VONDEL VOOR ONS
VOLK
~ I:::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::I::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::t::~
~VONDELI VOOR ONS VOLK g
g
ZIJN WERK EN ZIJN LEVEN DOOR
J. SA L SM A N S, S. I.
1929
~ VLAAMSCHE VLAAMSCHE VLAAMSCHE ~ i! MIN 0 E R B R OE OERSST R A AT, 44, L E UV ENg L,::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::I::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::1
ALLE RECHTEN WORDEN VOORBEHOUDEN
DE LICENTIA OR DIN • MECHLIN.
ET SUPER.
ORDINIS
T er Inleiding Ons Vlaamsche volk waardeert en bemint onzen grooten Vondel niet genoeg; aan velen is zelfs zijn naam onbekend. In andere landen schat ook de mindere man de beroemdheden der nationale letterkunde hoog, of weet ze althans te noemen. Welnu voor wie het goed meent met de kultureele ontwikkeling van onze taalgenooten, past het niet in dien toestand te berusten. Vondel's dichtkunst heeft een aanzienlijke beschavende kracht. Wij mogen diEn machtigen kultuurfaktor niet laten verloren gaan. Het komt er op aan goed gekozen uittreksels te doen lezen zonder vooringenomenheid, nl. dat de dichter « te oud en te verheven is". Als eenmaal onze stamgenooten die schoonheden, zoo sappig en kruimig en eenvoudig tevens, geproefd hadden, zouden zij er on ... getwijfeld smaak in vinden. De met grooten bijval bekroonde opvoeringen der Vondeliaansche treurspelen leveren de proef op de som. Vondel vertolkt wonderwel den Diel$Chen landaard.Wij, Vlamin ... gen, mogen nooit vergeten, dat hij Zuid-Nederlander van afkomst is : zijn vader en moeder waren beiden van Antwerpschen stam. De Vlaamschheid zat er bij hem diep in, en is er nooit heelemaal uitgegaan. Zekere uitdrukkingen, zelfs uit zijn latere werken, ver ... staan wij beter dan de Hollanders: dat geven uitstekende Vondel ... kundigen volmondig toe. Dat edel hart voelt ook algemeen ... menscbelijk, en weet hooge opvattingen, diepe gevoelens en veelsoortige gemoedsaandoeningen echt psychologisch uit te drukken. Hij had zelf allerhande droevige gebeurtenissen doorleefd; zijn hoogstaand karakter en zijn gods ... dienstige standvastigheid tot in den uitersten ouderdom maken hem sympathiek aan al wie met hem in voeling komt. Door talrijke vrienden aangemoedigd, hebben wij een keur van gedichten verzameld, die ook voor onze menschen licht te verstaan, en door onderwerp of uitdrukking belangwekkend zijn. Nagenoeg chronologisch en in de omlijsting van Vondel's levensvoorvallen gerangschikt, geven ze tevens een kijkje in zijn kunst ... en karak ... terontwikkeling. De noodige verklaringen van woorden en zaken
6
INLEIDING
staan in de "oetnoten. Verwijzingen naar bronnen en schrij\lers komen zelden \loor : daar\loor was het hier de gepaste plaats niet.. Maar aan belangstellenden willen we gaarne "erantwoording "er .. strekken. De tekst is in hedendaagsche spelling, doch zóó dat de klank der "erzen bewaard bleef. De interpunctie, in de ze"entiende .. eeuwsche uitga"en "rij onzeker. is er op aangelegd om 's dichters meening trouw uit te drukken en ze door den modernen lezer ge .. makkelijk te doen "atten . Wij hopen aldus Vondel's « werk en le"en» uit en door zijn gedichten geschetst te hebben, zooal5 het door ons "olk genoten worden kan: alles wat bij ons, Vlamingen. belangstelling kan ver .. wekken. wilden wij vermelden. Boekjes. als die "an HASPELS en "an HORSTEN, in Holland verschenen, staan te zeer op Noord .. Neder .. landsch standpunt. Doch onze "oorstelling zal ook door onze ge .. loofsbroeders uit het Noorden gewaardeerd worden, omdat ze op den katholieken Vondel nadruk legt, Wij betuigen onzen innigen dank aan den Hooggel. Heer Dr. J. F. M. Sterck, den uitstekenden Vondelkenner. die ons tot het reproduceeren "an prenten en fac .. simile's zeer bereidvaardig behulpzaam was. Ook aan zijn Vondelstudiën hebben wij "eel te danken. Opzettelijk hebben we de gedichten zoo uitgekozen. dat onze "erzameling als scboolboek en als prijsboek dienen kan: zoo treedt Vondel's kennis in "eel huisgezinnen. M.ocht ons werkje ook in alle "olksboekerijen zijn "aste plaats hebben. Het is bedoeld 'als een daad "an piëteit, als een nederige bi oe .. menkrans. dien we van uit Vlaanderen neerleggen bij Vondel's standbeeld, op dezen 2.50· n "erjaardag "an zijn zaligen dood. Na 2.50 jaar is het hoog tijd "oor het Vlaamsche "olk zijn plicht van bewondering en dankbaarheid te kwijten.
Leu"en, 5 Februari '92.9.
J. SALSMANS, s.
I.
INHOUD Ter Inleiding
5
Inhoud
7
Stamboom.
8
EERSTE HOOFDSTUK. Van Vlaamschen bloede
9
TWEEDE HOOFDSTUK. Aangenomen Hollander
2.6
DERDE HOOFDSTUK. De Bekeering
4\
VIERDE HOOFDSTUK. De groote Treurspelen en Leerdichten.
75
VIJFDE HOOFDSTUK. Droevige dagen en zalig einde
95
Chronologische volgorde van Vondel's Tooneelspelen
\.2.0
Alphabetisch Register
\.2. \
Alphabetische Lijst der voornaamste aangehaalde Gedichten
\.2.3
Prenten,
fac~simi1é's
enz.
\2.4
Tot verdere Vondelstudie
\.2.5
NAASTE
I
.
.
I I I I I ANNA • REBECCA • ARNOLD • CATHARINA bekeerd 1641 gedoopt gaat in 1643 't klooster 1658
REBECCA • PETER. CATHARINA • WILLEM vroeg gestorven bekeerd 1644 t 1628 t 1675 trouwt met J. BRUYNINGH
trouwt 1610 met MAYKEN DE WOLFF _____________ 1 _ _ _ _ _ _1.1635 _ _ I I i I I JOOST IV • ANNA • ander • SAARTJE. KONSTANTlJNTJE geb. 1612 geb. 1613 kind geb. 1625 t 1632 t 1660 t 1675 t 1618 t 1633 It!' ~ trouwt met A. v. HANCKEN trouwt met BAERTJE HOOFT 1643 1 1650 1 t 1664 I I I JOOST V t 1693 ADRIAAN • WILLEM. MARIA I t 1664 t 1670 t 1668 JOOST VI woont te Waalwijk I JACOBUS, geboren na 1704
I
I
I
• JOOST VAN DEN VONDEL III • SARA • CLEMENTIA geb 17 Nov. 1587 t 1&11 t 1630 trouwt met H. DE WOLFF t 5 Febr. 1679 5 kinderen 5 kinderen verwant met de familiën Block en de Flines
I
BLOEDVERWANTEN
JOOST VAN DEN VONDEL I PIETER CRANEN geb. Antwerpen van Antwerpen I I I ! I HANS V. D. VONDEL. 3 dochters • JOOST V. D. VONDEL II trouwt met SARA CRANEN gedoopt geb. Antwerpen 1585 geb. Antwerpen esneuveld Antwerpen tAmsterdam 1608 I 'j' Amsterdam 1637 1583 Antwerpen
VONDEL'S
EERSTE HOOFDSTUK
Van Vlaamsehen bloede
D
E grootste Nederlandsche dichter is van Vlaamschen oorsprong. Zijn grootvader aan moeders kant, Pieter Cranen, was knoopenmaker en rederijker te Antwerpen. Als Wederdooper werd deze in 157 I, onder het beheer van den Hertog van Alva, opgezocht door het Magistraat, maar ontvluchtte aan den achterkant van zijn huis en geraakte te Keulen. Zijn vrouw, eerst gevangen gezet op het « Steen», mocht kort daarop zich bij haar echtgenoot gaan vervoegen. Sara, hun dochter, huwde in de groote Rijnstad . met Joost van den Vondel, hoedenstoffeerder, die ook wegens doopsgezindheid uit Antwerpen geweken was. Uit dit huwelijk, en aldus zoowel aan vaders, als aan moeders kant van Antwerpschen oorsprong (d, werd geboren, den (t) Zie GENARD, Versi. en Meded. der K. Vl. Academie, t 887. De naam Van den Vondel (of Van [den] Vondele[n] of Vondere[n], Vervondele[n] of Vervondere[n]) komt herhaaldelijk voor in de Stadspoortersboeken, de Scabinale Protocollen, de Doopregisters van Antwerpen. Hans Van den Vondel, vermeld op het gedenk .. teeken der 'Franscbe 'Furie (t 583), nu staande op de Gemeente .. plaats, is vermoedelijk de oom van den dichter. De zelfde familie .. naam is ook te Blaesvelt, te Dendermonde, te Gent en elders te vinden. Vondel of vonder beteekent, volgens Kiliaen, een brugje. 1
\0
1. VAN VLAAMSCHEN BLOEDE
17 en November 1587, JOOST VAN DEN VONDEL, de toekom ... stige dichter. Het Vondelgezin woonde dan in de « Grosse Witschgasse » (tusschen de Matthiasstrasse en den Rijn) in het huis « Het Viooltje)) (Zur Fyolen). Men heeft daar in \ 879 een gedenksteen aangebracht. Het kind bleef te Keulen tot zijn negende jaar. Dan immers reisde het gezin naar Holland « zich onderwege, zegt BRANDT, Vondel's levensbeschrijver, armelijk behel ... pende, makende een wieg tusschen eenige stokken, de luieren drogende op den wagen, met teekenen van zoo ... danige ingetogenheid en zedigheid, dat de voerman, dit eenvoudig paar voerende, tegen iemand zeide: « 't Is even ... eens alsof ik met Jozef en Maria overweg reize ». Na een kort oponthoud te Utrecht, vestigde zich vader Vondel Ie Amsterdam, in de Warmoesstraat. Hij dreef nu een zijde ... handel, in « D'é Rechtvaerdige Trou». De jonge Joost moest reeds een handje uitsteken: regelmatig schoolgaan was uit. Maar daarom liet de leergrage knaap niet na te lezen en te studeeren. Hij sloot zich aan bij de andere Zuid-Nederlandsche uitgewekenen, in een « Brabantsche Rederijkerskamer». In 1605 dicht hij een « Bruiloftsre .. ferein )), de oudste verzen van hem bewaard gebleven, heelemaal in den trant der Rederijkers. In \610 treedt de drie-en-twintigjarige Joost in den echt met Mayken (Marieken) De W olff, van Brabantsche afkomst. Vader Vondel was ondertusschen gestorven; zijn weduwe en voorts zijn zoon namen den handel over. Doch deze ging niet heelemaal in zijn nering op : zijn snipperuurtjes besteedde hij aan het rijmen. Van uit dien eersten tijd dagteekent, onder andere gedichten: De gulden Winkel der konstlievende JV eder/anders (1613), een vrije navolging van een boekje te Antwerpen uitgegeven, een
11
JEUGD
"erzameling van 74 lafereelen uit de Schriftuur, de fabel ... leer en de geschiedenis: « een kristelijke "olksphilosophie». Bo"en elk stuk wordt ezn Schriftuurtekst, en soms heel flink, omschreven: AI 's menschen heerlijkheiJ, al 's menschen pracht en roem Is niet als gras en hooi of als een veldsche bloem (I Petr. I, 2.4). Vereenigt U met God; hebt vrede in uw gemoed: Gij werdt uit zijnen schoot gezegend met veel goed (Job.
2.2.,
2.1).
Luiheid ontucht baart en allerhande kwaad (Eccli. 33, 2.9)' God is de liefde zelf; de liefde is 't hoogste lot: Wie in de liefde blijft, blijft eeuwiglijk in God (I Joann. 4. 16). 'Tgeen God gegeven had, dat nam hij t' zijner tijd: Des Heeren heiige naam zij hoog gebenedijd (Job. I, 2.1). In eenen wijzen zoon de vader zich verblijdt; Maar in een godloos kind de moeder droefheid lijdt (Prov. 10, I). Hij werd vernederd die zich te verheffen poogt; Maar die zich zelf verkleint, wordt heerelijk verhoogd (MI. 2.3,12.). Veel liever wil ik nog bij leeuwen en bij draken Als bij een booze vrouw mijn rust en woonplaats maken (Eccli. 2.5, 2.3) . .Wie met zijn tonge niet in woorden missen kan, Is al geheel volmaakt, ja een volkomen man (Jac. 3, 2.). Hoe ziet gij toch zoo licht de splinters, 0 gij schalken, In 't oog uws broeders, en vergeet uw eigen balken I (MI. 7, 3). Die zijnen zone lieft, hem matig zal kastijden, Opdat hij in den dag der oudheid mag verblijden (Eccli. 30, I). Een deugdzaam fijne vrouw, die eerbaar is en kuiseh, Is 't beste goed des mans en 't siersel van haar huis (Eccli. 2.6, I). Eenieder blijve in 't geen (wolang als hij hier leeft) Waar hem de lieve God zelf in beroepen heeft (I Cor. 7, 2.0).
Dan volgt er een bundel van 12.5 fabelen: De vorstelijke Warande der dieren (1617), met veel onderwerpen sedert
12.
I. VAN VLAAMSCHEN BLOEDE
den tijd van .tEsopus van eeuw tot eeuw overgeleverd, opgesteld "olgens het boekje : De Waarachtige Fabelen der Dieren, "an E. de Dene (1), en de fransche bewerking daar"an : Esbalement moral des animaux, in 1578 te Antwerpen "erschenen. La Fontaine, die zijn fabelen eenige jaren later uitgaf, kon wellicht, tot de eerste lellerkundige "orming onzer Vlaamsche kinderen, best "er"angen worden door Vondel, indien dezes taal dan reeds de klassieke gekuischtheid nagestreefd had. Maar toen sloorde men zich niet zoozeer aan spraakkunst. De Zuid-N ederlandsche afkomst "an den dichter is nog duidelijk te merken, vooral in de woordenkeus. Maar gaandeweg loutert zich "oort. durend Vondel's taal. De zedenleer dier fabelen staat niet zeer hoog bo"en het utilitaristisch standpunt, en, teeken des tijds, de dichter hekelt nog al "innig de sociale wantoe. standen en 'de « tyrannen ». Eerst noodigt Vondel de « aanschouwers "an dees Warande» uit. Koml "rij schouwen dezen beemd, Ziel hoe wonderlijk en "reemd Dal de dierkens l' zamen le"en, Hoe de Irolsche Leeuwe bralt, 'I Reinlje loos in sir ikken "alt, Hoe 'I Schaap "oor den Wolf moel be"en. Waar den mensch in wordl geleerd Hoe der wereld hoogheid keerl ; Hoe zich ieder heefl Ie dragen, 'I Zij lol eerbaarheid en deugd, 'I Zij lollegenspoed en "reugd, Wilt dal hier de beesljes "ragen.
(,) Zie SCHARPÉ, Leuuenscbe 'Bijdragen, 4" jg.
EERSTE GEDICHTEN
t3
Ziehier hoe het motief "an Lt Corbeau et Ie ~enard is uitgedrukt: DE PAPEGAAI EN DE VOS De klapper Papegaai, op 't opperste eender eiken, Met vetten roof gelaan, kon Reinaart niet bereiken; Dies, hongrig naar den kaas, dien zij genepen had Met haren krommen bek. bedrieglijk tot haar trad. « Geluk, riep hij, geluk! 0 wiens gemaalde veeren Al de andere vooglen wijd in zuiverheid passeeren! Indien uw schoonheid met 't welklinkende geluid Van zingen waar gepaard, gij waart de braafste bruid Van al dat, lichtgewiekt, met uitgebreide schachten Het dunne locht doorsnijdt en 't aardrijk gaat verachten.» De Papegaai, door lof bewogen in haar ziel, Stak op een heesche keel; dies haar de kaas ontviel, Die 't slimme Reintje nam; en leerde d' hoog gezeten Bedrogen vogel zoo wel zingen voor zijn ete:t. Zulks is der vleiers kunst, die van den wijsten man, Als hij haar 't oore leent, 't gehoor betoovren kan. Schoon woorden geven zij, waardoor z' hem achterhalen, Wanneer hij die op 't diepste in 't reeknen moet betalen.
De zedeles der fabelen wordt bizonder goed uitgedrukt, b. ". : 't Is al van ouds, dat, om de onnooz'len te verlokken De wreeden 't schapenvel arglistelijk aantrokken. De schijn veeltijds bedriegt: dus is hij wijs bedacht, Die jonk~r Wolfaart vreest, en zich voor 't schaapsvel wacht. Gij, die 't voortrefiijk ambt eens leeraars vast bekleedt, En andren hun gebrek te toonen zijt gereed, U zelven eerst bestiert. Wilt in u zelf genezen 'Tgeen gij in andren meent bestraffelijk te wezen; Want als gij andren leert en blijft van 't goede schuw, Zoo blijft een dubbel zonde en grover vlek in u.
t3
J.
VAN VLAAMSCHEN BLOEDE
Wie brandt om andren te verbijten en verslinden, Licht iemand schuldig kent en kan een oorzaak vinden. Men slaat 't onnoozel lam om 't vet en om den rok; Want wie den hond wil slaan, vindt lichtlijk eenen stok. Wijs is hij, die zich zelf niet al te veel gelooft. Wie andren hindren wil of leed doet naar vermogen, Zich zelven op het lest ellendig vindt bedrogen. Hij werkt zijn eigen kwaad, die kwaad heeft in den zin. Wie andren nellen spani, geraakt er zelver in. Wie eenmaal ontrouw pleegt, heeft altijd schande en smaad, En wordt van 't menschgeslacht verbeten en gehaat. Wijs, die bij zijns gelijk zich schiklijk weet te voegen. De luiaard, die de bloem van 's levens tijd verslaapt, In plaats van vruchten, niet dan stekeldoornen raapt, Vergaat in zijn ellend ; terwijl door 's Heeren zegen De vrome wel verzorgd en heerlijk is bedegen. Wie boven zijne macht, te stout en zeer vermeten, Eens anders kracht bespot en gaat zich zelf vergeten, Veel lichter als hij waant, vernederd worden zal: Want hoogmoed, zoo men zegt, gaat altijd vóór den val. Noch eer noch rijkdom mag den mensch gelukkig maken, Wanneer men wel bemerkt den loop van 's werelds zaken. Gelukkig is degeen, die hier genoegzaam leeft, En rust in 'tgeen waar God hem toe geroepen heeft.
Vondel, de diep geloovige, maakt ook godsdienstige verzen: aanzienlijke stukken, honderden "erzen lang, als De Helden Gods des Ouden Verbonds (t620), benevens "ertalingen uit het fransch "an DU BAR'rAS : De Vaderen en De Heerlijkheid van Salomo; ook kleinere gedichten, als De Vier Vitersten : t3
De dood is algemeen; wie is er ooit gebleven?
·<[.,I.)od Hoe arm, hoe rijk van schat, elk loopt haar in 't gemoet.
15
EERSTE GEDICHTEN
D'een is zij bitter gal, den andren honigzoet. Wel hem die ster"en leert en zoekt een beter le"en. 11 't Verstor"en graan "errijst, en blijft niet weggescholen. Oordeel Zoo doet de mensch ook niet; wiens I ichaam, van den doon Van nieuws bezield, verschijnt voor God en's Menschenzoon, Die 't "ierschaar zelf bekleedt, en 't vonnis is be"olen. III Hel
Wee I wee der boozen rot! Hoe wil 't de ziel doorsnijden Desgeens die als een bok ter slinker zijde staat, Als Christus dondren zal met een vergramd gelaat: Vermaledijden, gaat I Gaat, gij "ermaledijden !
IV 0 driemaal witte dag! Wel zalig die 't mag hooren Hemel Aan Christi rechterhand die liefelijke stem: Komt hier, en erft uw kroon in 't Nieuw Jeruzalem. Gebenedijden, komt! Komt hier, mijn uit"erkoren !
In t 62 t moel Vondel nog al lang ziek geweest zijn
hij
dicht een schoon Gebed: Gij, die de ziekte kweekt en doet ze weer "erdwijnen, Aanzie(t) een kristen hart, belegerd met veel pijnen. o Vader alles troosts, Gij weet en ik beken Dat ik een aarden vat en broos "an stoffe ben! Aanzie de zwakheid dan van uwen armen dichter, Mijn rauwe wonden zalf, en maak mijn kwalen lichter. Of zoo 't U dus behaagt om onzer zonden schuld, Zoo wapen mijne borst bestendig met geduld. Dit harnas eischt de nood, want jaren zag ik enden Maar nooit mijn zwarigheên en dagelijksche ellenden. Dit maakt mij 't leven zuur en mat de geesten af En doet ons hemelwaart vaak zuchten om het graf. Als ik de zwaluw zie geherbergd aan den gev'el Van 't overlenend huis: « 0, die "an d' aardschen nevel Ontslagen (spreek ik dan) mocht nestien, daar 't gestarnt, Daar 't goud in 't blauw turkoois zoo flonkerende barnt I» Gij weet het, goede God, hoe vurig uwe zieke(n) Naar een gezonder lucht, door 't roeien van zijn wieken,
16
I. VAN VLAAMSCHEN BLOEDE
Opstijgen wil gezwind, of dat een van uw boon Hem op zijn pennen drage in uwen rijken troon. Als ik, om tijdverdrijf, met mijne stem ga paren Den weerklank v.an mijn luit en zangerige snaren, Dan dunkt mij dat uw geest met mijnen geest getuigt, Hoe 't heilig heirschaar Gods daarboven speelt en juicht. Dees lust tot 't hoogste goed, dit goddelijk verlangen, Uit dees kwellage wordt geboren en ontvangen. Wij nemen dan in dank den tijdelijken druk: Laat ons, 0 Heer, slechts niet bezwijken onder 't juk; Noch laat de ellende niet te zeer ons broosheid tergen, Noch meer dan het vermag, wil niet uw schepsel vergen. Zoo zal mijn zangeres U roemen onder maan, En 's werelds duistre nacht en schaduwen versmaàn Om 't zalig licht, totdat de geest van 't lijf gescheÎen Zal waardig zijn bekend te juichen met uw reien.
Hij bidt innig "óór het eten : Uw zegen, Heer, dale op ons allen, Bewaar ons, dat wij tot geen kwaad verva llen. Ons zorge zoek' het rijk daarboven meest. Nu, in den naam van Vader, Zoon en Geest, Genuttigd, met een dankbaar hart, te gader Al wat ons wordt gejond van God, den Vader! Zijn milde hand verleent ons drank en spijs: Men geev' Hem lof en dank en eer en prijs.
Vondel's gepeinzen gingen zeker dikwijls terug naar zijn eerste jaren: in het beroemd gedicht De R..ijnstroom bezingt hij den Rijn als zijn « geboortestroom ». Bij het overlijden der Aartshertogin-Landvoogdes !sabella, te Brussel in 1633, wijdt Vondel haar een Treurzang: Godvruchtige Isabel ! Hoe pijnigde u dees hel
ZUID"NEDERLANDSCHE GEDICHTEN
'7
Des oorlogs, toen gij zocht Hetgeen, uw le"en lang, U nooit gebeuren mocht! Door de ij"erigste beê, Gij zocht de heil'ge vreê En "ondt haar al "erblijd En greept ze, maar helaas I Voor eenen kleinen tijd ... Toen kreegt gij een "erdriet In 'I le"en, en "erliel De wereld om den Peis Te zoeken, bo"en de aard', In 'I goddelijk paleis ...
o Vredemoeder,
eer Van Neerland ! Nimmermeer Verwelke uw "redelof. Gij stondt naar vrede in 't aardsch' En sluit ze in 't hemelsch hof.
Omtrent dien tijd maakt Vondel een gedichtje ter eere van den Leuvensehen hoogleeraar Plemp, die een « Ont .. leding des menschelijken lichaams », uit het latijn vertaald, uitgegeven had. De dichter verheugt zich, omdat de pro ... fessor die schalten "an wetenschap bracht « uit het duister» in de moedertaal, tot nut van zijn « nederduitschen lands ... man ». Later is Vondel wederom, althans met den geest (1), in Zuid ... Nederland : hij bezingt Gillis van Vinckenroy, burgemeester van Hasselt, o"erwinnaar of « Keizer "an den edelen Kruisboog». Nu giet de molenrijke Demer Meer water uit zijn glazen eemer (,) Zie Versl. en Mededeel. der 1(. VI. Acad. '92.6, blz. 499.
,8
I.
VAN VLAAMSCHEN BLOEDE
En ruischt en bruist, gelijk een zee, Door Hasselt, zijn "erheugde steê, En langs de "ruchtbare oe"ers neder. Hij drijft en dobbert op de "eder Der burgemeesterlijke faam En Vinckenroy's doorluchte naam ... Dit ging "an ouds in zwang, en wij Bra"eeren (1) nog op zulke bra"en, En zagen dikwijls Vlaamsche gra"en Den kruisboog handelen om strijd. De "ijfde Karel (2.), zoo benijd Om zijn geluk, zag Brussel springen En hoorde 't "olk triomfe zingen Rondom zijn fieren boog. Gelijk Zijn zoon (3), de zon "an Oostenrijk, Die, in den zeestrijd "an Lepante Zich tegen Selim's M.ane kantte, De pen "an Lo"en lo"en liet Hoe net de zoon en "ader schiet. De Infante (4) "olgt hun spoor "an achter En mikt en klinkt en "elt, niet zachter Dan hare(n) groot"aar, 't groene hout Gelijk een amazoon ; en bouwt Haar eer op 't keizerlijke "oorbeeld. Hoe averechts de manschap oordeelt Van vrouwen zonder hart en moed! Heldin, gij eerde uw strijdbaar bloed Door uwe boogpees ; meer door de orden En koorde, die uw lenden gordden (5).
(\) Roemen. - (2.) Keizer Karel. - (3) Don Juan van Oosten .. rijk, de overwinnaar van Lepante, bij zijn oponthoud te Leuven (of Loven) in 1577. - (4) De Aartshertogin Isabel\a. Zie het voor .. gaande stuk. - (5) Naden dood van haar echtgenoot, Aartshertog Albrecht, nam zij de ordekoord en den le"ensregel van S. Francis .. cus.
