Wandeling Waalsdorpervlakte De wandeling begint bij de hoofdingang aan de Waalsdorperweg. Al direct bij het informatiebord kun je kiezen welke kant je opgaat: rechtdoor de grote vlakte op (aan het einde van de weg) of linksaf naar de kleine meertjes. De beschrijving begint op de vlakte zelf en eindigt bij deze meertjes, maar je kunt natuurlijk zelf de volgorde bepalen. Door de genummerde plekken op de plattegrond, die overeen komen met de beschrijvingen, kun je steeds zien welk gedeelte op dat moment wordt beschreven. Als je door het hek gaat aan het einde van de weg, dan zie je recht voor je een redelijk bomenrijk laantje. Dit bewaren we voor het laatst! Wij gaan eerst het meest rechterpad op om direct te kunnen genieten van het weidse uitzicht op de vlakte. Op weg naar plek 1 vangt de wind je haren al en kun je bij het kruisen van het paardenpad de eerste korrels zand in je schoenen voelen glijden. Welkom in de duinen! Plek 1 Wie bij plek 1 stil blijft staan kijkt uit over een golvend duinlandschap, waarin vooral grassen en laagblijvende planten domineren. Hier zijn konijnen aan het werk. Als je goed kijkt zie je dat sommige gedeelten bijna kaal zijn; daar kunnen de konijnen de begroeiing gemakkelijk aan. Op andere plaatsen wordt het al wat moeilijker omdat daar de begroeiing te hoog voor ze is. Recht vooruit en aan de linkerzijde wordt het uitzicht belemmerd door bosjes Corsicaanse dennen, eiken en duindoorn (zie ook plek 2). Naar rechts kijkend kun je tot de lantarenpalen van de Landscheidingsweg zien. Zelfs het ecoduct is gedeeltelijk te zien. Dit is een stukje landschap om eens voor door de knieën te gaan! Eén van de eerste dingen die opvallen is het duinsterretje(mos). Grijzig droog in de zomer en fel groen in de winter is het een geharde pionier, die buitengewoon goed is toegerust om de extreme temperatuurver- schillen in het duinlandschap te overleven (zie plaatje). Het komt vooral voor op matig tot slecht begroeide plaatsen en vormt daar uitgestrekte tapijten. Mos (in het algemeen) kan op deze barbaarse plekken groeien, omdat zij zich nauwelijks hoeven te wortelen; ze leven van water en voedsel uit de lucht en hebben alleen wat kleine ‘worteltjes’ nodig om zich ergens op te hechten. De meeste duinsterretjes vind je in de buurt van het pad, waar de betreding/verstoring het grootst is. Duinsterretje Bij een zomerse wandeling kun je wat water over de droge duinsterretjes gieten. Het resultaat is verrassend!
Helmgras en schapegras Als je goed kijkt zie je verder da er verschillende soorten gras groeien op deze plek. Vooral het helmgras komt hier voor, dat tot 1997 is aangeplant om verstuiving tegen te gaan. Helm is, net als het duinsterretje, uitstekend bestand tegen droogte omdat het blad zich helemaal kan oprollen (zie afbeelding). Hierdoor houdt de plant het water zoveel mogelijk vast en kan hij wachten op betere tijden. Een andere grassoort die hier goed gedijt is het schapegras dat in borstelige pollen groeit, met dorre of rode tipjes aan de bladeren, al naar gelang het jaargetijde en vanaf mei met aartjes bloeit. In de winter kun je u op deze plek de rozetten bekijken van de zogenoemde winterannuellen, zoals bijvoorbeeld het ruw vergeet-mij-nietje. Winterannuellen overwinteren niet, zij ‘overzomeren’ om de hoge temperaturen in de zomer te kunnen overleven. In het najaar ontkiemen de zaden en vormen een bladrozet. Ze bloeien vroeg in het voorjaar tussen maart en mei, als er nog wat vochtigheid boven de grond hangt. Reigersbek en ooievaarsbek Van het voorjaar tot september bloeit ook de reigersbek en de ooievaarsbek, beide met rozerode bloempjes. Ze dragen snavelvormige zaden, waaraan ze hun naam ontlenen. Je kunt ze