Israël, geen volk dat voor tirannen zwicht zoektocht naar de grond onder de Judeofobie
Een volk dat voor tirannen zwicht 1 Allen, die hier tesamen zijn, de levenden, de doden, de handbreed, die ons scheidt, is klein, wij zijn tesamen ontboden voor het gericht ... Gedenk de liefste, die hier ligt, de broeder, vrind of vader, maar gun Uw ogen wijder zicht, aanzie het land en alle mens tegader, hoor dit bericht: Wij staan tesaam voor het gericht voor goed of kwaad te kiezen, een volk dat voor tirannen zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen, dan dooft het licht.
Op een even smakeloze als typerende wijze hebben ex-moslims het monument online verkracht voor eigen doelen, walsend over de Joodse pijn van miljoenen.2
Antisemitisme of beter Judeofobie ... waarom? De Spaanse schrijver Gustavo Perednik geeft ons wat stof tot nadenken en een verandering van terminologie die de waarheid omtrent antisemitisme een dienst bewijst, zoals we beneden zullen zien.
1 2
Hendrik Mattheus van Randwijk, 1906-1966, dichter, prozaschrijver, verzetsheld, journalist Zie website Geen stijl
1
2
Judeofobie ... waarom?
3
Waar het visioen ontbreekt, verwildert het volk (Spreuken 29,18)
Wij leven als Europese Joodse diaspora-gemeenschappen in twee culturen, de Joodse en de Europese. We zijn helaas politiek en sociologisch – voorlopig - onbelangrijk geworden. De oorzaak hiervoor ligt deels bij onszelf, deels bij de cultuuruitingen van opponerende krachten binnen deze niet-Joodse, postreligieuze cultuur van het Westen. Het collectief-cultureel onbewuste van de samenleving binnen de oude Europese christelijk-religieuze en de latere geseculariseerde Verlichtingscultuur bevat “Jodenangst of Judeofobie” die zich – waar sprake is van trickers - als Jodenhaat manifesteert. Tweeduizend jaar verzet tegen Joden binnen Europa heeft zich in het cultureel onbewuste van het Westen als een resistent ‘anti-Joden-virus’ genesteld. Gedurende 4000 jaar Joodse geschiedenis hebben de (Edomitische) volken elkaar besmet en gaven culturen de besmettingshaarden over, elk vanuit een eigen belangenpositie. Maar koorts is de ziekte niet, het is slechts een signaal van een onderliggende ontsteking. De christelijke legende van Ahasveros, de wandelende Jood, die door Jezus werd vervloekt om nergens meer rust te vinden, is niet meer dan de koorts die verwijst naar een diepe, nauwelijks vindbare virusinfectie: haat tegen de Joden. We komen straks op deze legende terug. De Duitse TV-zender Arte verzorgde in 2009 een onthullende documentaire over een stukje geschiedenis dat niet algemeen bekend is en waarover men in de aankondiging schreef: Der ehemalige Mufti von Jerusalem Mohammed Amin al-Husseini - heute eine umstrittene Figur der islamischen Welt - galt in den 20er bis 40er Jahren als bedeutende politische und religiöse Autorität der Palästinenser. Sein Antisemitismus ließ ihn ab 1937 offen mit den Nationalsozialisten kollaborieren. So lebte al-Husseini zu Beginn der 40er Jahre in Berlin und unterstützte die Nazis mit seinem Einfluss, den er als religiöses Oberhaupt der arabischen Muslime und als deren politischer Führer genoss. Das Porträt erzählt eine nahezu unbekannte Geschichte.
Voor een uitgebreidere tekst en de link naar deze documentaire verwijs ik u eerst naar de voetnoot.4
3 Vooruitlopend op wat meer gegevens verwijs ik met het gebruik van Judeofobie naar de Spaanse schrijver Gustavo Perednik die in zijn boek op goede gronden de voorkeur geeft aan deze duiding boven Judeofobie, dat hij als een pseudowetenschappelijke term diskwalificeert en m.i. terecht. 4 Groot-Moefti Haj Amin Al-Hoesseini was een beruchte nazi die nazipropaganda mengde met de Islam. Hij werd gezocht voor oorlogsmisdaden in Bosnië en Joegoslavië. Zijn mix als militant voor de nazipropaganda was een bron van inspiratie voor zowel Yasser Arafat als Sadam Hoessein, de dictator van Irak. Al-Hoesseini is de grootvader van de huidige Moefti op de Tempelberg in Jeruzalem. Hoesseini bracht de Tweede Wereldoorlog door in Berlijn aan de zijde van Adolf Hitler, de Rijksführer van het Derde Rijk. Hij richtte binnen de SS een moslimdivisie op, de zogeheten SS-Handschaar (of Handzar)-divisie, en speelde een eersterangsrol in het aanzetten tot genocide op de Europese Joden, Serviërs en Roma & Sinti [zigeuners]. Na het einde van WO II rekruteerde hij actief voormalige nazi-officieren als adviseurs voor de Arabische regeringen in het Midden-Oosten. In 1917 was de Joodse staat een stuk dichterbij gekomen door de Balfour-declaratie van 2 november 1917, genoemd naar de Britse Minister van Buitenlandse Zaken James Balfour, die een overeenkomst sloot tussen Groot-Brittannië en het uiteengevallen Ottomaans-Turkse Rijk. De Balfour-declaratie voorzag na 400 jaar Turks-Ottomaanse overheersing een thuisland voor de joden in Palestina, dat tot aan de onafhankelijkheid van Israël op 18 mei 1948, onder Brits mandaat zal blijven. Klik kaart tijdens het Britse mandaat. Amin El Hoesseini verzette zich meteen tegen het principe van de joodse staat. Hij was voorstander om Palestina in te lijven bij Syrië en wordt de aanstichter en organisator van tientallen rellen en aanslagen tegen de joden tot hij in 1920 wordt opgepakt en tot tien jaar gevangenisstraf wordt veroordeeld. Een jaar later verkrijgt hij amnestie en wordt op 8 mei 1921 Groot-Moefti van Jeruzalem. Al-Hoesseini organiseert het Arabisch Palestijnse verzet en als aanstichter van nieuwe rellen in 1928-29, 1930, 1936 enz., wordt hij voor zijn vele terroristische activiteiten op 1 oktober 1937 verplicht het land uit te vluchten. Via Libanon, Irak en Italië bereikt El Hoesseini Duitsland en vindt veilig onderdak in het Derde Rijk van Adolf Hitler die sinds 1933 aan de macht was. In de jaren dertig zochten de nazi’s aanvankelijk nog naar een locatie om de Europese en Duitse Joden naar toe te deporteren, het zogeheten Madagaskar Plan. Hoesseini bleef Grootmoefti van Jeruzalem tot 1 oktober 1948 wanneer hij wordt afgezet door het Hoogste Arabische Comité, waarvan hij zelf sinds 25 april 1936 de president was. Hij overleed op 5 juli 1974 in Beiroet. Duitstalige documentaire met Franse ondertiteling volledig te zien op onze website: http://www.joodsstudieplatform.eu/OJS/documentaires.html
3
Een zeer uitgebreid wetenschappelijk onderzoek is gedaan door prof. dr. Hans Jansen onder de titel “Van jodenhaat naar zelfmoordterrorisme” met als subtitel ‘Islamisering van het Europees antisemitisme in het Midden-Oosten’. De opdracht in het boek eindigt met een citaat van Socrates, dat me uit het hart is gegrepen: “Onwetendheid is het enige kwaad in de wereld”.5 Zijn wij goede verstaanders, of ontbreekt het ons aan inzicht in de grondoorzaken van dit rampzalige verschijnsel? Hebben de rabbijnen ons in de traditie niet de weg gewezen naar een dieper verstaan van de ijselijke consequenties van de verbinding Esav – Edom – Rome? Deze verbinding vormt voor mij de rode draad binnen dit artikel, een rode draad die niet los gedacht kan worden van de verkiezing door de Eeuwige als ‘am JHWH. Het antwoord dat we zoeken wijst direct naar de misvattingen omtrent de betekenis van het begrip verkiezing van het Joodse volk als ‘am JHWH. De paradox is, dat deze misvattingen ook binnen onze eigen gelederen hun voren hebben getrokken o.a. door de verkiezing te verwerpen op basis van het vermeende exclusiviteitsbeginsel. Verkiezing en exclusiviteit sluiten elkaar uit als we ons laten leiden door hetgeen Tora, profeten en traditie ons leren. Met het oog daarop vormt het tweede gedeelte van dit artikel een Torastudie over “verkiezing tot dienst”. Terug naar de lijn van het betoog. De grap van een Nederlandse cabaretier: “Joden kunnen alleen het antisemitisme stoppen als ze ophouden semitisch te zijn”.
Judeofobie, een voortdurende actualisatie van het religio-culturele krachtenspel, ligt bijna archetypisch opgeslagen in het collectief-onbewuste van de Europese cultuur, die bij ons als Joden een onafgebroken reeks “waarom”- vragen oproept. De 4000 jaar Joodse geschiedenis begeleidt deze vragen. Daarom is het nodig de rode draad van Ariadne6 te volgen naar het startpunt in de tijd, de tijd van onze voorouders. Laten we eerst een moment stilstaan bij de recente geschiedenis. Het Duitse spreekwoord “Bellende Hunde beißen nicht”, is door de Sjoa voor eeuwig gecorrigeerd: “Angst Kulturen sind bißig ohne Ende!” Uiteindelijk, zo leert de geschiedenis, culmineert “Kultur Angst” in “Zyklon B”. Een nieuwe confrontatie met de recente geschiedenis Het gebruik van de Duitse taal en de voor Joden en anderen zo pijnlijke attributen is hier louter metaforisch, ingegeven door de gesignaleerde “waarom”- vragen, die golvend door de Europese geschiedenis trekken. We moeten leven met de geschiedenis. Onverschillig worden, omdat we verder afstaan in de tijd van de verschrikkingen die zijn geweest, is een enorm gevaar, waarschuwt Elie Wiesel, een Sjoa-overlevende. Dat betekent ook leven met films die op een afschuwelijke wijze de Judeofobie in beeld brengen en die nog steeds circuleren, ondanks de mededeling van de Duitse autoriteiten dat deze films niet worden vrijgegeven, aldus het NIOD. Op een onverklaarbare wijze zijn deze films toch in de circulatie gekomen en het TV kanaal Geschiedenis 24 besteedde er ruim aandacht aan. “Daar hoeven we toch niet naar te kijken?” Ik kan me de vraag voorstellen. Maar zolang de neonazi’s en vooraanstaande kerkelijke personen de Sjoa blijven ontkennen, zullen we de geschiedenis niet kunnen vergeten en zullen onze kinderen erop voorbereid moeten zijn dat de geschiedenis altijd de mogelijkheid van herhaling in zich draagt. De beide films hebben wij op onze OJOS-website een plaats gegeven. De films moeten in volgorde van doordringende belangrijkheid worden bekeken. De eerste is Jud Süss en de tweede is Der Ewige Jude.7 De laatste film was van een zodanige slechte propagandakwaliteit, dat velen de bioscoop vroegtijdig verlieten onder het motto: “We weten nu wel dat en waarom we de Joden moeten haten!” De bioscoopbezoekers van destijds konden het niet op zijn grondwaarden schatten. Hun visie – waarvoor men desondanks verantwoordelijk was - was een massale reactie op het anti-Joods collectief-cultureel bewustzijn, dat door gebral en ragfijn geniep werd gevoed en het door de geschiedenis gevormde collectief-cultureel-onbewuste binnen Europa activeerde. Voor de historische as ‘Haman – Hitler’ is er ook geen nieuws onder de zon.
