Fryslân als Podium Onderzoek naar participatie aan openluchten locatietheater in Fryslân
De waarde van ‘meidwaan’ Eindrapportage Masteronderzoek juli 2013 Marjan Poutsma Student Master Kunsteducatie 2011-2013 NHL 00298903 RUG 2244063 Dossier 23
NB. Doordat het oorspronkelijke verslag in een ander bestandsformaat staat, kloppen de paginanummers in de inhoudsopgave niet meer.
INHOUD Voorwoord
4
5
1
Inleiding De waarde van ‘meidwaan’
Friesland als bakermat van theater in de open lucht
1.1 1.2 1.3
Historie en bloeiperiodes Friese taal en cultuur Provincie Friesland en culturele diversiteit in Europa
7 8 9
2
Theoretisch kader
2.1 Onderzoeken naar community arts 2.2 François Matarasso’s ‘Use or Ornament’ 2.3 De wederzijdse beïnvloeding van locatie en voorstelling 2.3.1 Locatietheater naar Gleave 2.4 Theater op locatie naar Gleave 2.4.1 Aanvullende thema’s naar Gleave
11 12 13 15 27 27
30 31 31 32 32
3
Onderzoeksopzet
3.1 3.2 3.3 3.4 3.4
Definities Hoofdvraag en subvragen Vier onderzoeksinstrumenten Methodes Stroming
4
Het onderzoek ‘Fryslân als Podium’
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.5.1 4.5.2 4.5.3 4.5.4 4.5.5 4.6 4.7 4.8 4.8.1 4.8.2 4.8.3
Index: 10 jaar theaterproducties Resultaten uit de index, validatie Online enquête voor amateurs Opzet van de enquête, validatie Resultaten van de online enquête Identificatie van de respondent en frequentie deelname Productieproces en artistieke inzichten Persoonlijke ontwikkeling Friese taal en lokale identiteit Sociale Cohesie Samenvatting van de resuktaten Zestien interviews Aanvullende interviews Artistieke kwaliteit Talentontwikkeling Friese taal
33 34 35 36 37 37 37 38 38 39 41 43 44 44 45 46
5
Conclusies
48
6
Aanbevelingen
49
7
Nabeschouwing
7.1 7.2
Kritische punten, zelfreflectie Onderwerpen voor vervolg onderzoek
51 52
Literatuurlijst Verklarende woordenlijst
53
55
Bijlagen
Bijlage 1: index over 10 jaar op jaartal Bijlage 2: index over 4 jaar Bijlage 3: online enquête, vragen en uitkomsten Bijlage 4: interviews onder experts (13 uitgewerkt, 3 trapscripties) Bijlage 5: thema’s uit interviews samengevat Bijlage 6: ‘Use or Ornament’, Matarasso, samenvatting Bijlage 7: Blog van engelse toeriste Emily
voorwoord Voor u ligt de rapportage van mijn Masteronderzoek naar participatie aan openluchttheater in Friesland. Met dit onderzoek heb ik de verbindende en versterkende kwaliteiten van meedoen aan openluchttheater voor amateurdeelnemers en hun gemeenschappen in beeld gebracht. Dank gaat uit naar Gudrun Beckmann, Ben Boog, Ruud van der Veen en Hans Brans en Luuk Eisema van Keunstwurk voor begeleiding en ondersteuning van het onderzoek. Dank gaat ook uit naar Lamijne Plat van afdeling Kultuer en Mienskip van de Provincie Fryslân, die met een subsidie extra ruimte creëerde voor dit onderzoek. CAL-‐XL, het landelijk platform voor ontwikkeling van Commnity Arts, gaf een financiële bijdrage voor medewerking van vier studenten van de NHL, waardoor het onderzoek kon worden uitgebreid. Veel dank ben ik ook verschuldigd aan Pieter Stellingwerf en Kees Botman van BUOG, voor de inspiratie en de vele inzichten die zij gaven in hun vakgebied. Tot slot bedank ik de studenten Irene Deurman, Jitske Boscha, Jolien Eijsink en Johanna Annema voor hun bijdrage in het eerste half jaar van het onderzoek. Marjan Poutsma Student Master Kunsteducatie 2011-‐2013 De Master Kunsteducatie is een samenwerking van NHL Hogeschool Leeuwarden en Hanze Hogeschool Groningen 3
“Het lijkt tegenwoordig wel of iedere zichzelf respecterende terp een iepenloftspul wil hebben.”
Koen Eekma, directeur uitgeverij Af k
Inleiding
De waarde van ‘meidwaan’
Het aantal jaarlijkse en groots opgezette theatervoorstellingen in de open lucht groeit in Friesland explosief. Hier wordt door een grote groep vrijwilligers en amateurspelers met hart en ziel aan meegewerkt. Zij maken een verbinding die in Europa uniek is, immers, zij doen dit niet voor winst. En terwijl gemeentelijke, provinciale en landelijke overheden zoeken naar manieren om in deze tijd van economische druk en herindelingen de verbinding tussen mensen sterk te houden, produceren amateurs in Friesland talrijke theaterstukken. Gewoon, om samen iets te creëren. Bij deze specifieke vorm van theaterproductie waren in 2012 2400 mensen betrokken. Wat is de waarde van het meedoen, voor hen persoonlijk en voor de gemeenschap?
De hoofdvraag van het onderzoek is: “Wat is de waarde van deelname aan Fries openluchttheater voor participerende amateurs?”
In hoofdstuk één neem ik u mee langs de historie van amateurtheater, de bijzondere positie die Friesland daarin inneemt, het belang van het onderzoek voor de Friese taal en de aandacht die er vanuit Europa is voor het behoud van minderheidsculturen zoals Friesland. In hoofdstuk twee, het theoretisch kader, belicht ik de aangetoonde waarde van community arts, met een inspirerend onderzoek van François Matarasso. Daarna ga ik in op locatietheater als subcategorie van community arts. Hierbij gebruik ik de theorie van Joanna Gleave die voor ‘site specific performance’ (locatietheater) specifieke factoren benoemt. Hoofdstuk drie licht de opzet van mijn onderzoek toe, die bestaat uit vier onderzoeks-‐ instrumenten voor een mix van kwalitatief en kwantitatief onderzoek. In hoofdstuk vier vindt u de dataverzameling en validatie van het onderzoek en de eerste resultaten. Hoofdstuk vijf geeft de conclusies van het onderzoek. Hoofdstuk zes bestaat uit aanbevelingen voor verschillende belanghebbenden: de amateurspelers, de gezelschappen, de betrokken gemeenten en de provincie Friesland. Hoofdstuk zeven sluit af met een terugblik, een kritische reflectie en ideëen voor eventueel vervolgonderzoek. Marjan Poutsma 4
1
Friesland als bakermat van theater in de open lucht
Theatervoorstellingen in de open lucht kennen in Nederland bijzondere belangstelling vanaf 1913, waarin voor jaarfeesten en vanwege de grote toegankelijkheid voor publiek, openluchtvoorstellingen werden geproduceerd. Wanneer er veel deelname was van amateurs, ging de voorkeur van de mensen uit naar de producties in de streektaal of het dialect. (Jansma e.a.,1989) Friesland kent sinds de 19e eeuw een bloeiende cultuur van amateurtoneel. Het eerste gezelschap werd geregistreerd in 1863 in Tsjum, genaamd Ons Genoegen. In 1918 werd de Bond van Friese toneelgezelschappen opgericht. Bij het jubileum van 75 jaar waren er 128 toneelverenigingen ingeschreven. (Jansma,1993) In het boekje ‘Uit liefde’, een onderzoek naar amateurkunst in Friesland uitgevoerd door Keunstwurk in 2011, wordt gesproken van ‘ongeveer 200’ toneelgezelschappen, die vanuit de plaatselijke buurthuizen voorstellingen maken voor de directe omgeving. Friesland heeft een inwoneraantal van 647.000 mensen (sept 2012). De dichtheid van toneelverenigingingen is vergeleken met de rest van Nederland hoog. (Afuk, 2011) 1.1 Historie en bloeiperiodes Er is een duidelijke verklaring voor de opkomst van openluchttheater in de jaren na de oorlog. “De grote opbloei na de oorlog kreeg en in Friesland en Noord Brabant een bijzonder accent. In beide provincies zocht een groep cultureel geïnteresseerden nadrukkelijk aansluiting bij ‘het volk’ met het oog op handhaving en versterking van de eigen identiteit. Dit was de achtergrond van de Groot-‐Kempische Dagen en van bijeenkomsten op de Fryskle Folkshegeskoalle op Terschelling.” (Jansma, 1989) Vlak na de oorlog werden grote culturele festivals en feesten georganiseerd met als doel het (beschadigde) gevoel van eigen identiteit te versterken. Waarom juist in Brabant en Friesland de grootste inzet was en ook de grootste opkomst van vrijwillige deelnemers, blijft onderbelicht. Wel is er een aanleiding die klinkt als protest tegen nieuw gevormde gezagsstructuren, of dat wellicht een reactie is op de eeuwige machtsstrijd tussen stad en platteland, na-‐oorlogs of niet: “Het door de geallieerden in het zadel geholpen Militair Gezag riep nogal wat weerstanden op tegen Hollands centralistische autoriteiten en voedde en regionalistisch besef”. Zowel in Brabant als in Friesland waren vele initiatieven waar toneelschrijvers, musici en dansers intensieve bijdragen aan leverden. Hieruit ontstond in Friesland in het begin van de jaren vijftig een opbloei van openluchttheater. (Jansma, 1989, samenvatting van pag.100) Historische beschouwingen over de Friese openluchtspelen en actuele overzichten zoals in het themanummer Locatietheater van Noorderbreedte tonen aan dat er sprake is van een levendige openlucht-‐theatercultuur, die juist regionaal en door amateurs wordt gedragen en voortgestuwd. Naast Friesland neemt ook Brabant binnen Nederland een bijzondere plek in. Ook daar is sprake van veel openluchttheater producties, met dezelfde bloeiperiodes en hetzelfde unieke kenmerk dat eigen streektaal en dialact voorkeur genieten. Begin jaren ’50 werd het eerste iepenloft gezelschap opgericht in Beetsterzwaag. Het langst bestaande gezelschap is van Jorwert dat in 1954 de eerste voorstelling produceerde om geld in te zamelen voor reparatie van haar ingestorte kerktoren. Het maken van een openluchtvoorstelling beviel zo goed, dat voor jaarlijkse producties een plek werd gereserveerd ‘onder de pereboom’ in de tuin van de notaris. De majestueuze pereboom biedt -‐ 5
bijna 60 jaar later-‐ een natuurlijke overkapping aan het decor van de welhaast professionele producties. Jaarlijks trekt ‘Iepenloftspul Jorwert’ 7000 man publiek en is daarmee het grootste en volgens velen ook meest inspirerende amateur openlucht gezelschap in Friesland. (Jorwert e.a., 2003) “Daarnaast is Oerol voor Friesland de grootste publiekstrekker en promotor van theater-‐ en kunstproducties in het landschap. Voor theatermakers is Oerol met de landschappelijkheid van Terschelling met haar bos, vijvertjes, duinen, strand , Noordzee, Waddenzee en getijden, bij uitstek een experimentele kweekvijver voor buitentheaterproducties. (…) Dit alles zorgt ervoor dat Friesland in Noord Nederland maar ook zeker landelijk wordt gezien als bakermat van theaterproducties in de open lucht.” (Noorderbreedte, 2004)
1.2
Friese taal en cultuur
Officiële kanalen en nieuwsberichten melden dat de interesse voor de Friese taal terug loopt, en de politiek worstelt met de verplichting van subsidies ten aanzien van het Friese cultureel erfgoed. Maar in deze tijden van bezuinigingen op cultuur en gemeentelijke en provinciale herindelingen, groeit het aantal amateurtheaterproducties explosief. Opmerkelijk is dat binnen het amateurtoneel een absolute voorkeur is voor producties in de Friese taal. Gezelschappen hebben dus manieren om aan Friestalige stukken te komen en dit aspect is opgenomen in hun werkwijze. Het is interessant om dat te onderzoeken, omdat dit een manier is waarmee de ontwikkeling en het behoud van de Friese taal door bevolking zelf wordt gewaarborgd.
“Now Emily, i just want you to know that they take the whole ‘being Friesian’ thing very seriously.”
