Jürgen Loones
1
Waarden geladen natuur- en milieueducatie. Contradictio in terminis? Of onlosmakelijk verbonden? Moeten we ons binnen de natuur- en milieueducatie inlaten met waarden en emoties? Houden we ons niet beter bij de puur wetenschappelijke kennis en het kwantificeerbare? Zijn waarden en emoties niet te persoonlijk om daar via natuur-en milieueducatie op te appelleren? Of is natuur- en milieueducatie niet per definitie waarden geladen? En komen emoties niet sowieso de kop opsteken? Zijn waarden en emoties niet de drijfveren voor verandering? Zo ja, waarover gaat dit? Hoe pakken we dit aan binnen de natuur-en milieueducatie? Een voorbeeld: In Wetteren namen in 2011 een 400-tal actievoerders deel aan een actie burgerlijke ongehoorzaamheid tegen een testveld voor genetisch gewijzigde aardappelen. Eerder op de dag hadden tweehonderd wetenschappers betoogd tegen de geplande vernietiging van het veld. Elk dragen ze hun eigen argumenten aan die gebaseerd zijn op waarden. En dat die waarden conflicteerden, werd visueel duidelijk. Ook de emoties laaiden hoog op. Zelfs nog in de weken nadien toen aangestuurd werd op het ontslag van één van de werkneemsters van de KUL die aan de actie deelnam. Het debat over “duurzame landbouw” waarop werd aangestuurd, bleef voorlopig nog uit.
Aansluitend bij bovenstaand voorbeeld gaat het in wezen over de vraag: In welke wereld willen we leven? En hoe willen we die organiseren? Het antwoord op deze vragen is niet eenduidig, en ook niet voor iedereen gelijklopend. Dat het om meer gaat dan het zoeken naar louter technologische oplossingen is wel duidelijk. Waarden liggen aan de basis bij het beantwoorden van die vragen. Voor natuur- en milieueducatieve leerprocessen is het van belang dat begrippen en waarden in samenhang ontwikkeld worden. De cultuurhistorische psychologie verschafte ons een goed beeld van het proces van kennisverwerving. Affectieve en motivationele aspecten van het leren hebben daarbij minder aandacht gekregen (Van der Veer, 1985). In de waarderingstheorie van Hermans (1979, 1981, 1987, 1993) staan het proces van waarderen en de daarmee gepaard gaande gevoelens wel centraal.
IN THEORIE Over individuele ervaringen Het waarderingsleven van een mens wordt gevormd door middel van belangrijke individuele ervaringen. Zulke ervaringen zijn soms terug te voeren tot een bepaald ervaringsmoment, bijvoorbeeld het meemaken van een ongeluk, of strekken zich uit over een langere periode, bijvoorbeeld de tijd op de middelbare school en het plezier waarmee men daar aan terugdenkt. Zij kunnen heel concreet zijn en betrekking hebben op een duidelijk afgebakende gebeurtenis of meer
Basiscursus Natuur-en Milieueducatie 2011 – Waarden en emoties
Jürgen Loones
2
geabstraheerd op basis van een aantal ervaringen die onderling in relatie worden gebracht. Datgene wat iemand in een reflectieve terugblik op zijn ervaringen belangrijk vindt, wordt door Hermans een waardegebied genoemd. Een waardegebied is niet hetzelfde als een waarde. Ook natuurervaringen en de daarbij beleefde gevoelens en emoties kunnen waardegebieden zijn. Die bepalen mee ons natuurbeeld.
