POLITIEKE VRAAGSTUKKEN VOOR HET NEDERL. VOLK EEN REDE IN DE TWEEDE KAMER LOUIS DE VISSER
Op 9 November 1938 nam de communistische afgevaardigde L. de Visser het woord tijdens de Algemene Beschouwingen over de Rijksbegroting. Na de buitenlandse situatie besproken te hebben, liet hij zich als volgt uit over de binnenlandse toestand: Niet alleen de internationale politiek, maar ook de binnenlandse bracht bij brede lagen der bevolking teleurstelling en verontrusting. Toen de Koningin de traditionele slotzin der Troonrede had uitgesproken, dacht men, dat de rede eigenlijk nog beginnen moest. Uit niets bleek het positief Christelijk karakter, dat de Regering als etiket op haar Kabinet had geplakt, ook niet toen de inhoud van de Millioenennota bekend werd. Ernstige verwachtingen omtrent de sociale politiek zijn gewekt. "Het woord van verlossing" zou worden gesproken. In stede daarvan een nietszeggende Troonrede, gevolgd door een pessimistische Millioenennota, die opzettelijk in de donkerste kleuren is gehouden om een schijn van rechtvaardiging te geven aan de aartsreactionnaire plannen, die er in verborgen zijn. Men vraagt zich in de Christelijke kringen der werkende massa te recht af, of voor de dekking van die politiek het etiket "positief Christelijk" geen misbruik is van de Christelijke overtuiging, waardoor het vertrouwen wordt geschokt, verbittering en weerstand worden gewekt. De bestrijding der werkloosheid moest staan in het teken van economische en physieke weerbaarmaking van het volk. Van een groot plan tot verlevendiging van het bedrijfsleven en normale werkverruiming is geen sprake. Het plan-WesthoU kan daarop geen aanspraak maken. Slechts de luttele f 20 millioen om 90 à 100.000 man aan het werk te zetten, bewijzen het reeds. Het waarderend oordeel van den heer Albarda kan ik helaas niet delen. Het is het raffinement van een reeks van maatregelen om op kosten van de werklozen de werkloosheid weg te werken en op de steun te bezuinigen, om te komen tot opheffing van de steun en een werkplicht in te voeren. Geen B-steun en kolentoeslag meer. Nieuwe lasten: loonbelasting, schoolgeld betalen. Vakarbeiders tot grondwerk degraderen en een massa naar burgerlijk armbestuur afvoeren. Hierin ligt het geheim van het luttele bedrag van 20 millioen. Van een verdienstelijk werk als het rapport van het N.V.V. wil men echter niet weten. Het plan voor de jeugdwerklozen is even slecht. Verbod van arbeid tot 14 en 16 jaar voor jongens en meisjes zonder verlenging van leerplicht en tegemoetkoming aan de verzorgers. De werkgevers bij
713
LOUIS DE VISSER
EEN REDE IN DE TWEEDE KAM6R
de zg. scholing inschakelen. Daarnaast het '2 op 1 stelsel invoeren. Dit kan geen behoorlijke verzorging met betrekking tot de ellende van de werkloze jeugd zijn. Maatregelen tot arbeidsspreiding worden niet aangewend. Van inperking van de arbeidsduur bij Overheidsbedrijven wil men niet weten. Het euvel der arbeidscontractanten wordt gehandhaafd. De 40-urige werkweek wordt niet ingevoerd; verplichte vacantie evenmin. Vervroegde pensioengerechtigde leeftijd; opheffing van het instituut der kwekelingen met akte, etc., men wil er niets van weten. En dat noemt de Regering krachtige bestrijding van "het centrale probleem" der werkloosheid. Voor de ouderdomszorg waarschuwt het Kabinet, dat men zijn verwachtingen niet te hoog moet spannen. Onjuist wordt het genoemd, dat dr. Colijn tijdens de verkiezing uitbreiding der ouderdomsvoorziening zou hebben toegezegd. Dat is letterlijk juist, maar wel weet iedereen, dat dr. Colijn verwachtingen heeft gewekt door tijdens de verkiezingen te zeggen, dat uitbreiding van ouderdomszorg valt te overwegen, wetende dat de kiezers daar hunkerend naar uitzien. Wie nu weet, welk een erbarmelijke ellende door de niet verzorgde ouden van dagen, vooral in deze tijd van werkloosheid, wordt geleden - familie en kinderen verkeren immers vaak zelf in de grootste armoede - zal moeten erkennen, dat de eis van Staatspensioen voor allen, die dat behoeven, meer dan ooit moet klinken, totdat ze is doorgevoerd. Het financieel beleid van de Regering. Naar het oude recept schildert de Regering de financiële toestand van het Rijk zo donker mogelijk om des te gemakkelijker haar onwil tot constructieve welvaartspolitiek te masqueren en nieuwe lasten op de brede laag van de niet-bezitters te kunnen afwentelen. Het spook der toenemende Staatsschuld wordt als angstwekkendebedreiging den volken voorgehouden, die in de jaren 1931 -1936 met 700 millioen steeg en tot 4058 millioen in totaal toenam, waar intussen de vroegere afzonderlijk geboekte spoorwegschuld van 430 millioen in 1937 werd bijgevoegd, zodat van die onrustbarende stijging weinig overblijft en deze wellicht totaal zou wegvallen als tegenover de Staatsschuld een balans van het Staatsbezit werd verstrekt, maar dat weigert de Regering volgens de Memorie van Antwoord. De Staatsschuld is hier, in vergelijking tot andere landen, allesbehalve schrikwekkend. In Hitier-Duitsland is ze - minus de leningen op korte termijn voor bewapening, wegenaanleg, etc. - in 5 jaar verdubbeld. Alleen reeds de geconsolideerde schuld. Het belastingsysteem moet finaal worden omgewerkt. De indirecte belastingen, de slechtste die er bestaan, zijn reeds nu de hoofdbron van het Staatsinkomen. Een redelijke directe heffing met vrijstellingder lage inkomens zou billijk zijn en moet er voor in de plaats komen. Daarvan wil de Regering niet weten. In stede daarvan komt ze met nieuwe ondraaglijke lasten voor de massa. De nationale inkomsten-
714
LOUIS DE VISSER
EEN REDE IN DE TWEEDE KAMER
en winstbelasting zal de economische verwarring nog vergroten en de sociale eliende verergeren. Een loonbelasting, ook voor de minst draagkrachtigen, zelfs de werklozen zullen er door worden getroffen, direct aan de bron geheven; dat betekent een nieuwe loonsverlaging. Pensioenbelasting, pachtbelasting, huurbe!asting, rentebelasting en winstbelasting zonder enige minimum grens! Het is eenvoudig ontstellend. Opbrengst 90 millioen. Om de bittere pil te vergulden zijn enkele bepa:ingen in overweging, zoals tegemoetkoming aan grote gezinnen, waaronder ook worden verstaan de hoge inkomens; wijziging van de accijnswetgeving en omzetbelasting, vermindering van de vermogensbelasting en verdedigingsbelasting I en de personele belasting zuilen in hoofdu~ak voor de beter gesitueerden gelden. Er moet af 40 mi:iioen, waarvan 8 millioen door verlaging van vermogens- en verdedigingsbelasting I direct aan de bezitters ten goede zullen komen. Het parool ook voor dezen Minister blijft: halen van de armen en brengen bij de rijken; 50 millioen moeten weer extra door de niet-bezitters worden opgebracht, en dat noemt de positief-Christelijke Regering een rechtvaardiger verdeling van de belastingdruk. Het volk kan dit offer wel dragen, zegt ze. Dat kiinkt als de taal van de berucht geworden 9 heren: "Nederland leeft op een te grote voet". Dat is voor de groot-kapitalisten van Nederland stellig waar. De 360 bankinstellingen in Nederland maakten grote winsten. Zij zogen goeddeels de voordelen van het vleugje opleving op. Op de rijke bezitters moesten deze nieuwe lasten worden gelegd. Tegen hun actie laaie op een tegenactie onder de leuze: de rijken moeten betalen. Halen waar is! En opheffing van het bankgeheim. De verder voortgezette bezuiniging waarschuwt de massa voor wat haar wacht. De middenstand wordt met de lege dop van een "aanvullende kredietmogelijkheid" afgescheept; de boeren met inschakeling van hun organisaties bij eventuele maatregelen, die in uitzicht worden gesteld, terwijl de middenstand onder ondraaglijke lasten gebukt gaat en de boeren evenzeer aan de rand van de afgrond zijn geraakt en velen tot de stand der armlastigen vervallen. Ook de gemeenten zullen worden genoopt de bezuinigingen onverzwakt voort te zetten. De aangekondigde maatregelen zullen de gemeenten niet ontlasten of van de Regeringsvoogdij ontslaan. In stede van herstel der gemeentelijke autonomie nieuwe lasten voor de gemeentenaren, zoals ook B. en W. van Amsterdam zeer wel inzien. Het Rijkspersoneel ziet zijn ellende bestendigd. Geen loonsverhogingen, geen arbeidsverkortingen. Handhaving van de ellende der arbeidscontractanten. Het onderwijs te herstellen wordt door de Regering botweg geweigerd. Zelfs de door allen scherp veroordeelde overvolle leerklassen wil men handhaven, ondanks de onherstelbare schade, die de schooljeugd reeds is toegebracht. De reactie woedt voort.