HUISELIJK LEED
'9
Ouintijn (t), die, trouwer dan een schild De stad beschut en 't Kruisboogs Gild, Daar Engelen voor menschen waken, Beschut hem, die op 't eerlijk spoor Der Keizeren en Vorsten, voor Zijn burgers treedt; beschut de daken Der stad voor 's oorlogs felien brand ...
Het Vondelgezin was onderlusschen met kinderen geze .. gend : Joost, Anna, nog één kind zeer vroegtijdig ges tor .. "en, eindelijk Sara en Konstantijn. Dit laatste zoontje had de dichter zoo genoemd, omdat hij in dien tijd (.631) vlijtig werkte aan een epos over Konstantijn, den eersten kristen keizer. Maar, helaas, « Konstanlijnlje » leefde slechts enkele maanden en de ongelukkige "ader weende zijn droefheid uit in het algemeen gekende gedichtje : 'KinderlÜk ... Konstantijntje, 't zalig kijndje, Cherubijntje van omhoog, De ijdelheden hier beneden Uitlacht met een lodderoog (:.). " Moeder, zeit hij, waarom schreit gij? Waarom greit gij op mijn lijk? Boven leef ik, boven zweef ik, Engeltje van '. hemelrijk. En ik blink er, en ik drink er 'Tgeen de Schinker alles goeds Schenkt de zielen, die daar krielen Dartel van veel overvloeds.
(t) S. Ouintinus, Hasselts patroon.-(2.) Stralende, diepgevoelde blik.
2.0
I.
VAN VLAAMSCHEN BLOEDE
Leer dan reizen met gepeizen Naar paleizen, uit het slik Dezer wer(r)eld, die zoo dwerrelt : Eeuwig gaat voor oogenblik.
Kort daarop ontviel hem ook zijn achtjarig Saartje ! De fel\e Dood, die ... mikt met haren schicht Op het onnoozel wicht, En lacht. wanneer in 't scheÎen De droeve moeders schreÎen. Zij zag er een, dat, wuft en onbestuurd, De vreugd was van de buurt. .. M.aar wat gebeurt? Terwijl het zich vermaakt, Zoo wordt het hart geraakt, Dat speelziek hart, van eenen scharpen flits Te doodlijk en te bits! De dood kwam op de lippen, En 't zieltje zelf ging glippen ...
Nog een zwaarder slag trof Vondel in 1635 : zijn goede ech!genoote « omhoog gevaren, smolt in bei (zijn) armen» ... Niemand heeft dit huiselijk treurtafereel roerender gemaald dan ALBERDINGK- THIJM in zijn « Portretten "an Vondel» : « In den nacht "an 11 op 12 Februari des jaars 1635, zat Vondel aan haar bed, met haar "ermagerde hand in de zijne. Hun dochter Anna lag er geknield "oor en schreide in haar neusdoek. Zij verwachllen ieder oogenblik den laatsten snik. De jonge Joost was niet te huis .. ,. In plaats van hem, was er echter nog een ander man in de kamer van wat meer leeftijd: hel was de welgegoede heel .. meesier Ariaen van Baneken, een oud .. Amsterdammer en Vonde\'s huisvriend, in wien Mayken een groot "er trouwen had. Toen zij zeer lang, zacht hijgende, roerloos gelegen
0000 VAN ZIJN ECHTGENOOTE
2.t
had, gaf zij te kennen, dat zij nog iets wilde zeggen. Vondel boog zich tot haar o"er : (( Joost, zeide ze, ik ben het bangst "oor Just (zoo noemde men den zoon in onderscheiding "an den "ader} ... Hij is zijn hoofd geheel kwijt. .. » » Meester A riaen trad nader aan de "eege sponde : « Goede moeder, zeide hij, wees zonder zorgen; leg uw hoofd gerust neer: we zullen "oor u en de uwen al doen wat we kunnen. » » Het hart "an den brallen Vondel was "ol : "ol "an droefheid en dankbaarheid. 0 ! hoe dierbaar werd hem nu deze "rouw, al had ze ook nog zoo weinig in zijn geestesle"en kunnen deelen. Zij was hem een trouwe hulp en gezellin geweest, de moeder zijner kinderen: "an die uitmuntende dochter Anna, die daar bij haar bed lag, "an Sa artje en Konstantijntje, die haar naar den hemel waren "oorgegaan ... en dan "an den ongelukkigen Joost, den jonkman zonder hoofd en met een allerzwakst karakter. « Mayken, riep Vondel door zijn tranen, God "ergelde je al het goed, dat je aan mij en onze kinderen gedaan hebt.» Hij boog zich op haar neder, kuste haar klam gelaat: « Goeie nacht, Joost» fluisterde zij, en ... ontsliep. » Daar was een gerucht beneden in huis; het kwam de trappen op ; de jonge Joost stortte naar binnen; en daar was al de waardigheid en kracht noodig, die Vondel bo"en zijn zoon "ooruit had, om dezen lichtzinnige met de woorden : .(( Daar ligt uw moeder; zij is al dood» uit de bedwelming terug te brengen, waarin zijn slemppartij hem gewiegd had. » Drie dagen later, den lS en Februari, "olgden "ader en zoon in stille droefheid het lijk naar de Oude Kerk, waar het in het (C Vrouwekoor » is bijgezet. » ~
2.2.
I. VAN VLAAMSCHEN BLOEDE
Vondel dichtte een wonderschoone « Lijkklacht aan hel Vrouwekoor, over hel verlies van mijn eega»
o
heilig Koor, dat "an de mijnen 't Vergaan en onvergaan gebeent Bewaart, en zachte rust verleent Totdat de zon "ergeette schijnen (1), Nu groeit 't getal "an uwe lijken Door een, dat meest mijn geest bedroeft, En met de lijkschroef 't harte schroeft, Die "oor geen jammerklacht zal wijken ... Ik wenschte nog om eenig teeken Van haar die als een schim verdween, Wanneer ze mij te troosten scheen En in den droom dus toe te spreken: « Mijn lie"e bedgenoot, dees zaken
Gebeuren geenszins zonder God. Vernoeg met uw getrokken lot, En wil uw heldenwerk (2.) niet staken ... Bestel mijn sterflijk deel ter aarde In 't koor der zegenrijke Maagd, Daar zulk een schaar den naam af draagt, En die mijn naam ook gaf zijn waarde. 'k Verhuis, "an 't aardsche juk ontslagen, Omhoog in 't hemelsche gebouw. Bezorg de panden van ons trouw, Twee kinders (3), die ik heb gedragen. Zoo sprekend week zij uit dit leven. Marie ! al laat gij mij alleen, Uw vriendschap, uw gedienstigheên Staan eeuwig in mijn hart geschreven.
(1) Op het einde der wereld. - (2.) Het epos Konstantijn : de weduwnaar had den moed niet om het te "oltooien. - (3) De nog o"erblij"ende Joost en Anna.
TREURDICHTEN
2.3
Hoe ver dees voeten mochten dwalen, 'k Zal derwaart mijn bedrukt gezicht Nog slaan, waar voor het rijzend licht Uw bleeke ster ging onderdalen.
Een ziel die zoo diep gevoelde, kon ook bij dergelijk verlies de vrienden troosten: Vondel stuurt de volgende Verlrooslinge aan den geleerden Geeraart Vossius, die zijn .z.7~jarigen zoon verloren had: Wat treurt gij, hooggeleerde Vos, En fronst het voorhoofd van verdriet? Benij uw zoon den Hemel niet: De Hemel trekt; ai, laat hem los! Ai, staak dees ijdle tranen wat, En offer, welgetroost en blij, Den allerbesten Vader vrij Het puik van uwen aardschen schat! Men klaagt, indien de kiele strandt, Maar niet, wanneer ze, rijk gelaan, Uit den verbolgen Oceaan In een behouden haven landt. Men klaagt, indien de balsem stort, Om 't spillen van den duren reuk, Maar niet, zoo 't glas bekomt een breuk, Als 't edel nat geborgen wordt. Hij schut vergeefs zich zelven moe, Wie schutten wil den sterken vliet, Die van een steile rotse schiet, Naar haren ruimen boezem toe. Zoo draait de wereld kloot, hetzij De vader 't liefste kind beweent, Of 't kind op vaders lichaam steent. De dood slaat huis noch deur voorbij.
t3
1. VAN VLAAMSCHEN BLOEDE
De dood die spaart noch zoete jeugd, Noch gemelijken ouderdom. Zij maakt den mond des reed naars stom En ziet geleerdheid aan noch deugd. Gelukkig is een vast gemoed Dat in geen blijde weelde smilt, En stuit, gelijk een taaie schild, Den onvermijdbren tegenspoed.
!sabella Le Blon, "roegtijdig overleden, laat hij aldus haar ouders troosten (1636) : Mijn ouders, weest gerust. Ik ben met groot en lust Vlln de aarde hier gescheiden, Om u te gaan verbeiden In 't hemelsche prieel, Der vromen errefdeel. Daar hoop ik mijn behoeder En ook mijn lieve moeder Te aanschouwen met geneugt' In eindelooze vreugd, Bij de engelen daarboven Die hunnen Schepper loven.
En hij voegt er een grafdicht biJ: Hier sluimert Isabel Le Blon, Die als een roosje met de zon Blijgeestig op haar steeltje stond, En riep met een bedauwden mond: « Wat is de schoonheid? Wat 's de roem Der jonkheid anders als een bloem? » Dit was haar eerste en laatste leer: Toen zweeg ze stil en sprak niet meer ...
'l'REURDICH'l'EN
2.5
En hiermede meen en wij "oorbeelden genoeg aangehaald te hebben van Vondel's kleinere gedichten uit zijn eersten tijd, wanneer namelijk zijn Vlaamsche oorsprong nog duidelijk merkbaar is in zijn "erzen.
Aangenomen Hollander
Aangenomen Hollander Aangenomen Hollander Aangenomen Hollander
Handteekening van Vondel's vader en moeder (Sara ennen) ; van den Dichter zelf (1613) en van zijn dochter Anna. 1
TWEEDE HOOFDSTUK
Aangenomen Hollander
V
ONDEL heeft zich "olkomen ingeleefd in alles wa zijn aangenomen "aderland aanging. Met reden heeft men gezegd, dat in zijn werken geheel de geschiedenis "an Holland in de XVII" eeuw weerspiegeld is. Men leze b. ". het "eelbelo"ende Sonnet of Klinkdicht (1609) op het Twaafiarig Besland of wapenstilstand te Antwerpen met Spanje gesloten, den Lofzang over de wijdberoemde Scheepvaart der 'Vereenigde Nederlanden (1612.), den Lof der Zeevaart (162.8); de Begroelenis aan Frederik Hendrik, nieuwen Stadhouder (162.5); de Geboorlklok van Willem van Nassau (162.6); de 'Verovering van Grol (162.7) ; Amsterdams Welkomst aan Zijn Hoogheid Frederik Hendrik (162.8) ; Zegezang ter eere van Frederik Hendrik (162.9); Stedenkroon van Frederik Hendrik( 1632.), enz· AI mag men geenszins het Pascha, het eerste drama dat Vondel liet "erschijnen (1612.), een allegorie noemen, toch is het zeker, dat bij het uitbeelden der « Verlossing der kinderen Israël's uit Egypte» de dichtèr ook geestdriftig dacht op de « "rijwording der Vereenigde N ederlandsche Pro"inciën » "an het juk "an Spanje. De 'Epistre, waardoor de wordende treurspeldichter zijn stuk opdraagt aan « Monseigneur Jean Michiels van Vaerlaer, mon singulier
2.8
11. AANGENOMEN HOLLANDER
Amy» (een Amsterdamsehen laken"erkooper I), is, opmerkelijk genoeg, in ... onbeholpen fransche "erzen opgesteld. Van dit oogenblik aanschouwt Vondel het treurspel als de "olmaaktste dichtsoort. De "olgende jaren "erschijnen lIierusalem verwoest (1620) of de inneming "an Jeruzalem door de Romeinen; 1/ecuba (162.5) en lIippolytus of rampzalige kuischheid (162.8), beide "olgens stukken "an den latijnschen dichter-wijsgeer Seneca; het laatste was opgedragen aan Hugo Grotius. Middelerwijl had Vondel den "orm "an treurspel dienstbaar gemaakt aan de diep ge"oelde uiting zijner godsdienstige-politieke o"ertuiging. In de theologische redetwisten tusschen de Leidsche professoren Arminius en Gomarus,' en hun aanhangers, de Remonstranten en Contra-Remonstranten, had hij beslist "oor de eersten partij gekozen: zijn gematigdheid en gezond verstand kwamen in "erzet tegen de al te stroe"e en strenge gomaristische uitlegging der predestinatieleer "an Cal"ijn. Doch de politiek mengde zich met de godsdienstgeschillen en gaf het "oor alsof het heil "an den pas geboren Hollandschen Staat afhing "an het extremisme "an Gomarus. Op be"el van Prins Maurits, werd de groote Raadspensionaris Oldenbarne"eldt in hechtenis genomen; hij boette zijn Arminiaansche o"er .. tuiging met het leven (1619) ; Huig de Groot, de beroemde geleerde, kwam er "~ln af met een "eroordeeling tot le"ens .. lange kerkerstraf. Vondel hekelde "innig de terechtstelJing van Oldenbarne"eldt in een treurspel « Palamedes of "ermoorde onnoozelheid» (162.5), blijkbaar een allegorie. Ook werd de stoutmoedige dichter met een geldboete "an 300 gulden gestraft en ontkwam ternauwernood aan strenger maatregelen. Hij maakte trouwens nog andere gedichten met de zelfde
HEKELDICHTEN
2.9
strekking, als Het Stokske van Oldenbarneveldt, waarmede nl. de edele zeventigjarige zijn schreden ondersteunde ... tot op het schavot : Mijn wensch behoede u on"errot, stok en stut, die geen "errader, Maar 's "rijdoms stut en Hollands "ader Gestut hebt op dat wreed scha"ot, Toen hij "oor 't bloedig zwaard moest knielen ...
o
Scherper is het Gesprek op bet graf van Oldenbarneveldl, in verzen met rijmenden weergalm; en de Geuzenvesper voor de Vier-en-Iwinlig rechters: Had hij Holland dan gedragen Onder 't hart Tot zijn afgeleefde dagen Met "eel smart, Om 't meineedig zwaard te la"en J'1.et zijn bloed En te mesten kraai en ra "en Op zijn goed ? .. Spiegelt, spiegelt u dan echter, Wie gij zijt. Vreest den worm, die dezen rechter 't Hart afbijt. Schendt uw handen aan geen "aders, Dol "an haat I Scheldt geen "romen "oor "erraders Van den Staat!
Nog langere bijtende schimpschriften verschijnen na Palamedes, 0. a. 'Rommelpot van 't Hanenkot (162.6), nl. der vijandige predikanten, 'Roskam en Harpoen in 163-. ; hel jaar daarop Deeretum borribile, nl. Gods af-
30
11. AANGENOMEN HOLLANDER
schuwelijk raadsbesluit tot 's menschen verdoemenis, in de Voorbeschikkingsleer van Calvijn, enz., enz. Innig gevoeld is het Jaargetijde van Oldenbarneveldl (1631) : 's Lands treurspel weer verjaart, om wiens gedoemde trouwe, Als weeuw of wees in rouwe Bedrukt en troosteloos, treurt Hollands goê gemeent Op Groolvaars koud gebeent. .. De tijd en heeft nooit weggenomen Den naam en 't overschot der vromen, Want nadat zij zijn overleên, Zoo blinkt hun deugd voor iedereen.
In 1637 ging Amsterdam zijn nieuwen Schouwburg inhuldigen, gebouwd door loedoen der beheerders van het Weezenhuis, waaraan de winsl der opvoeringen groolen .. deels toekwam. Reeds vroeger had Vondel de weeskinde .. ren in een opschrift lalen bedelen om ondersteuning Wij groeien vast In tal en last. Ons tweede vaders klagen. Ai, ga niet voort Door deze poort, Of help een luttel dragen. Hier treurt het weeskind met geduld, Dat arm is zonder zijne sChuld, En in zijn armoe moet vergaan Indien gij 't weigert bij te staan. Zoo gij gezegend zijt van God, Vertroost ons uit uw overschot. Geen armer wees op aarde zwerft, Dan die der weezen Vader derft:
DE NIEUWE SCHOUWBURG
31
Der weezen Vader derft hij niet Die weezen troost in haar "erdriet. Dies sla uw oogen op ons neer. Ons a lier Vader troost u weer.
Vondel maakte ook het opschrift, bo"en den ingang "an den Schouwburg te zeilen : De wereld is een schouwtooneel : Elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel.
Aan den zijkant stond een ernstige "ermaning te lezen, ook door hem gerijmd: Geen kind den Schouwburg lastig zij; Tabakspijp, bierkan, snoeperij, Noch geenerlei baldadigheid I Wie anders doet, wordt uitgeleid.
Meer nog : Vondel mocht het treUl'spel scheppen waarmee het nieuwe gebouw zou ingehuldigd worden. Hij koos als onderwerp de inneming "an Amsterdam, wuchteloos "erdedigd door Gijsbrechl van .llemslel in den Kerstnacht "an 1296. Met innige geestdrift "oor de Stad, die hij tot de zijne had aangenomen, heeft Vondel heerlijke brokken dichtkunst gele"erd. De op"atling "an het drama is grootsch en plechtig: Gijsbrecht, heer "an Amsterdam, "oer de krijg tegen Graaf Floris "an Holland, die den ouden adel onderdrukte. De stad werd belegerd door de aanhangers "an den Graaf, doch "ruchteloos. Op Kerstnacht gebruiken dezen een list die doet denken aan de inneming van Troja door de Grieken: zij "einzen den aftocht, doch een hunner, Vosmeer, laat zich opzellelijk door de Amsterdammers gevangen nemen; hij "erschalkt Gijsbrecht, die hem toeslaat zijn
HOLLANDER
11. AANGENOMEN HOLLANDER
schip Het Zeepaard, met uitgelezen manschappen opgepropt, binnen de ha"en te brengen. Onderlusschen gaan de burgers, meen end dat de "i.iand "oor goed weg is, blijgemoed 's middernachts ter kerke: de Rei der Edelingen zingt: Wij, edelingen, blij "an geest, Ter kerke gaan op 't hooge feest Den eerst geboren Heiland groeten, En knielen "oor de kleine "oeten Van 't Kind, waar"oor Herodes "reest. Het Kind, waar"oor een ster "errijst, Die Wijzen met haar stralen wijst De donkre plaats "an zijn geboorte, En leidt ze in Da"id's oude poorte, Daar de Allerhoogste 't laagste prijst. Het Oosten offert wierook, goud En billre myrrh : de gave ontvouwt 's Kinds Godheid, priesterdom en waarde En zijne sterflijkheid op aarde. Hier ligt Hij die 't al heeft gebouwd. 't Ge"ogelt, dat op wieken zweeft, Zijn nest, de "OS zijn holen heeft En woont in bergen en in bosschen: Een stal "an ezelen en ossen Den Schepper nauwlijks herberg geeft. De kribbe Hem een wieg "erstrekt, Die 't aardrijk met den hemel dekt En ellek dier bestelt zijn "oeder. o Kind, Gij zijt, gelijk uw Moeder, Met pracht noch hoo"aardij be"lekt. Hier "oert de neergedaalde God De trotsche wereld om met spot In zijn triomf ten smaad der ho"en ; Het needrig harte "oert hij bo"en Met Hem in 'I hooggebouwde slot.
GIJSBRECHT VAN AEMSTEL
33
Hier schuilt dat god lijk aangezicht, Waaruit de zonneschept haar licht En alle sterren glans en luister. Hier ligt Hij zonder glans in 't duister, Die Englen tot zijn dienst "erplicht. Des hemels reien wiegen hem In slaap, met hunne zoete stem Die nooit "an "aak en was beschoten, En wekt het hoofd "an alle grooten In 't koninklijk Jeruzalem ... De doeken, daar dit Kind in leît, Is 't purper "an zijn majesleit, Waarin de herders Hem aanschouwen Wien God de zielen komt "ertrouwen, Gelijk "an ouds was toegezeid, Dat God zijn kudde weiden zal, En hoên "oor ramp en onge"al, En naar het afgedwaalde schaapken "ragen, En dat op zijne schouders dragen Met vreugd bij 't o"erig getal. Hier is de wijsheid ongeacht, Hier geldt geen adel, staat, noch pracht. De Hemel beeft bel kleen verkoren. Al wie door ootmoed wordt berboren, ls van bel bemelscbe geslacbt. Gij, die der "orsten harten leidt Gelijk een beek, en schift en scheidt Het licht "an dikke duisternissen, Laat den tiran zijn aanslag missen Die den onnoozlen lagen leÎl.
Ondertusschen is de vijandelijke bende op het schip uit haar schuilplaats gekomen; ze bezet de Haarlemmer poort en steekt de Oude Slad in brand. Het gansche leger rukt binnen. Te midden "an het strijdrumoer klinkt statig en
HOLLANDER
11. AANGENOMEN HOLLANDER
gelaten het Kerstlied der Nonnen-Clarissen op de Onnoo. zele Kinderen van Bethlehem. Het is een der schoonste gedichten van Vondel :
o Kerstnacht,
schoon er dan de dagen I Hoe kan Herodes 't Licht verdragen Dat in uw duisternisse blinkt En wordt gevierd en aangebeden? Zijn hoogmoed luistert naar geen reden, Hoe schel die in zijn ooren klinkt. Hij poogt d'Onnoozle te vernielen Door 't moorden van onnoozle zielen, En wekt een stad .. en landgeschrei In Bethlehem en op den akker, En maakt den geest van Rachel wakker Die waren gaat door beemd en wei (.), Dan naar het Westen, dan naar 't Oosten: Wie kan die droeve moeder troosten Nu zij haar lieve kinders derft? Nu zij die ziet in 't bloed versmoren, Vergaan die nauwlijks zijn geboren, En zoo veel zwaarden rood geverfd? Zij ziet de mellek op de tippen Van die bestorve' en bleeke lippen, Gerukt nog versch van moeders borst. Zij ziet de teere traantjes hangen Als dauw, aan druppels, op de wangen. Zij ziet ze vuil van bloed bemorst.
(.) Rachel, echtgenoote van Jakob, was in de nabijheid van Belh .. lehem begraven; ook S. M.allheüs haalt een tekst van den Profeet Jeremias aan, alsof die droeve moeder « weende om den moord der Onnoozele Kinderen •. - De Gijsbrecbt wordt nog jaarlijks te Amsterdam opgevoerd.
GIJSBRECHT VAN AEMSTEL
35
De wimbrauw dekt nu, met zijn boogjes, Geloken en geen lachende oogjes, Die straalden tot in 's moeders hert Als starren, die met haar gewemel Het aanschijn schiepen tot een hemel, Eer 't met een mist betrokken werd. Wie kan de ellende en jammer noemen En tellen zoo veel jonge bloemen Die vroeg verwelkten, eer ze nog Haar frissche bladeren ontloken, En liefelijk voor ieder roken, En 's morgens dronken 't eerste zog? Zoo velt de zicht de korenaren. Zoo schudt een bui de groene blaren, Wanneer het stormt in 't wilde woud. Wat kan de blinde Staatszucht brouwen Wanneer ze raast uit misvertrouwen ! Wat luidt zoo schendig dat haar rouwt? Bedrukte Rachel! Staak dit waren Uw kinders sterven martelaren En eerstelingen van het zaad Dat uit uw bloed begint te groeien, En heerlijk tot Gods eer zal bloeien, En door geen tirannij vergaat.
Gijsbrecht tracht den Dam te "erdedigen, doch te "er.. geefs ! Hij smeekt den grijzen bisschop Gozewijn, en later zijn eig~n echtgenoote Badeloch, "eiligheid in de "lucht te zoeken; doch zij weigeren. De burg is bijna in de macht "an den "ijand, wanneer de Aartsengel Rafaël "erschijnt, de toekomstige grootheid "an Amsterdam "oorspelt, en Gijsbrecht zelf buiten de stad brengt om hem te redden. Vondel had zijn drama aan Huig de Grool opgedragen. In 1639 stuurt hij hem nog twee treurspelen: 'Elektra, "an Sofokies, de eerste "ertaling "an een grieksch treur ..
36
11. AANGENOMEN HOLLANDER
spel in hel nederlandsch, en De Maagden, ov.er den marteldood van S. Ursula met haar gezellinnen te Keulen. De dichter "ond daar een gelegenheid om zijn geboortestad te "erheerlijken. Nog in het zelfde jaar verschijnt: Gebroeders, een bijbelsch treurspel, over de afstammelingen van Saül door de Gabaonieten ter dood gebracht. Overigens reeds "oor zijn eerste treurspel, het Pascba, had Vondel zijn onderwerp in den Bijbel ge"onden : nu hecht hij zich hoe langer hoe meer aan de gewijde boeken en zoekt in de geschiedenis van Jozef, door zijn broeders verkocht, en in Egypte eerst vernederd, dan "erheerlijkt, de stof eener trilogie. Jozef in Dotban (.640), of de verkooping aan de Ismaëlieten, is misschien het menschelijkste van Vondel's treurspelen; door het schoolgebruik en de talrijke op"oeringen, kent gelukkiglijk ons volk nog al goed dit drama met zijn roerende tooneelen en uitboezemingen, als: 0 pluim waarin bet duifken stak, en zijn Reizangen o"er Gods Voorzienigheid (.). Het zelfde jaar .640 verschijnt Jozef 'Egypte, of de beproevingen van den kuischen Jozef in het huis "an Putiphar. Hoe heerlijk bidt de jongeling tot "rij waring zijner deugd
zn
o Hartekenner, die al mijn gdachten kent, Bestier ze, dat ze rechts noch links zich \lan U neigen, Noch 't minst iets wankien, door beloften noch door dreigen, Op de eerelijke baan, de heirbaan \lan de deugd. Verhoor nu Jozef's beê : hij offert U zijn jeugd. Als derde deel der trilogie kan Jozef in 't Hof gelden, (1) Het is overbodig aanhalingen daaruit te ge\len, \lermits er goedkoope uitga"en, met uitleg, \lan bestaan (Gent, Siffer). Het zelfde geldt "oor Lucifer en Ádam in ballingschap.