5
Jansen, dr. Hans, Van jodenhaat naar zelfmoordterrorisme, Groen, Heerenveen 2006. Griekse mythologische figuur (Ariadne en Theseus) 7 Arte documentaire, Jud Süss en der Ewige Jude http://www.joodsstudieplatform.eu/OJS/documentaires.html 6
4
Zou het woord van de profeet Zecharja toch waar zijn: “Wie aan mijn volk komt, komt aan mijn oogappel!” 8
We maken hier even een breek in de gang van het verhaal voor de visie van Gustavo Perednik. “Zoals gezegd geeft Perednik de voorkeur aan de term Judeofobie (analoog aan xenofobie), daar ‘antisemitisme’ een misleidende, pseudowetenschappelijke term zou zijn. ‘Semitisch’ is immers alleen een aanduiding voor een talengroep waar het Hebreeuws en het Arabisch toe behoren. Semieten hebben als zodanig nooit bestaan, en antisemieten evenmin: dit zouden mensen zijn die zich tegen de Semitische talenfamilie verzetten? Terwijl antisemitisme zich uitsluitend en alleen tegen de Joden keert, wordt het woord ook misbruikt om te beweren dat Arabieren niet antisemitisch zouden kunnen zijn, daar zij ook tot de ‘Semieten’ zouden behoren.9 Perednik betoogt dat in de sociale wetenschappen fobie niet angst maar haat betekent, zodat Judeofobie een gepaste wetenschappelijk term is voor Jodenhaat. Het voornaamste probleem van het woord, wat Perednik niet bespreekt, is dat het alleen naar de Joodse religie lijkt te verwijzen (analoog aan islamofobie), terwijl het in veel gevallen, zeker sinds de 19de eeuw, haat tegen het Joodse volk betreft. Daarnaast is het woord antisemitisme sinds de 19de eeuw zo ingeburgerd en bekend, dat we hieraan de voorkeur blijven geven”, citaat uit Israël-Palestina Informatie.10
Hoewel ik me kan voorstellen dat de redactie van Israël-Palestina Informatie aan de bestaande termen de voorkeur geven, acht ik het toch meer dan noodzakelijk om in deze fundamentele studie niet uit te gaan van een pragmatisch voordeel, maar te zoeken naar het wezenlijke, de kern van de ingeburgerde term antisemitisme, die niet anders betekent dan een negatieve gerichtheid op het Joodse volk, dat de facto vandaag – door gebrek aan inzicht en nuancebereidheid - samenvalt met de staat Israël, de Israëli’s, de huidige ingezetenen van Eretz Jisraël, waaronder veel niet-Joden, Arabieren inbegrepen. Om aan te geven hoe moeilijk de vertaalslag is die we moeten maken naar de ultieme grond onder het verschijnsel Judeofobie trof ik aan bij de Joodse Nederlander Abel Herzberg. Onder verwijzing naar Wikipedia die ik raadpleegde geef ik hem ruim het woord, omdat hij een niet alledaagse visie geeft op het conflict tussen christenen en Joden aan het begin van de gewone jaartelling, met de godsmoord op Jezus als motief voor het christelijke antisemitisme, waarvan Luther een voortrekkersrol is blijven spelen met zijn Jodenhaat, een theologische voedingsbron voor het recent achter ons liggende tijdperk. Herzberg heeft een totaal andere visie, die veelzeggend is maar toch ook niet sluitend, zoals alles naar het schijnt. Zijn insteek is verrassend en waard op opgenomen te worden in de rij definities die de eeuwen hebben doortrokken. We citeren: “De Nederlands-Joodse schrijver Abel Herzberg die het naziconcentratiekamp Bergen-Belsen overleefde, meende dat christenen Joden niet haten omdat ze Jezus hebben omgebracht - een vaak gehoorde verklaring voor het christelijke antisemitisme - maar omdat ze hem hebben voortgebracht (cursivering. van mij). Door hem hebben ze de Tien Geboden aangenomen, Joodse leefregels die zo veeleisend zijn dat ze er wel weer onderuit zouden willen. De 'heiden' in hen verlangt zijn vrijheid terug en haat daarom de Jood die hem gebonden heeft. 'De heiden haat de Jood, omdat de Jood hem knevelt.' Daarmee krijgen de twee tegenpolen elk hun eigen rol. Het antisemitisme wordt een primitief verlangen terug te keren naar een amoreel bestaan, een onbeteugeld driftleven. Het Jodendom wordt het verlangen naar moraal, beschaving, zelfoverwinning. Het zijn twee tegenstrijdige verlangens die in elk mens leven, ongeacht geloof of wat dan ook, en die ten eeuwigen dage in gevecht zullen zijn. 'Der Jude sitzt immer in uns' zoals Hitler zei en omgekeerd zit in de Jood nog steeds een heiden. Jodendom is geen verdienste, maar een opdracht, aldus Herzberg. Jodendom en jodenhaat zijn beide eeuwig, meent de schrijver, want ze zijn de buitenkant van onveranderlijke innerlijke drijfveren, en Joden kunnen daarom weinig anders doen dan leven met het lot dat de geschiedenis hun toebedeeld heeft. Amor fati, noemt Herzberg dat in zijn gelijknamige essays over Bergen-Belsen. Het is leven in een poging de bedreiging van het antisemitisme buiten, maar ook in jezelf met opgeheven hoofd tegemoet te treden en, waar mogelijk, in toom te houden. Het is beschaving door zelfoverwinning.”
8
Zecharja 2,12 Een kritische kanttekening. Losmaken van de taalgroep uit de etniciteit waartoe deze taal behoort lijkt me erg onzorgvuldig. Ik ben geen Nederlander omdat ik de Nederlandse taal spreek, tot de Nederlandse taalgroep behoor. Ik ben Nederlander omdat ik inwoner ben van het landsdeel waar Nederlands wordt gesproken (Nederland, Vlaanderen). Dat geldt ook voor de diverse Semitische bevolkingsgroepen die met de taalgroepen samenvallen, maar zich ook door semiotische en semantische verschillen onderscheidden. Arabisch is weliswaar semitisch, maar verschilt qua talis en cultureel concreet van het Hebreeuws. 10 http://www.israel-palestina.info 9
5
Op het online wetenschapsforum trof ik een discussie over antisemitisme. Het is een goede afspiegeling van de verwarde en verwarrende visies op het niveau van wetenschappelijke inzichten. Ik trof een verwijzing naar een Amerikaanse hoogleraar die de complexiteit van het probleem voor de cultuur uiteenzette. Ik citeer: Het jodendom past niet gemakkelijk in de westerse categorieën zoals religie, ras, etniciteit of cultuur. Dit komt doordat Joden het Jodendom in termen van 4000 jaar geschiedenis beschouwen. (...) Daarom stelt (de Joods-Amerikaanse professor) Daniel Boyarin dat "Jood zijn de pure categorieën van identiteit doorbreekt, omdat het niet nationaal, niet genealogisch, niet godsdienstig, maar elk van deze is, en wel in een dialectische spanning."
Daniel Boyarin heeft het gelijk wat mij betreft aan zijn kant maar met de volgende kanttekening. Al deze argumenten zijn cultureel bepaald en lossen op binnen de eigen overtuigingen en denkwijzen. Het is ongetwijfeld juist dat er een dialectische spanning is binnen het Jodendom als sociopolitieke en religieuze entiteit. Dat laat de ontstaansgeschiedenis vanaf Horeb ons al zien. Maar ook deze poging om tot de grond onder de Judeofobie door te dringen faalt. Voor we tot een Tanach-onderzoek komen moeten we met een pneumatische hamer door het gewapende beton van het historisch-pragmatisme boren, zo diep, dat we grondmonsters kunnen nemen die ons wellicht de vereiste duidelijkheid verschaffen en ons visioen mogelijk vernieuwen. De toenemende kracht van de actuele Jodenhaat zal verbonden blijken met een recht evenredige afname van het Joodse visioen van ha ’am JHWH. In andere woorden: intern lijdt het Jodendom onder de inflatie van het Jood-zijn naast de actualiteit en gezag van Tora en Traditie. Flight, fight of freeze Bolkestein schetste deze inflatoire krachten zeer treffend toen hij onderscheidde tussen zichtbare en niet-zichtbare Joden. Het onafwendbare resultaat van inflatie is verzwakking, waardoor het lijkt of de oppositie sterker is geworden. Het advies van Bolkestein: “Flight! Weg naar een land waar je veilig met je kippah over straat kunt en hem niet hoeft af te laten voor je eigen veiligheid, zoals we in het NIW konden lezen, als advies van een beveiligingsgroep”. Maar Jodendom kent geen flight. Onze geschiedenis is een geschiedenis van fight, zelfs in de donkerste dagen van de Sjoa. Hoe je het ook wendt of keert: flight en fight zijn beide dynamische begrippen die ons in leven houden. We hebben helaas ook te maken met een derde optie: freeze! Deze houding ketent ons in verstarring, legt ons lam, haalt de vaart uit ons Joodse leven.
Yesterday (Westerbork) yesterday when our eyes first met we remembered things happened long ago that shaped our lives and we knew we share stories from the beginning of times when the seeds were planted to become who we are and our dreams of what may be met dank aan Edjo Frank, de maker van de afbeelding en de poezie die onze dromen in herinnering brengt
II
6
Judeofobie, kwaad van eigen bodem Geroepen voor we geroepen werden!