van elkaar onderscheiden door naar het blad te kijken. De ooievaarsbeksoorten hebben in het algemeen ronde bladeren (als de O van Ooievaar) en reigersbek- soorten hebben geveerde bladeren (zie plaatje). Jacobskruiskruid, biggenkruid en boerenwormkruid In de zomer kun je op deze plek (en op vele andere plekken) Jacobskruiskruid, biggenkruid en boerenwormkruid aantreffen, alle drie de soorten met gele bloemen.Het biggenkruid lijkt een beetje op de paardebloem. De bladen zitten onderaan de stengel in een rozet, terwijl bij het boerenwormkruid de geveerde bladen over de hele stengel groeien en diep gezaagd zijn. De bloempjes van deze plant zijn knopvormig. Het boerenwormkruid dankt zijn naam aan het feit dat het vroeger werd gebruikt om wormen te verdrijven bij vooral honden en koeien. Als je vanaf deze plek schuin rechts over je schouder kijkt, zie je het Ecoduct. In 2000 is deze verbinding over de Landscheidingsweg tot stand gekomen. Volgens de bedenkers is deze verbinding uitstekend geschikt als faunapassage. De oversteek bestaat uit een fietspad, een ruiterpad en de passage voor dieren. Dit alles is zes meter breed. Het hekwerk is zodanig dat de dieren uitsluitend via de faunapassage kunnen oversteken. Langs de ruiterpaden groeit de doornappel, met trompetvormige, witte bloemen en stekelige vruchten. De zaden zijn zeer giftig. Het ecoduct is vanaf het fietspad langs de gebouwen van TNO te bereiken. Vanaf het ecoduct heb je een mooi uitzicht over het gedeelte van de Waalsdorpervlakte waar geen paden lopen. Als je nu verder doorloopt zie je even voorbij de eerste Corsicaanse dennen (aan je linkerhand) bij het blauwe paaltje een wildwissel, een paadje dat soms generaties lang door konijnen en andere kleine dieren gebruikt wordt. Nog een paar stappen verder en je loopt plek 2 ‘binnen’. Plek 2 (a)
Corsicaanse dennen Bij plek 2 splitst de route zich en kun je het hoge of het lage pad nemen. Het bosje waar je tegenaan kijkt bestaat uit Corsicaanse dennen. Deze zijn in het verleden aangeplant om verstuiving tegen te gaan. Eikvaren, vlier, Amerikaanse vogelkers en meidoorn Als je het linkerpad afloopt zie je rechts al snel enige pollen eikvaren, die op de vlakte zeker niet zeldzaam is. Het is wel bijzonder dat hij hier onder dennen groeit, want de eikvaren heeft een duidelijke voorkeur voor loofhout. Aan de onderkant van de diep ingesneden bladeren zitten kleine ronde hoopjes. Dit zijn sporen, de voortplantingsorganen (net als bij mos en paddestoelen). De wortelstok smaakt zoet en wordt gebruikt in hoestdrankjes. De lage route, die bij het linkerpad hoort, gaat langs eiken- en meidoornbosjes. Onder sommige bomen zie je spontaan vlier of Amerikaanse vogelkers opschieten. Dat komt doordat vogels de bessen van deze bomen hebben gegeten en in hun roest(rust)boom de pitjes uitpoepen, die op hun beurt weer onder gunstige omstandigheden ontkiemen. Ook is het leuk eens op de meidoorns te letten die kans liepen over het pad te groeien. Hiervan zijn de takken die uitstaken gesnoeid en weer op nieuw uitgelopen. Wat is het verschil tussen de niet gesnoeide takken en de gesnoeide? Als je het pad verder uitloopt kom je bij een ingang naar Meijendel vóór plek 4 weer op de route uit. Rechts van je zie je dan zo’n karakteristieke eik die bij nader bezien allerlei soorten mossen en, in het najaar, ook gallen herbergt. Plek 2 (b)