JOZEF
HOLLANDER
of de \Ierheerlijking van Jozef, door zijn broeders herkend; dit stuk \Ierscheen reeds in 1635, als \Iertaling van het latijnsche drama So{ompaneas van Huig de Grool. Met de weeklachten over Jozef in de twee andere stukken, \Iergelijke men hel treurdicht \lan Judas op Benjamin, wanneer dezen strenge straffen te wachten staan, om \lermeenden diefstal:
o teêre spruit "an onzen
bloede, Nu in uw bloem en eerste "reugd! Hoe ongelukkig is uw jeugd En jonkheid, die niet eens be"roedde In welke rampen dat ze leît Gedompeld! Aangename kaken, Zoo zoet en liefelijk in 't blaken Als purper o"er melk gespreid, Gelijk de roos begint te ontluiken! o glinstrig haar, dat goud "erdooft, Waarin een luchtje speelt om 't hoofd, Voor hoe "eel slagen zult ge duiken! Of zoo gij 't le"en nog behoudt, Hoe diep en naar ligt gij ge"angen, Met duisternis en schrik behangen I Of in wat land, in wiens gewoud (t) Ver"oert men u, uit "aders oogen En "an uw broed ren alzoo wijd In sla"ernij ? Helaas, gij zijt Tot dit "erdriet niet opge,togen (2.), Gij, die "an oudren werdt geteeld Daar koningen zich mee "erbonden I Och I Vader zal te geene stonden Meer aanzien, hoe gij loopt en speelt Langs 't huis, gedost met bonte "ellen,
(t) Macht ("gl. hoogduitsch : Gewalt). -
(2.) Opge"oed.
38
n.
AANGENOMEN HOLLANDER
Gij zult, wanneer wij zijn vermoeid Van 't weiden, als de hitte groeit En in het Zuiden ons komt kwellen, Niet met den middagkost, als eer, Van huis af komen aangesprongen. En mooglijk zullen kwade ton-gen, Die alleszins toch zijn, ti weer Een lak opwerpen (I), daar u, arme En vreemdling, niemands hulp bescharme.
Uit dit tijdperk "an 's dichters le"en "ermelden we nog zijn lierdicht Aan Jezus. Christus ; Op de tweedracht der Kristen-Prinsen. Vondel, de "reedzame, die in 1633 zuchtte: De olijf behaagt mij boven den laurier. Wat is de krijg een woest verslindend dier'
betreurt nu des te meer de bloedige geschillen tusschen de "orsten der Kristenheid, omdat ze "rij spel laten aan den Turk, die Europa bedreigt. De Kristen~Prinsen zitten vast Malkanderen in " haar. Gansch Kristenrijk vervalt in last En 't uiterste gevaar, Als 't schip, dat met gekerfden mast Flus schipbreuk lijden zal En drijft naar lager wal. De felle Turk, die Christus kruist, Ziet ons krakeelen aan. De erfvijand lacht nu in zijn vuist En hoopt den klauw te slaan, Van bloed geverfd, van stof begruisd, In 't hart van 't blind gevecht, Dat hij 't geschil beslecht.
(I) Beschuldigen.
VREDEGEDICHTEN
Zoo 't hem gelukken mag naar wensch Met zijnen woesten hoop, Dat hij 's geloofs "erzwakte grens Op 't ongezienste sloop, En "eIIe en "ilI' zoo menig mensch ... Help' God I Wat wil 't een dag Van rouw zijn en beklag' Gelijk een ingeborsten stroom, Zal 't ingelaten heer Verdrenken al den Duitschen boom En bruisen als een meer, En spoelen den bebloeden toom Te Keulen in den Rijn. Die zal zijn wedde zijn. Zelfs de andre wereld, daar men met Den hoofde nederwaart De "oe ten tegens de onze zet, Zal hooren al "er"aard Hoe wij door 't zwaard "an Mahomet Ge"allen zijn, ten spot Der "ijanden "an God. Dan "oelt men hoe men heeft gefaald, En uit den burgertwist En brand "erdoemden roof gehaald, En wol"en opgehitst Naar Christus' schaapskooi; dan betaalt Men zelf zijn eigen roe, En schreit en zucht zich moe.
o
Jezus, keer dit "oorspook af. Verdrijf die duistre wolk. Herplant "eeleer op 't heilig graf, Door uw geloovig volk, Den Turken tot gerechte straf, Den standaard van uw naam, Opdat zich de a fgrond schaam',
HOLLANDER
HOLLANDER
DE MUlDERKRING
Opdat die bloedhond, ieders "loek, Met ingetrokken staart Gelijk een rekel, Mekka zoek, En aan zijn eigen haard In eenen on"erlichten hoek Zich uitstrekk' naar zijn lust, En late uw rijk in rust!
Vondel was tot de volle rijpheid van zijn talent geko ... men. Door bijna iedereen hooggeacht, stond hij in betrek ... king met de aanzienlijkste personen van Nederland. Hij was een welkome gast in de letterkundige kringen, als in het huis van de beide letterlievende kooplieden, H. L. Spieghel en Roemer Visscher : dezes twee dochters Anna en Maria Tesselschade hebben een aanzienlijke beteekenis in de letterkundige geschiedenis van dien lijd. Ook is Vondel meer dan eens aanwezig geweest in den « Mui ... derkring », nl. op het slot van Muiden, bij den dichter en geschiedkundige P. c. Hooft.
Jefse Cschade
DERDE HOOFDSTUK
De Bekeering tt:\NZE Dichter was nog altijd protestant, doch zonder protestantschen geest (t) ; hij was diep geloo\lig en vijand van alle godsdienstige dweperij. Reeds in zijn vroegen tijd treffen we verzen aan, die bij een protestant opvallend zijn, als zijn aanroeping van S. Agnes (162.2.) :
V
... Heldin van adellijken stam, Die als een kuisch en zuiver lam Uw reinigheid woudt Gode schenken, ,'iet vreugd wij, jaar op jaar, gedenken Aan uwen strijd hier uitgestreên, Aan uw verwinning ongemeen. Gij port ons aan, om op te stijgen En zulken palmtak te verkrijgen. Uw leerlijke gedachtenis De kerke een lieflijk wierook is. Uw sterk geloof doet ons ervaren Dat het niet ligt in 't tal van jaren. Ter dood gij staptet met meer moeds Als bruid ooit naar haar bruilofskoets : Het schreit er al, gij uitgezonderd; Den ouderdom uw jeugd verwondert. Elk bleek, gedoodverfd met beklag, De rozen op de wangen zag.
(I) G. SEGERS, Dietscbe Warande, 1899, blz. 64. HOLLANDER
HOLLANDER
111. BEKEERING
't Aanminnig uitzicht in het strijden Uw vijand trof met medelijden. Heer Jezus, geef ze kracht altijd Die U geheel zijn toegewijd. Geef dat zij op dit voorbeeld merken, En wil hun heilig opzet sterken. En gij d ie leeft bij God verhoogd, Hoe veel gij met gebeên vermoogt, Verwerf ze zegen en genade En kom ze met uw gunst te stade.
Ter gelegenheid "an geschillen onder de Doopsgezinden ontstaan, komt Vondel er reeds in 1626 "oor uit (Tegen bet vergift der geestdrijvers), dat er een gezag moet bestaan om den Bijbel uit te leggen Want maakt men 's Heeren woord elks menschelijke invallen, Zoo is het velerlei; zoo raakt 't verstand aan 't mallen ... En Christus wordt een klucht daar ieder van gelooft Al wat hem schiet en maalt in 't los en breinloos hoofd ...
Ja, hij "ertaalt een latijnsch gedichtje "an zijn broeder Willem, op Paus Urbaan VIlI, waarin hij zich door (( iet hemelsch » laat influisteren: Deze is de groote Sleutelvoogd Van 's hemels poorte : rust nu, poog(t) Niet meer te weten, buig uw kniên En kus zijn voeten, wijd ontzien.
Wanneer hij aan zijn heldendicht K.onstantijn begon, "roeg hij raad aan Hugo Grotius : deze wees hem op de Kerkvaders en Kerkvergaderingen. Onze studax:-dichter ontzag de moeite van die studie niet, maar werd tevens hoe langer hoe meer getroffen door de noodzakelijkheid "an
KATHOLISEERENDE GEDICHTEN
HOLLANDER
een leergezag, zooals de Katholieke Kerk erkent. In 1630 zucht hij o"er zichzelf: Ziet: onze Joost, Die zoekt, maar vindt geen troost.
In 1638 maakt hij een grafdicht voor zijn katholieken vriend Corn. Plemp, en laat den o"erledene zoo spreken ." Doch boven poëzij en snaar, Omhelsde ik ijwig 't Roomsch altaaT En hing, om staat noch snood genot, Mijn hart aan niemand dan aan God En Jezus' nimmer feilbre stem. Hier rust nu Plemp: ai, bid voor hem.
Ook in zijn treurspelen uit dien tijd, Gijsbrechl en De Maagden, beschrijft hij met eerbied en belangstelling Roomsche toestanden en ceremoniën, zoodat de strenge protestanten er tegen opkwa men. BRANDT, V ondel's oudste levensbeschrijver, getuigt : cc Hoe prijzenswaardig het treurspel der Maagden was in het opzicht van de kunst, men vond er evenwel zaken in, die velen bedroefden: des dichters zucht tot de stellingen en gewoonten der Room .. sche Kerk ... Men hield dat hij, Gijsbrechl van .JIemslel dichtende, toen alreeds aan 't waggelen was. » Omtrent dien tijd dichlle Vondel een zijner schoonste, doch ook moeilijkste stukken: De 'Kruisberg, waar hij met katholieken geest Christus aan het kruis en de wonde in zijn zijde beschouwt:
o o
bloed~ en waterrijke rots! hartebron des wijzen Gods! o artsenij voor alle kranken! Vergun mij ook een druppel nat; Bevloei mijn dor en dorstig blad En leer me mijn Verlosser danken,
44
111. BEKEERING
Op de oevers van dien gulden stroom, In schaduw van dien rozenboom, Bedekt met Cherubinnen vleugelen. Daar rust het afgejaagde hart; Daar vindt het stilpijn voor zijn smart; Daar nestien alIe tamme veugelen En heffen, tegen 't paradijs, Bij beurt een lofzang aan, om prijs; Daar leert de ziel haar lusten teugelen Met Gods gebit en rozentoom. Ze ontwaakt er, uit den ijdlen droom Der ijdle wereld, om te aanschouwen Den Middelaar van 't Nieuw Verbond. Zij kust zijnbleeken rozenmond. Men zag er, onder 't puik der vrouwen, Bij 't graf de droeve Magdaleen, Met balsem, tranen en gebeèn, God zoeken met een vast betrouwen, Dat 's nachts gelijk een vierbaak scheen.
Ondertusschen had Vondel zich in betrekking gesteld met katholieke priesters, o. a. met Lenaart Marius (1) pastoor van het Begijnhof, in het midden van Amsterdam, en met de Paters Jezuïeten, die min of meer heimelijk, als missionarissen, in Holland verbleven. Misschien deed hij een retrélite onder leiding van Pater van Teylinghen. Einde 1641 verdwenen zijn laatste bezwaren en aarzelingen. ALBERDINGK- THIJM, in zijn « Port rellen van Vondel», stelt den dichter voor in een beslissend gesprek met Pastoor L. Marius in dezes bibliotheek, waar hij daarna alleen blijft om boeken te raadplegen: (I) Of van der Meeren .. hij was bevriend met de familie Moretus, van Antwerpen; er was sprake van hem geweest voor de waardig" heid van Plebaan der hoofdkerk in die stad.
IN HET BEGIJNHOF
HOLLANDER
« Toen Pastoor Marius zijn zaken met de Begijnhof.. moedertjes had afgepraat, ging hij terug in de bibliotheek. Maar Vondel was er niet meer. De Pastoor zag naar buiten. De a"ond was ge"allen. Hij zag om zich rond. De deur der kerk ( 1) stond op een grooter kier dan zoo e"en. Hij ging in de kerk, nam wijwater en knielde eer hij bin .. nenging. Er hing nog iets van den wierook van den namid .. dagdienst. Een schemering daalde nog door de daklichten. Het autaar, met zijn donkere schilderij, ont"ing nog maar licht genoeg, om het "erguldsel wat matten gloed te doen behouden. Zacht glansten de blinklichten der geel koperen kerklamp, en helder en rustig brandde de kleine "lam "an het « eeuwig licht », dat, trouwer dan de menschen, Jezus in zijn heiligdom gezelschap hield. De bejaarde en geleerde priester. hoezeer ook gewoon aan den aanblik "an het hier aan God gewijde huis des offers, voelde zich ditmaal hui .. "eren "an eerbied. Hij naderde de communiebank. Daar lag, op zijn aangezicht, "oor het autaar, badend in zijn tranen ... Joost "an den Vondel... » Eenige dagen later stelde die edele ziel, met "olie o"er .. tuiging, de groote daad: in het heiligdom "an het Begijn .. hof (2.), zwoer Vondel de ketterij af en deed zijn Eerste Communie; hij was 54 jaar oud. Zijn zoon Joost werd dan ook katholiek; zijn dochter Anna was hem sinds korten tijd "oorgegaan in den schoot der ware Kerk "an Christus. Te Rome, in het archief der Sociëteit "an Jezus, berust nog een brief of kort "erslag der werkzaamheden der (t) Reeds dan, zooals nu, was het een particulier huis tot kapel ingericht, daar de « kerk» door de protestanten ingenomen was. - (2.) In de sakristij staan de borstbeelden "an Vondel en Marius, ter herinnering aan de blijde gebeurtenis.
HOLLANDER
111. BEKEERING
Paters in Nederland in 1641. Daar "ermeldt men onzen dichter onder de bekeerlingen, door de Paters gewonnen: « ••• eindelijk Joost "an den Vondel, een dichter hier zeer beroemd door zijn in de "aderlandsche taal geschre"en treurspelen, een uitstekend man, en eertijds de steun der Arminianen. Toen hij zag, dat zijn eenige dochter, met een uitnemend "erstand begaafd, en ook in de Latijnsche lelleren door en door er"aren, op meer dan dertigjarigen leeftijd Menno (I) "erlatende, lot het legerkamp "an den waren godsdienst was o"ergegaan en met de zalige wateren was afgewasschen, en zelfs het besluit genomen had "an altijddurende maagdelijkheid, - toen "olgde hij haar kort daarop met een ander zijner kinderen. En het was hem niet genoeg "oor zich zel"en alleen het heil ge"onden te hebben, maar ook "ele anderen bracht hij met groote "lijt en on"ermoeibaren ij"er er toe terug». Omtrent dien tijd ging niet alleen de dichter, met zijn twee nog o"erblijvende kinderen, Joost en Anna, tot de Roomsche Kerk o"er, doch ook zijn zuster Catharina met haar kinderen; bij het Doopsel "an haar zoon Arnold, in 1643, stond de dichter zelf als peter. Nog in het jaar "an zijn bekeering (1641), gaf Vondel zijn treurspel Peter en Pauwels in het licht. Hij betuigt er zich openlijk katholiek en weet in heerlijke tooneelen de gevoelens "an beide groole Apostelen "oor den dood te "ertolken. Zoo spreekt S. Pelrus, als hij zijn dood"onnis "er neemt : Hoe lieflijk klinkt die stem! Van waar komt mij die zegen? De Neêrgedaalde is langs die ladder (2.) opgest~gen.
(1) Hoofd der Wederdoopers. -
(2.) Het kruis.
PETER EN PAUWELS
47
Door alle heemlen heen, ten hemel. 0 mijn God I Van waar komt mij dit goed, dit onverdiende lot? o sleutel van het kruis, ontsluit mij 's hemels deuren. Wien van ons twaleftal mocht zulk een eer gebeuren? Ik kus die schoone dood. Hoe maakt ze mij gelijk Den Koning, die langs daar zich zette in 't hoogste rijk 1. .. 'k Heb mijn gekruisten Vorst verloochend in zijn nood, Mij zelf onwaard gemaakt aan de eere zijner dood, Het triomfeerend kruis, <:n wensch die schuld te boeten: Men hang mij dan omhoog, ten hemel met de voeten, En met dit schuldig hoofd, dien godvergeten mond Die driewerf God verzwoer, beneden naar den grond, Als een die wel verdient ten afgrond neer te dalen, Versteken van den glans der zaligende stralen. Dit 's 't eenig' dat ik bid; vergun mij die gena ...
De Rei bestaat uit « gekerstende soldaten», die de fol .. teringen der martelaren uit N el'o's kerkvervolging ber.:in .. gen: Hoe menig kristen zagen wij Aan 't kruis al levend hangen En de oogen met verlangen, Naar Christus slaan, getroost en blij I Hoe menig in een herten vel Of borstelen gesteken, En bij een wild geleken, Verstrekken voor een guichelspel Der wreedheid, zoet op kristenjacht Met losgelaten honden, Te godloos aangeschonden Op Gods geduldigste geslacht I Hoe menig werd in 't dierenperk Den luipaard voorgeworpen, Verhit om bloed te slorpen! Aldus voltrok de dag zijn werk.
HOLLANDER
111. BI!:KEERING
Maar 's avonds gaal hel vieren aan MeI menschen die, op slaken Gespil, als fakkels blaken, En in geleerde rokken braan, Of flakkeren in wassen ~Ieên. Hoe gloeien 's vorsten hoven Van vuur, gelijk een oven! Was 'I heidensch harl toen staal of steen Dat het niet smolt in zulk een gloed? Ons docht, wij zagen Englen Zich in die vlamme menglen. Wat schaal vol geuren riekt zoo zoet Voor Jezus, als die bittre smook Van zijne liefste panden? o zalige offeranden! o God behagelijke rook!
Linus, Petrus' op"olger, "oorspelt den roem der Room .. sche Kerk: Ik zie Gods zwermen van vier winden samenvloeien Te Rome aan wederzij des Tibers, daar 'I gebeent Der martelaren slaapt, begiftigd en beweend En jaarlijks met een vlaag van tranen overgoten, Terwijl de laslermond, gestopt en toegesloten, Verbaasd staat en versuft voor menig wonderwerk; En Vatikaan de lucht te moet vaart, met zijn kerk Vol wierooks, vol gezangs van opgetogen zielen, Om 't grafaltaar, waarvoor gekroonde koppen knielen, Godvruchtelijk vertreên rijksappel, zwaard en kroon, En spreien 't purper aan den voet van 's Visschers troon; Wanneer (Jeruzalem in rook en stof vervaren) Der wereld hoofdstad steunt op beÎ dees hoofd pilaren Der Kerke, en ziet boe 't al wat baar die kroon benijdt, Zijn bart knaagt en vergeefs op diamantsteen bijt.
En de dichter schrijft onder deze "eelzeggende slot"erzen : Gloria in excelsis Deo'
BRIEVEN DER HH. MAAGDEN
49
G. BRANDT, Vondel's protestantsche geschiedschrij"er, erkent het : « Eenmaal overgegaan zijnde heeft hij niet geveinsdelijk, maar in goeden ernst het Pausdom aange ... hangen, en buiten opspraak naar de leer der Roomsch~ Kerk geleefd, haar met zijn pen en kunst ditmaal ten dienste staande, en altijd ijverende om ook anderen te trekken ... » Vondel kende geen halfslachtigheid of menschelijk opzicht; en anderzijds door zijn bekeering won zijn dichterga"e een nieuwen luister. « Vondel, zegt de groote Vondel kenner Alberdingk-Thijm, die alleen meer poëzij had in zijn ziel dan al de nederlandsche dichters van zijn tijd, ... heeft zeker zijn slechtste verzen niet geschreven, wanneer hij tot de Moederkerk was teruggekeerd! » Het jaar daarop (1642.), als kristelijken tegenhanger van Ovidius' Heldinnenbrieven, dicht Vondellwaalf zoogezegde Brieven der heilige Maagden Agalha, Barbara, Agnes, Crecilia, enz. Ze zijn opgedragen « Aan de Heilige Maagd» (.) : "an die verzen heeft men gezegd, dat ze de schoonste nederlandsche lofzang zijn ter eere van OnzeLieve- V rouw ; Wie zal ik besl mijn Maagdenpalmen wijden? Wie beIer dan de Hemelkoningin ? Wal geesl blaasl mij dil kerkorakel in? o FenilCmaagd ! 0 Moeder "an 'I "erblijden ! Al zil gij op een wolk "an Serafinnen, Zoo diep in 'I goud "an 'I albezielend lichl Der Godheid, meI uw stralend aangezichl. Dal Cherubijns belonken en beminnen; Dat de Engelen bewierooken en eeren Met Englenzang en galm "an 'I zalig koor, ... (1) Zie FRIJNS, Vondel en de Zeestar (Leu"en, Vlaamsche Druk .. kerij).
So
111. BEKEERING
Nog dringt de straal van uw genade door Dees duisternis, waarin wij ons verneêren Voor uwen troon, verguld met rijker zonnen Dan 't middaglicht, dat 's avonds ondergaat. Uw ootmoed komt het needrig hart te baat; Door ootmoed hebt Gij zelf Gods hart gewonnen. Gij spant de kroon, 0 puikkroon aller vrouwen! De loftrompet van uw benijde faam Vult hemel, aarde en zee, met uwen naam: Een naam, waarin wij Christus' kerken bouwen ... Gelukkig, die uw tijden mocht beleven, Dien gulden tijd dat God in 't v!eesch verscheen; Nog zaliger ziet Gij zijn vleesch en been, Uw eigen vleesch, gekroond in 't ander leven. Met wat een stoet en majesteit en zegen Onthaalden U de Vader, Zoon en Geest, Toen Gij van hier ten hemel voer te feest Langs hyacinthe en langs turkoize wegen ... Daar juicht het al wat, van geen vlek geschonnen, Het aanschijn keert naar U en 't zuiver Lam. Daar kent men God: drie glansen, ééne vlam. Gelukkig die Gods blijdschap heeft gewonnen!
Daarop geeft de dichter een omschrij"ing "an het Magnificat, Maria's lofzang, die zeker Vondel's eigen ge"oelens in dien tijd best "ertolkte. Mijn ziel ontvouwt nu 's hemels lof; Mijn geest, aan 't huppelen, heeft stof Om God, mijn heil, op 't hoogst te loven, Naardien mijn ootmoed hem behaagt En hij zoo laag op eene maagd, Zijn minste dienstmaagd, zag "an boven. Want alle tongen zullen mij Nu zalig noemen, even blij, Naardien de Almachtige dit wonder,
MARIAGEDICHTEN
5t
Zijn grootste werk, in mij besloot: Een lot, uit zijnen rijken schoot Mij toegevallen in 't bijzonder. De naam van Jezus, aangebêen Daarboven, hier en hier beneên, Is heilig, heilzaam, uitgelezen; En zijn genade breidt zich uit Van stam tot stam, van spruit tot spruit, In zooveel zielen, als Hem vreezen. Gods krachtige arm heeft al 't geweld Der trotsche koppen neergeveld, Verstrooid en uit den stoel gedreven; 't Ootmoedig hart, uit stof en slijk Der aarde, in top van 't hemelsch rijk Door zijn ootmoedigheid geheven. God heeft, met volte en overmaat Van gaven, 't hongrig volk verzaad. De zatte rijken, stout en krachtig, Liet hij nooddruftig henegaan, Nam Israël, zijn erfkind, aan, En was aan zijn gena gedachtig; Gelijk de nooit bejuichte mond, In 't zeegnen van dat erfverbond Zoo menige eeuwen van te voren, Dien troost, aan vader Abraham En alle telgen van dien stam, Eeuw in eeuw uit, had toegezworen.
Gloria Patri et Filio et Spiritui Sancto.
Vooral tot godsdienstige onderwerpen is 's dichters gemoed in die jaren aangetrokken. Hoort hoe hij het Stabat Mater vertaalt KRUISKLACHT Jezus' nat bek re ten Moeder Stond bij 't kruis, daar ons Behoeder,
51
111. BEKE!RING
Haar beminde Zoon, aan hing; En haar docht, terwijl ze steende, Hem betreurde en drukkig weende, Dal een zwaard door 't harle ging. Och! hoe drukkig, hoe vol rouwe Was die zegenrijkste Vrouwe, Moeder van Gods eenig Kind! Die, met een weemoedig harte, Levend aanzag al de smarte Van haar vrucht, bij God bemind. Och! wien zou 'I in 'I hart niet snijden, Zoo hij, in dal deerlijk lijden, Chrislus' lieve Moeder zag? Och! wie zou zich niel bedroeven, Zag hij 'I harl beklemd van schroeven Om den Zoon, die 'r onder lag (I) ? Zij zag Jezus pijn en sIramen Lijden, om ons al Ie zamen, En Hem sterven meI geschal (1), Toen die Waarde en Uitverkozen, Treurig, a Is een Irooslelooze(n), Zijnen geest aan God beval. Bron van moederlijke minne! Stort me mee 'I gevoelen in(ne) Van meedoogen en geklag. Doe mijn koude hart verlangen Om mijn Heiland aan te hangen, Dat ik Hem behagen mag. Heil'ge Moeder! Allerkuischte ! Druk de wonden des Gekruiste(n) Krachlelijk in mijn gemoed.
(I) Dien zij onder hel harl gedragen had. - (1) MeI een luiden kreet.
VROME GEDICHTEN
53
Laat ik ook met U bezuren Uw gewonden Zoons kwetsuren Die mij vrijkocht met zijn bloed. Dat ik ijvrig U geleie (1) En 't gekruiste Lam beschreie Al de dagen die ik leef. 'k Wensch uw kruis te helpen dragen En bij 't kruis met U te klagen, Schoon een ander U begeev' (2.). Puik der maagdelijke loten, Wil mijn bede niet verstooten, Laat mij aan uw zijde staan, Christus' dood mijn ziel genezen: Laat ik die deelachtig wezen, Laat ze in 't hart geschilderd staan. Laat zijn hartkwetsuur mij raken, En zijn bloed mij dronken maken In de liefde van Gods zoon. Reine Maagd! Gij doet me blaken, Uw gebed zal voor mij waken En mij vrijen voor Gods troon. Laat het Kruis mijn ziel bedekken Christus' dood mijn schild verstrekken En mij koestren met gena. Als dit lièhaam komt te sterven, Laat mijn ziel met blijdschap erven 't Hemelsch paradijs hierna.