Blog van Emily, bezoekster Redbad, 2012
6
2
Theoretisch Kader
Dit hoofdstuk biedt met theoretische onderbouwing een basis aan het onderzoek Fryslân als Podium. Na de bespreking van Matarasso’s ‘Use or Ornament’, over de effecten van community arts, voer ik Joanna Gleave op die dieper ingaat op het fenomeen locatietheater. Haar theorie illustreer ik met voorbeelden van locatietheater uit Friesland, om die vervolgens uit te bouwen naar thema’s voor theater op locatie. Theatervoorstellingen in de open lucht in Friesland worden door (dorps)gemeenschappen gecreëerd en door mensen uit de omgeving bezocht. Voorstellingen van en voor de community dus. De hier besprpke vormen van openlucht theater zien we als een subcategorie van community arts. Het is daarom interessant om te kijken wat er binnen de theorievorming over community arts wordt gezegd. Op 1 oktober 2010 is het Community Arts Lab XL (CAL-‐XL) van start gegaan. Deze landelijke netwerkorganisatie werkt aan de optimalisering van het productieklimaat voor community arts. CAL-‐XL houdt zich bezig met scholing, onderzoek, kennisontwikkeling en netwerkvorming. CAL-‐XL stemt binnen het Nederlands taalgebied, dus van het verre noorden tot het zuidelijkste puntje van Vlaanderen, alle activiteiten op het gebied van community arts af. De organisatie vormt een database waarin projecten worden opgeslagen, binnen een netwerk dat tot wederzijdse stimulans van professionaliteit kan worden aangewend. Het boek ‘Cultuur nieuwe stijl’ is een wetenschappelijk onderbouwde handleiding en projectscan voor deze databank. CAL-‐XL definiëert Community Arts als volgt: “Een artistiek project dat reageert op een maatschappelijk tekort en met inzet van zowel de betrokken burgers als van professionals een meerwaarde oplevert met verbeeldingskracht.” Hierin zijn de vier pijlers van de projectscan verwerkt: creatieve kracht, voedingskracht, samenwerkingskracht en vormkracht. (Cleveringa, 2011) Deze definitie is gericht op het toegankelijk maken van de database en het structureren van de adviezen waarmee initiatiefnemers hun producties kunnen verbeteren. De definitie verwijst daarmee naar de doelstellingen van CAL-‐XL. In 2012, bij het toekennen van een subsidie voor het onderzoek ‘Fryslân als Podium’ ontstond rond amateurtheaterproducties in Friesland de discussie of community arts in alle gevallen voortkomt uit een maatschappelijk tekort. Theatervoorstellingen in Friesland zoals besproken in dit onderzoek ontstaan niet vanuit een maatschappelijk tekort maar eerder vanuit een maatschappelijke overvloed. De omschrijving die De Vrede van Utrecht hanteert sluit in die zin beter aan op de brede initiatieven die community arts inmiddels landelijk kenmerken: “Kenmerkend voor community arts is dat het toegankelijk is, het is in de buurt van de deelnemers. Het bestaat uit vormen van kunstbeoefening die aansluiten bij wat de deelnemers 7
willen. Een community artist probeert aan te sluiten bij de omgeving. (…) Community arts laat de deelnemers hun verhaal vertellen.” (www.vredevanutrecht2013.nl, juni 2012) De specifieke vorm van theater die in dit onderzoek centraal staat kent veel overeenkomsten met deze tweede omschrijving van community arts. De kracht van de gemeenschap wordt ingezet om een productie te maken. De producenten stellen de creativiteit van de deelnemende amateurs centraal. De productie komt in samenspraak tot stand, de artistieke keuzes zijn leidend in het proces, de creatieve inzichten van de deelnemers groeit. Theatervoorstellingen van amateurs in Friesland onderscheiden zich van de meeste definities van community arts. Een belangrijk verschil is dat het initiatief niet van de overheid komt maar van de mensen zelf. Er bestaat in veel Friese dorpen een lange en zorgvuldig opgebouwde traditie van amateurtoneel, die langer dan een eeuw terug gaat en de openluchtspelen een sterk verankerde basis geeft. Het initiatief is dus niet top-‐down vanuit de overheid, met als doel een probleem op te lossen, maar bottom-‐up, vanuit de community zelf. Het doel is niet eenduidig. De theoretische onderbouwing van dit onderzoek start bij bestaande onderzoeken naar community arts. Deze refereren aan dezelfde effecten en invloeden die ook bij top-‐down initiatieven gelden.
2.1
Onderzoeken naar community arts
Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw is veel onderzoek gedaan naar de impact van community arts. Vaak zijn de onderzoeken gericht op de economische outcome van de investering, ook worden sociale gevolgen veelvuldig in beeld gebracht. In vrijwel ieder onderzoek wordt de artistieke kwaliteit ter discussie gesteld: is community arts wel kunst? Vaak ook hebben de onderzoekers het doel om in de wirwar van terminologie meer structuur te brengen. CAL-‐XL beijvert zich om hierin binnen het Nederlandse taalgebied meer afstemming te creëren, Cultuurnetwerk is betrokken bij en initiëerde diverse onderzoeken en Noorderbreedte organiseerde in 2004 een serie debatten over locatietheater in Noord Nederland. Onderzoekster Sandra Trienekens geeft de meest actuele inzichten. Trienekens noemt de community arts activiteiten die door overheid worden geïnitieerd ‘culturele interventies’. “Inmiddels worden de beperkingen van het enkel werken met ‘losse’ projecten zichtbaar. Te veel ongerichte en vrijblijvende projecten, waarna er niets met de inzichten die uit het project voortvloeien wordt gedaan, leiden tot een afname van motivatie onder bewoners om betrokken te raken. In sommige Nederlandse wijken is er inmiddels zelfs sprake van een community-‐artmoeheid. Bovendien blijft bij ‘losse’ culturele interventies een groot deel van de kracht en potentie van deze interventies ongemoeid en onbenut. Dit artikel laat op basis van onderzoeksresultaten zien dat culturele interventies juist effectief zijn als ze ingebed zijn in bredere programma’s”. (Trienekens, 2012) Het onderzoek ‘Fryslân als Podium’ zoekt naar invloeden, specifiek met betrekking tot sociale cohesie, lokale identiteit, creatief inzicht en zelfvertrouwen van de deelnemers. Met die aandachtspunten vond ik een onderzoek dat grootschalig is uitgevoerd en veel indicaties geeft: 8
2.2
François Matarasso’s ‘Use or Ornament’
In Groot-‐Brittannië heeft François Matarasso in 1997 onderzoek gedaan naar de effecten van community arts. Hierbij richtte hij zich op door professionele instanties georganiseerde projecten in tien Engelse steden, plus Helsinki en New York. Het document wat ter beschikking kwam telt 110 pagina’s en geeft een genuanceerd beeld van de uitkomsten van het gehele onderzoek. Matarasso toont uiteenlopende effecten aan, die voor het grootste gedeelte zeer positief zijn. Op individueel niveau vond hij groei van sociale vaardigheid en eigenwaarde, groei van creativiteit, bijvoorbeeld verbeterd vermogen tot improviseren of creatieve oplossingen zoeken. Opmerkelijk is dat sommige deelnemers aangaven dat deelname aan community arts in het persoonlijke leven belangrijke effecten teweeg bracht, zoals makkelijker vienden kunnen maken of durven solliciteren op een droombaan. Ook op gemeenschapsniveau zijn er sterke effecten te benoemen. Een toename in sociale interactie in de gemeenschap, de vorming van een gemeenschappelijke identiteit en empowerment van activiteit van lokale gemeenschappen. (Matarasso, 1997) Dit onderzoek is voor mijn online enquête als inspiratiebron gebruikt (zie ook hoofdstuk 4.4).
Dat locatie theater gebruik moet maken van de locatie, en niet alleen een podiumvoorstelling in de buitenlucht is. Dat is De Paupers in deze voorstelling weer gelukt. René van der Laan, Ald Izer, De Paupers, 2011
2.3
De wederzijdse beïnvloeding van locatie en voorstelling
De Engelse Joanne Gleave van de universiteit van Birmingham, schreef een essay in 2011 over de invloed van de locatie op de inhoud van de performance, en de invloed van de performance op de locatie. Zij gaat als enige onderzoeker dieper in op de betekenis van ‘site specific performance’, oftwel locatietheater. Met Gleaves theorie kan daarna theater op locatie, wat de subcategorie is van community arts waar de iepenloftspullen onder vallen, verder worden uitgebouwd. Gleave onderscheidt diverse typen van locatietheater en geeft daarmee betekenis aan ogenschijnlijk toevallige aspecten. Haar vraag is welke invloed de locatie op het theaterstuk heeft, welke invloed het stuk heeft op de locatie, en welke invloed de keuze voor een theaterstuk op locatie heeft op de producten. Gleaves essay is gericht op theater en performance van professionele gezelschappen, maar de betekenissen die zij geeft aan locaties, theater en publiek zijn ook voor de Friese amateurproducties herkenbaar en van toepassing. 9
In de inleiding maakt Gleave onderscheid tussen diverse betekenissen van theaterstukken op locatie, waarvan de producenten, regisseurs en publiek zich bewust kunnen zijn: • site-‐determined (op een locatie gericht) • site-‐referenced (refererend aan een locatie) • site-‐consious (bewust van een locatie) • site-‐responsive (beantwoordend aan een locatie) • site-‐sympathetic (sympathiek naar een locatie) • en context-‐specific (inhoud-‐specifiek voor een locatie) Gleaves artikel belicht de betekenis van de locatie, de betekenis van de performance en vooral de wisselwerking tussen-‐ en de invloed die deze op elkaar hebben. Daarbij belicht Gleave de multidisciplinariteit van de performances, die theater sowieso al in zich draagt. Zij stelt dat het samengaan van acteren, muziek, script, decor, kostuums, licht en projecties wordt versterkt als deze buiten de muren van het theater, in een ongebruikelijke setting en omstandigheid en in de kleur en verrassing van de locatie tot uitdrukking komt. Als voorbeeld om haar theorie in te leiden noemt Gleave drie mogelijke locaties voor de Shakespeare klassieker die zich afspeelt in een bos en de verschillende betekenissen van de keuze van een locatie: “Shakespeare’s A Midsummer Night’s Dream could be catagorised as ‘outside theatre’, yet it could also fit into the categorie of the ‘site sympathetic’ if the production was performed outside in a forest, and then could also be ‘site-‐generic’, as it could be performed in a number of different forests”. (Gleave, 2011, pag.6) Gleave duidt hiermee het belang van de keuze en betekenis van de mogelijke locaties van een theaterstuk dat is gesitueerd in een bos: -‐ je kunt dit stuk opvoeren in een theater, met een nagebouwd bos, een bos-‐decor -‐ je kunt het opvoeren in een bos, met een echt bos als decor -‐ je kunt het met een reizende voorstelling opvoeren in verschillende bossen, met telkens weer een ander bos als decor. Iedere locatiekeuze geeft aan de omgeving een andere en meer specifieke betekenis, zeker ook in relatie tot de performance. Het kiezen voor een locatie buiten het theater suggereert de bekrachtiging van de artiest(en) en de ontwikkeling/ toenadering van een breder publiek. “ It seems that in the move from traditional theatre places to alternative spaces (…) the theatre practioner is offered a wealth of possibilities and a lack of restrictions”. (2011, pag. 4) “Het heeft er alle schijn van dat het kiezen voor een locatie buiten het theater de beoefenaar een rijkdom biedt aan nieuwe mogelijkheden en beperkingen teniet doet.” Interessant in het kader van dit onderzoek is de versterkende werking voor makers en toeschouwers die Gleave aan locatietheater toeschrijft: “A play inside a theatre is nearly always viewed within a temporary or ephemeral frame. The use of non-‐theatre space suggests the empowering of the artist and the development of a wider audience”. (2011, p.5) Samengevat: “Het kiezen voor een omgeving buiten het theater suggereert een bekrachtiging van de artiest en een ontwikkeling van een breder publiek”.
10
Hiermee leidt Gleave een aangename afronding van het essay in, met een blik gericht op het publiek. In traditionele theaters zit het publiek in regelmatige rijen, in het donker, achter elkaar, voor zich uit kijkend en kan in een afgebakend blikveld genieten van het theaterstuk in de beperkte ruimte van het omsloten podium (dat tevens voor welke voorstelling dan ook hetzelfde is). Locatietheater daarentegen, plaatst het publiek in een ongebruikelijke setting, met meer vrijheid rond de plaats van performance. Haar rol kan daardoor veranderen van sec toeschouwer naar uitgedaagde deelnemer, onderdeel van het decor, of als vitaal onderdeel van de voorstelling. (Gleave, 2011) Naast het benoemen van deze intrinsieke aspecten van locatietheater, benadrukt Gleave dat de termen en inzichten rond ‘site specific performaces’ zich alsmaar verder ontwikkelen. Noot: Met ‘site’ wordt in de Engelse taal de locatie bedoeld, met ‘performance’ uiteenlopende vormen van theater.