“Onze Geschiedenis is onze Toekomst” is de titel van de basisbrochure voor onze onderzoeks- en studieprogramma’s. Niet alleen een gedegen kennis van de geschiedenis vraagt onze aandacht, maar ook een waarheidsgetrouwe interpretatie. We weten allen dat de tijd remmend en verstorend inwerkt op onze herinneringen. Daarom is het noodzakelijk om niet te vervallen in pragmatisme en relativering – gedachtig de idee dat de tijd alle wonden heelt. Er zijn wonden die niet kunnen helen. Er zijn ook wonden die niet mogen helen; wonden die een permanente pijn oproepen in alle volgende culturen en ontwikkelingen. Daar vormen deze twee nazifilms een voorbeeld van. Zolang de legende van de Wandelende Jood – binnen het christendom ontstaan – niet door kerk, christendom en postchristelijke cultuur wordt herroepen, tonen we de films als een blijvend appèl aan een schuld, waarvoor geen woord meer is in dit heelal. Geroepen, voor we geroepen werden De subtitel van deze paragraaf vraagt om een uitleg, waarmee we direct een gat hebben geslagen in de betonvloer van het genoemde historisch-pragmatisme: Egypte. De ontmoeting tussen Moshe Rabbenoe en JHWH als de Stem uit het Vuur dat niet verteert ging over niets minder dan over “mijn volk” en dit opgetekend door de bijbelschrijvers uit de mond van de Eeuwige. Hij heeft de jammerklacht van de Hebreeërs gehoord in het land Goshen. Judeofobie was al actief in Egypte voor dat er één Jood bestond. De Farao was doodsbang dat de Hebreeërs die zeer vruchtbaar bleken in opstand zouden komen en zich tegen het Egyptische bewind zouden keren als een of andere grootmacht tot een aanval zou besluiten. De Judeofobie leidde tot de slavernij van een ongekende omvang. De Eeuwige had de Hebreeërs in Egypte al gezien als het geroepen volk, dat bij de Horeb ook structureel tot erkenning van het volk van de Eeuwige zou komen. ‘Geroepen, voor we geroepen werden’ plaatst ons op de tijdlijn van de geschiedenis waarin de toekomst verankerd is. De geschiedenis van de Hebreeërs in Egypte loopt in een rechte lijn via Ja’acov en Yitschak naar Avraham Avinu, onze vader Abraham, waar de status van “geroepen zijn” begint. Om deze roeping dynamisch te houden en niet te laten verzanden in een achterhaalde geschiedenis, moeten we het een beetje abstract gaan zeggen. In de roeping van Abraham is de complete toekomst als potentialiteit aanwezig. Dat moet ik uitleggen. Het abstracte begrip “potentialiteit” wil zeggen: alles is aanwezig, maar het moet nog geactualiseerd worden. We hebben nu twee begrippen die elkaar steeds omarmen: potentialiteit en actualiteit. Dit proces van actualisering van hetgeen in potentie al aanwezig was, is vrij van automatismen. De voorwaarden moeten gunstig zijn, anders stagneert het proces en loopt de actualisering vertraging op, of stopt! Om de actualiteit te begrijpen moeten we de geschiedenis kennen. Om de slavernij van Egypte te begrijpen, moeten we terugkijken. De bijbelschrijvers nemen ons mee op de weg terug en schenken ons grondmonsters om de fundamentele werkelijkheid te onderzoeken.
7
We bekijken de monsters en zien verschillende lagen De eerste laag is de zanderige grond van de Noachidische mens (Terach) De tweede laag is de vruchtbare grond van Avraham, met sporen van Egypte die opeens verdwijnen (wegzending Hagar en Jishmaël) De derde laag is de waterige bodem van Yitschak (waterbronnen) De vierde laag is een gemengde bodemlaag (Ja’acov en Esav).
We zullen ons beperken tot de 3e en de 4e laag en de monsters onderzoeken op de potentialiteit en de actualiteit voor zover van belang voor ons vandaag. We volgen de bijbelschrijvers en de indelers van Tora naar Parasja Toledot. * Esav’s hand en Ja’acov’s stem (We veronderstellen het verhaal van Ja’acov en Esav bekend. U vindt het in Genesis/Beresjiet 26 en 27)
De gebeurtenis die onze aandacht vraagt en waaruit de geschiedenis van de Jodenhaat (hier een anachronisme) die we onderzoeken blijkt te ontspringen, speelt zich af in Beër-Sjewa, de ‘plaats van de eed’ die Yitschak had gezworen met Avimelech. De beide zonen, geboren uit een onvruchtbare Rivka, van G’dswege bestemd tot ontwikkeling van twee volken, waarbij het volk van Ja’acov de voorrang zou krijgen boven het volk dat uit Esav zou voortkomen, leefden met elkaar in onmin vanwege, de diametraal tegengestelde levenshouding. Tegen deze achtergrond speelt onze geschiedenis zich af. De bijbelschrijvers hebben goede nota genomen van de beide lijnen die de geschiedenis zullen gaan bepalen in de compositie van het verhaal. Esav was 40 jaar toen hij zich vrouwen nam uit de plaatselijke bevolking. We lezen: “Zij waren een bittere kwelling voor Jitzschak en Rivka” (Ber/Gen. 26, 35). Situatieschets Vanwege zijn ouderdom werd Jitzschak blind en was hij aangewezen op zijn andere zintuigen: horen en tasten. Jitzschak was voornemens Esav te zegenen en hem tot gezinshoofd te maken. De vraag die de bijbelschrijvers open laten is: “Was Jitzschak vergeten dat de oudste de jongste dienstbaar zou zijn, volgens de visionaire boodschap aan de zwangere Rivka?” Rivka verneemt bij toeval van Jitzschak’s voornemen en schrikt zodanig, dat zij alles in het werk moet stellen om een ramp te voorkomen. Ook onze aartsvader Jitzschak was niets menselijks vreemd. Ook hij kent de innerlijke dubbelheid, de keuze tussen jetzer ha-tov en jetzer ha-ra, waarbij het keuze motief “een lekker hapje” was, zodat ook nu de liefde van de man door de maag gaat”. Wat een verkeerde keuze maakt onze aartsvader en wat een heldenmoed vertoont onze aartsmoeder Rivka om de jetzer ha-ra van haar man te ontkrachten en ervoor te zorgen dat haar jetzer ha-tov in lijn met de Eeuwige zou blijven. Zij was zich er terdege van bewust dat de “vrije keuze” die de Schepper ons heeft gegeven, ook in het geval van Jitzschak zou worden geëffectueerd en “eens gegeven, blijft gegeven”. Dat geldt ook voor de vaderlijke zegen. Wanneer we niet verder kijken dan het verhaaloppervlak dan volgt nu het toneelspel, het drama van het grote bedrog. “Je zult voor een blinde geen struikelblok leggen”, laat staan je blinde vader om de tuin leiden. En toch is het soms nodig. Hier zien we een van de weinige keren dat terecht het doel de middelen heiligt. Rivka neemt haar verantwoordelijkheid en verzint een list, onder protest van Ja’acov die de bui van de ontdekking en de daarop volgende vervloeking al ziet hangen. Rivka neemt dat risico en stelt hem gerust. Zij bedekt de gladde huid van Ja’acov (handen en nek) met het vel van het geitenbokje, “het lekkere hapje” waarop vader Jitzschak zat te vlassen als Esav straks thuis zou komen van de jacht. De huid van Esav was zo harig dat de list goed zou kunnen werken en de kleren van Esav die Ja’acov had aangetrokken roken naar het veld. Alles was perfect voorbereid. Eerder dan verwacht wordt het lekkere hapje binnengedragen. Wat ben je snel terug. De pseudo-Esav verwijst naar de G’d van Jitzschak die hem snel een stuk wild heeft geschonken. Hier start het drama. Voor de uitleg volgen we de rabbijnen en hun discussies in de Midrash Rabbah.
De uitlegging en toepassing van de Midrash Rabbah De argwaan van Jitzschak start op het spirituele vlak. “Wat ben je snel terug!” Dat is voor de uitleggers van de Midrash aanleiding voor de volgende beschouwing. Ja’acov’s antwoord zou direct
8
duidelijk moeten zijn geweest volgens de verklaarders. Ik citeer uit hun discussie. “For when he said ‘Because the Lord thy God sent me good speed’ Isaac said: I know that Esau does not mention the Name of the Holy One, blessed be He; since this does mention Him, is not Esau but Jacob ...”. Nu heeft Ja’acov gesproken. De twijfel heeft toegeslagen en Jitzschak roept hem bij zich om hem te betasten. Zijn tastzintuig komt het gebrek aan zichtvermogen tegemoet. De handen zullen de bevestiging brengen dat het Esav is. Jitzschak roept hem bij zich om hem te betasten. Hij trekt de conclusie. Volgens de uitleggers zegt hij: “It’s the voice of a wise man, while the hands are of those that strip dead”. De uitleggers stellen het probleem vast. Het gaat om het onderscheid tussen “voice” en “hands”. Jitzschak reageert in lijn: het is de stem van Ja’acov, maar het zijn de handen van Esav. Deze uitspraak is voor de uitleggers aanleiding om tot de volgende conclusie te komen: “Jacob wields power only by his voice” and Esau wields dominion only by his hands”. De conclusie uit het commentaar in de Midrash Rabbah is helder: er is een essentieel onderscheid tussen “Esav’s hand” en “Ja’acov‘s stem”. Beide, de hand en de stem treden nu naar voren als metaforen van essentieel verschillende leefwijzen. Kosher Torah Op een heldere wijze geeft rabbijn Ariel Bar Tzadok op zijn website KosherTorah.com uitleg over de diepe betekenis van de harige handen van Esav en de kracht van de stem van Ja’acov. Aan een korte samenvatting van zijn uitleg hebben we voor ons doel voldoende. Hands of Esav “Hands indicate an approach which is completely and exclusively limited to the five physical senses. This approach refuses to acknowledge any higher force that may exist ...”. Hij vervolgt met de kabbalistische uitleg van goed en kwaad via de boom van het leven (goede) en de boom van de kennis (kwade). Het leidt te veel af om hierop in te gaan. We stappen in bij zijn conclusie op het punt van de handen: The metaphorical hands of Esav represent human endeavors that follow what we call the natural course, as perceived only with the physical senses. They are never enough to guide us in the path of the righteousness. Therefore Esav represents all those who approach life through the level of detached intellect, without the balance of the metaphorical voice of Ja’acov that rises ascends above and unites the worlds, conscious and unconscious. Ja’acov’s voice Ja’acov’s voice ascends to Heaven in meditation and prophetic communion ... Ja’acov alone and those who follow his example today are the one’s who can direct where and how the Heavenly ladder descends to earth. Het is duidelijk dat de rabbijn hier doorverwijst naar de droom van Ja’acov, waarin de stem van Ja’acov het communicatiemiddel met G’d blijkt en zijn stem tot Chokma wordt, de wijsheid waarover de rabbijnen in de Midrash Rabbah spraken.
