VREDESWEEK 2013
Gemaakt door:
Jan Hopman, Annie Aarts en Jolanda Rompa-Huijboom
Vredesweek 2013
Act For Peace Onder het motto Áct For Peace’ vraagt de vredesweek 2013 aandacht voor moedige vredesactivisten overal ter wereld. Dit jaar is er bijzondere aandacht voor Syrië. Wat in 2011 begon als een vreedzame volksopstand tegen het autoritaire regime heeft zich ontwikkeld tot een bloedig conflict. Hierbij zijn al duizenden slachtoffers gevallen en meer dan een miljoen vluchtelingen.
Vredesactivist: hoe wordt je dat? Hoe wordt je actief voor vrede? De één gaat de straat op, de ander verdwijnt in de binnenkamer. Maar misschien ben je op straat wel heel actief van binnen en vind je in jouw binnenkamer de juiste activiteit voor buiten. Het is allemaal nodig. Doe waartoe je geroepen bent, wat jouw hart raakt en jou in beweging zet: De straat op of de binnenkamer in, dat maakt dan niet meer uit. Hoe worden wij actief betrokken? Door naar de ander te kijken, te luisteren en van elkaar te leren. Door ons te openen voor elkaar: Voor de vreemdeling in de eigen straat en voor de burgers in Syrië. Zie de verschillen, onderzoek ze, praat erover en denk erover na: Zo raken we op elkaar betrokken en worden we vredesactivisten.
Hoe vertalen we dit nu naar de basisscholen? Het gezamenlijke doel is het tegengaan van onrecht en misstanden. Dit onrecht gebeurt overal, ook in ons land, in onze provincie, in onze stad, in onze wijk, op school, in de klas, in onze straat en soms ook binnen het gezin. Hoe gaan we hiermee om? Kiezen we partij op wat we horen? Kiezen we voor diegene die het hardste roept? Helpen we mee? Of…. Proberen we te bemiddelen, te kijken wat er aan de hand is, anderen te overtuigen dat ze het bij het verkeerde eind hebben? Op de volgende pagina’s vindt u het gekozen bijbelverhaal en de verwerkingsideeën per bouw. U kunt deze suggesties inpassen in uw lessen. Het is aan u of u ook de suggesties uit de andere bouwen wilt gebruiken. Pas het aan naar het niveau van uw eigen groep.
Wij wensen u veel plezier met uw klas bij het gebruiken van dit lespakket.
Het bijbelverhaal: Het boek Job. Het boek Job wordt een ‘wijsheidsboek’ genoemd. Het boek Job gaat over vertrouwen in God en de rol van het lijden. Satan daagt God uit door te beweren dat Job, een rechtschapen, gelukkig en succesvol mens, God zal afwijzen als zijn zegeningen hem ontnomen worden. Satan overlaadt Job met steeds ergere rampen; hij verliest zijn gezin, zijn bezittingen en zijn gezondheid. Zijn geloof in God blijft onwrikbaar, maar hij twijfelt wel aan zijn eigen deugdzaamheid. Job kan niet begrijpen hoe God een goed en onschuldig man kan laten lijden, terwijl het vaak lijkt of het kwaad beloond wordt. Tenslotte spreekt God tegen Job en geeft hem inzicht in Gods oneindige genade en wijsheid. Job beseft dat niet het weten maar het geloof belangrijk is.
Wat de tekst ons leert: Net als Job moet je niet teveel waarde hechten aan materiële zaken. Alles wat je bezit, kan op een dag verdwenen zijn. Het geloof geeft je liefde Als je volwassen bent kun je periodes van wanhoop doormaken. Het geloof geeft je moed. Je wordt op de proef gesteld, je moet iets doen dat heel moeilijk is. Zie het onder ogen en accepteer het, dan kun je overwinnen.
Op de volgende bladzijde vindt u de Willibrordvertaling (2005)
Job 28,1-20, 23-28 De wijsheid ligt niet binnen de greep van de mens Ja, zilver kun je wel ergens vinden, goud kun je wel ergens wassen, IJzer kun je uit de bodem halen, erts kun je omsmelten tot koper; Het duister kun je terugdringen, en tot in de verste hoeken kun je de donkere diepte van de rotsen doorzoeken; Ja, men hakt gangen uit, ver van de bewoonde wereld, waar bijna niemand komt, kronkelgangen als draden zo dun. Boven op de aarde ontkiemt het graan, diep onderin woelt een soort vuur. In haar gesteente is saffier te vinden en ook stofgoud. Geen roofvogel kent het pad daarheen, zelfs de havik weet het niet te ontdekken. De machtigste dieren blijven er weg, geen leeuw is er ooit doorgedrongen. Alleen de mens, die de hand slaat aan het gesteente, de fundamenten van de bergen omwoelt en tunnels boort in de rotsen, die ontdekt inderdaad allerlei kostbaarheden. Damt hij de bronnen van de rivieren af, dan brengt hij inderdaad de meest verborgen schatten aan het licht. Maar wijsheid, waar vind je die? Weet iemand waar zij woont? Geen mens kent de weg naar haar toe, in het land van de levenden is zij onvindbaar; als de oceaan zegt: “Niet hier”, dan zegt de zee: “Hier evenmin”. Ze is voor geen goud te koop, met geen zilver te betalen. Goud uit Ofir is niet goed genoeg, kornalijn noch saffier. Goud of glas komen hier niet in aanmerking, geen sieraden, hoe kostbaar ook, halen het erbij. Koraal en kristal, zij verbleken, een vermogen aan parels weegt niet op tegen de wijsheid. Waardeloos blijkt topaas uit Kus en het zuiverste goud is geen geschikte munt. Waar komt de wijsheid dan vandaan, weet iemand waar zij woont? Dat alleen God het pad erheen kent: Hij weet waar zij zich ophoudt. Zijn oog reikt tot aan de grenzen van de aarde, Hij ziet alles wat de hemel omspant. Hij die de kracht bepaalt van de wind, en de omvang van de zee, die de wet voorschrijft aan de regen en donder en bliksem dirigeert: Hij ziet de wijsheid, kent, begrijpt en doorziet haar.” Hij zegt tegen de mens: “Wijsheid? Wijsheid is: de Heer vrezen, het kwaad vermijden.”
Verwerkingsideeën Onderbouw Verhaal voorlezen (Max en de toverstenen of Max op ontdekkingsreis, beide van de schrijver Marcus Pfister) Ontwerpschema bij Max en de Toverstenen. Bijv.: spelactiviteiten, constructieve- en onderzoeksactiviteiten, lees-en schrijfactiviteiten, kringgesprek. Liedjes zingen en spelen.
