VRIJE ST.-LAMBERTUSSCHOLEN WESTERLO
Influenza H5N1 op weg naar een pandemie?
JOEY LEMMENS 6HW 2008 - 2009
VRIJE ST.-LAMBERTUSSCHOLEN WESTERLO
Influenza H5N1 op weg naar een pandemie?
JOEY LEMMENS 6HW 2008 - 2009
WOORD VOORAF Influenza, H5N1 op weg naar een pandemie? is bedoeld voor mensen die gewoon meer te weten willen komen over influenza. Maar ik adviseer het iedereen om deze scriptie te lezen omdat je moet weten welk gevaar het kan inhouden. Deze scriptie heb ik geschreven omdat het samenvalt met de eindfase van het middelbaar onderwijs. De bedoeling van dit alles is om ons klaar te stomen op het hoger onderwijs. Daar moet je vaak zulke werkjes maken. Het onderwerp, namelijk influenza heb ik gekozen omdat ik me ervan bewust ben dat er een grieppandemie kan uitbreken. Daarom wil ik me even verdiepen in dit onderwerp. Als je deze scriptie hebt gelezen, hoop ik dat jij er ook bewust van bent van het gevaar van influenza, maar dat er gelukkig ook oplossingen zijn. De schrijver van deze scriptie heeft meermaals beroep kunnen doen op Dhr. Vandebosch, leerkracht Nederlands in de Vrije Sint-Lambertusscholen Westerlo, voor de uiteindelijke vormgeving van deze scriptie en op Mevr. Mulders, leerkracht natuurwetenschappen in de Vrije Sint-Lambertusscholen Westerlo, die mij bij raad en daad heeft bijgestaan bij de inhoud van deze scriptie. Verder heeft de schrijver dankbaar gebruik kunnen maken van “Richtlijnen voor de vormgeving van een scriptie”, geschreven door Dhr. Vandebosch en Dhr. Van Thielen.
INHOUDSOPGAVE Woord vooraf Inhoudsopgave Inleiding 1
Influenza .................................................................................... 7
2
Seizoensgriep ............................................................................... 8
2.1
Begripsverklaring .................................................................................................................................. 8
2.2
Besmetting ............................................................................................................................................. 8
2.3
Symptomen............................................................................................................................................. 9
2.4
Vaccinatie ............................................................................................................................................... 9
2.4.1
Hulp is onderweg .................................................................................................................................. 11
3
Influenzavirussen ..........................................................................12
3.1
Influenza A .......................................................................................................................................... 12
3.2
Influenza B .......................................................................................................................................... 13
3.3
Influenza C .......................................................................................................................................... 14
4
Historische uiteenzetting van grieppandemieën .........................................15
4.1
Begripsverklaring ................................................................................................................................ 15
4.2
Ontstaan ............................................................................................................................................... 15
4.3
Geschiedenis ........................................................................................................................................ 15
4.3.1
H1N1 ...................................................................................................................................................... 16
4.3.2
H2N2 ..................................................................................................................................................... 16
4.3.3
H3N2 ..................................................................................................................................................... 16
4.4
Verschil tussen seizoensgriep en grieppandemie ........................................................................ 17
5
Verloop van een pandemie ................................................................18
6
Aviaire influenza...........................................................................19
6.1
Begripsverklaring ................................................................................................................................ 19
6.2
Besmetting ........................................................................................................................................... 19
6.3
Symptomen........................................................................................................................................... 19
6.3.1
Dodelijke H5N1 ................................................................................................................................... 20
6.4
Naar een pandemie ............................................................................................................................. 20
6.5
Bestrijding ........................................................................................................................................... 21
6.5.1
Antivirale medicijnen ......................................................................................................................... 21
6.5.2
Vaccin .................................................................................................................................................... 21
6.5.2.1
Pre-pandemisch vaccin ...................................................................................................................... 21
6.5.2.2
Pandemisch vaccin .............................................................................................................................. 21
6.5.3
Hygiënemaatregelen .......................................................................................................................... 22
7
Overheid en organisaties .................................................................23
7.1
Overheid ............................................................................................................................................... 23
7.1.1
Een overheid moet preventief te werk gaan ................................................................................ 23
7.1.1.1
Belgisch operationeel draaiboek Pandemie ................................................................................... 24
7.1.2
Het doel van de overheid .................................................................................................................. 24
7.2
Organisaties ........................................................................................................................................ 24
7.2.1
De fasen in een grieppandemie volgens het WHO ...................................................................... 25
Besluit .................................................................................................26 Lijst van de tabellen ..................................................................................27 Lijst van de figuren ...................................................................................28 Bibliografie ............................................................................................29 Bijlagen ................................................................................................31
Inleiding Iedereen kent de griep. Als je geïnfecteerd bent, voel je je zeer ziek. Na ongeveer vijf dagen heeft je lichaam gewonnen, je hebt antistoffen aangemaakt. Maar weinigen zijn bekend met het griepvirus H5N1. Als dit virus muteert naar een vorm die makkelijk overdraagbaar is van mens op mens zal de impact nog erger zijn dan de Spaanse griep van 1918. Het dodental liep hier op tot 50 miljoen mensenlevens. Het virus zal zich dan over gans de wereld verspreiden. Geen enkel land wordt gespaard. Wat is nu het verschil tussen de griep die weinig slachtoffers maakt en H5N1? Kunnen we het dodental inperken? Wat doet België mocht er een pandemie uitbreken? Dat zijn allemaal vragen die waarschijnlijk allemaal in jou opkomen. Bij het lezen van deze scriptie ga je ook een antwoord vinden op deze vragen. Maar uiteraard kom je nog veel meer te weten. Allereerst gaan we ons even verdiepen in de seizoensgriep. Wat is de seizoensgriep, wat zijn de symptomen en hoe zit het met de vaccinatie? We nemen ook een kijkje in de verschillende influenzavirussen die er bestaan. Daarna gaan we over naar de grieppandemieën. Welke zijn er al geweest? Hoe ontstaat een grieppandemie? Je kan je al wel inbeelden dat er bij grieppandemieën een goede organisatie moet bestaan. We nemen ook deze onder de loep. Het is zeer belangrijk dat iedereen de gevolgen kent van dit gevaarlijke influenzavirus zeker als je weet dat er heel onverwachts een pandemie kan uitbreken. De Mexicaanse griep of H1N1, een nieuwe variant staat net zoals H5N1 klaar om een pandemie te veroorzaken. Enkel zullen de gevolgen van H1N1 minimaal blijven. De schrijver van deze scriptie heeft voor de inhoud gebruik gemaakt van diverse websites, o.a. van de overheid, wetenschappelijke websites en artikels, encyclopedieën voor de werking van het griepvirus en een documentaire over de griep van National Geographic.
7
1
Influenza
Influenza, een niet vaak gebruikte term in de volksmond. Influenza betekent net hetzelfde als griep. Het zijn dus synoniemen van elkaar. Influenza komt van het Latijnse woord influere wat binnenvallen betekent of van het Italiaanse influenza di freddo wat gevolg van het koude betekent. Griep komt van het Franse woord gripper wat aangrijpen betekent. Het is een besmettelijke aandoening van de luchtwegen dat wordt veroorzaakt door één van de influenzavirussen. Dit werd pas in 1933 bekend want voordien dacht men dat influenza veroorzaakt werd door de bacterie Haemophilus Influenzae. Deze bacterie is de belangrijkste oorzaak van hersenvliesontsteking en longontsteking. Sinds 1993 is hiervoor een vaccin beschikbaar. Influenza wordt dus veroorzaakt door een virus en niet door een bacterie. Een bacterie is een eencellige levensvorm met een celwand en met één of meer circulaire dubbelstrengige DNAmoleculen. De grootte van een bacterie is circa eenduizendste van een millimeter en kan zich snel vermenigvuldigen door deling. De ziekteverwekkende bacteriën kan je bestrijden met een antibioticum. Een virus daarentegen kan niet tot een levensvorm worden gerekend. Het is een eiwitomhulsel met een streng DNA of RNA al dan niet dubbelstrengig. Een virus heeft een gastheer nodig om te kunnen overleven en zich te delen. Het is veel kleiner dan een bacterie. De grootte varieert tussen 300 nm en 20 nm. Het is niet te bestrijden met antibiotica maar wel deels met antivirale medicijnen. Deze kunnen het virus enkel tijdelijk remmen, maar mocht er al een vaccin zijn ontwikkeld, dan biedt deze veel meer bescherming.
8
2
Seizoensgriep
2.1
Begripsverklaring
Seizoensgriep, seizoensgebonden griep of gewone griep zijn termen die door elkaar mogen worden gebruikt. De seizoensgriep komt in gebieden met een gematigd klimaat elk jaar voor gedurende het winterseizoen. Meestal uit het zich dan ook in een epidemie in deze periode. In figuur 1 kan je het aantal infecties zien van de periode 2006 – 2009. In elk van deze jaren hebben we een epidemie gehad. Deze epidemieën vormen enkel een gevaar voor de risicogroepen.
Figuur 1 Aantal griepinfecties in België µ
Het influenzavirus overleeft niet erg lang wanneer het zich buiten je lichaam bevindt. ‟s Winters is het relatief koud en droog wat de overlevingskansen van het virus verhoogt. Daarom zijn er ook meer besmettingen of infecties tijdens het winterseizoen. De overlevingskansen van het virus verminderen wanneer het virus wordt blootgesteld aan ultraviolet licht.
