen en ovens. Voor de mechanisatie getrokken door paarden. Wandel verder tot aan de splitsing en rechts aanhouden aan tot aan de vijvers. Deze vijver is een geliefkoosde plek voor de ijsvogel omdat de overhangende bomen een ideale uitkijkpost vormen bij het vissen . Op de boomstammen die in het water liggen zonnen vaak enkele roodwangschildpadden. Deze reptielen werden oorspronkelijk als huisdier gehouden, maar toen ze te groot werden voor het aquarium in de natuur gedumpt. Blijven wonderwel standhouden in ons klimaat en je treft ze in veel Vlaamse vijvers aan. Er zijn hier diepe en ondiepe vijvers. Ondiepe zijn nog met de hand gegraven en de verder gelegen diepere vijvers met de bagger. Je kunt dit verschil soms nog zien aan de oevervegetatie. Een uitgebaggerde vijver gaat onmiddellijk de diepte in en heeft daarom geen ondiepe oeverzone en meestal maar een smalle strook oevervegetatie. Het verschil tussen een diepe en ondiepe vijver kan je ook merken aan de aanwezigheid van enkele koppels van de wilde eend. Door de geringe diepte kunnen deze eenden gemakkelijker aan voedsel geraken. De diepere vijvers verder in het gebied achter ons zijn niet zo erg geschikt daarvoor. De rietpartij: Riet zorgt voor een verlanding van de bodem waarop het groeit. De holle wortelstokken groeien steeds verder van de oever af en het water wordt ondieper gemaakt door de rottende rietstengels en de bladeren. De grote hoeveelheden rietvlaggen verdampen veel water, waardoor een verdroging van de bodem optreedt. In de winter kan je hier heel wat watervogels aantreffen. Zolang de vijvers ijsvrij blijven, kan je dan vooral meerkoeten, kuifeenden en tafeleenden aantreffen. De voorbije 10 jaar werden 166 vogelsoorten geïnventariseerd. Het is een belangrijke rust en fourageergebied voor allerlei vogels. Opvallend in dit natuurreservaat is ook het voorkomen van de levendbarende hagedis. Het is een bijzonder reptiel. Het is een ei levend barende soort. Dwz dat de jongen zich binnen het ei in de moeder ontwikkelen. De drachtige vrouwtjes zonnen daarom geregeld om de eieren op temperatuur te houden. Als het vrouwtje haar eieren legt, sluipen daar vrijwel onmiddellijk de kleine hagedissen uit. Dit gebeurt in het najaar. Andere reptielen leggen hun eieren op warme of vochtige plaatsen en laten de eieren aan hun lot over. De hagedis is na een jaar of 2 geslachtsrijp en ze kunnen tussen de 5 en 10 jaar oud worden. In de Walenhoek zie je hoe de sporen van decennia lange industriële ontwikkeling, op enkele jaren tijd voor het grotendeel kunnen verdwijnen. De natuur is er in korte tijd in geslaagd de industriële ruïnes in te palmen en te overwoekeren. Wandel recht door tot aan het spoor dan links af.
6
Op de vijvers zien we: Waterlelies. Het is een van de meest begeerde waterplanten vanwege de schitterende bloemen, die de plant kan voortbrengen. Onder de waterlelies zijn meer dan vijftig soorten en een honderdtal hybriden. De groep is in te delen in • winterharde waterlelies • tropische waterlelies • waterlelies die overdag bloeien • soorten hybriden die alleen ’s nachts bloeien. Hoe begeerlijk tropische waterlelies ook zijn, de winterharde soorten zijn in ons klimaat meer op zijn plaats. Winterharde soorten zijn een lang leven beschoren. Gele plomp. De gele plomp is een plant die zich via zijn wortelstok en via zaad verbreidt. In het eerste jaar kent de plant veelal alleen onderwaterbladeren. Daarna komen de drijfbladeren en in de zomer de gele bloem die aan de boterbloem doet denken. Zij groeit in dieper water, draagt bij een de hoeveelheid zuurstof in het water. De gele plomp heeft er behoefte aan dat de grond met rust gelaten wordt. IJsvogel Hij is behoorlijk schuw maar het is een genot om hem aan het werk te zien. IJsvogels vallen in de 1ste plaats op door hun kleurenpracht. De borst is oranjebruin, hun rug prachtig blauw. In het zonlicht is deze kleur heel fel. Mannetjes en vrouwtjes lijken erg op elkaar . Bij de mannetjes is de snavel zwart, bij de wijfjes is de ondersnavel grotendeels oranje. Bij de IJsvogel zijn zowel de staart als de vleugels zijn kort, maar de diertjes kunnen toch snel en behendig vliegen en zeer goed duiken. Hij komt voor in heel Europa, behalve in het noorden. Hij zwerft in de winter rond en overleeft strenge winters maar moeizaam. De lengte is 16,5 tot 18,5 cm. Fuut. Heeft een roodbruine kraag met een opvallend kuifje en rode snavel. De jonge vogels zijn grijsbruin. Hun gedrag valt op doordat hij in het water minuten lang kan onderblijven en op een andere plaats weer boven komt. Verblijft in grote waterplassen met riet. In het voorjaar beginnen de vrouwtjes en de mannetjes met hun balts. De baltsrituelen kunnen we vergelijken met een klassiek ballet. De partners stellen zich borst aan borst op, schudden de wijd uitstaande veren van de kop, bieden elkaar nestmateriaal aan en richten zich daarna hoog tegen elkaar op. Later op het jaar kan je het ouderpaar aantreffen met de jonge op de rug. Het zijn duikers. De korte poten zijn ver naar achter geplaatst. Leven voornamelijk van vis en andere waterdiertjes. Ze bouwen een drijvend nest van plantaardig materiaal. Meerkoet. Is gemakkelijk te herkennen, zwart verenpak en een witte vlek op de snavel. Het is een duiker en nestelt tussen riet en andere begroeiing Het haalt zijn voedsel duikend van de bodem onder het water en als hij schrikt vliegt hij met lawaai op uit het water. De meerkoet houdt van ruim water met veel begroeiing en bouwt een nest van riet en waterplanten. Leeft in groepen samen met andere meerkoeten.