Middenbouw Lees gedichtjes voor. (aandacht van de kinderen en thematiek bespreken) Verhaal zelf voorlezen of door meerdere kinderen laten voorlezen. ( een slang van prikkeldraad) Gedachte: ’t Zal je maar gebeuren. Handreiking voor een gesprek en het verhaal van Amal. Liedjes zingen en spelen. Misschien zijn er leerlingen die een instrument spelen en dit kunnen begeleiden. Woordzoeker. Kinderen kunnen ook een eigen woordzoeker maken n.a.v. één van de verhalen. . Bovenbouw Lees gedichtjes voor of laat leerlingen de gedichten aan elkaar voorlezen. (aandacht van de kinderen en thematiek bespreken) Handreiking voor een gesprek en het verhaal van Chris. Verhaal zelf voorlezen of door meerdere kinderen laten voorlezen. (Vredesactivisme volgens Amos / een slang van prikkeldraad / sprookje) Vertel het Bijbelverhaal en voer hierover met de kinderen een gesprekje. Hoe kun jij vredesactivist zijn in jouw omgeving? Liedjes zingen en spelen. Misschien zijn er leerlingen die een instrument spelen en dit kunnen begeleiden. Posters / werkstuk maken rondom Syrië. Zoek in kranten, op internet. Gebruik de kaart van Syrië, Turkije etc. Gedichten voorlezen / laten voorlezen.
Onderbouw
De verhalen:
Max en de toverstenen Een verhaal met een goed en een slecht einde. Schrijver: Marcus Pfister Midden in de zee lag een rotseiland. Al duizenden jaren had het eiland alle stormen en golven die tegen de klippen sloegen doorstaan. Hier woonden Max en de andere rotsmuizen. Het bergachtige eiland betekende alles voor hen. Het was hun thuis en ze vonden er eten en bescherming. Als het zomer was, waren Max en zijn vrienden de hele dag bezig met eten zoeken. En als ze even geen honger hadden, speelden ze wie het verst met stenen kon gooien. ’s Avonds lagen ze op de rotsen, die nog warm waren van de zon, en keken naar de sterren. Als het warm genoeg was, sliepen ze zelfs buiten. Ze vertelden elkaar verhalen en genoten van de mooie zomeravonden. In de herfst kwamen de eerste zware stormen. De winter was in aantocht. De muizen moesten vaak dagenlang binnen blijven in hun vochtige en donkere holen. Anders zou de wind hen van de rotsen blazen. Bibberend kropen ze tegen elkaar aan en ze droomden van licht en warmte. Eindelijk was de storm voorbij. Max kroop uit zijn hol tevoorschijn om eten te gaan zoeken. Zoals altijd stak hij zijn nieuwsgierige neus in elk hoekje en gaatje. Plotseling ontdekte hij in een donkere rotsspleet een flonkerende steen. Met een lange stok peuterde hij zijn bijzondere vondst voorzichtig uit de spleet en bracht deze snel naar zijn hol. Hoe donkerder het werd, hoe stralender de toversteen flonkerde. En de steen gaf niet alleen licht, maar ook veel warmte. Max nestelde zich behaaglijk in een hoekje van zijn hol. Diezelfde avond nog verzamelden alle rotsmuizen zich bij Max’ hol, gelokt door de flonkerende steen. De rotsmuizen bestormden Max met vragen. Het liefst waren ze allemaal meteen op zoek gegaan om ook zo’n toversteen te vinden. Maar toen nam de oude Balthazar het woord: “Eén ding mogen jullie niet vergeten: de flonkerende stenen zijn van het eiland. Als wij iets van het eiland nemen, moeten we ook iets teruggeven.” De goede afloop Balthazar heeft gelijk, dacht Max. Maar wat kon hij het eiland teruggeven? Hij dacht diep na. Toen sprong hij op en riep: “Ik weet het! Ik heb een mooie steen van het eiland genomen, dus zal ik ook een mooie steen teruggeven.” Hij ging op weg om een stukje rots te zoeken dat ongeveer even groot was als de flonkerende steen. Toen hij een mooie steen gevonden had, pakte hij een rotssplinter en begon ermee in de steen te beitelen. De andere rotsmuizen kwamen nieuwsgierig om hem heen staan. Max werkte zich in het zweet, totdat hij een prachtige zon in de steen had gebeiteld. Zijn vrienden vonden de steen erg mooi. Toen nam Max de muizen mee naar de rotsspleet waar hij de flonkerende steen had gevonden. Hij legde zijn versierde steen ervoor in de plaats.
Nu begonnen ook de andere rotsmuizen te graven. Vlak naast de rotsspleet vonden ze een gang, die de berg invoerde. Hoe dieper de muizen de berg binnendrongen, hoe meer flonkerende stenen ze vonden. Ieder zocht voor zichzelf een mooie steen uit. En ieder onthield de plek waar hij de steen gevonden had, zodat hij later een versierde steen op dezelfde plek kon terugleggen. De rotsmuizen droegen hun flonkerende schatten voorzichtig naar huis. Toen gingen ze op zoek naar een mooie steen en begonnen vlijtig te knutselen. Zo ontstonden de prachtigste kunstwerken. Er werd gekrast, getekend, omwikkeld en versierd. Met bloemen, bladeren, planten en wortels en alles wat er verder nog te vinden was op het eiland. En toen ze klaar waren, gingen de rotsmuizen met hun versierde stenen de berg weer in. ’s Avonds gingen ze terug naar hun warme, gezellige huizen. De rotsmuizen voelden zich gelukkig. Het maakte hen niet meer uit of het stormde of regende. Vaak kwamen ze in een van de holen bij elkaar en vertelden elkaar verhalen, net als in de zomer. De winter leek niet meer zo triest en donker en het was net of de lange, koude avonden veel korter waren. Sindsdien hebben de rotsmuizen elke winter een groot feest. Ze komen bij elkaar in Balthazars hol en versieren speciaal uitgezochte stenen. Daarna lopen ze met hun toverstenen in optocht over het hele eiland. Uit dankbaarheid en blijdschap dat ze hier mogen wonen. De slechte afloop Maar de rotsmuizen luisterden niet naar Balthazar. Algauw ontdekten ze een gang, die vlak bij de rotsspleet de berg invoerde. Ze begonnen wild te graven en drongen steeds dieper de berg binnen. Met scherpe rotssplinters hakten ze toversteen na toversteen uit de rotswanden. De kleine toverstenen gooiden ze achteloos weg. Ze wilden alleen de grote hebben. De rotsmuizen sleepten de flonkerende stenen naar hun holen. Ze hielden elkaar goed in de gaten of een ander niet een veel mooiere steen had gevonden. Zo konden ze niet eens genieten van het licht en de warmte in hun hol. Max beviel dit alles helemaal niet. Hij dacht aan de woorden van Balthazar en probeerde te bedenken wat hij de toverberg kon teruggeven. “Ik weet het!” riep Max opeens uit. Hij sprong op en rende weg. Niet lang daarna kwam een van de rotsmuizen op het idee dat ze eigenlijk veel meer toverstenen kon gebruiken. Die nacht sloop ze zachtjes naar de gang in de berg. Ze groef zoveel stenen als ze maar dragen kon. Ze stapelde de fonkelende stenen op in haar hol en in een kring eromheen, totdat haar hol de hele berg verlichtte. “Kijk hier eens, jullie arme stumpers! Ik woon in het allermooiste hol,” riep ze zo hard ze kon. Dat konden de anderen natuurlijk niet op zich laten zitten. De volgende ochtend leek de gang in de berg wel een mierenhoop. De rotsmuizen groeven zich dieper en dieper de berg in. Ze begonnen de berg gewoonweg uit te hollen. Hebzucht had bezit van hen genomen en ze bikten en hakten blindelings in het rond. Onvermoeibaar sleepten ze stukken rots naar het daglicht. De bergwand werd dunner en zwakker, totdat zich op een dag een ramp voltrok. Met luid geraas stortte de bergwand in. Reusachtige rotsblokken vielen in de berggang en bedolven de rotsmuizen. En vlak daarna werd het eiland overspoeld door een geweldige vloedgolf. Wat overbleef was een puinhoop.