Waardegebieden en waarden Waardegebieden hebben veelal een meer 'onaf' karakter en verwijzen veelal vrij direct naar iemands eigen ervaringen. Dat wil zeggen dat mensen op een strikt persoonlijke wijze iets kunnen noemen dat op dat moment in hun leven zeer belangrijk is. Dat kan een bepaalde gebeurtenis zijn of een bepaalde periode in hun leven waarop de betrokkene terug kijkt. In zijn beoordeling van een actuele situatie speelt dat stukje verleden dan een belangrijke rol. Zo'n waardegebied is niet statisch, maar maakt deel uit van een levenssituatie, waarbij betrokkene (in het heden) gebruik maakt van ervaringen uit het verleden met het oog op een toekomstig resultaat. Veranderingen in iemands waardegebieden zijn dus uitdrukkingen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. Door naar die veranderende toekomst te leven en door het opdoen van nieuwe ervaringen verandert het perspectief van waaruit men reflecteert op het verleden voortdurend. Dat betekent dat het waardegebied geen letterlijke weergave is van iets dat in het verleden is gebeurd, maar dat het verleden als het ware verandert door het zich steeds wijzigende perspectief van waaruit men dat verleden interpreteert. Zo kan een bepaald waardegebied dat aanvankelijk direct met een bepaalde gebeurtenis in verband werd gebracht geleidelijk meer abstract geformuleerd worden omdat men door nieuwe ervaringen een meer algemeen geldend idee heeft ontwikkeld. In zo'n geval kan een waardegebied geformuleerd worden als een waarde, dus abstract en statisch. Maar het blijft tevens een waardegebied omdat het verankerd ligt in betekenisvolle ervaringen in het verleden. Meestal echter wordt met een 'waarde' een algemeen principe bedoeld dat in de samenleving acceptatie geniet. Bij zo'n maatschappelijke waarde is het veelal niet duidelijk wat de consequenties daarvan zijn voor het handelen. Zo kunnen waarden als 'vrijheid' en 'vrede' een motief zijn om pacifist te worden of militair. Hoe abstracter de formulering hoe minder duidelijk het is wat de consequenties voor het handelen zijn. Pas als een waarde betekenis krijgt door ervaringen van betrokkene en het dus tevens een waardegebied (=een persoonlijke waarde) is, kan het verband van iemands waardering met het daarmee in verband staande handelen begrijpelijk worden.
De sociale context van menselijke waardering Waarderingen van mensen komen niet alleen tot stand door persoonlijke ervaringen. Ontwikkeling van iemands waarderingsleven gebeurt merendeels in een sociale dialoog. Daarbij wordt de mens geconfronteerd met het waarderingsperspectief van de ander. Die ander kan een individu zijn, maar ook gerepresenteerd worden door de samenleving als geheel of een sociale groep waar de betrokkene deel van uitmaakt. Door nu de positie van de ander te vergelijken met de positie van de eigen waardering ontstaat een persoonlijk waarderingsleven dat enerzijds stoelt op unieke persoonlijke belevingen, maar dat anderzijds zich ontwikkelt in de sociale dialoog. Als een waardering vooral tot stand is gekomen onder druk van de sociale omgeving en de binding met de
Basiscursus Natuur-en Milieueducatie 2011 – Waarden en emoties
Jürgen Loones
persoonlijke belevingswereld zwak is, mag verwacht worden dat zo'n waardering een zeer beperkte rol kan spelen bij het maken van keuzen in een bepaalde handelingssituatie. Anderzijds is te verwachten dat persoonlijke waardering zonder sociale toetsing ook beperkte mogelijkheden zal geven. Waardering ontwikkelt zich dus ten dele onder invloed van krachten die van buiten op de persoon inwerken (bepaaldheid), maar het is toch vooral de persoonlijke betekenisverlening en zelforganisatie (bedoeldheid) waarvoor de belangrijkste rol is weggelegd. Deze zelforganisatie wordt zichtbaar als we een duidelijke keuze maken of ons een doel stellen.
Het waarderingssysteem Een persoon doet vele ervaringen in de loop van zijn leven op. Daaruit ontwikkelt deze een aantal waardegebieden die veranderen, op de achtergrond geraken, verdwijnen, opnieuw belangrijk worden, aangevuld worden, enzovoort. De verschillende waardegebieden staan niet los van elkaar. Zo kunnen bepaalde waardegebieden conflicteren en andere elkaar versterken en kan de één dominanter aanwezig zijn dan de ander. We kunnen zo spreken van een netwerk en rangorde van waardegebieden die in een onderlinge dynamische relatie staan. Hermans noemt zo'n netwerk een waarderingssysteem. Zowel het waarderingssysteem als de waardegebieden waaruit het is opgebouwd zijn onderworpen aan een proces van voortgaande verandering. Tevens is er binnen het waarderingssysteem een zekere ordening te vinden in de hiërarchie. Het ene waardegebied neemt een belangrijker positie in dan het andere en heeft dus meer invloed bij het vormgeven van het handelen. Hieruit kunnen ook waardenconflicten ontspruiten: conflicten in jezelf en conflicten met anderen. Die waardenconflicten gaan ook telkens gepaard met een heel scala aan gevoelens en emoties. Het begrijpen en inzicht hebben in jouw eigen waardenhiërarchie en dat van anderen is belangrijk om te leren omgaan met verschillende waarden en emoties.