715
LOUIS DE VISSER
I
EEN REDE IN DE TWEEDE KAMER
Het verenigingsrecht IS m gevaar. Vóór de komst van de nieuwe crisis wil men door wettelijke maatregelen de organisatie van de arbeiders ernstig verzwakken. De nieuwe lijst van verboden verenigingen voor ambtenaren is weer met enige uitgebreid. Zelfs voor vrede en vrijheid mogen de ambtenaren niet strijden, contact en overleg met die verenigingen mogen zij niet hebben. Het fascisme wordt daarentegen zorgvuldig ontzien en mag ongestraft zijn schandelijke aanvallen op verschillende volksgroepen voortzetten en zijn, de onafhankelijkheid van Nederland ondergravend werk ten dienste van het Hitler-fascisme ten uitvoer leggen. Wie zijn voor deze politiek verantwoordelijk? Niet alleen de Regering. Ook de politieke partijen. Ook de sociale groeperingen, hier in de Kamer aanwezig. Zij laden een grote verantwoordelijkheid op zich, vooral in deze tijd. De Rooms-Katholieke Staatspartij, conglomeraat van sociale tegenstellingen, verzameling van onderscheiden maatschappelijke groeperingen, is genoodzaakt in schijn voor allen wat te doen. Tegenstelling tussen woorden en daden spreekt echter ten duidelijkste, vooral vóór en tijdens de verkiezingen en daarna in het Parlement. Op vakverenigingscongressen en boeren- en middenstandsvergaderingen, dan moet men de radicale Katholieken horen uitpakken, dan is er geen haar goed aan Colijn. Maar hier stemmen zij regelmatig vóór de voorstellen, die onder zijn leiding worden ontworpen. Zelfs hier in de Kamer hebben we wel zeer scherpe woorden gehoord. Maar als het op de daad aankwam, dan bogen al die woordopposanten de nek en gingen krom onder het coalitiejuk door. Zij, die zo spreken, en zus handelen moeten voor de massa der R.K. werkers ontmaskerd en in staat van beschuldiging gesteld worden. Er moet geëist worden, dat hun handelen in overeenstemming met hun woorden zal zijn, ook als ze tegen hun eigen geloofsgenoten-Ministers moeten optreden. Politieke waarachtigheid is thans meer dan ooit geboden. En gij, vrijzinnig-democraten, nazaten van het roemrijke geslacht der vroegere radicalen? Van mannen als de Ko, Kerdijk, de jonge Treub en zoveel anderen, die in de dagen der scherpste anti-socialistische hetze, voor coalitie, staatkundige rechten en sociale wetgeving opkwamen. Acht gij uw gedrag daarmee in overeenstemming toen gij steunde het vorige Kabinet-Colijn en ook nu nog veel, zij het tegen heug en meug, slikt? Is er geen taak voor u in de strijd tegen de bedreiging van het verenigingsrecht? Was het in overeenstemming met uw beginsel, toe te laten, dat de Regering tijdens de internationale spanning regeerde zonder Parlement? En de sociaal-democratische fractie, heeft ze geen wroeging voor de steun, die ze Colijn's regeringen bij herhaling bood? Laatst nog bij het stemmen voor de extra defensiekredieten, daarvóór bij een serie sociale maatregelen, die ongeveer alle ten nadele van de arbeiders zijn uitgevoerd, terwijl de Ministerszetel langs die weg niet wordt bereikt. Zij kan in de eenheid de macht formeren om
!
716
LOUIS DE VISSER
EEN REDE IN DE TWEEDE KAMER
het Regeringskasteel binnen te dringen. Ook wij erkennen, dat het dringend noodzakelijk is, dat een partij, die een kwart van het volk vertegenwoordigt, in de Regering zit. Zij kan dat in de eenheidsformatie der massa bereiken door fier voor de beginselen te strijden en niet te stemmen voor reactionaire Regeringsmaatregelen. Moet niet in deze hoogst ernstige tijd de scherpste strijd tegen reactie en fascisme worden gevoerd? Dienen allen, die de democratie willen verdedigen, niet samen te gaan bij komende raads- en Statenverkiezingen, opdat geen stem voor de democratie verloren ga? Moet niet voor een gemeenschappelijk program van directe eisen worden gestreden: wettelijke regeling van de vacantie; 40-urige werkweek; verzorging van ouden van dagen; hulp aan de middenstand en boeren- en plattelandsbevolking; verbetering van het onderwijs en verlaging der leerlingenschaal; handhaving en uitbreiding van democratische rechten; intrekking van de wet in zake het verenigingsrecht; intrekking van het ambtenarenverbod; maatregelen tegen het fascisme; democratische rechten voor Indonesië; uitvoering van de petitie-Soetardjo; welvaartspolitiek hier en in Indonesië en voor collectieve veiligheid en vrede. Dat moet wezen de politiek, die de antifascisten en democraten tot makkers verenigt in de strijd tegen reactie en fascisme. Nooit was de tijd zo ernstig als nu. Vooruit, naar de macht in de eenheid, dan zijn we onoverwinnelijk. Klinke het gezamenlijk appèl tot de massa! In het gesloten front ten strijde tegen reactie en fascisme, voor vrede, welvaart en democratie!
717
ÉÉN VAN DE BRIGADE VERTELT (Opgetekend door THEUN DE VRIES)
i'
" ... Ja, daar zit ik, de Zaankanter, nou weer in het rustige Holland, en de verschrikkingen van zestien maanden tijds liggen achter me ... Of ik er wat van wil vertellen? Natuurlijk. De dingen, die je daar mee maakt, zitten voor eens en altijd in mijn hoofd geprent, dat kan ik je verzekeren. Zo iets vergeet je nooit weer. Het is een stuk proletarische en politieke opvoeding geweest met de scherpste en hardste middelen, maar we hebben er wat van geléerd ... ! Om dan maar bij het begin te beginnen ... Het was in Juni '37, dat ik dienst nam en vanuit Frankrijk naar de Pyreneeën trok. De nietinmenging werkte "schitterend"; alle normale wegen waren bewaakt en versperd, en we troffen onzen gids bij een oude smokkelpas. Een avontuur op zichzelf! Nadat we zestien uur geklommen hadden, kwamen we aan dat duivelspad, vlak boven de afgrond. We waren met 286 man. We gaven elkaar een arm, en zijdelings voortlopend, voetje voor voetje, schoven we langs dat ezelsweggetje. Wee je gebeente, als je daar een verkeerde stap had gedaan. Je had vast een man of zes meegenomen in de diepte. Toen we aan de overkant waren - na 20 spannende minuten - en vanuit een steviger ondergrond naar beneden keken, konden we geen bodem zien ... We kregen brood en wijn in Vigeras, en werden daarna via Barcelona naar Valencia gebracht. Een paar van de jongens kregen het direct te kwaad, toen ze de puinhopen van een bombardement zagen. Ze deserteerden. Ja, dat is het soort, dat zulke schone berichten over "ronselarij" in de wer~ald heeft gestuurd; ze waren soms nog zo goed ook, om er met het geld van de hele troep vandoor te gaan, en ik heb met die heren straks nog enkele appeltjes te schillen. Van Valencia ging het naar Albacete, en daar begon de eigenlijke militaire examinatie. "Wat ben je, wat kun je, wat wil je?" - Nou, wat mij betreft ... ik wou naar het front. En zo stuurden ze mij als aanstaand artillerist naar Almanza. Daar heb ik eerst drie weken onderricht gehad met de nieuwste Russische 7,5 cM-kanonnetjes; en toen deze vooropleiding met succes was afgelopen, was het: Naar Madrid! - Ik was ingedeeld bij de batterij "Thälmann"; andere jongens zaten in dezelfde stellingen bij de batterijen "Antonio Gramsci" en "Liebknecht". Ik werd telefonist bij de waarneming ... maar als je nou denkt, dat we daar ook weer van dat staalharde, nieuwe materiaal in de fikken kregen, dan heb je 't mis; de kanonnen, waar we de fascisten voor Madrid mee wegveegden, waren van de wonderlijkste samenstelling: half van de Skoda-fabrieken, half Spaans fabrikaat, en er liep ook nog wel eens een Oostenrijks onderdeeltje tussendoor. - Bij Morata heb ik het eerste treffen met den vijand gehad; ik vocht er met Amerikaanse en Enge:se kanonniers samen. Het was je reinste vuurdoop!