Russula Onder de C. dennen, waar het pad zich splitst groeien in de herfst bij gunstige weersomstandigheden russula’s, paddestoeken die te herkennen zijn aan de plaatjes aan de onderkant van de hoed (net als bij de champignon maar dan wit) en een witte steel. Deze kun je het beste met een spiegeltje bekijken. De kleur van de hoed kan behoorlijk variëren. Bij de C. den groeit vaak de duivelsbroodrussula met een purperen hoed. Duindoorn Als je het pad rechtsaf volgt, loop je langs de hoofdzakelijk vrouwelijke duindoornstruwelen, die in het voorjaar een andere bloeiwijze hebben dan de mannelijke (zie plaatje volgende bladzijde)en vanaf de nazomer de duinen met hun bessen in een warme oranje gloed zetten. De bessen zijn een bron van vitamine C en ook voor mensen eetbaar. Ze zijn wel wat zurig en als het te laat in de tijd wordt zijn ze niet bepaald smakelijk meer, omdat ze gaan gisten. Voor vogels is het een traktatie, alleen is er dan een grote kans dat je dronken vogels ziet vanwege de alcohol in de bessen. Vooral
lijsterachtigen zijn er dol op en wat de merels en lijsters niet opgegeten hebben wordt wel door de wintergasten, zoals kramsvogel en koperwiek opgepeuzeld. Waar de beplanting wat verder van het pad komt te staan kunnen we weer eens rondkijken. Met de rug naar de Corsicaanse dennen kijk je uit over een grasveldje dat begrensd wordt door nog meer Corsicaanse dennen, eiken en meidoorns. Onder de dennen komt de Amerikaanse vogelkers op, die als besdrager verspreid wordt door vogels.
Links de mannelijke en rechts de vrouwelijke duindoorn Jacobskruiskruid In de zomer groeit op het grasgedeelte overvloedig het Jakobskruiskruid, dat bij plek 1 is beschreven. Wat hier ook in ruime mate groeit is de kamperfoelie. Een klimplant die al in februari de eerste blaadjes laat zien, ‘s zomers heerlijk geurende bloemen heeft en in het najaar met bessen is getooid, die soms tot in november te zien zijn. De bessen zijn aanlokkelijk voor kinderen, maar laat ze er niet van eten; ze zijn giftig en veroorzaken diarree en braken! De (wilde) kamperfoelie is een liaan, ofwel een klimheester. De plant kan wel 50 jaar oud worden en een zwakke boom helemaal verwurgen. Plek 3
Op weg naar plek 3 kun je nog eens door de knieën gaan voor bijzonder kleine plantjes: de mossen. Je kunt op de vlakte verschillende soorten aantreffen, maar het meest voorkomend zijn toch wel het bekertjesmos en het geweimos. Een uitgebreide omschrijving van deze mossen is niet nodig; als je de bodem eens goed bekijkt zie je vanzelf waar de naam vandaan komt! In het najaar staat tussen het mos het zogenaamde groot mosklokje. Dit zijn superkleine paddestoelen met bruingrijze klokjes op een dunne, vrij lange steel en witte plaatjes. De begroeiing in dit gedeelte van het duin is duidelijk pioniers-vegetatie (het eerste wat op kan komen). Als je het pad helemaal opgeklommen bent, bevind je je op het hoogste punt van de Waalsdorpervlakte. Van hieruit heb je een prachtig uitzicht op de vlakte, maar ook op het
noordwestelijk gedeelte van Den Haag. In de verte is de karakteristieke bol te zien waar Defensie een radarinstallatie heeft. Een beetje naar beneden staan enkele prachtige exemplaren van de eik die heel duidelijk laten zien hoe de omstandigheden invloed hebben op de groei (zie ook de omschrijving bij plek 2a). Winterpostelein Langs het pad is in de winter en in het vroege voorjaar winterpostelein te zien. Dit wordt op volwassen leeftijd (van de plant!) graag gegeten in de sla of als groente. Je herkent dit plantje aan de kleine hartvormige blaadjes vlak bij de grond (zie ook de afbeelding). Koningskaars Je kunt ook eens op zoek gaan naar de rozetten van de koningskaars. Deze zijn opvallend door hun wollig behaarde bladeren. Deze beharing beschermt de plant tegen uitdroging. Als je deze wandeling toevallig in de zomer maakt, hoeft de zoektocht niet lang te duren; de rozetten zijn dan uitgegroeid tot de koningskaars. Deze prachtige plant met (licht)gele bloemen kun je met een lengte van soms wel 1.80 meter