It’s the voice of a wise man, while the hands are of those that strip dead Hoezeer de handen van Esav en de stem van Ja’acov de geschiedenis gaan beheersen wordt duidelijk als Esav thuis komt en verneemt wat is gebeurd. Esav wordt door woede en wraak overmeesterd als Jitzschak hem toch nog een zegen geeft, waarin sprake is van een zelfcorrectie van Jitzschak c.f. de bedoelingen van G’d. De kern van de zegen voor Esav wordt gevormd door Gen. 27, 40: “Van je zwaard zul je leven en je zult je broer dienstbaar zijn, maar als je zult klagen, zul je zijn juk van je nek afschudden” (vertaling Dasberg). In plaats van een verandering ten goede wordt het daarna alleen maar ernstiger. Esav verzwagert zich met Jishmaël door met een van zijn dochters te trouwen. Het convenant tussen Esav-Edom = Rome met de Arabieren - het nageslacht van de half Egyptische Jishmaël - is hier gesloten, als
9
een daad om kwetsuren aan de brengen in de genealogie van Avraham, waaruit Jishmaël is weggezonden en waarbinnen Esav is bedrogen.11 Mathematische midden Als u een Hebreeuwse Tanach bezit die uitgerust is met aanwijzingen, dan ziet u dat de Masoreten achter ieder boek het aantal letters, woorden en verzen waaruit het boek bestaat hebben geteld. Daarbij vermeldden zij ook het mathematische midden van elk boek. Dat wil zeggen dat er net zoveel verzen voor als na het middelste vers komen. Voor een uitgebreide informatie verwijs ik naar onze brochure De Geschiedenis is onze Toekomst op de OJOS-website. Zeer treffend is het mathematische midden van het boek Genesis. Dat is hoofdstuk 27, 40 met de woorden van Jitzschak tot Esav: “Van je zwaard zal je leven en je zult je broer dienstbaar zijn, maar op het moment dat je ‘rusteloos gaat dwalen en je beklaagt over de zegeningen van Ja’acov,’12 dan zal je zijn juk van je nek afschudden”. Wanneer we Rashi en Onkolos volgen dan heeft Esav toekomst als hij onrustig wordt over zichzelf en zich smartelijk beklaagt omdat hij inzicht heeft in de zegeningen die zijn broer ontvangt. Dan heeft hij zijn onverschilligheid ingewisseld voor een emotionele houding en is hij zijn agressie kwijt tegen hem. Dan is het juk van Israël voor hem geen kwelling meer, maar deelt hij in de zegen. Het zwaard, als symbool van vijandschap en oorlog met Ja’acov (=Jisrael) ligt dus aan de basis van onze voorgeschiedenis: het mathematische midden van de wordingsgeschiedenis culmineert via onderdrukking in Horeb. Maar Esav is niet alleen maar slecht. Dat geldt ook voor zijn navolgers. Er is een midrash die zegt dat Esav verhinderde dat het gebeente van Ja’acov werd bijgezet in Machpela. Een van de zonen van Dan sloeg hem daarop dood. Zijn hoofd werd op een speciale plaats bij de vaderen in Machpela begraven.13 Tot het laatste toe heeft hij zijn broer bestreden om uiteindelijk in genadeplaats te ontvangen als tweelingbroer en kleinzoon van Avraham Avinu.
Een korte conclusie Mijn nieuwsgierigheid naar Esav en de rabbijnse visie op Edom en Rome als zijn navolgers bracht mij bij de vraag naar de leeftijd van Esav. Jishmaël wordt 137 jaar. Esav’s geslachtsregister is er wel, maar nergens in Tanach kan ik zijn eindleeftijd vinden. Esav heeft een ‘open ending’. Dat leek me veel betekenend. Zo kwam ik bij de Talmoed, maar de uitleg van deze cryptische Talmoed-tekst staat nog op mijn verlanglijstje. Esav en Edom horen bij elkaar. De woordspeling in het Hebreeuws brengt Edom bij Adam, de mens in zijn natuurlijke staat, die zich blijkt in te zetten voor het eigen lijfsbehoud, aangestuurd door het ego dat wil overleven, desnoods ten koste van anderen. De natuurlijke mens heeft – in de taal van het verhaal – ‘harige handen’ die leven van het zwaard, van het gevecht, van de oorlog en van de haat tegen degenen die hun handelwijze aan de kaak stellen en proberen een andere levenswijze te demonstreren. In andere woorden: Esav zit in ons allemaal. Dat is uiteindelijk de demonstratie die het drama van Rivka en Ja’acov ons heeft geleerd. Het drama was niets meer of minder dan een afspiegeling van de werkelijkheid: de harige handen en de spirituele stem verenigen zich in de ene Ja’acov. Maar het verschil zit hem het hart. Het hart van Ja’acov zou zich ontwikkelen tot wijsheid, tot chokma en bina, het hart van Esav werd bestuurd door zijn structurele harige handen die hij alleen door erkenning van zijn ondergeschikte positie zou verliezen. Wanneer de traditie tegen het begin van de gewone jaartelling ons leert dat Edom als oorlogsbeweging (leven van het zwaard) zich voortzet in Rome, dan is de cirkel rond en is de Jodenhaat
11 De titel van het boek van Hans Jansen is een actualisatie van wat in het convenant tegen Israël tussen Esav en Jishmaël aan de basis is besloten: Europees antisemitisme actief in het Midden-Oosten en in de rest van de wereld. 12 odwr de wortel van taried vormt een kernbegrip. Rashi volgt Onkolos in de uitleg hiervan en zegt: ... and it will be, when you grieve: [ ]תָּרִידis an expression of pain, as in (Ps. 55:3): “I will lament ( )אָרִידin my speech” ; i.e., when the Israelites will transgress the Torah, and you will have cause to grieve about the blessings that he took, “you will break his yoke,” etc. [From Targum Onkelos] 13 BT Sota folio 13a
10
in Tanach voor het eerst als genocide aan de orde in het jonge boek Esther, de tijd van de Perzen en is de “genocide-as haman-hitler” een feit. Als laatste moeten we oog hebben voor de omkering. De ‘stem van Ja’acov’ kan zich ook manifesteren met de ‘handen van Esav’. Dan ontstaat er een Joodse vroomheid die spreekt als Ja’acov, maar handelt als een wereldse, gewelddadige Esav. Dat is een consequentie van het verlies van het visioen van onze roeping tot dienst aan de wereld. De lagen 3 en 4 van ons bodemonderzoek We hebben de lagen van Jitzschak, Ja’acov en Esav onderzocht. De grondmonsters hebben wat mij betreft de basis voor het antisemitisme, voor de Judeofobie opengelegd. De enig zuivere erkenning die erbij hoort is: Esav zit in ons allemaal. Dat is Joodse zelfkritiek. Ik herhaal daarom als contract met de Joodse openhartigheid de zinsnede van Herzberg als besluit: 'Der Jude sitzt immer in uns' zoals Hitler zei en omgekeerd zit in de Jood nog steeds een heiden (een Esav, Gideon). Jodendom is geen verdienste, maar een opdracht. Hoezeer Esav bezit had genomen van de psyche van Ja’acov bewijst het moment dat hij – rijk gezegend terugkeert naar zijn land. Het gevecht aan de Jabbok kent een veelheid aan uitleggingen. In het kader van onze benadering zien we de Esaufobie waarmee we slechts kunnen afrekenen als we waarlijk ‘Jisrael’ kunnen worden genoemd: strijders voor G’d. Dat betekent een voortdurende hernieuwing van ons bewustzijn dat de hemelse legermachten bij Machanajim ook bij ons zijn, als de Jabbok door onze gebedsruimte en onze Joodse huiskamers stroomt en we de strijd voeren met onze angsten die onze neigingen tot flight oplossen in de klemmende bede: Eeuwige, wij laten u niet gaan, tenzij u ons zegent. Zelfs dan blijft wijsbeleid geboden tegen de Judeofobie (Esav met de harige handen), die met de maximaal inzetbare tegenkrachten (400 man is de duiding voor het maximaal mogelijke, want een grotere getalswaarde dan 400 is er niet) ons tegemoet treedt uit Edom! Soms gaat de ontmoeting met tranen gepaard bij Esav. Maar als de vos zijn passie preekt, boer pas op je kippen!
Slotsom Het resultaat van dit bodemonderzoek is de ontdekking dat het antisemitisme in eigen gelederen is begonnen. Met het oog daarop is een scheiding tussen Ja’acov en Esav van Hoger Hand beslist en naar menselijke maat even noodzakelijk is als onvermijdelijk. Jodenhaat wortelt in de haat van Esav voor zijn broer Ja’acov. Zolang de zegen van Jitzschak voor Esav geen effect heeft gekregen en de haat van Esav steeds opnieuw wordt belichaamd in nieuwe culturen, waarvan het oude Rome met – imperialisme en vrede door het zwaard (Pax Romana) - het nog steeds levende voorbeeld is, zal het antisemitisme als Judeofobie steeds weer uit het cultureel onbewust tevoorschijn komen. Esav is allang geen Esav meer. Edom is allang geen Edom meer. Rome is allang geen Rome meer, maar toch ... ! De West-Europese cultuur kan niet zonder Rome. Zoals ik elders zal laten zien leeft onder de oppervlakte van de Europese cultuur nog steeds het Romeinse Rijk, dat is gekerstend maar niet vernietigd. Bij de afbraak van de christelijke component in de secularisatie komt gaandeweg meer van het oude Rome terug aan de oppervlakte. Daarover meer in de serie Inleiding Tanach. Zolang er nog ‘een verschuivend Rome’ als centrum op de wereld is, is de Judeofobie een cultureel-collectief onbewust feit en blijven de dreigingen van de herhaling van de geschiedenis altijd aanwezig. De wereldgeschiedenis zit dus in ons Joodse optiek vastgeklonken aan hetgeen Tora ons heeft onthuld. Maar wat is geketend in de schijnbaar natuurlijke processen, is object voor het bevrijdend handelen van de Eeuwige in zijn wereld, met als bevrijdend instrument: ‘am JHWH, gericht op tikkoen olam.