2.3.1 Locatietheater naar Gleave
Enkele voorbeelden van Fries locatietheater met de specificaties van Gleave. (kijk voor de bijbehorende foto’s in het geprint exemplaar svp)
Man fan Myra Dit was het ook geval bij ‘Man fan Myra’ waar de locatie de amateurmedewerkers en de regisseurs, schrijvers en bouwers uitdaagde tot een huzarenstukje. In watersportdorp Grou, waar productiebedrijf BUOG werd uitgenodigd voor een jubileumvoorstelling van twee zeilverenigingen, kwamen 100 mensen opdagen als belangstellende om mee te doen. Dit was opmerkelijk veel. Na de keuze van de locatie, een haven aan de rand van het dorp, werd besloten een volledig drijvende voorstelling te maken. Het effect van zo’n beslissing is veelvuldig en betreft vele niveaus. De dorpsbewoners hebben invloed op de inhoud van het stuk, wat een gevoel van erkenning geeft, verbondenheid en ook gedeelde verantwoordelijkheid. De creativiteit van de regisseur en decorontwerper wordt uitgedaagd. De vrijheid die er is wordt volledig benut, wat ook voor de locatie (de haven) geldt. In een watersportdorp herkennen de amateurs zichzelf, en alle tradities van het dorp, zelfs de universele relatie met water en de mythische betekenis van het water zag het publiek terug in deze productie. Je spreekt -‐volgens Gleave-‐ in het geval van het busstation en het meer bij Grou 11
over een locatiebewuste-‐ en een locatie beantwoordende voorstelling. Theaterstuk en locatie geven elkaar extra betekenis, omdat deze locaties in de dagelijkse werkelijkheid van de deelnemers, en hun werk, gewoon zijn. Na de voorstellling verandert de locatie voor de spelers en bezoekers: dat wat altijd bekend was en als dagelijkse werkelijkheid werd gezien heeft nu een extra, onwerkelijke fanatsierijke dimensie gekregen.
Mem De productie ‘Mem’, (Mama) van Teatergroep SULT in 2006, werd opgevoerd op een locatie waarbij met het stuk een wisselwerking ontstond. Het Arriva busstation aan de buitenrand van Sneek werd het decor van drie buschauffeurs die ‘in de pauze’ uitgebreid spraken over hun moeders. Het publiek zat op een grote tribune midden in de hal. Links en rechts stonden garagedeuren open. Aan-‐ en afrijdende bussen, in de gebruikelijke dienstregeling, claxoneerden naar de spelers als betrof het hier gewone collega’s. Handen werden tijdens monologen in de lucht gestoken als ingesleten begroeting. Het effect van de wisselwerking zat in deze productie vooral in de betekenis van de locatie, die de chauffeurs in een geloofwaardige pauze omgeving extra kwetsbaar maakten met hun moederverhalen. Het publiek was ‘niet aanwezig’, en als zodanig toevallig getuige van de persoonlijke ontmoeting en diepgaande gesprekken in de werkomgeving. Wie het principe van locatietheater -‐zoals bij deze voorstelling-‐ tot het uiterste doorvoert, kan spreken van een theatervoorstelling die onafscheidelijk is van de locatie waar deze wordt opgevoerd. Locatie en inhoud hebben elkaar nodig en verrijken elkaar. De performance is gebaseerd op de locatie en de locatie heeft zich geopend voor de performance met al haar karaktiristieke kwaliteiten.
Ja, ik wol “Ja, ik wol”, een drieluik van Teatergroep SULT over de recente gemeentelijke herindeling van Zuidwest Friesland, reisde in 2012 enkele maanden rond in de Friese Zuidwesthoek. Zes gemeentehuizen, waarvan vier leegstaand en twee nog in gebruik, werden aangedaan, op iedere locatie werd het drieluik tweemaal opgevoerd. Het publiek gaf met hun bezoek aan drie verschillende ruimtes, een rondgang door tuinen en trappenhuizen, door kelders en vergaderzalen, betekenis aan de veranderingen die in sommige gevallen sporen hadden nagelaten. Het waren over het algemeen mensen uit de directe omgevig van de gemeentehuizen, die dus zelf recentelijk geconfronteerd waren met de gevolgen van de herindeling van Sudwest Fryslân. De gekozen locaties maakten daarmee een wezenlijk onderdeel uit van het theaterstuk, de leegstaande gemeentehuizen in onbruik geraakte ruimtes met een herbestemming, de grotere gemeentehuizen zoals bijvoorbeeld in Sneek en IJlst als sprekende voorbeelden van de gemeentelijke fusie en nieuwe functionaliteit. 12
Maar ook het publiek kreeg betekenis: zij konden hun eigen geschiedenis terugzien in een drieluik van drama, liefdesdans en theatersport. In het theaterstuk werden alle gevoelens rond de herindeling verenigd: het afscheid van iets vertrouwds, de strijd om naamgeving en grensafbakening, de lachwekkende leegpraat van ambtelijke bureaucratie, de nieuwe functionaliteit en ook de romantiek. Omdat het in diverse gemeentehuizen werd opgevoerd valt deze productie in de theorie van Gleave onder ‘site generic performance’.
Redbad Op uitnodiging van de stad Stavoren, dat 850 jaar stadsrechten wilde vieren, maakte SULT hun jaarlijkse voorstelling op de rand van IJsselmeer en strand, met 200 vrijwilligers uit de omgeving. In het stuk werd het koningsdrama van Redbad in de herinnering gehaald, de werkelijke geschiedenis van de Friezen. “Koningsdrama Redbad, een voorstelling van SULT over de laatste koning van Friesland die in ±600 na Christus leefde, maakten we aan de rand van het IJsselmeer, zodat de bezoekers uitzicht hadden op die ‘vreselijke’ hollanders aan de overkant” (interview Kees Botman, 2013) Het verhaal werd opgevoerd in het kader van het 850 jarig bestaan van Stavoren en weerspiegelt de Friese geschiedenis waarin de Hollanders aan de overkant én het IJsselmeer een hoofdrol speelden. Bij het verhaal is daarom de perfecte en ondubbelzinnige locatie gezocht: een ‘kasteel’ van de koninklijke familie op de grens van land en water, op de plek waar de geschiedenis zich daadwerkelijk heeft afgespeeld. Door het enorme decor van steigerbuizen werd voor het publiek veel aan de verbelding overgelaten. Het doorschijnende kasteel bood uitzicht op alle boten en gebeurteniseen op het water. In dit geval spreekt Gleave van nog een interessant aspect. Voor het 850 jarig bestaan doken de theatermakers in de geschiedenis van de locatie: “Site specific perfomance is viewed as an archeological investigation of place (…) a deep exploration of the site.” (Gleave, 2012, p.16) Je zou hier kunnen spreken van sociale archeologie en Gleave spreekt later van ’heritige theatre’, (erfgeod theater) in plaats van ‘site specific performance’.
13
“The play itself was fast paced and situated around the death of a great king and his grandsons transition into an ever greater king to be. There were moments on family rivalry over religion and murder plots resulting in banishment. It was fraught with civil and foreign wars as well as guerrilla attacks on beloved monuments and castles.” Blog van Emily, bezoekster Redbad
De toorn van de Sfynx Een voorbeeld van site-‐referenced (refererend aan een locatie) is de voorstelling voor de opening van de nieuwbouw van NHL Hogeschool, die werd opgevoerd onder en tegen de gevel van het nieuwe moderne architectuur. Het publiek zat daar tegenover op tribunes. Een jonge student probeerde zijn weg in de wereld van HBO educatie te vinden, terwijl de vaderlandse geschiedenis van het educatieve-‐ en wetenschappelijke werkveld aan hem voorbij trok. Zijn onbevangen proces werd rijk van commentaar voorzien door bezorgde ouders en figuren uit de mythologie en sprookjeswereld. Met spectaculaire acties met watervallen van de gevel, storm en bliksem, muziek, projecties en belichting werd het een razendsnelle en spannende voorstelling. Naar verluid werkten 100 vrijwilligers bestaande uit studenten, docenten en andere medewerkers mee, onder leiding van BUOG met een team van 8 professionals. ‘Site-‐referenced’ is refererend aan de locatie, in dit geval aan de functie van het gebouw. Het tehaterstuk belichtte terloops dat er een nieuw onderwijsconcept in de nieuwbouw is verwerkt: minder klassikale lessen en meer praktijkgericht onderwijs en werken in teams. Daarmee werd het theaterstuk ook informatief. Na de voorstelling ging het gebouw open voor bezichtiging.
2.4
Theater op locatie naar Gleave
In geval van iepenlofstpul, ofwel de openluchtspelen, staat het verhaal van de performance meestal los van de locatie en de omgeving. We spreken dan niet van locatietheater maar van theater op locatie. In deze sterk Friese theatertraditie spelen de gezelschappen klassieke stukken in een modern jasje gegoten of het verhaal van een bekende film . Meestal worden de jaarlijkse stukken opgevoerd op een vaste locatie in het dorp waaraan het iepenloftspul gezelschap haar naam dankt. 14
In Jorwert, het oudste en bekendste gezelschap, zijn de opvoeringen in ‘De Notaristun’ onder de majestueuze ‘parrebeam’ (perenboom). In Easterwierrum wordt het theaterstuk van BIS (Berne iepenloft spul staat voor kinder openlucht theater) opgevoerd op een veldje naast de kerk. In de meeste dorpen is een vaste plek ingeruimd voor de producties, al geeft Keunstwurk aan dat met de toename van het aantal openluchtproducties inmiddels vaker voor meer avontuurlijke locaties wordt gekozen. Het meewerken van amateurs in bij iepenloftspul betreft een jaarlijks terugkerende productie, op eenzelfde plek. Het trekt enkele jaren dezelfde mensen aan, vaak ook met een hun vertrouwde taak of rol, er is dus meer ervaring en minder doorstroom. In de theorie van Joanna Gleave komt slechts locatietheater aan bod. Toch is het interessant om met de implicaties uit haar theorie ook de betekenis van iepenloftspul beter te duiden. De betekenisgeving van iepenloftspul en theater op locatie betreft met name de indentiteit van het dorp of de wijk, die wordt versterkt en waarmee een rijkere dan normale binding ontstaat door de theaterproducties. Vergeleken met het effect van dorpstoneel vanuit buurthuizen is het effect van openluchttheater groter: het is avontuurlijker en er doen veel meer mensen aan mee. Bij het iepenloftspul is de betekenis van het stuk minder van waarde voor de locatie, maar door de grote aantallen medewerkers uit de directe omgeving, die ook vaak vijf keer op rij meedoen aan de jaarlijkse producties, de verbinding die wordt gelegd met overheden en bedrijfsleven maar vooral de bekendheid die het dorp krijgt door de theatervoorstellingen is de versterkende betekenis groot. Dit ziet u in het onderzoek terug door uitspraken over het gevoel van lokale identiteit en trots.
2.4.1 Aanvullende thema’s naar Gleave Voor de iepenloftspullen zijn de versterkende effecten het grootst op het gebied van sociale cohesie en lokale identiteit (trots). Ook dragen zij sterk bij aan behoud en ontwikkeling van de Friese taal. In de termen van Gleave kan je spreken van “site sympathetic performance”, al ligt het accent hier niet op de inhoud van de voorstelling maar op het feit dat de producties binnen deze gemeenschappen jaarlijks worden geproduceerd. Daarom zou ik de term “site connecting theatre” wilen toevoegen, en ook “site empowering theatre”, wat repectievelijk staat voor ‘locatie verbindende voorstellingen’ en ‘locatie versterkende voorstellingen’. Bij Redbad en de opening van de NHL, kan je spreken van opgedragen aan de locatie met zijn geschiedenis en unieke kenmerken: ‘site dedicated performance’. Een aan de locatie opgedragen theaterproductie.
15
3.
