1 Lezing bij de voorstelling van De Regel van Benedictus Sint-Andriesabdij Zevenkerken zondag 14 november 2002 om 14.45u in het kader van de viering 5 jaar Laura van abt Poimên
Waarde vrienden van de Laura van abt Poimên,
Ik dank Maarten van Steenbergen van uitgeverij Lannoo voor zijn vriendelijke inleiding. Zelf wil ik in drie korte bewegingen cirkelen rond het vertaalwerk van De Regel van Benedictus: de redenen van zo’n vertaling, de verantwoording van een nieuwe vertaling en de indruk die de Regel op de vertaler maakte.
* * *
1. Als de nieuwe vertaling van de Regula Sancti Benedicti er gekomen is, is dat op de eerste plaats – en ik zeg dit in alle dankbaarheid – het werk van de uitgevers Lieven Sercu en Maarten van Steenbergen van Lannoo, die me er al twee jaar geleden om gevraagd hebben. Maar het finaliseren van Homeros’ Ilias hield het benedictijnse project nog even tegen. Ik heb toen wel onmiddellijk toegezegd, omdat die opdracht in de lijn lag van wat ik eerder al vertaalde omtrent grote figuren uit het christendom: Sulpicius Severus’ biografie van Martinus van Tours (de Sint-Maarten die in de voorbije week gevierd werd) en het Cantico delle Creature van Franciscus van Assisi, waarmee ik ooit de dichtbundel De speelman van Assisi besloot en dat ik nog een tweede maal vertaalde voor een Lannooboekje. Dit vertaalwerk rond Martinus, Benedictus en Franciscus beschouw ik enerzijds als een engagement waarmee ik als auteur mee wil werken aan de overlevering van de overlevering. Daarmee bedoel ik een levendig doorgeven van wat traditie in wezen is, geen verstard geheel dat vanuit het verleden op ons weegt – want het Latijnse werkwoord tradere, doorgeven, overleveren is een werkwoord vol dynamiek –, maar een levenwekkend geheel dat de vertaler met de woorden van zijn tijd steeds weer moet doen oplichten. De Regel van Benedictus is zo’n oertekst uit onze christelijke traditie die geregeld de toets van de eigen taal moet doorstaan om communauteiten en enkelingen te helpen in hun zoektocht naar God. Anderzijds is de Regel van onschatbaar belang geweest voor de ontwikkeling van Kerk én maatschappij in het Westen en voor de kunst en cultuur van Europa.
2 Vorige week liep ik in Rome op Trastevere diep onder de San Crisogono om daar nog eens het oudste portret van de patroon van Europa op te zoeken, en net daarvoor stond ik in de San Benedetto in Piscinula. Op elke reis in ons oude continent botsen wij op de sporen van de man van Nursia: ruïnes van abdijen ofwel levendige communauteiten van monniken of monialen, manuscripten in bibliotheken of studies en commentaren in boekhandels, oude beelden en schilderijen in musea ofwel moderne architectuur zoals die van Dom Van der Laan in Vaals. Om die dingen en nog veel meer dan dat te begrijpen, in stand te houden of nieuw leven in te blazen is een vertaling van de Regel steeds weer van belang.
2. Van deze nieuwe vertaling – en ik kom bij mijn tweede punt – heeft uitgeverij Lannoo een royale uitgave bezorgd mét de Latijnse brontekst en mét vermelding van de drie dagen waarop in de loop van het jaar een welbepaalde passus uit de Regel wordt gelezen. De opname van de Latijnse brontekst wil meer zijn dan een exotisch surplus: wie zich nog een woord Latijn herinnert, kan Benedictus’ eigen schriftuur volgen. Dat respect voor de oorspronkelijke hand is essentieel. Vertalen is in dit geval alleen maar dienstwerk om iets door te geven, te tradere. Dat de drie data werden opgenomen dient niet allen de collectieve lectuur van de tekst, maar is vooral bevorderlijk voor een geregelde individuele lectuur van de Regel. Er zijn bovendien twee inspirerende essays aan toegevoegd van de hand van br. Benoît Standaert en Wil Derkse. Met dat alles wil deze mooie uitgave tot echte lectuur én overweging stimuleren en doet zij recht aan wat ik zou durven te noemen (ook al bestaat dit woord niet) een worteltekst van de Kerk én van Europa. Deze vertaling is in ons taalgebied de elfde in boekvorm. Van de negen verschillende vertalingen bewaard in manuscript (de oudste dateert uit 1373 en stamt vermoedelijk uit het karthuizerklooster van Herne, waar uw Laura in maart 2009 op bezoek was, zo las ik op de website), zijn er later twee in boekvorm gepubliceerd. Vanaf 1625 verschenen er dan nog acht andere vertalingen onmiddellijk in boekvorm. De meest vertrouwde is die van Frans Vromen uit 1973. Tot voor kort ontstonden alle vertalingen binnen de muren van een abdij. Vertalers waren monniken of monialen. De laatste vertaling werd door Vincent Hunink in 2000 gepubliceerd in Amsterdam en dat was geen uitgave van een abdij maar van een literaire uitgeverij, Athenaeum-Polak & Van Gennep. Onze vertaling verschijnt eveneens los van een abdij, maar wel binnen het religieuze fonds van uitgeverij Lannoo, meer bepaald de belangrijke reeks benedictina.