niet over het hoofd zien! Vroeger doordrenkte men van deze en aanverwante planten de dichtbehaarde stengels met gesmolten was; na afkoeling konden ze dan als fakkel worden gebruikt, vandaar de naam kaars of toorts. Op deze plek zie je ook een grote toren. Dit is een ontluchtingstoren van het waterleidingbedrijf. Hier loopt onder de grond de aanvoerleiding van het voorgezuiverde water dat naar het nabijgelegen waterleidinggebied in Meijendel wordt getransporteerd. Es Ook staat hier een es, die in het voorjaar gemakkelijk te herkennen is aan de zwarte knoppen, die tegenover elkaar op de tak staan. De boom bloeit al voordat het blad uitloopt; de bloempjes staan in flinke aantallen bijeen en ontspruiten uit de zijknoppen. Na de bevruchting ontstaan de karakteristieke langwerpige gevleugelde noten, die door de wind worden verspreid (zie afbeelding). Als je bovenaan het steile pad staat dat naar beneden gaat, moet je je omdraaien om nog een wildwissel te zien. Zie je toevallig de voetafdrukken van een konijn, ree of vos?
Aardster We lopen maar weer eens verder. In de herfst is soms de aardster te zien, een zwam die in eerste instantie bolvormig en gesloten is. Bij rijpheid scheurt echter de buitenwand open en wordt daardoor stervormig. Alweer geen wonder waar de naam vandaan komt! Eiken, knop- en bladgallen Juist langs dit pad heb je prima uitzicht op die solitaire eiken. Als je een eik dichtbij het pad eens beter bekijkt, zie je dat ze vaak begroeid zijn met korstmossen van allerlei soort. Ook zijn op de bladeren soms blad- en knopgallen te zien. Plek 4
Inmiddels ben je uitgekomen bij plek 4. Deze plek is eigenlijk in tweeën te delen. Rechts zie je het monument. Direct na de oorlog is de Waalsdorpervlakte een plek geworden waar jaarlijks op 4 mei de gevallenen uit de oorlog worden herdacht. De eerste ‘stille tocht’ was op 4 mei 1946. Op de Waalsdorpervlakte geeft een kruis de plaats aan waar de executie plaats vond naar aanleiding van de aanslag op Generalkommissar Rauter. Aan de andere kant van het duin, net buiten de vlakte, werden vier kruisen voor de gefusilleerde verzetstrijders geplaatst. Hiervoor werd een muur vervaardigd met de jaartallen 19401945 en een eenvoudige gedenksteen. De vier kruisen werden in 1980 vervangen door verbronsde exemplaren. Op de stammetjes langs het pad naar het monument groeien onder andere oesterzwammen. Hier kun je ook goed het effect van konijnenvraat zien aan de jonge boompjes, die links naast het monument staan. Als je over het grasveld terugloopt naar het pad is langs de rand van het bosje het koninginnekruid te zien met roze bloemen, dat wel 1,5 meter hoog kan worden en van juli tot september bloeit. ‘s Winters zie je de gebleekte, uitgebloeide restanten van de plant staan. Berk Op plek 4 zie je aan de andere kant van het pad het duinberkenbos. De berk is waarschijnlijk de enige boom die door iedereen herkend kan worden vanwege zijn witte, papierachtige schors. Verder is de boom in het voorjaar te herkennen aan zijn slanke katjes. De boom is als ‘luchtig’ te omschrijven. Het is een vrij veel voorkomende boom in het duin, maar het gaat niet overal even goed met berken in het duingebied. Het bijzondere van het duin-berkenbos op deze plek, is het spontane ontstaan hiervan. Op deze plaats waren in de jaren vijftig alleen duindoornstruwelen aanwezig. Nog steeds vertoont het bos geen sporen van aftakeling, zoals verder in de Wassenaarse duinen vaak wel het geval is. Aan de randen kan zelfs van enige uitbreiding worden gesproken. Door de tegenwoordig steeds meer toegepaste diepinfiltratie van de DZH is in het gehele gebied de grondwaterspiegel heel licht gestegen, wat weer gunstig is voor het berkenbos.