Onderzoeksopzet
De onderzoeke van Matarasso en Gleave sluiten het beste aan op de doelstellingen van dit onderzoek. Na een definiëring van de soorten theaterproducties in ‘Fryslan als podium’ licht ik toe hoe vanuit hun onderzoeken voor een mix van kwalitatief en kwantitatief onderzoek is gekozen.
3.1
Definities
In dit onderzoek staan openluchttheatervoorstellingen in Friesland centraal. Het openluchttheater in Friesland heb ik in het kader van het onderzoek ingedeeld in drie categoriën theaterproducties. Een productie staat voor een serie voorstellingen. De categoriën zijn binnen dit onderzoek als volgt gedefiniëerd:
A
Locatietheater
Een theatervoorstelling op een speciaal daarvoor gekozen locatie, waarbij het verhaal een sterke binding heeft met de locatie. Locatietheater kan ook binnen zijn, bijvoorbeeld in cultureel erfgoed, maar voor dit onderzoek concentreren we ons op de buitenvoorstellingen, vanuit vaste gezelschappen of productiebedrijven.
B
Theater op locatie
Theaterproducties die op een locatie worden opgevoerd. Het verhaal en de betekenis van de voorstelling staat los van de locatie. De producties van Iepenloftspullen in Fryslân vallen onder deze definitie. De gezelschappen beschikken doorgaans over een plek binnen de dorpskern waar de jaarlijkse producties plaatsvinden.
C
Ad-‐hoc theaterproducties
Hiertoe behoren de producties zonder vast gezelschap en zonder vaste speelplek. De producties zijn initiatieven van individuele producenten, soms jonge talenten, soms samenwerkende amateurtoneelverenigingen die een keer een buitenvoorstelling willen produceren, soms instanties en/of bedrijven. De aanleiding kan een idee zijn, een viering of een jubileum, maar de intentie van ‘ad-‐hoc’ voorstellingen zoals genoemd in dit onderzoek is in principe eenmalig.
3.2
Hoofdvraag en subvragen
Het onderzoek van Matarasso uit 1997 werd de inspiratie en wekte het vertrouwen om sociale en culturele aspecten van het fries openluchttheater in beeld te brengen, met name vanuit de visie van deelnemende amateurs. De onderzoekvraag luidt daarom:
“Wat is de waarde van deelname aan Fries openluchttheater voor participerende amateurs?” De persoonlijke invloed die bij deelnemers aan openluchttheatervoorstellingen is onderzocht: -‐ ontwikkeling van zelfvertrouwen -‐ beeld op en ontwikkeling van de Friese taal en cultuur -‐ ontwikkeling van artistieke inzichten en creativiteit -‐ talentontwikkeling en doorstroom van talent 16
De invloed van aan openluchttheatervoorstellingen op de gemeenschap kan betrekking hebben op: -‐ ontwikkeling van sociale cohesie -‐ ontwikkeling van lokale identiteit -‐ ontwikkeling van organisatievermogen/ ondernemerschap -‐ ontwikkeling van de reputatie van het gebied In het onderzoek ‘Fryslân als Podium’ zijn er twee perspectieven. Op micro niveau is onderzocht wat deelname voor mensen persoonlijk betekent. Op macro niveua is onderzocht welke invloed het gezamenlijk maken van producties heeft op de gemeenschap. De antwoorden op de hoofdvraag en subvragen zijn vervolgens interessant voor verschillende mensen of instanties en op divesre niveaus. Wat betekenen zij voor de amateurs, voor de gemeenschap, voor de Provincie Friesland, voor Nederland en wellicht -‐vanuit het gegeven dat Friesland een van de 140 erkende minderheidsculturen is-‐ voor Europa?
3.3
Vier onderzoeksinstrumenten
Matarasso gebruikte een mix van methodologiën, onderzoek en aanvullend onderzoek. “The methodology included questionnaires, interviews, formal and informal discussion groups, participant observation, agreed indicators, observer groups and other survey techniques, as well as desk research. None was satisfactory in itself, but each contributed to a multi-‐dimensional understanding of project outcomes.” (Matarasso, 1997) Ook Gleave gebruikte een mix van deskresearch en fieldresearch. Met deze onderzoeken als uitgansgpunt heb ik de vrijheid genomen om binnen een voor mij (in samenwerking met vier studenten) haalbare opzet diverse instrumenten te gebruiken. Het onderzoek is een samengesteld onderzoek en bestaat uit: 1 Index. Een opsomming van het aantal voorstellingen en gezelschappen, waar mogelijk aangevuld met aantallen medewerkers per productie en aantallen bezoekers. 2 Online enquête. Deze enquête stelt 20 vragen aan amateurdeelnemers aan openluchttheater in Fryslân. 3 Interviews, waarin met specifieke vragen wordt ingegaan op resultaten uit de index het online onderzoek. 4 Literatuur (theoretisch) onderzoek. 3.4 Methodes De onderzoeksopzet van ‘Fryslân als Podium’ is een mix van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethodes. Het kwantitatieve betreft het tellen van feiten: de index en ook de online enquête. De uitkomsten daarvan zijn aangevuld en verdiept met kwalitatief onderzoek: aanvullende interviews en literatuur onderzoek. Door praktische en theoretische uitkomsten en informatie te combineren, is niet alleen bestaande kennis samengevoegd maar ook nieuwe kennis onstaan. In hoofdstuk 4 geef ik per onderzoeksinstrument inzicht in de opzet, de validatie, de methodes van dataverzameling en de afzonderlijke onderzoeksresultaten.
3.5
Stroming
Door kwalitatieve en kawantitatieve onderzoeksgegevens te combineren, en die met aanvullende interviews te specificeren en te verrijken, behoort dit onderzoek tot de stroming van de fenomenologie. Het accent ligt bij deze onderzoeksmethode op de intuïtieve benadering, de nieuwsgierigheid, die door explorerend onderzoek steeds verder tot de kernzaken komt. (Bryman, 2008) 17
4.
Uitvoering van het onderzoek
In dit hoofdstuk omschrijf ik per deelonderzoek (instrument) de opzet, de methode van dataverzameling, het verloop van het deelonderzoek en de eerste resultaten.
4.1
Index: 10 jaar theaterproducties in de open lucht
Kwantitatief onderzoek Het maken van een index is kwantitatief onderzoek. Gegevens over tien jaar Met de index van alle theaterproducties tussen 2002 tot 2012 is de omvang van de te ondervragen populatie bepaald, de omvang van het aantal theaterproducties in de open lucht in Friesland en de groei van de laatste jaren in beeld gebracht. De eerste index somt voorstellingen op per gezelschap of productieteam. Deze index is vervolgens omgezet naar een indeling op jaartal. Data verzameling Het onderzoek is gestart met deskreaearch. Veel gegevens komen rechtstreeks van de websites van gezelschappen. Alle gezelschappen zijn daarna aangeschreven en gevraagd de index aan te vullen of te corrigeren. Er is veelal gereageerd door bestuursleden, regisseurs of mensen met een administratieve functie bij het betreffende gezelschap. Tijdens de interviews in november en december is de index gecontroleerd en aangevuld. Periode en communicatie kanalen De periode voor het vormen van de index duurde van september 2012 tot 15 februari 2013. Er is gecommuniceerd via een speciaal daarvoor gemaakt e-‐mail account met de naam van het onderzoek, Fryslân als Podium. Er is telefonisch informatie achterhaald en aangevuld, een enkele keer met skype en via de eigen facebookpagina. Langdurig zoeken en uitnodigen De periode van onderzoek aan het einde van het jaar is in de traditie de rustperiode voor de iepenloft-‐ en theatergezelschappen. De meeste starten in maart weer met de audities en productieplanning; de voorstellingen worden altijd in de zomerperiode opgevoerd. Dit zal zeker hebben meegespeeld bij het langdurige pogingen voor het bereiken van de juiste mensen en informatie. Ondanks de zorgvuldige zoektocht is de lijst niet compleet. De voorstellingen van de iepenloftgezelschappen zijn goed gedocumenteerd en vaak online te vinden, maar die van ad-‐ hoc producties niet. We hebben indicaties dat er meer voorstelllingen zijn geweest in deze periode. Ook is het soms onduidelijk of het professionele of amateurproducties betreft: professionele gezelschappen maken ook gebruik van amateurfiguranten en -‐medewerkers.
4.3
Resultaten uit de index
De index Fryslân als Podium, voorstellingen in de jaren 2002 tot en met 2012, geeft samengevat de volgende resultaten. 18
Toename van aantal voorstellingen Ingedeeld in het aantal voorstellingen per jaar geeft de index het volgende beeld van de toename van theatervoorstellingen in de openlucht in Fryslân. Binnen tien jaar is een toename zichtbaar van 7 naar 23 voorstellingen per jaar. Daarmee is een toename van 230 procent aangetoond. In totaal zijn er 125 voorstellingen opgenomen in de index. Er waren in 2012 15 gezelschappen die jaarlijks een voorstelling maken; de iepenloftspullen en Teatergroep SULT. Er zijn twee gezelschappen die eenmaal per twee jaar een voorstelling maken. Daarnaast zijn er ad-‐hoc initiatieven van individuen en van productiebedrijf BUOG. Voorstellingen in het Fries Van de genoemde 125 producties werden 119 opgevoerd in de Friese taal, en zes in de Nederlandse taal. De producties in de Nederlandse taal zijn gecreëerd voor opdrachtgevers door BUOG. Voor de iepenlofstpullen, Teatergroep SULT en alle ad-‐hoc producties geldt dat deze voorstellingen in het Fries werden opgevoerd. Medewerkers en bezoekersaantallen Van 31 voorstellingen tussen 2009 en 2012 zijn de cijfers van medewerkers en bezoekers geregistreerd. Deze getallen zijn aangeleverd door besturen van gezelschappen, producenten of regisseurs. Daaruit zijn de volgende gemiddelden berekend. Voorstellingen in de open lucht in Fryslân: • worden geproduceerd door gemiddeld 106 medewerkers per productie • hebben gemiddeld 2893 bezoekers Met deze cijfers is het mogelijk aanvullende gemiddelden te berekenen om een beeld te krijgen van de toename van medewerkers en bezoekers. Daarmee ontstaat het volgende indicatieve beeld van de toename tussen 2003 en 2012: 2007 2012 8 voorstellingen 23 voorstellingen 848 medewerkers 2438 medewerkers 23.144 bezoekers 66.539 bezoekers Gezelschappen zijn niet geregistreerd Een beeld krijgen van hoeveel gezelschappen er in Friesland zijn voor openluchttheater is niet mogelijk gebleken. Keunstwurk vermeldt de iepenloftgezelschappen die een productie maken en spreekt dan van ‘actieve’ iepenloftspullen. Op de website ‘iepenloftspullen.nl staan er voor 2013 14 vermeld, maar er is nog een die geen publiciteit wil (!). De webpagina van de Gouden Gurbe noemt 26 gezelschappen. Daarnaast zijn er meer activiteiten, van SULT en BUOG, voor ad-‐hoc producties en bijvoorbeeld (eens per vier jaar) voor het Frysk Festival. Maar een overzicht is niet aanwezig, noch in boeken, noch op de website.
