Wat voor soort tekst wil ik lezen? Aan welke kenmerken kan ik zien wat voor soort tekst dit is? Waar gaat deze tekst over? Welk onderwerp heeft deze tekst? Kan ik voorspellen wat erin zal staan? Hoe kan ik iets opzoeken wat ik wil weten?
Wat zal ik lezen?
Strategie 2
Wat is mijn leesdoel? Over welk onderwerp wil ik lezen? Heb ik vragen over dit onderwerp?
Wat weet ik al over dit onderwerp? Welke nieuwe informatie staat er in de tekst? Wat heeft de nieuwe informatie te maken met wat ik al wist?
Wat weet ik al?
Strategie 3
Waarom wil ik iets gaan lezen?
Strategie 1
Wat doe ik als ik het niet meer snap?
Welke vragen heb ik? Hoe zou het komen dat ik het niet meer snap? Ik weet niet wat een woord betekent. Deze tekst is te moeilijk voor mij. Ik weet niet waar een verwijswoord naar verwijst. Ik ben de draad kwijt.
Strategie 7
Strategie 6
Tabel of schema; welke informatie haal ik hieruit? Hoe kan ik deze tekst uittekenen? Hoe kan ik deze tekst samenvatten? Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Heb ik mijn leesdoel bereikt? Ging de tekst over dit onderwerp? Zijn mijn vragen beantwoord? Wat kan ik verder doen?
Heb ik mijn leesdoel bereikt?
Wat heb ik gelezen?
Welke vragen heb ik over dit onderwerp? Welke antwoorden op mijn vragen vind ik in de tekst? Zijn er nog vragen onbeantwoord? Hoe kan ik verder zoeken?
Strategie 5
Strategie 4
………………………………………………….……….…….…
………………………………………………….……….…….…
………………………………………………….……….…….…
………………………………………………….……….…….…
Wat weet ik al over de krokodil?
……………………………………………………………………………………….………………………………………………………………..….…………………………………………………..……………………………
c) Bedenk een vraag over dit onderwerp, waarop het antwoord niet in de tekst staat. ………………………………………………………..……..……
b) Lees ‘Krokodillenvloed’ op pagina 6 van Kidsweek. Wat is het onderwerp van het artikel? ……………………………………………………...……
a) Jouw leesdoel is: Ik wil meer weten over het leven van de krokodil. In de bibliotheek kies ik een informatieboekje over krokodillen (zie boekje hiernaast). Welke woorden passen bij een informatieve tekst? A feiten, uitleg, veel tekst en foto’s. B feiten, nieuws, intro, plaatjes. C meningen, argumenten, stap voor stap. D meningen, tekeningen, foto’s en tekst.
2 Informatie zoeken in de bibliotheek
c) Wat weet ik al over de krokodil? Schrijf het in het tekstvak hier rechtsnaast.
b) Waarom is het belangrijk dat jij jezelf deze vraag stelt? ……………………………………………………………………………………………………………….……….…….……….……………….
a) Voor school moet je een werkstuk maken. Jij gaat een werkstuk maken over de krokodil. Samen met je moeder ga je naar de bibliotheek om boeken met informatie te zoeken over de krokodil. Wat moet jij jezelf afvragen voordat je een boek pakt? A Waarom wil ik lezen? B Heb ik mijn leesdoel bereikt? C Welke vragen heb ik? D Wat doe ik als ik het niet meer snap?
1 Informatie zoeken in de bibliotheek
..............................................................................................
..............................................................................................
..............................................................................................
..............................................................................................
..............................................................................................
g) Schrijf een korte samenvatting over dit artikel.
f) Wat is de hoofdgedachte van het artikel? ...........................
e) Wat is het onderwerp van de tekst? ....................................
d) Onderstreep de sleutelwoorden in het artikel.
..............................................................................................
.............................................................................................. c) In welke rubriek staat dit artikel? De naam van de rubriek staat altijd rechtsboven aan de pagina.
b) Welk artikel heb jij gekozen? ...............................................