t
I
I'
I
* Onze batterij boekte enkele kleine successen, en daardoor werden we in het grote offensief voor Brunete gegooid - over de Sierre Navada de laagvlakte in. Wij - de batterij "Thälmann" - zaten
718
THEUN DE VRIES
EEN VAN DE BRIGADE VERTELT
opgesteld in het kerkhof van Villanueva de Granada. Bij de vijfde lading hebben we de toren van de kerk naar beneden gehaald; de priesters, die daar aan de kant van Franco vochten, zagen we met machinegeweer en al naar beneden kantelen ... Nou, bij Brunete ging het hagels toe ... Het was maar: heen en weer terug, heen en weer terug; en na de derde grote attaque kwam het toch weer in fascistenhanden terecht. Daar, bij Brunete, - of nog preciezer, bij Villanueva de Pardo heb ik voor het eerst L i st e r zien werken. Hij kwam er met zijn beroemde XVe brigade oprukken ... Goeie help! wat een stormwind. Hij heeft op die plek den Moren een afstraffing toegediend, die ze lang zal heugen. Ik kreeg daar mijn eerste grote verwonding - een granaatscherf in de knie. Maar een korte rust, goede verpleging en niet te vergeten de warme zon van Spanje hadden me gauw weer op de been. Onze batterij werd hierop afgecommandeerd naar Madrid. We kwamen er in Casa del Campo, een der voormalige luxe buitenwijken te liggen. We kregen direct vier ontzettende dagen: hardnekkige gevechten op de begane grond en luchtbombardementen boven je hoofd, dat horen en zien je verging. Je vocht ten slotte haast niet eens meer met de wapens ... het was soms man tegen man, om elke centimeter grond ... Een ware hel, kan ik je zeggen. Bij die gelegenheid heb ik ook de eerste fascistische tanks gezien. Ze kwamen als grote grijze monsters over de pontonbrug aankruipen ... Nou, de eerste hadden we al gauw onklaar; die bleef staan en roerde geen vin meer; de tweede bleef voortkruipen. Gelukkig kreeg ie al gauw een lading in een van de rupsen - en hij ging netjes overstag, en zo het water in ... Of je wilde of niet, je werd er tot held. Ik heb er de vrouwen en meisjes van Madrid, onder de hagel van lood, stenen zien aanslepen voor de barricade's, die ze haast met de armen niet konden vasthouden. Prachtwijven! - Wij zaten er op momenten ook lelijk in de knel. Zo herinner ik me, dat we op een gegeven ogenblik met zijn zevenen nog vijf geweren hadden, allemaal verschillend fabrikaat; we hadden de patronen los in de zak, en moesten eerst nog een hele tijd zoeken ook, voor we de juiste patroon bij het juiste geweer konden ontdekken ... Ja, daar is het heet toegegaan. Maar we hebben ze toch tegengehouden - en dat moest ook wel als je had gezien, hoe iedereen in de linie's was. Ik heb er generaal Miaja in de voorste loopgraven zien staan, dagen lang; zijn jas stond stijf van de luizen. En Pasionaria heeft ons aangevuurd met het geweer aan de schouder. Het was onbeschrijfelijk, dit élan, dat ons allemaal pakte. Tegenwoordig komen ze daar niet meer door. Madrid is een van de machtigste vestingen van de wereld; als je zag, wat voor een bastions van beton en staal of ze daar gezet hebben ... !
* I
I
Mijn volgende gevechtsterrein was bij Guadelajara. Nou, daar weet je alles van. In acht dagen tijds hebben we er 17000 Italianen gevangen genomen; de proviand voor vijf maanden en munitie voor 4
719
THEUN DE VRIES
EEN VAN DE BRIGADE VERTELT
bataljons waren voor ons! Wat hebben we de fascisten daar op hun falie gegeven! Toen was het weer: naar Valencia. We waren intussen gemotoriseerd, en hadden vier weken rust genoten in Viljena, waar we er weer fijn bovenop kwamen. Onze zonderlinge kanonnen waren ons afgenomen; die kregen de mannen van de "Lincoln"-brigade. En wat wij kregen ... je raadt het nooit ! . . . De 155-centimeters van Port Arthur, waarmee de Russen in 1905 op de Japanners geschoten hebben ... Ja, je lacht, maar het waren prima wapens, ondanks hun ouderdom; fabrikaat 1896, 1898, 1902 ... van het beste mangaanerts, eenvoudig prachtdingen. Nou, we hebben ze weten te hanteren ook! Zo langzamerhand konden we al merken, dat de Spaanse soldaten, het Spaanse volksleger, een volmaakt verdedigingsleger begon te worden. De republiek heeft alles gedaan, om een hechte volksarmee te scheppen, en ze is er in geslaagd. Ik weet er van mee te praten, want ik heb met de batterij "Thälmann" de hele veldtocht tegen Teruel meegemaakt. Wat de Spaanse brigades daar voor wonderen hebben verricht, hoef ik je niet lang en breed uit te meten. Het was perfect. - Maar het staat voor me vast, dat het verlies van Teruel na zoveel maanden, niet anders dan een gevolg is van de sabotage en het verraad van Spaans-burgerlijke officieren, wien het langzaam duidelijk begon te worden, dat de invloed van het werkende volk op de gang van zaken in het republikeinse Spanje een beetje groot werd. - In elk geval hebben de fascisten de stad heroverd - als puinhoop - en wij werden terug gedreven naar Otrillio. Daar, tussen Otrillio en Montalban, heb ik mijn tweede verwonding opgelopen. Maar zo ver ben ik nog niet. Eerst heb ik nog even meegeholpen, om de fascisten klop te geven. Het ging er weer hels toe in die gevechten; soms stond je van 's morgens tot 's middags te lossen en te laden achter de vuurmonden, terwijl de bommen links en rechts van je neervielen, met hun gemene gierende snelheid ... Monsters waren het, die de fascisten daar op ons hebben laten neerploffen, van 100 tot 450 kilo ... In de dalen van het Aragon-gebergte heeft na zulke gevechten vier dagen en langer de mist van de explosie's gehangen, zodat je niet voor of achter je kijken kon. Daar heb ik ook Willi Rigli zien sterven, een van onze schitterendste jonge kameraden. Hij was een Zwitser, die al met 25 jaren politiek commissaris was ... En hij was niet de enige, ho maar! De verdediging van Spanje heeft wat edel bloed gekost ... Ook dat vergeet ik nooit weer: die doodsstrijd van je beste kameraden, hun schreeuw naar hun ouders, hun meisje, voor ze voorgoed het leven gelaten hebben ... Maar de vijand heeft niet minder klappen gehad dan wij. Ik herinner me de episode, waarbij twee Moorse eskadrons onze batterij in de bergen aanvielen. Onze commandant was een oude Schutzbunder, die in de Sowjet-Unie tot een eersterangs artillerist was bijgeslepen ... Ik weet niet, of je ooit hebt gehoord, hoe die Moren aanvallen - ze liggen vlak op de kop van het paard, de karabijn tussen de oren van het beest, en ze schieten je recht voor je voorhoofd; en a I s ze ooit missen, dan vliegen ze met de kromsabel op je af, om
,, '
720
THEUN DE VRIES
EEN VAN DE BRIGADE VERTELT
je hoofd er met één zwaai af te slaan. Welnu, die wilden kwamen op ons af. Wij, de waarnemers, zaten boven aan de helling, de rest van de batterij was beneden. Onze Schutzbunder liet ze tot op 1200, 1100 meter naderen, en toen ze in volle charge waren, was het achter elkaar: -Granaten! - Shrapnells! -Snelvuur! ... en ik geloof niet, dat er van al die Berbers één is overgebleven. Cornedbeef noemden wij dat, en waarachtig, het had er wat van. We hebben ze toen tijdens de aftocht begraven, door een rotswand op ze te laten springen. Het waren vreselijke gevechten, en onze voorraden waren vrijwel op. ln geen 8 weken hadden we een cigaret gezien; koffie was gebrande gerst, ééns per week kregen we een lepel suiker, per dag een half kommiesbrood de man, en toen er ten slotte rookgerei kwam, konden we allemaal ... een halve cigaret krijgen, en we moesten er nog voor in de rij gaan staan. Dáár heb ik geleerd, wat "het peukje" waard is, en als ik nu zie, hoe jullie achteloos hele stukken cigaret wegdrukken, dan word ik onwillekeurig nog verontwaardigd over zóveel verspilling ...