Er was maar één hol onbeschadigd gebleven. Alleen Max en Balthazar hadden de ramp overleefd. Trillend zaten ze bij elkaar in een hoekje. “En de flonkerende stenen hadden ons zoveel geluk kunnen brengen,” zei Balthazar zacht. Zwijgend ging Max verder met het versieren van een steen. Daar was hij die ochtend al mee begonnen. De laatste stralen van de ondergaande zon vielen naar binnen. “Morgen zal ik deze versierde steen teruggeven aan de berg als dank voor de toversteen.”
Max op ontdekkingsreis Een verhaal met een goed en een slecht einde. Schrijver: Marcus Pfister De hele winter lang hadden Max en de andere rotsmuizen diep geslapen. Het had hard gestormd en geregend, maar daar hadden ze niets van gemerkt. Nu werd het lente en de zee rondom het eiland was weer rustig en vredig. Langzaam kropen de eerste rotsmuizen uit hun holen en ze genoten van de warme zonnestralen. Max vond dat de winter veel te lang had geduurd. Hij stak zijn neus in de frisse ochtendlucht en begon een tocht over het eiland. Hij zag overal nieuw gras en jonge blaadjes, maar verder zag alles er nog net zo uit als in de herfst. Max kende elk paadje, elke steen en elk hoekje van het rotseiland. Het ging hem eigenlijk een beetje vervelen dat er niets nieuws meer te ontdekken viel. Een beetje teleurgesteld ging hij op zijn lievelingsrots zitten. In gedachten verzonken keek hij uit over de zee naar de horizon. Wat zou daar toch zijn, aan het eind van het water? Vroeg Max zich af. Toen zag Max een stuk hout in het water drijven. Het dreef langzaam naar het strand. En opeens kreeg hij een idee. Hij liep het water in en ging voorzichtig op het stuk hout zitten. En ja hoor, het bleef drijven, ook als hij erop zat! Overmoedig probeerde hij om op het stuk hout te gaan staan, maar hij viel meteen achterover in zee. De plank was gewoon te smal voor hem. Maar als hij nou nog meer hout kon vinden en de stukken met touw aan elkaar vast zou maken… Dat was het! Max trok het stuk hout aan land, liet het aan zijn vrienden zien en vertelde over zijn plan. De oude Balthazar herinnerde zich toen een oeroud verhaal dat zijn grootvader verteld had, en die had het ook weer van zijn grootvader. Heel, heel lang geleden was een groep muizen als eens van het rotseiland weggevaren op een vlot. Ze hadden, ergens ten zuiden van hun eigen eiland, een nieuw eiland ontdekt en waren daar gebleven. Max en de andere rotsmuizen waren diep onder de indruk. “Als jullie allemaal meehelpen, kunnen we samen een heel groot vlot bouwen,” riep Max. “En dan gaan we dat eiland zoeken!” Iedereen wilde heel graag meehelpen. Ze verdeelden het werk: een groep muizen verzamelde hout, een andere maakt touw van planten en de derde vlocht een zeil van lange, platte grassprieten. Ze werkten maar door, zonder te stoppen, in weer en wind en zelfs ‘s nachts, bij het heldere licht van de toverstenen. En zo bouwden ze een prachtig vlot. Uiteindelijk durfden alleen de moedigste rotsmuizen op ontdekkingsreis te gaan. Ook Balthazar wilde liever thuisblijven. “Ik ben te oud voor zo’n vermoeiend avontuur,” zei hij. “Maar luister: jullie moeten naar het zuiden varen. Zorg ervoor dat de zon ’s middags altijd recht voor je staat. Misschien vinden jullie dan dat geheimzinnige eiland.” Ze hoefden nu alleen nog drinkwater en eten in te pakken. En er moesten natuurlijk ook toverstenen mee. De muizen wisten immers niet hoe lang hun tocht zou gaan duren. Een beetje licht en warmte konden ze goed gebruiken als ze in de pikdonkere nacht op zee zouden zijn. De avonturiers namen afscheid van hun vrienden en voeren de zee op.
De muizen raakten snel gewend aan het schommelen van het vlot en ze genoten van hun tocht over zee. Maar op de derde dag begon het saai en benauwd te worden op het vlot. “Laten we teruggaan! Dat eiland is vast alleen maar een verzinsel van Balthazars grootvader!” Maar precies op dat moment riep Max vanuit de uitkijkpost: “Land in zicht!” En ja hoor, ze zagen duidelijk een eiland in de verte. Toen ze dichterbij kwamen, merkten ze dat dit eiland er heel anders uitzag dan hun rotseiland. Het was veel groener, want er groeiden een heleboel bomen en struiken. Ze konden het eiland zelfs ruiken! De rotsmuizen konden niet wachten om er aan land te gaan. Toen zagen ze opeens muizen op het strand staan, groengestreepte muizen! Die stonden hen op te wachten. Hoe zouden de rotsmuizen ontvangen worden? De goede afloop De groengestreepte muizen kwamen naar de rotsmuizen toe en ontvingen hen hartelijk. Hoewel ze vreemdelingen waren, werden ze door de eilandbewoners omhelsd en kregen ze bloemen. En ook al verstonden ze geen woord van de vreemde taal, ze voelden de vriendelijkheid en de warmte van de gestreepte muizen. De eilandbewoners waren natuurlijk heel nieuwsgierig naar de toverstenen. Ze voelden eraan en waren verbaasd over de warmte die de glinsterende stenen uitstraalden. De gestreepte muizen zorgden voor vers water en heerlijke vruchten en voor een slaapplaats. De rotsmuizen voelden opeens hoe moe ze waren. Ze kropen snel in het heerlijk zachte nest en vielen in een diepe slaap. De dagen daarna deden de muizen van alles om elkaar beter te leren kennen. Max had een paar stukken houtskool gevonden, waarmee je heel goed kunt tekenen. Om de beurt tekenden ze iets op de rotswand en zeiden dan het woord daarvoor in hun eigen taal. Ze begonnen elkaar steeds beter te begrijpen. ’s Middags gingen ze samen het eiland verkennen. De rotsmuizen waren onder de indruk van de prachtige kleuren en heerlijke geuren van het palmenbos. En ook hier waren allerlei dingen die de gestreepte muizen geduldig uitlegden aan hun bezoekers. Bijvoorbeeld het geheim van de rode bessen. Elke ochtend kwamen de gestreepte muizen op een kleine heuvel bij elkaar om samen te zingen. Het middelpunt van de bijeenkomst was een gestreepte muis die een van de rode bessen omhooghield naar de hemel. De rotsmuizen keken toe. Ze hadden gehoord dat de rode bessen heerlijk smaakten, maar dat je er vreselijke buikpijn van kreeg als je er meer dan één per dag van at. En nu begrepen ze dat de gestreepte muizen van de rode bessen hetzelfde hadden geleerd, als de rotsmuizen van de toverstenen. Je moet zorgvuldig omgaan met de natuur, anders gaat het mis. ’s Avonds stapelden Max en de rotsmuizen alle toverstenen op elkaar. Alle muizen zaten gezellig rond de warme lichtbron. Ze aten en dronken en vertelden elkaar over hun leven. Max vertelde over de vondst van de toverstenen en over het oude verhaal van hun voorvaderen.