7
Wandel verder langs het spoor. De vliegezwam. Afhankelijk van het seizoen kom je hier wel eens de vliegezwam tegen. Een paddestoel is een vrucht van een schimmel die onder de grond of in een boom groeit. Te vergelijken met een appel dat een vrucht heeft en aan de boom groeit. Een paddestoel heeft zaadjes of sporen die hij zelf aanmaakt. Komt de spoor op een goede plaats terecht dan groeit daaruit een dun draadje. Dit draadje gaat voedsel opnemen en vertakken en een zwamvolk ontstaat. Als de voedselstoffen in de bodem zijn uitgeput sterft de zwamvlok af. De draden gaan knoopjes vormen waaruit de paddestoelen gaan groeien. Omdat een paddestoel uit ongeveer 90 % water bestaat groeien de meeste paddestoelen in de herfst (vochtig) Een paddestoel kan je best niet plukken. Zeker als je er niets van afweet. Sommige zijn eetbaar, maar sommige zijn giftig. De vliegezwam groeit in de vorm van een ei of een duivelsei. Het vlies springt open zodat de paddestoel kan open bloeien. Een tweede vlies breekt open en vormt de hoed. De witte stippen zijn de resten van opengebroken vlies die bij regenweer er kunnen afregenen. Deze ontwikkeling kan zich op één dag voordoen, maar kan ook op één week verdwijnen. De vliegezwam dankt zijn naam aan een vroeger gebruik. De hoed van de paddestoel werd gebruikt om geen last het hebben van vliegen. In de hoed zitten de giftige stoffen. Als de vliegen van de hoed eten worden ze verdoofd een gaan ze dood (hallucinogeen). Soms zien we ook gaatjes in de hoed. Dit is het werk van de vogels zij pikken er de insecten uit. De zwamvolken kunnen zich ontwikkelen in kringen dat men ook wel eens heksenkringen noemt, maar wordt vb. in het gazon als een plaag gezien. Men dacht dat deze kringen veroorzaakt werden door bovennatuurlijke wezens, heksen, mollen, parende slakken of bliksem. De heksenkring heeft een geheimzinnig karakter door zijn ronde vorm en vaak plotselinge (in één nacht) verschijnen.De Nederlandse naam is afgeleid uit de gedachte dat heksen op die plek gedanst zouden hebben. De Engelse naam (fairy ring) baseert zich op een rondedans van elfjes. Algemeen werd gedacht dat het betreden van de kring gevaarlijk was, het zou ziekten kunnen veroorzaken. De oudste heksenkring vinden we in Frankrijk en is meer man 700 jaar oud met een diameter van 600 meter. De buitenste rand van de kring is het meest actief. Wandel verder naast het spoor en een beetje verder links af tussen de twee vijvers tot aan de vijver van de vissers.