Vondel heeft herhaaldelijk Psalmen "ertolkt. Als proeve van zijn bewerking ge"en wij den 50·n Psalm: Miserere, uit de Boetpsalmen
(,) Bij U blijve in het lijden. -
(2.) Hoewel anderen U verlaten.
HOLLANDER
111. BEKEERlNG
Ontferm U mijns, 0 God, in mijn ellende, Naar uw genade en goedheid zonder maat, Naar uw genade en goedheid zonder ende. Wisch tevens uit al mijn bedreven kwaad. Ja, wasch mijn hart, zoo schuldig aan uw toor(e)n, En zuiver mij, die zoo bezoedeld ben, Naardien ik nu mijn misdaads schandvlek ken En mijn misdaad mij telkens komt te voren. 'k Heb tegen U, vóór U alleen, misdreven, Opdat gij blijft rechtvaardig in uw woord, En henegaande, in 't recht het vonnis geven (I), Mij overtuigt en stom maakt, zoo 't behoort. Want ziet, ik ben in onrechts smet ontvangen; Mijn moeder was 't die mij in zonde ontving. De waarheid was 't die U ter harte ging En 't oprecht hart, uw opperste verlangen. Gij toondet mij zoo veel geheimenissen En raadsels van uw wijsheid, diep en rijk. Met hysoop zult Gij al mijn smet afwisschen En wasschen mij van zondig slijm en slijk. Dan zal ik sneeuw in zuiverheid verdooven ; Dan zal de vreugd doorschateren mijn oor; Dan is 't al galm van blijdschap wat ik hoor; En 't krank gebeente, aan 't hupplen. zal U loven. Och keer, och keer uw aanschijn van mijn zonden, En wisch toch al mijn lastervlekken uit. Herschep in mij (zoo werde ik rein bevonden) Een zuiver hart, daar enkel lof uit spruit. Vernieuw mijn geest, mijn wil, mijn lust, van binnen. Verstoot mij, Heer, niet van uw aangezicht. Onttrek mij niet uw geest, die mij verplicht U, zonder eind', van harte te beminnen.
(I) Ik beken mijn schuld, opdat Gij zoudt rechtvaardig blijken in uw woorden en overwinnen wanneer iemand over U oordeelen zou. (De tekst van die verzen schijnt niet zeker.)
VROME GEDICHTEN
55
Geef mij dees vreugd, die uil uw heil koml bortlen Gelijk een bron, en lijf en ziel verkwikl ; En laaI uw wet in mijnen boezem wortien Door uwen geest, een krachl die 't al beschikt. Dan zal ik zelf de trouweloozen leeren De rechte baan, waarlangs men slijgl naar God; En 'I roekelooze en goddel'Joze rot Zal, schuw van 't kwaad, zich naar zijn Schepper keeren.
o God,
dien ik, met rechl, mijn heil mag noemen, Ontsla mij van dees bloedschuld, lang beschreid, Opdat mijn long, al juichende, mag roemen Van uw genade en uw rechtvaardigheid. Gij zult, 0 Heer, mijn lippen open breken Opdat mijn mond uw lof en eer trompet\', Want waart Gij meer gediend met offervet, Gewis ik had uw offer aangesteken. M.aar gij zijl min gediend met offerdieren. 't Brandoffer dat uw M.ajesteit behaagt En dal Gij kiesl vóór kalveren en stieren, Is 'I needrig hart, gebroken en verlsaagd. Dat uwe gunst, 0 Heer, tot Sions beste Gedij, naar 't hart hetwelk Gij lot haar hadt. Zoo groei, zoo bloei Jeruzalem, uw stad, Ten hemel toe, met uitgeleîde veste! Dan zal de smook der offeranden varen Ten hemel, die vermaakt wordt met dees vlam. Dan zal men U opoffren koe en ram En kalf en stier, op godgewijde altaren.
Breeder uitgewerkt is Het Gebed des Heeren
o Vader, die mij naar uw beeld Boetseerde (1), na den val herteelde (1) In Vondel's taal hebben die vormen (boetseerdet, herteeldet. heiligdet) de eind~t doorgaans niet. Hoofdzin: Mijn hoop stijgt.
S6
lil.
BEKEERING
En heiligde, en mij mededeelt Uit uwen rijken schoot, vol weelde, Wat ziel en lichaam onderhoudt En mij mijn lusten leert betoomen, Mijn hoop, op uw gena gebouwd En liefde, ° Vader a\1er vromen, Ten hemel stijgt, om, als een zoon, Te knielen voor uw hoogen troon. Uw groote Naam, ° groote God, Van valsche Godheên afgescheiden, En (\) wat, verroest en haast verrot, Gediend wordt door den blinden heiden, Uw Heiligheid, uw Majesteit, Voorzienigheid en Almacht, blij"en Zoo lang en wijder uitgebreid Als 't licht de schaduw zal verdrijven. Uw heerlijkheid en eere straal' Dat geen bepaaldheid haar bepaal'. Uw Rijk, geen aardsch noch wereldsch rijk Verknocht aan plaats en grens en tijden, Maar uwe Majesteit gelijk, In hen, die voor uweere strijden, Op hoop van eens met uwen Zoon In eeuwigheid te triomfeeren, Daar duizenden voor uwen troon Uw heerlijkheid en Godheid eeren, Dat Rijk moet groeien en volsta (2.) In heerlijkheid als in gena. Uw wijze Wil, en niet mijn wil, Gekrenkt door daaglijksch overtreden En Adams hei\1oos erfgeschil, Neem' zijnen voortgang hier beneden
(\) En van wat ... - (2.) Hoofdzin: Uw Rijk ... moet groeien in hen, die .•. en volsta (weze volmaakt).
VROME GEDICHTEN
HOLLANDER
Als boven in het hemelsch hof Alle Englen op uw wenk uw wetten Bestemmen, en uw rijken lof Eenstemmig zingen en trompetten. Mijn wille in uwen wille smilt' En wille al wat de Hemel wil(t) I Verleen ons uit uw vollen schoot Uw woord en 't voedsel der genade; Vooral het Manne en hemelsch Brood, Opdat dit onze ziel verzade En voede en sterke, eer zij verreist (\). Verleen ons door uw zegen, heden En daaglijks, wat de nooddruft eischt Tot onderhoud van lijf en leden, Hoewd geenszins voor mij alleen Maar alle menschen in 't gemeen. Naardien we, door verzuim van deugd Of boosheid menigmaal bedreven, Ons schuldig vinden van der jeugd (2.), Zoo wil de schulden ons vergeven, Gelijk wij 's naasten reek'ning net In 't schuld boek van ons harte sluiten, Met weerwraak, haat noch wrok besmet, Uit liefde om 's naasten leed te stuiten. Zoo boeten wij, door klein geduld, Uw grooten eiseh, ons zware schuld. Wanneer de hel ons klampt aan boord, De lust der wereld hart en zinnen Met eenen glimp van vreugd bekoort Hetzij van buiten of van binnen, Zoo troost en moedig en versterk Den zwakken geest door uw genade Om, onbezweken in dit perk En onverwonnen, zonder schade (\) Vertrekt naar de andere wereld. -
(2.) Van de jeugd af. 5
HOLLANDER
111. BEKEERING
Te ontworstelen dit zielsgevaar. Och, dat geschiede I Dat zij waar I Amen.
Omstreeks dien tijd dicht Vondel twee heerlijke Kerst-
liederen: Emmanuel is nu geboren, Zoo lang geleên Den Vaderen beloofd te voren Eer Hij verscheen ... Toen Gabriël de Maagd ontvouwde In haar gebedencel De boodschap, die hem God betrouwde, Een goddelijk bevel, Aanhoorde deze Bloem der Joodschap De maar, en stond Verbaasd voor zulk een blijde boodschap Uit 's Engels mond. Gods dienstmaagd, eene poos verslagen En voor dit wonder stil, Bestemde straks het hoog behagen Ootmoedig met haar wil. De kracht des Al1erhoogsten daalde Uit 's hemels poort: Hierop vernam deze overstraalde Het eeuwig Woord. Het Woord viel, als de dauw bij droppen Op een wit lelieblad En ongerepte rozenknoppen, In 't zuiver maagdevdt. De Godheid troost den heilverlanger : Want Jozef's Bruid Uit Jesse's stam ging sedert zwanger Van David's spruit.
KERSTLI EDER EN
Maria, maagd en te"ens moeder, Baart haren lie"en Zoon, Der "olken Heiland en Behoeder Op koning David's troon. Zijn rijk, bepaald "an grens noch muren, Za I al de kracht Der aardsche koningen "erduren Door zijne macht. Het Licht "an 't Licht ontbeert zijn luister. Eens Engels blijde stem De herders wekt, en wijst bij duister Naar 't arme Bethlehem. AI de Englen eer den Hoogste wenschen, Het aardrijk "reê, Een goeden wil aan alle menschen Van steê tot steê. Drie Koningen den Heer der Heeren In Da"id's oude stad Aanbidden, en met wierook eeren En myrrhe en gouden schat. En Simeon, "an God gedre"en, Omhelst Gods kroost. Hij "aart hierop naar 't ander le"en, In God getroost.
o
wat Zon is komen dalen In den maagdelijken schoot 1 Ziet, hoe schijnt ze met haar stralen Alle glansen doof en dood 1 Ai, hoe schijnt dit hemelsch Kind, Aller zielen Licht en Hoeder, Zon en maan en sterren blind Uit den schoot der zuivre Moeder I...
Komt, gij Koningen en Heeren, U hier spieglen in dit licht Jezus zal u ootmoed leeren, Die zijn hof in stallen sticht.
HOLLANDER
60
111. BEKEIRING
Ziet de Moeder, ziet den Zoon; Kust de windsels. kust de doeken; Buigt uw hoofden, buigt uw kroon; Zwijgt, vernuftigen en kloeken. Englen. daalt van 't paradijs, Zingt den Hemel eer en prijs, En met vreê de harten kroont, Daar een goede wil in woont.
In Hel kristelijk Geduld, nadat de dichter getoond heeft hoe de deugd, in de beproe"ing, op geen menschelijken steun rekenen kan, besluit hij innig: Dies, 't eenigst dat er overschiet Ten troost in afgepijnd verdriet Is 't goed Geweten, 't eenig goed Van 't afgemartelde gemoed, Een schat der onderdrukte deugd. Die somtijds tranen schreit van vreugd', En, zonder hulp of troost te zien, Nog spreekt: Gods Wille moet gescbiên !
Zoo uitte zich zijn gemoedsstemming na zijn bekeering hij had immers "innige tegenspraak ondergaan "an wege zijn protestantsche "rienden. Althans gedeeltelijk om die godsdienstige reden, had de statige Drost "an Muiden, P. C. Hooft, de beroemde historicus en letterkundige, met Vondel afgebroken. « De Drost weigert mij zijn geuzentafel om een onnoozel (c A "e Maria», zei Vondel, ik zal echter niet nalaten een cc A "e Maria» "oor hem te bidden». Herhaaldelijk betuigt hij, hoe hij het Vrij-Onderzoek, de grondstelling "an het Protestantisme, "erafschuwt, en nu "rede geniet door het leergezag in De Uiterlijke 'Kerk,'
ALTAARGEHEIMENISSEN
6.
Gelijk hij God in 't werk bestormt, Die 't welgeschapen lijf her"ormt ; Zoo gaat het ook met elk "ernuft Dat eigenwijs en waanwijs suft, En, ziende door een "alschen bril, Het Oud Geloof her"ormen wil, Dat kenbaar is door merk bij merk: Wie dit hervormt. misvormt de Kerk.
Maar er deed zich een buitengewone gelegenheid voor tot schitterende katholieke geloofsbelijdenis. In 1645 vier .. den de Amslerdamsche katholieken het derde eeuwfeest van het mirakel der H. Hostie, in de vlammen ongedeerd geble"en. Vondel maakt een heerlijk, maar zeer moeilijk gedicht: 'Eeuwgetij der Heilige Stede. Het zelfde jaar geeft hij, sedert "ier jaar bekeerd, zijn groot eucharistisch leer .. gedicht uit, onge"eer 5000 "erzen lang, .J1ltaargebeime.. nissen, een der schoonste letterkundige gewrochten ter eere van het H. Sakrament. Met een "er bazende theologische kennis en hoogst dichterlijken zwier, bezingt hij de H. Com .. munie: Offerspijze ; de eerbetuigingen aan Jezus in de H. Eucharistie "erschuldigd : Offereere, o. a. in de plech .. tige processie op H. Sakramentsdag, wanneer de Paus, de monstrans dragende, stapt: ... op 't gebrom Het grof gebrom der domklok uit den Dom Van 't om ende om befaamde en roemrijk Rome;
eindelijk het sacrificie der Mis: Offerande. Bij den aanhef noodigt hij aldus de kristen~ziel uit tot deze bespiegelingen: Verlichte ziel! Het wonder Heiligdom Verspreidt alzins zijn held re stralen En noodigt u : "erzuim niet, stil en stom, Uw heil eerbiediglijk te onthalen
62.
111. BEKEERING
Aan 't hoog altaar. Daar God zijn waardste pand U schenkt tot een verzoenende offerand' En offerspijs, het zalig tegengift Van 't doodlijk ooft en errefzonde En prikkel van ongoddelijke drift. Die artsenij geneest de wonde Die 't helsch serpent u beet in dees woestijn, Daar 't leven hangt aan zulk een medecijn. De Hemel die u hier met Manna voedt En u it de ware rots komt laven. Verkwikt en sterkt 't gewillige gemoed. Dat naar 't beloofde land. de haven Der zaligheid, door strijd en kommer spoeit En bij die bron des levens groeit en bloeit.
Het slot is een opwekking tot veelvuldige Communie:
o kersten~hart, wat traagheid let u dan Des morgens vroeg te rennen, daar dit Mann', Die zuivre dauw des offers, zoo gezegend U in den mond en op de lippen regent, Zoo blank als sneeuw van 't heilrijk paradijs? Wat hoop van staat, gebouwd op smeltend ijs, Wat zucht tot goud, wat vleierij van pluimen Betoovren u dien zegen te verzuimen, Dien outeroogst, dat offeroofl, die vrucht Voor elk gekweekt in serafijnsche lucht? De Heiland, eens gehecht aan 't heilzaam te(i)ken. Begint van hier zijn vrucht u toe te reiken. Hier bloeit de boom des levens dag aan dag; Hier rust de ziel van 't ijdele bejag; Hier toomt de geest het vleesch zijn dartelheden; Hier antwoordt God op zuchten en gebeden; Hier wischt Hij af de tranen in der nood; Hier leeft het hart in troost; hier sterft de dood; Hier geeft u God den voorsmaak van 't ontsterflijk, Ook van zich zelf door 't offeren verwerflijk.
ALTAARGEHEIMENISSEN
63
Vondel had zijn leerdicht opgedragen aan den Aartsbisschop van Mechelen, Jacob Boonen:
o Jacob,
die, de nijdigheid ten doel, Te Mechelen van uwen hoogen stoel Gansch Nederland met mijter, staf en wetten Bestraalt en weidt, gewaardig mijn trompetten Te hooren, is die klank aanhoorens waard. Want uwe drift en gloeiende ijver paart Godvruchtigheid en godgeleerdheid t'zamen : Twee peerlen, die Aartsbisschoppen betamen. Zoo zulk een licht mijn smetten merkt van veer, Dat strekt mij niet tot schande, maar tot eer: Geen wisser toets dan uw eerwaardigste oordeel. Wie leerzaam is. trekke uit bestraffing voordeel.
De Aartsbisschop ontving die opdracht zeer welwillend, en zond aan Vondel een schilderij (t) ten geschenke; wat deze beantwoordde met een dankdicht, aldus eindigend:
o licht der Nederlanden I laat (Nu mijne nederduitsche maat Uw oor behaagt) mij dan volstaan Met dezen wensch, dat ik voortaan Gerekend bij uw minste leden Geniet' de kracht van uw gebeden I U it de verzen : Hoogwaardste Vader! Wat verband Verdient mijn zang van uwe hand Nog meer te ontvangen, naardemaal Gij zelf mijn afkomst met den straal Der Godbeid op bet voorboofd merkte, lIaar zalfde en in den strijd versterkte? (,) Vondel meende eerst dat het een schilderij Van een groot kunstenaar was! Later bleek het een kopij te zijn, die hij dan ook weggaf aan zijn zuster Catharina.
HOLLANDER
111. BEKEERING
leidt men met recht af, dat 's dichters dochter Anna (t), misschien ook zijn zoon Joost, met hun vader bekeerd (zie boven), van den Aartsbisschop van Mechelen het sakrament des Vormsels ontvangen hadden. Vondel zelf vond zeker daartoe een andere gelegenheid, anders had hij zijn eigen Vormsel hier zeker vermeld. Het is toch mogelijk, dat de dichter omstreeks dien tijd in Vlaanderen geweest is. Dat is wel niet met zekerheid te besluiten uit het gedicht : Bisschoppelijke Staatsie der 'Eerwaarde Heeren Carolus en Andreas, gemaakt ter gelegenheid der wijding van Karel Van den Bosch (van Brussel) bisschop van Brugge, en van Andries Cruesen (van Maastricht) bisschop van Roermond(z). De aanwijzing: « 1651. Te Brugge, op S. ApoJlinaris' dag» (23 Juli) onder ... aan het dichtstuk, bewijst niet afdoende dat Vondel bij die plechtigheid aanwezig was. Men zou toch haast zeggen, dat hij al1es met eigen oogen gezien heeft: hij vermeldt heel juist dat Bisschop Triest, van Gent, consacreerende bisschop was en bijgestaan werd door Nemius, bisschop van Ant ... werpen, en Della Torre, litelvoerend bisschop van Ephesus. Ten slotte spreekt hij de pas gewijde bisschoppen aldus aan: Gezalfde Hoofden, Ambtgebroeders, Herboren beide op éénen dag Tot last en zorgen en gezag, Gekoren meer tot last dan eere, Geen tegenspoed noch haat verkeere Uw lof in laster ... Dat Gij uw kudden aan ziet groeien Zoolang de Leie en Maas bevloeien
(I) Zij logeerde te Antwerpen in 1643 bij de moeder van Balth. Moretus. Zie Vers/. der 1(on. V/. Akademie, 1921, blz. 605; zie ook 192.2., blz. 265,457. - (2) In 1657 werd hij aartsbisschop van Mechelen.
ZUID"NEDERLANDSCHE GEDICHTEN
65
Uw "ruchtbaar oe"ers "an weerzij De Hemel zette U krachten bij.
Ook omtrent dien tijd maakt de dichter de "olgende "er .. zen op .lIntwerpen, met het mollo : .lIlias inter caput exiulit urbes : ze steekt haar hoofd bo"en de andere steden uit : Antwerpen liet den droom "an reus en handtol "aren En 't werpen "an de hand aan de oe"ers "an het Scheld (1). Die l'Vlarkgra"in des Rijks, en Koopstad rijk "an waren, Haar beurs en zenuw steef met in~ en uitheemsch geld. Een paarle aan Flippus' kroon, en zelf de kroon der steden Van gansch Europe, en als een lamp "oor 't hoogaltaar, Verlicht ze, met haar glans, god"ruchtigheid en zeden En kunsten, en bewaakt de landgrens in ge"aar. Hoewel de stroom en muur en burgerwacht haar sterken, Haar sterkste burg is God, zijn Moeder en haar kerken.
Vondel zelf gaf dus als kenteekenen der slad waaruit hij afkomstig was: handel en rijkdom, kunst, godsdienstzin en Mariadevotie: zóó was zij inderdaad een parel aan de kroon "an Philippus lI, koning van Spanje. Het schijnt nu wel uitgemaakt, dat het gedicht De Druk .. kunst uit 1645 dagteeken1. Het was opgedragen aan den beroemden Antwerpschen drukker Balthazar Moerentorf of Moretus : Doorluchte en wijze Balthazar ... Zoo nutte en on"ergeldbre een kunst Verdient met recht der "olken guns!. .. o moeder "an ontelbre kinderen, Wie kan uw "ruchtbaarheid behinderen ?
(1) De Schelde. Vondel zinspeelt op de legende "an den reus Brabo, waaruit men den naam « Hand .. werpen » afleidde.
66
111. BEKll:ERING
Wie trekt dees kunst haar slag"eer uit, Van plaats noch tijd noch nijd gestuit? Wie keert haar snelheid, in de "lucht, Op zee en stroom en door de lucht? Wat letter"ijand schut dat zwieren Der alomzwe"ende papieren ? .. 'k Verwerp al wat naar boosheid ruik, Doch niet de kunst, om snood misbruik, Haar andre zustren ook gemeen: Men moet ze God len dienst besteên, Den mensch tol nut, tol niemands hinder; Dat Was het oogmerk "an haar "inder. Aldus hanleert.haar Moerentorf...
Dan beschrijft de dichter zoo le"endig den meester-druk ... ker in zijn drukkerij, als een legero"erste met zijn troepen in den strijd, dat men heel natuurlijk den indruk krijgt: Vondel moet dal.met eigen oogen gezien hebben. Trouwens ook later stond hij in betrekking met het geslacht Plan ... tijn-M.orelus (1). Heeft hij dan ook de Jezuïeten \lan Antwerpen bezocht? M.en verlelt soms nog. zegt van Lennep (1.), dat de dichter in 't Professenhuis (3) te Antwerpen den "ermaarden bloemschilder Broeder Daniël Seghers, in die stad geboren, kwam opzoeken, doch hem niet te huis "ond. Dan, zonder zijn naam te zeggen, "erzocht de dichter "oor een wijl toegelaten te worden in de werkplaats "an den kunstenaar. Hij bewonderde daar eerst de aanwezige bloempaneelen, en dan op staanden "oet, met een stuk houtskool, griffelde hij op den willen muur deze "erzen :
(I) Zie STERCK, Hoofdstukken over Vondel (Amsterdam, 192.3), blz. 60. - (2.) Bd. V, blz. 555. - (3) Bij de huidige S. Caroluskerk.
DE SOCIÊTEIT VAN JEZUS
HOLLANDER
De geest van Seghers is een bij Waarop de Nederlanders roemen. Zij zuigt haar honiglekkernij En geur uit allerhande bloemen. Een bij kwam op zijn schilderij En geur en kleuren aangevlogen, En riep: « Natuur, vergeef het mij, Dat bloempenseel heeft mij bedrogen».
De Jezuïet die Vondel begeleidde, zou "erbaasd uitgeroepen hebben : « Gij moet de dui"el zijn of ... Vondel». Doch wat er ook"an zij "an dit "erhaaltje, Geeraart Brandt, Vondel's geschiedschrij"er, bericht dat ( de Jezuïeten te Antwerpen, door den roem "an des dichters naam aangelokt, zijn schilderij (portret) "erzochten, en plaatsten in hun klooster onder de beeltenissen "an de "ermaardste mannen dezer eeuw». Wederzijds koesterde Vondel grooten eerbied "oor de Sociëteit ("an Lennep, IV, 363, 62 t). Was het uit dank ... baarheid "oor de hulp die de Jezuïeten hem bij zijn bekee ... ring "erleend hadden, "oor hun "riendelijke betrekkingen, "oor de theologische inlichtingen die zij hem "erstrekten "oor zijn groote leerdichten (I)? - Hij maakte een tiental gedichten op hun Sociëteit. Reeds het jaar na zijn bekeering (1642) bezingt hij Het Paternoster des Zaligen Vaders François Xaveer, den rozenkrans namelijk "an den apostel "an Oost-Indië, onlangs aan de Jezuïeten "an Keulen ge ... ge"en. In 1645 "erschijnt De Vierbaak van 19natius Loyale, waar hij het Gezelschap "oorstelt als een "uurtoren midden in de wereldzee. Hij bewondert P. Kircher S. I. (\) Zie VAN LENNEP, Bd. IV, blz. 62.0; ook Vers/. en Meded. der Kon. Vl. Acad. Mei, \92.6.
68
111. BEKEERING
die zich zelfs met hieroglyfen bezig hield, en bezingt zijn Teekentolk (16520). Het zelfde jaar was er een eeuw ver .. streken sedert het afsterven van S. Franciscus Xaverius : Vondel dicht een 'Eeuwgetij, een zijner schoonste oden, in veel bloemlezingen opgenomen: {( Wat heilbron zal mijn dorst en ijver lesschen ... » Vier jaar later (1656) wacht hij zich wel hel Getijde van den H. 'Vader 19notius onopge .. merkt te laten voorbijgaan: dit lierdicht toont hoe goed hij de (c Geestelijke Oefeningen» van S. Ignatius kende. In 1657 bezingt hij Paus Alexander 'V11, hersteller van]ezus' Sociëteit in den Slaal van 'Venetië. P. Halman S. 1., een Antwerpenaar, sterft in 1669 : Vondel wijdt hem een Lijkdicht. Dal zelfde jaar weent de Sz-jarige dichter op de doodkist van zijn 8z-jarigen boezemvriend, P. Aug. van Teylinghen : die Vitvaart eindigt met een diep gevoeld Grafschrift:
o Teylinghen,
rust na langdurig slaven. Gij ligt min hier dan in elks hart begraven.
Eindelijk in 167\ juicht Vondel nog bij Hel inheiligen van Franciscus de Borgia. Laten we niet vergeten dat de dichter een heel treurspel, Zungchin, gemaakt had (1666) over de lotgevallen van P. Adam Schall S. I. en zijn ge .. zeilen in China. Doch door die opsomming van Vondel's gedichten op het Gezelschap van Jezus, zijn we de tijdsorde vooruitgeloo .. pen. Om den kalholieken Vondel te schetsen, moeten we nog vermelden, hoe in 1645 de dood van zijn dierbaren en hooggeachten vriend Hugo Grotius hem aanleiding gaf lot een daad van Roomschen geloofsijver. Niet alleen dichtte hij een roerende Vitvaart, maar hij vertaalde en gaf uil, onder den titel: Grotius' Testament, breedvoerige uittrek ..