2.2
Besmetting
Een besmetting is vlug gebeurd. De meest frequente besmettingen zijn door direct contact met elkaar of door de druppeltjesinfectie. De geïnfecteerde persoon kan het virus verspreiden door te niezen, te hoesten of door „vochtig‟ te spreken. Het virus wordt dan in de lucht naar een andere gastheer getransporteerd. De gastheer neemt het virus in zich op door het in te ademen. En dan begint het hele proces. Wanneer het virus de cel van een gezond persoon aanvalt, stimuleren de antigene eiwitten (hemagglutinine en neuraminidase) van het virus het immuunsysteem van het
9 slachtoffer. De cellen van het immuunsysteem produceren antistoffen, eiwitten die de binnendringende virussen zullen aanvallen. Iedere virusstam heeft zijn eigen antigeen en dus ook zijn eigen antistoffen. Daarom zal een tweede aanval van dezelfde virusstam makkelijker worden verwerkt. Dit komt dankzij ons immuunsysteem dat virusaanvallen kan „onthouden‟. Twee tot vier dagen later kun je zelf ook ziek worden indien ons immuunsysteem er niet in geslaagd is het virus te verweren, waardoor de cyclus rond is en in stand gehouden wordt. Een dag voor de eerste symptomen zich ontwikkelen ben je al een gevaar en kan je dus het virus al doorgeven naar andere gastheren. Dit blijft zo zeven dagen na de verdwijning van de klachten.
2.3
Symptomen
Na een incubatietijd van één tot drie dagen zal de ziekte zeer plotseling opkomen met pijn in de rug en ledematen. Verder is er ook de koorts die kan oplopen tot 40°C, hoofdpijn, koude rillingen, diarree, braken, hoesten, etc. Kortom, een algehele malaise. De meeste virusstammen verschillen niet veel in de ellende die ze veroorzaken. Influenza onderscheidt zich van een verkoudheid door spierpijn, vermoeidheid, de hoge koorts en de lange ziekteduur van 1 tot 2 weken. Bovendien wordt een verkoudheid veroorzaakt door een Rhinovirus1 daar influenza veroorzaakt wordt door een Orthomyxovirus. In tabel 1 kan je de kenmerkende verschillen zien tussen een gewone verkoudheid en influenza. Kenmerk
Gewone verkoudheid
Influenza
Verwekker
Rhinovirus
Orthomyxovirus
Koorts Hoofdpijn Keelpijn Braken Diarree
Zelden Zelden Meestal wel Zelden Zelden
Meestal wel Meestal wel Niet vaak Vaak wel Vaak wel
Tabel 1 Kenmerkende verschillen tussen een gewone verkoudheid en influenza
2.4
Vaccinatie
Inenting, vaccinatie of actieve immunisatie vindt sinds de jaren zeventig meer en meer toepassing. Het is ons belangrijkste verdedigingsmiddel en de enige redding voor de risicogroepen want zonder deze vaccinatie zou dit wel eens kunnen leiden tot de dood. In een gemiddeld „griepjaar‟ worden er ongeveer 2000 griepgerelateerde doden geteld. De griepvaccinatie gebeurt gewoonlijk in oktober en november en wordt vooral aangewezen voor personen behorende tot een risicogroep in het bijzonder 60+‟ers, personen met een chronische ziekte zoals diabetes, nieraandoeningen, hartafwijkingen, luchtwegenaandoeningen of personen met een verminderde immuniteit zoals aidspatiënten, bewoners van rusthuizen of andere instellingen, vrouwen met een zwangerschap boven de 3 maanden en gezondheidswerkers die in rechtstreeks contact komen met personen uit een risicogroep.
1
Rhinovirus, een geslacht van de familie Picornavirussen. Er zijn meer dan honderd typen. Rhinovirussen veroorzaken de gewone verkoudheid bij de mens.
10 Eenmaal gevaccineerd ben je in hoge mate beschermd tegen toekomstige virusaanvallen. Maar het griepvaccin is niet helemaal waterdicht. Alles hangt immers af van je eigen conditie en het circulerende virustype. Doordat het in de wereldbevolking circulerende influenza-A-virus steeds muteert, is het noodzakelijk dat er steeds een nieuw vaccin wordt ontwikkeld. Daarom probeert ieder jaar een groep wetenschappers te voorspellen welke varianten in de nabije toekomst de kop zullen opsteken. Op basis van deze voorspelling wordt dan een mix samengesteld. In deze mix zitten vaccins van het influenzavirus van het type A en B die in het betreffende jaar vaak gesignaleerd werden, evenals die virusstammen of varianten waarvan verwacht wordt dat ze in de nabije toekomst dienst zullen uitmaken. De immuniteit na vaccinatie is van vrij korte duur, namelijk circa één jaar. Als de variant nog sterk gelijkt op het type waarmee je bent gevaccineerd ben je redelijk veilig. Maar de onvoorspelbaarheid van het virus laat altijd een mogelijkheid open dat er een nieuwe variant opduikt waartegen het vaccin je niet meer kan beschermen. Het vaccin kan voor sommige mensen een allergische reactie uitlokken. Men kweekt immers de geselecteerde virusstammen in kippeneieren wegens de uitstekende voedingsbodem. De gekweekte virussen zullen chemisch behandeld worden waardoor ze hun kwalijkste eigenschappen verliezen maar niet hun vermogen een immunologische reactie te verwekken bij de gevaccineerde. Nu is het zo dat in de vaccins steeds restantjes eiwitten achterblijven en bestaan er mensen die allergisch zijn voor eieren. Belangrijk want het zou kunnen leiden tot een anafylactische shock2. Hoewel het griepvaccin niet 100% waterdicht is, is het toch van groot belang dat de mensen behorende tot een risicogroep zich laten vaccineren. Cijfermateriaal toont aan dat meer en meer mensen zich laten vaccineren tegen het griepvirus. In tabel 2, aantal vaccinaties per jaar in België kan je duidelijk zien dat er zich een stijgende tendens voordoet in het aantal gevaccineerde personen per jaar. Wat in 1988 nog geen 700 000 gevaccineerde waren, waren er in 2006 bijna 3 miljoen. Het cijfermateriaal voor 2007 en 2008 is nog niet beschikbaar. 1988 685 000 1989 806 000 1990 955 000 1991 993 000 1992 990 000
1993 1 179 000 1994 1 160 000 1995 1 206 000 1996 1 409 000 1997 1 637 000
1998 1 656 000 1999 1 670 000 2000 1 772 000 2001 1 869 000 2002 1 903 000
2003 2 080 000 2004 2 120 000 2005 2 470 000 2006 2 570 000
Tabel 2 Aantal vaccinaties per jaar in België De sterk verbreide mening dat je na vaccinatie wel eens hevig ziek zou kunnen worden is niet juist. Het vaccin is namelijk geïnactiveerd3 waardoor het de ziekte niet meer kan veroorzaken. Na vaccinatie kunnen zich wel enkele algemene reacties optreden maar deze duren niet langer dan 24 uur. Er bestaan eigenlijk twee types vaccins, namelijk het geïnactiveerde en het levend verzwakt vaccin. Dit levend verzwakt vaccin werd voor het eerst in gebruik genomen en goedgekeurd door de FDA 2
Deze ontstaat als allergeen en antistoffen elkaar in het lichaam ontmoeten en waarbij grote hoeveelheden histamine vrijkomen waardoor er een ernstige bloeddrukdaling ontstaat die overgaat in een shocktoestand en kan leiden tot de dood. 3
Het griepvirus inactief maken, doden.
11 (US Food & Drug Administration) in 2003. Oorspronkelijk was het vaccin bedoeld voor personen van 5 tot 49 jaar. Uit studies is gebleken dat het vaccin effectief en veilig was. Een groot voordeel aan dit vaccin is de intranasale toediening, het wordt toegediend via een neusspray. Dit maakt het vaccin bijzonder geschikt voor kinderen. In België zijn er echter uitsluitend de geïnactiveerde vaccins beschikbaar.
2.4.1 Hulp is onderweg Xavier Saelens en Walter Fiers, twee Gentse professoren zijn bezig aan een „supergriepvaccin‟. Deze „wereldprimeur‟, aldus de krant De Morgen, zou jaarlijkse vaccinaties overbodig maken. In bijlage I kan je dit artikel lezen.
12
3
Influenzavirussen
De verschillende typen influenzavirussen zijn samengebracht in de familie Orthomyxovirussen. Deze zijn dan weer een familie van RNA-virussen met een mantel. Eigenlijk is het griepvirus gewoon een strookje RNA4 omhuld met een bolvormig vetzuurmembraan. Het RNA van deze virussen bestaat uit acht afzonderlijke fragmenten of moleculen. Rondom bevinden zich er precies spijkers, deze spijkers bestaan uit twee oppervlakte-eiwitten of de antigenen, namelijk hemagglutinine en neuraminidase. Het virusdeeltje is ongeveer honderd nanometer groot. We kunnen het beter illustreren aan de hand van een illustratie. Figuur 2 is een vereenvoudigd schema van een influenzavirus. Tevens kan je in bijlage II het verschil lezen tussen DNA en RNA-virussen.
Figuur 2 Vereenvoudigd schema van een influenzavirus Het type (A of B) hangt of van de antigene kenmerken (hemagglutinine en neuraminidase) van het nucleoproteïne5. We onderscheiden nu wel drie typen influenzavirussen, namelijk influenza van het type A en deze zal nog eens worden onderverdeeld in subtypen, B en C. Influenzavirussen durven zich wel eens aanpassen. Daarom kunnen we binnen eenzelfde type of subtype nog eens verschillende varianten of stammen onderscheiden. Zo heeft het subtype A/H1N1 meerdere varianten of stammen omdat het zich doorheen decennia heeft aangepast om meer infecties te veroorzaken. We gaan nu de verschillende typen even bespreken.