Berkenzwam Op enkele minder vitale berken is de berkenzwam te zien, terwijl een enkel omgevallen exemplaar met een dik mostapijt bedekt is. Hier laten beheerders het dode hout liggen, zodat het voedsel, schuilplaats en gelegenheid tot voortplanting van onder andere insecten en vele soorten paddestoelen biedt. Plek 5
Plek 5 is eigenlijk het hele pad dat loopt van het monument naar de ingang van de Waalsdorpervlakte, het bomenlaantje waar we aan het begin van de wandeling al over spraken. Aan het begin van het pad kun je in het voorjaar de meidoorn zien bloeien. Vlak daarnaast staan heel oude vlieren, die in het voorjaar met grote, heerlijk geurende bloemschermen bloeien (daar is heerlijke thee van te trekken!) en in het najaar de bekende vlierbessen produceren, die zowel voor de dieren als de mensen zeer smakelijk zijn. Deze vitaminerijke bessen moet je echter eerst koken tot jam of vruchtensap, want in rauwe staat zijn ze giftig! Op de stam kun je bijna het gehele jaar het prachtige judasoor vinden. Dit zijn zeer typische, bruinkleurige zwammen die als nagemaakte menselijke oren uit de stammen en takken naar buiten steken. Egelantier, hondsroos, duinroos en rimpelroos Wat langs dit pad opvalt is dat er veel verschillende doornen stekelstruiken groeien. Zo zie je bijvoorbeeld de egelantier met zijn stekels per paar op lange, uitstekende takken en het puntje van de sikkelvormige stekel naar beneden gericht. De struik heeft kleine, bijna ronde blaadjes en bloeit in de zomer met roze bloemetjes. Je moet maar eens een blaadje fijnwrijven, dan ruik je appeltjes. De bottels zijn klein en een beetje langwerpig. Ook de bottels van de hondsroos zijn langwerpig, maar de rechtopgaande takken van deze struik hebben platte, haakse stekels. De bloemetjes van de hondsroos zijn roze met wit. Verder komt hier de duinroos voor, die het laagst blijft van allemaal (komt meestal niet boven de meter uit) en met witte bloemen bloeit. Als vierde soort groeit hier ook de rimpelroos. Deze komt voor bij de grauwe abelen aan het einde van het pad en heeft zijn tak vol met stekels, die dus nauwelijks vast te pakken is. De rimpelroos dankt zijn naam aan rimpelige bloemblaadjes. De bottels zijn rond. Overigens is de zegswijze ‘geen roos zonder doornen’ niet juist! Doornen zijn verlengingen van de tak, die niet zo af te breken zijn, zoals je bij de duindoorn kunt proberen die ook langs het pad staat.. De rozen hebben stekels, vormingen van de opperhuid die als het ware los op de tak zitten en gemakkelijk af te breken zijn. De laatste ‘stekelig-heid’ die je hier aantreft is de braam die met zijn trapsgewijze stekels het struikgewas lekker ondoordringbaar maakt.