De relatie tussen waarden en attitudes In de sociale wetenschappen neemt het attitudebegrip een belangrijke plaats in. Natuur- en milieueducatie vormt daarop zeker geen uitzondering. Mede vanwege de prominente plaats die dit begrip inneemt, is het van belang stil te staan bij de relatie tussen begrippen attitude, persoonlijke waarde en maatschappelijke waarde. Een attitude ten opzichte van een bepaald object (een verschijnsel, een instituut, een activiteit) drukt uit in welke mate dit object positief of negatief ervaren wordt. Tussen attitudes kunnen belangrijke verschillen bestaan. Allereerst is er de cognitieve dimensie van een attitude. Naarmate men meer weet van een bepaald object zal de reactie die men naar dat object heeft genuanceerder zijn. Nemen we als voorbeeld de problematiek landbouw-milieu. Als men veel weet over productiesystemen en problemen die op kunnen treden bij die productie, maar daarnaast ook kennis heeft van de negatieve invloed van bepaalde effecten op de kwaliteit van natuur en milieu, zal de reactie die men vertoont ten opzichte van een bepaalde probleemsituatie genuanceerder zijn dan bij beperkte kennis van een van beide terreinen. Er zijn meer factoren die men ten opzichte van elkaar af kan wegen. (Duijker, Dudink en Vroon, 1981).
Basiscursus Natuur-en Milieueducatie 2011 – Waarden en emoties
3
Jürgen Loones
4
Attitudes kunnen ook verschillen in de mate waarin men een bepaald object belangrijk vindt. Als wij aan willekeurige voorbijgangers vragen of een goed openbaar vervoersnet belangrijk is, dan zal een flink aantal dat beamen. Echter, de een zal principieel de auto afwijzen en alleen maar van bus, trein en fiets gebruik maken en de ander zal het gebruik van bus en trein afwijzen omdat hij vindt dat het openbaar vervoer onvoldoende service biedt en hij alleen bereid is om voor de trein te kiezen als deze sneller is dan de auto. Hij is wel voor een goed openbaar vervoersnet, maar vindt het niet zo belangrijk. Er is dus een grote mate van variatie in de intensiteit waarmee een bepaalde attitude tot uiting gebracht wordt. Een attitude heeft dus betrekking op een specifiek object en drukt een bepaalde preferentie daarvoor uit, terwijl een persoonlijke waarde een algemene richtlijn voor handelingen biedt. Een persoonlijke waarde beperkt zich niet tot één object, maar staat aan de basis van meerdere attitudes. Zo kan de persoonlijke waarde 'zich niet prettig voelen in grotere groepen' invloed hebben op iemands attitude ten opzichte van het deelnemen aan een feest, maar ook van belang zijn met betrekking tot het lid zijn van een wandelvereniging. Andersom kunnen meerdere persoonlijke waarden van invloed zijn op een bepaalde attitude. Zo kan iemand een sterke positieve attitude hebben ten opzichte van wandelen, omdat dit geassocieerd wordt met de mogelijkheid om contact te leggen met anderen in dit geval medewandelaars, en met het opdoen van mooie natuurervaringen. Zo liggen de persoonlijke waarden “ik zou graag een vriend willen hebben” en “ik vind de natuur zo oneindig mooi” in dit geval aan de basis van de attitude met betrekking tot wandelen. Een individu heeft talloze attitudes, maar slechts een beperkt aantal persoonlijke waarden. Hiërarchisch gezien zijn persoonlijke waarden als determinant voor de keuzes die men maakt in handelingssituaties dus veel invloedrijker op een breder gebied dan de attitudes die daaruit afgeleid zijn.