3.1
Influenza A
We weten al dat het influenza-A-virus familie is van de Orthomyxovirussen. Maar wat we nog niet weten is dat het influenza-A-virus het meest belangrijke virus zal zijn in de familie van Orthomyxovirussen. Deze veroorzaakt immers dé grote epidemieën en pandemieën.
4
RNA is de Engelse afkorting voor ribonucleic acid of de Nederlandse vertaling voor ribonucleïnezuur, verzamelnaam voor een groep macromoleculen die alle betrokken zijn bij het tot uitdrukking brengen van de in DNA opgeslagen genetische informatie. 5
Dit zit binnenin het griepvirus en is essentieel voor het functioneren hiervan.
13 Influenzavirussen van het type A kunnen we immers nog opdelen in vele subtypen H xNx naargelang de kenmerken van de oppervlakte-eiwitten hemagglutinine (H) en neuraminidase (N). Deze twee oppervlakte-eiwitten of enzymen zitten in de mantel van de influenzavirussen. De hemagglutinine waarvan er op dit moment 16 verschillende soorten van bekend zijn, zorgt ervoor dat het virus zich aan de cel kan binden, zelfs aan de rode bloedcellen waardoor deze aan elkaar plakken of agglutineren (= hemagglutinatie). De neuraminidase, hiervan zijn er 9 bekend, is een enzym waarmee zij de mucoproteïnen6 van het celoppervlak, die als receptor of ontvanger voor het virus fungeren, kunnen afbreken. Deze twee eiwitten zullen ons immuniteitssysteem activeren waardoor de aanmaak van antistoffen tegen het virus op gang wordt gebracht. Influenzavirussen van het type A kunnen mensen en bepaalde diersoorten (voornamelijk varkens, pluimvee en paarden) besmetten. Degene die de mens al kunnen besmetten zijn A/H3N2 (waarvoor de A staat voor een influenza-A-virus), A/H1N1 en meer uitzonderlijk A/H1N2. Uiteraard zijn voor deze drie soorten influenza-A-virussen al een vaccin ontwikkeld. Wanneer je dus je jaarlijks vaccin gaat halen voor de seizoensgriep, ben je hiervoor dus beschermt. Maar als je 2.4 vaccinatie hebt gelezen, weet je dat je niet 100% beschermd kan zijn. Bij pluimvee zijn vooral de subtypen H5 en H7 zeer ziekmakend. Het kan nu wel eens gebeuren dat een aviair influenzavirus of een influenzavirus dat enkel pluimvee treft, toevallig op de mens overgedragen wordt. Dit kan een lichte infectie veroorzaken zoals al gebeurd is in Nederland, België en Duitsland door een besmetting met het A/H7N7. In meer zeldzame gevallen kan er ook een zeer ernstige infectie optreden zoals bij de griep in Hong Kong in 1997 door het virus A/H5N1. Hierbij vielen er 6 doden per 18 geïnfecteerde personen. Gelukkig zijn deze aviaire influenzavirussen niet makkelijk toegankelijk voor de mens. In hoofdstuk 6 kom je hierover meer te weten. Elke stam draagt ook weer een specifieke naam. Algemeen geven ze de volgende structuur: type/oorspronkelijke vindplaats/nummer/jaar van isolatie en subtype in geval van influenza van het type A. Voorbeeld Zo geven ze voor de Moscow griep in 1999 de volgende naam: A/Moscow/10/99 (H3N2), maar vaak gebruiken ze de kortere methode en geven ze enkel het type en subtype, in dit geval dus A/H3N2.
3.2
Influenza B
Influenzavirussen van het type B waren tot op heden enkel bekend mensen te besmetten maar volgens het Amerikaanse tijdschrift Science is dit niet langer het geval en kan het ook zeehonden infecteren.
Influenza B virus is a human pathogen whose origin and possible reservoir in nature are not known. An influenza B virus was isolated from a naturally infected harbor seal (Phoca vitulina) and was found to be infectious to seal kidney cells in vitro. Sequence analyses and serology indicated that influenza virus B/Seal/Netherlands/1/99 is closely related to strains that circulated in humans 4 to 5 years earlier. Retrospective analyses of sera collected from 971 seals showed a prevalence of antibodies to influenza B virus in 2% of the animals after 1995 and in none before 1995. This animal reservoir, harboring influenza B viruses that have circulated in the past, may pose a direct threat to humans. (G.F. Rimmelzwaan 2000: 1051-3) 6
Mucoproteïnen zijn bepaalde eiwitten die aan de buitenkant van onze lichaamscellen zitten. Neuraminidase-eiwitten van het griepvirus breken zulke mucoproteïnen af en daardoor kan het griepvirus onze cellen infecteren.
14 In tegenstelling tot de influenza-A-virussen worden deze van het type B niet onderverdeeld in subtypen. Maar ook hier weer zal elke stam weer een specifieke naam dragen. Voorbeeld Zo geven ze aan de Hong Kong griep in 2000 de volgende naam: B/Hong Kong/330/2000. Merk op dat hierachter geen subtype meer komt. Verder zal dit type minder vlug muteren dan het type A. Echter zal dit wel genoeg muteren zodat ons immuunsysteem er niet blijvend beschermd voor is.
3.3
Influenza C
Influenzavirussen van het type C verschillen toch wel van hun voorgangers. Zo is het RNA van dit virus niet opgebouwd uit 8 maar uit 7 afzonderlijke fragmenten. Als we besmet worden door een influenza-C-virus, zullen we niet zo ziek worden. Bijgevolg wordt dit type virus niet opgenomen in het vaccin omdat de ziekteverschijnselen erg miniem zijn. Het vaccin zal ons hiervoor niet beschermen. Maar het is net zoals het influenza-B-virus heel selectief. Het beperkt zich immers enkel tot onze soort, de mens. We zouden kunnen zeggen dat het influenzavirus van het type C verwaarloosbaar is.
15
4
Historische uiteenzetting van grieppandemieën
4.1
Begripsverklaring
Het woord pandemie komt van het Griekse pan en dèmos wat respectievelijk alle en mensen betekent. Eigenlijk is het een wereldwijde epidemie. Een groot deel van de bevolking wordt hierbij besmet met gevolg dat er veel zieken en doden zijn. Iedereen is wel vertrouwd met de term epidemie. Epidemie komt ook van het Griekse woord epidèmios wat onder het volk verspreid betekent en dèmos. Soms komen bepaalde besmettelijke ziekten gedurende een bepaalde tijd voor in een weinig veranderende omvang in een beperkt gebied, dit noemen we een endemie. Endemieën worden gevaarlijk als de ziekteverwekker uit het bepaalde gebied ontsnapt en het terechtkomt in een gebied waar het voorheen nog niet bekend was. Deze populatie heeft hier immers nog geen antilichamen voor gemaakt en zijn dus zeer vatbaar. Tot zover het fenomeen van de endemie. Een normale griepepidemie duurt een 8-tal weken. Wanneer een epidemie zich verspreidt over grote delen van een aardoppervlak, dan spreken we over een pandemie. In het verleden zijn er toch wel enkele pandemieën geweest, maar hier komen we in 4.3 op terug.
4.2
Ontstaan
Een pandemie zal steeds worden veroorzaakt door een influenza-A-virus omdat men denkt dat het influenza-B-virus geen pandemieën kan veroorzaken laat staan het influenza type C. De grootste kans waaruit de volgende pandemie zal ontstaan is vanuit het „genetic shift‟ fenomeen. Dit houdt in dat er een aviair influenzavirus van het type A en een humaan influenzavirus ook van het type A tegelijk een gastheer (een eend bijvoorbeeld) besmetten. In 3.1, Influenza A heeft u immers gelezen dat er soms een aviair influenzavirus een mens kan besmetten. Dit kan uiteraard ook omgekeerd. Het virus zal worden herschikt in de gastheer en een nieuw humaan influenzavirus met een hemagglutinine van aviaire oorsprong is werkelijkheid. Dit nieuwe influenzavirus zal niet worden herkend door ons immuunsysteem met alle medische gevolgen vandien. Een nieuwe pandemie is een feit. Het genetic shift fenomeen komt gelukkig niet al te vaak voor. Uit het verleden is gebleken dat dit kan voorkomen tussen de 9 à 39 jaar, aldus de experts. Maar het kan ook op een andere manier. Namelijk via het „genetic drift‟ fenomeen. Het principe is heel eenvoudig. Een influenzavirus van het type A muteert voortdurend. Door deze natuurlijke mutatie kan de samenstelling wijzigen waardoor het „nieuwe‟ virus ons immuunsysteem kan omzeilen. Door het genetic drift fenomeen verandert het virus door de tijd heen van genetische samenstelling. Hierbij kan de samenstelling van de eiwitmantel veranderen in andere typen hemagglutinine of neuraminidase, maar ook de interne RNA samenstelling kan wijzigen.
4.3
Geschiedenis
Zoals al eerder vermeld is de mensheid al enkele keren geteisterd door felle grieppandemieën. Zo kent iedereen wel de beruchte Spaanse griep. Dit is meteen ook de zwaarste grieppandemie die er is geweest. Hoewel het recordaantal doden volgens experts nog verbroken kan worden mocht H5N1 van mens op mens overgaan.