GROTlUS' TESTAMENT
HOLLANDER
seIs uit een der laatste schriften "an den katholiseerenden denker, namelijk een antwoord aan den Leidschen hoogleeraar Ri"et, die de Groot had aangevallen. Vondel schrijft een Voorrede, waar hij, na een vinnige hekeling "an het « "ooroordeel » dat belet de waarheid te zien en te omhelzen, de afgedwaalden toespreekt:
« Heilgeerige zielen! Verstrooide harten, die van het hemelsch Jeruzalem, de heilige onfeilbare kalholieke Kerk, door sekterijen afgedwaald, bij den weg doodelijk gewond ligt en zieltoogt, slaat ter goeder ure uw oogen op! Hier komt, lof zij Gode, een Samaritaan om u te genezen ». Dan toont hij hoe Grotius inderdaad nu bijna al de geschilpunten tusschen Katholieken en Protestanten in Roomschen zin oplost. « Het zijn bijkans de laatste woorden, de doodsnikken
"an wijlen, onsterfelijker gedachtenis, den vromen Heer Hugo de Groot, den fenix: der geleerdheid onzer eeuw, genegen zijn landslieden den weg der onsterfelijkheid te wijzen; niet uit staatszucht of genotshalve ... maar uit oprechte genegenheid en liefde en conscientie, om Gode nu eens goede rekenschap van zijn overvloedige gaven te ge"en ... » En in zijn Narede besluit Vondel triomfantelijk:
« Wat dunkt u, lezer? Is dat niet de tapijten der gepretendeerde Reformatie oplichten, en het geheele protestantsche tooneel omkeeren, ook door de eigen handen der Protestanten ? .. Ziet gij nu de kalholieke Kerk, Conciliën en Oudvaderen, in hun recht en ware gedaanten, die men u zoo "erminkt, zoo vermomd, zoo "erdraaid voorstelde,
HOLLANDER
lIl. BEKEERING
dat ze kwalijk kenbaar waren ? ... Grotius verzekert u, dat brood en wijn waarachtig in Christi Lichaam en Rloed veranderen; dat Christus, Gods Zoon, in dit H. Sakrament mag aangebeden worden. Hij gelooft, met de heilige Kerk en alle Oudvaderen, dat de Mis een verzoenende offerande is. Hij schouwt de aanroeping der H. Maagd Maria en alle Gods Heiligen, en hun beelden en relikwieën in de kerk, vrij van de smet der afgoderij ... Hij verantwoordt de zeven Sakramenten, als Schriftmatig ; het bidden en offeren voor de dooden, en zielmissen, en zuivering na dit leven. Hij stelt de onbeschreven traditie of overlevering en kerkelijke ge ... woonte nevens het beschreven woord, als even geloofwaar ... dig en bondig ... » Men vraagt zich af wat Grolius nog weerhieJd van openbare katholieke geloofsbelij denis. Hoogstwaarschijnlijk had hij wel het besluit daartoe genomen, en is hij door zijn bijna schielijken dood in den vreemde verrast en verhinderd geweest den beslissenden stap te doen. Het jaar daarop (1646) geeft Vondel weer een door-en .. door-katholiek treurspel in het licht : Maria Stuart, gemartelde Majesteit, de katholieke koningin van Schotland, in 1587 ('s dichters geboortejaar), door Elisabeth, koningin van Engeland, ter dood gebracht. De tegenstelling der twee koninginnen doet Vondel scherp uitkomen in den Reizang, in die andere tegenstelling, nl. van Maria moeder van Jezus en haar nicht Elisabeth (men merke hoe de rijmen in zang en tegenzang overeenkomen: een bewijs van Vondel's taalkundige virtuositeit I) :
ot
Zang Marië, uit Jesse's stam geboren, En tot een rijker kroon gekoren
MARIA STUART
7'
HOLLANDER
Dan David droeg in 't Jocdsche rijk, Marië, in ootmoed hoog verheven, Van vreugde en blijdschap aangedre"en, Bezoekt haar nicht in Aron's wijk (1). Elisabeth, tot God genegen, Schiet op en "liegt Maria tegen, Omhelst en kust die groote nicht. Aanschouw dit hartelijk "erlangen, Hoe ze in elkanders armen hangen, Hoe liefde bloed aan bloed verplicht.
Tegenzang Marië, uit Stuart's stam geboren, En tot een rijker kroon gekoren Dan Hendrik droeg in 'I Engelsch rijk, Marië, in rampspoed hoog verheven, In druk en ballingschap gedre"en, Neemt tot haar nicht in nood de wijk. Elisabeth, tot wraak genegen, Blijft pratten (2.), zendt haar wachters tegen En vangt en spant die groote nicht. Zij laat ze twintig jaar verlangen En tusschen hoop en doodschrik hangen, Want staatszucht past op bloed noch plicht.
Diep ge"oeld is het gebed "an Maria, "oordat ze naar het scha"ot gaat: Mijn Hartekenner, die daarboven Uw stoel met Cherubijnen schraagt En aller scheptren schepter draagt, Daar de Engelen U eeuwig loven
(1) In die priesterlijke familie, van Aaron's geslacht. - (2.) Trotsch en barsch zijn.
HOLLANDER
Ill. BEKEERING
En eendracht en rechtvaardigheid En liefde en trouw met blijdschap kronen Op nimmer wankelende tronen, Aanbiddelijke Majesteit, Ontferm U mijner; sla uw oogen, Uw alziende oogen, uit gena Op mij, uw dienstmaagd, die nu ga Veroordeeld zonder mededoogen, Gelijk een offerande, daar Ik na veel smaads mijn bloed ten leste En al mijn aders geef ten beste Ter eere van het Roomsch altaar En uwen grooten naam ter eere. Ontferm U mijner, die mijn rijk En staf en purper acht als slijk, En vóór uw kroon mijn kroon verneere. Versterk me tegen dezen slag, Den slag die lijf en ziel zal scheiden. Dat mij uw Engelen geleidenDaar ik uw naam betuigen mag, Gelijk ik, vroom en zonder smette, Betuigde uw waarheid, in den nacht Der ketterijen, schoon haar macht Mij hierom uit den erf troon zette. Alwetend, aldoorstralend Licht I Gij kent al wie, van 'I licht verbasterd, Verblind door staatszucht, brult en lastert En mijn onnoozel bloed beticht. Indien ik uwen naam belije En eere Vader, Zoon en Geest, Is immermeer mij waard geweest De naam van Jezus en Marije, Zoo reken niemands ziel tot schuld Haar onrechtvaardigheid en boosheid I Vergeef, vergeef het 's menschen broosheid, Versterk mijn zwakheid met geduld. En mag ik mijnen wensch verwerven: De Godsdienst leve door mijn sterven I
« DE BESTE PAARLE
11
HOLLANDER
Vondel moest die « paapsche stoutigheid» bekoopen met eene boete "an 180 gulden! Op den dag zelf, waarop hij zestig jaar oud wordt (17 No". 1647), in een gedicht aan zijn «geboorteheilige» S. Gregorius Thaumaturgus, beschrijft Vondel heel juist de psychologie "an zijn bekeering, en toont zich uit ter harte dankbaar "oor de ga"e "an het waar geloof, ... de beste paarle, die zoo diep Begraven lag, bestulpt met aarde, Eer Hij ons tot zijn Waarheid riep Uit geen verdienste, maar genade. Gelukkig zijn ze, die vóór 't end Met vleesch noch bloed niet gaan te rade, Noch dit verganklijk element. De melk der voedster, slimme wennis (t) En de eerste plooi van errefleer Wordt spà verleerd door beter kennis Zoolang men d'ootmoed nog ontbeer. Die schiet te traag haar edel wortelen In steen van 't eigenzinnig hart, Hetwelk verhardt in tegensportelen En bij zijn opzet blijft verward.
Vondel was zoo veelzijdig, dat al de aandacht, welke hij aan geestelijke zaken schonk, hem niet verhinderde met andere onderwerpen bezig te zijn. Zoo gaf hij in die jaren een flinke vertaling in proza van Virgilius' werken uit, en maakte ondertusschen allerhande ge\egenheidsdichtjes. Hoe heerlijk b. v. deze "erzen op den pas gestor"en priester Banning (I) Iets waaraan men gewend is ; hier aangeworven slechte ge .. stelten is, om het midden waarin men opgevoed is. 6
74
GELEGENHEIDSDICHTJES
... Heer Banning heeft zijn doodschuld afgeleid, Doch is niet dood, maar rust en schijnt te slapen Totdat Gods dag het licht en duister scheidt, De lichamen "ereenigt met hun zielen, Hem opwekt met de aartsengelsche trompet. De worm kan 't lijf, geenszins den geest "ernielen. Geen kristen sterft, maar gaat gerust te bed Om "rooIijk op te staan in 't ander le"en. Daar "olgen hem zijn werken "oor Gods troon, En tuigen "an wat geest hij was gedre"en Die Christus' raad en hoofdwet en ge boon Waardeerde meer dan tijdelijke goeden ...
En hoe keurig en frisch dit kompliment je aan Jonkvrouw Anna Engels om haar schoone stem: Nachtegaaltje(n), in de loo"ren Van den groenen lindeboom Bij den klaren Amstelstroom, Zeg, wie leerde uw mondje too"ren En dat keeltje, zoet gebekt? Anna, zing niet! Och, gij trekt, Och, gij trekt met dat geluid .Mij de ziel ten lichaam uit. Vogellijmpje "an mijn hartje, Waarom "lucht gij toch zoo schuw? Gij hebt recht; want kreeg ik u, 'k Lei wat zout op 't kwispelstartje, Dat mij doeJ zoo groot een pijn. Was dan 't "ogelken niet mijn? Anna, met haar held re stralen, .Met haar keel "ol nachtegalen, Wijdt het feest in "an den .Mei, Met een "rooIijk "eldgeschrei. Kon ik 't lie"e diertje "angen, 'k Liet mij aan dat keeltje hangen ...
VIERDE HOOFDSTUK
De groote Treurspelen en Leerdichten
B
IJ. den aan"ang der glansperiode "an Vondel's dicht ... kunst moelen we dadelijk een groote gebeurtenis "ermelden : de "rede "an Munster, in 1648, stelde een einde aan de "ijandelijkheden tusschen Holland en Spanje. Het kon niet anders: de "redelie"ende Vondel jubelde zijn "reugde uit in De getemde Mars, in een anderen Vrede ... zang, ja zelfs in een landspel in "ijf bedrij"en, De Leeu ... wendalers : dat "erdichtsel uit de sprookjeswereld, het geluk en de weldaden "an rust en eendracht ten tooneele "oerende, was aan Vondel ge"raagd geweest "oor de vrede"iering in den schouwburg "an Amsterdam. Die vreedzame stemming belet echter den dichter niet uit ter harte te juichen om rechtmatig bevochten krijgslauweren, b. ". door de N ederlandsche en Veneliaansche schepen op de Turksche "loot bij Smyrna (1649), door de Hollandsche Admiralen Marten Tromp en "an Galen op de Engelschen in 1653. Als inleiding "oor de tweede uitgaaf "an een bundel zijner Poëzij, schreef hij in 1650 zijn .JIanleiding ter Nederduilsche Dichtkunst. Die theoretische uiteenzetting, welke zeker niet moet onderdoen voor L'.llrf poétique "an
HOLLANDER
IV. DE GROOTE TREURSPELEN
Boileau, be"at 's dichters gedachten o"er letterkunde, in kernachtig proza uitgedrukt: een heele schat "an gezond "erstand en praktische wenken. (jver de laaI zegt hij o. a. : « Oud Amsterdamsch is te mal, en plat Antwerpsch te walgelijk en niet onderscheidelijk genoeg. Hierom moeten wij deze tongen matigen en mengen en met kennis besnoeien; ook niet al te latijnachtig, noch te nauwgezet en nieuwelijk Duitsch spreken, maar zulks dat de ton ge haar eigenschap niet "erlieze, waar"an de her"ormers onzer sprake niet geheel "rij zijn ... » Treurspelen had hij in die vijf, zes jaren niet uitgege"en, tenzij Salomon, waar hij de zonden "an den grooten koning, lol afgoderij toe, ten toonee1e brengt. Maar ondertusschen werkte hij des te "lijtiger aan zijn Lucifer, dat sommigen zijn meesterstuk noemen. Zonder schroom had hij het hoogste tragisch onderwerp aangedurfd : de zonde der Engelen in den «( hemel», als oorzaak· "an den val "an Adam en van het menschelijk geslacht. Opklimmende tot de schepping der Engelen, omvat de dichter den "al der eerste engelen .. en menschenmaatschappij, en laat zijn blik gaan tot aan de opbeuring der menschen door Christus in den tijd, of beter tot aan hun bo"ennatuurlijke "erheerlij .. king in de eeuwigheid. Grootsche op"alling, waar al het belangwekkende "an 's menschen lot en « al het tragische der zondegeschiedenis, als in een brandpunt vereenigd zijn». Aldus Baumgartner, de bekende schrijver der « Geschichte der Wellliteratur ». Door zijn Lucifer, later "erder uitgewerkt in zijn J1 dam in ballingschap, neemt Vondel een waardige plaats in nevens de kristelijke dichters die de hoogste godsdienstige onderwerpen hebben bezongen, als Dante, Calderon, Milton en Klopstock. «( Geen "an zijn spelen, zegt een niet-katholieke criticus, is "an zoo strakke
LUCIFER
77
spanning, zoo vast van gang, zoo sterk van figuur-beiteling, zoo machtig van compositie; zoo levendig in zijn verhevenheid, zoo gevoelig in zijn statigheid, zoo vroom en zoo hartstochtelijk. Men moet tot de groote scheppingen "an Aischylos, Dante, Bach en Beethoven gaan, om zijn gelijke te "inden in rijkdom, macht, diepte en hoogheid, in "erheffing en bezonkenheid. De religieuze treurspelkunst der 17· eeuw "iert er haar hoogtij in, en al wat zijn beroemder tijdgenooten, als Calderon, Corneille en Racine gedicht hebben, blijft "er beneden het plan, waarop dit meesterspel van onzen Vondel rijst (1)). De talrijke opvoeringen "an Lucifer in onze eeuw, door· meer dan één tooneelgezelschap en ook in "laamsche onderwijsgestichten als te Aalst, te Mechelen, te Turnhout, enz., de geweldige indruk dien zij maakten en de bij"al dien zij genoten, hebben afdoend bewezen dat Vondel's hoogste kunst nog genietbaar is voor ons "olk. Met huiverende bewondering herinnert men zich immer de heerlijke Reizangen : « Wie is het die zoo hoog gezeten ? ... » o"er Gods "olmaaktheid; « Hoe zien de hoffelijke gevels zoo rood? ... » enz.; den optocht der opstandelingen: « Op ! trekt op, 0 gij Luciferisten ... »; de aarzeling van Lucifer "oor de smeekingen "an Rafaël, en zijn vertwijfeling: (c Of, ergens schepsel zoo rampzalig zwerft als ik ! »; het gebed der goede Engelen :
o Vader, die geen wierook"at Noch goud, noch lofzang waarder schat Dan godgelatenheid en stilte ... (1) L. SIMONS, in Het drama en bel tooneel in bun ontwikkeling,
111 Dl. blz. 157 (19'-7).
HOLLANDER
IV. DE GROOTE TREURSPELEN
het triomflied : ({ Gezegend zij de held ... » ; het slotgebed: « Verlosser, die de slang het hoofd verplellen zuil. .. » (1). Lucifer was zeker niet bedoeld als een politieke allegorie, waarin namelijk Vondel den opstand der Nederlanden tegen Spanje zou hebben willen hekelen. Brandt zelf getuigt van den dichter: (, Zijn Roomschheid had zijn liefde tot den Staat en tot de vrijheid niet verminderd». Toch verwekte het stuk de verbolgenheid der predikanten, die het "alsch en heiligschennend vonden. Na twee opvoeringen werd 'het "erboden, doch de tekst werd des te grager gelezen. Wel schreef Vondel zijn Tooneelscbild of pleitrede voor bet tooneelrecbl : het verbod bleef onwederroepelijk. Om nu de groote onkosten te "ergoeden welke de tooneel"ersiering "an Lucifer "eroorzaakt had, maakte de dichter twee jaar later Salmoneus, een treurspel uit de heidensche godenwereld, waarbij de zelfde tooneelhemel kon gebruikt worden. Op 2.0 Oktober "an 1653 (2.) werd Vondel als kunstenaar plechtig gehuldigd door het S. Lucasgild der schilders: een der dischgenooten, den God der kunsten, Apollo, "oorstellende, zelle Vondel een lauwerkroon op het grijze hoofd, onder toejuiching van al de aanwezigen. De dichter dankte door zijn vertaling in proza van al de gedichten "an Horalius aan S; Lucasgild op te dragen. - Vondel was een onvermoeibare "ertaler: hij achtte het werk niet beneden zijn waardigheid, maar hij nam het op als een uitstekende taaloefening voor zichzelf en als een dienst aan zijn tijdge(1) Ons "olk kan « Lucifer» en « Adam in ballingschap» leeren kennen door de lezingen "an E. J. Ossenblok (Lier, Van In). Zie ook nota blz. 36. - (2) Misschien was er iets dergelijks in 1654. STERCK, Hoofdstukken, blz. 56.
LUCIFER
79
nooten bewezen om hun ook de werken der Ouden te lee .. ren kennen (.). Virgilius had hij reeds in proza "ertaald (zie blz. 73) ; in 1660 gaf hij "an dien schrij"er nog een "olledige "ertaling in "erzen. Onder de menig"uldige gelegenheidsgedichten uit dezen tijd, moet hier toch "ermeld de Inwijding van bet Stadbuis te Amsterdam (1655), nu het Koninklijk Paleis op den Dam; ook het gedicht op het Zeemagazi;n (1658) of nieu .. we stapelhuis. Aan den E. H. van Westrenen, die te Leu"en hetlicen .. tiaatschap in de godgeleerdheid bekomen had en nu tot pastoor benoemd was, biedt Vondel zijn gelukwenschen Laat Lo"en dan den lof trompetten Van dezen held, aan God "erloofd, Hem godgeleerdheidskroon opzetten Die goud en diamant "erdooft ... Een ander roeme op stam en wapen: De godgeleerdheid, die ten strijd Westrenen heden Ridder wijdt, Ziet 's hemels kroon "oor hem geschapen. Dees kroon "erduurt laurier en tijd.
Voor een anderen geestelijke, E. H. Akerboom, die ook te Leuven gestudeerd had, bezingt Vondel zijn Eerste Mis of 'Eerstelingen des Prieslerdoms
(1) Aangaande die "ertalingen, "ooral "an Horatius en O"idius, dient er met nadl'uk op gewezen, dat Vondel die zeker niet in hun geheelheid "oor iedereen bestemde. Hij handelde "oorwaar te goeder trouw, en, ingezien de toen heerschende op"attingen, op betrekkelijk kiesche wijze.
80
IV. DE GROOTE TREURSPELEN
... Hier is de heerlijkheid des Heeren I Gij, Cherubijns, bfdekt uit "rees Eerbiedig aangezicht en "oeten Met dubbIe "Ieugelen : "alt neer! De Hoogste komt het laagste ontmoeten. Roept: « Driemaal heilig! U zij de eer! » De Godheid, in een wolk besloten, Vertoont zich als een regenboog. 't Verlichaamd Woord wil dischgenooten Met Manna spijzen "an omhoog, Doch niet gelijk weleer Hebreeuwen Die henestier"en in "erdriet, Maar met een Zielspijs, die geen eeuwen Noch dreigement des doods ontziet. .. Men blij"e aan 't uiterlijk niet hangen: Melchisedech schaft brood en wijn (I), Zijn Vleesch en Bloed met dank te ont"angen, AI is het graan en druif in schijn. Hij dwaalt "an 't spoor, die anders oordeelt. Wijk, manna, bondkist, offersmet I 't Waarachtig wezen "olgt het "oorbeeld (2.) Hier is het Engelenbanket. Een wolk "an geesten schijnt te hangen Recht bo"en 't outer, in de lucht, Om dit zoenoffer met gezangen Te kronen uit een dankbre zucht. ..
(\) Melchisedech offerde brood en wijn: een "oorafgaand zinne .. beeld "an de H. Eucharistie; hij leerde zoo Jezus' Vleesch en Bloed met dank te ont"angen ... - (2.) De "erwezenlijking "olgt op de zinnebeelden der Eucharistie: manna, enz.; het Oude Testament met de Ark des Verbonds en de on"olmaakte offers, moet wijken ...
HET PRIESTERSCHAP
8,
Volhard in 't offren, heel uw le"en, Eerwaardige, bewaar het lot U uit Gods rijken schoot gege"en. Zoo gaat, zoo streeft men recht naar God.
In 1658 "aart Vondel, althans in den geest, naar ZuidNederland : zijn nicht Anna Bruyningh, dochter "an zijn zuster Catharina (blz. 46) deed haar «slaalsie» in het klooster « Bethlehem)J, bij de Arme Klaren te Brussel; later zou zij daar o"ersle worden. Hij wijdt haar een Maagdenpalm: Weinigen heeft God gege"en AI wat hart en oog bekoort, In de lente "an haar le"en, Af te snijden; 't eeuwig Woord, Jezus' rechterhand, te trouwen; Hem te "olgen onder 'I kruis Zonder omzien en berouwen, Slil, gehoorzaam, arm en kuisch ; '5 Nachts te bidden en te waken Op den berg; geen lekkernij Met de kiesche tong te smaken; Altijd godgetroost en blij. Opgetogen met gedachten In het hemelsch Heiligdom, Vol betrouwen in te wachten Aller zielen Bruidegom: Zulk een lot, het hoogst van allen. Zulk een kostelijk kleinood. Is nu Anna toegevallen Uit des hemels rijken schoot.,. Cherubijnen, Serafijnen Dalen, om het statig feest Van dees jonk"rouw te o"erschijnen, Daar ze rustig, blij "an geest, Op het spoor "an Sinte Clare,
lh
IV. DE GROOTE TREURSP!LEN
Naar Franciscus' strengen stijl, Aan komt treden ten altare, Als met eenen minnepijl Van omhoog in 't hart geschoten. Zoo "erlaat de schoone maagd, Op de harpsnaar, on"erdroten 's Vaders huis. Haar ij"er draagt Lijf en ziel op aan Dengene Dien ze mint; en Hij bemint Die "an hare kindsche beenen 't Heillicht "olgt, zoo ras zij 't "indt. AI de wereld jaagt naar schatten, Vlamt op wellust, eer en staat; Anna laat de goudzucht "atten Naar het goed dat haast "ergaat ; Zij, uit goddelijken bloede Weergeboren, als Gods zaad, Kust den mond der arremoede. Zuster Anna, gij "erlaat Alles, om alleen te winnen 't Waardste goed, het eenig AI. Uwe schoonheid blinkt "an binnen; Gij "erkiest een armen stal Met de ootmoedige Marije. Kiest een kribbe, een strooien bed. Christus is uw hoo"aardije. Wat u hindert en belet In de loopbaan, onder 't rennen Naar den opgehangen prijs (t) Als met aangeschoten pennen, Smijt gij "an u, kloek en wijs.
(t) Gedachten ontleend aan S. Paulus, die het stre"en naar de kristelijke "olmaaktheid "ergelijkt met een wedstrijd in 't loopen. - In de "olgende "erzen zinspeelt de dichter op de parabel der wijze Maagden, wachtend op den Bruidegom.
MAAGDENPALM
Gij verwacht, als uw genooten, Opgeschort, met brandend licht, Ingetogen, opgesloten, Uwen Bruidegom, en sticht Door den spiegel van uw leven Andren, wien, nog zwak en teer, Zulk, een kracht niet is gegeven. Christus' kruis is uw geweer En uw wapen om te strijden Tegen wereld, vleesch en bloed. Uw godvruchtige getijden Onderhouden 't graag gemoed Als met manna, dat van boven Onder 't vasten u versterkt, Om den Opperste te loven Die dit wonder in u werkt. Snedig weet gij te onderscheiden Gods geboden van Gods raad Die u, als een hand, komt leiden Naar een hooger trap, den staat Van 't volkomen, onbeslommerd, Vrij van huiszorg, aardschen last, Daar zich Martha mee ~ekommert ; Gij, met hare zuster, vast (,), Voor Gods voeten neergebogen, 't Allerbeste deel verkiest, Dat geen vloek noch helsch vermogen U berooft, hoe fel het briescht. « Wilt gij in de renbaan loopen Naar 't volkomen, sprak Gods Zoon. Pas uw have te verkoopen, Deel ze aan armen, volg me; uw kroon Zult gij in den hemel erven. » Maar de jongeling vol smart Kon zich niet hierin versterven. (,) Voortdurend (te voegen bij: verkiest).
33
HOLLANDER
IV. DE GROOTE TREURSPELEN
Christus' raad viel hem te hard Om zijn eigen wil te passen Op de leest van 's hemels raad. Gij, hem over 't hoofd gewassen, Volgt de les die hij versmaadt. ..
E"en juist, in theologisch opzicht, is de "olgende Lofzang der geestelijke Maagden: Laat ons de wereld haten En 's werelds slavernij, En kiezen van drie staten Den besten staat van drij, Den staat van maagdeleven Hoog verheven. Dit 's geen gebod van boven Maar 's Heilands wijze raad, Een raad met recht te loven. Al lijdt de maagd veel smaad Bij traag verlichte blinden, Trouwgezinden . Wij willen hierom 't huwen Niet lastren en versmaan, Noch 't echtbed leeren schuwen: Wie trouwt, heeft wel gedaan. Wie 't wereldsdom wil bouwen, Mag vrij trouwen. Wij moeten in 't hanteeren Van allerlei metaal Elk naar zijn deugd waardeeren, Goud, zilver, tin en staal: Het goud blijft hoogst in waarde Hier op de aarde ...
MAAGDENPALM
De wereld zoo vergangbaar Den Leenheer nauwlijks geeft Een appel, al te ondankbaar; De maagd, die zuiver leeft, Schenkt wortel, boom en bladen Zwaar geladen. Zij schenkt Hem boom en enten En tevens al 't gewas, De hoofdsom en de renten, Al de inkomst en de kas; En om het al te vatten Acht geen schatten. Die de enge poort indringen, Treên rijk i n armoe voor, Bezitten alle dingen. Dus leiden de ouden 't spoor, Van maagden nagetreden Rein van zeden. De maagden zijn Gods kerken, De kuischheid toegewijd. Zij offren al haar werken, Van aardsche zorg be"rijd, Den Bruîgom, daar ze aan hangen Met verlangen. Tot Hem stijgt van beneden Naar 't hemelsch Englenkoor De wierook der gebeden Het gansche le"en door. Hij let op hare klachten En gedachten. Gelijk ze klaarder lichten In waarde van dien slaat, Zoo moeten ze ook meer stichten In woorden, werk en daad; Of 't geeft haar scha, geen voordeel, In Gods oordeel.