Twee grondmotieven Hoewel niet één waarderingssysteem identiek is aan een ander - iedere persoon is immers uniek - zijn er twee grondmotieven aan te wijzen die in het proces van betekenisverlening een centrale rol spelen (Hermans, 1985). Aan de ene kant hebben mensen behoefte aan zelfbevestiging (Z-motief) en aan de andere kant streven mensen naar verbondenheid met iets of iemand anders (A-motief). In persoonlijke waarden waaraan het Z-motief vooral ten grondslag ligt, richt de persoon zich op zelfhandhaving, zelfverdediging en zelfexpansie. Gevoelens van trots, eigenwaarde, kracht en zelfverzekerdheid staan daarin centraal. Persoonlijke waarden die voortkomen uit een A-motief worden gekenmerkt door betrokkenheid, dienstbaarheid, bewogenheid en receptiviteit ten opzichte van iets of iemand anders. Gevoelens van liefde, intimiteit, verantwoordelijkheid en zorgzaamheid zijn daarvoor kenmerkend. Deze beide grond-motieven worden in de waarderingstheorie als fundamenteel beschouwd, en wel in de volgende vier betekenissen: - Ze zijn omvattend. Dat wil zeggen dat ze een centrale rol spelen bij alles wat wij in ons leven kiezen, willen en doen. - Ze zijn vaak onbewust. Men is zich veelal niet bewust van de sturende invloed op onze keuzes. - Ze zijn voortdurend aanwezig in ons leven.
Basiscursus Natuur-en Milieueducatie 2011 – Waarden en emoties
Jürgen Loones
5
- Ze komen bij iedereen in alle culturen voor. In zijn theorie over de grondmotieven geeft Hermans kritiek op de eenzijdigheid van de cultuurhistorische benadering. Het Z-motief heeft vooral aspecten van het streven naar autonomie in zich terwijl het A-motief vooral verwijst naar zich geven in de menselijke omgang met de werkelijkheid. Voor psychisch welzijn en persoonlijke groei is het noodzakelijk dat beide motieven niet eenzijdig, maar in nauwe samenhang met elkaar ontwikkeld worden. Onze cultuur legt vooral de nadruk op ontwikkeling van de Z-kant. Het is echter wenselijk dat ons waarderingsleven op een evenwichtige wijze gedragen wordt vanuit beide grondmotieven. Als doel van de persoonlijkheidsontwikkeling op dit terrein geldt dan ook, in termen van Hermans (1985), niet de zelfstandigheid van de individuele mens, maar Z/A-integratie. Ook onze verhouding tot de natuur wordt bepaald door ons waarderingssysteem. Beide grondmotieven spelen daar zoals gezegd een centrale rol in.
IN DE PRAKTIJK Strategieën voor waardenhantering Om waarden aan te leren of te (gaan) hanteren, zijn verschillende strategieën mogelijk: 1. Waardenoverdracht: hierbij is het de bedoeling dat mensen zich bepaalde waarden eigen maken of normen overnemen. Bv. zorg voor het milieu, respect voor je medemens, aandacht voor je gezondheid… Het spreekt echter voor zich dat elk van deze waarden openstaat voor diverse interpretaties. Het is ook belangrijk te beseffen dat verschillende, ja zelfs tegengestelde waarden en attitudes in onze pluralistische samenleving onvermijdelijk naast elkaar zullen blijven bestaan. Niet in het minst in de context van milieuvraagstukken. Bovendien is het nog maar de vraag in welke mate vormingswerkers (of opvoeders) ooit in staat kunnen zijn om welbepaalde waarden planmatig ‘over te dragen’ op hun doelgroep (of kinderen). Wanneer in NME-praktijken het waardeoordeel van de vormingswerker domineert is het gevaar voor ‘beïnvloeding’ en zelfs voor indoctrinatie niet veraf (Jickling & Spork, 1998), terwijl waarden op zich niet kunnen bewijzen wat goed of fout is. Het is dan ook belangrijk dat mensen over bepaalde waarden gaan nadenken en erover leren praten. De hierbij horende strategieën zijn waardenverheldering, waardenontwikkeling en waardencommunicatie. 2. Waardenverheldering: hierbij gaat het erom je bewust te worden van je eigen waarden en deze te herkennen. De vormingwerker zal dan ook rond de eigen thema’s de deelnemers laten ervaren wat hun eigen waarden zijn en die van anderen en hen begeleiden om keuzes te maken en (bestaande maatschappelijke) keuzes te beoordelen. 3. Waardenontwikkeling: bij waardenontwikkeling, na verheldering, gaat het om een confrontatie met de waarden van anderen. Er kan dan bv. gesproken worden over gevolgen, over alternatieven…
Basiscursus Natuur-en Milieueducatie 2011 – Waarden en emoties
Jürgen Loones
6
We leren het meeste door onze eigen waarden en overtuigingen te confronteren met die van anderen. Op die manier worden kansen geboden om nieuwe waarden te laten ontstaan en te laten groeien. Diversiteit aan opvattingen en achterliggende waarden is daarom geen drempel, maar juist een verrijking. Het biedt een ruimer en gevarieerder klankbord waaraan we onze eigen overtuigingen kunnen toetsen. 4. Waardencommunicatie: Hierbij gaat het over een gesprek over waarden in het algemeen.