16 In totaal zijn er 3 of 4? grote grieppandemieën geweest. We zetten ze even op een rijtje.
4.3.1 H1N1 H1N1 een subtype van het influenza-A-virus ofwel de Spaanse griep heeft in de periode 1918 – 1919 meer dan 20 miljoen mensenlevens geëist. Dit is meer dan het aantal slachtoffers van WO I. De meeste slachtoffers vielen in de leeftijdsgroep van 20 tot 40 jaar. Waarom het virus vooral deze groep mensen trof is nog steeds niet duidelijk. De reden waarom dit virus zo verwoestend was, was uiteraard omdat weinigen immuun waren tegen dit nieuwe virus. Uit een recent onderzoek van infectiedeskundige Julie McAuley van het St. Jude Children‟s Research Hospital in Memphis blijkt dat het virale eiwit PB1-F2 genaamd, de besmette patiënten veel gevoeliger maakt voor een longontsteking. In bijlage III kan u dit artikel lezen. Nog steeds zijn er epidemieën veroorzaakt door het subtype A/H1N1 maar dit zijn varianten van de voormalige Spaanse griep.
4.3.2 H2N2 De zogenaamde Singaporegriep, aanvankelijk de Aziatische griep genoemd, brak uit in 1957 – 1958 en ontstond in China. Hier claimde het virus tussen de 1 en 4 miljoen mensenlevens. Om te vinden waarom het virus hier opeens veel minder mensenlevens heeft geëist, moeten we teruggaan tot de 19de eeuw. H2N2 wordt er namelijk van verdacht medio 1889 een pandemie te hebben veroorzaakt. Omdat de twee oppervlakte-eiwitten hetzelfde zijn gebleven had al een deel van de bevolking antilichamen ontwikkeld tegen dit subtype. Daarom waren er ook minder slachtoffers. Door antigene shift7 of genetic shift is het virus later geëvolueerd naar het subtype A/H3N2, dit was meteen de volgende pandemie.
4.3.3 H3N2 H3H2 of de Hong Konggriep brak uit in 1968. Omdat dit griepvirus „maar‟ één miljoen mensenlevens heeft geclaimd, wordt het volgens sommige beschouwd als een epidemie. De reden waarom ook hier minder slachtoffers zijn gevallen is omdat het H2N2 geëvolueerd is door antigene shift in H3N2. Merk dus op dat enkel de hemagglutinine is gewijzigd en dus niet de neuraminidase. De antistoffen die circuleerden tegen de Aziatische griep bevatten immers nog een verdedigingsmechanisme tegen het neuraminidase type 2. Dit bood waarschijnlijk ook een gedeeltelijke bescherming tegen het H3N2. En net zoals bij de variant H1N1 zijn er bij H3N2 ook jaarlijks epidemieën. Echter is H3N2 meer agressiever.
7
Het proces waarbij twee verschillende strengen van het influenzavirus zich combineren tot een nieuw subtype met een combinatie van de oppervlakte-eiwitten van de twee originele virus strengen.
17
4.4
Verschil tussen seizoensgriep en grieppandemie
De belangrijkste verschillen zijn samengevat in tabel 3. Seizoensgriep Komt jaarlijks voor ongekende frequentie van voorkomen. Maakt 10 tot 15% van de bevolking ziek. Enkel de klassieke risicopersonen worden ernstig ziek. Voornamelijk zeer jonge kinderen, ouderen en mensen met chronische ziekten. Na 1 à 2 weken zijn de meeste mensen volledig hersteld. Er is jaarlijks voor de start van het griepseizoen een vaccin beschikbaar. Jaarlijkse vaccinatie wordt aanbevolen voor de groep van risicopersonen. Er zijn voldoende antivirale geneesmiddelen om de risicopersonen te behandelen.
Grieppandemie Er waren vier grieppandemieën in de 20ste eeuw. Maakt ongeveer 25% van de bevolking ziek, maar kan ook meer zijn. Iedereen kan ernstig ziek worden.
Er zijn veel meer mensen die ernstig ziek worden en het risico van sterfte ligt veel hoger. Een vaccin zal niet op voorhand beschikbaar zijn. Er zal veel meer vraag naar het vaccin zijn dan de productie aankan. Vaccinatie zal aanbevolen worden voor de ganse bevolking. Antivirale geneesmiddelen zijn in beperkte mate beschikbaar. De schaarse wereldvoorraad zal voor de ernstigste zieken voorbehouden worden.
Tabel 3 Verschillen tussen seizoensgriep en grieppandemie
18
5
Verloop van een pandemie
Het kenmerk van een epidemische/pandemische ziekte als griep is het cyclische karakter. De ziekte duikt op, neemt sterk toe, dooft uit, en verdwijnt weer voor een tijd. Naarmate de ziekte meer slachtoffers maakt daalt immers het aantal personen wat nog besmet kan worden. Ofwel zijn de mensen aan de ziekte gestorven, ofwel zijn ze besmet maar reeds immunologisch beschermd. Een nieuwe aanval van hetzelfde virus zal dan ook stuk lopen, omdat het virus zich eenvoudigweg niet meer kan voortplanten. De kans dat een onbesmet persoon wordt aangetroffen is klein maar aanwezig. Bijvoorbeeld vakantiegangers die zijn teruggekeerd. Maar het is hoogst onwaarschijnlijk dat zo‟n nieuwe patiënt nog meer onbesmette personen tegen het lijf loopt voor hij of zij zelf het virus de baas is geworden. Er zijn nauwelijks nog niet-besmette personen te vinden. Gezien het virus zich in een dergelijke populatie niet kan verspreiden (de kans op een succesvolle overdracht is zeer klein) kan men zeggen dat de populatie in zijn geheel immuun is. Jammer genoeg is deze toestand tijdelijk: de immunologische bescherming, het immunologisch geheugen, verslechtert geleidelijk. De immunologisch beschermde personen sterven. Nieuwe mensen worden geboren zonder enige weerstand tegen een voorbije epidemie en vergroten zo het vatbare deel van de populatie.
19
6
Aviaire influenza
6.1
Begripsverklaring
Aviaire influenza, ook wel vogelpest of vogelgriep genoemd, is een dierziekte die wordt veroorzaakt door een influenza-A-virus. Het is een zeer besmettelijke virusziekte waar het merendeel van alle vogelsoorten gevoelig voor zijn. De ziekte is in ieder geval reeds vastgesteld bij verschillende pluimveesoorten zoals eenden, kippen, fazanten, ganzen, kwartels, patrijzen, etc. Sommige van deze soorten vertonen duidelijke symptomen zoals kalkoenen en kippen, bij andere is een besmetting nauwelijks te herkennen zoals bij eenden en andere watervogels. De aard van de symptomen en het verloop van de ziekte hangen af van de pathogeniteit van de virusstam, de leeftijd van het geïnfecteerde dier, de omgeving en eventuele andere infecties. Er wordt onderscheid gemaakt in laag pathogene aviaire influenza (zoals H6N2), dat bijna geen ziekteverschijnselen bij dieren veroorzaakt en hoog pathogene aviaire influenza (zoals H5N1), dat juist vaak ernstige ziekteverschijnselen bij de dieren veroorzaakt en zeer snel kan uitgroeien tot een epidemie. Laag pathogene virussen maken dieren weliswaar niet zo ziek maar kunnen wel binnen enkele maanden veranderen in hoog pathogene virussen. Wilde watervogels, zoals eenden, zijn een natuurlijk reservoir van influenzavirussen. Zij kunnen dragers zijn van aviaire influenza zonder dat ze zelf ziek zijn. Direct of indirect contact tussen wilde vogels en pluimvee wordt gezien als een oorzaak van vogelgriepepidemieën. Maar het vogelgriepvirus doorbreekt de soortenbarrière. H5N1 is een aviaire influenza virus van het type A dat een virale infectie veroorzaakt en dit tot hiertoe vooral bij pluimvee. Maar vanaf 2003 zijn er gevallen bekend waarbij ziekteverschijnselen zijn waargenomen bij mensen. Het virus kan muteren in een vorm die eenvoudig overdraagbaar is van mens op mens via het genetic shift of drift fenomeen.
6.2
Besmetting
Momenteel gebeurt een infectie door A/H5N1 met direct of nauw contact met geïnfecteerd pluimvee. In tegenstelling tot de seizoensgriep verspreidt de vogelgriep zich (nog) niet via de lucht. Maar besmetting gebeurt ook wanneer een niet-geïnfecteerde persoon dicht bij een reeds geïnfecteerde persoon komt. Het virus is dus besmettelijk tussen zoogdieren van hetzelfde ras. Dat bleek nogmaals wanneer er in 2003, 45 tijgers stierven in een Aziatische dierentuin na het eten van een besmette kip. Het virus werd overgedragen van kat op kat. Men is ervan overtuigd dat de verspreiding van H5N1 via de lucht zal verspreiden. Het is enkel een kwestie van tijd. Dit zou kunnen gebeuren door het welgekende genetic shift fenomeen.
6.3
Symptomen
Momenteel is de incubatietijd voor H5N1 voor de mens 3 tot 7 dagen. De symptomen zijn vaak oogontstekingen, koorts, hoesten, neusverkoudheid, keelpijn, spierpijn, hoofdpijn met vaak de dood tot gevolg.