8s
86
IV. DE GROOTE TREURSPELEN
Te broos en wispelturig Is 's werelds schijngeluk; Dees bruiloft juicht gedurig Getroost in nood en druk, En hoopt op 's hemels feesten Bij Gods geesten. Daar zet de Heer der heeren De bruid omhoog te prijk, Opdat Hij haar mag eeren In 't eeuwigdurend rijk, En krone zijn getrouwe Vrij van rouwe.
Na Lucifer had Vondel geen ander treurspel meer uitge ... geven dan Salmoneus (1656). Maar zeker arbeidde hij des te vlijtiger in die jaren aan de treurspelen, die nu keer op keer gaan uitkomen. In 1659 verschijnt]eflba, dat het offer van Ifis, dochter van dien Rechter der Joden, op het tooneel voert. Vondel hechtte bizonder prijs aan dit treurspel omdat de klassieke regelen er zeer streng onderhouden zijn. Het is niet in alexandrijnen, maar in vijfvoetige verzen ge ... schreven. Het jaar daarop (1660) brengt niet minder dan drie bijbelsche stukken. Eerst Samson, dat het ongeluk van den gevangen held "erbeeldt, en zijn « heilige wraak» op de Filistijnen door het verwoesten van Dagon's tempel. Hoort hoe Samson om nieuwe kracht bidt Zie eenmaal neer, 0 groote God Van Abraham, zie eenmaal neder: Herstel mijn eerste sterkheid weder. Wat lijdt uw naam al schimp en spot Bij deze blinde Filistijnen, Afgodendienaars, die uw wet Ontheiligen met Dagon's smet I Dat smart mij meer dan alle pijnen.
IEFTHA
HOLLANDER
'k Heb mijne blindheid, mijn "erdriet Verwonnen! Wilt ge, sla mij stij"er ; Nu blaakt mijn hart alleen "an ijver; Het hart zoekt God en anders niet. Uw eer, 0 Vader in den hooge, Was 't eenig oogmerk van den stam, Den onverwinbren Abraham. Uw eer ga boven beÎ mijn oogen!..
Dan volgt David in ballingschap, of de opstand van Absalom . .Men merke deze heerlijke klacht van den vader, die zijn oproerigen zoon nog steeds liefheeft Wat hadt ge mij, nu afgesloofd, Met uwen bloesem niet beloofd 1. .. Doorstiet ge mij, ge zoudt, 0 smart! Uw hart doorstoot en in mijn hart ...
Eindelijk 'K.oning David hersteld. In het begin van het treurspel voelt de onttroonde vorst zeer pijnlijk, hoe zijn ongeluk een straf is voor zijn zonden DAVID
o schulden,
die zoo luide schreiden I Gij tergt Gods streng gerecht tot wraak. Gij houdt me wijd "an God gescheiden. De Godheid, die in mij haar zaak Voorheen handhaafde, heeft geen ooren Om mijn gekerm en droef geklag Van haren hoogen berg te hooren. Dus blijft de glans van 't hoog gezag Der kroon in 's oproers mist verduisterd. Wat baten tranen en gekerm Nu de Allerhoogste, stom, niet luistert Naar mijn gebeên. en zijnen arm
88
IV. DE GROOTE TREURSPELEN
Niet uitstrekt in verlegenheden ? Het is verloren dat men zucht. Geen dauw van troost verkwikt beneden Mijn hart van boven uit de lucht, Die blijft gesloten. Geene stralen Verlichten de aardsche duisterheid Van wederspoed, waarin wij dwalen, Daar ons geen hand, noch wijzer leidt. Hoe raakt die zware bloedschuld effen? God wet hun zwaard om mij te treffen I
REI Betrouw op Gods barmhartigheid, Die al zijn werken gaat te boven, En geen boetvaardigen ontzeit De hand te bieden. Wacht van boven Ontzet, in 't barnen van den strijd. Hij zal u hulp uit Sion zenden, Verstrooien 't heir van haat en nijd, Alle eedverwanten en hun benden. Dan zult gij, op den troon hersteld, Met harp en lofzang triomfeeren, En wat den kam opstak in 't veld, Zich aan uw voeten zien verneêren, En eeren en aanbidden dien Zij nu vervolgen en vervloeken. Jeruzalem, aan 't ommezien, Begint uw aangezicht te zoeken AI heimelijk, en ziet den dag Van uw herstelling reê geboren. 't Herstellen hangt aan éénen slag. Eén slag verloren, al verloren Wat u weerspannig wierd ontroofd. Zoo blink' de kroon op David's hoofd I
En wanneer Joab den oproerling Absalom gedood heeft
DAVID
HOLLANDER
en aldus David hersteld, wordt hij door dezen veeleer met een rouwklacht dan met een dankbaar juichen onlhaald : Heer Joab 1 Och, gemoet ik U in dezen schijn, Beroofd van mijnen zoon! 0 hartewee ! 0 pijn! Is dat uw konings last en hoog bevel uitvoeren? Zijn dit deze oversten die mijnen standaard zwoeren? En geldt een konings woord, het koninklijk gezag, Zoo lutlel bij het heir? Helaas, de zon, de dag Gaat met mijn Absalom en zijnen vader onder. Waar berg, waar berg ik mij van rouw? 0 vader zonder ... o vader zonder zoon, die glorie van mijn rijk! Waar ligt ge, 0 Absalom? Waar ligt dat scboone lijk? Waar anders dan in 't bart des vaders, na zijn sterven? Daar ligt mijn Absalom: gij zult geen uitvaart derven, Mijn zoon, mijn liefste vrucht! Uw vaders hart is 't graf Daar gij begraven ligt. Helaas, ik had dees straf, Dien dood, bij God verdiend, een dood van duizend dooden! Breng weg dees leeuwbanier, hem tegens mijn geboden Ontweldigd. Dit 's geen zege, 0 neen, een oorlogsplaag ; Dit is geen rijkstriomf, maar eene nederlaag ... Och, Absalom, mijn zoon! Moet ik u eeuwig derven? Och, Absalom, gaav' God dat ik vóór u mocht sterven'
In het zelfde jaar 1660 verschijnt nog een vertaling in verzen van 'Koning CEdipus "an Sofokles; en het jaar daarop ..lIdonias , weer een bijbelsch treurspel, o"er den strijd tusschen de twee zonen "an David, Adonias en Salomon. Van gansch anderen aard is het treurspel Bataviscbe Gebroeders (1662.), dat het rampspoedig lot ten tooneele voert "an twee "orsten der Bata"ieren, Claudius Civilis (Burgerhart) en zijn broeder Julius Paulus, ten tijde der Romeinsche overheersching in onze streken. M.et Faëton of roekelooze stoutbeid (1663) zijn we volop 7
HOLLANDER
IV. DE GROOTE TREURSPELEN
in de fabelleer: de zoon "an Phebus leidt den Zonnewa .. gen, zoodat.. . heel de hemel in brand schiet. In 16ó4 gaf Vondel zijn Adam in ballingscbap in het licht, het meest ingrijpende en menschelijke en misschien wel het schoonste "an zijn treurspelen. De n-jarige dich .. ter schildert met ongeë"enaarde frischheid het geluk "an het eerste menschenpaar, en met snerpende a keJigheid de zonde en haar ge"olgen, niet alleen "oor Adam en E"a, maar ook "oor al hun nakomelingen : daartusschen de psychologisch zoo rake beschrij"ing der bekoring. E"en min als "an « Lucifer)) geven wij hier uillreksels, want ons "olk moet een stuk als «( Adam in ballingscbap, aller treurspe .. len treurspel» "oluit lezen en genieten (1 J, en niet het minst het heerlijk theologisch Bericbt dat voorgaat, een katechismusles door Vondel's genie "oorgehouden. Twee jaar daarna (1666) krijgen we het treurspel Zung .. cbin of ondergang der Cbineescbe beerscbappi; en het zelfde jaar nog de vertaling in "erzen "an een stuk "an den griekschen dichter Euripides : lfigenia in Tauren. Bij JVoab (1667) of Noë moelen wij wat langer stilstaan, omdat het, zooals Vondel zelf opmerkt in de Opdracht, met « Lucifer» en « Adam in balli,ngschap » in innige betrek .. king slaat : hel brengt immers ten tooneele de ge"olgen der erfzonde in Adam's nakomelingen : het afschuwelijk zedenbederf, door God met den zondvloed gestraft. Het stuk begint met een alleenspraak "an Apollion (.2.)
(,) VolJedige uitgave bij Siffer, Gent. - Bij Van In (Lier) ver .. scheen over dit treurspel een lezing door den Heer Ossen blok. (20) Te vergelijken met den aanhef van « Adam in balJingschap» en ook van « Samson )J.
ADAM IN BALLINGSCHAP
HOLLANDER
Hier steigre ik, koning van den nacht, Apollion, Uit 's aardrijks navel, eer de in arbeid gaande zon, Het daglicht barende, uit de kim komt opgestegen. Mijn stinkende adem is alreê den hemel tegen, Die, schuw van helschen stank, de sterren trekt omhoog ...
De duivelen zullen de menschen doen verharden in hun zonden en Noë tegenwerken. Deze bidt God om ontferming: Genade, ° Oorsprong van gena ! Vergeef ons toch dit langzaam bouwen Of U het opzet mocht berouwen. Al komt boetvaardigheid zoo spa ... Verhoor de voorbeê van uw knecht: Genade, 0 Vader, en geen recht!
Aan de boozen geeft Noë een laatste vermaning Ziet toe, de tijd verloopt. Verzuimt ge Gods gena, Het zal u rouwen, eer de zon te water ga.
En inderdaad, keer op keer komt er akelig nieuws "an den wassenden water"loed : de ongelukkigen gaan aan het "echten om zich te redden. Noë treedt met zijn gezin in de Ark; de engel U riël sluit de deur achter hen toe en "erdedigt de Ark tegen de boozen, die ze in brand willen steken. Een afgrijselijke onweerstorm breekt los : Uriël, Gods Rechtvaardigheid "ertegenwoordigend, spreekt het dood"onnis "an het menschdom uit, doch laat nog hoop "oor hiernamaals doorschemeren: ... doch komt gij met berouw te sterven, Zoo kunt ge, hier gestraft, gena omhoog verwerven.
De Rei der Engelen besluit door te wijzen op den toe-
HOLLANDER
IV. DE GROOTE TREURSPELEN
komstigen Verlosser en voorafgebeeld :
op
de Kerk,
door
de
Ark
Wie Gods Almogendheid en zijn genä beseft, Bekent dat Gods genà zijn werken overtreft. Verlosser, lang beloofd, verschijn als een versterker Den geesten, streng gedoemd in schaduw van den kerker, Den geesten, vuil besmet door ongehoorzaamheid, Gods goedheid tergende, toen de Ark werd voorbereid; Een voorbeeld van de Kerk, waarin Gij uw vertrouwden, Als in een vrijburg, door het water zult behouden, Het afgebeelde bad en eenig middel van Genade, die de smet der ziel afwasschen kan. Zoo zullen ze, eens verlost, in 't einde U eeuwig loven: Zoo ga uw heilgenade uw wonderdaàn te boven!
Vondel was tachtig jaar, wanneer hij zoo'n machtig stuk als Noab in het licht gaf! Het jaar daarop (1668) vertaalde hij nog twee klassieke treurspelen: Euripides' Peniciaanscbe en SofokIes' llerkules in Tracbin, Niet minder dan 32. groote tooneelstukken had hij uitgegeven! Vondel, de waarheidlievende, wilde zijn kunst ook dienstbaar maken aan het "erspreiden van godsc\ienstige kennis, van juiste op"attingen en goede zeden: tot in zijn treurspelen komt de didaktische en moraliseerende strekking er door, wellicht zelfs wat al te veel. Het is dan ook niet te verwonderen, dat onze leergrage dichter, die zich niet liet afschrikken door de studie van theologische onderwerpen. lust kreeg om leerdichten te scheppen. Vooral na zijn bekeering, bezield als hij was met een heiligen ijver om den ge"onden schat der waarheid aan anderen mee te deelen, kneedt hij in zijn "erzen de kruim der kristelijke leer tot "oedzaam geestesbrood. Bo"en reeds (blz. 6.) staat zijn
NOAH
HOLLANDER
meesterstuk van didaktische dichtkunst, de .JIltaargebeimenissen (1645) vermeld. In 1661 verschijnen de Bespiegelingen van God en godsdienst, over de grondslagen der apologetica, Gods bestaan, zijn eigenschappen en werken en den Hem verschuldigden dienst: niet minder dan 7000 verzen, een « Summa contra Gentes», tegen de ({ Ongodis .. ten», bizonder tegen Spinoza (1). Na deze wijsgeerige uiteenzettitlg heeft hij twee jaar later (1663) het laatste deel der apologetica, over de ware kerk van Christus, in ge .. schiedkundigen vorm vertolkt: hij bezingt De Heerlijkbeid der Kerke, haar ingang, opgang en voortgang tot de tijden der Hervorming; elk van die drie boeken of zangen eindigt met een bede (2.) voor de bekeering der Joden, der Heide .. nen, der Afgedwaalden: Aldus bereike uw Kerk haar "olie heerlijkheid!
Wij achten het ongewenscht uittreksels uit dit leerdicht aan te halen: E. P. ZEIJ, S. I. heeft er, 2:ooals voor de .Jlltaargebeimenissen, een prachtige uitgaaf met toelichting van bezorgd: men kan geen beteren uitleg wenschen. Door de voordrachten, die hij op vele plaatsen met grooten bijval gehouden heeft over die twee leerdichten, heeft deze ge .. leerde Vondelkenner eens te meer bewezen, dat 's dichters hoogste kunst nog genietbaar is voor ons volk, indien ,men haar passend en pakkend weet voor te stellen. Jobannes de 'Boetgezant (1662.) is wel een episcb ge .. (I) De Beiaard, 197.1, blz, 441 "lg. In hetzelfde tijdschrift (Maart, 197.7. en Juni, 197.3) toonden PP. Schipper en Cools, O. P. dat Vondel "oor zijn leerdichten S. Thomas en Suarez bestudeerd heeft. - (7.) Die brokken zijn op heerlijke muziek gezet door onzen Meester, Lodewijk de Vocht. Zie de uitgaaf "an E. P. Zeij (Teu ... lings, 's Hertogenbosch).
94
IV.
DE GROOTE LEERDICHTEN
dicht, op het le"en "an S. Johannes den Dooper; toch is de hoofdstrekking een leerende : daarom mogen wij het hier na de leerdichten "ermelden. Bo"en zegden we dat Vondel een « Conslanlinade» ontworpen had en reeds eenige zangen afgewerkt als hem de moed ontbrak om dit epos te voleindigen. Doch dit volstaat om te bewijzen, dat niet één du "ier klassieke dichtsoorten: Iier- en hekeldicht, treurspel, leerdicht en epos door Vondel on beoefend bleef. « Hij liet, zegt BRANDT, geen slof on"erhandeld, geen maat onberij md ». En \'oegen we daar nu bij de verbazende kennis der godgeleerdheid, welke de dichter, ook in eenige zijner treurspelen als Lucifer en Adam in ballingschap, aan den dag legde, dan begrijpen we hoe juist BAUMGARTNER, de schrij"er der « Geschichle der Weltliteratur ", dien een"oudigen katholieken burger "an Amsterdam genoemd heeft : C( einen eminent theologischen Dichter» (d. (I) Zie Vers/. en Med. der K. Vl. Acad. 192.6, blz. 434.
Droevige dagen en zalig Droevige dagen en zalig Droevige dagen en zalig Handteekening "an Vondel's kleinzoon en kleindochter, en "an Baertje Hooft.
VIJFDE HOOFDSTUK
Droevige dagen en zalig einde
S
EDERT zijn bekeering leidde Vondel een betrekkelijk gerust en kalm leven, zijn kristelijke plichten nauwgezet volbrengend, met zijn doorbrave en godvruchtige dochter Anna, die ongehuwd bij vader blijven zou. Zijn zoon Joost was in 1643 in den echt getreden, doch verloor weldra zijne echtgenoote; in .650 hertrouwde hij met Baertje Hooft, een bloedverwante "an den Drost "an Muiden. Hij had nu "oor eigen rekening "aders zijdehandel overgenomen ... doch zakenman was hij allerminst. Anderzijds noch hij zelf, noch zijn lichtzinnige tweede "rouw, kende de waar de "an het geld: zijn "erspillingzucht bracht het zoover , dat hij in 1656 insol"ent "erklaard werd. Om de eer "an zijn naam te redden, gaf "ader Vondel bijna zijn gansch "ermogen, dat niet onaanzienlijk was, ten beste! Anna kon stilaan "oort met het deel harer moeder, maar de bijna zeventigjarige dichter bevond zich in geld .. nC'od! "Noemt geen kinders naar uw naam, zuchtte hij, want die wordt gebrandmerkt, als ze niet deugen ... Had ik den troost en de "erkwikking der Psalmen niet, ik "er.. ging in mijn ellende ... " En inderdaad toentertijd werkte hij vlijtig aan de vertaling der Psalmen: " Da"id's Harp .. zangen" verschenen in 1656, opgedragen aan Christina,
V. DROEvIGE DAGEN
DAGEN
Koningin "an Zweden, die het jaar te "oren tot het katholiek geloof bekeerd was. Die 150 gedichten, in zeer verschillenden versvorm, vertolken op vele plaatsen Vondel's eigen ge"oelens, zoodat men ze als een " autopsychographie" beschouwd heeft, veeleer dan als een letterlijke \'er .. taling van den tekst der Schriftuur; doch om de eene zoowel als om de and'ere reden verdienen ze ten zeerste in aanmerking te worden genomen. In 1657 onderneemt Vondel een op zijn leeftijd lastige reis naar Denemarken, om zekere nog aan Joost verschuldigde sommen te innen. Daar maakt hij ook een twaalftal gedic~ten, die onder den titel "Parnas aan den Belt" verschenen (1657). Het verblijf in Denemarken schijnt heelemaal niet opbeurend Ie zijn geweest, want de ouderling schertste mistroostig:
o Heer,
wil mij verlossen Van deze Deensche ossen, En breng mij, naar mijn wenschen, In Holland bij de menschen.
Ja, daar waren" menschen" die medelijden hadden meI den grijzen behoeftigen dichter: door de dringende voorspraak van Anna van Hoorn, gemalin van Burgemeester van Vlooswijck, bekwam de grijsaard een postje van boekhouder aan de " Bank van Leening ", wij zouden zeggen: den" Berg van Barmhartigheid". H ij moest in de " Heerenkamer " het grootboek houden, met een voldoende wedde om in zijn bestaan te voorzien. Hoe ondichterlijk ook dit ambt was, Vondel droeg zijn leed met kristelijk geduld en mannelijke heldhaftigheid. Wanneer zijn weldoenster in 1669 kwam te sterven, wijdde hij haar een heerlijk treurdicht:
OP
«DE BANK VAN LEENING
JI
97
.'. De schoonheid, noch vernuft, noch oordeel Noch adel geven iemand voordeel Te mijden 't onvermijdbre lot, Het menschdom vroeg te beurt gevallen De wreede dood spaart geen van allen. Ter wereld staat niets vast dan God. De Godheid is alleen onsterflijk, Onwankelbaar en onbederflijk. De handvest van onsterflijkheid Behoudt ze voor zich;.:elf, daar boven Haar alle Cherubijnen loven In vollen glans en majesteit... De burgerij zal, met dit sterven, Voortaan de milde voorspraak derven Bij haren eedlen Burgerheld, Die, eer ze 't leven kwam te ontglippen, De dood zag drijven op de lippen Waarop zijn wellust was gesteld. Gij, Hemelreien, komt ons helpen De zerk, die 't lichaam moet bestelpen, Te kronen met dit grafgedicht : « Beklaag hier Anna, gaslhuismoeder I De Heiland zij haar troost en hoeder De Heiland schenk' ze 't eeuwig licht! ))
In 1659 werd Vonde1's zoon min of meer genoodzaakt naar de Oost te vertrekken om zijn fortuin te herstellen. ALBERDINGK- THIJM stelt het afscheid roerend voor (1) : Joost gaat naar de boot die hem aan boord van het schip voeren zal; hij is vergezeld door zijn kinderen en Baertje (t) Die schetsen uit de « Portretten van Vondel» zijn niet bedoeld als historische waarheid tot in de bizonderheden, maar door de levendige voorstelling van het midden waarin Vondel leefde, doen ze ons heerlijk voelen « hoe het waarschijnlijk gebeurd is ».
97
V. DROEVIGE DAGEN
zijn echtgenoote; deze geeft hem als aandenken een relikwie "an het H. Kruis mede. Toen zij nu, met diepe aandoening, elkaar "aarwel hadden gezegd, " was de uitwijkeling op het punt in de boot af ie klimmen, toen iemand, " die hem toch zóó niet wou laten "ertrekken ", den steiger op kwam loopen. Het was de twee-en-ze"entigjarige "ader, die omtrent de gelukkige stemming "an den goedhartigen loshoofd was ingelicht. Hij drukte hem aan zijn hart. " Anna ligt buiten ziek, zeide hij, maar wenscht u Gods zegen." Daarop gaf hij zijn zoon nog een schrij"en mede "oor den Heer Rycklof "an Goens... in Indië ... en de krachtige riemslagen "an twee matrozen "oerden den armen Joost naar boord ... " Helaas, hij zou nooit weerkeeren : hij slierf weldra, waarschijnlijk gedurende de lange zeereis.,. "In het "oorjaar van 1661 vinden we Baertje zel"e, zeer klein behuisd ergens in de Roómolensteeg, in haar binnenkamer. Zij is bezig met het zetten "an nieuwe snaren op een luit... Zij slaat een akkoord op de luit aan, en begint, waarlijk, te zingen. " Zij wist niet dat de bezoeker die zoo e"en geklopt heeft, "oor haar kamerdeur staat. Zij heft aan: " 'I Windeke, daar hel bosch af drilt ...
maar heeft de strofe nog niet half voltooid, of de deur gaal langzaam open, en de ernstige figuur van Vondel staat midden in de kamer. " Wel zoo, Baertje, luidt hel streng, is er nog te "eel geluk in de wereld, dat het geen uitweg weel, of men moet er van zingen en tuiten?" Buitengewoon droe"ig stond Vondel's oog; hij drukte den mond samen, en bracht de
VERTREK VAN JOOST
99
lippen opwaarts als iemand, die zijn tranen bedwingen wil. " Vader, riep Baertje blozend, lei haastig haar speeltuig neer, en trad op hem toe om hem te kussen ... Maar hij wees haar af. "Nu niet, dat is te veel, zeide hij. Aan wie heeft mijn arm kind zijn ongeluk te danken gehad, en wie heeft nog geen gevoel van betamelijkheid genoeg om zich te onthouden van al wat ik hier zie? " » Baertje bracht een stoel nabij, want Vondel, de krachtige grijsaard, begon te beven op zijn wandelstok. Hij hief zijn oogen en handen ten hemel: " God vergeve mij, riep hij uit, dat ik ooit in dat huwelijk heb toegestemd ... wat zeg ik! Joost heb aangemoedigd. " " Vader, vergeving, fluisterde Baertje, half in verwarring en half aangedaan, laat mij u alles uitleggen, vader! " " Neen, zeide Vondel, ik wil niets hooren. Verdedig u niet. Gij hebt ons allen ongelukkig gemaakt. .. en nu krijg ik een tijding ... 't Is verschrikkelijk!. .. » » Baertje scheen dit laatste niet te hooren. Zij wierp zich voor 's vaders knieën, nam zijn handen en zeide: "Vader, wil mij hooren ... Helaas, het verleden neemt geen keer ... maar heden ... deze luit. .. - Zij kon bijna niet verder spreken, zoo overvloedig stroomden haar tranen. .. .'t Is Mevrouw van Hoorn, die mij gevraagd heeft ze in orde te maken ... Mevrouw van Hoorn, die u zoo liefheeft, en die ik niets weigeren mag ... " » Vondel sloot de oogen ... " Maar die kleeding dan? » zeide hij. " 't Is waar, vader, ik had naar den schouwburg denken te gaan." " Naar den schouwburg? " " Ja, vader, 't is Mevrouw van Hoorn ... hier heb ik haar briefje ... zij zou mij komen halen... gij weet wel,
100
V, DROEVIGE DAGEN
"ader, ... ze ge"en uw David hersteld ... Ik had zoo 'n groot "erlangen met dien ongelukkigen Da"id eens te schreien ... " Zij lag nog altijd geknield "oor Vondel. .. en staarde "ol angst hem aan, totdat ook hij haar in het aangezicht zag ... Hij werd nu ook getroffen. Hij legde zijn handen op heur haren; hij kuste haar op het "oorhoofd, en zeide: " Ik ben te"reden, kind, ik dank God dat het zóó is ... want wij hebben kracht noodig en moeten niet wijken "an elkaar ... Ik heb u een "reeslijke tijding mee te deelen ... " » Baertje "erschoot. .. de schrik stond in de wijd ge ... opende oogen. "Wat is er, "ader, riep zij snel, wat? wat? zeg het mij gauw! Tijding "an Joost? Is hel niet goed met hem gegaan? Het duurde ook al zoo lang eer wij bericht hadden. " "Ik heb een brief "an den Heer Rycklof "an Goens, zeide Vondel. Die woont nu op Ceylon. Er is dus "eel tijd mee heengegaan om dit bericht te kunnen krijgen ... " Baertje zag Vondel steeds aan met den grootsten angst op haar gelaat. "Maar ga zitten, kindlief! " 0, hoe zoet klonk Baertje dat woord, zoe zoet dat zij er haar "rees en "er ... langen een oogenblik om "ergat, en deed wat Vondel zeide. " Ziehier, ging de "ader met beklemden boezem "oort, wat de Heet· "an Goens mij schrijft... : "Hoe treurig dat ik UEd. niet "eel goeds te melden heb ... " "Wat is het dan, "ader ", riep Baertje, en toen zij Vondel's arm tegen zich aandrukte, om te beter in den brief te kunnen zien, klopte haar hart of het bersten zou ... " ... Gij zult uw zoon wel nooit weerom zien ... " " Dood! ... God! riep Baertje, buiten zich zel"e, sloeg zich het hoofd met de gesloten handen, en rukte zich
DOOD VAN JOOST
tot
bewusteloos het haar los ... Wild rondziende, scheen zij op het punt in zwijm te vallen. " 't Is verschrikkelijk, riep Vondel, den brief in zijn hand samenknijpende ... " Maar in het zelfde oogenblik hield er buiten een zwaar rijtuig stil, en werd er met kracht tegen de huisdeur geklopt. Door een spel van den geest, dat ons zoo vaak in de roerendste oogenblikken nog toelaat de onbeduidenste zaken op te merken, kwam Baertje bij dit gerucht terstond tot zich zelve. Zij rees op, zoowel als Vondel, en met den kreet: " Vader, vader! wil mij alles vergeven! ik ben zoo diep ongelukkig" wierp zij zich in zijn armen en snikte aan zijn borst. (, 0 vader zonder zoon! ... " stamelde Vondel zuchtend, door zijn tranen, zijn eigen treurspelheld, Koning David, waarin hij zich uitgebeeld had (blz. 89), na. » En de kamerdeur opende zich ten tweede male, en Mevrouw van Vlooswyck .. van Hoorn kwam naar binnen. Zij sloot oogenblikkelijk de deur achter zich, na een wenk aan haar dienaar gegeven te hebben. " Wat is het? vroeg zij deelnemend, Vondel, vriend, wat is u overkomen? " " 0 Mevrouw, riep Baertje, terwijl zij de hand van Anna van Hoorn vastgreep en er haar voorhoofd op afboog : "Ik heb den vromen grooten vader van zijn eenigen zoon beroofd. 0, het is het verdriet dat hem gedood heeft.·· " " Helaas, zeide Vondel hoofdschuddend, en geen eer .. Iijke begrafenis! ... Ik had een voorgevoel: Waar ligt ge, 0 Absalom? Waar ligt dat schoone lijk? Waar anders dan in 't hart des vaders ... » " In het mijne, vader! " kreet Baertje. 0, wij zullen ons
V. DROEVIGE DAGEN
\02.
best doen, aan zijn zoon, aan Joost {v}, goed te maken, wat de "ader te kort is gekomen aan le"ensgeluk ... " " Hoe treurig, zeide Mevrouw "an Hoorn, hoe treurig, goede "riend, dat die ramp u ook nog treffen moest! Maar wie weet, niewaar ? de goede God weet, of het niet "oor aller best is ! " "Voor aller, "oor aller best! God zegene u dat woord, Me"rouw ! " riep de dichter. "Kom, zeide Me"rouw "an Hoorn, ik was gekomen om met Baertje het treurtafereel te gaan zien, dat gij aan mijn man hebt opgedragen; maal" laat ons nu samen naar mijn huis gaan. Wij zullen alleen zijn: "an Vlooswijck is naar den Haag. Wij kunnen dan nog een weinig praten o"er wat u, en ook mij, ter harte gaat. " » Me"rouw "an Hoorn deed met eigen handen Baertje de kap om, die zij zelve droeg, ten einde haar beschreid gelaat te "erbergen, nam Vondel bij den arm, en "oerde "ader en schoondochter ... met zich in haar karos ... » Zacht dreunend rolde het rijtuig de Heerengracht langs. " Vondel woonde nu op de Prinsengracht, bij de Beeren ... straat, met zijn trouwe dochter Anna, en zijn kleinkinderen uit het eerste huwelijk van Joost : Adriaan, Willem en Maria. Doch keer op keer kwam de dood de zijnen weg ... maaien: Adriaan siierf in 1664. Maria in 1668 en Willem in 1670, in den bloei hunner jaren. Grootvader bezong de
Vitvaart van Maria Van den Vondel : Wanneer dit tijdlijk leven endt, Begint het endelooze leven, Bij God en engelen bekend zaligen alleen gegeven ...