III
11
Judeofobie en de historische actualiteit Klein, maar onoverwinnelijk
Ons kleine volkje heeft gedurende haar roerige historische bestaan de ‘goyim rondom’ de stuipen op het lijf gejaagd, alleen al door aan hun grenzen te verschijnen. De kracht van de paradox is: vreeswekkend klein, en toch onoverwinnelijk! In de oude tijd, waarin de religieuze herkenning nog normaal was, waren mannen als Bileam nodig om geestelijke verlamming aan te brengen en de kracht van het volk te breken. Maar hoe kan een volk dat gezegend is, door een waarzegger in de naam van zijn god worden vervloekt? Er is maar één mogelijkheid: als wij de zegen tegenwerken en ‘de harige handen’ uit ons natuurlijke neigingen, onze jetzer ha-ra opkomen. Gemene zaak maken met Baäl Peor is de dood in de pot. Met eigentijdse begrippen kunnen we syncretisme en assimilatie straffeloos aanwijzen als verzwakkers van ons Joodse leven. Syncretisme is inbrengen binnen ons volksbestaan van wezensvreemde culturele en religieuze elementen, die oorspronkelijk bij de religieuze of filosofische goyim overtuigingen horen, waardoor de kracht van Tora en de aanwezigheid van de Shechina worden verzwakt. Ontkennen heeft geen zin. “Geen andere goden tegenover Mij”, de directe aansluiting op de Proclamatie op Horeb: Anochi Adonai Elohecha dat nog steeds het exclusieve basisbeginsel voor ons als Joden blijft, zelfs als goyim de Tien Woorden als een soort natuurwet (Hugo Grotius) hebben overgenomen en binnen hun eigen dogmatiek hebben uitgewerkt en aangepast (gebod van de Shabbat op de 7e dag). “Het helpt als we minder semitisch zijn”, zei de cabaretier. Door syncretisme worden we vanzelf minder (zichtbaar) semitisch. Het tweede begrip dat een modernisering van de Bileam tactiek genoemd kan worden is assimilatie, aanpassing aan de cultuur van de diaspora met als oogmerk de oorspronkelijke status zover te verdunnen dat er geen herkenbaar Semitisme over is. Maar de nazitijd heeft geleerd dat assimilatie tot Duitser door Joden in de tijd van de Haskala (Hof-Juden) niet helpt. Esav weet heel goed hoe de hazen lopen en achterhaalt ons, zoals is gebleken. Kortom: het ongelijk van de cabaretier is hiermee vastgesteld: het helpt ons niet als we minder semitisch zouden zijn. Waarom aanpassing? Ook hierin is niets menselijks ons Joden vreemd. Het grootste gevecht dat G’d en de profeten met ons als volk leveren in de geschiedenis is de wens om precies te willen zijn als de andere volken. Het is al begonnen met de wens tot een koning en het loopt door de tijden heen in allerlei gedaanten. In onze tijd van individualisering, van huisje, boompje en beestje willen we geen uitzonderingspositie. Geen zichtbaar Jood-zijn door dragen van een kippah is niet alleen een kwestie van veiligheid, maar ook van durf om anders te zijn dan de buren. De kern van de neiging tot aanpassing blijkt steeds te worden beheerst door ontkenning van de specifieke roeping tot ‘am JHWH, het volk van G’d dat hoop voor de wereld in zich heeft: het Licht van Tora, het Licht van de Toekomst. Het klinkt aanmatigend als we het niet meer aandurven om de waarheid en de werkelijkheid van onze roeping tot dienst aan mens en schepping volledig onder ogen te zien, maar onze actieve bewustzijn als ‘am JHWH is de enige ultieme hoop op wezenlijke verandering en voltooiing van het proces van evolutie als schepping. De “harige handen van Esav”, de metafoor voor de vijf zintuigelijke vermogens van de natuurlijke mens, kunnen worden uitgebouwd met een zesde zintuig, geoefend door allerlei technieken. De “harige handen van Esav” brengen ons echter niet binnen de nieuwe structuren die door Tora zijn bepaald en ons in de Mitswot zijn opgedragen. In het NIW las ik een uitspraak over de kasjroet die hierop neer kwam: G’d heeft ons destijds verboden van de vrucht van
12
die ene boom van de kennis te eten. Na Horeb heeft Hij er een schepje boven op gedaan en ons verboden varkensvlees en kreeft te eten. Het is een kwestie van kawana, willen we de positieve en bevrijdende kracht van het opnemen van het juk van de mitswot ervaren. Wat is het een vrijheid om op fundamentele gronden ergens van harte nee tegen te kunnen zeggen! Hoe groot de kracht van de kawana is lezen we af aan een verhaal dat me zojuist te binnen schoot.
Klein, maar bijzonder kan zelfs betekenen: ik ben alleen overgebleven om het gevecht voor G’ds heilig land aan te gaan. Mijn gedachten gingen naar een van de helden van David: Samma. Hij verdedigde de “heilige grond”, het stukje akkerland dat hij beschouwde als eigendom van de Eeuwige. Hij wilde dat redden uit de “harige handen van Esav” gepersonifieerd in de Filistijnen, ‘harige handen’ die het telkens bleven proberen Ja’acov er onder te krijgen en de zegen van het land te ontnemen, zelfs met inzetten van een reus. Het verhaal gaat dan Samma midden op het linzenveldje plaats nam en helemaal alleen het stukje grond tegen een Filistijnse overmacht verdedigde en hen verdreef (2 Sam, 23, 12 e.v.). Is dat niet een staaltje van coöperatie tussen de menselijke verantwoordelijkheid en de aanwezige Shechina? Is dat niet het partnerschap dat de Eeuwige met ons voor had toen Hij ons tot zijn volk vormde? Het is begrijpelijk voor elk weldenkend mens die buiten dit bewuste partnerschap staat dat een leven onder de druk van de marginalisering en vijandigheid uitnodigt tot “duiken”, om in de terminologie van het voorafgaande te blijven. Maar is “duiken” niet een synoniem geworden voor onzichtbaar maken van onze identiteit door assimilatie? Is “duiken” geen synoniem voor een grootschalige ontkenning van onze bijzondere roeping en taak in de wereld die ons haat om WIE we zijn en niet om WAT we zijn? Als we het hebben over WAT we zijn geweest en nog zijn voor de wereldsamenleving, dan heeft de wereld heel wat aan culturele positiviteit gewonnen door inzet van bijvoorbeeld de Joodse geleerden binnen alle takken van wetenschap. We voeren met stip de lijst van Nobelprijswinnaars aan en het exportproduct van Eretz Jisrael is brain-power! Is de wereld daar werkelijk beter van geworden? Ja, in praktisch opzicht. Nee, in fundamenteel opzicht. Hebben we hiermee de tikkoen olam dichterbij gebracht? Misschien wel, maar dat onttrekt zich aan onze waarneming. We zijn immers niet resultaat gericht, maar ingebed in de stroom van de tijd die door de Eeuwige is bepaald en die ons vormt in het opnemen van toortsen van Licht. Als wij ons overgeven aan onze roeping en taak worden we als volk, hoe klein we op dit moment ook zijn, de onoverwinnelijke bevrijders in de Naam van de Eeuwige. We moeten dus in plaats van meer “semitisch doen” meer Jood zijn conform de roeping tot dienst. Dan lost de Judeofobie op in het krachtenveld van de Shechina en komt de Malkoet als manifestatie van de Shechina dichterbij. Dat is wat anders dan op een natuurlijke wijze, via de “harige handen van Esav” een betere wereld maken, naar de normen van de evolutionaire wereld. ‘War on terror’ brengt geen vrede, noch democratie. De ‘harige handen’ blijken krachteloos. Wat is onze taak als Joden in de wereld? Esav onrustig maken, hem laten inzien dat zijn kracht ontoereikend is voor de eeuwige toekomst. Naar het Talmoed tractaat Sota 13 kost het hem “de kop” en wordt hij in veiligheid gebracht binnen de keerkring van de aartsvaders en -moeders. Wanneer wij tot een hernieuwing van het zelfbewustzijn zijn gekomen en de Jabbok dagelijks reinigend door onze kamers en synagogen stroomt kost het “de harige wereld” de kop en brengen we de volken thuis bij onze vaderen. In en door u zullen alle geslachten van de aardbodem worden gezegend, sprak de Eeuwige tot Avraham Avinu aan de start van het bevrijdingsavontuur voor de mensheid. Nu we weer bij het begin zijn aangekomen, lijkt het me een goed moment om over te gaan naar de Torastudie over onze roeping en onze dienstknechtsgestalte die wij als volk hebben ontvangen als opdracht voor mens en schepping.
IV
13
Torastudie (woordstudie) bachar be (verkiezing tot ...) en ‘ebed JHWH (knecht van de Eeuwige)
Onze traditie leert anekdotisch dat de Eeuwige heeft lopen leuren bij de andere volken om de Tora als Grondwet voor hun bestaan te aanvaarden en dat niemand wilde. Uiteindelijk bleef er geen ander volk over dan Israël – overdrachtelijk het kleinste van alle volken - dat wel bereid was gehoor te geven aan de uitnodiging, te beginnen bij Abram, die bereid was te gaan in opdracht van zijn nieuwe, onzichtbare G’d, zonder te weten waar hij zou uitkomen, uitgelachen en bespot door zijn verwanten. Verkiezing tot Volk van G’d, geen pretje Heeft de Eeuwige door de geschiedenis heen ons als volk niet horen gillen van ellende, vergezeld van grote of kleine vloeken: “Eeuwige, kies eens een tijdje een ander volk, of mag het soms een onsje minder zijn?” Het Getto van Warschau is daarvan een blijvend voorbeeld. Maar … we zijn er nog niet. “Beter emigreren naar vaste grond onder de voeten, die steeds niet zo vast blijkt te zijn”, is het actuele en politieke advies voor vandaag. Kosher vlees importeren zal ons lot worden en straks zullen we de brit mila moeten opgeven op grond van de dictatuur van de democratische meerderheid. De discussie zal dan weer gaan over de vrijheid van godsdienst en niet over het respect voor “het Joodse volk in de diaspora” dat respect ontvangt voor de eigen halachische wetgeving. Dat brengt ons in een vorm van de “dubbele paspoort-kwestie”. Het gaat mijnsinziens niet over de vrijheid in belijden van een godsdienst, maar om “de nationale gastvrijheid” die de Joden als volk hier sinds – zeg maar voor het gemak – 1492, de verbanning uit Spanje hebben genoten als volk en niet als godsdienst. Maar deze problemen laat ik hier rusten. Daar zal nog voldoende over gezegd worden. Mijn uitgangspunt is: wij zijn een democratisch volk met de Tora als grondwet, die naast het dagelijkse leven ook het liturgisch-rituele leven regelt. Vroeger dacht men aan Israël als een theocratie, rechtstreeks door G’d bestuurt. Met de kennis van nu sta ik op het standpunt dat wij – naar de traditie - als Volk van G’d een “theonome democratie” zijn. Theonome komt van het Griekse theos – god en nomos – wet. Dus een democratie gesteld onder de Tora van God, waarin alle verantwoordelijkheden en afgeleide wetgeving aan de orde is, maar steeds verbonden met Tora. De heroverweging van onze verkiezing kan dan ook niet anders dan leiden tot een nieuwe bestudering van de kernbegrippen in Tora. * Godsverduistering Martin Buber spreekt over de momenten van “Gottesdämmerung”, de verborgenheid van G’d, ook voor ons als zijn volk. Het is een gezegend feit dat we de Eeuwige mogen kennen, maar ironisch gesproken: gezegend zijn zij die Hem niet kennen. Zij roepen niet in ellendige situaties aan de rand van het leven, oog in oog met de “alenigheid” die nog steeds diep verankerd is in onze natuur - als de psalmist: “Mijn G’d, mijn G’d, waarom heb je mij verlaten? U blijft ver weg en redt mij niet!” (Ps. 22, 2). Is dit niet de noodkreet door de geschiedenis van de “wandelende Jood”, van de lijdende ‘ebed JHWH van Jesjajahoe 53, die door alle tijden klinkt en resoneert in het collectief als Volk en individueel in de harten van ieder lid van het Volk? Is dit niet de oerangst die ons aangrijpt als alles in ons leven ons tegenloopt: door G’d verlaten te voelen? Nee, natuurlijk mogen we als Joden niet wanhopen en kennen we zogenaamd geen “oerangst”, omdat we opgenomen zijn in de beschermende aanwezigheid van de Eeuwige, ook al houdt Hij zich om redenen die wij niet kennen, verborgen. Maar die oerangst zit in iedere menselijke natuur. Hierover kan ik op deze plaats niet verder schrijven en verwijs ik naar de delen Inleiding Tora op de website.