20 6.3.1 Dodelijke H5N1 In 2003 had H5N1 een sterftepercentage van ca. 30%. Nu ligt het nog eens 31% hoger, een verbazingwekkend hoog sterftepercentage van 61%. In tabel 4 kan je het aantal bevestigde menselijke gevallen van A/H5N1 bekijken. Country Azerbaijan Bangladesh Cambodia China Djibouti Egypt Indonesia Iraq Lao P D R Myanmar Nigeria Pakistan Thialand Turkey Viet Nam Total
2004 cases deaths 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 17 12 0 0 29 20 46 32
2005
2006
2007
2008
2009
c
d
c
d
c
d
c
d
c
0 0 4 8 0 0 20 0 0 0 0 0 5 0 61 98
0 0 4 5 0 0 13 0 0 0 0 0 2 0 19 43
8 0 2 13 1 18 55 3 0 0 0 0 3 12 0 115
5 0 0 8 0 10 45 2 0 0 0 0 3 4 0 79
0 0 1 5 0 25 42 0 2 1 1 3 0 0 8 88
0 0 1 3 0 9 37 0 2 0 1 1 0 0 5 59
0 1 1 4 0 8 24 0 0 0 0 0 0 0 6 44
0 0 0 4 0 4 20 0 0 0 0 0 0 0 5 33
0 0 0 7 0 16 0 0 0 0 0 0 0 0 3 22
Total d
0 0 0 4 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 7
c 8 1 8 38 1 67 141 3 2 1 1 3 25 12 110 421
d 5 0 7 25 0 23 115 2 2 0 1 1 17 4 55 257
Tabel 4 Aantal bevestigde menselijke gevallen van A/H5N1 volgens het WHO op 23 april 2009 Maar wat maakt H5N1 zo dodelijk? Het proces begint als het virus zich in onze cellen begint voort te planten. Van daaruit dringt het diep onze longen binnen waar het een dodelijke immuunreactie kan veroorzaken. Een leger van cellen en chemicaliën, cytokinines 8 genaamd, dat het virus moet aanvallen, kan een dodelijke ontsteking veroorzaken. Er ontstaat een cytokinine-storm die extreem giftig kan zijn en daarmee doden we onszelf. Het virus op zich hoeft niet dodelijk te zijn, maar het kan ons immuunsysteem het vuile werk laten opknappen. Door speciale cellen die het virus moeten aanvallen kan gezond weefsel gaan ontsteken waardoor er bloed en vocht lekt in de kleine luchtcellen van de longen. De patiënt verdrinkt.
6.4
Naar een pandemie
Wanneer we op een grieppandemie afstevenen is nog een groot vraagteken. Het kan nog jaren duren eer het zover is maar het kan ook binnen enkele maanden zijn. We hebben altijd al gezegd dat het hoogpathogene H5N1-virus hiervoor hoogstwaarschijnlijk in aanmerking zal komen. Maar waarom juist dit subtype? Ten eerste, omdat het veel ergere symptomen kan veroorzaken (zelfs de dood) wanneer het van vogel naar mens overspringt dan zijn „bravere‟ familieleden, H7N3, H7N7 en H9N2. Maar nog een grotere reden is dat H5N1 in principe helemaal klaar is om de volgende stap te zetten: via genetic shift of drift makkelijk overdraagbaar van mens op mens.
8
Een cytokine is een proteïne die een rol speelt in de immuunafweer. Er bestaan verschillende soorten, die uitgescheiden wordt door verschillende soorten lichaamscellen. Sommige soorten worden alleen uitgescheiden door geactiveerde cellen tijdens een immuunrespons, andere worden continu geproduceerd. Ook de hoeveelheid cytokines varieert: sommige hoeveelheden uitgescheiden cytokines werken alleen lokaal, andere door het hele lichaam.
21
6.5
Bestrijding
6.5.1 Antivirale medicijnen Je hebt verschillende antivirale medicijnen of virusremmers, maar je kan ze niet allemaal gebruiken voor het H5N1-virus. Tamiflu is een virusremmer die ervoor zorgt dat het virus zich niet verder in het lichaam verspreid en het de ziekteduur verkort. Het is een orale neuraminidaseremmer. Je weet dat de neuraminidase een essentieel eiwit is op het membraan van het influenzavirus. Het maakt het de gerepliceerde virussen mogelijk de gastheercel te verlaten en zich door het weefsel te begeven. Maar door het virale neuraminidase te remmen kunnen nieuwe virussen de geïnfecteerde cellen niet verlaten en wordt de verspreiding van de infectie van ander cellen onderbroken. Neem je ze in twee dagen voor de eerste ziekteverschijnselen, dan zou het de overlevingskansen sterk doen verhogen. Hierover zijn nog niet zo veel gegevens. Onderzoekers hebben een groot minpunt ontdekt aan Tamiflu. Het wordt namelijk resistent tegen het H5N1-virus. In bijlage IV kan je dit artikel lezen.
6.5.2 Vaccin H5N1 is geen normale griep en het tart de normale vaccinproductie. Al ruim 60 jaar worden er vaccins gemaakt door virussen te kweken in kippeneieren. Maar het probleem met het vaccin tegen H5N1 is dat het dodelijk is voor zowel kippeneieren als kippen. Er is wel een potentiële oplossing. De zogenaamde „omgekeerde genetica‟ om een niet-schadelijk virus te maken. Het gen-deeltje dat schadelijk is voor kippeneieren wordt losgehaald. Dan worden gen-deeltjes van het H5N1 gecombineerd met deeltjes van een ander virus dat door manipulatie snel groeit. Het nieuwe virus kan nu groeien om vaccins te produceren. Een groot nadeel is wel dat het proces drie tot zes maanden in beslag neemt. Een ander nadeel is dat er maar 450 miljoen vaccins geproduceerd kunnen worden. Dit voor een wereldbevolking van ruim 6 miljard mensen.
6.5.2.1 Pre-pandemisch vaccin H5N1 blijft voortdurend muteren totdat het zijn perfecte vorm heeft bereikt. Makkelijk overdraagbaar van mens op mens. Maar momenteel is dat nog niet het geval en probeert men vluchtig pre-pandemische vaccins te ontwikkelen. Het ontwikkelen gebeurt via de „omgekeerde genetica‟ methode. Een pre-pandemisch vaccin wordt gemaakt op basis van een H5N1-virus dat je aantreft in de reeds geïnfecteerde personen. Het is het virus dat circuleert vóór de pandemie begint. Dit vaccin zal niet verhinderen dat je ziek of zelfs erg ziek wordt na infectie tijdens de pandemie, maar het zal waarschijnlijk je overlevingskansen vergroten ten opzichte van iemand die niet gevaccineerd werd.
6.5.2.2 Pandemisch vaccin Een pandemisch vaccin kan je enkel produceren nadat de pandemie begonnen is. Het wordt namelijk gemaakt op basis van een virus dat al gemuteerd en herschikt is. Het zal je dan ook goed beschermen. Maar dit vaccin kan pas massaal verspreid worden na een periode van drie tot zes
22 maanden, de periode om het vaccin te ontwikkelen. Gedurende deze tijd kan het virus al veel slachtoffers maken. 6.5.3 Hygiënemaatregelen Om de impact van een pandemie te verkleinen zijn niet enkel medicijnen en vaccins noodzakelijk maar ook gebruik van maskers en handhygiëne. Het chirurgisch masker of mondmasker zorgt voor afsluiting en vangt bij uitademing druppeltjes op die jou kunnen besmetten. Daarom moeten de geïnfecteerde personen deze mondmaskers dragen. Het ademhalingsmasker is voor de niet-geïnfecteerde personen. Het beschermt de drager tegen uitgeademde druppeltjes. Ook de handen regelmatig wassen met antibacteriële zeep is van groot belang om het virus niet te verspreiden.
23
7
Overheid en organisaties
7.1
Overheid
Als overheid moet je de situatie goed kunnen inschatten, preventief te werk gaan en ingrijpen indien nodig. 7.1.1 Een overheid moet preventief te werk gaan Een overheid die preventief te werk gaat is veel beter voorbereid op een grieppandemie. Onze Belgische overheid heeft al vele preventieve maatregelen genomen. We geven enkele voorbeelden. Federaal minister van volksgezondheid, Laurette Onkelinx heeft al enkele preventieve maatregelen genomen. Deze zijn onder meer een tijdelijk verbod van invoer van pluimvee uit de risicolanden, advies voor vertrekkende en aankomende reizigers vanuit de risicogebieden via het internet, affiches in luchthavens, reisadvies federale overheidsdienst Binnenlandse Zaken, etc. Ook wordt de nationale stuurgroep voor preventie van een grieppandemie regelmatig samengeroepen om de ministers te adviseren over de te nemen maatregelen. De preventieplannen worden naargelang de evolutie van de dreiging geactualiseerd en volgens de gewijzigde internationale adviezen van ander meer de Wereldgezondheidsorganisatie aangepast. De problematiek van vogelgriep bij dieren wordt van dichtbij door het Federaal Voedselagentschap (FAVV) opgevolgd. Er zijn maatregelen genomen om de kans op invoer van het virus te reduceren. De stalen van dieren worden onderzocht in het nationaal referentielaboratorium Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agronomie (CODA). De waakzaamheid voor menselijke besmettingen met alle typen van griepvirussen wordt opgevolgd door het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid (dat ook de menselijke stalen onderzoekt). Ook beschikt de Belgische overheid over voldoende antivirale middelen om 30% van de Belgische bevolking te bedienen. Dit is goed om circa drie miljoen patiënten te behandelen. De overheid zal deze medicijnen gratis ter beschikking stellen voor degenen die ze nodig hebben. Handhygiëne is een zeer belangrijke beschermingsmaatregel. De overheid zal dan ook nagaan of er speciale stappen ondernomen moeten worden om de benodigdheden voor een goede handhygiëne in tijden van een pandemie te kunnen garanderen. Er kan op grote schaal handalcohol ter beschikking van de algemene bevolking worden gesteld. Verder werd op 25 oktober 2005 het Interministerieel Commissariaat Influenza opgericht door de Belgische overheid. Het commissariaat wordt voorgezeten door Professor Marc Van Ranst en de heer Jean-Marie Dochy. Het is samengesteld uit een stuurgroep waarin de verschillende openbare overheden vertegenwoordigd zijn, een wetenschappelijk comité dat aan de hand van een risicobeoordeling, wetenschappelijk advies verleent aan de interministeriële commissaris, een eigen staf, met daarin vertegenwoordigers van de verschillende overheidsdiensten en een communicatiecel. De belangrijkste opdracht van het commissariaat is een nationaal plan van aanpak opstellen en up-todate houden om een eventuele grieppandemie in ons land efficiënt het hoofd te kunnen bieden. In juli 2006 werd het operationeel draaiboek voorgesteld. Dit plan moet zowel het effect op de volksgezondheid als de mogelijke maatschappelijke ontwrichting helpen bepalen. Het operationele plan werd in de week van 10 juli 2006 getest.