3 De Regula Sancti Benedicti is een pretentieloos proza zonder franjes dat uitnodigt om zakelijk en correct te vertalen, zonder bekortingen, zonder omschrijvingen. Als vertaler – ik noem mezelf een maximaal vertaler, d.w.z. elk woord moet tot zijn recht komen – houd ik me dicht bij de tekst. Dat is niet altijd evident, omdat een vertaler ook rekening moet houden met gevoeligheden bij zijn lezers. Problematisch voor mij was bijvoorbeeld een van de kernwoorden uit de Regel, eigenlijk een woordgroep die ook de kerntaak van een monnik omschrijft: opus Dei, het werk Gods, verwijzend naar de uren van de dag en de nacht waarop monniken en monialen in het koor samen bidden en vieren. Maar opus Dei roept vandaag, denk ik, bij de meesten iets anders op en dus is een letterlijke vertaling als die van Frans Vromen (het werk Gods) enigszins riskant. Vincent Hunink vertaalt ietwat bekort met officie. Dat herinnert aan het Latijnse woord officium, dat taak, werk, bezigheid betekent en dus qua betekenis dicht bij opus ligt. Zelf koos ik voor goddelijk officie, omdat in opus Dei het Latijnse Dei toch ook moet blijven meespelen. Ik zou lang stil kunnen blijven staan bij de vertaling van de talrijke Bijbelcitaten en verwijzingen naar de Bijbel. Alleen dit: omdat Benedictus geen Hebreeuwse brontekst voor zich had, citeert hij o.m. uit een Latijnse vertaling die nog ouder is dan de Vulgaat. In het bijzonder voor de psalmen stelt dat problemen, omdat die liederen vandaag uiteraard rechtstreeks uit het Hebreeuws worden vertaald en er zich bovendien soms grote tekstverschillen voordoen. De Nieuwe Bijbelvertaling is niet op alle punten geslaagd, maar omwille van het oecumenisch karakter ervan en omdat ik voorstander ben van een eenvormigheid in het gebruik van de Bijbel in liturgie én bij privaat gebruik, heb ik geprobeerd daar waar het kon, dicht bij de NBV te blijven, o.m. door het bewust zoeken naar clusters, woordgroepen die de band tussen de Regel en de Bijbelvertaling een beetje redden. Maar vaak heb ik in dit geval ook voor eigen wendingen moeten opteren.