Didactische werkvormen en waardenhantering In relatie tot waardenhantering spelen een aantal voorwaarden een belangrijke rol: Het spreekt voor zich dat het stellen van het goede voorbeeld cruciaal is tijdens je vorming. “Luister naar mijn woorden, kijk niet naar mijn daden” is nefast voor het proces. Er moet een klimaat zijn van onderling vertrouwen, zodat men erop kan rekenen dat later geen misbruik kan gemaakt worden van wat werd geuit. Er is een zekere houding van acceptatie en openheid nodig, gebaseerd op gelijkwaardigheid. Het werken aan het hanteren van waarden is geen zaak van een individu, maar een aangelegenheid van een geheel team. 1. Waardenverhelderende discussie (2) Sommige discussievormen hebben het doel weer boven halen en toepassen van kennis. In dat geval heeft de vormingswerker de mogelijkheid om op eventuele fouten te wijzen, een oordeel te geven. Anders is dit bij een waardenverhelderende discussie waar een houding van acceptatie en niet (ver) oordelen gewenst is. Er zijn heel wat thema’s die zich lenen voor dit soort discussies: geldbesteding, vrije tijd, werk en carrière, biodiversiteit, zonnepanelen… Mocht het nodig zijn om een discussie op gang te brengen, dan kan dit door: a. het formuleren van een stelling of het citeren van een uitspraak b. het laten zien van een foto, beeld zonder opschrift. Aan de deelnemers wordt gevraagd een opschrift te geven en te beschrijven wat er volgens hen aan de hand is. Die pogingen worden bekeken en er kan vervolgens gevraagd worden “Wat zouden jullie in zo een situatie doen?” c. de deelnemers krijgen een script van een toneelstuk, tv-show, film. Dit script eindigt vlak voor de oplossing. De deelnemers krijgen de opdracht de oplossing te spelen. d. het stellen van provocerende vragen. Enkele voorbeelden hiervan zijn: Hoe vaak overweeg je de consequenties van je gedrag? Hoe weet je of iets goed of verkeerd is? Waarom krijgen sommige mensen een hoog salaris en andere een laag? Hoe vaak doe je dingen waar je niet trots op bent?