24 Bij deze grootschalige oefening deden de overheden, het Universitaire ziekenhuis van Gent, de luchthaven van Bierset en de gehele provincie van Oost-Vlaanderen mee. Uit deze ervaring werd geleerd welke punten voor verbetering vatbaar waren. De conclusies waren: - alle spelers waren blij om een operationeel draaiboek Pandemie te hebben; - een oefening is een goede manier om het operationele draaiboek beter te leren kennen; - een oefening legt de tekortkomingen van het plan bloot en reikt de verbeterpunten aan; - er is nood aan meer opleiding binnen alle doelgroepen; - het operationeel plan Pandemie moet nog operationeler en gebruiksvriendelijker door flowcharts9 en checklists.
7.1.1.1 Belgisch operationeel draaiboek Pandemie In het Belgisch operationeel draaiboek Pandemie staan alle taken en voorschriften vermeld die moeten worden uitgevoerd in geval van een grieppandemie. Het beschrijft de pre-pandemische periode en de crisisperiode. Eigenlijk gaat het uit van een worst case scenario dat werd opgesteld door professor Marc Van Ranst. Het is eigenlijk een fictief scenario wat er in het slechtste geval kan gebeuren. Deze worst case scenario heeft een duur van 59 dagen, waarbij ongeveer 33% van de Belgische bevolking ziek wordt, waarvan ongeveer 0,63% overlijdt. Dit komt neer op een dodental van ongeveer 22 100 doden. Gevolgen zijn een overbelasting van de gezondheidszorgsystemen, sterk verhoogde ongerustheid van het volk, ziekte bij de actieve bevolking en ook crisisbeheerders, eventuele sluiting van openbare plaatsen, economische terugval, etc. Communicatie is en blijft ook hier het sleutelwoord.
7.1.2 Het doel van de overheid Indien er een pandemie mocht uitbreken heeft de overheid als doel om correcte informatie te geven aan de bevolking. Dit zal voornamelijk via de media gebeuren. Ook moet de overheid de domeinen waarvoor het bevoegd is, zo goed mogelijk voorbereiden en laten werken als er een pandemie uitbreekt. De overheid moet de situatie zo sereen mogelijk benaderen om de piek van de pandemie zo lang mogelijk uit te stellen en om zo meer tijd te winnen om alles te organiseren, de gezondheidssystemen zo min mogelijk te overbelasten en misschien zo voldoende tijd te hebben om de eerste vaccins te kunnen ontwikkelen en prioritaire risicogroepen voor vaccinatie te bepalen. Maar de overheid zal een pandemie zeker niet kunnen tegenhouden, het kan enkel de situatie beheersen.
7.2
Organisaties
Je hebt tal van organisaties die zijn opgericht voor de preventie van een grieppandemie en de Wereldgezondheidsorganisatie (Engels: World Health Organisation, WHO) is hier de belangrijkste 9
Schema waarin de handelingen die leiden tot de oplossing van een probleem in volgorde d.m.v. symbolen zijn voorgesteld,
stroomschema.
25 van. De WHO werd opgericht op 7 april 1948 door de Verenigde Naties. Het is een gespecialiseerde internationale organisatie gevestigd in Genève met als doel wereldwijd aspecten van de gezondheidszorg in kaart te brengen, activiteiten op het gebied van de gezondheidszorg te coördineren en de gezondheid van de wereldbevolking te bevorderen. Deze organisatie doet erg haar best de wereld te overtuigen aan de slag te gaan. Aan alle landen werd dan ook gevraagd een gedetailleerd actieplan op te stellen en voor te leggen. In het begin van 2006 hadden ongeveer 40 landen dit gedaan. België heeft er inmiddels ook één. Ook werd gevraagd aan hen die over voldoende middelen beschikken, voorraden van antivirale middelen aan te leggen. Ongeveer 30 landen proberen dit te doen, maar dan blijkt dat de productiecapaciteiten onvoldoende is om meteen alle orders aan te kunnen.
7.2.1 De fasen in een grieppandemie volgens het WHO In een grieppandemie kunnen we verschillende fasen onderscheiden. Deze zijn opgesteld door de Wereldgezondheidsorganisatie. Aan elke fase zijn er verschillende verantwoordelijkheden voor de overheden. Allereerst hebben we de interpandemische periode. Daarin onderscheiden we fase 1 en 2. In fase 1 werden er geen nieuwe influenzavirussubtypen gedetecteerd in mensen. Een influenzavirussubtype dat infectie bij de mens heeft veroorzaakt, kan aanwezig zijn bij dieren. Als het aanwezig is bij dieren, dan wordt het risico op infectie of ziekte bij de mens als laag beschouwd. In fase 2 werden er geen nieuwe influenzavirussubtypen gedetecteerd in mensen. Toch veroorzaakt een circulerend dierlijk influenzavirussubtype een substantieel risico op ziekte bij de mens. Fase 3 tot en met fase 5 behoren tot de pandemische alertfase. In fase 3 zijn er menselijke infectie(s) met een nieuw subtype, maar geen mens-op-mensverspreiding, of in uitzonderlijke gevallen overdracht op personen met wie er een nauw contact bestaat. In fase 4 zijn er kleine clusters met beperkte mens-op-mensoverdracht, maar waar de verspreiding erg lokaal is. Dit suggereert dat het virus niet goed is aangepast aan de mens. Als laatste in deze pandemische alertfase heb je fase 5. Hier zijn er grotere clusters, maar de mens-op-mensoverdracht is nog steeds gelokaliseerd, suggererend dat het virus in toenemende mate aangepast is aan de mens, maar nog niet volledig overdraagbaar is van mens op mens. Tot slot is er de pandemische periode. Hier is er een toegenomen en voortdurende overdracht in de hele bevolking. Momenteel is door de WHO fase 3 afgekondigd.
26
Besluit De seizoensgriep zorgt elk jaar voor wat kortstondig ongemak. Voor de risicogroepen is er een reëel gevaar. Voor hen kan deze griep al ernstige gevolgen hebben met zelfs de dood tot gevolg. Maar de beruchte vogelgriep zou wel eens fataal kunnen worden. Dankzij de toegenomen mobiliteit staat een pandemie nóg vlugger voor de deur dan bij de Spaanse griep. En de gevolgen hiervan zijn niet te overzien. Miljoenen mensen zullen de dood vinden en de wereld zal even ophouden met functioneren. Door een te hoog aantal zieke werknemers zullen wereldwijd veel fabrieken worden getroffen. De totale paniekreactie sluipt als een lopend vuurtje door elk land heen. Mensen gaan hamsteren, de gezonde mensen gaan zich opsluiten, het geweld zal toenemen, het leger zal ingeschakeld moeten worden. Het recht van de sterkste zal dan zeer zeker terug boven water komen. Ieder voor zich. Zo ver zijn we nog niet, maar grote waakzaamheid is wel geboden. Daarom is het verhinderen van verspreiding van A/H5N1 een topprioriteit en moet de situatie op de voet worden gevolgd. Het is de taak van de overheden en de WHO om alles zo goed mogelijk te coördineren. Ze kunnen niet verhinderen dat een pandemie uitbreekt, maar ze kunnen wel de situatie zo goed mogelijk beheersen. Maar momenteel is er een ander (groot) gevaar dat de WHO tot op de voet aan het volgen is. De Mexicaanse griep of H1N1. Dit influenzavirus heeft zich in een varken gemengd met een menselijk influenzavirus, een varkensgriepvirus en een aviair influenzavirus. Dankzij het genetic shift heeft het dus zijn genetisch materiaal kunnen uitwisselen en is het een gevaarlijke cocktail voor de mens, het varken en pluimvee geworden. We hebben er immers nog geen antistoffen voor aangemaakt. Hoewel deze nieuwe variant niet zo gevaarlijk is als H5N1, heeft het al verschillende slachtoffers gemaakt, gaat het vlot over van mens op mens en is het al in elk continent gesignaleerd. Of het pandemie wordt, de kans is groot. We moeten alert zijn. De verschillende overheden en de organisaties zoals de WHO nemen hun taken goed op. Verschillende maatregelen zijn al genomen zoals negatieve reisadviezen, uitdelen en stockuitbreiding van de antivirale medicijnen, etc. Maar we mogen niet vergeten dat H5N1 ook nog op de loer ligt. Zijn wij ook voldoende voorbereid voor H5N1? De overheid en de WHO heeft al vele preventieve maatregelen genomen en bij uitbraken de verspreiding de kop ingedrukt. Maar we kunnen deze vraag enkel beantwoorden wanneer het zover is. In ieder geval doet de wereld er goed aan degelijke plannen te maken om een toekomstige pandemie het hoofd te bieden, internationaal samen te werken en de bevolking objectief voor te lichten.