Grauwe abelen Als je het bosje grauwe abelen nadert, zie je links weer een paar wildwissels. De grauwe abelen zijn overigens te herkennen aan de grijzige stam met zwarte dwarsstreepjes hogerop. Middenin het bosje groeit een sering. Teunisbloem Ondertussen heb je langs het hele pad rechts achter het hek de deksels kunnen zien van de reeks infiltratieputten van de duinwaterleiding. Hier wordt het water in de bodem geïnfiltreerd om een zuivering te ondergaan. Langs het pad kun je ook de teunisbloem goed bekijken, al is hij op de hele vlakte wel aanwezig. De teunisbloem is een tweejarige plant. In het eerste jaar maakt hij een bladrozet en in het tweede jaar bloeit hij met gele bloemen die niet, zoals bij de toorts, in een kolom bloeien, maar ieder op zich staan. Het is een nachtbloeier, die overdag de bloemen half gesloten houdt. Tegen de schemering gaan de bloemen open en verspreiden dan een heerlijke geur waar de nachtvlinders op af komen. De plant kan tot laat in de herfst bloeien en in de winter staan de verdroogde restanten met hun zaden soms tot het volgende voorjaar. Viltig judasoor Als laatste toegift heeft dit pad nog een zeldzaamheid in petto. Op een gegeven moment ziet u aan de linkerkant een boomstobbe, die rijkelijk begroeid is met het viltig judasoor. Deze soort is veel zeldzamer dan de gewone judasoor en kan jaren blijven groeien. Als je deze paddestoelen van dichtbij bekijkt, zie je waar de naam vandaan komt. Voorbij de stobbe kun je rechtdoor lopen naar het beginpad, maar wij gaan aan het eind nog even rechtsaf Waar het pad afbuigt naar links, zie je over het prikkeldraad rechts een spechtengat zitten. Plek 6
En dan komen we zo langzamerhand aan het einde van de wandeling. Iets achteraf gelegen kun je het enige open water van de Waalsdorpervlakte aantreffen. Het bestaat uit een drietal meertjes, die in 1992 zijn aangelegd om het aantal recreanten dat hun hond op de vlakte los laat lopen wat in toom te houden. Hier mogen de honden wel uitrennen en in het water lopen. Libellen, waterslakken en kamsalamander Hoewel de meertjes uitsluitend voor de recreatie zijn aangelegd en de natuurwaarde in het begin nihil was, blijkt dat zich in de loop der jaren toch een verscheidenheid aan planten en dieren heeft gevestigd. Er zijn vijftien soorten libellen geteld, waaronder de grote keizerlibel, de bloedrode-, bruinrode- en steenrode heidelibel. Ook waterslakken, zoals de posthoornslak en de gewone poelslak hebben er hun tehuis gevonden. Verder komen er de gewone pad, de zandhagedis, de groene- en de bruine kikker voor.
De kamsalamander, die zeer zeldzaam is in de duinen, is alleen in Meijendel en Waalsdorp aangetroffen. De vegetatie is niet van een bijzondere waarde, vanwege de verstoring en verruiging ten gevolge van de uitgelaten honden, maar de waterkwaliteit is er in de loop der jaren toch in zoverre op vooruit gegaan, dat zich een aantal waterplanten gevestigd heeft en met riet en enkele wilgen voor een aantrekkelijk beeld zorgt. Het water is het grootste deel van het jaar helder. Loop je hier rond de schemering dan zie je misschien wel een vleermuis langsfladderen. In de bunkers in Uilenbos overwinteren een aantal vleermuissoorten, die ’s zomers over de vlakte vliegen voor hun maaltijd. Mensen associëren vleermuizen vaak met spookachtige nachtdieren, die voorkomen in horrorfilms. Het zijn inderdaad nachtdieren, maar ze zijn veel vriendelijker dan het lijkt. Het zijn grappige kleine zoogdiertjes, de enige zoogdiertjes trouwens die kunnen vliegen. Om in het pikdonker de weg (en voedsel) te kunnen vinden, gebruiken ze hoogfrequente geluidsignalen oftewel ‘sonar’. Door de terugkaatsende geluiden weten de vleermuizen precies waar zich iets bevindt. Als je het pad verder volgt kom je weer uit bij het informatiebord. Hier eindigt ook deze beschreven wandeling.