A B C D
droom‐eiland pi‐ra‐ten avon‐tuur Tinker‐bell
3 Welk woord kun je in stukken hakken om achter de betekenis te komen?
Peter Pan – musical ‐ Neverland avontuur – Ziggo – broertjes podium – acteurs – Tinkerbell decors – krokodil – acrobaten
1 Welke sleutelwoorden passen het best bij het artikel?
A B C D
a) Blader in Kidsweek en ga op zoek naar een kort artikel.
gevaar avonduren belevenis leefwijze
A B C D
Peter Pan Wendy Tinkerbell Kapitein Haak
4 Maak de zin af: In de musical wordt het verhaal verteld door het elfje …
A B C D
2 Wat is een ander woord voor ‘avontuur’ in regel 3?
Volgende week krijg je een toetsboekje met meerkeuzevragen. Dit zijn vragen waarbij je kunt kiezen uit vier antwoorden. Van deze vier antwoorden is er altijd maar één antwoord goed. Hieronder oefenen we vast met vier meerkeuzevragen. Lees het artikel ‘Peter Pan in musicaljasje’ op pagina 17 en beantwoord de vragen hieronder.
4 Oefen met meerkeuzevragen
3 Zelf artikel kiezen
.
……………………………………………………………………………………….………………………………………………………………..….…………………………………………………..……………….…………
h) Bedenk een synoniem (ander woord) voor het woord ‘pech’. ………………….………………..……………………………………………….……..…………………………….………….………
g) Ga op zoek naar het antwoord op jouw vraag en schrijf het op. ………………….………………..……………………………………….……..……………………………………………..……
f) ‘Ligt Rockhampton in het noorden, oosten, zuiden of westen van Australië?’ Waar zou jij het antwoord zoeken op deze vraag? ………………………………..….…
e) Zou jij het artikel kunnen gebruiken voor jouw werkstuk over Australië? Waarom wel of niet? ………….….……………………………….……………………………….…………
d) Wat is de hoofdgedachte van de tekst? …………………….……………………………………………..…………………………….……………………………….……………………………….…………
c) Lees nu het artikel ‘Weer pech’ op pagina 6 van Kidsweek en onderstreep alle sleutelwoorden.
b) In de bibliotheek zie je een informatief boek liggen over Australië (zie afbeelding hiernaast). Welke kenmerken horen bij een informatieve tekst? A feiten, uitleg, veel tekst en foto’s. B feiten, nieuws, intro, plaatjes. C meningen, argumenten, stap voor stap. D meningen, tekeningen, foto’s en tekst.
a) Je gaat een werkstuk maken over Australië. Wat is jouw leesdoel als je een werkstuk wilt maken over Australië? A Ik wil meer informatie over het land Australië. B Ik wil weten hoe ik vanuit Nederland in Australië kan komen. C Ik wil weten wat voor nieuws er is gebeurd in Australië. D Ik wil spannende boeken lezen over het land Australië.
1 Informatie zoeken over Australië
Tips tegen Cito‐bibbers
Justin Bieber de vrouw zusje van Justin bieber Selena Gomez
Waarnaar verwijst ‘ze’ in r.4 van het artikel? A B C D
2 met opzet expres bedoeld onbedoeld
Wat is geen ander woord voor ‘bewust’? A B C D
3 po‐li‐tie onder‐zoek speelgoed‐pistool slacht‐offer
Welk woord hak je in stukken om achter de betekenis te komen?
…………………………………………………………………………………………………………………….………..
………………………………………………………………………………………………………………….…………..
c) Bedenk een vraag over de Cito‐toets, waarop het antwoord niet in de tekst staat.
b) Lees het artikel ‘Tips tegen Cito‐bibbers’ op pagina 18. Wat ben jij te weten gekomen na het lezen van het artikel? Welke informatie is nieuw voor jou? Schrijf het in de blauwe tekstvakken in het woordveld.
a) Wat weet jij al over de Cito‐toets. Schrijf het in de groene tekstvakken van het woordveld.
3
A B C D
1
Lees het artikel ‘Justin de schieter’ op pagina 19 en beantwoord de vragen hieronder.
A B C D
in een woordenboek in een tijdschrift in een roddelblad in een krant
Waar zou je dit artikel nooit kunnen vinden?