27
Lijst van de tabellen Tabel 1 Kenmerkende verschillen tussen een gewone verkoudheid en influenza ....................................... 9 Tabel 2 Aantal vaccinaties per jaar in België .................................................................................................. 10 Tabel 3 Verschillen tussen seizoensgriep en grieppandemie........................................................................ 17 Tabel 4 Aantal bevestigde menselijke gevallen van A/H5N1 volgens het WHO op 23 april 2009...... 20
28
Lijst van de figuren Figuur 1 Aantal griepinfecties in België .............................................................................................................. 8 Figuur 2 Vereenvoudigd schema van een influenzavirus ................................................................................ 12
29
Bibliografie BEERSMA, DR. M.F.C., (red.), Microsoft® Winkler Prins Huiswerkhulp voor Leerlingen 2007. dvdrom, VS, Microsoft® Corporation/Het Spectrum, 2006. CDC, Seasonal Flu Basics. Internet (http://www.cdc.gov/flu/about/viruses/index.htm), (30 december 2008). DE GROTE GRIEPMETING, Wat is griep en hoe herken je het?. Internet (http://www.degrotegriepmeting.nl/public/index.php?thissection_id=4), (1 maart 2009). E-LEARNING, Grieppandemie. Internet (http://training-spf.dad.be/), (10 november 2008). FOURREAU, M., Virussen: gedaan met besmettingen!. internet (http://www.egezondheid.be/nl/tijdschrift_gezondheid/andere/Virussen_besmettingen-12511-404-art.htm), Vivre plus, nr. 32, januari 2004. FRANÇOIS, D., CLEMENT, J., e.a., Mens. Griep, een doder op de loer ?. Roland Valcke, 2006, 16. GEZONDHEID, Griep (influenza). Internet (http://www.gezondheid.nl/medenc_ziekten.php), (30 december 2008). GEZONDHEID, Vogelgriep (Aviaire influenza). Internet (http://www.gezondheid.be/index.cfm?fuseaction=art&art_id=1455), 3 juni 2005. HEIDWEILLER, Vogelgriep literatuurstudie. Internet (http://mens-engezondheid.infonu.nl/ziekten/1983-vogelgriep-literatuurstudie.html), 7 mei 2005. HOUWINK, E.G., Griep gevaarlijk? Ja!. Internet (http://www.kennislink.nl/publicaties/griepgevaarlijk-ja), 18 februari 2005. In de greep van de vogelgriep. video, National Geographic, Nederland, 2005, 81‟. INFLUENZA, Grieppandemie. Internet (http://www.influenza.be/nl/grieppandemie_nl.asp), (10 november 2008). INFLUENZA, Seizoensgriep. Internet (http://www.influenza.be/nl/griep_nl.asp), (10 november 2008). KUIPER, R., „Spaans benauwd‟. Quest, jrg. 6, nr. 62, 2009, blz. 50-55. LACHTERMAN, J., Griep: een ziekte met een geschiedenis. Internet (http://www.egezondheid.be/nl/tijdschrift_gezondheid/griep/griep_ziekte_geschiedenis-13951-315-art.htm), Egezondheid, 24 oktober 2006. MEDIC INFO, Griep. Internet (http://www.medicinfo.nl/%7B1dddd9c6-cff9-4c3f-a8eab633a541e478%7D), 30 maart 2009. NRC HANDELSBLAD, Spaanse griep was zo verwoestend vanwege eiwit. Internet (http://www.wereldoorlog1418.nl/spaanse%20griep/spaanse-griep-eiwit.html), 20 oktober 2007. POSTHUMA, C.C., Hokjesdenken in de virologie. Internet (http://www.kennislink.nl/publicaties/hokjesdenken-in-de-virologie), 28 juli 2003.
30 RIVM, Aviaire Influenza. Internet (http://www.rivm.nl/cib/infectieziekten-AZ/infectieziekten/aviaire_influenza/FAQ_vogelgriep.jsp), 10 januari 2008. SQUIRES, B., Influenza virus. Internet (http://www.biohealthbase.org/GSearch/aboutInfluenza.do?decorator=Influenza), (3 januari 2009). STIJNEN, G., Griep op wereldtournee. Internet (http://www.kennislink.nl/publicaties/dossiergriep-op-wereldtournee), 17 oktober 2004. VANTHEMSCHE, P., Belgisch noodplan voor een grieppandemie (deel 2). rapport, Brussel, Interministerieel Commissariaat Influenza, juli 2006, 51 blz. WETENSCHAPPELIJK INSTITUUT VOLKSGEZONDHEID, Influenza Nationaal Griepcentrum. België. Internet (http://www.iph.fgov.be/flu/NL/22NL.htm), (10 november 2008).
31
Bijlagen Bijlage I
Gents 'supergriepvaccin' werkt De eerste tests op mensen met het revolutionaire universele griepvaccin dat door Gentse wetenschappers werd ontwikkeld, geven een positief resultaat, schrijven de Concentrakranten vrijdag. Bij negentig procent van de proefpersonen werden voldoende antilichamen aangemaakt en dit zonder schadelijke neveneffecten. Wereldprimeur De Gentse professoren Walter Fiers en Xavier Saelens spreken van een baanbrekende wereldprimeur. De tests werden gedurende een halfjaar uitgevoerd door het Brits-Amerikaanse biotechbedrijf Acambis, dat samenwerkt met de twee onderzoekers en hun team bij het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB) en de Gentse universiteit. Gisteren gaf Acambis voor het eerst resultaten vrij. Het vaccin biedt mensen met één prik voor vele jaren bescherming tegen alle klassieke griepvarianten van het type A. Jaarlijkse inentingen worden daarmee overbodig. Het vaccin is bovendien ook effectief in het geval van een pandemie: een wereldwijde uitbraak van een potentieel dodelijk griepvirus dat tientallen miljoenen slachtoffers kan maken. In een volgende testfase moet blijken of het virus mensen in de praktijk ook echt beschermt bij een epidemie. "Op basis van wat we nu weten, is die kans zeer reëel", zeggen Saelens en Fierens. (belga/mvdb)
4 januari 2008 Bron: http://www.demorgen.be/dm/nl/993/Gezondheid/article/detail/122567/2008/01/04/Gents-supergriepvaccinwerkt.dhtml
Bijlage II
Verschil tussen DNA en RNA-virussen DNA-virussen De eerste groep virussen worden DNA-virussen genoemd omdat hun genoom10 uit DNA bestaat. De lengte van het DNA kan variëren tussen de 5000 baseparen tot 230.000 baseparen voor de familie van poxvirussen. De bekendste uit die familie is de veroorzaker van pokken, een ziekte die door effectieve vaccinatie inmiddels niet meer voorkomt in de wereld. Andere voorbeelden van DNAvirussen zijn de herpesvirussen (koortslip en genitale herpes) en Epstein-Barr virus (bekend van de ziekte van Pfeiffer). Veel DNA virussen lijken betrokken te zijn bij het ontstaan van kanker. Een bekend voorbeeld daarvan zijn de Humane Papilloma-virussen die naast wratten ook bij bepaalde vormen van kanker (baarmoederhalskanker alsmede huidkanker) betrokken lijken te zijn.
10
Het genoom staat voor al het genetisch materiaal in een chromosoomset.