Ook de gestreepte muizen kenden zo’n verhaal. Daarin werd gesproken over een vaderland dat ze lang geleden hadden verlaten. “Op een dag komen we jullie bezoeken op jullie rotseiland,” beloofden ze. De volgende dag besloten de rotsmuizen weer naar huis terug te gaan. Hun vrienden maakten zich vast al zorgen om hen. de eilandbewoners hielpen de rotsmuizen met het vervangen van de kapotte touwen en met het repareren van het zeil. Daarna gaven ze de rotsmuizen allerlei planten, vruchten, zaden en bessen en hielpen mee om de kostbare vracht op het vlot te laden. Als dank voor de gastvrijheid gaven de rotsmuizen een paar van de grootste en mooiste toverstenen aan de gestreepte muizen. “We zullen altijd aan jullie en aan jullie eiland denken! Tot ziens!” Zo voeren de rotsmuizen weer weg van het eiland. En de gestreepte muizen bleven nog lang op het strand staan kijken naar het vlot, dat steeds kleiner werd en tenslotte achter de horizon verdween. Intussen hadden de thuisblijvers hun toverstenen opgestapeld tot een toren van licht, zodat de muizen het rotseiland gemakkelijk konden vinden. Toen het vlot eindelijk aanlegde, werden Max en de andere zeelieden enthousiast ontvangen. Ze droegen de vruchten en andere geschenken in hun poten, en in hun hart droegen ze nieuwe vriendschappen, ervaringen en verhalen. “En nu gaan we feestvieren!” riep Max. En van alle kanten klonk het: “Leve Max, de ontdekkingsreiziger!” De slechte afloop De groengestreepte muizen ontvingen de rotsmuizen met kleurige bloemenkransen. Ze verdrongen zich om de rotsmuizen, ze wilden de toverstenen aanraken en ze spraken een taal die Max en zijn vrienden niet verstonden. De eilandbewoners boden hun ook kleine dingen aan in ruil voor de glinsterstenen. Een paar probeerden de stenen zelfs af te pakken. De rotsmuizen voelden zich bedreigd door de opdringerigheid van de gestreepte muizen. Ze probeerden de gestreepte muizen van zich af te duwen en klemden de toverstenen stevig vast. Ze waren blij toen de belangstelling van de gestreepte muizen eindelijk wat minder werd en ze rustig een slaapplaats konden zoeken. Maar ook daar voelden de rotsmuizen zich bespied en ze konden niet slapen door de enge geluiden uit het palmenbos. Ze fluisterden die avond nog lang met elkaar over het bijzondere eiland en haar bewoners. De volgende ochtend werden de rotsmuizen gewekt door het gekrijs van de papegaaien in de boomtoppen. De eilandbewoners waren allang wakker en hadden zich verzameld op een kleine heuvel. In het midden stond een gestreepte muis die een grote, rode bes omhooghield naar de hemel. Max keek geboeid toe. De andere rotsmuizen giechelden alleen maar en dachten: die zijn niet helemaal goed snik! Toen besloten de rotsmuizen het eiland te gaan verkennen. “Kijk hier eens! Zijn dat niet die geheimzinnige, rode bessen?” Ze smaakten verrukkelijk en de rotsmuizen aten tot ze niet meer konden. De rest van de dag verzamelden ze bladeren, planten, bloesems, bessen en zaden. Ze brachten al deze schatten naar het strand en laadden alles op het vlot. Vlak voordat ze wilden gaan slapen, begonnen een paar muizen over buikpijn te klagen. En even later krompen alle muizen die van de rode bessen hadden gegeten, in elkaar van de buikpijn. Pas tegen de ochtend werd de buikpijn wat minder.
Al heel snel deed een vreselijk gerucht de ronde onder de rotsmuizen. “De gestreepte muizen willen ons vergiftigen,” zei iemand. “Precies! Jullie hebben toch gezien hoe ze ’s ochtends die rode bessen betoveren?” zei een ander. “Ach nee,” zei Max. “We kennen de planten van dit eiland gewoon niet en we hebben vast een paar verkeerde bessen gegeten!” Maar het lukte hem niet de anderen rustig te krijgen. “We zullen die muizen eens een lesje leren!” riepen ze. En de volgende avond overvielen de rotsmuizen de slaapplaats van de gestreepte muizen en maakten alles kapot. De verbijsterde eilandbewoners konden alleen nog maar halsoverkop naar het binnenland vluchten. Max vond het verschrikkelijk dat hij de overval niet had kunnen voorkomen. Maar de rotsmuizen werden nu zelf ook bang. De gestreepte muizen zouden vast wraak willen nemen. De rotsmuizen wilden zo snel mogelijk terug naar huis. “Dat lukt ons nooit!” riep Max. “De touwen zijn bijna doorgesleten. We moeten het vlot eerst repareren.” “Ben je gek? We moeten hier zo gauw mogelijk weg!” Max had geen andere keus dan zich bij de anderen aan te sluiten. Maar terwijl zij de laatste kostbaarheden op het vlot laadden, liep Max terug. Hij legde zijn toversteen op de plek waar de eilandbewoners ’s ochtends bij elkaar kwamen – een klein geschenk als teken van verzoening. Toen Max terugkwam, lag het vlot al in het water, klaar voor vertrek. “Daar gaan we!” riep de stuurmuis en twee rotsmuizen duwden het vlot met lange takken naar dieper water. Maar al een paar uur later bleek dat Max gelijk had gehad. De touwen van het vlot braken en algauw was het hout losgeslagen. De toverstenen en de kostbaarheden van het palmeneiland zonken in zee en voor de rotsmuizen begon een strijd om te overleven. Pas dagen later spoelden ze aan op de kust van hun rotseiland. Volledig uitgeput sleepte Max zich naar het hol van Balthazar. Hij vertelde hem over de ongeluksreis. “We hadden veel van elkaar kunnen leren,” zei Max verdrietig, “en nu zijn we als vijanden uit elkaar gegaan.