Cito‐toets
4
Volgende week krijg je een toetsboekje met meerkeuzevragen. Dit zijn vragen waarbij je kunt kiezen uit vier antwoorden. Van deze vier antwoorden is er altijd maar één antwoord goed. Hieronder oefenen we vast met vier meerkeuzevragen.
2 Oefen met meerkeuzevragen
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………...………….
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………...………….
‘We’ (2de zin derde alinea) verwijst naar …………………………………………..………………………………..………………………………..………………………………..………………..………………
‘Ik’ (1ste zin derde alinea) verwijst naar …………………….………………………..………………………………..………………………………..………………………………..………………….……………
i) Bedenk een synoniem voor het woord ‘noodpakket’? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
h) Verwijswoorden zijn woorden die naar iemand of iets anders verwijzen. In de stelling op pagina 2 staan ook een aantal verwijswoorden. Vertel waar de woorden hieronder naar verwijzen.
g) Wat is jouw mening over de stelling? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
f) Wat zou jij allemaal in een noodpakket stoppen? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
e) Welke kenmerken passen bij een stelling? Er is één antwoord goed! A feiten, intro, foto’s C meningen, stap voor stap, uitleg. B feiten, meningen, argumenten D feiten, kaartje, foto’s
d) Waarom staat dit artikel deze week in de krant? ….…………………………………………….……….……………………………………….…………
c) Wat is de hoofdgedachte van het artikel? …………………….……………………………………………..….…………………..……………….…………
b) Wat is het onderwerp van dit artikel? …………………….……………………………………………..….……………………………………….……………
a) Lees de stelling op pagina 2 van Kidsweek en onderstreep alle sleutelwoorden.
1 Govrien over een watersnoodramp
………………………………………………………………………………………………………………….…………..
………………………………………………………………………………………………………………………………………………….…………..
…………………………………………………………………………………………………………………………………………..…….…………..
Spreekwoorden:
Cito‐toets
Volgende week krijg je een toetsboekje met meerkeuzevragen. Dit zijn vragen waarbij je kunt kiezen uit vier antwoorden. Van deze antwoorden is er altijd maar één antwoord goed. Op de volgende bladzijde oefenen we met meerkeuzevragen.
4 Oefen met meerkeuzevragen
a) Weet jij wat spreekwoorden zijn? Schrijf het in het blauwe tekstvak. Je mag een woordenboek gebruiken. b) Lees het artikel ‘Billy de spuger’ op pagina 9 van Kidsweek. In dit artikel staan twee spreekwoorden. Schrijf ze hieronder op. Leg uit wat deze spreekwoorden betekenen. Je mag een oefenblaadje gebruiken.
3 Billy de spuger
c) Bedenk een vraag over de Cito‐toets, waarop het antwoord niet in de tekst staat.
b) Lees het artikel ‘Tips tegen Cito‐bibbers’ op pagina 18. Wat ben jij te weten gekomen na het lezen van het artikel? Welke informatie is nieuw voor jou? Schrijf het in de blauwe tekstvakken in het woordveld.
a) Wat weet jij al over de Cito‐toets. Schrijf het in de groene tekstvakken van het woordveld.
2 Tips tegen Cito‐bibbers
Rechtszaak Het baasje van Gary spande een rechtszaak aan. Geiten eten nu eenmaal planten, vond hij. En dat was de rechter met hem eens. Hij sprak Gary vrij van vandalisme. Volgens de rechter is er geen bewijs dat Gary het bloemperk met opzet vernielde. De boete hoeft dus niet betaald te worden. Eigenlijk wilden de agenten dat Jim zelf voor de rechtbank zou verschijnen. Maar hij was het daar niet mee eens. Volgens hem was Gary verantwoordelijk voor de vernieling, niet hij. En dus moest de geit voorkomen. Geit Gary maakte geen gebruik van zijn recht om zijn kant van het verhaal te vertellen. Dat was ook niet nodig, de rechter gaf de geit gelijk. Ook na afloop van de zaak had Gary geen commentaar.