32 Nadat een DNA-virus een cel is binnengedrongen is het belangrijk dat het genoom van het virus naar de kern van de cel wordt getransporteerd. In de kern vindt namelijk de transcriptie van DNA naar mRNA plaats. Pas daarna kunnen de virale eiwitten gemaakt worden. DNA-virussen hebben allerlei regelmechanismen bedacht om ervoor te zorgen dat de cel vooral het virale DNA afschrijft en zich nauwelijks nog met zijn eigen DNA bezighoudt. Of dat alleen nog cellulaire eiwitten gemaakt worden die het virus helpen bij het vermenigvuldigen van het virale DNA. Dit laatste proces kan de normale gang van zaken in de cel zo in de war schoppen dat de cel zich ontwikkelt tot een kankercel. Een andere eigenschap die veel bij DNA-virussen voorkomt is dat ze op ingenieuze manier aan het immuunsysteem kunnen ontsnappen. Het virus leeft ondergedoken in de cel. Normaal gesproken wordt een cel die door een virus geïnfecteerd is herkend door het immuunsysteem. Een stukje viraal eiwit wordt naar de buitenkant van de cel gebracht, waarna het immuunsysteem de cel als „vreemd‟ herkent en opruimt. DNA-virussen kunnen dit proces stopzetten. Dit heeft tot gevolg dat als je eenmaal door zo‟n virus bent geïnfecteerd, je nooit meer van het virus afkomt. Meestal heb je geen last van het virus, maar als door vermoeidheid of stress het afweersysteem het iets minder goed doet begint het virus zich weer opnieuw te delen. Zo kan bijvoorbeeld de koortslip weer op gaan spelen. RNA-virussen Bij zo‟n tachtig procent van alle tot nu toe bekende virussen bestaat het genoom uit RNA, de RNAvirussen. Het zijn de enige organismen die hun genetische materiaal hebben opgeslagen in RNA in plaats van DNA. RNA is onstabieler dan DNA, daarom zijn RNA-virussen meestal stukken kleiner dan DNA-virussen. De grootte van RNA-virussen varieert tussen de 5000 tot 15000 nucleotiden, al zijn er uitzonderingen tot ruim 30000 nucleotiden. Bij de vermenigvuldiging van RNA-virussen wordt geen DNA gevormd (met uitzondering van de retrovirussen, zoals verderop beschreven). Het maken van een RNA-kopie van RNA is een reactie die normaal niet in cellen plaatsvindt. Het wordt gekatalyseerd door een viraal enzym, het RNA-afhankelijke RNA polymerase (RdRp), dat door de virussen zelf meegenomen wordt. Het RNA-polymerase maakt bij het kopiëren van het RNA veel fouten (1 op 10.000, zo‟n 10.000 keer meer dan tijdens het kopiëren van DNA-strengen). Dit is een van de oorzaken dat RNA als drager van genetisch informatie zo instabiel is. Dit betekent dat bij een RNA-virus van 10000 nucleotiden groot in elke vermenigvuldigingsronde een nucleotide veranderd is vergeleken met de oorspronkelijke nucleotidenvolgorde. De nieuwe virussen die uit een cel ontsnappen zijn dus eigenlijk een verzameling virussen met gemiddeld een foute nucleotide in het genoom, elk op een andere plek. Die vele fouten hoeven natuurlijk niet altijd nadelig voor het virus te zijn; de meeste foutjes hebben geen invloed op de levenscyclus van het virus en sommige foutjes kunnen zelfs gunstig voor het virus zijn. Virussen kunnen zo extra snel resistent tegen bepaalde geneesmiddelen worden. Vanwege de snelheid van vermenigvuldigen, de hoeveelheid nieuwe virusdeeltjes en de hoeveelheid foutjes wordt wel eens gezegd dat de evolutie bij RNA-virussen in versneld tempo plaatsvindt. Een belangrijk verschil met DNA-virussen is dat de meeste RNA-virussen zich in het cytoplasma vermenigvuldigen en niet in de celkern. Omdat RNA-virussen vaak vrij klein zijn, moeten ze zuinig zijn met hun ruimte op het genoom. Dit betekent dat veel van hun virale eiwitten meerdere functies
33 hebben. Bijvoorbeeld dat een en hetzelfde eiwit zowel een rol speelt tijdens de vermenigvuldiging van het genoom als dat het betrokken is bij het in elkaar zetten van de nieuwe virusdeeltjes. RNA-virussen zijn weer verder onderverdeeld in vier groepen. Bij dubbelstrengs RNA-virussen bestaat het genoom uit een dubbele RNA streng. Als het virusdeeltje de cel is binnengedrongen wordt van de ene streng van het genoom mRNA gemaakt dat vervolgens weer in virale eiwitten word vertaald. Van de andere streng van het genoom wordt een RNA-kopie gemaakt, die aan de gekopieerde streng blijft vastplakken. Het nieuwgemaakte dubbelstrengs RNA vormt het genoom van de nieuwe virusdeeltjes. Dubbelstrengs RNA-virussen zijn er niet zo heel veel. Dit komt omdat dubbele RNA-strengen door de cel vaak herkend wordt als „vreemd‟ (er worden immers van nature geen RNA-kopiëen van RNA-strengen gemaakt in de cel) waarna een afbraakreactie van het RNA door de cel plaatsvindt. Het genoom van een RNA-virus kan ook uit een enkele streng bestaan. Als zo‟n virus de cel binnengedrongen is en het enkelstrengs RNA direct als mRNA fungeert dan behoort hij tot de groep van de positief strengige RNA-virussen. De eerste stap in de virale levenscyclus van deze virussen is dus het maken van virale eiwitten, waaronder het RdRp. Daarna kan onder leiding van RdRp het genoom worden vermenigvuldigd en worden de eiwitten die het eiwitomhulsel van virusdeeltje vormen, de zogenoemde structurele eiwitten, gemaakt. Bij negatief strengige RNAvirussen, wordt eerst een kopie van het RNA gemaakt voor het in eiwit vertaald wordt. Deze virussen hebben daarvoor RdRp in het virusdeeltje opgeslagen. Pas als de RNA-kopie gemaakt is, kunnen de andere eiwitten worden vertaald en worden de structurele eiwitten afgeschreven. Een bekend voorbeeld van een positief strengig RNA-virus is het Rhinovirus (veroorzaker van verkoudheid). Een ander positief RNA-virus is onlangs zeer bekend geworden: het humane coronavirus, dat nu gezien wordt als de veroorzaker van SARS. Dit virus is met zijn ongeveer 30000 nucleotiden tevens het grootste onder de RNA virussen. Het Influenza virus, de veroorzaker van griep, is een voorbeeld van een negatief strengig RNA-virus. Er is ook een groep RNA-virussen waar van het RNA een DNA kopie gemaakt wordt, waarna die DNA kopie naar de kern van de cel verhuist en in het DNA van de cel integreert. Tot deze groep virussen, de retrovirussen, behoort onder meer HIV dat AIDS veroorzaakt. Nadat de DNA-kopie in het chromosoom van de cel is geïntegreerd vindt transcriptie plaats door het cellulaire RNA-polymerase (net alsof er gewoon transcriptie plaatsvindt in de cel) en zo worden mRNA kopieën gemaakt die weer naar virale eiwitten worden vertaald. De virale eiwitten samen met de mRNA kopieën vormen op deze wijze weer nieuwe virusdeeltjes. Het maken van de DNA-kopie wordt gekatalyseerd door het enzym reverse
transcriptase. De reverse transcriptase zit in de virusdeeltjes, zodat meteen na binnenkomst in de cel met het maken van het DNA begonnen kan worden. Net als de RNA-polymerase van de andere RNA-virussen, is de reverse transcriptase niet zo nauwkeurig. Dus ook bij retrovirussen vindt de evolutie versneld plaats, wat ervoor zorgt dat het virus snel van uiterlijk kan veranderen. Dit is een van de problemen waar het onderzoek naar AIDS mee te maken heeft.
28 juli 2003 Bron: http://www.kennislink.nl/publicaties/hokjesdenken-in-de-virologie
34
Bijlage III
Spaanse griep was zo verwoestend vanwege eiwit De Spaanse griep maakte aan het eind van de Eerste Wereldoorlog wereldwijd meer dan 40 miljoen slachtoffers. Weten welke genen juist dàt virus zo gevaarlijk maken, kan helpen bij de voorbereidingen op een nieuwe pandemie met agressieve griepvirussen. Een recent ontdekte eiwit PB1-F2 blijkt nu een rol te spelen bij de schadelijkheid van het Spaanse griepvirus. Het maakt besmette patiënten waarschijnlijk veel gevoeliger voor longontsteking. Dit blijkt uit onderzoek van infectiedeskundige Julie McAuley en haar collega‟s van het St. Jude Children‟s Research Hospital in Memphis. (Cell Host & Microbe, oktober). Griepvirussen, waar PB1-F2 in zit, zoals het Spaanse griepvirus, maken muizen veel zieker en maken ze gevoeliger voor bacteriën die longontsteking veroorzaken. McAuley spoot bij zes muizen een griepvirus in dat PB1-F2 bevatte, bij zes andere een normaal griepvirus. Zeven dagen later diende ze aan alle muizen een lading longbacteriën toe (Streptococcus pneumoniae). De PB1-F2 muizen werden veel zieker door de bacteriële longontsteking. Na vier dagen waren vijf van deze zes muizen dood, in de andere groep slechts een. Kleine aanpassingen aan het virus, zodat het PB1-F2-gen een exacte kopie van hetzelfde gen in het Spaanse griepvirus werd, vergrootte het effect: na vier dagen waren alle muizen dood. De op meerdere momenten gemeten hoeveelheid bacteriën in de long was ook veel groter. Dat het oude virus nagemaakt kan worden, is te danken aan Amerikaanse legerpathologen, die wat weefsel hebben afgenomen bij een slachtoffer van de Spaanse griep. Hoe het recent ontdekte eiwit PB1-F2 dit voor elkaar krijgt, is overigens nog niet ontrafeld. Deze kennis is wel nodig om een eventuele nieuwe epidemie te bestrijden. In de tussentijd lijkt het verstandig om genoeg antibiotica op voorraad te hebben, zodat de bacteriële infecties, die een groot deel van de sterfte van de Spaanse griep verklaren, bij griep wèl behandeld kunnen worden. Het is niet ondenkbaar dat het PB1-F2-gen opduikt in nieuwe griepvirussen. Deze passen zich vlug aan als de mens afweer ontwikkelt tegen een bepaald type. Door onderling genen uit te wisselen, ontsnappen ze telkens weer aan het afweersysteem van de mens: elk jaar ziet de griep er anders uit waardoor het lichaam de virussen niet herkent.
20 oktober 2007 Bron: http://www.wereldoorlog1418.nl/spaanse%20griep/spaanse-griep-eiwit.html
Bijlage IV
Griepvirus haalt het van medicijnen Griepvirussen beginnen zich te wapenen tegen de virusremmer Tamiflu. Waar het middel enkele jaren geleden nog stond aangeschreven als het reddingsmiddel bij een eventuele wereldwijde
35 uitbraak van vogelgriep, vertoont het nu tekenen van zwakte. Dat meldt de Nederlandse krant De Telegraaf. Momenteel circuleren in Europa influenza-A-virussen, in het bijzonder die van de zogenaamde H1N1stam. Bij die virussen is nu voor het eerst medicijnongevoeligheid vastgesteld. Dat heeft onderzoek bij tientallen virusmonsters uitgewezen. Het is nog onduidelijk wat de gevolgen van deze opkomende resistentie kunnen zijn. Deskundigen volgen de ontwikkelingen met argusogen. (tdb)
29 januari 2008 Bron: http://www.demorgen.be/dm/nl/993/Gezondheid/article/detail/150981/2008/01/29/Griepvirus-haalt-het-vanmedicijnen.dhtml