3. Tertio: wat ondergaat een vertaler terwijl hij zo maanden lang met zijn neus op de tekst zit? Een vertaler is een aandachtig en nauwkeurig lezer, die niet ongevoelig kan blijven voor wat hij vertaalt. Maar bij de vertaling van het Cantico van Frans van Assisi of de Regula van Benedictus van Nursia ligt dat toch wel iets anders dan bij pakweg een liefdesgedicht als het Pervigilium Veneris (mijn allereerste vertaling uit 1996) of de Ilias van Homeros die eerder dit jaar verscheen. In mijn reflectie over De Speelman van Assisi en het Loflied van de schepselen (het zogenaamde
4 Zonnelied) had ik het in lezingen vaak over twee franciscaanse deugden: de paupertas en de laetitia, de armoede en de vreugde. En voor mij was het evident dat de paupertas moeilijk haalbaar blijft voor iemand uit het rijke Westen, maar dat de laetitia bij wijze van spreken voor het grijpen lag. Quod non. De zoektocht naar de echte laetitia moet wellicht een erg lange weg zijn. Ik heb een gelijkaardige ervaring met De Regel van Benedictus, waarin me naast vele andere elementen in het bijzonder twee woorden opvallen: de humilitas en de stabilitas. Humilitas – nederigheid komt in de tekst vijftig maal voor: 16 keer in andere woordvormen als werkwoord humiliare, adjectief humilis en bijwoord humiliter, 16 maal als substantief humilitas buiten het fameuze zevende hoofdstuk en 18 keer in hoofdstuk 7 zelf, dat exclusief over de twaalf trappen van nederigheid handelt. Een uitdagend hoofdstuk, dat ik – ik moet het bekennen – met groeiende verwarring heb vertaald. Ik ben een product van mijn tijd, barst van de projecten, ambitieus, doelgericht. En daar komt Benedictus me zeggen dat ik humilis zal zijn, d.w.z. dat ik me met de grond, met de humus gelijk zal stellen: laag, klein, onbeduidend, gering, zwak, onderdang, nederig, alles wat de wereld rondom mij me net niét voorhoudt. De benedictijnse humilitas valt me al even zwaar als de franciscaanse paupertas, en dat mag me niet verwonderen, want de woorden liggen semantisch erg dicht bij elkaar. Dus de stabilitas dan maar: stabiliteit, standvastigheid, de toestand van blijvend gevestigd te zijn. Het woord komt in de Regel slechts vijfmaal voor: viermaal in de hoofdstukken (58, 60 en 61) over de opname van broeders, priesters of vreemde monniken. Mij verwondert het dat deze stabilitas in de literatuur steeds aangevuld wordt met het woord loci, plaats: de stabilitas loci is dan de fysieke gebondenheid aan een welbepaalde plaats, abdij. Die woordgroep komt evenwel niet voor bij Benedictus, maar ik begrijp dat men die uitbreiding benadrukt: een monnik of moniale vestigt zich definitief op een bepaalde plaats. Maar intenser dan die fysieke gebondenheid is de geestelijke verbondenheid met medebroeders en – zusters: dat is de stabilitas in congregatione, zoals Benedictus dat letterlijk verwoordt op het einde van het zesde hoofdstuk waarin hij de werktuigen, de middelen, opsomt om goed te handelen. Het slotvers 76 luidt: De werkplaats (vandaar ook de metafoor van ‘werktuigen’) waar wij dat alles vol toewijding moeten verrichten, is de beslotenheid van de abdij en de duurzame verbintenis in de schoot van de communauteit. Zo vertaal ik stabilitas tot vijfmaal toe: duurzame verbintenis of zich duurzaam verbinden. De monnik is als het ware verankerd in zijn gemeenschap.
5 Voel ik, die buiten een abdij leef, mij dan aangesproken door die stabilitas? Zij lijkt me haalbaarder dan de humilitas. Hoewel, voortdurend wordt me langs ale kanten in de media en via het net opdringerig gezegd wat ik moet zien, wat ik moet lezen, beluisteren, bezoeken, wat ik moet doen, zelfs wat ik moet denken. Een beetje mentale stabilitas is dus nodig om mijn duurzame verbintenis, die diepe stabilitas na te komen tegenover mijn gezin, tegenover onze trouwe vrienden, tegenover onze gezinsgroep, of – als ik aan mijn vroegere onderwijsopdracht denk – tegenover leerlingen en collega’s. Benedictus heeft me bewuster gemaakt van die dwingende eis.
* * *
Waarde vrienden van de Laura, ik rond af. Ik ben begonnen met mijn uitgevers te complimenteren en te danken, ik wil toto corde ook broeder Benoît Standaert danken. Hij heeft me doorheen mijn vertaalwerk op nog een andere manier humilitas en stabilitas bijgebracht, als ik die woorden heel even in oneigenlijke zin mag gebruiken. Hij was het die me in de eerste capita van de vertaling bevestigd heeft en ook aangemoedigd om door te gaan op de ingeslagen weg. En eenmaal die weg was afgelegd, heeft hij me met zijn vele correcties en suggesties geleerd dat een vertaler nederig moet buigen voor de tekst en dat een vertaling meer stabiliteit krijgt door een meelezer die de Regel van Benedictus door en door kent, en door en door beleeft. Ik ben hem daarvoor zeer erkentelijk.
Patrick Lateur