19
4.4
Online enquête voor amateurs
Matarasso’s benadering van ondervraagden is gebaseerd op gelijkwaardigheid, terwijl in de meeste andere onderzoeken een machtsverschil voelbaar is tussen de vrager (de instantie) en de ondervraagde. Zijn onderzoek ‘Use or Ornament’ en de theorie van Lofland & Lofland over het onbevooroordeeld benaderen van ondervraagden en uitkomsten, waren behulpzaam bij het samenstellen van de vragen voor het online onderzoek. (Lofland, 1995). Keuze voor online vragenlijst Omdat de populatie van (amateur)deelnemers aan openluchttheatervoorstellingen in september 2012 op 2500 werd geschat, is ervoor gekozen deze groep met een online vragenlijst te benaderen. Het voordeel is dat veel mensen worden bereikt en dat elke respondent op dezelfde manier wordt benaderd. Het nadeel is dat sommige vragen wellicht anders worden geïnterpreteerd en dat dit niet kan worden bijgestuurd. Samenstellen van de vragenlijst Enkele van mataraso’s resultaten uit zijn 110 pagina’s tellende verslag die voor mij aanleiding zijn geweest voor de vraagstelling, geef ik hieronder ingekort weer, met een toelichting waarom ik met dat onderwerp de amateurs wil bevragen. “Education and selfconfidence A significant proportion of adult participants have been encouraged to take up training or education opportunities. (…) The research found that among adult participants: • 84% feel more confident about what they can do • 37% have decided to take up training or a course • 80% have learnt new skills by being involved” Deze antwoorden tonen invloed van participatie aan creatieve processen op het persoonlijke leven. “Social cohesion Participatory arts projects can contribute to social cohesion in several ways. At a basic level, they bring people together, and provide neutral spaces in which friendships can develop. (…) The arts are also important means of bringing young and old together. The research found that among adult participants: • 91% have made new friends • 54% have learnt about other people’s cultures • 84% have become interested in something new” Deze uitkomsten tonen invloed aan op persoonlijk gedrag in relatie tot de gemeenschap. “Local image and identity Participatory arts projects have an important role in celebrating local cultures and traditions (…) and make participants feel better about where they live. They can also help transform perceptions of public agencies and local authorities, renewing the public image of cities for their own citizens, as well as outsiders. The study found that among adult participants: • 40% feel more positive about where they live • 63% have become keen to help in local projects” Deze vraag heeft als resultaat van deelname een breed effect aan: zowel het idee van de locale identiteit als dat van het imago van betrokken autoriteiten en instantie wordt beïnvloed. “Imagination and vision Participating in the arts made a big difference in developing people’s creativity and confidence 20
about the arts. For many, this was simply en joyable and liberating, but professionals in teaching, social services, health, housing, countryside services and other areas said it had changed how they saw their work. (…) Arts projects could embody people’s values and raise their expectations. The study found that: • 86% of adult participants have tried things they haven’t done before • 49% think taking part has changed their ideas • 81% say being creative was important to them” Deze uitkomsten tonen aan dat de visie van mensen op hun eigen functioneren en bestaan wordt beïnvloed. Impliciet wordt hier gezegd dat creativiteit het zelfbeeld weerspiegelt en versterkt. Duidelijk is ook dat deelnemers dat als belangrijk ervaren. De definitieve vragenlijst voor de online enquête is tot stand gekomen op basis van de boven genoemde onderwerpen, aangevuld met thema’s uit het theoretische kader zoals artistieke kwaliteit, betekenis van locatie, friese taal en lokale identiteit.
“Ik denk dat één van de pijlers, die Friezen hanteren, om aan te geven dat ze Fries zijn, de openluchtspelen zijn. Ze zijn er trots op dat in hun geboorte taal voorstellingen gemaakt worden en dat in het werkproces saamhorigheid ontstaat, waarin duidelijk wordt dat je het samen doet.”
Tom Reeders, decor ontwerper
Vijf categoriën met vragen De 20 vragen in de vragenlijst zijn onderverdeeld in 5 categoriën. Hieronder vertel ik kort welke categoriën welke gebieden behandelen. 1 Identiteit van de respondent en frequentie van deelname: De naam van de respondent, welke voorstelling wordt besproken, hoe vaak in totaliteit aan een productie is meegewerkt. 2 Productieproces en artistieke inzichten: Taak of taken, motivatie om mee te doen, mening over het proces en de kwaliteit. 3 Artistieke kwaliteit van de producties: Invloed profs/amateurs, relatie verhaal met de omgeving, invloed op eigen talent, invloed op professionele inzichten. 4 Sociale cohesie: Invloed op samenwerking, contacten met gemeente en bedrijven, contacten in omgeving en tussen generaties. 5 Culturele identiteit: Invloed op Friese taal, nieuwsgierigheid en open staan naar andere culturen. ‘Geef nadere toelichting’ Bij twaalf van de twintig vragen bestond de mogelijkheid een antwoord of toevoeging te geven in eigen woorden. Sprekende uitkomsten van die categorie zijn in dit rapport in de aparte kaders geplaatst. 21
Dataverzameling Vanwege de wens om een actueel beeld te krijgen van ervaringen, meningen en inzichten, zijn deelnemers aan voorstellingen in de laatste vier jaar, tussen 2009 en 2012 benaderd. Het online onderzoek is op 21 oktober 2012 online gestart en gesloten op 15 februari 2013. De enquête is dus praktisch 4 maanden online geweest. Benadering van respondenten De amateurdeelnemers zijn in eerste instantie benaderd via organisaties en mijn eigen netwerk van BUOG en SULT. Met een e-‐mail en linkje naar de online enquête werd het doel van het onderzoek uitgelegd. Na een presentatie bij Keunstwurk aan de iepenloftspullen op 3 november 2012 hebben de besturen hun amateurmedewerkers uitgenodigd per e-‐mail. Validatie van de gegevens De lijst is ingevuld door 163 mensen, gemiddeld 10 respondenten per week. Alle antwoorden zijn gecheckt bij binnenkomst. Negen respondenten zijn vanwege onvolledige antwoorden uit de lijst verwijderd, zodat de percentages van de oningevulde enquêtes tot een minimum zijn beperkt. Er zijn minder dan 3% oningevulde vragen. 4.5 Resultaten van de online enquête
Hier volgt een samenvattende opsomming van de resultaten van de online vragenlijst. In bijlage 3 vindt u de exacte vragen en ziet u in welke percentages de respondenten hebben geantwoord.
4.5.1 Identiteit van de respondent en frequentie van deelname In de eerste vragen wordt de respondent geïdentificeerd. Gevraagd is naar de eigen naam, de voorstelling waarin hij/zij meespeelde en door welk gezelschap of bedrijf de productie werd geïnitiëerd. Het hoogste percentage deelnemers bespreekt in de enquête deelname aan een recente voorstelling: 19% uit 2011, en 58% uit 2012. Dit betekent dat 77% van de deelnemers voor deze enquête actuele herinneringen en ervaringen heeft opgeroepen. Vraag vijf toont aan dat meewerken aan openluchttheater vaak niet een eenmalige activiteit is: 42 % van de respondenten is vaker dan 6 keer betrokken bij de productie van een voorstelling, 37% tussen twee en vijf keer.
4.5.2 Productieproces en artistieke inzichten Bij vraag zes werd gevraagd naar de functie waar de meeste aandacht aan is besteed, er kon één blokje worden aangkruisd*, er was keuze uit 23 functies. De antwoorden met de hoogste percentages zijn: Amateur acteur/actrice (28%), muzikant, lid van koor of danser (11%), hulp bij horeca, kaartjes, tribune, etc.(12%), decor bouw, kostuum maker (17%), PR commissie, publiciteit (7%) en professioneel regisseur betaald (5%). Bij de 56 respondenten die ‘anders’ antwoordden, gaven een aantal onvermelde functies aan 22
zoals ‘bestuurslid’, of ‘kap en grime’. Maar het merendeel wilde aangeven meerdere taken tijdens een productie te vervullen. Enkele voorbeelden van antwoorden zijn: ‘Ynstekster’, ‘Meerdere activiteiten: naast PR ook horeca, bouw-‐ en schilderwerk’, ‘kap en grimeontwerp’, ‘Terrein beheer,’ ‘PR én Fotograaf én Sponsorkommisje’. * Wanneer deelnemers meerdere hokjes zouden hebben kunnen invullen zouden de percentages (verhouding respondent en antwoorden) niet meer zuiver zijn, daarom is voor één antwoord per deelnemer gekozen.
“De amateur spelers (waarvan de helft nog nooit voor publiek hadden gespeeld) zijn enorm boven zichzelf uitgestegen en hebben iedereen verrast met hun spel, het dorp stond op zijn kop, niemand had het zo verwacht.” Anne Zijlstra, De dream, Scharnegoutum
Vraag naar de aanleiding voor het maken van de voorstelling Verreweg de meeste respondenten hebben meegedaan aan een jaarlijks terugkerende productie, van de iepenloftsgezelschappen en van teatergroep SULT (78%). Maar het percentage ‘initiatief van de regisseur en/of schrijver’ is met 16% ook opvallend. Artistieke kwaliteit Volgens 67% van de respondenten wordt de artistieke kwaliteit werd door invloed van iedereen verhoogd, terwijl 19% van mening is dat de artistieke kwaliteit met name door de regisseur wordt verhoogd. Op basis van het onderzoek van Keunstwurk ‘Uit liefde’ (2011) is dit opmerkelijk. Daarom wordt in hoofdstuk 5 door middel van meer specifieke vragen aan experts een toelichting gegeven. Van de respondenten is 70% (zeer) positief over het proces waarvan ze deel hebben uitgemaakt: het proces wordt ‘groot avontuur’ genoemd en ‘professioneel’. Van de respondenten geeft 8% aan het proces moeilijk te hebben gevonden, maar wel blij te zijn met het eindresultaat. Heeft de voorstelling te maken met de locatie waarin deze wordt opgvoerd? Van een aantal voorstellingen is bekend dat ze zijn gebaseerd op de geschiedenis van de locatie, zoals bijvoorbeeld Redbad (2011) van SULT. ‘Ja ik wol’ (SULT, 2012), dat de gemeentelijke herindeling van diverse kanten belichtte, is door veel respondenten als voorbeeldproductie genoemd. Van alle respondenten meent 39% dat de voorstelling los staat van de omgeving, terwijl 25% aangeeft dat het een geschiedenis betreft die zich in de omgeving van de locatie heeft afgespeeld of ‘aan de hand is of was’. Dit klopt grotendeels met de feiten van de genoemde voorstellingen, wat betekent dat de respondenten goed op de hoogte zijn van de relatie tussen de locatie en het verhaal.
23
Het feit dat dit soort theater in Fryslân de enige mogelijkheid blijkt om als amateur zanger/ acteur mee te kunnen doen aan een grote toneel/ theaterproductie en hiermee ervaring op te doen.
Geke Walsma, Us jonges, Iepenloftspul Dronrijp, 2009
4.5.3 Persoonlijke ontwikkeling Persoonlijke motivatie voor deelname Respondenten geven aan dat ‘iets doen met mijn talent, boven mezelf wil uitstijgen en ‘een theaterproductie maken met een groep mensen’ de belangrijkste motivaties zijn. De educatieve aspecten van deelname aan openluchttheater zijn groot. De toename van kennis op deelgebieden heeft bovengemiddeld gescoord. Er is een toename aangeven op kennis van productieproces van een theatervoorstelling (74% ), samenwerken voor de totstandkoming van een voorstelling (69%), de rol of functie die men had (55%), de professionaliteit van de betrokken professionals (59%), en artistieke keuzes die worden gemaakt (62%). Persoonlijke ontwikkeling kent ook kanten van trots, groei van durf en inzicht in eigen kwaliteiten. Van de respondenten geeft 89% aan trots zijn op wat er gezamenlijk is bereikt. Daarnaast zegt 58% makkelijker aan een volgende/andere voorstelling mee te kunnen doen en 39% zegt meer duidelijkheid te hebben over het eigen talent. Ook geeft 27% aan te merken dat het beeld dat men van hem of haar had positief is veranderd. Er is een hele afwisselende voorstelling gemaakt door talloze vrijwilligers met een enkele professional. Door samenwerken van acteur tot parkeerwacht van catering tot penningmeester. Iedereen is nodig, zonder elkaars hulp groot of klein is het niet mogelijk. Ster allures zijn overbodig.