Liederen:
Middenbouw
Gedichten: Op weg naar een vrij land Vecht je vrij Ik ben een jongen klein van stuk ik heb altijd pech en nooit eens geluk
Wil ik gaan spelen komt er gedonder en bij het ravotten lig ik altijd onder
Dan zingen ze vrolijk dan zingen ze blij: ‘hop,hop, hop er kan nog méér bij!’
Eén jongen springt er nooit bovenop dat is mijn vriendje die komt voor me op
Samen kunnen we er wel tegen hij ziet het als ik me niet kan bewegen
Hij geeft me een hand en trekt dan aan mij weg met die kluwen en ik ben vrij!
Stoppen met pesten! op het schoolplein in het speeluur maakten ze hem het leven zuur iedere dag weer was het pesten leren kon hij als de beste maar voetballen dat kon hij niet ze vonden hem een saaie piet daarom bleven ze steeds aan de gang het was gewoonte, een soort drang schoppen, slaan, het kon niet op altijd kreeg hij op zijn kop nu was hij ziek en zagen ze hem niet wat zou er met hem zijn, die saaie piet tot op de dag dat het berichtje kwam toen schrokken ze zich werkelijk lam door zijn ziekte kon hij zich niet meer bewegen dat had toch niet aan hun gelegen? ze waren stil en hadden spijt.... pesten, wat een narigheid!
De pijn van pesten zo'n kind helemaal alleen, voelde geen eens meer een trap tegen haar scheen. ze had te veel pijn, ze kon zichzelf niet meer zijn. elke dag die woorden, die ze helemaal in haar hoofd boorden: je bent lelijk, dik en je stinkt, dat is wat ik van je vind. zoiets doet teveel pijn, een leven om niet blij op te zijn. een schop tegen haar scheen voelt ze niet, want de woorden doen haar meer verdriet.
Een helpende hand Er is een God die je lief heeft. Een God die heel veel om je geeft. Ook al zijn anderen niet aardig. Pesten ze je, zijn ze gemeen en niet hulpvaardig. Zij verpesten je leven. Door het gepest dat zij je geven. Jij hebt pijn en ook verdriet. Je denkt dat niemand het ziet. Maar die God ziet dat het je pijn doet. Hij weet wat er is en weet ook: dit is niet goed. Maar eens komt Hij terug en zal je weten: Je kunt je met Zijn macht niet meten. Dan is al het verdriet en al je pijn voorbij. Ben je bij Jezus, vrolijk en vrij. Weet dan, als het nu nog te moeilijk is, Bij Jezus ben je oké, en nooit mis!
Soms denk ik.. Soms soms, soms denk ik aan gevoelens die mij kwetsen soms, soms denk ik aan mensen die mij pesten soms, soms denk ik aan rozen die dood gaan soms, soms denk ik aan armoede die nooit over zal gaan soms, soms denk ik wanneer houdt de oorlog op? soms, soms denk ik aan liefde die kan vergaan soms, soms denk ik aan rampen die gebeurd zijn soms, ja soms denk ik er aan in wat voor wereld wij leven met armoede en kwaad... ...was er maar een wereld waar het goed was, zonder vrees en kwaad...
Het verhaal:
Een slang van prikkeldraad
Luis woont in een klein dorpje, ergens in de bergen van Zuid-Amerika. Op een dag stopt er op het dorpsplein een grote auto, een echte slee. Als de gewichtige heren zijn uitgestapt en het stadhuis zijn binnengegaan, komen Luis en zijn vrienden voorzichtig dichterbij. Ze voelen aan de glimmende lak... Luis is naar het raam geslopen, want hij wil wel weten wat er binnen gebeurt. De burgemeester praat met drukke gebaren met de gewichtige heren in hun dure maatpakken. 'Wij zijn vereerd met uw bezoek,' zegt hij zenuwachtig... maar hij ziet er niet blij uit. De belangrijkste van de gewichtige heren steekt meteen van wal. 'Wij zijn van DE MAATSCHAPPIJ.' De burgemeester knikt haastig. Ja ja… 'En wij hebben ontdekt door zorgvuldige metingen dat er zich buitengewoon waardevolle grondstoffen in de grond bevinden, vlak buiten dit dorp. Er is coltan aangetroffen…' De burgemeester knikt weer haastig, maar ze zien toch aan hem dat hij het niet begrijpt. 'Coltan is een zeer belangrijke grondstof, voor het maken van mobiele telefoons, chips voor computers... U begrijpt dat men in het Westen goed geld betaalt voor deze grondstoffen.' Luis en zijn vriendjes kijken elkaar aan onder het raam... een mobiele telefoon, daar dromen ze allemaal van, net als al die kinderen in het westen… 'En u begrijpt vast ook: dat geld kunnen wij… eh, dat kan DE MAATSCHAPPIJ. . eh.. dat kan ons land goed gebruiken...' Luis denkt zachtjes... ik geloof nooit dat wij daar iets van gaan zien, van dat geld… De burgemeester sputtert, en protesteert: 'Wij wonen hier al generaties lang in vrede, onze vaders en grootvaders werkten op het land, wij werken op het land, daar kunt u niet zomaar in gaan graven!' Maar de gewichtige heren luisteren niet... 'U hoort nog van ons, binnenkort komen we terug', zeggen de heren kortaf. En ze benen naar buiten. En het duurt niet lang, of ze komen. In het vroege ochtendlicht komen vrachtwagens, en daar komen mannen uit die palen in de grond slaan en prikkeldraad spannen. Steeds meer prikkeldraad komt er, steeds dichterbij het dorp. Het is als een slang van prikkeldraad die het dorp insluit. Er zijn ook wagens waar soldaten uitkomen. Met geweren over hun schouder staan ze erbij, en ze kijken dreigend. Niemand durft in de buurt te komen. Tegen de middag als het warm wordt, gaan ze weg. Dan gaan de kinderen kijken, hoe ver het hek gekomen is. Luis en zijn vrienden vragen wel aan hun vaders: waarom vechten jullie niet, waarom jaag je ze niet weg? Dan schudden hun vaders hun hoofd... Hadden we maar geweren, zie je ze denken...