14
Maar als we de psalmist serieus nemen dan is zijn leven zo aan de rand gekomen, dat hij zich door G’d verlaten voelt en de overtuiging heeft gekregen dat G’d hem niet redt. Hij is verloren. Maar uiteindelijk keert hij zich vanuit een andere houding tot de Eeuwige: “u veracht de zwakke niet, maar hoort zijn hulpgeroep” (vs. 25). We weten dus dat ook al is G’d in de verborgenheid, Hij is toch de verborgen Aanwezige, ook al zijn onze ogen vertroebeld en is ons hart op hol geslagen van ellende. Verkiezing, niet iets om jaloers op te zijn De geschiedenis leert ons dat we er eigenlijk helemaal niet zo gek op zijn om tot een positie in de dienst aan G’d te worden verkozen. Als iemand tot profeet wordt geroepen is het eerst wat hij doet, zeggen dat hij absoluut ongeschikt is voor de taken die hij moet vervullen. Niemand staat te dansen bij een roeping. Dat is eigenlijk een contradictie, want het zou een voorrecht moeten zijn in dienst van de Allerhoogste te staan (Jer. 1, 4-6). We weten allemaal uit de geschiedenis dat mensen in deze bevoorrechte positie zwaar onder de druk van enerzijds de beproevingen van de Eeuwige zelf en anderzijds onder het verzet en de vijandschap, ‘de harige handen’ van de wereld moeten leven; vanaf de Perzische man, wiens naam we niet uitspreken, tot aan de Sjoa en de voortdurende Judeofobie en de dreigingen in het heden toe. Uitverkozen tot een volk van priesters, koningen en profeten, een volk als eigendom van G’d: het is een gezegende positie, maar het is geen pretje. Over nu naar de woordstudie, waarvoor ik in zekere mate schatplichtig ben aan prof. dr. Th. C. Vriezen en zijn oude boekje De verkiezing van Israël.
Bachar en bachir – verkiezing en verkozene, centrale begrippen waarop de verkiezing rust en betekenis krijgt
Verkiezing van Israël is geen theologisch idee waarover je kunt debatteren en uitleggingen aan geven die passen op je zelfverkozen uitgangspunten. Verkiezing van Israël is een feit dat van Hoger Hand komt. In de rest van deze studie gaat het dus om “het door ons aanvaarde FEIT van de verkiezing” en de verantwoording die dat met zich meebrengt. Bachar, verkiezing, neemt in Tenach een zodanig specifieke plaats in, dat het nergens door synoniemen kan worden vervangen. De verkiezing van Israël is veelkleurig en in het brede spectrum van betekenissen treffen we in Tenach allerlei woorden en begrippen, die alle slechts een deelbetekenis weergeven van bachar, of er slechts indirect ermee zijn verbonden. Relatiewoorden Ik noem hier: hibdil – afzonderen/separeren; laqach – nemen; hecheziq – vastgrijpen; ho’il la’ casot – het behaagde G’d Israel tot zijn volk te maken; qana’ – verwerven; qara’ – roepen; jada’ – kennen. Al deze betekenissen zijn facetten van bachar.
Bachar staat dus voor verkiezing in veel betekenissen: 1. profane en concrete menselijke handelingen 2. religieus en ethisch menselijk handelen 3. verkiezing van personen 4. Israël als volk. In ieder geval is het duidelijk dat er in de meeste gevallen toch van een goede kwaliteit of voorkeur sprake is. Als Jozua mannen uitkiest om met hem mee te gaan, dan zijn dat natuurlijk de beste die hij heeft (Joz. 8, 3).
15
Bachar verbonden met het voorzetsel be Bij de verkiezing van personen tot een bepaalde functie of dienst, wordt bachar gebruikt in een specifieke betekenis die wordt bereikt door toevoeging van het voorzetsel be, dat in het vervolg onafscheidelijk met bachar blijft verbonden (1Sam.10, 24 e.a.p.). Bachar be betekent voortaan: ‘verkiezen tot’ of ‘aanwijzen als’. Verkiezen verliest hier elk voordeel of prestatiebeloning. De verkiezing van Israël is niet anders te duiden dan in verbondenheid met “verkiezen tot” of “aanwijzen als”. Uitgewerkt kunnen we zeggen dat door koppeling met het voorzetsel be, bachar een betekenisuitbreiding ontvangt naar “een ambtelijke opdracht en taak.” Eerste conclusie Door deze ontwikkeling is het duidelijk dat de verkiezing van Israël door JHWH niet een kwalitatieve voorkeur inhoudt, maar een “ambtelijke opdracht en taak” beoogt, waarin Israël – als Volk van JHWH de opdracht krijgt de Naam van JHWH te vestigen in de wereld en de doelen van de Eeuwige, die met zijn Naam zijn verbonden, niet slechts te representeren, maar ook te realiseren. Bachar be is dus geen voorkeurspositie, maar een concrete opdracht. Anders gezegd: het is geen kwalitatieve voorkeur, of ‘voortrekken boven de andere volken’, maar een ambtelijke positie, waarop we worden afgerekend en waarnaar we voortdurend worden teruggeroepen door de profeten. *
Bachir, de Gekozene Uit de opdracht zoals we beschreven vloeit een functieaanduiding voort. Israël is door bachar be nu als volk bachir, de ‘Gekozene’ van JHWH. Voortaan is dit de functieaanduiding die haar door de geschiedenis vergezelt en die zij later afwisselend draagt met ‘ebed JHWH, Knecht van de Eeuwige. Als het volk leeft als bachir in de volle uitoefening van de opdracht als knecht, als ‘ebed JHWH, dan wordt zij “het geweten van de volken” en dat maakt hen onverdraaglijk in de wereld die wordt aangestuurd door krachten “die hun gang gaan”, krachten die zich vermommen in waarheidskleren, krachten die de “haren van de handen” hebben afgeschoren, maar die aan de stoppels herkenbaar blijven. “De Joden vormden een hoge druk op zijn geweten, een onoverkomelijke ergernis voor Hitler, zoals we in Mein Kampf kunnen lezen”, aldus dr. Hans Janssen in een persoonlijk onderhoud over deze kwestie. Israël leeft dus als bachir, als gekozene in een permanente antithese (tegenstelling) met de goyim. Uit deze antithese ontwikkelt zich de onverwoestbare Judeofobie. Dat heeft dus niet te maken met wat Israël DOET, maar wat het IS. De reactie van de volken op Israël is vergelijkbaar met de reactie van de broers van Jozef, die hem niet konden uitstaan vanwege zijn bijzondere positie, waarvan hij wel af en toe misbruik maakte. Het onderscheid tussen Jood en Israëli is een kunstmatige paradox, want de kritiek op de politiek van Israël is de buitenkant van onze innerlijke positie in de wereld, waarin Joden en Israëli’s, religieus of niet, één volk zijn en blijven. Iemand die leeft volgens de mitswot en de bijbehorende opdrachten en diensten verricht, die voor iedere buitenstaander duidelijk vanuit zijn Jood-zijn leeft, leeft zo dat hij in deze wereld niets anders kan zijn dan de “lijdende”, tenzij hij “vreemd gaat” en zijn opdracht ontrouw wordt; een bekend verschijnsel dat onze geschiedenis begeleidt. De vraag van een Joodse man aan een rabbijn: “Hoe kom ik van mijn jood-zijn af? Ik heb alles geprobeerd, doe nergens iets aan, maar niets lukt!” Het antwoord van de rabbijn was: “Ik moet je teleurstellen, wat de Eeuwige heeft verkozen laat Hij niet los.” In de principiële antithese met de goyim – die een dialoog niet per se uitsluit - rust dus de onuitroeibare Judeofobie. Maar ons lijden staat in de positieve spanning van de overwinning en de goede toekomst voor alle mensen. Was het niet David Ben-Goerion die zei: “Als iemand het verlangen heeft Jood te worden, laat hem komen, want hij heeft zondermeer een Joodse nesjomme; ieder mens die om een andere reden Jood wil worden is niet goed bij zijn verstand?” Tweede conclusie Bachar be is de verkiezing door de Eeuwige, die aan zijn volk een dienstknechtgestalte geeft, die in de gehele Tenach wordt aanduidt met bachir, de Gekozene, of met ‘ebed JHWH, de Knecht. Deze ‘ebed JHWH’
16
heeft soms betrekking op individuele gezagsdragers, zoals Kores, de vorst van de Perzen die Gezalfde wordt genoemd. Maar het is duidelijk dat deze ‘ebed geen vervanger is van dè ‘ebed JHWH, als het Gekozen volk van de Eeuwige. Deze individuele ‘ebed JHWH–positie is dan ook, op grond van de collectieve positie van Israël als ‘ebed JHWH zeer ten onrechte toegeëigend door de christelijke schrijvers om daarmee Jezus aan te duiden. De dichter van psalm 22 was voor deze christelijke schrijvers nodig om de Godverlatenheid van Jezus te beschrijven. Staat dat in verhouding tot de christelijk-Europese pogroms, de exterminatie en de Sjoa die Israël als volk – lijdend voor en aan de wereld – heeft doorgemaakt in onze geschiedenis tot op heden? Wie is de lijdende Knecht van G’d in de wereld? Exegetisch is deze bachir nooit van toepassing op een individueel lid van het volk, hoewel elk lid van het volk de eigen verantwoordelijkheid voor het bachir-zijn op zijn schouders heeft als een onderdeel van “het juk van het Jodendom”. Dat geldt ook voor de ‘ebed JHWH. De verkiezing als bachir behoort tot het volk als geheel en rust uitsluitend in de keuze van JHWH, die steunt op niets anders dan op zijn eeuwigdurend Verbond van Horeb. *
Ondersteunende woordstudie Jes. 42, 1- 4: “Mijn bachir in wie ik een welbehagen heb”: de positie van Israël is blijvend. Zijn verkondiging reikt tot het einde van de aarde. Bachir en ‘ebed zijn vaak synoniem: Jes. 41, 8; 45,4; 96,9.15 / Jes. 43, 20; 65,22 / Ps. 105, 43/ ps. 106,5 voor het volk. Ps. 106, 23 voor Moshe, Ps. 89,4 voor David. Ps. 105, 6 = 1 Kron. 16.13. Bachar be = bachir door de Geest tot een ambt toegerust (Jes. 11) om het recht voor G’d te brengen: G’ds misjpat. Het recht van JHWH voor de volken is uiteindelijk gelijk aan het recht van de Eeuwige binnen het volk, dat nu reeds het recht door de mitswot praktiseert op een zedelijk/sociaal en cultisch/ritueel niveau. Jes. 65 spreekt van bechirai het meervoud voor “geroepenen” of “mijn uitverkorenen”. Dat zijn de persoonlijk aangesprokenen op basis van de collectieve verkiezing als volk. Ook hier zijn de ontrouwen aan de orde die een splijting in het dagelijkse uitoefenen van het ambt van Gekozene teweeg brengen. (Jes. 65, 11.12 en 13-16). Deze dwalenden zijn een last voor de berichai, Jes. 65, 15. Haggai 2, 24b gelooft in het herstel van de Davidische dynastie en het herstel van de tempel in Jeruzalem. Jer. 33, 23-26 onderstreept dat de verkiezing van het volk blijft, net als de belofte aan David zelfs als mensen er niet meer in geloven (1Kron. 28, 4 v). De verhouding van JHWH-Israël is als “mijn eerstgeboren zoon die ik uit Egypte heb geroepen (Ex. 4, 21-23). Intieme liefdesrelatie Er is sprake van een intieme liefdesrelatie: Hos. 1-3 Jer. 2, 1-3, Ez. 16 en 23, 8. Deze liefdesverhouding is de verkiezende verbondsverhouding, de blijvende basis voor ons volksbestaan, ondanks alle falen dat ons aankleeft. Niets natuurlijks is ons als volk immers vreemd, zoals ik in het bovenstaande al opmerkte. Geriem welkom Zach. 8, 23 “Zo zegt de HERE der heerscharen: In die dagen zullen tien mannen uit volken van allerlei taal vastgrijpen, ja vastgrijpen de slip van een Judeese man, en zeggen: wij willen met u gaan, want wij hebben gehoord, dat God met u is”. Ik lees hier “de Judeese man” synoniem met bachir, met ‘ebed, als een resultaat van de ambtelijke verantwoordelijkheid, zoals JHWH het met zijn ‘am segulla lo heeft bedoeld. Hier is sprake van ruimte voor toetreden van geriem onder de Grieken en later de niet-Joden in het algemeen, dat aansluit bij het verbond met Abraham en de volken die worden gezegend als zij zich aansluiten bij het eeuwige verbond met Abraham, waarin ook de verkiezing van Israël als ha ‘am wordt bevestigd. Dat verbond maakt alle andere verbonden overbodig.