Mirande Bauer, SULT, PR commissie
4.5.4 Friese taal en lokale identiteit Op de vragen naar de mening over de lokale identiteit en de Friese taal heeft het ‘gelijk blijven’ van de mening het hoogst gescoord. Trots op de Friese taal scoorde vrijwel gelijk: 46% zei ‘meer’, en 54 % zei ‘hetzelfde’. Wel geeft 40% van de respondenten aan meer kennis te hebben gekregen van de Friese taal, wat opmerkelijk hoog is als je beseft dat de deelnemers veelal van huis uit friestalig zijn. Het besef van eigen en andere lokale identiteit is door deelname aan een openlucht theaterproductie een beetje toegenomen. Van de respondenten zegt 25% meer inzicht en begrip te hebben voor (lokale) culturele verschillen, 40% zegt zich meer bewust te zijn van de eigen (lokale) cultuur en 32% geeft aan meer nieuwsgierig te zijn naar culturele uitingen in andere gebieden. 24
Het is een mooi proces om mee te maken. Het verbindt mensen. Als je een goede regisseur hebt wordt het gezelschap 1 grote familie. Hester de Vries, Band op’e loop, Iepenloftspul Dronryp, 2011
4.5.5 Sociale Cohesie De vraag of er verandering waarneembaar is in de sociale cohesie van deelnemende gemeenschappen geeft hoge scores op positieve meningen. 65% Geeft aan dat de sociale contacten in de (lokale) omgeving beter zijn, 50% geeft aan dat is samen iets organiseren in de eigen omgeving beter gaat, 50% ziet verbeteringen in contacten met gemeente en bedrijven en 65% ziet verbeteringen in contacten tussen de verschillende generaties. En als we dieper ingaan op groepscohesie geeft 82% aan dat de contacten in de eigen omgeving beter zijn geworden en 38% dat bestaande lastige situaties zijn opgelost of verbeterd. Staan de Friese deelnemers open voor toeristische bezoekers? Of zien zij de voorstelling als exclusief toegankelijk voor mensen uit hun eigen omgeving? Van de deelnemers geeft 73% aan extra voorstellingen te willen geven voor toeristen, terwijl 13% dat niet nodig vindt omdat toeristen meekomen met de bekenden uit de omgeving. Op deze vraag verschillen de meningen van de respondenten sterk. Velen zijn ervan overtuigd dat het meemaken van een Friese voorstelling geen zin heeft als je de taal niet spreekt. Anderen zijn van mening dat het Fries globaal best te begrijpen is en dat de voorstelling meer aantrekkelijks heeft dan de teksten. De blog van de engelse dame die een jaar in Stavoren leefde en het koningdrama Redbad in Stavoren bezocht onderschrijft dat laatste: je kunt van de voorstelling genieten, je krijgt veel informatie mee door de gehele setting en de energie van de deelnemers. Eén respondent meldt dat toeristen ‘vaak vertrokken in de pauze’.
“Ik wil kwalitatief theater dichterbij brengen op een unieke locatie en in een omgeving waar relatief weinig aan kunst wordt gedaan.”
Anne Zijlstra, De dream, Scharnegoutum
Geeft publiciteit rond openluchttheater een extra motivatie? Belangrijk was ook in beeld te brengen of prijzen zoals de Gouden Gurbe een extra motivatie zijn voor mensen om mee te doen. Dat zou namelijk een verklaring kunnen zijn voor de groei van de afgelopen jaren: de Gouden Gurbe met feest en publiciteit bestaat sinds 2007. 25
Opmerkelijk is hier dat geen van de genoemde antwoorden een meerderheid van de stemmen krijgt. Publiciteit in de Friese media (21%) en verkiezing van de Gouden Gurbe (8%) scoren laag. In de ‘toelichting’ wordt door het hoge percentage van 54% van de respondenten (nogmaals) benadrukt dat het gevoel van samen iets bereiken, samen doen en een ‘extra familie’ erbij krijgen de belangrijkste motivaties zijn om mee te doen. Maar dat is nog geen verklaring voor de plotselinge groei. Sommige respondenten hebben moeite met de toename, omdat het beschikbare publiek verondersteld wordt zich te verdelen, te gaan ‘shoppen’. Dat zou met name de gevestigde gezelschappen publiek kosten. Dit is niet aangetoond. Welk verhaal vertelt u graag aan anderen over deze voorstelling? Op deze open en niet verplichte vraag reageerde een groot percentage niet. Maar de repsondenten die wel regareerden geven met hun antwoorden veel kleur en diepgang aan de uitkomsten van het onderzoek. Een selectie van de quotes wordt in de kadertjes in deze rapportage vermeld.
4.6
Een samenvatting van de resultaten
• 42 % van de deelnemers doet meer dan 6 keer aan een productie mee • 71 % is (zeer) positief over het proces van audities tot en met de voorstellingen • 66 % ondervindt groei van kennis over productie, professionaliteit en artistieke keuzes • 40 % krijgt meer kennis van en is meer trots op de Friese taal • 89 % is trots op wat er samen wordt bereikt • 65 % ziet verbeteringen in de contacten in de omgeving • 73 % staat open voor een extra voorstelling voor toeristen • Met het online onderzoek is toename aangetoond van kennis of besef van: -‐ artistieke kwaliteit -‐ sociale cohesie -‐ persoonlijke ontwikkeling -‐ Friese taal -‐ lokale identiteit
4.7
Zestien interviews
Deze van begin af aan geplande interviews zijn afgenomen in de periode november, december 2012 en januari 2013. Geïnterviewd zijn ervaren professionals die sturend zijn voor processen, regisseurs, technici en kostuummontwerpers, vrijwilligers die langer verbonden zijn aan bepaalde gezelschappen, en jonge talenten. Voor de interviewers is een basisdocument geschreven met uitgangspunten en vragen. Tijdens het afnemen van de interviews is er veel ruimte gegeven voor persoonlijke en kleurrijke verhalen. De interviews zijn zeer verschillend van kwaliteit, toon en informatie (zie bijlage 4). De interviews bevestigen de thema’s die al in beeld waren gebracht en geven door persoonlijke visie en voorbeelden van theaterstukken meer kleur aan de uitkomsten van het onderzoek. Hierdoor worden de resultaten van het onderzoek meer invoelbaar en levendig. 26
De geïnterviewden zijn: Jos Thie, eerder creatief leider van Tryater en nu zelfstandig productent van grote buitenproducties, Kees Botman en Pieter Stellingwerf van BUOG, Dianne Bonnema (kostuumontwerp), Anneke Hogeveen (kostuums), Bert Sinnema (23 jaar medewerker bij Wergea), Jill Bijlsma (kind, BIS), Luuk Eisema (regisseur bij Keunstwurk), Romke Gabe Draaier (prijswinnend jonge acteur en talent regisseur), Toni Muurling, acteur-‐ en technisch talent uit Dronryp, Dirk Bruinsma (jong talent regisseur), Marit Venderbosch (danser NHL),Ytsje Hettinga (schrijfster en actrice SULT), Jan de Vries (voorzitter en spreekstalmeester van SULT), Jolanda Seinen (moeder Silke Rice van BIS), Dory de Vries (vrijwillige PR en organisator vanaf het eerste uur bij SULT). In bijlage 5 zijn de hoofdthema’s genoemd met daaronder de uitspraken van diverse geïnterviewden. Hier volgt een opsomming van de meest genoemde thema’s. Ik woon niet in Friesland en ik vertel graag aan niet-Friezen over het succes van het iepenloftspul in Friesland.
Anna Bilker Swart-Wyt, BIS, 2011
In de open lucht Professionals en amateurs bevestigen dat toneelspelen buiten de voorstellingen groter maakt en er daarom meer mensen nodig zijn. Het meehelpen kent veel niveaus, een productie buiten staat meer open voor samenwerkingsverbanden dan een productie binnen. Volgens BUOG is buiten spelen of op een bijzondere locatie verrassender voor het publiek. Qua acteren wordt een verschil aangegeven: je moet groter spelen (duidelijker), je kunt het publiek beter zien. De weersomstandigheden hebben soms invloed, dat maakt het ook spannend en levendig.
Samenwerken Het gevoel er een ‘extra familie bij te hebben’ als je meewerkt aan een productie wordt vaak genoemd. Hierbij speelt het multidiscipliniare karakter van theater een rol: techniek, muziek, spelers, decor en kostuums moeten op elkaar worden afgestemd. Medewerkers, met welke taak dan ook, houden er blijvende contacten aan over. Ook wordt benadrukt dat er geen ruimte is voor grote ego’s, het samenwerken is belangrijker, niemand kan zonder de ander.
Talentontwikkeling en educatie Jongere talenten geven aan dat meedoen aan een Friese productie een test is of een opstapje kan zijn naar ‘echt’ acteren, waarmee een aanstelling bij een theatergezelschap wordt bedoeld. De geïnterviewden zijn zich bewust van niveauverschillen tussen verschillende gezelschappen: sommige zijn beter en professioneler dan andere. Openluchttheater wordt door alle functies en niveaus gezien als iets waar je makkelijk iets kunt uitproberen en waar je bij elke productie veel nieuwe dingen leert. Iedere geïnterviewde ziet vooruitgang op het gebied van Friese taal in de vorm van groeiende interesse en kennis bij deelnemers. 27
4.8
Aanvullende interviews
Op het gebied van artistieke kwaliteit en talentontwikkeling was aanvullende informatie welkom. Een toelichting is gevraagd aan een aantal professionals in losstaande gesprekken, omdat zij achter de schermen sturend zijn voor processen, vaak over meerdere jaren. In de meeste gevallen geven de professionals aan meer dan 11 keer aan een productie te hebben meegewerkt. Hun antwoorden zijn per vraag samengevoegd en worden hier met toestemming van alle ondervraagden samengevat verwoord.
4.8.1 Artistieke kwaliteit Vanuit de online enquête wordt niet direct duidelijk wat de toevoeging is van de betaalde professionals. 67 Procent van de respondenten geeft aan dat ‘de artistieke kwaliteit door invloed van iedereen wordt verhoogd’. Je zou hieruit kunnen afleiden dat het werk van de professionals van weinig toegevoegde waarde is. Immers: dat kan iedereen? Dit is een opmerkelijk gegeven. Op basis van de informatie uit het onderzoek van Keunstwurk (Brans, 2011) was de verwachting dat de invloed van de professionals op de artistieke kwaliteit groot zou zijn. Een vervolgvraag was wenselijk om meer inzicht te krijgen. Immie Jonkman, sinds ruim 8 jaar productieleider van Iepenloftspul Jorwert beaamt dat de artistieke kwaliteit wordt verhoogd door de inbreng van iedereen. Dit wordt algemeen gezien als een van de belangrijkste pijlers van het succes: dat iedereen op elk niveau wordt betrokken. Niet alleen de regisseurs of acteurs doen ertoe, ook de parkeerwachters en de kaartjesknippers, de barmensen, de ouders die de kinderen van-‐ en naar de repetities brengen, de schilders en de bouwers en de belichters. Ook de omwonenden van de theaterlocatie dienen zorgvuldig bij het proces van de voorstelling –vanwege de invloed die dat tijdelijk heeft op hun directe omgeving-‐ te worden betrokken. Regisseur van HEBECA, een ad-‐hoc voorstelling bij Jistrum Dirk Bruinsma, een jonge regisseur die de voorstelling HEBECA maakte met medewerking van 450 vrijwiligers, ziet dat als een van de pijlers van het succes. Als regisseur moet je goed luisteren naar de vrijwillige medewerkers, er gaat veel aandacht uit naar de invoed van iedereen, die verwerkt wordt in het verhaal van de voorstelling. Het vraagt wel sturing en tactiek, maar wanneer je dat niet doet verlies je de inzet van mensen. Dirk Bruinsma geeft aan dat je als kunstenaar voor dit soort producties “je ego moet uitschakelen”. Het belangrijkste van de productie is dat iedereen betrokken kan zijn. Professional heeft sturende en motiverende rol De geïnterviewden geven aan dat de invloed van professionals op het proces onmiskenbaar belangrijk is. Professionals (met name worden hier de regisseurs bedoeld), hebben verstand van groepsprocessen, open medewerking krijgen, stimuleren tot improvisatie, accenten leggen in de voorstelling, planning, effect van het spel op de persoonlijke invloedsferen, én: ze durven en hebben het inzicht om de voorstelling in te korten. Daar waar naast regisseurs ook aandacht is voor professionele technici, vormgeving van kostuums, decor, publiciteitsmateriaal, multidisciplinariteit of virtuele toepassingen, krijgt de productie meer doeltreffendheid en artistieke waarde. Raamregie is schijnoplossing Dramaturg Hans Brans en regisseur Luuk Eisema van Keunstwurk hebben over deze vraag een 28
uitgesproken mening. Producties waarbij professionals betrokken zijn onderscheiden zich in artistieke kwaliteit, maar ook in de kwaliteit van het proces naar de voorstellingen toe. Elke medewerker deelt mee in ontwikkeling op vele gebieden. Daarom verhoogt de inzet van professionals de waarde van de gehele productie. Eisema en Brans maken wel een kanttekening: soms is er weinig geld en wordt een professioneel regisseur pas op het laatste moment bij de voorstelling betrokken. Dan spreek je van ‘raamregie’. Dit doet geen recht aan de professionals, omdat zij dan slechts nog kunnen bijschaven. Conclusie Het antwoord waarvoor 67% van de mensen koos heeft dus ook een sterke ‘sociaal wenselijke’ component en kan niet als absoluut worden gezien. De sturende kracht van de ervaren professional, zowel in het proces van samenwerken als in artistieke keuzes, is van groot belang.