Basiscursus Natuur-en Milieueducatie 2011 – Waarden en emoties
Jürgen Loones
7
Er zijn nog andere bronnen voor materiaal om discussies op gang te brengen zoals: hoofdartikelen van een krant, verkiezingsbrochures, populaire liederen, samenvattingen van toespraken, advertenties, cartoons… 2. Het verhaal (2) Soms is het moeilijk om rechtstreeks te zeggen wat je van iemand of iets vindt. Dan heb je wat meer tijd nodig om een en ander eerst te overdenken. Hieraan kan tegemoet gekomen worden door te werken met een ‘verhaal’, waarin een aantal personages voorkomen. De deelnemers lezen het verhaal en geven elke persoon een cijfer. Bv. de persoon die de beste oplossing voor een probleem geeft, krijgt een 5; diegene die de slechtste oplossing geeft een 1. De persoon die het meest milieuvriendelijk ageert, krijgt een 5; de persoon die het minst milieuvriendelijk optreedt, krijgt een 1. Het is wel zo dat alle personen in het verhaal een cijfer moeten krijgen. De volgende fase is het in kleine groepjes (maximaal 4) uitwisselen en kort beargumenteren van de gegeven cijfers. Ten slotte volgt een plenaire bespreking, waarbij eerst visueel wordt weergegeven welke cijfers de groep heeft gegeven. Ook bij deze werkvorm zijn verschillende varianten mogelijk: het verhaal kan variëren (ander probleem enz.), de categorieën kunnen veranderd worden, de startvragen voor nabespreking kunnen wisselen: Wat valt je op als je de verschillende meningen hoort/ziet? Hoe komt het volgens jullie dat er zoveel verschillen zijn bij het invullen? Als je dit hoort, denk je er nog steeds zo over? Hoe vonden jullie het om een rangorde te maken? Met wie voel je je verwant? Op wie zou je graag lijken? 3. Lijnoefening (3) Voor een lijnoefening is voldoende ruimte nodig en een lijst met stellingen/uitspraken. De deelnemers nemen een plaats in in de ruimte die overeenkomt met bv. eens/oneens. Bij deze oefening zijn verschillende varianten mogelijk: a. Variatie in de uitspraken b. Variatie in de antwoorden: - OF/OF oordelen: juist/onjuist; ja/nee; fantastisch/verschrikkelijk - OF/?/ oordelen: zeker/enigszins/absoluut niet; ja/zou kunnen/geenszins c. Uitbreiding naar 4 of meer categorieën (aangeven op een continuüm) - Helemaal mee eens/enigszins mee eens/ enigszins oneens/helemaal oneens - Heel sterk/sterk/weet niet/zwak/heel zwak Deze oefening kan ook gekoppeld worden aan een voor-tegen oefening. De deelnemers geven niet alleen weer of het ergens eens of oneens mee zijn, maar formuleren ook uitgebreider argumenten.
Basiscursus Natuur-en Milieueducatie 2011 – Waarden en emoties
Jürgen Loones
8
4. Gedachtenpapier (2) Elke deelnemer krijgt een stuk papier en krijgt de opdracht daarop iets te schrijven wat belangrijk is voor hem/haar. Het laat bijvoorbeeld iets zien over de ‘kwaliteit’ van het leven van de voorbije week. De bedoeling is wel dat de deelnemer daar zorgvuldig over nadenkt. De gedachtenspinsels kunnen uitgangspunt zijn voor verdere overdenking of discussie. De vormingswerker kan er vragen over stellen: - Hoe kijk je tegen het leven aan? - Wat wil je in het leven bereiken? - Waar geloof je in? - Hoe vul je je tijd? 5. Open-eind-vragen (2) Door open-eind-vragen heeft de vormingswerker een methode om ‘snel’ achter iemands waarde-indicatoren te komen. Open-eind-vragen kunnen op een bord genoteerd of gedicteerd worden. Voorbeelden: •
Als ik 24 uur te leven had…
•
De doelen in mijn leven zijn…
•
Met een gift van 500 € zou ik…
•
Ik kan nauwelijks wachten tot ik in staat ben om …
•
Mijn kinderen zullen nooit…
•
Sommige mensen lijken alleen maar te willen…
•
Als ik zelf een auto had…
•
Als ik zeven wensen mocht doen…
•
Als ik boswachter ben, dan…
•
Mocht ik minister van leefmilieu zijn, dan…
De antwoorden op de vragen zijn aanleiding tot plenaire discussie.
Basiscursus Natuur-en Milieueducatie 2011 – Waarden en emoties
Jürgen Loones
6.
9
Waardennetwerk (2) Dit is een meer individuele werkvorm en is bedoeld om zicht te krijgen op de eigen waarden (waardenverheldering). De deelnemers krijgen een schema waarin bv. verschillende activiteiten staan aangegeven. De deelnemers moeten door middel van een cijfer aan geven hoe ze over iets denken, hoeveel tijd ze aan iets besteden, of iets zinvol is of niet, … Bv.