17
Verbondsvernieuwing is geen verkiezingsvernieuwing Er is wel sprake van verbondsvernieuwing. De laatste keer bij Ezra. (Nehemia 9 en 10). Ook deze verbondsvernieuwing is tevens een vermaan om de verkiezing tot ‘am JHWH serieus te nemen, zoals het profetische vermaan de geschiedenis van ons als volk begeleidt. Zie Mal. 1, 2-5. Verkiezing als rechtsgrond Verkiezing is de rechtsgrond van het volksbestaan. Verkiezing en verbond worden nimmer van hun samenhang als ‘am qadosh le JHWH ontdaan. Bachar blijft onafhankelijk van de individuele respons. Op die respons wordt een ieder persoonlijk aangesproken, maar bachar als rechtsgrond blijft bestaan tot in eeuwigheid. Kleine volkjes in de Diaspora Zef. 3, 12 laat er geen twijfel over bestaan. Het kleine volkje dat achter blijft is volwaardig volk van JHWH. Deze kleine volkjes doorademen ook vandaag de westerse cultuur. Hier opent zich de weg naar een volwaardige positie in de Diaspora, om onze reconstructionistische taken te verrichten en volwaardig ‘am JHWH te zijn. De Eeuwige zal uit de coulissen van het wereldgebeuren steeds opnieuw het historisch bewustzijn aanwakkeren, en de kracht van zijn Naam schenken in de vernieuwing van “de kleine volkjes van de Diaspora”, die volwaardig ‘am JHWH zijn. Door ons is Hij de Bevrijder van de volkeren, de enige Verlosser (go’el) en de Verkiezer en beschermer van zijn volk (ha-bocher), zonder dat we in vormen van activisme “op de straten worden gehoord”, zoals een karakteristiek is van de ‘ebed JHWH (Jes. 42, 1- 6). Ook Zecharja 4, 6 schreef: “Dit is het woord van de Eeuwige tot Zerubbabel: niet door kracht noch door geweld, maar door mijn Geest! zegt de Eeuwige Tsevaot”. Geen activisme dus, maar in de rust en de kracht van G’ds Tegenwoordigheid, de Shechina.
Talmoed-Tora
V
18
Achtergrond en plaatsbepaling Adonai Echad, de nieuwe Naam
Achtergrondstudie vanuit Dewarim/Deuteronomium Om de context van bachar te verstaan is het nodig te kijken naar de historische opmaat in Deut. 4, 44 - 49, die voor Moshe nodig is om de herinnering aan Horeb te vernieuwen. De kern van zijn historisch betoog vinden we ongetwijfeld in de ontvangst van de Tien Woorden, de reflectie van het volk daarop en de aanvaarding van JHWH als hun G’d: Adonai échad met de eed als antwoord: na’aseh ve nisjma, wij zullen doen, wij zullen horen! Onze oude voorstellingen van G’d zijn sinds Horeb vernieuwd. Nog niet eerder had G’d zich met zijn “Naam” (Ha-Shem) geopenbaard. Alle voorstellingen van G’d, die vanaf het moment van deze openbaring van JHWH afwijken, horen tot de afgoden, die vreemd zijn aan de G’d van Israël, ook al eigent men zich binnen het christendom op eigen verkozen theologische gronden zich de naam “God van Israël” toe. Er is immers theologisch een andere basis voor deze beweging, een nieuw verbond, dat zegt te hebben afgerekend met het Verbond van Horeb, dat in hun optiek niet langer Eeuwig is, maar tijdelijk en daarom nu voorbij. Omdat het verbond tijdelijk is, is ook de verkiezing voor het volk tijdelijk, met uitzondering van “de gelovige Joden”, maar die zullen zich aansluiten bij het nieuwe genadeverbond, vrij van de geboden van Tora, zoals paus Benedictus in zijn eerste Jezus-boek zegt. Geen wonder dat er ook theologisch een nieuwe God wordt ontworpen die zoveel mogelijk de trekken van JHWH moet vertonen, om de suggestie te wekken dat het een historische voortgang van de plannen van de G’d van Israël is, waardoor het plagiaat en de wederrechtelijke annexatie wordt bedekt. Het is een harde conclusie die door de geschiedenis wordt bevestigd. (Zie mijn artikel “Christendom, een compositie”.) JHWH blijkt wezenlijk te verschillen van de godsvoorstellingen die zich hebben ontwikkeld in de religieuze wereld. Aan de goyim, de volken, heeft de Eeuwige, in hun onwetendheid (= onbekendheid met zijn Naam JHWH) de ruimte gegeven om allerlei religieuze afbeeldingen te maken en die als goden te vereren. Zelfs de afbeelding van een mens als god is toegestaan aan de volken.14 In onze tijd zouden wij zeggen: de volken maken zich wereldwijd (denk)beelden van de ene universele godsidee naar Grieks-hellenistisch en Oosters concept: G’d, als de naamloze Idee achter de schermen. Wat maakt het dan uit wat voor afbeelding of naam je daaraan geeft? Wat meer is: wat maakt het uit wat je in de naam van je eigengemaakte god doet? Voor minimalisten is de universele G’d ten hoogste een Iets, voor maximalisten is hij au fond de schepper en onderhouder van het Universum, de Absolute, in de taal van het Oosten. Er is maar één fundamentele oorzaak voor de ontwikkeling van deze religieuze ideeën: onwetendheid. Zij kennen JHWH (nog) niet. Uit het feit dat niet-Joden de onuitsprekelijke Naam van klinkers voorzien en Ha Shem uitspreekbaar maken, toont al hoe weinig inhoudelijke kennis men heeft van JHWH en zijn Zijn. In deze duiding breekt de opdracht van Israël weer door als het Licht voor de volken; volken die menen in het licht te leven, maar toch het Licht niet hebben ontmoet. Weer niks om prat op te gaan. Israël verschilt alleen van hen, omdat zij op Horeb de Eeuwige als Schepper en Bevrijder heeft ontmoet, ervaren en aanvaard. Vóór die tijd kenden ook zij JHWH niet, maar was hij El, de G’d van hun voorvaderen. Omdat zij na Horeb niet langer onwetend zijn, is het alleen aan hen verboden religieuze voorstellingen te maken en te vereren, afbeeldingen te maken van de “ene universele godsidee”. Zij hebben de Onzienlijke, JHWH niet gezien, maar zij hebben zijn verlokkende Stem, die vanaf de Berg uit het midden van het Vuur het Woord nam, vernomen en zijn de Stem gevolgd, ook toen Moshe en zijn persoonlijk gezag tot Tanach werd en zijn gezag voor allen
14 Deut. 4, 15-20. De achterliggende gedachten vragen op een andere plaats de aandacht. Het heeft te maken met de vragen naar de structuur van de wereldregering van G’dswege, zoals de medewerking van de Cherubim, die we treffen in het visioen van Ezechiël. Omdat het gemakkelijk is uit te wijken naar een esoterische verklaring, zoals we binnen de Kabbalà aantreffen, doen we dat dus niet, hoewel we bij Maimonides in zijn “Guide of the Perplexed” het onderscheid tussen exoterisme en esoterisme aantreffen. Het vraagt in ieder geval een andere studie.