En
DOOD VAN DRIE KLEINKINDEREN
103
,'\\aria steeg met haar gemoed, Van wereldsche ijdelheên gescheiden En los, naar dit volkomen goed Waartoe de ellenden 't hart bereiden. Twee vleugels, ootmoed en geduld, Verhieven haar uit aardsche dampen, Daar 't eeuwig Een 't gebrek vervult En vleesch en geest niet langer kampen. Haar laatste stem en aam was God, De troost der aangevochten harten, Het beste deel en hoogste lot; Zoo voer ze heen uit alle smarten. Wat kroont ge, opdat uw liefde blijk', Met paarlen, zilver en gesteente En palm en roosmarijn het lijk? o speelnoots ! Dit 's een dor gebeente. Zij leefde tien paar jaren lang. Maar nu, van 's werelds last ontbonden, Verwacht ze omhoog geen ondergang: Het hemelsche uurwerk telt geen stonden. Een rei van Englen kroon' de ziel Met lauwerier in 's hemels hoven, Nu 't kleed des lichaams haar ontviel. Zij noode ons met gebeên daarboven!
Twee jaar later stond hij bij het lijk "an den drie~en twintigjarigen Willem, en zeide tot Anna, zijn dochter : "Wat is de dood een leelijke prij! Daar ligt nu die schoone jongeling, en is een lijk dat rot. .. " De tachtigjarige groot"ader schijnt diep bewogen geweest te zijn door dit afster"en : hij dichtte slechts "ier regels: Gun Willem van den Vondel rust. Dees jonge bloem vergiRg met lust, En liet den grafworm luttel spijs ... De ziel zocht God in 't paradijs.
t04
V. DROEVIGE DAGEN
Al dit huiselijk leed belette Vondel niet te doen aan dichtkunst. In het "orig hoofdstuk zagen wij wat al treur .. spelen en leerdichten "erschenen in die droe"ige periode "an 1655 tot 1670 ! Ja, de grijze dichter "oelde nog leven .. dig de groote politieke gebeurtenissen mee "an zijn aan .. genomen "aderland : he.rhaaldelijk behaalde Holland zee .. triomfen op Engeland, met Tromp en De Ruyter en andere admiralen, en keer op keer zong Vondel, bene"ens andere gedichten "an minderen om"ang, den Zeetriom{ der Vrije Nederlanden (1666) en den Zegezang over den Zeestrijd bij Duinkerken; Zegevier der Vrije Nederlanden op de Teems, en De Zeeleeuw op de Teems (1667) op de stout .. moedige demonstratie der hollandsche schepen tot bij Londen; tot aan den Vreepilaar der Vrije Nederlanden, bij het sluiten "an den "rede "an Breda, met de Engelschen. Voor Hollanders zijn die gedichten onder de merkwaar .. digste stukken "an Vondel te rekenen. - Van 1671 dag .. teekent het laatste groote werk, nl. de "ertaling "an Ovidius' Herscheppingen: men "raagt zich af waar de tachtigjarige de geesteskracht en den moed vond om dit werk "an meer dan 15000 "erzen te "oltooien ! Het handschrift er "an berust nog in de koninklijke Academie te Amsterdam. Slechts sedert een paar jaren (1668), had hij, op zijn aanvraag, eer"ol ontslag bekomen uit zijn betrekking aan de Bank van Leening, met behoud zijner volle wedde. Bepaald onjuist is de "oorstelling "an sommigen, alsof Vondel nalatig zou geweest zijn in zijn dienst, om verzen te schrij"en, en daarom weggezonden. Na tien jaar werk .. zaamheid in de Bank, in zijn een .. en .. tachtigste jaar, had hij ruimschoots zijn rust verdiend. Volgens Brandt, zou hij in die jaren nog een reis ondernomen hebben naar zijn geboortestad Keulen.
et h em el sc h en sc h o p h m en st ri k k o u d en "a n den st o "an den stoko uden krist enme nsch
op het heme lsch heme lsch "an den stoko uden krist enme nsch op het heme lsch "an den stoko uden krist enme nsch op het heme lsch "an den stoko uden krist enme nsch op het heme lsch "an den stoko uden krist enme nsch op het Zijn dat verzen van een zeven ... en ... tachti gjarig en grijs ... aard? Hoe heerli jk die laatste uiting "an zijn genie, die blik "an den sto ko ud en kri ste nm ens ch op het hem els ch Zijn dat verzen van een zeven ... en ... tachti gjarig en grijs ... aard? Hoe heerli jk die laatste uiting "an zijn genie, die blik "an nmen Zi jnden op het hemel sch dat stoko ve rzeuden n vankriste een zevensch ... en ... tac ht ig jar ig en gr ijs ... aa rd ? Ho e he er lij k die laa tst e uit ing "a n zijn ge ni e, die blik "an den stok oude n krist enm ensc h op het hem elsch Zi jn dat ve rze n van een zeven ... en ... tac ht ig jar ig en gr ijs ... aa rd ? Ho e he er lij k die laa tst e uit ing "a n zij n ge ni e, die blik "a n den sto ko ud en kr ist en me ns ch op het he me lsc Zi jn dat ve rze n van h een zeven ... en ... tac ht ig jar ig en gr ijs ... aa rd ? Ho e he er lij k die laa tst e uit ing "a n zijn ge ni e, die blik "a n den sto ko ud en kr ist en me ns ch op het he me lsc h Zi jn dat ve rze n van een zeven ... en ... tac ht ig jar ig en gr ijs ... aa rd ? Ho e he er lij k die laa tst e uit ing "a n zij n ge ni e, die blik "a n den sto ko ud en kr ist en me ns ch op het he me lsc h "an den stoko uden krist enme nsch VONDEL'S HANDSCHRIFT, MET HANDTEEKENING.
(zie blz. 105)
LAATSTE VERZEN
105
De laatste bekende "erzen "an Vondel (1) zijn "an 1674, op de Bruiloft van Sybrant de Flines met .J/gnes Bloek, weduwe "an een bloedverwant van Mayken De Wolff, Vondel's echtgenoote : Ter Bruiloft van het zuiver Lam, 't Welk uit den schoot des Vaders kwam En om de menschen heeft geleden, Wordt elk genoodigd en gebeden. De BruÎgom komt: houdt u gereed; Trekt aan het wille bruiloftskleed! Hij zal ze, die zijn komst verbeiden, Verheugd op 't hooge feest geleiden. Wat openbaart zich hier een dag Die 't oor nooit hoorde, 't oog nooit zag! Nooit kon een sterflijk hart bevroeden Den overvloed van zoo veel goeden. Hier bloeit een eeuwig Paradijs. Verborgen Manna strekt hier spijs. Hier klinken harpen en cymbalen Op zang van hemelsche koralen. Gelieven, wien dit huwlijkslot Beschoren werd alleen van God, Wij wenschen, dat Hij u wil geven De volle vreugd in 't a'lder leven!
Zijn dat verzen van een zeven ... en ... tachtigjarigen grijs ... aard? Hoe heerlijk die laatste uiting "an zijn genie, die blik "an den stokouden kristenmensch op het hemelsch Bruilofsfeest ! Kort daarop echter o"erkwam Vondel wel geen ziekte,
in
tI) Het fac~simile van Vondel's handschrift staat hiernaast; ook ALBERDINGK .. THIJM, Porfreffen van Vondel. 8
106
V. DROEVIGE DAGEN
maar in zekere maat verval van krachten ... De geneesheeren verboden hem te dichten, omdat hij zich daarmee te veel inspande. " Hij volgde dien raad, zegt BRANDT, en behield, tot weinig tijds voor zijn dood nog een vaste gezondheid. In den jare 1676 zag ik hem nog ettelijke geschreven gedichten lezen zonder bril, waar hij zich nooit van diende. Het eerste dat in zijn ouderdom bezweek, waren de been en ; dies moest hij, zijn gang hem begevende, zich in huis houden. Ook begon zijn geheugenis omtrent dezen tijd te verzwakken, want, hem bezoekende, bevond ik dat hij somwijlen in 't midden van zijn rede bleef steken, en den draad van zijn gesprek verloor of vergat; maar als men hem indachtig maakte hetgeen hij even te voren zeide, dan hervatte hij zijn rede en ging voort. Dit viel hem moeilijk (1), want zijn oordeel was nog volkomen, zoodat hij somtijds met droefheid zeide: "Ik ben niel langer bekwaam met menschen te spreken of een rede te voeren. " In dezen stand echter heeft hij, op mijn vragen, verscheidene dingen openhartig gemeld, die hij voorhenen plag te bedekken ... Toen hij niet langer gaan en nauwlijks slaan kon, en altijd bij den haard moest zitten, strekte hem het ·bezoek en de aanspraak der vrienden tot geen klein vermaak, die hij in 't scheiden met hartelijke handdrukking en een "God loone het" bedankte ... Hij zeide nog somwijlen al boertende: "Ik ben oud, maar niet gemelijk. » Te huis zittend bij het vuur, want hij leed veel van de koude, leidde hij het eenzaam bestaan van een uitgeleefden man ... toen hem nog een uiterst gevoelige slag kwam
(,) Pijnlijk.
VONDEL, DOOR KONINCK,
1675.
DOOD VAN ANNA
10
7
treffen: zijn goede dochter Anna (t) die hem zoo liefderijk verpleegde, stierf, loen hij zelf 88 jaar oud was! Wat bond hem nog aan de aarde? Anna oordeelende dat hij in zijn hoogen ouderdom niet bekwaam was om beheerder vàn haar nalatenschap te zijn, had in haar testament bepaald, dat vader levenslang het vruchtgebruik van al haar goederen genieten zou, "dal hij niet alleen de rente, maar ook desnoods het kapilaal zou mogen verteren; dat hij zich in zijn gebrekkelijke jaren van twee dienstmaagden mocht laten dienen, en dat men hem zou geven wat hij begeerde" (Brandt). Van zijn eenigen overblijvenden kleinzoon, het kind van Joost en Baertje Hooft (2.\ had hij niet veel te verwachten: deze mocht wel met zijn vrouw bij grootvader komen inwonen, maar moest toch zijn kost verdienen ... bij een schoenmaker ... De sukkelende grootvader deed nog een poging om hem een betrekking van meer aanzien te bezor .. gen: hij liet zich, einde 1677, voer\!o in een slede tot bij twee Burgemeesters, om te vragen ... of er misschien geen sladspostje te begeven was ... maar hij werd afgewezen met eenige goede woorden. Het was waarschijnlijk voor '1 laalst dat hij buiten kwam. " Zijn onthaal bij de twee Burgemeesters, zegt Alber .. dingk .. Thijm, was de laatste teleurstelling die Vondel te trotseeren had ... » Zijn laatste levensdagen heeft Vondel doorgebracht op
(I) Reeds in 1672 was Anna doodetijk ziek geweest, en bediend van de laatste Sakramenten door Pater J. Letten S. 1., van uit de Jezuïetenstatie op de Verversgracht (nu Raamgracht). Zie STERCK, Oorkonden ... blz. 2.69. - (2.) Sinds 1664 overleden.
t08
V. ZALIG EINDE
het Singel, schuins over de Warmoesgracht ( d ... Tot zijn einde toe bleef Agnes de Flines-Block (blz. 105) den stokouden oom hartelijk bewaken en verzorgen. Had hij haar echter vroeger wel eens te kennen gegeven, dat hij tegen het sterven opzag, en den wagen van Elias wel ter zijner beslissing zou willen hebben, thans zeide hij vaak tot haar: " Bid voor mij, dat God de Heer mij uit dit leven wil halen" en als zij dan, zinspelen de op hetgeen hij eens aan Anna gezegd had (blz. \03), vroeg: " Wil! ge dan nu dat die leelijke prij kome? ", zeide hij ten laatste: " Ja, dat ze kome! Of ik langel' wachtte, Elias' wagen blijft uit. M.en moet den gemeenen weg in. " » In het laatst van Januari \679 zalen op een avond zijn vrienden Philip Koninck en Jacob Leeuw bij hem ... Vondel's kleinzoon was nog op zijn werk; zijn vrouw maakte den vier-jarigen stamhouder (2.) naar bed. De binnenkamer, waar zij zich bevonden was een vrij groot vertrek. Een flink vuur van turven en talhouten vlamde onder den hoogen en breeden schoorsteen. Schuin daartegenover, tegen het portaal aan, waarmee men naar de hooge re verdieping ging, was een bedstede van de kamer afgenomen, die tot slaapplaats voor den hoogbejaarde strekte. Tegenover deze stond een fraai besneden kast, die in twee ver-
(t) " Nu de Raadhuissiraai, Ier plaatse waar thans hel telefoon .. gebouw staal; een marmeren gedenksleen in den gevel geeft een afbeelding van hel sterfhuis van Vondel" (Sterck). - (2.) Nogmaals een Joost van den Vondel (VI op den Stamboom, blz. 8). Deze ging wonen te Waalwijk en huwde Jacoba du Bois. Uit dil huwe .. lijk sprool Jacobus van den Vondel, die Ie Waalwijk een kostschool hield. Andere afstammelingen van onzen Dichter zijn niel met zekerheid aan Ie wijzen, hoewel de naam nog in Holland beslaat.
VONDEL, DOOR KONINCK,
1678.
LAATSTE PORTRET
110
diepingen "erdeeld was: bo"en, open; onder, met deurtjes gesloten. In het open gedeelte prijkten eenige pronkgla-zen, en ook twee metalen bekers of koppen. De eene was de gedre"en zilveren kop of schaal, op aangeschroefden voet, die de Wethouderschap aan Vondel had "ereerd "oor zijn heerlijk gedicht op de " Inwijdinge "an het nieuw Stadhuis" ; de andere was een wijnkom, met deksel en lepel, e"eneens "an zilver, die hij "an de Heeren Raden der Admiraliteit "oor zijn gedicht op het Kattenburgsche Zeemagazijn gekregen had. Verder was de kamer hoogst een"oudig gestoffeerd. Alleen hing er nog het fraai door Philip de Koninck geschilderd portret "an Vondel tegen een der wand"laklen. )) Koninck, de schilder hier present, nam in dit oogenblik een delftsch kommetje en een bord "an een rek, haalde wat water, bracht zijn penseelen te voorschijn; en terwijl Vondel in het hoekje "an den haard zat, gedoken in wollen slaapmuts en kamerjapon, ging Koninck naar den schoorsteen, nam er een "eegje roet uit en begon op het bordje "erf Ie maken. " Komaan, "ader Vondel, zeide hij, nu zullen we je nog eens op het papier brengen". Koninck had reeds zijn tweede sçhetsje "luchtig maar raak geteekend en gewasschen, toen Vonde1's aangezicht eenigszins begon te "eranderen. Hij had "eel hinder "an de koude en was in de laatste maanden merkelijk "erzwakt. Men maakte zich dus al licht ongerust: " dat hij er nog eens heel gauw uit zou kunnen wezen". Het hoofd, dat hij "ooro"er ge-bogen had gehouden, richtte hij op, om"atte krachtig de beide armen "an zijn leunstoel, en scheen naar adem te hijgen. Zijn gelaat was bleek, zijn oogen gesloten. Toch kwam hij al spoedig weer bij. Maar men oordeelde "eiligst hem naar bed te helpen.
110
V. ZALIG EINDE
Agnes Block kwam hem dagelijks eenige uren gezel .. schap houden. Verzorging had hij weinig noodig. Toch oordeelde Or Le Blon, wiens hulp men had ingeroepen, dat het tijd was hem te bedienen. In den avond van Zaterdag, 4 Februari, ontving hij met veel godsvrucht de laatste heilige Sakramenten uit handen van Pastoor Wandelman (1). Behalve zijn kleinzoon en schoondochter, waren de familiën Blesen en de Flines, ook de advokaat Plemp, bij de plechtigheid tegenwoordig. » Daar scheen waarlijk eenige opleving zich bij hem in te stellen. Toen hij na een uurtje slapens ontwaakte, was Agnes Block alleen in de kamer. Zij zat bij de tafel, waarop een geopende brief lag. Die brief was van Rebecca Bruyningh, een dochter van Vondel's o"erleden zuster Catharina, wier andere dochter in Brussel bij de " Arme Klaren" (blz. 8 t) was ingetreden. Rebecca had een goed huwelijk gedaan met Reinier van Estvelt. en woonde met hem op een fraaie hofstede in de omstreken "an Arnhem. Onkundig van Vondel's zeer verminderden toestand noodde zij in dien brief hem, tegen het voorjaar, nog eens bij zich, builen. Agnes herlas dil voorstel met e~n weemoedig ge .. noegen. Eenige beweging in de bedstede hoorende, trad zij op den ouden dichter toe. " Hoe gaat het, Vader? " vroeg zij. " Goed! " was het antwoord, en hij stak zijn hand uit, »
(I) STERCK (Leven, blz. 2.54) meent dat het "eeleer Pater J. De Coninck, S. I. geweest is. In een « registrum mortuorum » "an de Jezuïetenstatie op de Ver"ersgracht (nu Raamgracht), thans nog berustend op het Gemeente~Archief te Amsterdam, staat Vondel "ermeld als bediend "an de laatste heilige Sakramenten, in Februari 1679.
LAATSTE S-AKRAMENTEN
t t t
en drukte de hare nog stellig. " Het gaat goed, ... maar ik ben een beetje koud. Het zal Daarbo"en beter zijn, Agnes ! " ging hij "oort en wenkte haar naderbij te komen, om te luisteren. " Ik heb een grafschrift gemaakt ", en een glimlach ging o"er zijn gelaat: " Hier leit Vondel ... zonder rouw! " Bij dezen versregel sloeg hij, met een onbeschrijflijke uitdrukking van gerustheid, de oogen ten hemel, en ver ... "olgde : " Hij ,s gestorven van de koû ! " " Och, beste ... Vadet· , vermaande Agnes, zoo moet je nu niet doen. " " Wel kind, ik ben reisvaardig! zeide hij zacht; Agnes, zet me hier op de tafel den zil"eren Burgemeesterskop eens neer ... en de kom en lepel van de Admiraliteit. .. Zoo! De kop is ... voor Pieter Blesen ... en de kom voorSybrant... De zilveren vergulden kop "an de schilders, die bo"en staat, moet je aan Beckje Bruyningh sturen, en bedanken haar wel voor haar heusch verzoek ... Aan jou, Agnes, voor al je liefde, geef ik mijn schilderij: Oom Joost zooals hij daar boven de kast hangt... Ze zeggen dat het goed geleken heeft. .. " " Dank je, "ader-lief" zeide Agnes, terwijl zij hem kuste, en een paar tranen uit haar oogen rolden. " Ik kan je nooit genoeg bedanken, zeide Vondel, voor al je hartelijkheid. " " Och, Vader, spreek daar niet van, zei Agnes, wat hebben wij geen verplichting aan u, aan je voorbeeld, aan je vruchtbaar woord ... Wat is mijn Sybrant. .. " » Juist toen zij die naam uitsprak, kwam de goedhar ...
tu.
V. ZALIG EINDE
ti ge zijdelakenwe\ler binnen, en \lroeg zacht hoe het ging. » Vondel herkende hem: " Ik ben aan 't uitdeelen van mijn schatten, zei Vondel; mijn schrifturen zijn ook voor nicht Agnes, ging hij \loort ; men kan goed weggeven, als men het zelf toch niet meer bewaren kan ... Het kan mis .. schien nog een poosje met me duren; maar opkomen er \lan ... doe ik niet meer. " " 0, dat kan men niet weten, zeide de \lriendelijke de Flines. " Neen, kinderen, hernam de negentigjarige; maar, als ik zeide, ik ben nu kant en klaar, en ga, \loor korter of langer, nog een beetje slapen. " » Er was in de kamer, waar Vondel lag, een ledikant opgezet, ten gebruike \lan dengene, die een deel \lan den nacht bij hem waakte. " Ik blijf \lan nacht hier, zeide Agnes tot haar man, terwijl ze het gordijn der bedstede een weinig dichtschoof. " Blijf je ? fluisterde hij, zou het afloopen? " " Men kan niet weten" was het antwoord. » de Flines ging naar huis, en Vondel's kleinzoon, bene\lens zijn \lrouw, die al \leel gewaakt hadden, en zoo min als iemand werkelijk ge\laar duchtten, gingen naar hun kamer. » Agnes bleef op, zittend in een grooten stoel, en schonk zich nu en dan een kop \lan haar geliefden koffiedrank. » Zij hield zich met geestelijke lektuur en bidden bezig. Zij las juist... een preek van Marius over den tekst: Zalig zijn de dooden, die in den Heer sterven ... want bun wer .. ken volgen benlieden, toen zij den slapende eenigszins ongelijkmatig hoorde ademen. Zij ging bij het bed. Hij lag recht op den rug, gelijk de middeleeuwsche koningen op hun grafzerk; zijn gelaat was buitengewoon bleek,
5
FEBRUARI
1679
113
maar zeer kalm. Zijn sterk geteekend profiel, waarvan ook de mond maar weinig was saamgedrukt, daar Vondel nog vele en ga"e tanden had behouden, werd "olledig gemaakt doordien hem, op een klacht van verhoogde warmte aan de slapen, bij groote koude des lichaams, hel hoofd ontbloot was. Dit scheen zoo eerbiedwaardig, dat men zich onwillekeurig een lauwerkrans dacht, om die dunne, sneeuwwiUe lokken en dat hooge voorhoofd gebogen. " Hoe schoon en heilig is hij toch" dacht Agnes, en in hetzelfde oogenblik openden zich nog e"en de oogen, zagen haar aan ... en sloten zich, in deze tijdelijke orde, "oor eeuwig. Uit de lichte rilling en verbleeking, die hiermee gepaard scheen te gaan, maakte Agnes al op, dat het gedaan was. Te recht mocht Brandt zeggen: « Zijn adem en geest ontging hem zoo zacht en on"oorziens, dat de vrienden, die in huis waren om op zijn einde te letten, zijn uitgang nauwelijks merkten. " Juist klonk door de vensters, in de stilte "an den nacht, het weemoedig-vroolijk vierof vijftal noten der torenklok, dat het lied van vier uur scheidde van dat van half vijf (d ... Zoo was dan dit leven van 9 tjaren, 2. maanden en t 9 dagen ten einde. Zoo was een der beste en grootste zielen "an de aarde weggegaan, die de xvn e eeuw tot sieraad gestrekt hebben. Tot sieraad, en meer dan dat! want ofschoon geen in 't oog vallende plaats op het gebied van staat en maatschappij innemend, had Vondel op de openbare meening toch grooter invloed gehad, dan menig zich voorstelt: zijn "oorbeeld, vooral zijn "erheffend mannelijk "oorbeeld, was de best mogelijke lofspraak op de beginselen die hij beleed. l)
(1) Zondag 5 Februari 1679.
t t4
V. ZALIG EINDE
» Ondanks zijn krachtig en kennelijk Katholicisme, dat
hem dreef, zooals Brandt getuigt, om " met alle bedenkelijke vlijt zijn "rienden en bekenden tot de Roomsche Kerk te brengen", genoot hij de hoogste achting "an de dichters en wetenschappelijke mannen zijner dagen ... » Het was dan ook niet moeilijk om veertien dichters bijeen te krijgen, die, als dragers, Vondel naar zijn laatste "erblijfplaats zouden geleiden. " Die dragers ont"ingen een zil"eren gedenkpenning, met Vondel's beeltenis en aan de keerzijde een zwaan. Inderdaad op Woensdag 8 Februari, te half-drie, werd het stoffelijk overschot van den groot en kristen en dichter bijgezet in de Nieuwe Kerk, bij den Dam, in het familiegraf van Pieter Blesen (.). De volkstoeloop schijnt aanzienlijk geweest te zijn. 's Dichters gebeente rustte daar tot in di70. Uit eerbiedige belangstelling ondernamen eenige Vondelvereerders een onderzoek: met bijna "olie zekerheid hebben zij Vondel's eigen schedel en eenige beenderen teruggevonden. Met grooten eerbied borgen zij die o"erblijfselen in een nieuw kistje, op de zelfde plaats, nu gemerkt met een opschrift. Onderlusschen heeft Vondel zijn openbare "ereering gehad. Bij de Leidsche Poort, in een der schoonste parken van Amsterdam, naar hem genoemd, prijkt zijn heerlijk
(\) Bij den Mattheüs'pijler, niet ver van het koor en van de kerkdeur op den Dam. - De " Nieuwe Kerk", vroeger de kerk van O. L. V. en S. Catharina diende sinds lang niet meer tot den katholieken eeredienst. Het zelfde geldt voor de " Oude Kerk", vroeger S. Nikolaas toegewijd, bij de Warmoesstraat, waar Von ... del's echtgenoote begraven werd (blz. 1 t).
