Vragen Inwonersbelangen Montfoort Linschoten. M.H.J. Bon. 1.
Pag. 3 Implementatie strategisch aankoopbeleid. Dit beleidskader zal worden opgenomen in een medio 2010 door de raad vast te stellen beleidsnotitie. Vraag 1: Wanneer kunnen we dit tegemoet zien? Antwoord: Omdat de Nota Grondbeleid een half jaar geleden reeds werd opgesteld staat medio 2010 in de nota. Abusievelijk is nagelaten dit te corrigeren. Tijdens de presentatie zal worden aangegeven dat dit nu begin 2011 wordt.
2.
Pag. 4 Jaarlijks zal een separaat vast te stellen Nota Grondprijsbeleid worden opgesteld. Vraag 2: Wanneer kunnen wij deze tegemoet zien? Antwoord: In de presentatie wordt nader in gegaan op de nota Grondprijsbeleid. Ook deze nota is begin 2011 te verwachten. Alle projecten worden continue getoetst, op onder andere grondprijzen in relatie tot marktwaardes.
3.
Pag. 6 Fasering van de projecten. Vraag 3: Kunt u aangeven welke informatie naar de Fora / Raad komt bij de verschillende fases Antwoord: Aan de raad en commissieleden zal, ter informatie, om een beter beeld te krijgen van het uitvoeringproces het Plan van Aanpak Projectmanagementbureau worden verstrekt. In dit PvA staat vermeld in welke fase de raad om een besluit wordt gevraagd en welke documenten voor deze besluitvorming zullen worden verstrekt.
4.
Pag. 5 PPS Publiek Private Samenwerking. Vraag 4: Worden in deze overeenkomsten ook afspraken gemaakt m.b.t. de doorlooptijd van de projecten en de verantwoordelijkheden per partij? Antwoord: Er zijn verschillende soorten van PPS constructies. Afhankelijk van de gekozen PPS constructie wordt een overeenkomst opgesteld waar juist de verantwoordelijkheden van partijen en doorlooptijd een van de belangrijkste onderwerpen zijn.
5.
Pag. 6 Meerjarenprogramma Grondbedrijfsfunctie (MPG) Vraag 5: Wanneer kunnen wij het jaarlijks Meerjarenprogramma Grondbedrijfsfunctie (MPG) tegemoet zien ? Antwoord: Bij de jaarrekening 2009 zit een (vertrouwelijk) financieel document “Financiële verkenning grondbedrijffunctie” dit is eigenlijk de onderlegger voor het Meerjarenprogramma Grondbedrijfsfunctie (MPG) Ook dat is in de presentatie aan de orde gekomen. De MPG (een meer gedetailleerde uitwerking van de hiervoor genoemde Financiële verkenning) wordt meestal in het tweede kwartaal van het jaar opgesteld en aan de raad voorgelegd. In de loop van het resterende jaar wordt deze bij de verschillende rapportagemomenten (bijv. de voorjaarsnota) geactualiseerd.
6.
Pag. 9 De raad stelt de kaders voor het grondbeleid. Vraag 6: In een nota Grondbeleid komen raad en college overeen welke informatie de raad wanneer en op welke manier wil hebben. Waar kan ik dit onderdeel vinden in deze nota? Antwoord: De wijze waarop de raad hierover moet worden geïnformeerd vormt, met uitzondering van de genoemde rapportagemomenten, geen onderdeel van de Nota Grondbeleid. In het hiervoor genoemde Plan van Aanpak van het Projectmanagement Bureau komt wel de structuur van projectmatig werken ter sprake, waarin wel wordt ingegaan op de informatieverstrekking door het college aan de raad.
E. Verkaik. Het is een beschouwelijk stuk geworden maar beleid staat er niet in omschreven. Andere gemeenten geven beleidsregels aan maar die ontbreken bij ons. Een voorbeeld van een gemeente mail ik je hierbij. Antwoord: De Nota Grondbeleid is geen beschouwelijk stuk. In de Nota Grondbeleid worden de kaders aangegeven waarmee de raad te maken krijgt als zij besluiten moeten nemen over projecten. De beleidsregels in dit voorbeeld (gemeente Schiedam van vóór juli 2008, dus nog onder de ‘oude ’Wro)!) zijn geen echte beleidsregels of vastgestelde kaders maar voorkeuren van de raad.