19
die na hem kwamen niet hoefde inboeten. De weg van de schriftwording van “Moshe” in de geschiedenis vol profetie, wijsheid en overlevering was gereed in de tijd van Ezra. De Eeuwige heeft zich blijvend aan hen voorgesteld: “Ik ben JHWH, uw G’d, die u uit Egypte heeft bevrijd! Zorg ervoor dat je naast mij geen andere goden dient!” * Plaatsbepaling Zoals ik in deze studie eerder heb gezegd, heeft opheffen van Israëls onwetendheid uit de pre-Horeb-periode minder te maken met ‘bekering tot’ en ‘ontwikkeling van’ een nieuw geloof, dan met een nieuw zelfbewustzijn als volk van het verbond, als volk van JHWH. De dubbelsporigheid van dit zelfbewustzijn is gelegen in de collectieve volksorganisatie en de individuele verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor het uitvoeren van de hier behandelde ambtsbediening. De centrale opdracht aan het volk is Ha-Shem, de naam JHWH, op de bandbreedte van de wereld te vertegenwoordigen (representatie) en te vestigen (realisatie). * Verkiezing en mandaat In de kern van deze studie staat de dubbelsporigheid van representatie en realisatie als een ellips met twee brandpunten: 1. Adonai’s eeuwigdurende keuze voor Israël als zijn volk, en 2. het mandaat aan de opeenvolgende geslachten en individuele leden van het volk tot aan in Olam ha-Ba. JHWH zal zijn verkiezing nooit ontrouw worden. Het mandaat aan de generaties en de individuele leden heeft echter twee verbondsreacties: 1. de zegen voor hen die trouw zijn en 2. de vloek (ballingschap) voor hen die bewust ontrouw zijn aan deze verkiezing en taken (Deut. 30). Na Horeb wordt het leven van alledag en het bestuursinrichting over het volk anders. De zelfreflectie op de ontvangen Tien Woorden en hun geloften tot navolging brengen hen tot een nieuw zedelijk/sociaal en cultisch/ritueel leven. De verkiezing van Israël als volk en de uitvoering van het verstrekte mandaat zal rechtstreeks uitmonden in de Tikkoen Olam, uitmonden in het koningschap dat geen einde meer zal kennen, uitmonden in het Rijk van de Mashiach - het Rijk waarin Tempel en Paleis zijn vernieuwd en de vervallen hut, het huis van David is hersteld. In mijn artikel over de oorsprong van het christendom heb ik duidelijk gemaakt dat de sympathie voor Israël, een sympathie is voor de gebundelde, alleraardigste, goedgelovige en individuele “Israëlieten”, zonder als staatkundig volk nog van enige betekenis voor de wereld te zijn. In hun optiek heeft deze bundeling van “gelovige Joden” (zoals eerder gezegd een term van Paus Benedictus XVI) als “volk Israël” geen enkele “heilsbetekenis” meer (substitutietheologie die nog steeds van kracht is). Daarvoor is in de gehele Tenach geen enkele aanwijzing te vinden, Baruch ha Shem. Eens Mijn volk, altijd Mijn volk! Dat is het devies van JHWH.
VI
20
Interpretatie als ontsluitingsproces Hermeneutiek en Joods zelfbewustzijn
Via Tora, opvoeding en de profetische vermaningen werkt het Volk aan haar zelfverstaan en zelfbewustzijn. Dat is Tenach: het doorgaand proces van zelfverstaan en zelfbewustzijn is gelijk aan verkiezingsbewustzijn, in falen, terechtwijzing en vernieuwing. Maar het verkiezend voornemen van de Eeuwige gaat als besluit en infrastructuur nooit verloren. Sleutel voor de uitleg Mijn hermeneutiek (sleutel tot verstaan en verklaren) verklaart het bijbelgegeven inzake het volksbestaan van Israël als vaste dispositie vanuit: 1. Joodse zelfbewustzijn 2. Verkiezingsbewustzijn 3. Profetisch bewustzijn 4. Sociopolitiek bewustzijn
Functioneren van de ambtelijke opdrachten Het ambtelijke karakter van de verkiezing: bachar / bachir leidt tot een dialogale gespreks- en gebedsrelatie in Tempel en Paleis. De dialogale relatie (term van Buber) is een wederkerige ontmoeting tussen de Eeuwige als G’d van Israël én Israël als Volk van JHWH. Vanuit deze wederkerigheid ontstaat en groeit het verbondsmatige partnerschap, waarin JHWH de voorwaarden stelt (initiatie) en Israël de voorwaarden aanvaardt en een mandaat als taak ontvangt. Mandaat voor het Volk - Representeren van JHWH bij de volken van de wereld - Realiseren van de bedoelingen van JHWH met de volken van de wereld. Israël ontvangt het mandaat op grond van de verkiezing van eeuwigheid, nadat JHWH Israël als volk heeft verkozen tot: ‘am JHWH (Deut.7, 6 / 14, 2) en lo ‘am segulla (Deut.7, 7) en het volk de verkiezing heeft aanvaard (Ex. 20 en 21). Hiermee is de ‘verkiezing tot Volk van G’d’ het prerogatief (bijzonder recht) van Israël als volk, met verplichtingen voor de individuele leden van het volk en de sociopolitieke uitvoerenden, de bijzonder gezaghebbende ambtsdragers, bestuurders, rabbijnen etc. Dit prerogatief brengt tevens een categorisch en onontwijkbaar zelfbewustzijn met zich mee. Daarover zullen we moeten nadenken en misschien wel nieuwe standpunten innemen. Misbruik van het prerogatief – zich op een nationalistische verkiezing laten voorstaan en willen zijn als andere volken leidt tot verachting van het mandaat en tot zelfverheffing, de beruchte ingrediënten die tot afgoderij en tempelverontreiniging leidden, waarop uiteindelijk de wegzending in ballingschap volgde. Israël kent dus geen ‘theologische verkiezingsleer’, maar een ‘verkiezingsleven’, waarover niet te debatteren valt, maar wat in het Licht van de Eeuwige gedaan moet worden. De profeten debatteren niet, maar roepen terug naar het verkiezingsmandaat en het verbond. * Zelfverstaan van het Volk: gave en opgave De heiligheid van JHWH wordt overgedragen op het Volk. Er is sprake van een gave van heiligheid, die daarop tot opgave wordt. JHWH is ongelijk aan andere goden en Israël is afgezonderd uit de volken. Heiligen is afzonderen. Als op de tiende dag het paaslam wordt afgezonderd uit de kudde, dan is dat de heiliging van het lam. Zo is heiligen van Israël dan ook uit de “families der aarde nemen en apart zetten” voor de dienst gereed maken. Maar ook hier geldt: tijdens de verbouwing gaat de verkoop door.
21
Dat is de verkiezing die een Joodse levenshouding tot gevolg heeft en de “status aparte” bepaalt, maar ook weer niet iets om je op te laten voorstaan. De Eeuwige en het Volk leven voor elkaar in afzondering en verbondenheid, met een open houding naar de volken en de culturen waarbinnen wij leven. Deze afzondering vindt een uitdrukking in het verbond: zedelijk/sociaal en cultisch/ritueel. Ik denk dat deze volgorde juist is, willen we van het verbond niet een godsdienstig beginsel maken, een verbonds-idee. De ontwikkeling gaat naar een democratie gesteld onder de Tora, die ik al eerder een theonome democratie noemde. Wejada’ta, een technische term voor het zelfverstaan van het Volk. Uit het zelfverstaan ontwikkelt Israël het begrip dat ze de Eeuwige kent, maar dan met de kennis van het hart. Een ingreep van de Eeuwige is echter nodig, zoals Jeremia 31 vertelt. In het kennen van JHWH rust het wezenlijke onderscheid met de volken, die de Eeuwige nog zullen gaan kennen in een door JHWH geplande toekomst. In de Hebreeuwse term klinkt het bijzondere kennen als da’at, die de werkelijke kennis van de Eeuwige tot inzet heeft. * Israël, vazal van JHWH Adeldom verplicht en komt tot uitdrukking in: 1. ‘am qadosh le JHWH, het volk, heilig aan JHWH en 2. ‘am segulla lo, het volk, eigendom van JHWH, gekozen uit alle volken (Deut.7, 6. 7). JHWH en het volk hebben beide ingestemd met de verkiezing die is geregeld bij b’rit, verdrag, verbond, zoals de Grootvorst en de vazal in de oudheid hun regelingen troffen. Het volk wordt tijdens het geschiedproces niet meer opnieuw als bachir geroepen. Deze verkiezing als ‘am le JHWH is eenmalig, zonder nieuwe proclamatie, maar in een permanente oriëntatie op en interpretatie van de bachir-positie als een progressief, dynamisch zelfbewustzijn. Niet nakomen van de verdragsbepalingen was door Moshe reeds voorzien, zoals de Tora leert (Deut. 31, 26 e.v.). Niettemin is het voor G’d geen hindernis geweest om het volk tot zijn eigendom te verkiezen. Waar de priesters, de leden van het volk en de bestuurders het laten afweten en door de Eeuwige worden gecorrigeerd, is nergens sprake van een nietigverklaring van de verkiezing van het Volk als totaliteit. Het volk is immers het object van het vooraf verkiezend voornemen van de Eeuwige. Zie: Jer. 13, 11 + 33,9 / Zef. 3,19 e.v. / Klaagliederen 2, 1 / Jes. 44, 23 + 49, 3 + 43, 21. * Differentiatie binnen bachir (knecht – profeet) De knecht richt zich op de taken voor de wereld en de profeet richt zich op de herbezinning, inzake de verkiezing met betrekking tot de taken voor de wereld. Profeet, priester en koning functioneren gezamenlijk als bachir, maar afzonderlijk als een naar binnen gericht ambt, gericht op de toerusting en bekwaming als bachir / ‘ebed JHWH in de ambtelijke dienst. Hieruit volgt dat de “individuele leden van het volk” nooit in aanmerking komen om de verkiezing van Israël als volk te vervangen, of de verkiezing te incarneren, zoals de christelijke theologie heeft uitgewerkt door in de ‘ebed JHWH van Jesaja 53 de persoon van Jezus in te lezen. De verkiezing is immers nooit naar individuele hoogwaardigheidsbekleders uitgegaan, als contrast met de heidense praktijken rondom. Het volk is gezalfd tot ‘am segulla. Op deze verkiezing is de latere verkiezing van profeten, priesters en koningen geënt. Hiermee blijft iedere individuele Gezalfde van G’d ongelijk aan ‘het Volk als geheel’ en is vereenzelviging of vervanging op grond van Tenach niet denkbaar. * Einde van de studie Hiermee ben ik gekomen aan het einde van deze Torastudie. Het was slechts een aanzet tot een verdere doordenking van de consequenties uit de ambtelijke positie die we in de wereld en voor de wereld hebben. Hoe zou de wereld er hebben uitgezien zonder de inbreng van de Joden? Hebben de Joodse wetenschappers niet de meeste nobelprijzen ontvangen voor hun enorme bijdragen aan de mensheid en de ontwikkeling van alle vormen van wetenschap en cultuur? Ook vandaag is het belangrijkste exportartikel van Israël: brain-power!
22
Iets om prat op te gaan? Of een voortvloeisel uit het mandaat: representatie en realisatie van de plannen van de Eeuwige? Hopelijk is deze studie een hulp bij de permanente dynamiek van het leven als ‘am JHWH op de weg naar de oplossing van de Judeofobie en het definitieve verdwijnen van de harige handen van Esav – Edom – Rome.