VERHEERLIJKING
110
standbeeld, met het "eelzeggend opschrift door AlberdingkThijm opgesteld: DEN ADEL VAN ZIJN KARAKTER, DEN RIJKDO.II\ VAN ZIJN GENIE, DEN GLOED EN DE LIEFELIJKHEID ZIJNER DICHTERGAVE, BIJ SCHERP VERNUFT EN DEGELIJKE WETENSCHAP, OM ZIJN TOOVEREN MET DE NEDERLANDSCHE TAAL, DIENSTBAAR GEMAAKT AAN ZIJN LIEFDE VOOR LAND EN STAD EN GODSDIENST, WORDT HIER AAN OM
OM
OM
JOOST VAN DEN VONDEL TER KWIJTING EENER DIEPGEVOELDE SCHULD DIT GEDENKTEEKEN GEWIJD· \ 867.
Dat standbeeld gaat elke Vondel"ereerder, die Amsterdam bezoekt, eerbiedig groeten. Dan zet hij, met piëteit, zijn" pelgrimagie " "oort naar het Rijksmuseum om het portret "an den zes-en-zestigjarigen Vondel, door Go"ert Flinck, te bewonderen, - naar het Vondelmuseum. in de Uni"ersiteitsbibliotheek, op het Singel, waar allerhande "oorwerpen op Vondel eenige betrekking hebbende, de uitga"en zijner werken en studiën o"er hem, "erzameld zijn; - naar het kerkje in het huis "an het oude Begijn ... hof, getuige van Vondel's o"ergang tot het katholiek geloof··· Daar bemediteert hij en begrijpt beter de woorden van ALBERDINGK ... THIJM: "Vondel was niet alleen een genie, hij was een karakter. Recht"aardig, oprecht, eerbaar, in handel en wandel; God liefhebbend en trouw aan zijn plichten, bestreed hij zijn hartstochten. Noch op groote, noch op kleine schaal gaf hij aan zijn driften toe. Voor ijdelheid stond hij te hoog; wraakgierigheid en nijd kon-
\16
V.
ZALIG EINDE
den in zijn edelmoedig hart niet huizen. Met al, zijn "urige liefde "oor het schoone, ontzeide hij aan "erboden lust "olstrektelijk den toegang in zijn gezonde en reine ziel. Hij was moedig en tevens goedig; had een scherp en schalk "ernuft, maar even "eel gulhartigheid; beminde zijn vrienden argeloos en kon zijn "ijanden zonder "eel moeite vergeven. Bij al de rijpheid en "indingrijkheid "an zijn geest, had hij iets kinderlijks dat iedereen "oor hem won ... " En, om hier niet alleen katholieken aan hel woord te laten, halen we een be"estiging aan, met eenige merkwaardige bizonderheden, uit de laatste bladzijden "an BRANDT: " Zijn "lijt en arbeidzaamheid was bijna ongelooflijk ... AI zijn nagelaten schriften, meer dan dertig tooneelspelen, het " Pascha" hier niet onder gerekend, voorts zijn andere groote werken en zulk een menigte van allerlei gedichten, zijn blijken "an dien "lijt. Zijn leergierigheid was hier spitsvondig en diende zich "an allerhande middelen. Om op elke stof en zaak de rechte spreekwijzen te "inden, onderzocht hij, bij allerlei slag van menschen, wat duitsche woorden elk omtrent zijn werk, hanteering en kunst gebruikte. De landlieden "raagde hij, hoe zij spraken omtrent den landbouw, en hoe ze hetgeen daartoe behoorde, noemden en uitdrukten. Omtrent den huisbouw, vraagde hij op gelijke wijze de timmerlieden en metselaars; omtrent de zeevaart en hel scheepstuig, de zeelieden; omtrent de schilderkunst en wat daartoe hoorde, de schilders, en zoo "oort omtrent alle ander bedrijf, wetenschappen en kunsten. Dit strekte lot opbouw der lale en om "an al wat hem "oorkwam, met woorden die de zaak eigen waren, te spreken. - Hij ging ook in het stuk der kunst altijd met anderen te rade, en zocht naar mannen die de zaak
KARAKTERSCHETS
110
verstonden, wien hij zijn dichten vóór het uitgeven liet lezen of voorlas, en hun oordeel afvorderde ... » Van zijn eigen werk sprak hij zedig of mei groole ingetogenheid; en men hoorde hem nooit op eenige zijner dichtwerken, hoe hoog die ook van anderen werden ge ... prezen, met den minsten schijn van laatdunkendheid roe ... men. Omtrent de dichten van anderen handelde hij heusch. Wanneer jonge aankomende dichters hem iets lieten lezen, met verzoek van zijn oordeel, wees hij hun misslagen wel gaarne aan, maar nam meer vermaak in het prijzen van hetgeen hem geviel, dan in het berispen van hetgeen hem mishaagde ... Tegen niemand toonde hij ooit afgunst of nijd. Dichteren van name gaf hij hun verdienden lof ... Sommige legden hem te last, dat hij somtijds lieden prees en in zijn gedichten hoog zette, die des onwaardig waren. Maar hij antwoordde: " Men heeft mij diets gemaakt, dat ze zoodanig waren; mijn lichtgeloovigheid heeft mij be ... drogen". Ook ging hem na (t) dat hij het misnoegen, eens opgevat, langzaam aflei, en het gewaande ongelijk niet licht vergat. Doch men weet ook, dat hij in sommige voorvallen het tegendeel liet blijken. En als hij iemand eenigszins meende misdaan te hebben, zoch hij straks te verzoenen, en kwam licht om vergiffenis bidden, zoodat men reden had zich over zijn vernedering te verwonderen ... » In hem werd wijders als verwonderenswaardig aange ... merkt, dat hij, zoo rijk van invallen en geestige gedachten, gelijk zijn gedichten uitwijzen, in het gezelschap der men ... schen bijna sprakeloos was en zelden geluid sloeg ... Maar hij, zoo een groot zwijger, stil en zwaargeestig van aard, doch diep denkende, had altijd zijn gedachten gespannen, (1) Zegde men achter hem.
1\8
v.
tALIG EINDE
met zijn verstand en zinnen gestadig werkende op zijn verzen ... Doch al was hij zoo stilzwijgend, men hoorde nieltemin dat hem somtijds, na een wijt zwijgens, eenige korte en snedige rede, als het pas gaf, onvoorziens ontviel, of dat er een schimpscheut uit borst. » Voorts droeg hij zich in al zijn handel en wandel onbesproken, zedig, nederig, vreedzaam, zonder gewinzucht, en zoo matig omtrent den drank, dat ik niet weet, of hem iemand ooit beschonken zag. Maar omtrent het eten viel hij graag, zonderling (1) van hartige spijze, tot in zijn hoogsten ouderdom. Zijn kleeding, die van de gemeene wijze niet te ver afweek, was tevens nederig en deftig ... » Indien men ook kennis van zijn gestalte en gedaante begeert, hij was van middelbare lengte, wel gezet en wel gemaakt van leden. In het wezen vertoonde zich een kenbare schranderheid en opgetrokkenheid (2.) van gedachten. Zijn aangezicht was in de kracht zijner jaren blank, bleek en magerachtig, maar in zijn ouderdom breedachtig, vol in 't vleesch, gezond van kleur en blozend op de kaken; het voorhoofd niet te hoog. Onder hooge wenkbrauwen, aan de rechte zijde een weinig hooger opgetrokken dan aan de linke, doch zonder misstand, had hij bruine, levende, doordringende, scherpziende, of, gelijk men spreekt, arendsoogen, vol vuur, alsof hij hekeldichten in het hoofd had. Zijn neus was wat verheven, wel in 't vleesch; de mond niet te gr.Jot, zijn lippen dunachlig ; zijn haar zoo kort, dat het de ooren pas half bedekte; zijn baard klein, en, gelijk als het haar, zwartbruin tot dat het in zijn hooge jaren wit van grijsheid werd .. » Kenschetsend van Vondel's inwendig streven zijn de (I) In " bizonder. -
(2.) Verhe"enheid.
KARAKTERSCHETS
"9
"olgende woorden "an Hoogleeraar G. KALFF, waarmede ook STERCK zijn le"ensbeschrij"ing "an onzen Dichter"orst besluit: " In het licht te stijgen waar alle zielen schitteren, dat was Vondel's "erlangen gedurende zijn le"en hier op aarde; on"oldaanheid met deze wereld, ziels zucht naar hooger, reiner bestaan, kenmerken der besten "an ons geslacht, hebben ook hem, zoolang hij onder dit "olk geleefd heeft, "er"u Id, beheerscht, "aak gekweld. Het rijke le"en "an zijn tijd heeft hij meegeleefd als weinigen. Beter dan de meeste andere groote Nederlanders dier dagen, "ertegenwoordigt Vondel zijn eeuw; in zijn leven en zijn "erzen weerspiegelen zich de geschiedenis der wereld, "an Nederland, "an Amsterdam, de godsdienstige stroomingen onder zijn "olk, de kunst en de natuur, zooals men die toen beschouwde. Op zijn naam ligt geen "lek; reinheid, adel, een"oud, kracht en schoonheid kenmerken zoowel zijn le"en als zijn poëzie. "
Chronologische volgorde van Vondel's Tooneelspelen 1612 162.0 162.5 162.5 162.8 1635 163 7 163 9 163 9 163 9 16 40 16 40 164 1 1646 1648 1649
Pascha Hierusalem "erwoest Hecuba Palamedes Hippolytus Jozef in 't Hof Gijsbrecht "an Aemstel Elektra Maagden Gebroeders Jozef in Dothan Jozef in Egypte Peter en Pauwels Maria Stuart Leeuwendalers Salomon
1654 1656 165 9 1660 1660 1660 1660 1661 16621663 166 4 1666 1666 166 7 1668 1668
Lucifer Salmoneus Jeftha Samson Da"id in ballingschap Da"id hersteld CEdipus Adonias Bata"ische Gebroeders Faëton Adam in ballingschap Zungchin Ifigenia Noah Feniciaansche Herkules in Trachin
cttgenlWoensdag, Jen 8 February, 1679.
UWe E. wort gebeden ter BegraeB.èniffe:t met
JOOST VAN DEN VONDEL, Out 9 2 Jaren.
VONDEL
J).Jalt~
t1 E. Nac:m zal geleezen \VOrden.
NIEUWE KERX-
Woonachtighop deCinget, over de Warmocsgraft.: Om voor half drien preçijs te zijn in de
JOOST JOOST DOODSBRIEF VAN
Alphabetisch Register De cijfers verwijzen naar de bladzijden. De titels van Vondel's gedichten zijn cursief gedrukt; de namen der aangehaalde SCHRtJVERS in KLEINE KAPITALEN. KAPITALEN. Nederduifsche: Deuetum Aanleiding ter Nederduitsche 2.9. Deeretum horribile, .2.9. Dichtkunst, 75. 112.. de Flinel, 105, 11.2.. 9°, 94. Denemarken, 96. Adam in ballingschap, 76, 90, 94· i Denemarken. Adonias, 89. Adonias. De Wolff, Mayken (echtgenoote), Agnes (S.), 2.0, .2..2.. 2.2.. 10, .2.0, (5.), 41. ALBERDINGK" ALBERDINGK" THIJM, THIJM, .2.0, 2.0, 44, 97, Drukkunst, 65. Elektra, 35. 107, 115. I 'Elektra, 1 15. Altaargeheimenissen, 61 vlg., 93. ! 'Eeuwgetij Eeuwgetij der 'H. Stede, 61. I Fabelen, 12.. \.2.. Alva (Hertog), 9. Antwerpen, 9, 44, 64 vlg., 76. : Faëton, 89. 89· 9,44,64 Arminianen, 2.8, 46. 92.. Arminianen • .2.8. Feniciaanscbe, 9.2.. Franciscus.Xaverius Bank van leening, 96, 104. Franciscus-Xaverius (S.), 67,68. Batavisebe Gebroeders, 89. 2.7. Frederik .. Hendrik, .2.7. 'Batavische FRIJNS, 6 ,94· BAUMGARTNER, 76, 94. FRIJNS, 49. 49· BAUMGARTNER,7 ' Gebroeders, 36. Begijnhof, 45. Begrafenis, 114. "4. Gelaatstrekken, 118. 'Bespiegelingen gods .. GÉNARD, Bespiegelingen van God en god,.. 9. GÉNARD,9' dienst, 3. dienst,993. Gent, 7, 64· I1 Geuzenvesper, .2.9. 2.9. Bestand (twaalfjarig), 2.7. .2.7. Bethlehem (klooster), 8,. Gomarus,. .2.8. 2.8. Gomarus 81. (Agnes ), 105, Gijsbrechf van Jlemsfel, ~35, 43. Block (Agnes), \ 05, 108 vlg. Gijsbrecbt Aemste', 31 31.-35,43. Boonen (aartsb. van Mechelen), Grotius, .2.8, 2.8, 35, 37, 4.2., 42., 68~70. 68'-70. Guiden Winkel. \I). 63, 64' Winkel, 10. 63,64' 10,43,49, 29· BRANDT, 10, 43, 49, 78, 94, 106, 'Harpoen, 29. \16. 116. Hasselt, '7. Hasselt,17' Hecuba • .2.8. 'Hecuba, 2.8. Brugge, 64. 110 ; 'Heerlijkheid Heerlijkheid der 'Kerke, Bruyninck, Anna, 81-83, 81.83, 110; Kerke, 93. Rebecca, "0,"'; I 10, 111 ; Arnold, 46. Herkules, 9.2.. 92.. Brussel, 81. 8,. 'Hierusalem verwoest, .2.8. 2.8. Christin a van Zweden, 96. Hippol')tus, .2.8. 2.8. Christina Hippolytus, Cranen (Kraen) Pieter, 9; Sara Hooft, 4°, 60; Baertje, 95 vlg. Hooft. 40, (moeder), 9~IO. 9'-\0. Horatius, 78, 79' Cruesen (aartsb. v.Mechelen), 64. 7figenia, Crue.en lfigenia, 90. Ignatius (S.), 67, 61J. David in ballingschap, ballingscbap, 87; 87;·bersteld. 67,68. -bersteld. Jgnatius Isabella lsabella (landvoogdes), 16, 16, la. \8. 87 .. 89. 89, 100"\0\. 100"101.
\201
ALPHABETISCH REGISTeR
Jeftba, 86 .. 87· ' Jezuïeten. 44"45,66 .. 68, \07, 1\0. Jobannes de Boetgezant, 93. i Jozef in Dotban; -in 'Egypte; -in 't i Hof, 36. KALFF, \ 19' Karakterschets, \ \5 vlg. ; Kerstliederen, 34, 58 .. 60. 'Kerstnacbt, 34. Keulen, 9, \0. 104. Kircher, 67. Konstantijn (epos), 19,2.2.,42.,94. 'Kruisberg, 43. Leerdichten, 92."94. Leeuwendalers, 75. Lucasgild (S.), 78. Lucifer, 76"78,94. Maagden. 36. 43; Brieven. 49; Maagdenpalm, 81 vlg. .Maria (0. L. V.), 49 vlg .• 71. Maria Stuarf, 70"72.. .Marius,44"45. .Maurits van Oranje, 2.8. .Moerentorf, .Moretus, 44,64 .. 66. .Muiderkring, 40. Noab, 90"92.. CEdipus, 89. Oldenbarneveldt, 2.8 .. 30. OSSENBLOK, 78. Overblijfselen, 114. Ovidius, 1°4. Palarnedes, 2.8. Parnas aan den Belt, 96. Pascha, 2.7, 36. Peter en Pauwels, 46. Plemp, 17; "43; "110. Psalmen, 53 .. 55,95"96. Rederijkerskamer (Brabantsche), 110. Remonstranten, 2.8. 'Rijnstroom, 16. Roemer Visscher, 40. Rommelpot van '/ Hanenkot, 2.9' Roskam, 2.9. Salmoneus, 78, 86.
Samson, 86. SCHARPÉ, \2.. Scheepvaart (lofzang), 2.7. Schouwburg, 30. SEGERS, 4 \. Seghers D., 66. SIMONS, 77. Sofompaneas, 37. Spieghel, 40. Stadhuis, 79. 109· Standbeeld, \ \5. STERCK. 66, 78, 1°7, 110. Tesselschade, 40. Triest (bissch. van Gent), 64. Turken, 39. van Hoorn (Anna), 96 vlg. VAN LENNEP, 66, 67. van Teylinghen, 44, 68. van Vinckenroy, 17, Virgilius, 73, 79. Vlaanderen (reis). 64 . Vondel (van den) • Hans. 9 . Joost 11 (vader), 9, \0 . Joost lil (dichter) passim. Joost IV (zoon), \9. 2.\. 45, 95 .. 101. Anna, 19, 45, 64, 95, \ 02., 103, 106. Sara, 19,2.0. Konstantijn, 19, Catharina (zuster), 46, 63. Wil em (broeder), 42.. Adriaan. Willem, Maria (klein .. kinderen). 102."103. Joost V (kleinzoon), 102., \07 vlg. bost VI. 108, Jacobus, 108. Vossius. 2.3, Warande der Dieren, 11. Zegezangen, 2.7, 75, \04· Zeemagazijn, 79,109,111. Zeevaart (Lof der), 2.7. ZEU, 93. Zungcbin, 68, 90.
Alphabetische Lijst der voornaamste aangehaalde Gedichten (met aanwijzing der bladzijde)
Agnes (S.), 41. Altaargeheimenissen (aanhef en slot), 61~63. Antwerpen, 65. Bruiloft, 105. David hersteld (uittreksels). 87~89. Drukkunst, 65. Eerstelingen des priesterdoms, 80; vgl. 74, 79· Gebed in ziekte, 15 ; vóór het! eten, 16; des Heeren, 55. Geboortezang, 73. Geduld (Het kristelijk), 60. Geuzenvesper enz. 29' , Gijsbrecht van Aemstel (uittrek .. seIs), 32-35. Gulden Winkel (uittreksels), 11. Isabella (Op de Landvoogdes), 16. Jozef.. trilogie (uittreksels). 36 .. 37. Kerstliederen, 34, 58 .. 59· Kinderlijk, 19. Kruisberg, 43.
Lijkklacht, 22.; vgl. 19, 2.0, 2.3, 2.4.97. 102, 103. Maagd (Opdracht aan de Hei .. lige),49· Maagdenpalm, 81,84. J'Vlagnificat,50. i'V\aria Stuart (uittreksels), 70-71. Meideuntje, 74. Miserere, 54· Noah (uittreksels), 91~92.. Papegaai en Vos, 13. Peter en Pauwels (uittreksels), 46~48.
Seghers (op Br. Dan.), 67· Sta bat Mater, 51. Tweedracht der Kristen~Prinsen, 38. van Vinckenroy (op Gill.), 17. Vertroostinge, 23. Vier Uitersten, 14. Warande der Dieren (uittreksels), 12~14·
Prenten, fac-similé's enz. Vondel (65 jaar oud), schilderij door Flinck
7'1.
Vondel (69 jaar oud), schilderij door De Visscher
88
Vondel (87 jaar oud), teekening door Koninck
106
Vondel (91 jaar oud), teekening door Koninck
108
Handschrift van Vondel's laalste gedicht
104
Doodsbericht van Vondel .
120
Handteekeningen van Vader en M.oeder, van den Dichter ('1.5 jaar oud) en van zijn dochter Anna
25
Handteekening van Tesselschade
40
Handteekening van Vondel's kleinkinderen, Willem M.aria, en van zijn schoondochter, Baertje Hooft. Handteekening van Vondel (86 jaar oud)
en 94 1°4
Tot verdere Vondelstudie . De Werken "an VONDEL. Uitg. "an Lennep~Unger. De Werken "an VONDEL. Uitg. Sterck, Moller, de Klerk, Molken .. boer, enz. Amsterdam, '9'-7 "Ig. Bibliograpbie "an Vondel's Werken, door Unger. Amsterdam, ,888. ALBERDlNGK .. THlJM. Portretten van Vondel. Amsterdam, '9°8. BARNOUW. Vondel. New .. York, '92.5. Ned. "er!. Haarlem, '92.6. BAUMGARTNER. Joost "an den Vondel. Freiburg i. B., ,882., Ned. "er!. Amsterdam, ,836. BRANDT, Le"en "an Vondel. Uitg. Ee\co .. Verwijs en Hoeksma. Am .. sterdam, '9°5. BRO:4, Vondel's Bekeering. Amsterdam, '9°7. DIFEREE, Vondel's Werken. Amsterdam, '910. - Vondel's Le"en en Kunstontwikkeling. lb. '9'2.. KALFF, Vondel's Leven. Haarlem, '9°2.. - Gesch.derNed. Letterk. (vooral DI. IV). Groningen, '9°6 vlg. LEENDERTZ. Het Leven "an Vondel. Amsterdam, '9'0. LOOTEN. Étude littéraire sur Ie poète néerl. Vondel. Rijsel, ,889' MOLLER. De Heerlijkheid der Kerke. Amsterdam, '9°7. SALSMANS. Uitg. "anJozet in Dofban, Lucifer, Adam in ballingscbap (Gent, Siffer). - Artikelen in Dietsche Warande en Belfort, Handelingen der Zndl. Maatseh. "an Taal .. en Letterkunde, Leu"ensche Bijdragen, Versl. en j'1ededeel. der K. VI. Acad., Vondeljaarboek, enz. STERCK. Oorkonden o"er Vondel en zijn kring. Bussum, '918. Hoofdstukken over Vondel en zijn kring, Amsterdam, '923.Het Le"en "an Vondel. Haarlem, '92.6. - Rondom Vondel. Amsterdam, '92.7. - Van Rederijkerskamer tot Muiderkrîng. Ibid. '92.8. TE WINKEL. De Ontwikkelingsgang der Ned. Letterk. ("ooral DI. 11). Haarlem. '92.2. "Ig. VER8CHAEVE. Uren bewondering. Lucifer; Vondel's drama. Brus .. sel, '92.0. ZEIl. Altaargeheimenissen en De Heerlijkheid der Kerke. 's Hertogenboseh, '92.4 en '92.6.
Uit de Werken van P. Salsmans, S. I. Vondel's Jozef in Dothan, ge uitg. ; Lucifer, 9" uitg. ; Adam in ballingschap, 6e uitg. taal~ en letterkundig verklaard. Poirters. Ernst en Luim. Keurbladzijden en Volksuitgaaf. Rechtelijke Plichtenleer, 3" uitg. \92.7. Geneeskundige Plichtenleer. 3e uitg. \92.5. Plichtenboekje voor Ziekenverpleging, 2.< uitg. \92.7' Kerkelijk Recht voor Leeken, \92.5. De Index en de kerkelijke Boekenwetgeving. met een lijst der bij name veroordeelde boeken, \924. Biecht en Altaarsakrament. Voorrede door .Mgr. Heylen, 192.1. Jeugd en Deugd. \928. Van den dood tot het leven. Verrijzenis eener anarchistenziel, \92.3.
VERKRIJGBAAR BIJ
DE
VLAAMSCHE MINDERBROEDERSSTRAAT,
DRUKKERIJ 44, LEUVEN
'Vondel en de Zeestar, door W. M. Fryns, s. m. m. In Spanje, door Jozef S·imons. Op Grootvaders' '[(nie, door Jozef Simons. In lIoogere Sferen, door Jozef Simons. In Scandinavië, door Jozef Simons. Pityu (Hongaarsche Vertelling), door Blaskó Maria. 'Een 1Jloem uit Gods Mystieke Tuinen, Nonni en Manni, door Jon Svensson, S. J. lIet Ucht, door Constant Eeckels. De 'Vlucht, door Constant Eeckels. 'Van Drie Santen, door Jozef de Cock. In den Patriarkentijd, door E. H. Dr. Th. Van Tichelen. De Onbekende Jlpostelen, door P. J. Duchaussois, O. M. I. In de Ijsvelden va"n den Poolcirkel, door P. J. Duchaussois, O. M. I. 'Verminkte lIanden, door Neil Boy ton. De Manke Zwartrok, door F. Van Hoeck, S. J. 'Visschers van Menschen, door P. Charles, S. J. 'Kindzijn voor God, door P. Anton Stonner. Franciscus Xaverius, door J. Schurhammer, S. J. Broeder De Sadeleer, door F. J. Kersten. Rechtelijke l>lichtenleer, door J. Salsmans, S. J. Aan 's Meesters 'Voeten, door A. Huonder, S. J. Eerste deel: De Werkdag. Tweede deel: De Lijdensnacht. Bij de Ware Levensbronnen, door E. H. A. Vander Mueren. Op den Weg der Wijsheid, door E. H. A. Vander Mueren. Op den Wt'g der Liefde, door E. H. A. Vander Mueren. Naar Jezus met de Zesjarigen (twee deelen), door E. H. A. Vander Mueren.