* Nou, bij Otrillio kreeg ik mijn tweede onderscheiding - een granaatscherf in mijn buik bij het verschrikkelijk luchtbombardement, dat vanuit Saragossa over ons losbrak ... De Duitse en Italiaanse vliegtuigen hebben hun best gedaan, om ons tot de grond te demoraliseren, maar tegen de Spaanse jagers konden ze niet op ... Zo'n luchtgevecht is een vreselijke, adembenemende sensatie ... Vriend en vijand staakt het vuren en kijkt toe, hoe daar in de lucht om de overwinning gestreden wordt. Als roofvogels schoten de Spanjaarden steeds tussen de fascisten door, en als de verhouding 3 : 7 was, in het nadeel der Spanjaarden, dan kon je er nog zeker van zijn, dat wij wonnen ... Maar ja, het materiaal van de republikeinse luchtmacht komt ook uit het vaderland van de werkers, waar ze die spullen weten te maken, net zo goed als de geweren en mitrailleurs, en net zo goed als het fijnste picrine-antiluchtgeschut, waarvan we de behandeling door Sowjetkameraden nebben geleerd. Net vóór ik mijn verwonding opliep, had ik me voor het front te verantwoorden wegens inbreuk op de discipline, en dat kwam zo. Toen we Campe binnenrukten, voetje voor voetje, want alle zijstraten zaten nog vol fascisten, en je wist nooit, waar de dodelijke kogel vandaan kon komen, zag ik een van mijn oude kameraden, Josef P. van de Frans-Belgische brigade, gewond tegen de muur liggen. Ik sprong van mijn wagen en rende naar hem toe, om hem op de rug naar het hospitaal te slepen, dolblij, dat ik hem weer terug had gevonden. Maar het feit, dat ik mijn kanon en de telefoon in de steek had ge· laten, was een ernstige fout tegen het bevel, dat we hadden om onder geen voorwaarde onze post in de steek te laten, en ik heb dan ook voor het front gestaan, om een eersteklas berisping in ontvangst te nemen. Maar de politieke commissaris heeft me "gered", omdat
721
EEN VAN DE BRIGADE VERTELT
THEUN DE VRIES
het ten slotte terwille van een gewonden kameraad was geweest, dat ik de rij verlaten had. Hier heb je brieven van de Vlaming, mijn broe· der in de nood, een kerel, die met één been naar huis is gegaan, en die nu weer vooraan werkt in de Belgische arbeidersbeweging.
* Kort daarop lag ik zelf naast hem in het hospitaal, en dat was feitelijk het einde van mijn militaire loopbaan. Over die hospitalen moet ik nog het een en ander zeggen, en wel dit, dat ik zelden of nooit een dergelijke weergaloze hygiëne en goede inrichting heb gezien. Vooral die van de Amerikaanse Medica! Service zijn wonderen van moderniteit en je wordt er in een wip weer beter. Ik heb toen nog drie weken bij de ziekenwacht gediend, maar het was September geworden, en we hoorden, dat de Internationale brigades naar huis zouden gaan. Voor verdere krijgsdienst werd ik afgekeurd: ik was ook te oud, de veertig net gepasseerd, en zelfs de Spaanse kameraden deden boven de 36 jaar geen dienst! Als een soort afscheidsgeschenk hebben we toen met z'n allen een Kindertehuis gesticht met 400 bedjes, waar de kinderen van Baskische, Asturische en Catalaanse kameraden een onderdak konden vinden. Op dat feit zie ik ook met de grootste voldoening terug, zoals je begrijpt. Want soldaat zijn in Spanje betekent niet alleen: doden, maar ook opbouwen. Ik zou je ellenlange verhalen kunnen doen over de kolossale opbouw in de meest uitgebreide zin. Want het Spaanse volk is een volk, dat onze hulde verdient - prachtmen· sen, naar lichaam en geest, een ras, waarvoor het de moeite waard is te leven en te sterven. Zo'n volk kan niet kapot ... tenzij men ze uithongert. En dáár moeten we een stokje voor steken, dat mag nooit, maar dan ook nooit gebeuren. Integendeel, ze moeten winnen, en - ze z u 11 e n winnen. Ze hebben alle voorwaarden ervoor: de binnenlandse vijand is vernietigd, de schurken van de P.O.U.M., die met de fascisten aan de fronten voetbalden, inplaats van ze te vermorzelen, zijn gevangen gezet, het volksleger staat schitterend op de been, de offensieven hebben succes ... nu nog de pogingen tot blokkade met een vloot van levensmiddelen doorbroken, en we zijn er! En ja, dit wil ik je nog wel zeggen, we zijn terug in ons eigen land, wij, de 27 nationaliteiten, die voor de Spaanse democratie hebben gevochten - maar als ze ons straks nog eens nodig zouden hebben zij of anderen - dan staan we klaar, en we nemen allemaal nog vijf man mee, om de fascisten de laatste genadeslag toe te brengen!"
;!
722
tv1UNCHEN 1938 TJOMME
Ze hebben de vrede verraden ze hebben hun vrienden verkocht en later met laffe tiraden een uitvlucht gezocht. Bij al hun gewichtige woorden vol afkeer van het geweld zat achter hun stijfwitte boorden de angst om het geld. De angst om de dierbare duiten doorbibberde al hun gepraat en deed hen deemoedig besluiten tot stiekum verraad. Een land dat zij talloze keren te helpen hadden beloofd werd door het verraad dezer heren van alles beroofd. Een volk dat gewapend en moedig de rovers had willen weerstaan werd door deze vrienden koelbloedig de das om gedaan. Toen gingen ze haastig naar huis toe en hielden een radio-rede de kapitalist deed zijn kluis toe: Goddank, het is vrede! Ze hebben de vrede verraden, ze brachten hun vrienden ten val de vuisten gereed kameraden, ze zijn overal! Ze zijn overal waar de renten op het loon van den arbeid gespaard in de zakken der heren regenten bijeen zijn gegaard.
723
TJOMME
MUNCHEN 1938
Ze noemen zich graag democraten, ze zijn aan den bijbel verknocht, maar wie zich door hen laat bepraten wordt rustig verkocht. Ze willen de orde bewaren in positief christ'lijke zin de vuisten gereed proletaren en loop er niet in! De vuisten gereed en de ogen geopend bij dag en bij nacht; wie eenmaal hun vrienden bedrogen zijn eeuwig verdacht. Van hen valt niets anders te leren dan wetenschap voor de proleet: zolang deze heren regeren, de vuisten gereed!
724
OORLOG OF VREDE J. POSTMA
EEN DISCUSSIE IN DE S.D.A.P.
In de bewogen Septemberdagen ontstond in de Arbeiderspers een polemiek over het vraagstuk van Oorlog of Vrede. Deze polemiek is voortgezet in de Soc. Gids van October in de vorm van praeadviezen voor een bijeenkomst van de S.K.M.V. die 30 October plaats vond. Het resultaat van de discussie in deze bijeenkomst is ons helaas door de Arbeiderspers onthouden. De polemiek werd gevoerd tussen Prof. Bonger en Joh. Winkler. Hoewel de artikelen van Prof. Bonger wat "wild" zijn - als van iemand die opgeschrokken is - ademen ze een heel wat frissere geest dan die van Winkler. Bonger bepleitte een krachtiger houding tegenover de fascistische aanvallers en ten behoeve van de verdediging van Tsjecho-Siowakije. Hij komt op voor de collectieve veiligheid en stelt het optreden van Chamberlain en Dalaclier in 't juiste licht. Joh. Winkier daarentegen, neemt het op voor Chamberlain en Daladier, verdedigt hun politiek, geeft de collectieve veiligheid prijs en bepleit de z.g.n. neutraliteits-of zelfstandigheidspolitiek.ln volle openlijkheid verdedigt hij het tegemoet-komen aan de fascistische aanvallers, waarbij hij zelfs nog verder gaat dan Hitler, wanneer hij op blz. 603 schrijft: " ... wij hebben de kans, die de nieuwe "vredespauze" ons biedt, te benutten. Ook tot oplossing der volgende problemen, die Duitsland zal stellen: Danzig, Memelgebied, grondstoffen, koloniën. Wij zullen die problemen mèt Duitsland onder de ogen moeten zien."
Hitier was tenminste nog zo bescheiden om in München te verklaren dat hij in Europa geen territoriale verlangens meer heeft ... Opmerkelijk is hoe in deze polemiek de werkelijke achtergrond der gebeurtenissen totaal verwaarloosd wordt. Mogen we Winkier geloven, dan is de oorzaak van alle misère de vrede van Versailles. "Zonder Versailles geen Hitler" schrijft hij. Prof. Bonger bestrijdt dit door te schrijven: "zelfs bij een volmaakt verdrag zou Hitier of een andere oorlogsfanaticus toch gekomen zijn. Het mi!itairisme, waardoor het Duitse volk in alle lagen vergiftigd is, verdraagt geen nederlaag". Hier hebben we dus de oorzaak van het de wereld en de beschaving bedreigende Nazi-fascisme. Volgens de één "Versailles" en volgens de ander "de nederlaag van het Duitse militairisme, waardoor het Duitse volk i n a 11 e I a g e n (!) vergiftigd is." Bij zulk een ernstige misvatting en onderschatting van het fascistische gevaar, kan men geen juist standpunt tegenover dit gevaar innemen. De Duitse imperialistische kliek, die zich van Hitier en het fascisme bedient, wordt niet alleen gedreven door gekrenkte nationale gevoelens, noch door revanche gedachten, die - volgens Prof. Bonger i n a 11 e I a g e n van het Duitse volk aanwezig zouden zijn, dit is voor hen slechts stof voor hun demagogie. De hoogste toppen van de
J. POSTMA
OORLOG OF VREDE
Duitse bourgeoisie, die zich van Hitier en het fascisme bedienen, worden gedreven door slechts één begeerte, de wereld te veroveren en aan zich schatplichtig te maken. In 1914-'18 is dit mislukt, maar in 1918 is wel het Duitse Keizerrijk verdwenen, de Duitse imperialistische machthebbers zijn echter, dank zij de welwillende medewerking van de Duitse Sociaal-Demokratie en in tegenstelling met hun Russische klassegenoten, in hun machtige posities gebleven en beraamden nieuwe plannen om de wereld te veroveren. Er was evenwel iets veranderd in de wereld. De arbeidersklasse was bewuster en sterker geworden, zij was niet voor niets door oorlogen en revoluties gegaan, en had op een zesdè deel der aarde het Kapitalisme vernietigd. De Duitse arbeidersbeweging was eveneens bewuster en sterker geworden, het Duitse volk, arbeiders, boeren en kleine burgerij wilde geen oorlog. De kracht van de arbeidersbeweging nam nog toe, het Socialisme werd in de Sowjet-Unie met succes opgebouwd; de crisis ondermijnde de positie der imperialisten. De meest reactionairen van de Duitse Imperialisten zochten een uitweg. Zij konden met het Duitse volk niet doen wat zij wilden. Hiervoor hadden zij het fascisme nodig. Om met het Duitse volk te doen, wat thans door de imperialistische kliek gedaan wordt, moest eerst de Duitse arbeidersbeweging in al zijn schakeringen vernietigd worden, moest de burgerlijke democratie vernietigd worden om de brede lagen van het volk, naast de arbeidersklasse, de boeren, de middenstand, de kleine burgerij uit te schakelen, moest aan de Duitse intellectuelen en kunstenaars het zwijgen opgelegd worden. Door het fascisme heeft de reactionairste troep van de Duitse imperialisten de alleenheerschappij veroverd. Thans kunnen zij een nieuwe poging doen om de wereld te veroveren. Met niets ontziende driestheid, met leugen en bedrog, woordbreuk en chantage, met bluf en geweld, zowel naar binnen als naar buiten, trachten ze hun doel te bereiken. Hun vijanden zijn de arbeidersbeweging, de democratische krachten in de verschillende landen en de Sowjet-Unie. Dit zijn de krachten die het fascisme kunnen stuiten, en die het dus wil vernietigen. De "Vrede van Versailles" en "de nederlaag van het Duitse militairisme" zijn slechts de middelen die deze reactionaire kliek voor hun dierlijk chauvinistische ophitsing en demagogie gebruiken. Wie deze uiterlijkheden voor de oorzaak aanziet van wat thans in Duitsland plaats vindt, is zelf slachtoffer van deze fascistische demagogie. Er is niet veel goeds te zeggen van de Vrede van Versailles, maar wie deze vrede als de enige oorzaak ziet van het Duitse fascistische gevaar is toch wel erg mis. Evenmin is "de nederlaag van het Duitse militairisme, waardoor het Duitse volk in alle(!) lagen vergiftigd is", de oorzaak. Waarvoor zouden anders die afschuwelijke terreur tegen het Duitse volk zelf en de chauvinistische ophitsing nodig zijn? Het is trouwens bekend, dat men zelfs in hoge militaire kringen in Berlijn tegen de oorlog was. Zoals gezegd, wie zozeer mistast omtrent het wezen van de gebeurtenissen in Duitsland, is niet in staat het juiste standpunt tegenover het van die zijde dreigende gevaar te vinden.
726
J. POSTMA
OORLOG OF VREDE
Een discussie over Oorlog of Vrede kan niet vruchtbaar zijn indien men de oorlogsdrijvers niet naar hun werkelijke waarde weet te schatten. En een discussie over de vraag of "de mens" al of niet een vreedzaam wezen is, is al even nutteloos. Het is beter te onderzoeken hoe oorlogszuchtig en gevaarlijk het Duitse fascisme is en wat er tegen gedaan kan worden. Winkler, die de oorzaak van alle kwaad in Versailles ziet, wil dit nationaal-socialistische oorlogsmonster met "billijkheid" en "rechtvaardigheid" tegemoet treden (blz. 603). Hij wil het oorlogsmonster verzadigen met grondgebied, grondstoffen en koloniën. Onnodig te zeggen, dat men hierdoor dit monster sterker en gevaarlijker maakt. De weken die na München verstreken zijn, hebben het afdoende bewezen. Niet alleen de Duitse fascisten, maar ook de Italiaanse en Japanse fascisten zijn brutaler en roofzuchtiger geworden. En nu "de prijs voor de vrede". Winkier houdt hardnekkig vol, het diktaat van München een vrede te noemen, al schrijft hij op blz. 605: ,.Voor overdreven huldebetoon jegens Chamberlain en Daladier is geen aanleiding, - men zou dat huldebetoon dan trouwens ook tot Mussolini moeten uitstrekken {ja zeker, waarom ook niet tot Hitlerl J. P.) Voor overdreven huldebetoon is allerminst aanleiding, wijl veel leed de losprijs van nog groter leed was."
"Misschien is die prijs "te hoog" geweest. Het doet er niet toe" meent Winkler, de vrede is gered. Zoals Chamberlain en Daladier zich lieten bejubelen als vredesapostelen, zo stellen mensen als Winkier zich voor als de beste strijders voor de vrede en hij waarschuwt tegen "oorlogszuchtige stemmingen" in socialistische kringen, waarmee hij doelt op hen, die het niet eens zijn met de capitulatie-politiek van Chamberlain, Daladier en van Winkier zelf. München bracht echter geen vrede, maar versterkt oorlogsgevaar. De prijs die in München betaald is, is niet alleen Tsjecho-Siowakije, het is versterkt fascisme, aangemoedigd fascisme, verzwakte en ver.cleelde demokratische en vredeskrachten. De vredesapostelen en pacifistische capitulanten, die zichzelf zo braaf vinden omdat ze Tsjecho-Siowakije de prijs voor de vrede lieten betalen, hebben het fascisme en het oorlogsgevaar versterkt, de vredeskrachten verzwakt, de vrede verraden. Het is zinloos de vraag te bespreken of de prijs voor de vrede te hoog is, als men geen vrede, maar versterkt oorlogsgevaar heeft gekregen. De krachten voor de vrede waren - en zijn nog - talrijker en sterker dan de krachten die naar oorlog drijven. Een aaneensluiting van deze vredeskrachten en een krachtig optreden tegen de fascistische "'orlogsdrijvers, had de oorlog bedwongen en zou een nederlaag aan het fascisme toegebracht hebben - zonder oorlog. De 21 e Mei heeft het bewezen, evenals enige momenten in de Septembercrisis. De vredeskrachten zouden dan versterkt zijn en de wereld zou er heel wat gunstiger uitgezien hebben dan thans, vooral voor de volkeren van Tsjecho-Siowakije en Spanje - en ook voor de Joden in Duitsland.
J. POSTMA
OORLOG OF VREDE
Capituleren voor de oorlogsdrijvers is niet de beste vredespolitiek, maar de slechtste - dàt is nu nog eens weer bewezen. Prof. Banger wijst in zijn conclusie op de noodzakelijkheid van de collectieve veiligheid. In haar ligt voor de mensheid de enige redding van de oorlog, schrijft hij. Prof. Banger verzuimt echter de betrouwbaarste vredeskracht te noemen n.l. de Sowjet-Unie. De moedige, duidelijke en tegelijk beheerste houding van de Sowjet-Unie moest in de rijen der Sociaal-Democratie en Moderne Vakbeweging wel diepe indruk maken, zoals ze in alle anti-fascistische kringen diepe indruk heeft gemaakt. Maar Prof. Banger vergeet deze kleinigheid en vergeet eveneens het optreden van de Communistische Internationale en de moedige en juiste houding van de Tsjechische en Franse Communistische Partij te noemen. Daarom ook is zijn conclusie zo pessimistisch en acht hij de kans, dat de aaneensluiting van de vredeskrachten in afzienbare tijd geschiedt, niet groot. Het is ellendig met een zo pessimistische conclusie te moeten eindigen, schrijft hij. Inderdaad, de conclusie van de onstuimig begonnen polemiek is wel erg pover. Indien men een polemiek over Oorlog of Vrede voert, moet men de oorlogskrachten naar waarde schatten en kan men de voornaamste vredeskrachten niet ongestraft vergeten. Joh. Winkier concludeert tot het opgeven van de collectieve veiligheid en de vlucht in de neutraliteits- of zelfstandigheidspolitiek. Om de vrede te redden, wil hij de bestaande vredeskrachten ieder op zichzelf en voor zichzelf laten optreden en ze hierdoor stuk voor stuk overleveren aan het oorlogsmonster. Hierdoor snijdt hij de enige uitweg af. De vredeskrachten zijn talrijker en sterker dan de fascistische oorlogsdrijvers, ook economisch en financieel sterker. Indien zij zich aaneensluiten, kan het oorlogsmonster in bedwang gehouden worden. Maar Winkier wil deze aaneensluiting niet, hij wil bij de feiten aanknopen - d.w.z. zich er bij neerleggen - nu de collectieve veiligheid als systeem faalde. Men zou de vraag kunnen stellen, waar het als systeem ooit werd toegepast! Wel wil hij een politiek van samenwerking op internationaal economisch terrein ... We weten het reeds, een samenwerking met Duitsland om nog meer aan de wensen van het oorlogsbeest tegemoet te komen. Om het oorlogsbeest aan te moedigen, het sterker te maken. De conclusies waartoe de beide prae-adviseurs komen zijn dus niet erg bemoedigend. Dit was niet anders te verwachten waar zij een verkeerde beoordeling van de krachten die naar oorlog drijven als uitgangspunt nemen, en niet de moed hebben de werkelijke vredeskrachten te zien en de weg te betreden die een uitweg biedt. De vraag van oorlog of vrede is thans een alles overheersende, waaraan ook de vraagstukken van binnenlandse politiek ondergeschikt zijn. De September-maand was voor de arbeidersbeweging een vuurproef. Het is werkelijk geen gemeenplaats wanneer we zeggen, dat we aan de rand van de oorlog stonden. De houding van de arbeiderspartijen in deze spannende maand, was een toetssteen om te beoordelen of zij in staat zijn het juiste standpunt in te nemen tegenover
728
J. POSTMA
OORLOG OF VREDE
het alles beheersende vraagstuk van thans, het vraagstuk van oorlog of vrede. In het October-nummer van Politiek en Cultuur is de houding van verschillende arbeiderspartijen ten opzichte van genoemd vraagstuk reeds besproken. Hieruit bleek hoe de Soc. Democratie opnieuw in stukken viel en een toonbeeld van verwarring en passiviteit was. De hier besproken polemiek tussen twee vooraanstaanden uit de Nederlandse Sociaal Demokratie, is er eveneens een bewijs voor, hoe groot de verwarring en besluiteloosheid in die rijen was. De uitbarsting is deze keer nog niet gekomen. Maar het oorlogsgevaar is niet geweken. Zelfs de vredesapostelen van München kwamen terug met de boodschap: de vrede is gered en nu bewapenen! De fascistische oorlogsdrijvers staan thans sterker en de vredeskrachten zwakker dan in de Septembermaand. De leden van de Moderne Arbeidersbeweging moeten zich wel bewust zijn van de ernst der situatie en de omvang van hun verantwoordelijkheid. Waar zulke belangrijke vraagstukken op het spel staan, zullen zij, die invloed willen uitoefenen op de gang der wereldgebeurtenissen moedig hun standpunt moeten herzien en hun kleinzielige vooroordelen ten aanzien van de Sowjet-Unie en de Communisten overwinnen, om eindelijk te erkennen dat de SowjetUnie een niet te verwaarlozen vredesfactor is en dat de eenheid van de arbeidersklasse en alle vredeskrachten noodzakelijk is om het dreigende fascisme af te wenden. De ervaringen met Chamberlain en Daladier hebben geleerd dat voor de strijd tegen de fascistische oorlogsdrijvers, niet gerekend mag worden op vertegenwoordigers van de reactionaire bourgeoisie. De arbeidersklasse moet een zelfstandige vredespolitiek voeren tegenover deze reactionaire bourgeoisie. Wie de regering Co!ijn thans in de armen valt, en zich overgeeft aan Oranje-verheerlijking zoals Winkler, bewijst de strijd voor de vrede, voor de collectieve veiligheid en voor de onafhankelijkheid van Nederland d.w.z. voor de vrede en veiligheid van Nederland, een slechte dienst.
NEUTRALITEIT IN DE SPORT? A. J, KOEJEMANS
' I
'
De Nederlandse, zg. officiel.e sportbeweging 9aat prat op haar neutraliteit. Zij heeft met "politiek" ni•ets te doen of wil er althans niets mee te doen hebben. Zij wil slechts, iedet'le tak op haar eig>en terrein, de lichamelijk·e ontwik~eling van de j1eugd en ook van vele ouderen, dienen. De neutraliteit is de uitdrukking van haar democratisch wezen; haar ideaal is allen te omvatten, zonder onderscheid van geloof of politieke overtuiging. "Wij kijken aHeen maar, of iemand een voetballer, een sportsman is. Protestant, Rooms-Katholiek, Jood, liberaal, sociaal of wat dan ook, i·edereen is welkom in onze A.V.B.". Zo drukte de bestuurder van de Amsterdamse Voetbalbond Kok het kortgeleden nog ·e,ens k,ern.achtig uit. Wat hij hier zeide van de A.V.B., is, kan men wel z1eggen, de algemene stelregel in de offici.ele Nederlandse sportwereld. Men kan er tegen aanvoeren, dat dit ideaal' van een allen omvattende sportbeweging nimmer is bereikt, dat er afzonderlijke sociaaldemocratische en roomskatholiek,e sportbonden bestaan, die elkaar en beiden de neutral,e bonden soms hefti.9 bekampen en omgeke,erd - het doet aan de leidende gedachte der neutral:e sportbeweging geen afbreuk. De neutraliteit was de grondslag voor de democratische ontwikkeling van onze sport. Maar di~ezelfde neutraliteit herbergde ook geva11en. Ze werd al te vaak tot politiek·e onverschilligheid, erg•er, tot ·e•en angst, de maatschappelijke vraagstukken onder de og·en te zien. Het wóórd "politiek" alle·en was voldoende, om een gehele alg,emene vergadering van een sportbond aan het schrikken te maken. Hi1er de sport - daar de "politiek" (waarbij men gemakshalve alles indeelde, wat niet dil"ed met "sport" ile maken had) ,en daar tussen in e·en, naar het scheen, onoverbrugba11e afgrond. In het "neutrale" huisje leefde men rustig te midden der woedende baren ... Totdat de golven zo hoog sloegen, dat het wa]er ook ov·er de drempel var. het "neutrale" huisje kwam. Toen waren ~er al spoedig bewoners, die stevige waberk·eringen wilden bouwen, anderen ·echter vonden dat "politi.ek" en strijdig met de "neutrali·beit". En daarmee zitten we midden in het vraagstuk, waarvan we enk·ele kanten in dit artikel willen belichben. Het was de opkomst van het fascisme in Duitsland, dat de maatschappelijke golven zo hoog deed opslaan, dat zij ook de sportbeweging begonnen te beroeren. Het f,eit, dat in 1936 het fascistische Duitsland de Olympische Spelen zou organiseren, plaatste de sportbeweging internationaal voor de noodzaak, zich met het vraagstuk van het fascisme, met dit veel omvatlende maatschappelijke vraagstuk, bezig te houden. Immers, de sport bezit haar geestel.ijke idealen, di,e in de Olympische Gedachte zijn ne·ergeJ,egd, idealen van vrede en menselijke verbroedering.
I
I
:I
730
A. J. KOEJEMANS
NEUTRALITEIT IN DE SPORT?
Lijnrecht ~egenover dez•e ideal•en staat het fascisme, s~elsel van oorlog en geweld, van rassenhaat en onderdrukking. Er mochten in 1936 nog velen zijn, di·e trachtten, het onv•erzoenlijke met elkaar te verzoenen - de vraag z.elf was voor de gehele sportbeweging gesreld en zou haar niet meer loslaten. De strijd vóór de Olympische Gedachte, tégen het fascisme was in de sportwereld begonnen ·en verzamelde l"eeds twee jaar gel·eden talrijk·e actieve sportbeoef,enaars en sportli·efhebbers en v.el·e l,eidende functionariss•en der sportbeweging, di'e toen reeds begl"epen, dat wilde men de neutraliteit, d.w.z. het democratische princiep van onze sport bewaren, men de strijd ~egen het fascisme moest voel"en. Sindsdien is de beweging voortgegaan. Waren het in 1936 nog de aarzelende schreden van personen en enkele organisati·es, die 'enige maanden voor de aanvang der Spel,en hun s~em ~egen deelneming aan "Berlijn" verhieven - thans werd reeds twee jaar voor de aanvang der nieuwe Spel·en Tokio gedwongen, van het organiseren ervan afstand te doen. W•eerden de sporttijdschriften in 1936 nog elke pol•emiek over de al-of-ni·et deelname aan "Berlijn" uit hun kolommen, s~elden zij zich zelfs geheel ~er beschikking voor de propaganda der door de fascistische oorlogsstokers en rass·envervolgers georganiseerde Spel·en - thans gingen verscheidene van die tijdschriften, als de Ams~erdamse "Sportweek", de "Revue der Sporten" •e.a., vooman en v·erklaarden het voor onmogelijk, de organisati·e der Spelen des Vredes op te dragen aan een land, dat een naburige staat met oorlogsgeweld heeft overva!l.en. "Berlijn" had z.elfs vele "verzoeners" i~ets gel.eerd. Onder hen waren er, die met geestdriftige "neutraliteit" naar de fascistische hoofdstad waren getogen en terugkwamen met bittere ontgoocheling of minstens een gevoel van onbehaaglijkheid. Het kon zijn, dat men onder de indruk was gekomen van de ,,grondige" organisatie der Berlijnse Spel,en. Maar di,e organisafi.e was di,enstbaar gemaakt aan een grootscheepse propaganda voor het fascisme en de sport zelf spe·elde feii!elijk een bijkomstige rol. Men heeft dat, twee jaar later, nog eens kunnen aanschouwen bij het zien van de zg. "Olympische film" en het werd toen opni·euw door verscheidene sportbladen openhartig toegegev·en. Er is ook verder leergeld g~enoeg betaald. Het fascistische Duitsland is, nadat het de Olympische Spelen had kunnen organiseren, verder gegaan met aanmatigende eisen teg,enover de sportbonden in andet"e landen. Uit de vel·e feiten daaromtr·ent stippen we ·er sl·echts twee aan. We herinneren aan het beruchi!e "vlagincident" tijdens het Paastournooi van Ajax-Biauwwit dit jaar "i!e Amsterdam. Duitse offideren komen ~een Nederlands stadion binnen en eisen het ophan9en van een hak,enkruisvlag. Duitse consulaire ambrenal"en blijken zich in hun gez•elschap ~e bevinden en zorgen voor de lev,ering van het fascistische symbool. Het gastvrij ontvangen Duitse elftal weigert ~e spelen, als di·e vlag niet wordt op9ehangen. De chantag>epoliti,ek, di·e men in het
731
A. J. KOEJEMANS
NEUTRALITEIT IN DE SPORT?
groot tegenover zwakkel"e sta~en vo-ert, past men in het kl·ein o,p de sportv·elden van "bevriende" mog,endheden toe. Het h·~e·ede voorbe·eld. De "W·egweiser Turnerischer Pressedi,enst" te Berlin-Charlotilenburg z.endt aan de particuli·et'le adl"essen van Nederlandse sportjournalisten 09enschijnlijk "neutrale" sportberichten toe, waartussen ·echter aHerlei fascistische propagandaberichten zijn verscholen, bv. hoe ",erg·erlijk" de situati.e bij de Oostenrijkse sport was, voor de Nazis a.!s "verlossers" kwamen. De "Sportwe·ek" he,eft indertijd op dez·e gevaarlijk·e fascistische insluiper de aandacht 9ev•estigd <en hem de deur 9ewezen. Maar het 9eval belicht, hoe de Duihe informatie-J om niet te zeg9en s.;pionnag<edienst ook in de Nederlands,e sportbeweg,in;g werkt en men te B~erlijn z,elfs o\ller de privé-adl"essen der Nederlandse sportjournalisten beschikt. Vel·e f,eHen liggen voor het grijpen, om aan te tonen, dat de Duibe sportbeweging g•een deel is van de grote internationale famiHe van sportbeoef·enaars, maar <e•en agentuur van Goebbels, dat fascistische propaganda he,eft te voet'len in de sportbeweging van de democratische landen. Dez·e pogin9en tot ondermijning, van buiten af, van wat de Nederlandse sportbeweging tet'lecht als haar hoogste goed beschouwt, haar democratisch karakter, zijn gevaarlijk genoeg. Maar de Nederlandse sportorganisati.es hebben, o\ller het .g·ehe.el, nog ni·et de weg ingeslag,en, om zich te9en dez.e ondermijning met handen en voeten te v~erwet'len, zoals toch ·ei9enlijk zou dienen te 9eschieden. De gevolg·en van 'een verkeerd begrip der neutrameit openbaren zich. Men sluit liever de ogen voor hetgeen er gebeurt of staat er onbeholpen ~en dubbelslachtig te9enover. Men is verontwaardigd over de door de Nazis uitg,elokte "vlagincidenten" - maar nodigt opnieuw Duitse clubs ~at het spel·en van wedstrijden uit. Men is te.gen het houden van Olympische Spel•en in B·erlijn of Tokio, maar - men organise·ert landenwedstrijden op athl·eHekvoetbal- ~en ander g·ebi~ed met Duitsland. Men wil "ni·et naar Berlijn" - maar stuurt Nederlands·e sportjongens en -meisjes naar Dortmund, Aken, Hamburg, etc. om er aan wedstrijden deel te nemen. Hier slaat de neutraliteit in haar tegende·el om. Hier wordt zij de poort, waardoor de fascistische p11opaganda de Nederlandse sportbeweging binnendringt. Als men het fascisme strijdig acht met de beginsel•en van het international·e sportl·even, de beginsel~en van ·eer, vrede en menselijke verbroedering, dan kan ~er o.i. sl·echts één standpunt zijn: te ijve!'en voor de uitbanning van de fascistische 11 sport"bonden uit het international·e sportleven en daarme•e, zover de macht van de ·ei9en organisatie reikt, zelf te beginnen. Zo, en zo alle·en, bewaart men het neutral·e, d.w.z. democratische karakter van onz·e sport tegen het gif der fascistische politi~ek.
732
A. J. KOEJEMANS
NEUTRALITEIT IN DE SPORT?
Wij beschouwden tot dusver de, la~en we z,eg9en, in~ernationale kant van de zaak, de verhouding der Nederlandste sportbeweging tot de fascistische landen. Maar ~er is ook een binnenlandse vijand van de sport, ,er is ook een binnenlands fascisme, .aan9evoterd door Mussert, dat als a9entschap van de s,erlijnse machthebbers, de neutral~e, democratische sporlbewe·ging belaagt. Het gevaar, dat de sport van de zijde van het "Nederlands,e" fascisme bedreigt, wordt nog maar al ~e ve,el onderschat. Men sluit er, uit ~een verkteerd beg1'1epen neutraliteit, de ogen voor, gaat ook hier de kwestite met de opmerking, dat men in de sport "ni·et aan politiek moet doen", uit de weg. lntuss,en dringt het fascisme langs vde wegen de sportor9anisaties binnen. In de sterk,e, democratische organisatites bedi,ent het zich het liefst van sluipwe9en. Lte,errijk was in dit opzicht de crisi·s, die tenige maanden geiteden in de Amsterdamse Voetbalbond uitbrak. Ogenschijnlijk brak dez,e bestuurscrisis uit we9ens verme,ende onregelmatigheden van teen amb~enaar. In werkelijkheid trachtten de twe,e fascistisch-gezinde leden, die reeds ~eerder het bestuur waren binneng~edron9en, hun positi1e te versilerken. De Joodse voorzitiler Gosschalk werd weggewerkt. Maar in de vaak ~eHe debatilen, di'e om dez1e zaak werden gevoerd, werd dez~e kern van de kwesHe steteds omzteild. Ni>et, dat de me~erderheid'· van afgevaardigden ,en leden der ve11enigin9en ni~et wist waar het om ging. Maar de begripsverwarring omtrent de neutraliteit van de sportbeweging openbaarde haar noodlott.i9e gevolgen ~en ... de fascisten 1 de v_üanden van di'e 1neutralibeit, proMeerden ervan! Vooraanstaande sporHeiders als de AFC-voorziUer Galavazi, die als tegenstanders van het fascisme willen doorgaan, traden als verdedi9er van de fascistische candidailen op, omdat .. zij zulke "bekwame" bestuurders zouden zijn. Met deze silem werden zij herkoz,en, ondanks eten sterke oppositie. De verdedigers van een sl'echt begrepen neutraliteit, openden zo de deuren voor de vijanden van onz,e sport. In andere organisati,es, waar de invl'oed der leden minder groot is, of nagenoeg geheel is uit9eschak~eld, z,oals in de wi,elersportbond, waagt het fascisme zich aan openl1ijker aanvaHen. Zwe~eg het "Nationalie Dagblad" bv. over het AVB-oonflict in alle talen, om zijn pionnen ni~et openbaar te maken - woeste antis~emiti sche aanvallen richtte het blad op de Joods1e sec11etaris van de Ned. Wielren Unie. Te9elijkertijd proberen de fascisten in dez:e organisati·e van de vel~e misstanden 'en de ontev11edenheid onder de beo,efenaars der wielrensport op demagogische wijze 9ebruik te maken, om invloed t·e winnen ~en posities te verov~eren. Dez,e ~en der9elijke activiteit van het fascisme in de sportorgani·saties bedreigt de Nededandse sport in haar schoonste tradities. In het jongste Jaarv,ersl.ag van de Kon. Ned. Voetbalbond wordt van de zijde der K~euze-Commissi·e 9eschrev~en: "Wij houden onze spel,ers immer voor, dat ter wa,arlijk belang-
A. J. KOEJEMANS
NEUTRALITEIT IN DE SPORT?