4.8.2 Talentontwikkeling Een van de secundaire uitkomsten van het onderzoek betreft talentontwikkeling. Gaandeweg kwamen er verhalen mee die duiden op een kweekschool voor talent, met doorstromingsmogelijkheden op diverse niveaus en veel vrijheid om specifieke ervaring op te doen. Dit geldt voor creatieve talenten en voor activiteiten zowel voor-‐ als achter de schermen, en in zowel productie als in uitvoerende taken. Hierbij noem ik enkele voorbeelden die tijdens het onderzoek naar voren zijn gekomen. Pieter Stellingwerf, regisseur van SULT en productieleider en regisseur van BUOG, startte zijn carrière met een voorstelling in de sluis van Blokzijl, samen met een paar ervaren amateurspelers. Uit dit afstudeerproject ontstond teatergroep SULT. BIS, het iepenloftspul van en door kinderen in Oosterwierum, is voor veel kinderen uit de wijde omtrek inspirerend. Zij dromen van jongs af aan om daar aan mee te kunnen doen. Zangeres Nynke Laverman startte ooit bij BIS, om vervolgens furore te maken bij iepenloftspul Jorwert. De wijze waarop zij als kunstenares nieuwe muziek maakt productiewegen vindt, vond zijn basis in het openluchttheater. Friesland heeft geen uitvoerende acteursopleiding, maar door de traditie van het openluchttheater waarin het experiment niet wordt geschuwd, vinden veel kinderen en volwassenen de inspiratie om hun talent te ontwikkelen.
BIS-Virus. De kinderen waren zo enthousiast en hebben er zoveel voor over. Ze kijken gewoon al van jongs af aan uit naar hun ‘moment of shine’ in een BIS voorstelling.
Sherryl-Joy Cramer, BIS
4.8.3 Friese taal Opmerkelijk is dat binnen het amateurtoneel een voorkeur is voor de Friese taal. Op de set en 29
tijdens vergaderingen wordt Fries gesproken. Meestal nodigen gezelschappen zelf een schrijver uit die samen met de regisseur een nieuw stuk schrijft, of een bestaand stuk vertaalt en herschrijft naar een moderne versie. Keunstwurk zet zich ervoor in, samen met Tresoar om de stukken te archiveren en een database te maken die via internet toegankelijk is. “Stichting Feriverdaasje bestaat dus uit 4 toneelverenigingen, 2 zangverenigingen en het korps Excelsior, soms aangevuld met wat “specialisten” . We maken eens per twee jaar een iepenloft voorstelling.
“And the costumes and set were just so effing awesome i couldn’t enjoy the craziness that was going on amongst it all! It was definitely a night to remember :) ”
Blog van Emily, bezoekster van Redbad, 2012
Matsje de Vries, Jubbegea
“By the end of the performance i felt i had had a truly wonderful time and a new appreciation for the stubborn and patriotic friesians i lived with”.
Blog van Emily, bezoekster van Redbad, 2012
“And the costumes and set were just so effing awesome i couldn’t enjoy the craziness that was going on amongst it all! It was definitely a night to remember :) ”
Blog van Emily, bezoekster van Redbad, 2012
“Het gaat niet om prijzen maar om met elkaar iets realiseren.” Henk Jelsma, De Skepershûn, Stichting”Ferdivedaasje Jobbegea”, 2011
30
31
5
Conclusies Het onderzoek ‘Fryslân als Podium’ heeft met verschillende instrumenten geleid tot diverse onderzoeksresultaten. Voor participerende amateurs heeft het onderzoek inzicht gegeven in waarde van op het gebied van samenwerken, talentontwikkeling, zelfvertrouwen, artistiek inzicht en zelfoplossend vermogen. De drie thema’s uit de Friese provinciale nota 2013-‐2016 voor cultuurbeleid van de provincie worden bij uitstek door de openluchttheaterproducties vertegenwoordigd: ‘Mienskip, Meidwaan en Meartaligens’
5.1
Conclusies
Het onderzoek ‘Fryslân als Podium’ heeft waarde aangetoond op vele gebieden. 1 Er is groei aangetoond van 230 % in 10 jaar. Een schatting van de bezoekrs aantallen in 2012 telt 66.500 bezoekrs. Dit betekent dat amateur openluchttheater meer bezoekers trekt dan Oerol. Als mogelijke redenen voor de sterke groei van de afgelopen jaren wordt aangegeven dat de participanten meedoen om samen iets te kunnen produceren. 2 Het produceren van voorstellingen op bijzondere locaties is in toenemende mate populair. Belangrijk is dat bij deze grote producties veel mensen mee kunnen doen en dat de bijdrage van iedereen wordt gewaardeerd. 3 De multidisciplinaire processen van theaterproducties biedt ruimte aan uiteenlopende talenten: decor, muziek, spel, dans, ontwerp, kostuums, geluid en lichttechniek. Daarom zijn er op individueel niveau veel positieve gevolgen aan participatie: het zelfvertrouwen groeit, iedereen ontwikkelt een of meerdere talenten verder. 4 Het besef van de lokale identiteit wordt door deelname aan locatiuetheater verstrekt. De deelnemers worden meer trots op de omgeving waarin ze leven. 5 Op gemeenschappelijk niveau zijn er postieve gevolgen: een productie verbetert de relaties tussen overheid, bedrijven en instanties. Het wordt binnen de gemeenschap gemakkelijker om iets te organiseren, soms worden problemen opgelost. 6 Paticipanten geven aan dat er meer kennis ontstaat van artistieke processen en van de Friese taal en cultuur, vooral wanneer de locatie een rol speelt in het verhaal van de voorstelling. 7 Buitenproducties brengen natuur-‐ en cultureel erfgoed voor het voetlicht. 8 Betrokkenheid van professionals in de productie heeft positieve invloeden op innovatieve kracht, talentontwikkeling en Friese cultuur.
32
6
Aanbevelingen Aanbevelingen naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek zijn er te geven op vele niveaus. Hierbij adresseer ik de diverse aanbevelingen...
… aan Provincie Friesland Blijf dicht betrokken en goed op de hoogte van de rijkdom van het Fries openluchttheater. Waarborg de ontwikkeling ervan en stimuleer de groei van artistieke kwaliteit. De zichtbaarheid kan met diverse vormen van publicatie worden vergroot. Naast theater en artistieke waarde heeft deze kunstvorm ook waarde voor het in beeld brengen van landschap en cultureel erfgoed. De blik van de Friezen is naar binnen gericht. Het karakter is er een van ‘niet opscheppen’. Gezelschappen maken de producties voor het maken van de producties. De provincie en ook gemeenten kunnen een bijdrage leveren aan het besef dat deze producties deel uitmaken van een lange traditie die van waarde is voor het voortbestaan van de Friese cultuur. Wanneer via een omweg publiciteit voor deze producties ‘van buiten’ komt, versterkt dat het zelfvertrouwen en de kracht ervan. (Sue MacCauley van KH2018 had het idee om reportages te laten maken door National Geographic) Voor andere Europese minderheidsculturen, die wellicht niet dezelfde vrijheid genieten, kan Fries openluchttheater een voorbeeld zijn van intrinsiek cultuurbehoud. Uitwisselingen kunnen bijdragen aan liefde voor meer Europese culturele uitingsvormen. Betrek meer landelijke organen bij het behoud en de ontwikkeling van Fries cultureel erfgoed, in het kader van Europese culturele diversiteit en met het thema meertaligheid. … aan gemeenten Met gemeentelijke uitdagingen als krimp en herindelingen zijn gemeenschaps-‐ en identiteits versterkende culturele activiteiten als de openluchtspelen van grote waarde. Zie de openluchtspelen als een instrument voor het versterken van social cohesie. Stimuleer de activiteiten, ook in samenwerkingsverbanden met andere gemeenten. Grote openluchtvoorstelling ontwikkelen op vele niveaus talent en expertise. Met uitwisseling van opleindingen, scholen en buurtcentra kan zelfvertrouwen en sociale cohesie worden gestimuleerd. (Maar zie de openluchtspelen nooit als een instrument voor uw doelstellingen: deze kunstvorm is intrinsiek en vrij, en functioneert niet anders!) … aan instellingen en opleidingen Friesland is de bakermat van theatervoorstellingen in de open lucht, maar heeft geen opleiding voor theater, behalve docent theater opleiding van de NHL. Alle voorwaarden voor een succesvolle interventie zijn hier dus aanwezig. Nodig talenten uit om met hun eigen visie theater in het landschap te maken, eventueel met Friezen. Creëer ‘zomerscholen’ of talenttuinen die voor iedereen open staan om iets met openluchttheater te doen. Biedt regisseurs uit heel Nederland de mogelijkheid om in Friesland 33
te experimenteren. Aan opleidingen en instituten het advies om inspirerende samenwerkingsverbanden aan te gaan. Keunstwurk kan scherper bemiddelen als het gaat om professionele expertise, subsidie mogelijkheden en archivering. In plaats van namen noemen op internet en een wirwar aan subsidiemogelijkheden te bieden zou er ook een loket kunnen zijn voor contactlegging en daadwerkelijke hulp. … aan gezelschappen, regisseurs en producenten Zie elkaar niet als concurrent maar als collega’s die het openluchttheater levend houden. Elke voorstelling in het Fries, opgevoerd op een locatie, draagt aan het behoud en de ontwikkeling van de Friese cultuur. In plaats van bang zijn elkaars publiek af te pakken: gun elkaar publiek. Stimuleer dat bezoekers naar meerdere voorstellingen gaan. Bedenk bijvoorbeeld acties en gezamenlijke publiciteit. Organiseer voorlichting over de productie voor geïnteresseerden, ook buiten de provincie of nodig opleidingen uit. Vraag stagiaires van theateropleidingen. Verenig je! Er is geen complete database van alle gezelschappen die geraadpleegd kan worden. Voor het bijdragen aan de historie van het openluchttheater zou het goed zijn de verenigingen en gezelschappen vindbaar te registreren, ook al is er dat jaar geen voorstelling. Met het publiceren van gezelschappen en de getallen van deelnemers leeft de traditie sterker voort. Inspireer elkaar en leer van elkaar. Wissel waardevolle informatie uit, combineer expertise. Experimenteer! Locatietheater kan theater op locatie worden en andersom. Producties kunnen ook samen, op andere locaties, of eenmaal per twee jaar. Ook de organisatie kan misschien worden verbeterd. … aan jong of meer ervaren talent Ga met je idee voor een theatervoorstelling het landschap in! En zoek een relatie tussen het heden en verleden. Of het in Friesland is of elders. Wacht niet op een uitnodiging maar onderneem zelf, klein of groot, historisch of hedendaags. Maak je theaterdromen waar.
34
7
Nabeschouwing
Over het geheel genomen ben ik tevreden over het onderzoek. Het accent van activiteit was tussen september en december 2012, toen ik er de meeste aandacht en tijd aan heb besteed. In de periode van uitwerking in begin 2013 kwam ik door werkzaamheden voor mijn bedrijf een beetje tijd tekort. Van mijn mede studenten heb ik gehoord dat ze het onderzoek graag nog eens zouden willen doen. Datzelfde geldt voor mij; in retrospectief kan het altijd beter. En in de eindfase is wederom het meeste geleerd.
7.1
Kritische punten, zelfreflectie
Het onderzoek is goed gegaan, maar natuurlijk zijn er ook kritische punten. Dit zijn de punten die ik meeneem naar een volgend onderzoek: Planning • Na het eerste studiejaar met een bijna jubelend einde had ik me voorgenomen de studie-‐ activiteiten beter te plannen. Dit is helaas niet gelukt. Door omstandigheden kwam er op mijn werk veel druk te staan. Daardoor kwam ook nu het accent van de werkzaamheden voor mijn studie weer in de laatste maanden te liggen. • De opstart van het project en de taakverdeling tussen studenten van de NHL en mij kostte meer tijd dan voorzien. Daardoor werden de interviews, die oorspronkkelijk na de online enquête waren gepland, naar voren geschoven. Begeleiding • Mijn intuïtieve benadering van het onderzoek en de sterke overtuiging van de aanpak heeft waarschijnlijk onduidelijkheid gegeven naar mijn begeleiders. Mijn doel was daadwerkelijk af te wijken van de normale gang van zaken. Pas achteraf begrijp ik zelf waarom en hierover is niet voldoende gecommuniceerd. Ik heb de begeleiding op een bepaald moment als negatief en dwingend ervaren. Uitspraken daarover van Hillary Vos heb ik als grote steun ervaren. Gelukkig pakte Gudrun de begeleiding over en centraliseerde het, daarna ging de voortgang prima. Ik ben dankbaar voor deze begeleiding en de ruimte voor mijn eigenzinnige aanpak. Uitwerking • De omschrijving, stijl en uitwerking van de interviews zijn verschillend. Er waren stevige correctierondes nodig geweest om dat te stroomlijnen. Hiervoor was te weinig tijd. De meest prominente interviews heb ik zelf afgenomen en geschreven. Er is voldoende informatie uit de interviews gekomen, de kernvragen zijn aan iedereen gesteld. • Het onderzoek is gestart met nieuwsgierigheid en basale praktische kennis als uitgangspunt. Pas later de theoretische onderbouwing. Nu achteraf veel waardevols uit de theoretische onderbouweinig is ontstaan begrijp ik de waarde daarvan aan het begin van het onderzoek.