Maar dan, op een dag, is er iemand die iets doet. Als het nog donker is gaat Dora, een van de oudste vrouwen van het dorp op pad, en loopt naar de laatste paal die de dag ervoor geslagen is. Daar, aan het einde van de slang van prikkeldraad gaat ze zitten en bindt ze zichzelf met ijzerdraad aan de paal. Stevig vast. Dan komen de vrachtwagens. Pas als ze weer weg zijn, na de middag, durven de mensen uit het dorp te gaan kijken. Ze vinden Dora daar, nog steeds aan de paal. Ze lijkt wel dood... geschopt is ze, en geslagen... Maar daar waar ze ligt is er een hap uit de slang... een open plek... naast haar slingert het prikkeldraad verder, maar waar zij ligt is een deur... een menselijke deur. Ze knippen Dora los... ze ademt nog, en ze brengen haar naar het ziekenhuis. Terwijl zij daar geopereerd wordt, halen de mensen van het dorp grote scharen. Ze zijn niet meer bang, maar woedend. En ze knippen overal openingen in het prikkeldraad en trekken de palen om. Alleen de paal waar Dora lag laten ze staan. Als herinnering aan haar moedige daad. Dora, was je niet bang, vragen de kinderen aan Dora, in haar rolstoel. Ja, natuurlijk was ik bang. Zegt ze dan. Maar ik wilde geven wat ik had... zelfs mijn leven... voor een leven zonder prikkeldraad.
Een gedachte:
’t Zal je maar gebeuren
’t Zal je maar gebeuren Oorlog in jouw land Waar je je veilig waande; Gisteren was de buurjongen nog je vriend Vandaag is hij je grootste vijand; Niet omdat jij er voor koos, Er werd vóór je gekozen ’t Zal je maar gebeuren Wonen op straat Omdat er thuis geen plaats, Geen eten voor je is. Wie denkt aan jou? Wie zorgt voor jou?
Is er dan niemand Die zich om jou bekommert? Niemand die naast jou staat?
Ja…… soms staan mensen op Om op te komen voor jouw recht Om jou een plek te geven Waar je jezelf mag zijn Ja…… soms staan mensen op Mensen, die het aandurven in zijn Naam.
Groepsgesprek + verhaal Amal:
Toen we klein waren, maakten we in de tuin of op zolder zelf een tent van oude gordijnen, lakens en wasknijpers. Soms mochten we daar in slapen. Hebben jullie dat ook wel eens gedaan? Meestal werd het ’s nachts erg koud en gingen we toch maar weer in ons eigen bed slapen. Of we hoorden enge geluiden. Hoe zou het zijn als je voor altijd in een tent moest wonen? Denk daarbij aan ruimte, kou, regen. Wie kent er mensen die altijd in een tent moeten wonen?
Verhaal van Amal: Amal woont in een tent. In een vluchtelingenkamp in Syrië. Vlak bij de grens met Turkije. Samen met zijn moeder en zijn zusjes Fatima en Malika. Malika is nog een baby. Nog niet zo lang geleden is zijn tante Farida met Amina en Amir in de tent komen wonen. Amal weet niet waar zijn vader is. Niemand weet het. Hij zal wel ergens vechten. In Syrië is het oorlog. Tante Farida vertelde dat ze de vader van Amal nog gezien heeft in de stad. Tante Farida is blij dat ze bij haar familie kan intrekken. Er is bijna geen plaats meer in het kamp. In de tent is het nu wel erg nauw. Je kan niet koken in de tent. Gelukkig kan je twee keer per dag eten halen. Daar zorgen Turkse mensen voor. Er zijn meer dan duizend tenten in het kamp. Amal gaat naar school. Ook in een tent. Als er geen school is, dan speelt Amal buiten in de modder. Het is koud. Amal heeft geen jas en geen sokken. Het stinkt in het kamp en het is er heel vies. Veel mensen hoesten of zijn ziek of gewond. Er is wel een ziekenhuisje in de tent met een paar dokters, maar daar zijn weinig medicijnen. Amal schopt tegen een steen. Hij heeft bijna geen gevoel meer in zijn voeten. Hij kan zich bijna niet herinneren dat ze ooit in een huis in de stad woonden. Amal is boos. Waarom houdt het nooit op en worden ze zelfs in het kamp nog aangevallen? Waarom is er niemand om te helpen? Niemand? Er rijdt een busje het terrein op. Nieuwsgierig komen de mensen in het busje staan.
Vraag: wat zou er uit het busje komen? Laat de kinderen zelf bedenken wat er allemaal nodig kan zijn in het kamp. Laat kinderen foto’s meenemen, krantenknipsels etc.
Liederen:
Woordzoeker: Gemaakt door Anneke van Wijngaarden.
In de bus zat……: Lees eerste de lijst en zoek dan de woorden op in de woordzoeker. Als alle woorden zijn weggestreept, houd je één zin over. De woorden kunnen van voor naar achter, van achter naar voor, van boven naar beneden, van beneden naar boven en schuin staan. Sommige letters kunnen meer dan één keer gebruikt worden. Stuur de oplossing voor 1 oktober naar
[email protected] Vermeld je leeftijd, naam en adres en er wordt een boekenbon verloot onder de inzenders met de juiste oplossing.
babykleertjes diareeremmers gaasjes hoestsiroop luizenkammen M U L T I V I T A M I N E S
S G U I P I L L E N T N T R
E V I M O N D K A P J E S E
medicijnen mondkapjes multivitamines mutsen neusdruppels J I Z U N I P H D S T N L M
T T E T D N A O E H O IJ E M
R A N S E E R E O A N C P E
onderbroeken paracetamol sokken shampoo stethoscoop E M K E R K A S S M G I P R
E I A N B K C T S P S D U E
L N M G R O E S E O P E R E
tongspatels pillen vitamine B zalf zeep K E M W O S T I J O A M D R
Y B E P E E A R S T T F S R
B E N E K V M O A I E L U A
A L K E E R O O A C L A E I
Leuke uitdaging: maak nu zelf eens een woordzoeker die met het thema te maken heeft.