Wat de agenten even over het hoofd zagen, was dat Gary geen mens is, maar een geit. Zijn baasje Jim Dezarnaulds wandelde met het dier door de stad toen Gary plotseling honger kreeg. Jim wist niet wat hem gebeurde toen hij vervolgens een boete kreeg wegens vernieling.
Bloem-stuk – Gary uit Sydney eet graag bloemen. Maar agenten die hem betrapten terwijl hij midden in de stad een bloemperkje aan het verorberen was, konden het niet waarderen. Ze schreven een boete uit van zo’n 350 euro. Door Annelies van der Ploeg
Rechter geeft geit gelijk A B C D
A B C D
A B C D
vernieling behulpzaam oneerlijkheid gevangenisstraf
bloem‐perk van‐da‐lis‐me ver‐ant‐woord‐e‐lijk com‐men‐taar
A B C D
Gary baasje van de geit de rechter Jim Dezamaulds
A B C D
6 ‘Hij sprak Gary vrij van vandalisme.’ Welk woord past het best bij vandalisme?
Gary baasje van de geit de rechter Jim Dezamaulds
4 Waarnaar verwijst het woord ‘Hij’ in de 3de alinea
5 Welk woord hak je in stukken om achter de betekenis te komen?
A B C D
3 Waarnaar verwijst het woord ‘zijn’ in de 2de alinea
onverwachts gemakzuchtig hongeraanval ontwikkeling
eten nuttigen peuzelen vernielen
2 Wat is een synoniem voor ‘plotseling’ in regel 3?
1 Wat is geen ander woord voor ‘verorberen’ in de 1ste alinea?
Lees het artikel ‘Rechter geeft geit gelijk’ en beatwoord de meerkeuzevragen.
'Het allereerste Nederlandse kampioenschap ijsvissen is geen succes geworden.' (p.10)
is vissen onder het ijs. Bij ijsvissen gooi je een hengel uit in een gat dat in het ijs is geboord.
'Volgens de regering is het verstandig om ervoor te zorgen dat je een noodpakket in huis hebt.' (p.2)
is een pakket dat mensen in nood (bijvoorbeeld bij overstromingen) kunnen gebruiken.
'Vanaf komende dinsdag is het tijd voor de Cito‐ toets.' (p.18)
is een toets voor leerlingen in groep 8 van de basisschool. De toets meet de kennis op het gebied van taal, rekenen, studievaardigheden en wereldoriëntatie.
Koningsdag
‘Gelukkig komt er een feestdag voor in de plaats: Koningsdag.’ (p.1)
Elk jaar vieren we op 30 april Koninginnedag. Vanaf 2014 vieren we geen Koninginnedag meer, maar Koningsdag. Dit zal elk jaar worden gevierd op 27 april.
'De troonswisseling in Amsterdam is onrustig door relletjes van krakers.’ (p.12/13)
troonwisseling is de wisseling van de troon. Koningin Beatrix stopt en Koning Willem Alexander volgt zijn moeder op.
ijsvissen
noodpakket
Cito‐toets
Canada
Argentinië
is een plaats in het noorden van Duitsland.
Hannover
‘Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, verhuist het gezin naar Canada.’ (p.12/13)
is een land in Noord‐Amerika.
‘Máxima’s vader Jorge was vroeger minister in Argentinië.’ (p.12/13)
is een land in Zuid‐Amerika.
‘Het jonkie werd vier weken geleden geboren in de dierentuin van het Duitse Hannover' (p.9)
‘Prins Friso wordt bedolven onder een lawine tijdens de skivakantie in Lech.' (p.12/13)
is een plaats in het westen van Oostenrijk.
Lech
naar Kasteel Drakensteyn, in de bossen bij Baarn.' (p.1)
is een gemeente en stad in de provincie Utrecht. ‘Ze gaat dan zo snel mogelijk verhuizen
is een provincie in het zuidwesten van Nederland. ‘Een groot deel van Zeeland kwam onder water te staan.’ (p.2)
Baarn
Zeeland
‘Regen regelen’ In welk land speelde het nieuws zich af? Wat werd er op de wolken gespoten? Vanuit welk voertuig werd dit op de wolken gespoten?
Lees ‘Regen regelen’ op pag. 6 van Kidsweek.