7.2
Onderwerpen voor vervolg onderzoek
Eurominority (een organisatie voor minderheidsculturen binnen Europa) publiceerde in december 2012 een lijst met 140 geregistreerde minderheidsculturen in Europa. Het hiervoor gepubliceerde onderzoek erkende 82 minderheidsculturen en werd gepubliceerd in 2002. Ik volg deze onderzoeken sinds 1992. 35
Binnen Europa is het behoud en de bescherming van minderheidsculturen actueel. De landelijke overheden worden gestimuleerd om te investeren in behoud van culturele diversiteit. In het verlengde van dit onderzoek en mijn onderzoek in 1992 zou ik graag meer culturele minderheden in Europa willen onderzoeken en vastleggen. De 140 minderheidsculturen kennen allemaal hun unieke uitingsvormen, zoals openluchttheater voor Friesland een bijzondere uiting is van eigen cultuur. Rijke bijdragen van Provincie Friesland, Tryater, KH 2018 culturele ambitie, natuur en cultuur, heb ik niet vermeld in dit onerzoek omdat deze niet tot de onderzoekresultaten behoren. Maar het is wel belangrijk en doet recht aan wat er op culturrgebied en Friesland wordt geïnvesteerd.
36
Literatuurlijst
Geraadpleegde literatuur Brans H. e.a. (2011) Uit Liefde, ondersteuning van de amateurkunsten in Fryslân Onderzoek uit 2011 van Keunstwurk in opdracht van de Provincie Friesland Bryman A. 2008. Social Research Methods. (Oxford University Press) Cleveringa S, (2011) Cultuur Nieuwe stijl, CAL-‐XL (Community Arts Lab) Cultuuroproep (2012) Kunst is zien, horen, voelen en doen. Namens Cultuurnetwerk Nederland, Fonds voor Cultuurparticipatie, Jeugdcultuurfonds Nederland, Kunstconnectie, Kunstfactor, Nederlands Instituut voor Volkscultuur Raad van Twaalf, en CJP. 2012 Dean R. (2000) Research Methods and Project Design Compiled by Robert Dean, Professor Mildred Warner (Article Summaries) Erkelens H. (2009) Fryslân, lân fan taal, uitgeverij Afuk. Gruber C. (2012) INTERACTIONS, Performing Virtual and Actual Spaces as Stages of Inter-‐est Scriptie, Master, Universiteit van Amsterdam Gleave J. (2011) The Receprocal process of the site and the subject in devising site-‐specific performance. Essay. University of Birmingham Jansma K. e.a. (1989) Masker in de Spiegel. Geschiedenis van het Nederlands openluchttheater Jansma K, e.a. (1993) Freonskip op’e planken, 75 jier Frysk amateurtoaniel Uitgave van Boun fan Fryske toanielselskippen Stifting iepenloftspul Jorwert (2003) Fyftich jier teater in ‘e notaristún 1954-‐2003 Lofland, John and Lyn (1995) Analyzing Social Settings: A Guide to Qualitative Observation and Analysis. Matarasso F. (1997) USE OR ORNAMENT? The social impact of participation in the arts 37
Mineur F. (2009) Tussen vertrouwdheid en vervreemding Over de paradox van het gemeenschapstheater, essay Noorderbreedte (2004) ‘Locatietheater in Noord Nederland’ Conclusies van serie debatten, special Provinsje Fryslân, Grinzen oer, (december 2012) Provinciale Notitie Cultuur 2013-‐2016 Trienekens S. (2006) Kunst en sociaal engagement Een analyse van de relatie tussen kunst, de wijk en de gemeenschap Trienekens S. (juni 2012) Culturele interventies in ontwikkeling stad en platteland (2012-‐Handboek-‐Cultuurbeleid-‐aanvulling-‐III.1.131)
Geraadpleegde websites Nota ‘Locatietheater en cultuurbeleid in de drie noordelijke provincies’, Noorderbreedte (2004) www.vredevanutrecht2013.nl/Home/Programma/Community-‐Art.aspx, geraadpleegd op 17 juni 2012 http://www.cultuurnetwerk.nl/, geraadpleegd op 20 mei en 15 juni 2012 http://www.krachtvancultuur.nl/actueel/2006/november/community_art.html geraadpleegd op 17 juni 2012 http://nl.wikipedia.org/wiki/Friesland#Demografie “Friesland telt 647.239 inwoners” (telling van 30 september 2012)
38
Verklarende woordenlijst BUOG Bedenkers en Uitvoerders van Ongewone Gebeurtenissen (www.buog.nl) Fryslân Fryslân is voor de Friezen de officiële en dus ook Nederlandse benaming van Friesland. In alle officiële stukken vanuit de Provincie wordt Friesland zo genoemd. Wanneer iets wordt geciteerd heb ik Fryslân gebruikt, ook in de naam van dit onderzoek, maar voor de Nederlandse lezers is in de lopende tekst het gebruikelijke Friesland toegepast. Iepenlofstpul Iepenloftspul is het Friese woord voor openluchtspel, waarmee met ‘spel’ een theatervoorstelling wordt bedoeld. In de traditie van het fries openluchttheater wordt iepenloftspul gevolgd door de naam van een dorp of wijk. Daarmee wordt het gezelschap aangegeven. Locatietheater Een theaterproductie waarvan het verhaal een sterke relatie heeft met de locatie waar deze wordt opgevoerd. Locatietheater is niet per definitie buiten. Openluchttheater Doorgaans wordt hiermee een bouwwerk als theater in de open lucht bedoeld. In dit onderzoek echter, wordt met ‘theater’ niet een bouwwerk bedoeld maar een activiteit. En wel, om te voorkomen dat telkens ‘amateurtheatervoorstellingen in de open lucht’ moet worden gebruikt. Teatergroep SULT SULT staat voor Sudwesthoeke Locatie Teater. Teater is een Fries woord en daarom zonder ‘h’ (www.teatergroepsult.nl) Theater op locatie Een theaterproductie die niet binnen de muren van een theater wordt opgevoerd, maar ergens op een locatie. Locatie is niet per definitie buiten, maar kan ook binnen zijn. Contactgegevens Marjan Poutsma Leliestraat 4 8603 XN, Sneek
[email protected] 06-‐458 72 502 39
Samenvatting
Fryslân als Podium
De waarde van ‘meidwaan’
Het aantal groots opgezette theatervoorstellingen in de open lucht groeit in Friesland explosief. Hier wordt door een grote groep vrijwilligers en amateurspelers met hart en ziel aan meegewerkt. Zij maken een verbinding die in Europa uniek is, immers, zij doen dit niet voor winst. Want terwijl gemeentelijke, provinciale en landelijke overheden zoeken naar manieren om in deze tijd van economische druk en herindelingen de verbinding tussen mensen sterk te houden, produceren amateurs in Friesland talrijke theaterstukken. Gewoon, om samen iets te creëren. Dit onderzoek brengt de waarde in beeld van het meedoen, voor hen persoonlijk en voor de gemeenschap.
De hoofdvraag van het onderzoek is: “Wat is de waarde van deelname aan Fries openluchttheater voor participerende amateurs?”
In het theoretisch kader toon ik de waarde van community arts, met een inspirerend onderzoek van François Matarasso. Daarna wordt de betekenis van openluchttheater als subcategorie van community arts toegelicht. Hierbij gebruik ik de theorie van Joanna Gleave. Deze twee onderzoekers gebruikten diverse instrumenten voor de benadering van hun respondenten. Daardoor geïnspireerd is mijn onderzoeksopzet tot stand gekomen. De vier onderzoeks-‐ instrumenten waarmee ik kwalitatief en kwantitatief onderzoek combineer zijn: -‐ een index van 10 jaar openluchttheater in Friesland die de populatie in beeld brengt -‐ een online enquete die deze populatie benaderde met twintig vragen in vijf categoriën -‐ interviews waarbij specifieke ervaringsspecialisten dieper op thema’s ingaan -‐ en theoretisch onderzoek De uitkomsten zijn opmerkelijk: in 2012 deden 2450 amateurs mee aan de productie van een buitentheatervoorstelling en werden deze door 66.000 mensen bezocht. De index toont een groei van deze theaterproducties van 230% in zes jaren. (2007-‐2012) Het meedoen betekent groei voor de deelnemers op diverse gebieden. Talentontwikkeling en artistieke inzichten, meer kennis van processen, meer kennis van de friese taal, meer trots op de eigen omgeving en de lokale identiteit en makkelijker in staat om iets te organiseren en contacten te leggen, bijvoorbeeld tussen verschillende generaties. Voor de gemeenschap zijn de gevolgen ook positief. Er is een sterkere verbinding tussen organisaties, overheid en bevolking, men is meer trots op de lokale identiteit, de deelnemers krijgen meer kennis van en een sterkere band met de geschiedenis van de omgeving. Een groot aantal deelnemers van openluchttheater koppelt de identiteit van hun omgeving aan de jaarlijkse producties: dat is wat hun dorp aanzien geeft en bekend maakt. Gecombineerd met de uitkomsten van andere onderzoeken leidt dit tot innovatieve kracht en meer kracht in de samenleving. 40
Uitgaande van de waarde die Europa hecht aan culturele minderheden, waar Friesland er een van is, zijn de uitkomsten van het onderzoek belangrijk voor het behoud en de ontwikkeling van de Friese cultuur. Mijn aanbevelingen betreffen het behoud van deze theaterproducties, met name aan de provincie Friesland: maak de deelname meer zichtbaar en ook internationaal bekend en draag zorg voor de bijdrage van professionals want zij verrijken het proces en de waarde van producties op vele gebieden. Resume
Friesland as a stage The value of participation
The number of large-‐scale theatrical performances in the open air is growing explosively in Friesland. This is created by a large group of volunteers and amateur players. They make a contribution that is unique in Europe, after all, they do not do this for profit. While municipal, provincial and national governments seek ways to strengthen the connection between people, in this time of economic pressure and reclassifications, amateurs in Friesland keep producing numerous plays. Simply to create something together. This study shows the value of participating, for them personally and for the community.
The main research question is: "What is the value of participation to site specific and theatrical productions for participating amateurs? "
In the theoretical part I show the value of community arts, with an inspiring study of François Matarasso. Then the significance of site specific theater productions is explained as a subcategory of community arts. In this chapter I use the theory of Joanna Gleave. These two researchers used various instruments to approach their respondents. Inspired by them my research design developed. The four research instruments with which I combine qualitative and quantitative research are: -‐ An index over10 year open-‐air theater in Friesland (to determine the population) -‐ An online survey to approach this population with twenty questions in five categories -‐ Interviews with specific experience specialists to deeper the themes -‐ and theoretical research. The results are remarkable. In 2012 2450 amateur volonteers took part in the production of an outdoor theater performance and these 23 productions were visited by 66,000 people. The index also shows the growth of 230% of these Frisian productions within six years. (2007-‐ 2012) Participating means growth for participants in various areas: talent and artistic insights, more knowledge of processes, more knowledge of the Frisian language, more pride in their own environment and the local identity and more easily able to organize something and make contacts , for example, between different generations. For the community, the impact also is positive. There is a stronger connection between organizations, government and people, they are more proud of the local identity, the 41
participants gain more knowledge and a stronger bond with the history of the area. A large number of participants links the identity of their environment to the annual productions: that is what gives respect to their village and makes it well known. Other studies show this leads to innovative power and more strenght in society. Based on the value that Europe link to cultural minorities, and Friesland is one of them, the results of the research is important for the preservation and development of the Frisian culture. My recommendations to the province of Friesland relate to the protection of these productions: make them more visible and well known internationally and take care of the contribution of professionals
42