8
De vijvers. Een 20 tal vijvers van 4 tot 6 meter diep vinden we hier terug. Vervuiling van de vijvers door een te hoge concentratie van zware metalen waaronder lood en ijzer en ook door overvloedige aanrijking van voedsel in de vijvers. Ook het storten van het afval van de wereldtenstoonstelling van Brussel draagde bij tot vervuiling. Je kunt duidelijk het verschil merken tussen de visvijver van de visclub en die natuur beheerde vijvers. Problematiek tussen de hengelaars en de natuurbeheerders. • Te intensief gebruik door de hengelaars. • Uitzetting van massa vis en om vis te lokken maakt men veelvuldig gebruik van visvoer waardoor er een overbemesting optreedt. • Vernietiging van de oevervegetatie wat storend is voor de verdere ontwikkeling van de fauna. • De visclubs doen niet aan beheer. Wandel tot aan de omheining en wandel verder op het gebied van Aminal. Oorspronkelijk had dit terrein hetzelfde uitzicht als het reservaat natuurpunt, maar doordat het voordien nooit beheerd werd, kon de ontwikkeling naar bosgebied zich hier spontaan verder zetten. Het terrein is nu helemaal afgesloten, zoals jullie kunnen zien, omdat men hier een graasbeheer wil uitvoeren. Afdeling Natuur heeft hier zo’n 30 ha afgerasterd om 2 Galloway runderen te kunnen laten grazen. Galloway runderen zijn een robuust ras en weinig kieskeurig in hun menu. De dieren zijn erg vriendelijk en reageren goed op passerende wandelaars. Wandel deze weg af tot aan de rode weg en dan naar rechts. De rode weg kan je afwandelen tot aan de dijkweg en deze weg oversteken. Wandel tot aan de Rupel. Huidige bestemming van de kleiput van Hellegat Voor een groot deel zijn in de Rupelstreek de kleiputten opgevuld met restafval en dergelijke maar de kleiput van Hellegat is met ongeveer 2 meter aarde opgevuld. Hierdoor ligt het gebied nog steeds lager dan het normale niveau en heeft het zich ontwikkeld tot een villa wijk. Oorspronkelijk was dit de plaats waar de ovens van de steenbakkerijen stonden. De speelfilm Hellegat uit 1980 van regisseur Patrick Le Bon met in de hoofdrollen An Nelissen en Frank Aendenboom laat de problemen zien van een aantal arbeidersgezinnen in deze woonkern na de teloorgang van de steenbakkerijen. De buitenopnamen van de speelfilm Koko Flanel zijn grotendeels in Hellegat gebeurd.Verder speelt het Suske en Wiske-stripverhaal De Hellegathonden zich hier gedeeltelijk af. De naam Hellegat is ontleend aan de monding (of gat) van de Hellebeek aan de overkant van de Rupel. De oude woonkern, die voornamelijk bestaat uit arbeidershuizen, verwijzen nog naar de steenbakkerijen. Tegenwoordig wonen er nogal wat kansarme gezinnen in de arbeidershuisjes. Wandel lang de dijk tot aan het prieeltje. 9
Prieeltje. Van de drie steenbakkerkasteeltjes in de buurt is er één verdwenen, één omgebouwd tot een home voor begeleid wonen van gehandicapten nl. "Den Ekker" en één, het ‘Hof van Mouriau’. ‘Het kasteeltje’. Het Hof van Mouriau de Meulenacker. Opgericht als buitenverblijf van de directeur van de spoorlijn Mechelen – Brussel in 1850. Zowat het enige gebouw in Hellegat dat niets te maken had met de steennijverheid. Opgetrokken in Louis – Philippestijl met prachtige voorgevel. In 1921 kocht Mouriau de Meulenacker het gebouw en liet het interieur en buitenzijde met respect voor het origineel restaureren. Het prieeltje (Gloriëtte) behoorde tot het herenhuis ‘Hof van Mouriau’ maar werd verplaatst naar de Rupeldijk. Wandel richting centrum van Hellegat. De St. Jozefkerk. De St.-Jozefskerk dateert van 1906 en staat als een baken middenin de buurt, maar is nu buiten gebruik. De arbeiders op de gelegen hadden ook recht op vertier en u zou het deze straat vandaag niet aangeven maar de Hellegatstraat was een echte verkeersas met winkels en herbergen. Vertier brengt zonde met zich mee en in 1902 werd de eerste kerk opgericht. De contouren van die eerste kerk zijn nog zichtbaar in de gevel van het gebouw op de hoek met de Noeverseweg. (eerste zijstraat links) Het kerkje stond tussen de droogovens en steenbakkerijen. Ook de gelovigen uit Noeveren, gehucht bij Boom, kwamen hier naar de kerk. Ze werd toegewijd aan Sint - Jozef – Arbeider. Vijf jaar later al werd ze omgevormd tot woningen, de ‘Kerkroot’. De nieuwe Sint Jozef kerk in neogotiek met losstaande westertoren is opgetrokken met de lokale baksteen. In donkerbruin baksteenmetselwerk en leien bedaking. De plannen zijn van L. Gife. De kerk is 45 m lang en 20.5 m breed. De toren is 43 m hoog. 30 m voor het gedeelte in metselwerk en 13 m voor de spil erbovenop. Het kruis is nog eens 5 m. De ‘dorpskern’ van Hellegat kreeg een pastorij, een eigen schooltje, winkels en een kermis. Wandel naar de dijkweg. Dan naar recht tot aan de parking.
10
Bos orchis
Elzenhaasje
Zwarte els
11
Fuut
Galloway
Levendbarende hagedis
Roodwang schildpad 12