Dimensies
nuttig
fijn
gevaarlijk
Bestede tijd
Gewenste tijd
Activiteiten Hard werken Anderen helpen Vuur maken in de tuin Fairtrade producten kopen Wandelen Met de fiets naar het werk Nieuwe spullen kopen Eigen groenten kweken Vervolgens krijgen de deelnemers de opdracht de kolommen met elkaar te vergelijken. Hoewel deze opdracht individueel is, biedt deze ook nog andere mogelijkheden: Vergelijken met andere deelnemers; Eén activiteit plenair bespreken.
7. Stellingendiscussie (2) Het doel van deze werkvorm is waardenverheldering: ‘wat vind je van iets’, ‘hoe kijk je tegen dingen aan?’ De groep wordt verdeeld in groepjes van 4. Elk groepje krijgt een aantal kaarten met daarop stellingen over een bepaald onderwerp. Deze stellingen zijn genummerd. Op een centrale tafel komen twee grote vellen (van verschillende kleur) papier te liggen.
Basiscursus Natuur-en Milieueducatie 2011 – Waarden en emoties
Jürgen Loones
1. 2. 3. 4. 5.
10
Iedereen moet zelf maar weten hoe die zich verplaatst. Iemand in je vriendenkring is van plan om een energieverslindende wagen te kopen. Je spreekt die daarop aan. Reclame voor auto’s zou verboden moeten worden. In alle grote steden zouden autovrije busbanen moeten komen. In het centrum van de stad zouden stappers en trappers voorrang moeten krijgen
8. Rangschikken (3) Bij deze werkvorm gaat het erom dat deelnemers keuzes maken uit alternatieven die verschillend aantrekkelijk zijn. Ze moeten een waarde-oordeel geven. Belangrijk is dat de deelnemers leren deze keuzes te beargumenteren en/of verdedigen. De deelnemers krijgen vragen aangereikt. Bij elke vraag staan een aantal antwoorden gegeven. De deelnemers wordt gevraagd deze antwoorden naar voorkeur te rangschikken. Bv. Wat is het grootste probleem in België? Stress, economische crisis, milieuvervuiling, eenzaamheid, armoede, het niet hebben van een federale regering Het rangschikken kan op verschillende manieren een vervolg krijgen: Er worden groepjes gevormd en er vindt uitwisseling plaats. Kunnen de deelnemers op grond van argumentatie tot een groepsrangschikking komen? Er vindt een plenaire uitwisseling plaats, waarbij vooral de nadruk ligt op de argumentatie. 9. Muurtje (2-3-4) Deze werkvorm heeft tot doel deelnemers te helpen om na te denken over voor hen belangrijke dingen (waarden/doelen) in het leven. Elke deelnemer of groepjes deelnemers krijgt een aantal papieren ‘bouwstenen’ met daarop uitspraken die betrekking hebben op waarden/doelen in het leven. Een extra mogelijkheid is om blanco bouwstenen te geven om daar zelf uitspraken op te zetten. De opdracht is om muurtjes te bouwen met deze ‘stenen’, waarbij de voor hen belangrijkste principes (uitspraken) onderaan de basis vormen en de andere daar boven op. De deelnemers krijgen ook een zogenaamde ‘prullenbak’ waar ze bouwsteentjes deponeren die voor hen niet bruikbaar zijn. Een vergelijking tussen de muurtjes stimuleert elke deelnemer om over de eigen ideeën kritisch na te denken. Omdat de meeste bouwstenen door de vormingswerker kunnen worden ingebracht, kan de discussie in een bepaalde richting geleid worden. 10. Telegram (2) Met deze werkvorm kunnen waarden ‘in actie’ komen. Het is daarbij de bedoeling dat er iets ondernomen wordt naar aanleiding van een bepaalde overtuiging. Dit kan door het opstellen van een telegram. Hierbij is het mogelijk om kort en bondig te formuleren wat je graag wilt en/of wat nodig is. De vormingswerker laat een telegram opstellen, dat gericht is naar een
Basiscursus Natuur-en Milieueducatie 2011 – Waarden en emoties
Jürgen Loones
11