3) Lees tekst 2 op pagina 13 hiernaast. a) Wat betekent het woord ‘klimaat’? b) Wat voor soort klimaat heeft Nederland denk jij? c) Wat vind je op veel Indonesische eilanden? d) Maak de volgende zinnen af: ‐ Bij het land Indonesië denk ik aan … ‐ Indonesië bestaat uit heel veel … ‐ Omdat de aardkorsten vaak tegen elkaar aanschuiven zijn er in Indonesië vaak …
2) Lees tekst 1 op pagina 13 hiernaast. a) Wat zijn de bekendste eilanden van Indonesië? b) Heeft Nederland ook eilanden? c) Welke Nederlandse eilanden ken jij? d) Wat is de hoofdstad van Indonesië? e) Wat is de hoofdstad Nederland?
1) a) b) c)
A
Lees ‘Regen regelen’ op pag. 6 van Kidsweek.
Je mag een atlas of internet gebruiken.
f) Waarom zijn er vaak aardbevingen in Indonesië? 3) Lees tekst 3 op pagina 13 hiernaast. a) Welke verschillende soorten geloven zijn er in Indonesië? b) Schrijf op wat jij al weet over deze geloven. c) Ken jij mensen in je omgeving die moslim, christen, hindoe of boeddhist zijn?
1) ‘Regen regelen’ a) Wat is het onderwerp van dit artikel? b) Waarom werd er een stofje op de wolken gespoten? c) Wanneer zou dit stofje nog meer goed van pas kunnen komen? 2) Lees tekst 1 en 2 op pagina 13 hiernaast. a) Wat is de hoofdstad van Indonesië? b) Wat is de hoofdstad van Nederland? c) Noem de vier bekendste eilanden van Indonesië. d) Noem alle Nederlandse eilanden. Je mag een atlas gebruiken. e) Wat is de grootste vulkaan van Indonesië?
B
Lees ‘Regen regelen’ op pag. 6 van Kidsweek.
Lees tekst 3, 4 en 5 op pagina 13 hiernaast. Welke geloven ken jij allemaal? In welke eeuw werd Indonesië door Nederland bestuurd? Welke Indonesische gerechten heb jij wel eens gegeten? Vond je het lekker? Leg uit.
3) a) c) b)
1) ‘Regen regelen’ a) Verzin een andere titel voor het artikel. b) Wanneer zou dit stofje nog meer goed van pas komen? Geef twee voorbeelden. c) Vind je het een goede oplossing voor de wateroverlast? Leg uit waarom wel of niet. 2) Lees tekst 1 en 2 op pagina 13 hiernaast. a) In welk werelddeel ligt het land Indonesië? b) Wat is de officiële taal in Indonesië? Bij vraag c, d en e mag je internet gebruiken. c) Hoe komt het dat er in de Indonesische taal ook Nederlandse woorden voorkomen? d) Op welk Indonesisch eiland wonen de meeste mensen? e) Hoeveel inwoners telt de hoofdstad van dit eiland?
C
Schrijf de antwoorden op een oefenblaadje!
TEKST 2
Klimaat en landschap Het klimaat (dit is het weer in een land) is warm, nat en vochtig. Dit noemen ze een tropisch klimaat. Veel van de Indonesische eilanden hebben vulkanen. Ook zijn er vaak aardbevingen omdat de eilanden op een plek op de aarde liggen waar de aardkorsten vaak tegen elkaar schuiven.
TEKST 1 Indonesië feitjes Indonesië is een land in Zuid‐Oost Azië en bestaat uit 17.508 eilanden. Hiervan zijn er ongeveer 6000 bewoond door mensen. De bekendste eilanden zijn Java, Bali, Sumatra en Lombok. De hoofdstad van Indonesië is Jakarta. Er wonen meer dan 235 miljoen mensen in Indonesië. De officiële taal in Indonesië is het Bahasa Indonesia.
Islam (moslims) Christendom (christenen) Hindoeïsme (hindoes) Boeddhisme (boeddhisten)
De meeste Indonesiërs geloven in de Islam, meer dan 80% van de bevolking.