Hieronder zal ik dit voorbeeld behandelen.
Beleidsregels In dit onderdeel zijn de te nemen beleidsbeslissingen in de vorm van zogenaamde beleidsregels per hoofdstuk weergegeven. Reactie: Ze noemen het geen echte beleidsregels maar zogenaamde beleidsregels omdat het geen echte beleidsregels zijn Hoofdstuk 2: Beleidsregel: - Vaststelling gemeentelijke strategie bij locatieontwikkeling namelijk: “Actief grondbeleid, tenzij de Raad anders beslist” - De Raad kan via raadsbesluit aangegeven dat van de hoofdbeleidsregel “actief grondbeleid” wordt afgeweken. Argumenten voor het afwijken kunnen zijn: - Grondexploitatierisico te groot; - Te hoge verwervingskosten; - Onvoldoende urgentie voor korte termijnrealisatie; - Na inwerkingtreding van de Grondexploitatiewet kan faciliterend of passief grondbeleid voldoende zijn voor kostenverhaal Reactie: De Raad geeft de voorkeur aan actief grondbeleid omdat daar het meeste mee wordt verdient. Zij is zich echter bewust dat om diverse reden dit in veel gevallen niet mogelijk is. Om die reden vraagt de raad om indien bij besluitvorming wordt afgeweken van actief grondbeleid expliciet aan te geven waarom wordt geadviseerd een ander model te kiezen. Uw college heeft gekozen u niet te vragen uw voorkeur uit te spreken maar u uitgebreid te adviseren per project dat voor besluitvorming aan u wordt voorgelegd Beleidsregel: De gemeente kiest ervoor om bij elke locatieontwikkeling op dat moment te opteren voor een passend verwervingsbeleid, dat echter in principe zoveel mogelijk past bij een actief grondbeleid. Beleidsregel:
De gemeente zet gericht het instrument “Wet Voorkeursrecht Gemeente” in om anticiperend op nieuwe ontwikkelingen strategische verwervingen te verrichten. Reactie: Actief grondbeleid en de Wet Voorkeursrecht Gemeente zijn aan elkaar gekoppeld. Indien een raad besluit een project te ontwikkelen op basis van actiefgrondbeleid heeft zij het wettelijk middel “Wet Voorkeursrecht Gemeente” om te voorkomen dat projectontwikkelaar, speculanten en avonturiers de gronden vroegtijdig opkopen. Ook de gemeente Montfoort heeft dit instrument recent nog ingezet. Beleidsregel: - De gemeente hanteert het instrument van “Onteigening” als een beleidsinstrument. In elk geval zodra een bestemmingsplan is vastgesteld wordt aan de hand van een onteigeningsplan een onteigeningsbesluit genomen. - Primaire inzet zal blijven het bereiken van een minnelijke verwerving. Echter het onteigeningsbesluit dient in eerste instantie als drukmiddel en in tweede instantie om tot daadwerkelijke onteigening over te gaan indien van zelfrealisatie geen sprake is en minnelijke aankoop is mislukt. Reactie: Dit is geen beleidsregel, maar iets dat in de Wro is vastgelegd. Het is een verplichting als de gemeente genoodzaakt is om tot onteigening over te gaan ,dat behalve het bestemmingsplan en exploitatieplan ,er ook een onteigeningsplan moet worden opgesteld. Beleidsregel: De gemeente weegt voor nieuwe projecten af of het zinvol is voornoemde projecten tijdelijk aan te houden tot de inwerkintreding van de Grondexploitatiewet. Reactie: de Grondexploitatiewet is in juli 2008 inwerking getreden! Hoofdstuk 3: Beleidsregel: De gemeente houdt rekening met de beleidskaders die van invloed zijn op het lokale grondbeleid. Hoofdstuk 4: Beleidsregel: De gemeente voert een actief risicomanagement, door: - de uitgangspunten van de planexploitatie continu te monitoren en zo nodig bij te stellen, zonder dat hiermee de kwaliteit of de kwantiteit van het plan substantieel wordt aangetast. Bij afwijking van voorgenoemde uitgangspunten is nieuw bestuurlijk draagvlak vereist. - de onderdelen van de planontwikkeling realistisch in te schatten; - activiteiten in het planontwikkelingsproces te toetsen aan het vastgestelde financiële kader. Reactie: Ook dit zijn geen beleidsregels maar afspraken hoe het proces van een project verloopt. Ook uw college heeft met de introductie van het Plan van Aanpak Project Management bureau en Nota Grondbeleid uitgebreide afspraken gemaakt hoe processen zullen verlopen en afspraken gemaakt hoe met u transparant zal worden gecommuniceerd bij het besluitvormingsproces. Hoofdstuk 5: Beleidsregel: De gemeente formuleert de beleidskaders, uitgangspunten en condities o.a. ter zake: - woningbouw (woonwagens/woonboten/woningbouwcorporaties, particuliere uitgiftes etc.); - commercieel vastgoed (kantoren, bedrijven, winkels, hotels, horeca, bijzondere doeleinden etc.); - overige grondregelingen (waaronder rest groenstroken, nutsvoorzieningen, gsm-masten e.d.); - bestaande panden (woningen, panden net overige bestemmingen, panden in verhuurde staat); - parkeren (kantoren, bedrijfslocaties, woningen);
Reactie: Er is geen verschil met uw college en dit heeft niets te maken met de Nota Grondbeleid. Zoals hiervoor al genoemd wordt u bij projecten die bovengenoemde zaken betreffend gevraagd over de beleidskaders een besluit te nemen. Beleidsregel: Jaarlijks worden in de “Grondprijzenbrief gemeente Schiedam” de grondprijzen voor verschillende functies vastgesteld en/of aangepast aan de marktontwikkelingen, waarbij de residuele rekenmethode de grondslag is voor het bepalen van de opbrengsten. Bij een startbesluit van een (beoogde) locatieontwikkeling kan de Raad afwijken van de vastgestelde uitgifteprijs of grondprijsmethodiek, die in principe residueel is. Reactie: Ook hier wijkt de procedure niet af van de procedure die wordt voorgesteld in de Nota Grondbeleid. Per project wordt vastgesteld welk systeem wordt gevolgd om de uitgifte prijs vast te stellen. Indien actief grondbeleid inclusief de Wet voorkeursrecht wordt toegepast is de residuele rekenmethode een methode om de maximale winst uit de gronduitgifte te halen. Kennis van de markt is dan wel vereist. Hoofdstuk 6: Beleidsregel: - De gemeente hanteert de residuele methode bij de grondprijsberekening. - Van de residuele methode kan worden afgeweken; Jaarlijks worden deze afwijkingen onderbouwd ter kennis gebracht van de raad.
Vragen Progressief Akkoord P.A.M. Goedvolk. 1.
Er staat bestuurlijke samenwerking n.v.t. Maar we werken samen in de Utrechtse Waarden. Daar is ook recent een grondbeleid vastgesteld. Daar is ook specifiek iemand aangesteld voor de aankopen. Zeker met het oog op aankopen van bijv. agrarische ruilgrond zou in het grondbeleid wel een link gelegd moeten worden. Vraag 1: Een grondbank opzetten in UW verband? Antwoord: Dit is in Montfoort voorlopig niet aan de orde.
2.
Vraag 2: Waarom niet gelijk een financieel beleidskader voorgelegd? Levert gelijktijdige behandeling niet een betere besluitvorming? Wanneer komt dat? Antwoord: Het bewuste beleidskader wordt in combinatie met de Nota grondprijsbeleid, in het verlengde van de Nota Grondbeleid om praktische redenen begin 2010 aan de raad voorgelegd.
3.
Vraag 3: Gaan we een verwervingsplan opstellen? Wanneer? Wie stelt het vast? Is dat een vertrouwelijk stuk? Antwoord: Indien nodig. Dit is een vertrouwelijk stuk, dat door de raad wordt vastgesteld.
4.
Vraag 4: Welke richtlijnen worden gehanteerd om gelden van alg res grondbedrijfsfunctie over te brengen naar de algemene reserve? Antwoord: Hangt van de financiële positie af van de Gemeente.
5.
Vraag 5: Is het plan om fondsen in te stellen. Bijvoorbeeld een groenfonds? Antwoord: Dat behoort tot de opties.
6.
Vraag 6: Hebben wij een zomernota en een eindejaarsnota? Antwoord: Nee, het overzicht waaruit deze termen komen, is een algemeen verhaal, betreft niet de Montfoortse situatie.
7.
Vraag 7: Wat is de rol van de raad/college bij de verschillende fases? Bijvoorbeeld bij initiatieffase. Spreekt de raad uit om wel of niet door te gaan? En bij definitiefase? Wat is daar de rol van de raad? Antwoord: Deze rolverdeling blijkt uit het plaberum-stroomschema dat tijdens de presentatie is uitgereikt. Hier zal tijdens de uitrol van de projectmatig werken structuur nog uitgebreid op worden teruggekomen.
Vragen D 66. E. Modderman.
pag 3: Grondbeleidskeuze
Grondbeleid wordt gevoerd om publieke doelen te realiseren. Een gemeente heeft de keuze uit twee vormen van grondbeleid: Het Actief Grondbeleid en het Facilitair Grondbeleid. Zowel bij actief als bij facilitair grondbeleid wordt gebruik gemaakt van verschillende samenwerkingsconstructies, waarmee verschillende (ruimtelijke) doelstellingen kunnen worden gerealiseerd. Dit zijn als het ware tussenvormen van grondbeleid. De (tussen)vormen van grondbeleid hebben verschillende kenmerken en een verschillend instrumentarium met daarbij behorende voor- en nadelen. Daarnaast kennen deze vormen van grondbeleid verschillende risicoprofielen en beïnvloedingsmogelijkheden. In Montfoort wordt niet uitsluitend gekozen voor actief of facilitair grondbeleid. Per geval wordt beoordeeld welke (tussen)vorm van grondbeleid of welke samenwerkingsvorm toegepast wordt, mede in verband met de optimale realisatie van het publieke doel.
Vraag 1: Waarom kiest Montfoort niet uitsluitend voor actief of facilitair grondbeleid? Antwoord: Omdat met een keuze uit deze twee kaders niet alle situaties te dekken zijn. Vraag 2: Waar vind ik de criteria die gehanteerd worden om per geval een (tussen)vorm toe te passen?
Antwoord: Die zijn niet op papier te zetten omdat er een veelvoud aan tussenvormen zijn, afhankelijk van de situatie/locatie die op dat moment speelt. Implementatie strategisch aankoopbeleid. Voor een professionele en slagvaardige implementatie van het strategisch verwervingsbeleid, is het noodzakelijk dat het college over een financieel beleidskader beschikt. Hierin worden criteria opgenomen met betrekking tot de planologische grondslag van de voorgenomen planvorming, financieel mandaat, toetsing en verantwoording over het gevoerde verwervingsbeleid voor bijv. een kalenderjaar. Zonder goedkeuring (door de raad) van deze verantwoording (op te stellen door het college) zal geen nieuw/aanvullend verwervingsbudget ter beschikking worden gesteld. Dit beleidskader zal worden opgenomen in een medio 2010 door de raad vast te stellen beleidsnotitie. In afwachting van de vaststelling van dit document/beleid, wordt het standaard budgetrecht van de raad gehanteerd: voordat tot verwerving wordt overgegaan, wordt de raad gevraagd het hiervoor noodzakelijke krediet beschikbaar te stellen.
Vraag 3. Is het beleidskader al door de raad vastgesteld in een beleidsnotitie? Zo ja, waar vind ik deze notitie? Antwoord: Dit beleidskader wordt in combinatie met de Nota grondprijsbeleid, in het verlengde van de Nota Grondbeleid om begin 2010 aan de raad voorgelegd. pag.4: Grondprijsbeleid Om grond uit te kunnen geven dient de gemeente te beschikken over een grondprijsbeleid. Grondprijsbeleid gaat over de wijze waarop de gemeente de waarde van haar gronden, die voor uitgifte in aanmerking komen, bepaalt en de wijze waarop zij de kaders, uitgangspunten en randvoorwaarden vaststelt, die daaraan ten grondslag liggen. Er zijn verschillende manieren om de grondprijs te bepalen. In onderstaande tabel is aangegeven welke grondprijsmethodiek vooralsnog per categorie of functie zal worden gehanteerd. Zie pagina 24 voor een omschrijving van de genoemde grondprijsmethodes. Grondprijsmethode Vast Kostprijs Comperatief Residueel Grondquote Functie Jaarlijks zal een separaat vast te stellen Nota Grondprijsbeleid worden opgesteld, waarin gedetailleerd zal worden weergegeven op welke wijze grondprijzen in de gemeente Montfoort worden bepaald.
Vraag 4. Waar vind ik de Nota Grondprijsbeleid? Antwoord: Deze is er nog niet. Komt in 2011. Tot dan wordt per geval de raad geconsulteerd. pag.5: Meerjarenprogramma Grondbedrijfsfunctie Naast en in aanvulling op de nota grondbeleid stelt de gemeente Montfoort jaarlijks een Meerjarenprogramma Grondbedrijfsfunctie (MPG) op. Doelstelling van dit MPG is om de bedrijfseconomische situatie van de grondbedrijfsfunctie transparant in beeld te brengen. Hierbij wordt verantwoording afgelegd over de voortgang c.q. uitvoering en wordt een
doorkijk gegeven naar de toekomst. Het MPG vormt een kader voor het bestuur, op basis waarvan op verantwoorde wijze financiële beslissingen genomen kunnen worden. Het MPG wordt jaarlijks in samenhang met de jaarrekening geproduceerd.
Vraag 5. Het jaarlijks opstellen van een Meerjarenprogramma lijkt mij onzinnig. Wordt hier niet bedoeld de jaarlijkse evaluatie en bijsturing van het Meerjarenprogramma? Antwoord: Bij de jaarrekening 2009 zit een (vertrouwelijk) financieel document “Financiële verkenning grondbedrijffunctie” dit is eigenlijk de onderlegger voor het Meerjarenprogramma Grondbedrijfsfunctie (MPG) Ook dat is in de presentatie aan de orde gekomen. De MPG (een meer gedetailleerde uitwerking van de hiervoor genoemde Financiële verkenning) wordt meestal in het tweede kwartaal van het jaar opgesteld en aan de raad voorgelegd. In de loop van het resterende jaar wordt deze bij de verschillende rapportagemomenten (bijv. de voorjaarsnota) geactualiseerd.
Vraag 6: Waar kan ik het huidige MPG vinden? Antwoord: Zie Financiële analyse grondbedrijfsfunctie Organisatie
Om uitvoering te geven aan het grondbeleid zal in 2010 het Plan en Besluitvormingsproces Ruimtelijke Maatregelen (Plaberum) worden ingevoerd. In 2006 werd al een structuur projectmatig werken vastgesteld. Omdat deze werkwijze/handreiking projectmatig werken op een aantal essentiële punten tekort schiet, is gekozen voor het Plaberum. Het Plaberum gaat onderdeel uitmaken van de nieuwe handleiding projectmatig werken, omdat voor ruimtelijke projecten dezelfde fasering kan worden toegepast als voor alle andere projecten.
Vraag 6. Op welke datum in 2010 wordt het Plaberum ingevoerd? Antwoord: Het Plaberum wordt momenteel geleidelijk aan ingevoerd. Vraag 7. Op welke essentiële punten schiet de huidige werkwijze projectmatig tekort? Antwoord: Buiten het PMB was nauwelijks sprake van projectmatig werken. Met de invoering van het Plaberum organisatiebreed, worden alle afdelingen nu hierbij betrokken. pag.6: Hierbij zal worden uitgegaan van de volgende fasering van projecten: Fase 0 Initiatieffase Fase 1 Definitiefase Fase 2 Ontwerpfase Fase 3 Realisatiefase Fase 4 Nazorg en beheerfase Iedere fase kent zijn eigen rollen en besluiten; zie voor een verdere toelichting hierop pagina 39 e.v. Binnen het Plaberum wordt geen onderscheid gemaakt in verantwoordelijke afdelingen. Voor de projecten geldt dat de verantwoordelijkheid voor de verschillende fasen bij verschillende afdelingen kan liggen, gecoördineerd door het Projectmanagement bureau.
Vraag 8: Wie is verantwoordelijk binnen het Plaberum? Antwoord: Intern: afdelingshoofd en projectmanager Politiek: Portefeuillehouders pag.9: 2.2 Nota Grondbeleid en dualisme In de Gemeentewet worden de rollen en taken van de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders gedefinieerd. Het dualisme in de gemeentepolitiek heeft geleid tot een duidelijke verdeling van de taken en verantwoordelijkheden tussen de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders. Ook binnen het grondbeleid geldt deze verdeling. De raad stelt de kaders voor het grondbeleid. In een Nota Grondbeleid komen raad en college overeen welke informatie de raad wanneer en op welke manier wil hebben. Met de Nota Grondbeleid worden de spelregels bepaald voor het grondbeleid.
Vraag 9: Welke informatie krijgt de raad en wanneer en op welke manier is dat nu in deze nota geregeld? Waar vind ik dat terug in deze nota? Antwoord: Aan de raad en commissieleden zal, ter informatie, om een beter beeld te krijgen van het uitvoeringproces het Plan van Aanpak Projectmanagementbureau worden verstrekt. In dit PvA staat vermeld in welke fase de raad om een besluit wordt gevraagd en welke documenten voor deze besluitvorming zullen worden verstrekt.
pag.12: 3.3 Gemeentelijk beleid Binnen de gemeente zijn verschillende beleidsdocumenten vastgesteld die invloed hebben op het grondbeleid en de toepassing daarvan. Deze beleidsdocumenten komen in het hierna volgende aan de orde.
Vraag 10: Waar zijn de referentienummers van deze beleidsdocumenten? Waar zijn deze documenten terug te vinden? Antwoord: Deze ‘nieuwe’ documenten moeten nog referentienummers toegekend krijgen. pag.13: 4. Vormen van grondbeleid Een gemeente heeft de keuze uit twee vormen van grondbeleid: Het actief grondbeleid en het facilitair grondbeleid. Zowel bij actief als bij facilitair grondbeleid wordt gebruik gemaakt van verschillende samenwerkingsconstructies, waarmee in verschillende mate de (ruimtelijke) doelstellingen kunnen worden gerealiseerd. Dit zijn als het ware tussenvormen van grondbeleid. De keuze voor een (tussen)vorm van grondbeleid hangt af van wie de grond in bezit heeft. De (tussen)vormen van grondbeleid hebben verschillende kenmerken en een verschillend instrumentarium met daarbij behorende voor- en nadelen. Daarnaast kennen deze vormen van grondbeleid verschillende risicoprofielen en beïnvloedingsmogelijkheden. Deze aspecten komen aan de orde in dit hoofdstuk. Tot slot wordt uiteengezet voor welke vorm(en) van grondbeleid in Montfoort wordt gekozen.
Vraag 11: De term 'als het ware' is onduidelijk en niet transparant. Graag kenmerken en criteria duidelijk benoemen. Antwoord: Zoals eerder al gesteld, zijn deze niet uitputtend op papier te zetten, omdat er een veelvoud aan tussenvormen zijn, afhankelijk van de situatie/locatie die op dat moment speelt. pag.14: 4.3 Ruimtelijke Visie Ontwikkeling Hoofddoel van ruimtelijk beleid is om op een duurzame en efficiënte wijze ruimte te scheppen voor verschillende ruimtevragende functies. Dit met als afgeleid doel de leefomgeving van de burger te waarborgen en de ruimtelijke kwaliteit van stad en platteland te verbeteren. Hierbij dient speciaal aandacht te worden geschonken aan het scheppen van de juiste condities voor het toepassen van ontwikkelingsplanologie. Via duurzame ruimtelijke ontwikkeling worden economische, ecologische en sociaal-culturele waarden in onderlinge, gelijkwaardige samenhang gebracht, waarmee de aantrekkelijkheid van de ruimte voor bewoners, bezoekers en ondernemers toeneemt. Een en ander komt tot uiting in de ontwikkeling van onder andere structuurvisies en meer specifiek binnen de gemeente Montfoort bij bijv. de ontwikkeling van de Dorpsvisie Linschoten. Vanwege de noodzakelijke projectmatige en integrale aansturing van dit soort ruimtelijke ontwikkelingsprocessen, is het wenselijk dat dit type planvorming eveneens bij het PMB ter aansturing wordt ondergebracht.
Vraag 12: Is het niet zo dat een visie op ruimtelijke ontwikkeling het PMB aanstuurt en niet andersom? Antwoord: Het is niet andersom, maar beiden. 4.4 Samenwerking Actief en facilitair grondbeleid kunnen niet altijd in hun zuiverste vorm worden toegepast. In veel gevallen doet zich een situatie voor waarbij zich een mengvorm tussen beide vormen van grondbeleid voordoet. In deze gevallen werken de overheid en de marktpartij samen: de Publiek-Private Samenwerking. Er zijn verschillende vormen van Publiek Private Samenwerking te onderscheiden. Deze vormen variëren van het sluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst (bijv. een aanbesteding of bouwclaim) tot het oprichten van een exploitatiemaatschappij. Verder kan onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende fasen van een project, waarin wordt samengewerkt met private partijen, zoals planvorming en realisatie.
Vraag 13: Graag in een bijlage een overzicht van deze mengvormen zoals die in onze gemeente zich voordoen. Nu is het niet transparant! Antwoord: Zoals aangegeven, zal bij de nadere toelichting aan de hand van een lopend project hier verder op worden ingegaan. Daarmee zal ook duidelijk worden welke mengvormen met de huidige werkvoorraad in Montfoort worden toegepast.
pag.15: Op het gebied van samenwerking speelt de regelgeving in Europa op dit moment een grote rol. Met name waar het gaat om mogelijke staatssteun. Het zogenaamde "Arrouxarrest" van het Europese Hof van Justitie met betrekking tot een zaak in de Franse gemeente Roanne lijkt, gezien de recente publicaties en arresten van de gemeenten Amersfoort (Vathorst) en Noordwijk,van grote invloed op de Nederlandse situatie van gebiedsontwikkeling in samenwerking met marktpartijen. Vanuit de ministeries van VROM en Binnenlandse Zaken is hierover nog geen eenduidig advies. Zodra uit de consequenties duidelijk wordt dat het Montfoortse grondbeleid op het gebied van samenwerking aanpassing behoeft, zal hiervoor een aparte beleidsnotitie worden opgesteld.
Vraag 14: Wordt deze aparte beleidsnotitie dan ook opgenomen in deze Nota Grondbeleid? Antwoord: Nee, dit is een separaat document, dat uiteraard wel aan u zal worden voorgelegd. Vraag 15:Is er al inzicht op de gevolgen van het "Arroux-arrest" op de gemeente Montfoort? Antwoord: Nee. Dit is afhankelijk van de casus die zich op dat moment voordoet. pag.16: Een belangrijke reden om afhankelijk van de locatie en de uitgangspunten de grondbeleidskeuze te bepalen is de op 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening (Wro). Deze wet brengt met zich mee dat niet standaard voor een actief grondbeleid hoeft te worden gekozen. Het kostenverhaal via het sluiten van een exploitatie-overeenkomst (facilitair grondbeleid) is expliciet in de wet opgenomen. Ook het publiekrechtelijk kostenverhaal is in de nieuwe Wro geregeld via het exploitatieplan. Met deze extra mogelijkheden zijn de publiekrechtelijke sturingsmogelijkheden verder verruimd.. Zo kunnen via het bestemmingsplan percentages en categorieën sociale woningbouw en particulier opdrachtgeverschap worden aangegeven en ook kunnen over branchering van de detailhandel en horeca de nodige zaken worden opgenomen. Tot slot kunnen uitvoeringseisen worden gesteld onder andere op het gebied van kwaliteit van de openbare ruimte, fasering en koppeling tussen werken.