B U K Z N E L P G H S Z N D
Bovenbouw
Het verhaal:
Een slang van prikkeldraad
In een klein dorpje ergens in de bergen van Zuid-Amerika stopte een auto voor het stadhuis. Uit de auto stapten vier belangrijke heren. Ze hadden donkere pakken aan en donkere brillen op. ‘Welkom in Tiuna’, zei de burgemeester, die ze stond op te wachten. ‘We zijn blij, dat u ons dorp met een bezoek wilt vereren’, zei hij met een buiging. Maar eigenlijk was hij helemaal niet blij. Hij had een angstig voorgevoel. Het gezelschap ging het stadhuis binnen. ‘Vertelt u eens iets over dit dorp?’ vroeg de belangrijkste van het stel. ‘Meneer, wij zijn eenvoudige boeren en herders’, zei de burgemeester. ‘De vaders van onze grootvaders bewerkten het land al. We helpen elkaar en leven in vrede met elkaar.’ ‘Ja, ja’, zei één van de heren. ‘Ik zal maar meteen met de deur in huis vallen. Wij zijn van de Maatschappij. Wij hebben ontdekt dat de grond die jullie bewerken eigenlijk niet van jullie is. We willen het goed met jullie maken. Wij geven jullie nieuwe grond of als je dat liever hebt, geld, want wij hebben jullie grond nodig. Er zitten belangrijke stoffen in de grond die wij willen ontginnen’. ‘Maar’, sputterde de burgemeester tegen, ‘dat kan toch niet. Het is de grond van onze voorvaderen. Het is onze grond’. ‘Je geeft die grond in ruil voor andere, of anders…’, dreigde de belangrijkste van de heren. ‘U heeft geen poot om op te staan. De rechter…’ Maar de burgemeester hield voet bij stuk. Hij liet zich niet bang maken. Hij gaf hun land niet weg, hoeveel geld of ander land ze er voor in de ruil wilden geven. ‘U hoort nog van ons’, zeiden de heren, toen ze weer in de auto stapten. Dora zag ze wegrijden. Ook de oude Dora had een angstig voorgevoel. Het leek of er niets veranderde, maar er veranderde wel wat. Een slang van zes rijen prikkeldraad kroop ’s nachts naar Tiuna toe. De slang liep dwars over het land, dwars door de rivier. Ze zagen niemand en toch kwam de prikkeldraadslang elke dag dichterbij. De mensen in Tiuna werden er bang van. ‘Ik zal opletten of ik iets zie’, zei de schaapherder Eduardo. ‘hier is het prikkeldraad opgehouden, dus van hieruit moet het verder gaan.’ De hele volgende ochtend wachtten ze of Eduardo iets had gezien, maar Eduardo kwam niet. Toen ze gingen kijken, vonden ze Eduardo verward in het prikkeldraad. Hij was dood. Op de grond vonden ze de afdruk die leek op de hoef van een bok. Nu wisten ze het zeker! Het was het werk van de duivel! Niemand durfde het dorp meer uit. Dagelijks kwam de prikkeldraadslang dichterbij.
De oude Dora verliet het dorp. Ze liep tot aan de laatste paal van het prikkeldraad. Daar ging ze zitten. Met haar rug tegen de paal. Ze wachtte tot de draad in beweging zou komen. Het werd later en later. Het was nu helemaal donker. Opeens voelde ze armen, die haar probeerden weg te duwen. Maar Dora had zichzelf stevig vastgebonden aan de paal. Met gewoon ijzerdraad. Ze had het draad vele malen om haar lijf en de paal gedraaid. Dora telde acht schoenen. De mannen waren in het zwart gekleed. Ze hadden maskers voor hun gezicht. Dora glimlachte. Ze verzette zich niet, toen ze haar probeerden los te krijgen. Hoe harder ze aan haar rukten, hoe dieper het ijzerdraad in haar vlees drong. Toen voelde ze en harde klap. De stemmen werden zachter. Ze zag iets wits. Ze lachte… Het dorp liep uit om naar Dora te kijken. Ze straalde licht uit, vonden ze. Ze was dood. Naast haar stond een nieuwe paal. Vandaar kroop de slang verder. Tussen de twee palen was een open ruimte. Een soort menselijke deur. Toen Dora begraven was, knipten ze woedend openingen in het prikkeldraad. ’s Middags was de slang er niet meer. De twee palen van Dora lieten ze staan. Als herinnering aan de moedige daad van Dora.
Het verhaal:
Vredesactivisme volgens Amos
Er bestaan verschillende typen vredesactivisten. De profeet Amos is een aanklager. Hij houdt donderpreken. Hij is een eenvoudige boer, schapenfokker en vijgenteler, die zijn buik vol heeft van het onrecht in zijn land. Hij komt uit Tekoa en woont in het koninkrijk Juda, maar is vaak in Samaria – destijds de hoofdstad van Israël – te vinden. Israël en Juda zijn op dat moment twee koninkrijken. Jeruzalem is de hoofdstad van Juda en Samaria is de hoofdstad van het noordelijke koninkrijk Israël. Dit verhaal hoort in de vredesweek thuis op de dagen 22 en 29 september. Dit gesprek speelt zich af ten tijde van koning Jerobeam2 van Israël, ongeveer in het jaar 750 voor Christus, maar is nu nog actueel. I=interviewer, A=Amos I: Geachte Amos. U heeft nogal wat opschudding gewekt in Israël door uw provocerend optreden. A: Provocerend optreden? I: U komt als boer uit Judea naar ons koninkrijk Israël om ons ongenadig op ons donder te geven. U gooit met uw bliksemse woorden naar alle volkeren. Ook Israël en Juda ontziet u niet. A: Dat zijn niet mijn woorden, maar Gods woorden. I: Dat lijkt me een gevaarlijke stelling. U bent God niet. A: Dat zeg ik niet. Ik ben geroepen door God om Israël en Juda Gods oordeel aan te zeggen. I: Waarom? Het gaat toch goed met Israël en Juda. We zijn weer net zo groot en welvarend als ten tijde van koning Salomo. Het gaat heel goed met onze economie. We groeien. A: Alsof het daarom gaat. I: Waar gaat het dan om? A: Weet u, ik kom van het platteland. Ik zie om me heen hoe kleine boeren onteigend worden en aan de grond raken. Ik zie mensen wegzakken in de schuld. Hier in de grote steden, In Samaria en Bethel, maar ook in Jeruzalem, zie ik een bovenlaag ontstaan die zich eindeloos verrijkt. Ivoren bedden, gouden schalen, terwijl veel van onze landgenoten geen matje hebben om op te slapen en geen bordje om van te eten. I: Is dat niet wat overdreven? A: Overdreven? Ziet u niet hoe hier de armen voor een paar schoenen verkocht worden? Ziet u niet hoe aan de armsten kaf voor koren wordt verkocht? Lijken onze landen nog op wat God van ons vraagt: een land waar recht en gerechtigheid heerst? I: Bent u niet erg bezig om godsdienst en politiek met elkaar te vermengen? A: Vermengen? De God van Israël en Juda is een God die wil dat er gerechtigheid geschiedt. Een vrede die toelaat dat de verarming radicaal toeneemt, is geen vrede in Gods ogen. Dit land gaat naar de knoppen, tenzij het zich omkeert.
I: Omkeert? A: Ja, een andere weg inslaat. De geboden van onze bevrijdende God serieus neemt. Zo niet, dan zullen onze landen niet lang meer bestaan. I: Is dat geen doemdenken? Wat bent u voor een zwartkijker? Waar haalt u het vandaan? A: Dat is geen doemdenken. Onze samenlevingen zullen breken en verbrokkelen als er geen onderlinge solidariteit meer is. Dan vertrekt God uit Israël en Juda. I: Vertrekt? Hoe komt u erbij? Er wordt meer aan God geofferd in de heiligdommen dan ooit tevoren. De religiositeit onder de bevolking is groot. A: Het gaat God niet om offers of religiositeit, maar om een rechtvaardige samenleving. I: Ik vermoed, als ik u zo hoor, dat we nog veel van u zullen horen. A: Niet van mij, maar van God. I: Dit lijkt me het moment om dit gesprek te beëindigen. Anders vallen we in herhalingen.