TEKST 3 Geloof In Indonesië zijn er verschillende soorten geloven:
INDONESIË
TEKST 2 TEKST 4 Eten Bekende Indonesische gerechten zijn Bami, Nasi en Saté. Er wordt veel rijst gegeten in Indonesië. Dit komt omdat er ook veel rijst wordt verbouwd op rijstvelden.
TEKST 5 Geschiedenis Indonesië werd vanaf de 17e eeuw door Nederlanders bestuurd. Het was een kolonie van Nederland. De Nederlanders noemden het Nederlands ‐Indië. Vanaf 1949 is het geen Nederlandse kolonie meer. Het is nu een onafhankelijke staat.
TEKST 2http://piasnites.com/nl/pias‐nites‐pllek/news/pllek‐persbericht
Prins Willem‐Alexander wordt koning in april. Beatrix is geboren in 1980. Koninginnedag blijft Koninginnedag.
4) ‘Verjaardagswens voor Beatrix’ Schrijf een mooie verjaardagswens voor de 75e verjaardag van Koningin Beatrix.
1) ‘Het leven van een koningin’ a) Hoe oud wordt koningin Beatrix? b) Welke kleur hadden de muisjes die er op de beschuiten gingen bij de geboorte van Beatrix? c) Werd koning Beatrix geboren als prinses of als koningin? d) Wat zou je doen als jij koning of koningin was? 2) Lees tekst 1 op pagina 15 hiernaast. a) Wie was de eerste echte koning van Nederland? b) Wie was de eerste koningin van Nederland? c) Door wie wordt koningin Beatrix opgevolgd op 30 april dit jaar? 3) Zijn de zinnen WAAR of NIET WAAR?
een koningin’ op pag. 12/13 van Kidsweek.
A Lees het artikel ‘Het leven van
Lees het artikel ‘Het leven van een koningin’ op pag. 12/13 van Kidsweek.
4) a) b)
Waar komt de regel die Beatrix op de afbeelding zingt vandaan? Weet jij nog meer regels van dit lied?
Je mag internet gebruiken.
Bekijk afbeelding 1 op pagina 15 hiernaast.
2) Lees tekst 1 op pagina 15 hiernaast. a) Zet alle koningen en koninginnen in volgorde van tijd. (van vroeger naar nu) b) Hoeveelste koning van Nederland wordt Willem‐Alexander? d) Wat lijkt jou niet leuk aan koning/koningin zijn? e) Wat vind jij ervan dat Koninginnedag Koningsdag wordt en voortaan op 27 april gevierd zal worden? Leg uit waarom.
1) ‘Het leven van een koningin’ a) Waarom staat dit artikel juist nu in de krant? b) Waar woonde koningin Beatrix tijdens de Tweede Wereldoorlog? c) Wat vind jij ervan dat Beatrix aftreedt op 30 april 2013? Leg uit waarom. d) Wat zou jij doen als je de koning of koningin van Nederland was? Leg uit waarom.
B
Lees het artikel ‘Het leven van een koningin’ op pag. 12/13 van Kidsweek.
Je mag internet gebruiken.
a) Waar komt deze regel die Beatrix op de afbeelding zingt vandaan? b) Weet jij nog meer regels van dit lied?
3) Bekijk afbeelding 1 op pagina 15 hiernaast.
2) Lees tekst 1 en 2 op pagina 15 hiernaast. a) Zet alle koningen en koninginnen onder elkaar in volgorde van tijd. b) In welke landen hebben ze een president en geen koningshuis? Je mag internet gebruiken. c) Zou jij liever een president willen dan een koning of koningin? Leg uit waarom.
‘Het leven van een koningin’ Hoe is dit artikel opgebouwd? In welk jaar werd Beatrix koningin? Hoelang is ze koningin geweest als ze er 30 april mee stopt? d) Welke gebeurtenis uit het artikel kun jij je herinneren? e) Ben jij het eens met onderstaande stelling? Leg uit waarom wel of niet. Het is goed dat Beatrix aftreedt, ze is echt een beetje te oud voor het werk als koningin.
1) a) b) c)
C
Schrijf de antwoorden op een oefenblaadje!