persoon naar keuze. Dit telegram moet beginnen met de woorden: ‘Ik verzoek u (jou) dringend om…’ De boodschap moet uit minder dan vijftien woorden bestaan. Personen die in aanmerking komen zijn: jezelf, collega’s, je directeur, politici, bestuurders, sportmensen, acteurs, journalisten… De deelnemers wordt gevraagd hun telegram voor te lezen, waarna discussie kan ontstaan over de aard en de inhoud van de tekst. 11. Of-of-keuze (2-4) Bij deze werkvorm worden de deelnemers gedwongen te kiezen uit twee alternatieven. Om te kunnen bepalen welke alternatieven hun voorkeur heeft, moeten de deelnemers bij zichzelf nagaan welke gevoelens en/of gedachten ze over zichzelf hebben. De deelnemers maken hun keuze bekend door zich aan die kant van de ruimte op te stellen die overeenkomt met hun keuze. Daar moeten de deelnemers aan minstens 1 andere vertellen waarom ze daar staan. Vervolgens gaan de deelnemers weer in het midden staan voor de volgende vraag. Bv. ochtendmens/avondmens; spaarder/gelduitgever; dorp/stad; voorjaar/najaar; leider/volgeling; vandaag/morgen; scheiden/verweven; behouden/veranderen; bosviooltje/wielewaal; Bio/fairtrade; kernenergie/biodiesel
Op het net Waardetop-10 persoonlijke waarden en gewenste cultuurwaarden. Ook een waardetop-10 per provincie en leeftijdscategorie op basis van de Nationale waardepeiling van de Bond Zonder Naam. http://www.wordechtrijk.be/nl-BE/waardetop-10/ Doe je eigen waarden- en leefstijlonderzoek. http://www.motivaction.nl/specialismen/mentality-tm
Woordenlijst Persoonlijke waarde: wat ik belangrijk vind Maatschappelijke waarde: wat de maatschappij belangrijk vindt Attitude: een attitude drukt uit in welke mate iets positief of negatief ervaren wordt. (positieve of negatieve houding ten opzichte van iets) Is verschillend van gedrag. Normen: regels die iemands gedrag in bepaalde situaties sturen, vaak geformuleerd in ge- of verboden Ethiek: tak van de filosofie die zich bezighoudt met de kritische bezinning op het juiste handelen
Basiscursus Natuur-en Milieueducatie 2011 – Waarden en emoties
Jürgen Loones
12
Referenties Ablas, A. (1999), Onderwijzen voor een natuurbetrokken bestaan, didactische uitgangspunten voor natuur- en milieueducatie, proefschrift, Wageningen Universiteit. Duijker, H.J.C., A.C. Dudink en P.A. Vroon (1981), Leerboek der psychologie. Wolters- Noordhoff, Groningen. Hermans, H.J.M. (1979), De waardering van waarden. Pedagogische studiën. 56, 447-459. Hermans, H.J.M. (1981), Persoonlijkheid en waardering. Deel I: Organisatie en ontwikkeling der waardering. Deel II: Verdere uitbouw van de waarderinstheorie en methode van zelfconfrontatie en hun plaats in de sociale wetenschappen. Swets en Zeitlinger, Lisse. Hermans, H.J.M. (1987), The dream in the process of valuation: A method of interpratation. Journal of Personality and Social Psychology. 53, 163-175. Hermans, H.J.M. (1993), Het verdeelde gemoed. Over de grondmotieven in ons dagelijks leven. H. Nelissen B.V., Baarn. Hoogeveen, P., en Winkels, J. (2001), Het didactische werkvormenhandboek. Variatie en differentiatie in de praktijk, Koninklijke Van Gorcum, Assen. Jickling, B., and Spork, H., (1998), Education for the environment: a critique. Environmental Education Research 4 (3), p. 163-178. Sleurs, W., De Smet, V. en Gaeremynck, V., (2008), Duurzame ontwikkeling. Hoe integreren in het onderwijs?, Uitgeverij De Boeck, Antwerpen. Stryckers, P., (2000), Natuur en milieu in educatie, over inhouden van natuur- en milieueducatie, Groene Peper 00/3, De Wielewaal vzw, Turnhout. Van Poeck, K. en Loones, J. (red.) (2010), Educatie voor Duurzame Ontwikkeling: De vlag en de lading, Brussel: Vlaamse overheid, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie. Veer, R. van der (1985). Cultuur en cognitie. De theorie van Vygotskij. Wolters-Noordhoff, Groningen.
Basiscursus Natuur-en Milieueducatie 2011 – Waarden en emoties