Een sprookje: (vrij naar Misereor: Bausteine für Gottesdienste in kleinen Gruppen)
Een jongeman had een droom. Hij ging een winkel binnen. Achter de toonbank zag hij een engel staan. Hij vroeg: ‘wat heeft u te koop, mijnheer?’ De engel antwoordde: ‘alles wat u wilt!’ De jongeman begon direct te bestellen: ‘dan zou ik graag een democratische regering hebben in Syrië, het einde van alle oorlogen in de hele wereld, betere leefomstandigheden voor alle randgroeperingen in onze maatschappij, opheffing van alle krottenwijken in de Derde Wereld en……’ Maar nu viel de engel hem in de rede en zei: ‘neem me niet kwalijk, jongeman. U heeft me verkeerd begrepen. We verkopen hier geen vruchten, we verkopen alleen zaden.’
Groepsgesprek, opdrachten + verhaal Chris:
Vraag de kinderen wat ze weten over Syrië. Laat ze knipsels, stukjes van internet etc. meenemen. Activiteit: Bekijk via internet filmpjes/foto’s van Syrische vluchtelingenkampen. Kijk bijv. op de website van het jeugdjournaal. Kijk ook eens op de volgende websites: www.adoptarevolution.nl of www.ministerievanvrede.nl Daar zijn verhalen te vinden van mensen die iets doen om de mensen in Syrië te helpen.
Opdracht: Leef je in in iemand uit het kamp en schrijf over je situatie (= opstel). Je kunt bijv. ook een hulpverlener of dokter zijn en opschrijven wat je meemaakt. Maak in groepjes een poster of werkstuk over Syrië. Bekijk het vanuit allerlei kanten en geef ook je eigen mening op de situatie.
Verhaal van Chris: Chris en Jeniet kunnen het niet uitstaan dat er bijna niemand is die de mensen in de kampen wil helpen. Ze zijn een actie begonnen. Alle vrienden en bekenden krijgen een mailtje om geld te geven. Ze zijn in een busje naar Turkije gereden. Daar doen ze met het opgehaalde geld boodschappen. Chris mailt naar huis: “vandaag hebben we onze eerste levering gebracht. De mensen waren ontzettend blij. Wat een ongelofelijk vieze toestand is het daar. Alleen maar regen en veel afval. Mensen verbranden plastic om warm te kunnen blijven. Alle bomen zijn al gekapt. Iedereen heeft het benauwd en er zijn veel snotneuzen.” Een paar dagen later mailen Chris en Jeniet: “hallo allemaal, We zijn weer terug in Turkije. In het kamp was het spannend. Vlakbij wordt gevochten. Er vallen geregeld bommen. De deur van de slaapkamer van de dokter vloog open door de enorme druk. Er is geen stroom. We zijn zelf nu ook ziek. Hartverwarmend is het hoe mensen in Turkije ons helpen met de spullen….”
Gedichten: Op weg naar een vrij land Vecht je vrij Ik ben een jongen klein van stuk ik heb altijd pech en nooit eens geluk
Wil ik gaan spelen komt er gedonder en bij het ravotten lig ik altijd onder
Dan zingen ze vrolijk dan zingen ze blij: ‘hop,hop, hop er kan nog méér bij!’
Eén jongen springt er nooit bovenop dat is mijn vriendje die komt voor me op
Samen kunnen we er wel tegen hij ziet het als ik me niet kan bewegen
Hij geeft me een hand en trekt dan aan mij weg met die kluwen en ik ben vrij!
Stoppen met pesten! op het schoolplein in het speeluur maakten ze hem het leven zuur iedere dag weer was het pesten leren kon hij als de beste maar voetballen dat kon hij niet ze vonden hem een saaie piet daarom bleven ze steeds aan de gang het was gewoonte, een soort drang schoppen, slaan, het kon niet op altijd kreeg hij op zijn kop nu was hij ziek en zagen ze hem niet wat zou er met hem zijn, die saaie piet tot op de dag dat het berichtje kwam toen schrokken ze zich werkelijk lam door zijn ziekte kon hij zich niet meer bewegen dat had toch niet aan hun gelegen? ze waren stil en hadden spijt.... pesten, wat een narigheid!
De pijn van pesten zo'n kind helemaal alleen, voelde geen eens meer een trap tegen haar scheen. ze had te veel pijn, ze kon zichzelf niet meer zijn. elke dag die woorden, die ze helemaal in haar hoofd boorden: je bent lelijk, dik en je stinkt, dat is wat ik van je vind. zoiets doet teveel pijn, een leven om niet blij op te zijn. een schop tegen haar scheen voelt ze niet, want de woorden doen haar meer verdriet.
Een helpende hand Er is een God die je lief heeft. Een God die heel veel om je geeft. Ook al zijn anderen niet aardig. Pesten ze je, zijn ze gemeen en niet hulpvaardig. Zij verpesten je leven. Door het gepest dat zij je geven. Jij hebt pijn en ook verdriet. Je denkt dat niemand het ziet. Maar die God ziet dat het je pijn doet. Hij weet wat er is en weet ook: dit is niet goed. Maar eens komt Hij terug en zal je weten: Je kunt je met Zijn macht niet meten. Dan is al het verdriet en al je pijn voorbij. Ben je bij Jezus, vrolijk en vrij. Weet dan, als het nu nog te moeilijk is, Bij Jezus ben je oké, en nooit mis!
Soms denk ik.. Soms soms, soms denk ik aan gevoelens die mij kwetsen soms, soms denk ik aan mensen die mij pesten soms, soms denk ik aan rozen die dood gaan soms, soms denk ik aan armoede die nooit over zal gaan soms, soms denk ik wanneer houdt de oorlog op? soms, soms denk ik aan liefde die kan vergaan soms, soms denk ik aan rampen die gebeurd zijn soms, ja soms denk ik er aan in wat voor wereld wij leven met armoede en kwaad...
...was er maar een wereld waar het goed was, zonder vrees en kwaad... Land van onze dromen land van liefde, brood en dromen zouden wij daar ooit nog komen? vrijheid, vrede, hartenwensen komen uit voor alle mensen ooit kom je dat land wel binnen als je nu al wilt beginnen en dan doorzet stap voor stap wees niet bang en zet je schrap ga niet halverwege terug als je doorgaat, stoer en stug als je wat je hebt wilt delen en je liefde geeft aan velen ben je nu al aangekomen in het land van onze dromen.
Op jouw manier Je hoeft geen deftige rok aan geen nette broeken aan je hoeft geen kleding van een duur merk Je hoeft niet stoer te zijn niet superlief te zijn je hoeft niet altijd naar de kerk als je maar meedoet op jouw manier als je maar werkt op jouw manier als je maar gaat op jouw manier Voor iets minder honger iets meer vrede om je heen Voor iets meer vrijheid iets meer geluk voor iedereen.
Liederen: