Vraatzucht Rev Dr Jos M Strengholt
!!! !!! !! Ook: onmatigheid, gulzigheid ! De(initie: De neiging om te veel te eten en te drinken, waardoor doorgaans overgewicht ontstaat.
! ! ‘Leer ons voor overdaad ons wachten’ !
Ik ben een geboren Bourgondiër, vrees ik. Ik ben een kind van ouders die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt en ben dus overgoten met een omgang met eten die bij die generatie hoorde. Bovendien kom ik uit een familie die het Gereformeerd-‐zijn generaties lang serieus nam. Als gebed bij het eten werd aan de Vader die elk ’t leven voedt, driemaal daags gevraagd, ‘Leer ons voor overdaad ons wachten; dat we ons gedragen zoals het behoort.’ Overdaad hoort dus niet, leerde ik via moeders gebed. ‘Teveel is niet goed, en meer is niet nodig’, was het adagium bij ons thuis., en ‘is dat nou nodig’, de utilitaire vraag. Nooit werd er een gehaktbal teveel gebraden.
!
Eten werd dus vooral gezien als iets noodzakelijks, niet als iets dat met genieten om de smaak te maken had. Dat mocht wel, maar het ging er niet om. Dit aspect van mijn opvoeding mocht niet baten, helaas. De benadering heeft me nooit erg aangetrokken. Vlees, vis, wijn, chips, drop, bitterballen, zaken van die soort hebben, laat ik maar zeggen, de neiging mijn onmiddellijke en volle aandacht te krijgen. En deze aandacht die ik welhaast van nature lijk te hebben, zorgt dat ik alleen met grote moeite de koelkast dicht kan houden. Zet chips, nootjes
VRAATZUCHT
DECEMBER 1913 (C)
1
of 50 bitterballen voor me neer, en weg zijn ze in korte tijd. Een zak drop overleeft de dag niet. Voor veel mensen, voor mij incluis, is de relatie tot eten en drinken een levenslange veldslag, met als inzet de vraag wie de macht heeft. ‘Vul ik mijn bord nog een keer, of laat ik het erbij? Nog één glaasje dan? Ach ja, ik doe gezellig mee...’
! Toenemende problemen met obesitas !
Op grond van het toenemende aantal gevallen van obesitas in Nederland en België, en trouwens in onze hele westerse samenleving, mag je wel constateren dat we de strijd tegen het overmatig consumeren van eten en drinken op nationale schaal glansrijk verliezen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) publiceerde in 2012 dat in de voorgaande dertig jaar het aantal gevallen van obesitas in Nederland fors is toegenomen. (zie statistiek links) Zo’n 6,5 miljoen mensen in Nederland, dus meer dan 40% van de bevolking, lijdt aan matig tot ernstig overgewicht. Dat is veel meer dan begin jaren tachtig, toen 27% te zwaar was. Ongeveer 1.5 miljoen Nederlanders kampen met ernstig overgewicht. De toename is vooral groot bij mannen van 40 jaar of ouder; van hen heeft inmiddels meer dan de helft overgewicht. In het Zorgmagazine van Universitair Ziekenhuis Antwerpen (UZA) kwam ik voor België soortgelijke cijfers tegen. Van de werkende Belgische bevolking is een op de twee mannen en een op de drie vrouwen te zwaar. Prof Dr Luc Van Gaal, diensthoofd diabetologie, metabole ziekten en nutritiepathologie in het UZA legt uit dat overgewicht ontstaat “doordat je teveel of te vet eet, of doordat je te weinig beweegt”. Meestal spelen beide factoren een rol. Erfelijkheid of hormonale problemen kunnen meespelen bij het ontstaan van overgewicht, maar vormen zelden de belangrijkste verklaring, aldus Van Gaal. Eten heeft ons dus in de houdgreep. We weten dat het een groot probleem is – een gevaar voor de gezondheid en een dure last voor de samenleving. En toch gaan we door met ons ziek te eten. Voor ieder individueel is dat pijnlijk, maar de kosten voor de samenleving zijn ook hoog. In het bedrijfsleven is sprake van beduidend productiviteitsverlies door bijvoorbeeld meer ziekteverzuim en vervroegde uittreding vanwege zwaarlijvigheid. De kosten van ziekteverzuim door te zware medewerkers bedragen jaarlijks 600 miljoen euro in Nederland. De medische kosten bedragen circa 1,2 miljard euro per jaar door de behandeling van de gevolgen van overgewicht en obesitas, zoals een verhoogd risico op hart-‐ en vaatziekten, diabetes, galstenen, maar ook psychosociale klachten.
! !
VRAATZUCHT
DECEMBER 1913 (C)
2
Drankmisbruik
!
Vraatzucht gaat ook over drankgebruik. We weten allemaal van de grote problemen op dat gebied, en hoe jongeren steeds eerder beginnen met drinken, vaak met zichzelf stomdronken drinken. In 2010 zijn 2.300 jongeren in de leeftijd van 10 tot en met 24 jaar behandeld op een Spoedeisende Hulp-‐afdeling vanwege alcoholvergiftiging. Veertig procent van hen werd na behandeling nog opgenomen in het ziekenhuis. Eén op de tien is jonger dan 15 jaar. Ruim de helft zit in de leeftijdsgroep van 15 tot en met 19 jaar. Het aantal alcoholvergiftigingen in die leeftijdsgroep is in de periode 2005-‐2010 gestegen met 82%. De toename is groter bij meisjes dan bij jongens, maar die meisjes hadden dan ook een ‘achterstand’ in alcoholgebruik. Kwamen in 2010 2.300 jongeren bij spoedhulp vanwege een alcoholvergiftiging, in 2011 waren dat er 3.100. We hebben duidelijk te maken met een toenemend probleem van onmatigheid wat betreft alcohol in Nederland. In 2011 kostte alcoholmisbruik onze Nederlandse samenleving bijna 4 miljard euro. Het gaat hierbij om de kosten van hulpverlening aan probleemdrinkers, ziekenhuisopname en huisartsenhulp, ziekteverzuim, werkeloosheid, uitkeringen, en ook de kosten die zijn gerelateerd aan misdrijven en overtredingen, verkeersongevallen en justitiële kosten. Eten en drinken kunnen zo lekker zijn, en als je al dat heerlijks binnen handbereik hebt, hoe kan je er dan van a(blijven? We eten en drinken niet omdat we honger hebben, maar omdat het lekker is. Het helpt ook een beetje tegen verdriet, of eenzaamheid, het is een medicijn tegen boosheid, of we eten en drinken omdat we ons vervelen. Maar bovenal eten en drinken we, denk ik, omdat het beschikbaar. Ik zit hier, en vlakbij me is al dat lekkers, dus ik eet en drink. Onze samenleving verkondigt ons dag in dag uit dat alles wat we maar wensen beschikbaar is; als je iets nu wilt moet je zorgen dat het nu meteen krijgt; je hebt daar recht op.
!
Vanuit die invalshoek gezien moet je constateren dat vraatzucht meer is dan alleen teveel eten en drinken. Het hangt samen met de algemene levenshouding die onmiddellijke bevrediging van alle verlangens eist. Waarom wachten tot etenstijd als je nu vast een lekker hapje kan eten? Waarom niet een paar glazen wijn of bier voor het eten? Wie zal me daarvan a(houden? Het idee van wachten, geduld, en je maag onderdanig maken aan je wil, hoort niet bij de populaire deugden van onze tijd. Onze vraatzucht wordt gestimuleerd door steeds meer kookprogramma’s op televisie, door boeken over het goede culinaire leven, door stratenvol prima restaurants en door een levensstijl van uitgaan. We hebben ons als samenleving met vreugde op eten en drinken geworpen. Dit enthousiasme is natuurlijk niet alleen ingegeven door een soort innerlijke drang tot consumeren. Het wordt ook bewust aangewakkerd door de voedingsindustrie. De
VRAATZUCHT
DECEMBER 1913 (C)
3
economische waarde van voedsel is groot. Jaarlijks gaat ruim 42 miljard Euro om in de
voedingsindustrie in Nederland. Daarmee genereert de voedingsmiddelenindustrie 27% van de omzet en 20% van de werkgelegenheid in de totale Nederlandse industrie. Nederland is als exporteur, transporteur en innovator een belangrijke speler op wereldmarkt. Die industrie wil ons graag doen geloven dat meer eten en drinken beslist goed voor ons is, en wat hebben de adverteerders het makkelijk. Ons moderne voedsel en alle mogelijk drankjes zijn overheerlijk, het is overal beschikbaar, het wordt desnoods binnen een half uur bij je thuis bezorgd. Jezelf aan banden leggen is niet meer van deze tijd, we zijn toch geen monniken? En ziedaar, verpakt in al dat heerlijke eten en drinken komen de calorieën binnen die alles doen om ons nooit meer te verlaten. Vraatzucht, het niet kunnen stoppen met denken aan eten en drinken en het daaraan ook toegeven, werd vroeger een zonde genoemd. Dat in het christelijke gezin waarin ik ben opgevoed nadruk werd gelegd op matigheid heeft alles te maken met die christelijke traditie waarin zel(beheersing ten aanzien van eten en drinken een belangrijke rol speelde. De grote theoloog van de Middeleeuwen, Thomas van Aquino (1225-‐1274) meende dat teveel eten en drinken niet slechts verkeerd is om de onmatigheid zelf, maar hij zag het als een belangrijke bron van allerlei andere schadelijke ondeugden. Volgens Thomas leidt onmatig eten en drinken tot overdreven en ongepaste vreugde, luidruchtigheid, viesheid, praterigheid, en een sloomheid van denken waardoor de mens weinig meer begrijpt. Hij sprak naar het lijkt uit de ervaring van een levenslange strijd tegen wat hij zelf de demon van vraatzucht noemde, want voor hem was het genieten van een goede maaltijd en een lekker glas wijn of bier, van groot belang. De Britse schrijver G.K. Chesterton (1864-‐1936), zelf een man die niet bekend stond om zijn bescheiden lust tot eten en drinken, (zie prent rechts) omschrijft Thomas in zijn boek Saint Thomas Aquinas aldus:
! Zijn omvang maakte het makkelijk om hem, met een zekere
humor, te beschouwen als een soort wandelende ton. [...] Hij maakte daar zelf grapjes over. Misschien was hij zelf [...] verantwoordelijk voor de overdrijving dat een halve maan uit de eettafel moest worden gezaagd zodat hij kon zitten. Voor Thomas lag de zondigheid van vraatzucht niet in de hoeveelheid eten en drinken als zodanig, maar in de mate waarin dat in staat was de zinnen van God en de hogere dingen af te trekken. Wat overigens niet alleen een probleem is voor mensen die teveel eten en drinken, maar evengoed voor hen die niks willen eten en drinken. Ook voor meisjes met boulimia draait alles om eten. In zekere zin lijden die evenzeer aan de zonde van onmatigheid. Kerkleiders riepen daarom ook op tot matigheid in het geval van excessief vasten. Vooral nonnen leken daar soms een handje van te hebben. Sommigen, zoals Sint Catharina van Sienna, Sint Clara van Assisi en de heilige Veronica werden na hun dood zalig verklaard, maar tijdens hun leven werden ze om hun onmatige vasten door de
VRAATZUCHT
DECEMBER 1913 (C)
4
leiding van de kerk met argusogen bezien. Ze zagen er uit als patiënten met anorexia (zoals de dame rechts) – en misschien hadden ze dat probleem ook wel. De theologie van de Middeleeuwse kerk werd door de kunstenaars van die tijd op indringende manier verwoord en verbeeld. Dante Alighieri (1265-‐1321) beschrijft in zijn Inferno hoe veelvraten in de eeuwigheid in de derde cirkel van de hel moeten boeten voor hun gulzigheid. Ze lijden in de kou, in hagel, sneeuw en regen. Ze zitten voorgoed in smerige omstandigheden. Deze lichamelijke ellende is de straf voor hoe ze hun lichaam op aarde alles hadden geschonken wat het maar wilde. In de hel wordt hun lichaam dus extra gekweld. Hieronymus Bosch (1450-‐1516) heeft op zijn schilderij Het Laatste Oordeel veelvraten in een kookpot gezet. De vette mannetjes eten niet meer maar worden zelf opgegeten. Ze krijgen wat hun toekomt. En in zijn a(beelding van de zonde van vraatzucht drinkt een man zich ongans terwijl een dikke vent zich vol eet terwijl diens veel te vette kind in lompen gekleed gaat en hem smeekt om ook wat eten. De veelvraat is in dit leven een schande en moet na dit leven zwaar boeten op een manier die bij zijn zonde past. (A(beelding links) De Middeleeuwse Kerk wist de zonde van onmatigheid en de dramatische gevolgen ervan goed uit te beelden, maar dat onmatigheid als zonde werd gezien was geen Middeleeuwse uitvinding. Vanaf het begin van het christendom was eten en drinken een voornaam thema dat zich in het theologische denken een plaats verwierf. De vroegste christelijke schrijvers verzetten zich al tegen de overdaad van de eetgewoontes van welgestelde Romeinen. Tertullianus (165-‐240) sprak zich bijvoorbeeld uit over de walgelijke zure lucht bij de grote feesten waar de welgestelde Romeinse dames en heren luid zaten te boeren. Tertullianus was niet tegen lekker eten; hij was tegen de uitwassen eromheen. In het vroege christendom waar zich al snel het ideaal van de woestijnheiligen ontwikkelde, is het niet verbazend dat kerkleiders zich gingen uitspreken tegen gulzigheid. Het christendom begon als een nieuw volk, een gemeenschap die een alternatief bood voor de religies en de culturen van het Romeinse Rijk. ‘Jullie Romeinen zijn van die vreetzakken, wij zijn geheel anders…’ Aan de andere kant moeten we vaststellen dat ook de meeste vroege christenen natuurlijk van hun glaasje wijn en van een goed gebraden stuk vlees hielden; waarom zouden die kerkvaders anders zoveel woorden hebben vuilgemaakt aan de zonde van gulzigheid? Ze zagen er in hun eigen gemeenschap natuurlijk de nodige aanleiding toe. De woestijnvader Evagrius uit Pontus (345-‐399, a(beelding rechts) schreef stichtelijke werken waarin de belangrijkste zonden werden beschreven. In zijn lijst van acht hoofdzonden, demonen noemde hij ze, kwam vraatzucht voor. Evagrius beschreef de vraatzucht als een kameraad die hij goed kende maar waar hij als woestijnheilige afstand van had moeten doen:
!
VRAATZUCHT
DECEMBER 1913 (C)
5
Vraatzucht is de moeder van alle lust, het voedsel van kwade gedachten, luiheid in het vasten, obstakel voor ascetisme, de terreur tegen morele doelen, het inbeelden van voedsel, de tekenaar van kruiden, een ontembare hengst, ongebreidelde dwaasheid, ontvanger van ziekten, afgunst van gezondheid, obstructie van de (lichamelijke) doorgangen, het kreunen van de ingewanden, de uiterste der gewelddaden, medewerker van de lust, vervuiling van het intellect, zwakheid van het lichaam, moeilijk slapen, duistere dood.
!Uiteraard komen we bij de vroege theologen van de kerk
accentverschillen tegen. Augustinus (354-‐430, a(beelding links), bisschop van Hippo, schreef in Over de Christelijke Leer, dat het mogelijk is voor een wijs mens om de meest exquisiete maaltijden te nuttigen zonder in de zonde van vraatzucht te vervallen, terwijl een dwaas kan hunkeren naar het meest afstotelijke eten met een weerzinwekkende gulzigheid. Waar het op aankomt bij Augustinus is blijkbaar de intentie, de gesteldheid van het hart. Philoxenus van Mabbug (stierf in 523) was het met Augustinus’ benadering vast oneens, maar hij had dan ook niet de pastorale verantwoordelijkheden van de Bisschop van Hippo. Hij schreef een bijzonder kleurrijk traktaat van meer dan 20.000 woorden tegen de zonde van onmatigheid. Een christen in die tijd die net die week (link was doorgezakt, voelde zich misschien wel wat schuldig na het lezen of horen van wat Philoxenus te zeggen had; de aanpak van Philoxenus is vandaag de dag waarschijnlijk minder effectief. Hij schreef onder meer dat de ‘smerige passie van het verlangen van de maag meer verachtelijk’ is dan alle ander slechte verlangens. Dat is omdat vraatzucht ‘de gedachten doet zinken en verduistert onder het gewicht van vlees. Deze stinkende en vuile passie is de deur voor alle kwaad.’
! De man die gebukt gaat onder deze afgrijselijke
lust is niet in staat het juk op te nemen van het volgen van Christus. Want als de maag de minnares is geworden van het lichaam, commandeert de maag het lichaam en het onderwerpt het om te doen wat het maar wil. In plaats van de weg die naar de hemel voert, wijst het hem de weg naar de onderwereld. En het hangt aan hem met een gewicht van vlees, en een overdaad aan eten, en het doet hem zweten, en het maakt hem zwaar van de overdaad aan drank.
!
Philoxenus gaat zo maar door, pagina na pagina. Hij beschrijft hoe dikke mensen niet in staat zijn normaal te leven en te werken. ‘Wie aan zijn maag onderdanig is, is een beest, en kent geen integriteit; alles wat hij doet is als het gedrag van dieren, en aangezien zijn hele bestaan wordt gedreven door vleselijk lusten is hij totaal nutteloos wat betreft zaken van de ziel.’ Om dat laatste draait het bij de schrijvers in de vroege kerk natuurlijk. Het lichaam moet niet de boventoon voeren, maar de ziel die zich laat leiden door de zaken van het Koninkrijk van God. Philoxenus spreekt niet bepaald de taal van onze tijd. Wij zouden op zijn minst wat meer invoelend spreken over mensen die zelf het meest lijden onder hun zwaarlijvigheid. Tegelijk is het ideaal van Philoxenus zo gek nog niet. Wat bepaalt ons leven en ons gedrag? Onze primaire impulsen? Of hebben we hogere normen? En in hoeverre is impulsief leven, inclusief ons klemvreten en dronkendrinken, in strijd met het serieus nastreven van hogere idealen? Is het wel mogelijk serieus hogere doelen na te jagen als je lichaam zo de boventoon voert? Het zijn maar vragen. VRAATZUCHT
DECEMBER 1913 (C)
6
Kerkvader Gregorius de Grote (540-‐604, a(beelding rechts) is degene geweest die de traditionele zeven hoofdzonden heeft vastgesteld die boven alles moeten worden vermeden. Dat zijn de zonden van hoogmoed, afgunst, vraatzucht, begeerte, woede, hebzucht en luiheid. Gregorius beschreef in zijn Moraliteit de zonde van vraatzucht als volgt:
! De zonde van de vraatzucht verzoekt ons op vijf
manieren. Soms loopt het vooruit op het uur van de noodzaak; soms zoekt het enkel dure vleessoorten; soms vereist het dat eten op overdreven manier wordt gekookt; soms gaat het de hoeveel die ter verfrissing nodig is te boven door teveel te nemen; soms zondigen we door de verhitting van een onmatige eetlust.
!Als we deze de(initie van vraatzucht van Gregorius serieus nemen, kunnen we enkel schuld
belijden; bijna allemaal maken we ons dan aan vraatzucht schuldig. Kijken we naar de essentie van Gregorius’ woorden, dan gaat het om te snel, te luxe, te veel, te hebzuchtig, te overdreven. Daarmee gaf Gregorius tegelijk aan, dat een bescheiden manier van eten en drinken, niet verkeerd is. Het verzet van de kerkvaders was tegen de overdrijving en tegen de pijnlijke fysieke en geestelijke consequenties van teveel eten, niet tegen eten als zodanig. De kerkvaders waren intelligent genoeg om te beseffen dat ze weinig kerkleden zouden overhouden als ze ten strijde zouden trekken tegen eten als zodanig; stel je voor dat je gemeenteleden je onderwijs serieus zouden nemen. Bij Gregorius en veel kerkvaders was niet alleen teveel eten een zonde, maar ook het genieten van eten als zodanig. Van die houding heeft de kerk overigens afstand genomen. Het adagium werd: genieten met mate. Zel(beheersing was een voorname positieve deugd. Dat concept komt rechtstreeks uit de Bijbel, hoewel de bijbel niet veel over matigheid spreekt, maar wel vaak over het goede genoegen van eten en drinken. Er zijn feesten en maaltijden te over in de bijbel. De eindoverwinning van God aan het einde der tijden wordt zelfs voorgesteld als een enorm feestmaal met wijn en luxe eten. Daar is onze manier van avondmaal of eucharistie vieren, waar wordt vooruit geblikt naar die maaltijd in de eeuwigheid, maar een zwakke schaduw van, met een sipje wijn en een klein stukje brood. Voor veel van de kerkvaders was vooral het eten van vlees een aspect van overdreven luxe die zoveel mogelijk moest worden vermeden. En dat terwijl de eerste volgelingen van Jezus beslist geen vegetariërs waren. Hoe zou het ook kunnen! Jezus Christus zei dat het wat hem betreft echt niet uitmaakt wat mensen eten of drinken; wat uitmaakt is er wat er in je hart leeft. Als zielendokter stelde hij de diagnose, en hij bood bovendien alle hulp om die harten te genezen. Het lichaam was niet onbelangrijk voor Jezus – vaak genoeg genas hij mensen die rondliepen (of juist niet) met allerlei lichamelijke kwalen. Maar over wat naar binnen gaat als eten en drinken maakte hij zich schijnbaar niet erg druk. Bij een bruiloft in het stadje Kana maakte Jezus door een wonder honderden liters wijn voor de bruiloftsgasten, en
VRAATZUCHT
DECEMBER 1913 (C)
7
vegetariër was hij ook niet, God zij dank. We treffen hem soms aan tijdens het verorberen van een visje. Een keer zorgde hij zelfs dat 5000 mensen genoeg vis te eten hadden dankzij een jochie dat maar twee vissen bij zich had. Petrus, een van de eerste volgelingen van Jezus, kreeg van God een visioen waarin die hem sommeerde allerlei dieren op te eten. Daarbij ging het nota bene om dieren die in het Jodendom altijd als onrein werden beschouwd. En de andere grote leider van de vroege Kerk, Paulus, schreef aan christenen in Galatie en in Rome dat ze gerust vlees konden eten, zelfs als dat aan afgoden was geofferd. Dit in overeenstemming met de woorden van Jezus die zei dat niet wat de mond en de maag ingaat een mens onrein maakt, maar wat de mens doet en zegt. Jezus en zijn eerste volgelingen maakten zich dus niet bepaald druk om wat een mens eet. Wel was matigheid zeker een belangrijk onderdeel van hun moraal. Paulus schreef aan zijn vriend Timotheüs dat hij met onderhoud en onderdak tevreden moest zijn. En rijke gemeenteleden kregen van hem te horen dat er niks mis was met hun rijkdom, als ze dat maar ten goede zouden laten komen aan de armen. Op die manier blijf je natuurlijk niet erg lang rijk in een samenleving met een meerderheid van paupers. Ook Paulus had, net als mijn moeder, kunnen bidden, ‘Leer ons voor overdaad ons wachten, zodat we ons gedragen zoals het behoort.’ De vroege kerk verwees vaak naar de zondeval van Adam en Eva als bewijs dat vraatzucht dramatische gevolgen kan hebben. Het eerste mensenpaar kon zich simpelweg niet bedwingen en moest en zou de verboden vrucht eten. Daardoor werd hun de toegang tot het paradijs ontzegt. Christenen die vasten zouden daarentegen op een wonderlijke manier de zondeloosheid van het paradijs opnieuw beleven.
!
Vasten is natuurlijk de ultieme tegenhanger van gulzigheid. Al in de Didache, een christelijk geschrift dat doorgaans wordt gedateerd tussen 50 en 150 na Christus, wordt gesproken over het vasten door de kerk. Christenen werden gemaand op woensdag en vrijdag te vasten. In de meeste kerken is dat nog steeds het ideaal. Omdat ik al jaren in Egypte woon, heb ik veel te maken met de Koptische Kerk. Daar vasten ze dat het een lieve lust is. Ruim 200 dagen per jaar worden vlees en dierlijke producten gemeden door wie zijn Koptische geloof serieus neemt. Ze hebben intussen wel zoveel vleesvervangers en sojamelk wordt goed verkocht, dat de lichamelijke kostprijs van dit vasten beslist niet erg groot is. Moslims vasten ook, maar die doen dat alleen in de maand Ramadan. Van mijn vrienden in Egypte heb ik vaak gehoord dat deze maand bedoeld is om aan God en aan de armen in de wereld te denken. Overdaad wordt afgekeurd in de Islam. Op het internet kwam ik dit advies tegen van een moslim aan zijn medegelovigen. Hoor ik hier echo’s van de kerkvaders?
!
VRAATZUCHT
DECEMBER 1913 (C)
8
Het lijkt dat de vele uitdagingen die ons in de wereld worden aangereikt, een leegte hebben geschapen die we met vraatzucht proberen te vullen. Mooie advertenties vertellen ons dat het bezit van dit of dat en dat het eten van dit of dat ons zoveel gelukkiger zal maken. De waarheid is dat deze vraatzucht enkel de leegte vergroot en ons meer ellendig maakt dan we al waren en we eindigen vaak met eindeloze fysieke en geestelijke problemen.
!De islamitische profeet Mohammed zou zijn metgezellen hebben geadviseerd niet teveel te
eten. In de Koran, al-‐Araf 31, staat: ‘Eet en drink maar verspil niets door overdaad.’ Dat moslims zich in toenemende mate verzetten tegen de zonde van vraatzucht is geen wonder; juist in de rijke landen van de Islamitische wereld speelt deze zonde een enorme rol. Je zou denken dat een maand van vasten mensen leert om matig te zijn en om hun eetgewoontes in te tomen, maar niets is minder waar. Tijdens de maand Ramadan consumeren moslims veel meer dan in alle andere maanden, alleen doen ze het in de nacht, als eten en drinken geoorloofd zijn. De eigenaar van de slijterij in mijn wijk in Cairo vertelde me eens dat zijn omzet tijdens de maand Ramadan even groot is als in de rest van het jaar. Niet alleen wat in de Islam legaal is wordt blijkbaar in de Ramadan in overdadige mate genuttigd maar ook illegale alcohol. In een rapport dat de Verenigde Naties in 2013 publiceerde, is te lezen dat vooral in de rijke Arabische Golfstaten de vraatzucht enorm is. In Koeweit lijdt 42.8% van de volwassen bevolking aan obesitas. Dat is beduidend meer dan in de Verenigde Staten, waar 31.8% van de volwassenen aan extreem overgewicht lijdt. Landen als Saoedi Arabië en Qatar winnen het ook van de VS in dit opzicht. Omdat in Koeweit het aantallen gevallen van obesitas zo groot is, lijdt 21.1% van de bevolking in dat land ook aan diabetes. De zes Arabische Golfstaten staan in de top-‐tien van landen met die ziekte. Qatar is zo onder de indruk van de medische problematiek die het gevolg is van vraatzucht, dat het bezig is om in de leerplannen van de scholen bewustwording van het probleem van obesitas op te nemen als verplicht onderdeel. Ook de Islam kent dus het probleem van de spanning tussen ideaal en werkelijkheid. En zeker in die landen waar de rijkdom extreem makkelijk en in korte tijd is verkregen, doordat de kale woestijngrond olie bleek te bevatten en omdat de wereldprijs van olie sinds 1973 omhoog knalde, is zel(beheersing niet eenvoudig. Alles wat ze wensen is immers binnen handbereik.
!
In onze tijd wachten we liever helemaal niet. We eten graag veel en lekker en de leer van de Kerk over matigheid is niet bijster populair. Met religieuze motieven om de vraatzucht te lijf te gaan hoef je in Nederland bij de meeste mensen in elk geval niet aan te komen. Die religieuze motieven hebben we vervangen door nieuwe motieven die meer bij ons seculiere tijd passen. Een belangrijk motief is ons moderne schoonheidsideaal. Terwijl we steeds
VRAATZUCHT
DECEMBER 1913 (C)
9
dikker worden omdat we teveel eten en drinken, dromen we ervan een vetloos mens met een lijf als een spijker te zijn. De aandacht voor afvallen, lijnen, sportscholen, en gezonder eten is van een zodanige omvang geworden dat je over een dieet-‐industrie kan spreken. We willen alles eten en drinken maar er mag geen grammetje teveel aan ons skelet drillen. We besteden onze miljarden eerst aan enorme hoeveelheden kwalitatief prachtig eten en drinken, om vervolgens miljarden uit te geven om dat genot weer teniet te doen. Dat diëten lijkt wel een aardse vorm van de helse straffen van de Middeleeuwen die door Dante en Bosch aan vraatzuchtigen werden toebedeeld. Vroeger werd je als dik mens door de kerk aangesproken op de vraag of je je aandacht wel op God richtte, en kreeg je de vermaning tot zel(beheersing tegen de achtergrond van de meest gruwelijke voorstellingen van de hel. Tegenwoordig ervaren veel dikke mensen deze hel reeds op aarde, beschrijft Francine Prose (foto rechts) in haar boekje Gluttony. Ze schetst een beeld van hoe a(keurend de geseculariseerde wereld met obesitas omgaat.
! Wie door zijn lichaamsomvang bewijst dat eten
machtiger is dan zijn zel(beheersing, wordt door de samenleving vaak verstoten. Dikke mensen worden uitgelachen, sociaal gemeden, hebben moeite een huwelijkspartner te vinden. Ze lijken een wandelende ontkenning van onze o zo dierbare nadruk op gezondheid en een lang leven, ze spotten in feite met ons. Soms ontnemen ze je zelfs de adem, het zou toch niet toegestaan moeten zijn dat zulke lui naast je in een vliegtuig zitten. En ook heel schandalig, in een wereld van honger en gebrek lijken ze niets te geven om het lot van de hongerige wereldburger.
!Er zijn dus genoeg niet-‐religieuze motieven om iets aan teveel eten en overgewicht te doen.
Maar vreemd genoeg, ze lijken allemaal maar beperkt te werken. Is er misschien een verband tussen het verlies van God in ons leven en in de samenleving, en onze moeite om onszelf te beheersen? Thuis hoorde ik altijd dat gebed, ‘Leer ons voor overdaad ons wachten, zodat we ons gedragen zoals het behoort’, maar het vervolg ervan was in wezen belangrijker: ‘en doe ons het hemelse betrachten en sterk onze zielen door uw woord.’ Misschien is er wel een verband tussen de enorme hoeveelheid zielse kwellingen waaraan mensen tegenwoordig lijden, en waardoor er dus steeds meer dikke mensen komen, en de secularisering van het leven. Zonder het hemelse te betrachten, zonder visie op de God die ons matigheid leert, en zonder een goddelijke verlosser in het centrum van het bestaan, ervaren veel mensen hun bestaan beslist niet als prettiger of beter dan hoe onze religieuze voorouders dan deden. Tegenwoordig ga je met je innerlijke kwalen langs een psychiater, of je gaat aan de zel(hulp met magische stenen, wichelroedes, en allerhande ik-‐mag-‐er-‐zijn boekjes. Of je zoekt, als een alternatieve vorm van christelijke gemeenschap, je heil bij Overeaters Anonymous.
VRAATZUCHT
DECEMBER 1913 (C)
10
Vroeger kon God je tenminste nog redden, nu moet je het zelf doen. Geen wonder dat we steeds dikker worden; van ellende gaan we eten. We ervaren een gat in ons bestaan en menen dat we dit met eten of met andere vormen van onmatigheid kunnen vullen. De apostel Paulus waarschuwde ons nog zo dat we van de buik geen afgod moesten maken, maar we hebben meer aandacht voor wat in die donkere krochten terecht komt, dan voor Degene die ons kan behouden van alle onheil van de ziel en meer.
!
In het Romeinse Rijk werd bij feesten en partijen vaak overmatig gebuffeld; de oplossing die toen werd aangereikt, was de vinger in de keel steken om even goed te braken, zodat je lekker opnieuw kon beginnen. Anderen in die tijd legden de nadruk op goed laxeren. In Perspectief, het Nederlands Tijdschrift voor de Geneeskunde, werd in 2010 een artikel aan laxeren als boetedoening voor gulzigheid besteed. ‘Na zondigen moet boete worden gedaan en voor gulzigheid is laxeren dan de meest voor de hand liggende boetedoening.’ De schrijvers van het artikel, getiteld Gulzigheid en Boete, zeggen:
! Vraatzucht kan […] moeilijk los worden gezien van haar tegenhanger, het laxeren. Voor alle
gulzigheid moet boete worden gedaan en dat is misschien wel de reden dat er al sinds de klassieke oudheid heilzame eigenschappen worden toegeschreven aan het stimuleren van de darmlediging. Gelukkig ging ook hierin de medische stand ons voor: in het werk van de arts en (ilosoof Galen van Pergamon (129-‐199), wordt al een groot aantal voedingsmiddelen geprezen vanwege hun laxerende werking.
!In de alternatieve geneeskunde wordt behoorlijk veel aandacht besteed
aan ontslakkings-‐ en detoxi(icatiekuren. ‘Uiteindelijk komen al deze kuren neer op het versneld uitwerpen van de overblijfselen van vraatzucht’, constateert het artikel in Perspectief. De echte oplossing moet dus niet worden gezocht in braken, laxeren of diëten, maar in minder eten. Maar die gedachte van zelfopgelegde matiging klinkt sommigen misschien toch veel te christelijk of te moeilijk in de oren.
!
De schrijver Maarten van ’t Hart, die in zijn boeken al tientallen jaren afscheid probeert te nemen van zijn gereformeerde achtergrond, schreef in 2007 Het dovemansorendieet. Tegenover de matiging die zijn ouders hem probeerden bij te brengen, adviseert ’t Hart een andere aanpak. Zijn visie op een goed dieet is, ‘Overal mag ik in bijten, mits ik daarvan (link ga schijten’ en ‘Niet ontberen maar laxeren’. Stel je voor, matiging klinkt zo… christelijk. Dus ligt voor ’t Hart de oplossing niet in wat de maag ingaat, maar in hoe snel het er uitgaat. Zelf houd ik het op matiging als antwoord op mijn Bourgondische neigingen. Er is niks mis met eens lekker uit de band springen met eten en drinken, maar dan wel in de context van een levensstijl waarbij eten en drinken en de onmiddellijke bevrediging van al mijn verlangens niet de toon zet. Ik wil eten om te leven, niet leven om te eten. Niet het vele is goed, maar het goede is veel. Ik moet mezelf steeds voorhouden te genieten van het weinige in plaats van het eten met bakken naar binnen te hijsen. Johannes Cassianus, een Palestijnse monnik uit de vierde eeuw, motiveert me. Cassianus zei dat een lichaam dat matigheid heeft geleerd als een gehoorzaam paard is dat zijn rijder, de menselijke ziel, nooit zal afwerpen. Een lichaam dat in toom wordt gehouden is goed voor de ziel. Psychologen vertellen ons allemaal dat ons lichaam en onze ziel elkaar zo enorm beïnvloeden dat soms helemaal niet
VRAATZUCHT
DECEMBER 1913 (C)
11
duidelijk is hoe die twee met elkaar verweven zijn. Maar zeker is, een gezonde ziel heeft het bar moeilijk als de bevrediging van onze lichamelijke behoeften de perken te buiten gaat. Jezus gaf het voorbeeld. De eerste keer dat hij serieus in verzoeking werd gebracht, ging over eten. Hij had honger en kon hij nou niet even snel van de stenen die in de woestijn om hem heen lagen, een paar broden maken? Hij had honger en het eten was bij de hand! Hij had zichzelf tegoed kunnen doen, en waarom ook niet? Omdat zijn hogere idealen, zijn gehoorzaamheid aan God zijn Vader, in het nauw zouden komen als hij zijn macht zou gebruiken voor de vervulling van zijn eigen wensen. Jezus doorstond de verzoeking door de aandacht op God te richten. In het voorbeeldgebed dat Jezus zijn volgelingen aanleerde, en dat elke christen volgens de eerder genoemde Didache driemaal daags zou moeten bidden, leerde Jezus ons onder meer aan de hemelse Vader te vragen: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood.’ Ook daarmee leerde Jezus ons dat we ons voor overdaad moeten wachten. Als mensen hebben we een honger die verder gaat dan het vullen van de maag. ‘Niet alleen van brood zal de mens leven’, was Jezus’ reactie op de verzoeking door de demon die ons tot vraatzucht aanzet. Jezus wist dat we als mensen behoeften hebben die verder gaan dan onze drang tot eten en drinken – maar hij wist ook hoe belangrijk eten en drinken voor ons zijn. Daarom gebruikte hij vaak het voorbeeld van gewoon eten en drinken als metafoor voor het stillen van onze geestelijke honger en dorst. Wie die geestelijke honger niet stilt, wordt zelfs door onmatig eten – of niet-‐eten – nooit innerlijk verzadigd. Vraatzucht is geen oplossing maar maakt het juist moeilijker om onze geestelijke honger te stillen. Het hart van het christelijk geloofsleven is de eucharistie, het heilig avondmaal, waarin we belijden en beleven dat alleen het Brood des Levens ons echt verzadigen kan. Jezus zei, ‘Ik ben het Brood des Levens; wie tot mij komt zal niet hongeren en wie in mij gelooft zal nooit dorsten.’ Het ging de kerk met al zijn commentaar op onmatig eten en drinken zelden om dat eten en drinken als zodanig, maar om het feit dat de veelvraat zijn aandacht niet op God en zijn naaste richt maar op zichzelf. Voor veel mensen met eetstoornissen zit daar precies het probleem; ze zijn haast niet meer in staat om ergens anders aan te denken dan aan hun eigen lichaam en aan eten voor zichzelf. Hun helse straffen zijn op aarde. De psychische demon van onmatigheid wordt niet verjaagd door bidden en vasten, stel je voor, maar door veel geld aan psychiaters en artsen te besteden, en aan het ene na het andere dieet. En dat vaak voor de rest van je leven. Mijn oplossing is gratis en kost me zelfs minder geld aan eten en drinken, maar ook ik weet dat ik een levenslange strijd tegen de vraatzucht voer. Ik sta dagelijks op de weegschaal, spiernaakt, meteen na het douchen in de ochtend. Alleen mijn bril heb ik op, want hoe moet ik anders de decimalen zien? Ik mag niet zwaarder worden, er moet nog 10 kilo af. Toen ik 25 was woog ik 72 kilo. Toen ik 50 was, haalde de weegschaal een keer de 102. Dat was schrikken! Momenteel zweef ik rond de 90, op en neer, maar vooral neer want ik kijk uit met eten deze dagen. De prijs van de onmatigheid is me gewoon te hoog.
VRAATZUCHT
DECEMBER 1913 (C)
12
VRAATZUCHT
DECEMBER 1913 (C)
13