AFBEELDING 1
Beeld: ANP
‘Wilhelmus van Nassouwe ben ik van Duitsen bloed’
Bron:www.schooltv.nl
TEKST 2 Koningshuis of president? Er zijn mensen in Nederland die liever een president zouden hebben in plaats van een koningin of koning. Omdat een president wordt gekozen, door het volk. In de Verenigde Staten hebben ze bijvoorbeeld een president. Een gekozen staatshoofd zou beter bij Nederland passen omdat wij een democratie zijn, vinden sommigen. Een president kun je na 4 jaar vervangen, door verkiezingen. Aan een koning of koningin zit je heel veel jaren vast omdat je deze niet kiest. Maar, als we iets willen veranderen aan de positie van ons staatshoofd, moet de grondwet veranderd worden. En daarover moet dan wel eerst worden gestemd. Twee‐derde van de Eerste‐ en Tweede Kamer zouden voor afschaffing van de monarchie (een koning of koningin als staatshoofd) moeten zijn. Op dit moment is de kans niet groot dat er iets gaat veranderen, omdat het koningshuis erg populair is.
Bron:www.winklerprins.com/online/junior
TEKST 1 Koninklijke familie Het Koninklijk Huis is de familie of een deel van de familie van de koningin of koning. De eerste echte koning van Nederland was Willem I. Na Willem I kwam koning Willem II. Hij werd in 1849 opgevolgd door Willem III. Toen Willem III overleed in 1890, werd zijn vrouw Emma regentes. Hun dochter Wilhelmina was namelijk op dat moment nog niet oud genoeg om koningin te worden. In 1898 werd Wilhelmina 18 jaar en werd zij koningin. Na de Tweede Wereldoorlog werd haar dochter Juliana koningin. Zij werd in 1980 opgevolgd door koningin Beatrix. Beatrix zal op 30 april 2013 opgevolgd worden door Willem‐Alexander. Hij wordt dan koning en Beatrix is dan geen koningin meer. Koninginnedag wordt Koningsdag en zal voortaan worden gevierd op 27 april.
TEKST 2
TEKST 2
Welke dieren konden ontsnappen uit een boerderij in Zuid‐Afrika door hevige regenval? (p.6) Koninginnedag wordt vanaf 2014 … (p.1) Ontbijten is tijdens de … extra belangrijk. (p.18) Welk dier is het grootste roofdier van Guyana? (p.6) … Michel Mulder wist zondag niet wat hem overkwam.(p.11)
Jaargang 5, week 5, 31 januari 2013 Kidsweek in de Klas hoort bij Kidsweek en is een uitgave van Uitgeverij Young & Connected BV. Redactieadres Meeuwenlaan 98‐100, 1021 JL Amsterdam Directeur Y&C Mark Termeer Redactie Jolien Huis in ’t Veld, Marieke Rikken Operations Angela Kokshoorn Contact mail naar
[email protected] of bel met de Lezersservice 020‐6304707 van maandag tot en met vrijdag tussen 9.00 uur en 13.00 uur. Druk Dijkman Offset, Diemen Bezorging PostNL Copyright 2013, Kidsweek in de Klas. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd door middel van enige methode of vorm dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de directeur. De inhoud van Kidsweek in de Klas is auteursrechtelijk beschermd. Eventuele rechthebbenden die wij niet hebben kunnen achterhalen, verzoeken wij contact op te nemen met de directeur.
1. 3. 5. 6. 8.
Wie wordt er deze week 75 jaar? (p.12) Welke naam hangt aan de ketting van Adele? (p.19) Met honderd andere scholen doen ze mee aan een wedstrijd: versier de mooiste ... (p.4) Wie lieten zich niet vangen tijdens het Nederlands kampioenschap ijsvissen? (p.10) Wat zag het kleine olifantje zonder naam deze winter voor het eerst? (p.9) Waar woont Peter Pan? (p.17) Hoeveel jaar is het geleden dat in het zuidwesten van Nederland de dijken doorbraken? (p.2) Op welk werelddeel is zondag feestelijk een Nederlands laboratorium geopend? (p.7)
Verticaal
2. 4. 5. 7. 9. 10. 11. 12.
Horizontaal