Vraag 16: Zijn in deze wet (tussen) fasen opgenomen? Antwoord: Ja, dit zijn mogelijkheden die door de Wro worden genoemd. pag.17: Kortom met de nieuwe Wro heeft de gemeente goede mogelijkheden om regie op het ontwikkelingsproces van het gehele concentratiegebied te voeren, zonder de noodzaak om over eigen grond te bezitten. In Montfoort wordt dus niet uitsluitend gekozen voor actief of facilitair grondbeleid. Per geval wordt beoordeeld welke vorm van grondbeleid of welke samenwerkingsvorm wordt gekozen.
Vraag 17. Is de samenwerkingsvorm de tussenfase in actief en facilitair grondbeleid? Antwoord: Nee. Dit zijn aparte grondbeleidvormen. Vraag 18. En is dit nu juist wat mogelijkerwijs door de Europese wetgeving afgeschoten gaat worden? Antwoord: Nee Europese wetgeving heeft vooral met het toepassen van concurrentie te maken.
pag.18: 5.1.1 Verwervingsplan Om inzicht te krijgen in de te ontwikkelen locaties is het opstellen van een verwervingsplan in relatie met een vroegtijdige (risico-)analyse van de verwerving een belangrijk instrument. De opzet van een bestemmingsplan kent onder andere een onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid, waarbij voor het aspect van verwerving informatie nodig is over de te verwachten aankoopkosten. Een vroegtijdige (risico)analyse van de verwerving (bij voorkeur al tijdens het stadium van een ontwikkelingsvisie) geeft een verbeterd inzicht in de uiteindelijke juridische en financieel-economische mogelijkheden en gevolgen van verwerving. Deze analyse heeft een vertrouwelijk en strategisch karakter, want hieruit wordt de verwervingstrategie afgeleid.
Vraag 19. Kennen de huidige verouderde bestemmingsplannen degelijke verwervingsplannen? Antwoord: Nee. Er is wat verwervingsplannen niet zozeer een link met bestemmingsplannen. Het vormt een instrument voor een actief grondbeleid. Vraag 20. Is bij het actualiseren van de bestemmingsplannen rekening gehouden met de bovengenoemde verwervingsplannen? Antwoord: Ja pag.26: 6. Instrumenten voor Facilitair Grondbeleid In het proces van locatieontwikkeling spelen grondbezit en grondexploitatie een belangrijke rol. Een grondeigenaar mag in beginsel zijn eigen perceel ontwikkelen. De gemeente wil daarentegen de ruimtelijke ontwikkeling sturen en streeft naar een goede ruimtelijke kwaliteit en een eerlijke verdeling van de kosten en baten van grondexploitatie. Bij Facilitair Grondbeleid laat de gemeente de grondexploitatie over aan een particuliere exploitant. De gemeente beperkt zich daarbij tot haar publiekrechtelijke rol. Dit vindt vooral zijn weerslag in het vaststellen en handhaven van het bestemmingsplan. De gemeente kan hierbij een beperkte actieve rol spelen bij de aanleg van openbare voorzieningen, infrastructuur of bijzondere bestemmingen als scholen en wijkcentra. Tot slot kan de gemeente invloed uitoefenen via de welstandsnota of een beeldkwaliteitsplan. In dit hoofdstuk worden de instrumenten voor Facilitair Grondbeleid behandeld. Hierbij wordt met name ingegaan op de instrumenten die de nieuwe Wet ruimtelijke ordening geeft. Er wordt daarbij kort teruggeblikt op de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Vraag 21. Gezien de zorgelijke financiële positie van onze gemeente, is een keuze voor alleen Facilitair Grondbeleid het beste voor de komende vier jaar. Waarom gaat men daar nu niet vanuit? Antwoord: Dit lijkt wellicht zo te zijn, maar afhankelijk van de (omvang van de) grondposities van de gemeente is een actief grondbeleid in meerdere opzichten beslist gunstiger. Met name in financieel opzicht. Juist gezien de zorgelijke financiële positie is daarom actief grondbeleid waar mogelijk gewenst.