rijker dingen in het Ieven zijn dan e·en gewonnen of verloren wedstrijd. Wij wiHen onze spel1ers ni·et bewerk,en met de druk van e·en national1e noodzaak en het komt vanz,elf ni·et in onz,e kraam te pas een goed resultaat te faroeren met premies .... Zonder dwang of toepassing van drastische middel,en moeten onze spel~ers de strijd aanbinden tegen (buitenlandse) elftall·en". In dez,e uitspraak ligt één van di·e traditi,es van on~e sportbeweging besl1oiJen: dat zij vrij is van chauvinisme, vrij is van dwang. Het fascisme staat daar Hjnrecht re9enover. In de "Sportweek" van 21 Juni jl. werd naar aanl·eiding van de voetbalwedstrijd Nederland-Nederlands-Indië geschreven: "Waar onz.e vlag waait, is i·edereen vrij om tot god ~e gaan op de wijz,e, zoals zijn 9eweren hem da.t voorschrijft. En waar z•e waait is iedere•en vrij om de ,economische en social1e polihek te propageren, zoals hij die het beste voor de mensheid zi,et ..• Een manif,estati·e als (dez·e) is helaas op ni·et v.eel plaatsen in de wereld mogelijk. La-ben wij dankbaar zijn, dat het in Ams~erdam ... mogelijk is". In deze uitspraak ligt ~een andere tradiHe van onz,e sportbewe,ging besl.oten: dat zij vrij is van rassenhaat, dat zij 9een VIervolging kent om der wille van geloof of politiek'e overtui9ing. Het fascisme staat daar lijnrecht te9enov,er. Met "dankbaarheid" all·een behoudt men deze traditi~es ni·et. Deze tradities worden ondermijnd, wanneer men de fascisten van binnenuit ·en van buiten af in de sportbeweging laat wroeten op de wijze, waarvan wij hierbov,en twee spnekende voorbe·elden gaven. Wil men de schone tradities van onz·e sport on9erept bewar·en, dan moet men de fascistische ondermijners de deur wijzen. Juist als men van mening is, dat "protestant, roomskatholiek, jood, liberaal, sociaal of wat dan ook welkom" moet zijn in de sportorganisaties, moet men hun deur siJevig grendel,en tegren de fascistische insluipers. Dat is de enige waarborg voor de handhaving van de neutraliiJeit. Wij weten uit eigen 'ervaring, hoevele bestuurders van sportverenigingen, grote en kleine, worstelen met dit probl·eem. Zij zi,en de gevaren, zij zien het met iJeg·enzin aan, dat er onder de l·eden van hun v~ereniging fascisiJen rondlopen, zonder duidelijk iJe beseffen, dat juist de neutraliteit van de sport gebi,edt, dat men ze moet verwijderen en de toegang voor ni.euwe moet Vlersperren. Voor de brede massa der sportbeoef,enaren •en liefhebbers is dit "probl·eem" al 9een probleem meer. Zij hebben gezien, hoe in het fascistische Duitsland de sportbonden tot ol'ganen van het propagandaministeri<e zijn 9eworden, hoe aan de Joden de ~port beoef,ening onmogelijk werd 9emaakt, de katholi,eke en arbeiders-sportol"ganisaties werden verni,etigd, leden van de offióel·e sportbonden, die het met de opvattingen der Nazis niet 'eens war·en, in het concentratiekamp werden geworpen. De v·erantwoordelijke sportbestuurders, di,e "neutrali-beitsangst" hebben om tegen de fascistische wroeters op te treden, of di,e het internatio-
734
A. J. KOEJEMANS nal~e
NEUTRALITEIT IN DE SPORT?
karakter van de sport zo opvatten, dat men ook wedstrijden tegen de fascistische vijanden van dit in~ernationalisme moet org.aniser·en, mog>en in hun oren het "fluitconcert van Sans Souci" laten naklinken, dat uit het stadion opsteeg, to·en na de wereldkampioenschappen der stayers (wi·elrijders ach~er grote motoren) de hak·enkruisvlag werd gehesen en het Horst W·essellied werd gespeeld. Deze demonstrati'e van Henduiz,enden Amsterdamse sportliefhebbers bewees duidelijk, dat de brede massa een gezonde opvatting heeft van de neutrali~eit der sport •en de fascisilen als haar vijand heeft herkend. Het is da.arom niet toevallig (wij wez•en •er hi·erbov·en in ander verband r·eeds op), dat het fascisme juist in di·e sportol"ganisati•es het sre·rkst d~ J
een democratische !"echten bestaan, waar de stem der l·eden moeilijk wordt g.ehoord. Daarom is ook ui.tbr.eiding •en handhaving van de b!'eedst-mog.elijk·e democrati·e in de sportorga1nisaties een der beste middelen, om het fascistisch gewroet te kieren. E·en andere, dring•ende vraag, di·e wij in dit v•erband sl·echts kunnen aanstippen, maar ons voorsiJeJI.en, in •een ander artik·el nader te behandel•en, is de samenwerking van de sportbonden van verschill·ende richting. In de katholi·eke zowel als in de arbeiderssportbondein liggen srerke democratische krachten besloten, wi·er samenwerking ni•et all•een de ontwikk·eling van de sport in ons ·land ten goede zou komen, maar ook de dam teg.en de fascistische indringers krachtig zou versterken. T·enslotte · staan de vraagstukken, die wij hi·erboven aanstipten, voor de sportpers niet ev•enz·eer als voor de sportorganisaties? Heeft zij ni·et de grote ·en belangrijke taak te vervullen, in haar organen de strijd teg.en het fascisme, voor de neutraliteit en de vrij·e tradities van de Nederlandse sport te voeren? Er is ook in dit opzicht hi•er 1en daar •een verheug.ende kientering waar te nemen. Wij wiHen niet, dat onz•e mooie, vrije Nederlandse sportbeweging hei: ·lo"!: ondergaat van de Duitse, Oostenrijkse, Italiaanse. Maar dan di·ent men in de sportbeweging z,elf de handen uit de mouw te steken om haar er op de krachtigste wijze teg·en te beschermen.
WAT WIL DE OXFORD-BEWEGING MET ..ZEDELIJKE HERBEWAPENING" 7 G. OOSTERLAUT
De Oxford beweging he,eft weer e~ens van zich laren spreken. In dezelfde dagen dat in Genève de Vol~enbondsvergade.rin:g bi}een was, v~ergaderde in het naburige lnterla~en de lnilernational~e Ploeg van de Oxf.ord beweging. Dat was g,e,en toevalligheid. De Oxford-beweging vergaderde daar ,en om die tijd, om tegenover de weliswaar z~eer v~erbl~eekte g,e,est van Genève "de ge,est van lnterla~en" te pla,aben. Op het e·ersiJe gezicht lijkt de Oxford bewe,ging nog al onschuldig. Dat het een ni,euwe godsdi,enst zou zijn, is e,en be,etje iJeve,el gezegd. Het is ,e,en soort van godsdi,enstige bewe.9ing voor mensen, di~e al bijna opgehouden hadden in e~en God iJe geloven ~en di'e nu, geen uitweg me'e'r vindend in de iJeg'enstrijdigheden, volgens welk,e de kapitalistische maatschappij zich sedert de oorlog ontwik~elt, opni,euw hun heil in het geloof zoeken. Dat is ni.ets vre,emds 1en bij iedere !"eactie in de geschi<edenis he,eft men hetz,elfde gezi,en. Ni,et dat die plotselinge godsdiensHgheid dan erg diep zat. Zij ging ni1et verder dan de rechtstl"e,ebe belangen van de heersende kl.assen het nodig maakiJen. Thans is de positie van de officiele k<erk,en <echter nog zov'e'e'l verder verzwakt, dat de !"eacti<e daar ge,en veilig toevlucht me'e'r in zi,et. Het is ni~et weinig interessant om in <een bri1ef van <e<en hoge1ri Anglicaansen ge,estelijke in de "Times", iJer ondersileuning van de beweging voor z~edelijke herbewapening, het volg,ende te l·ez,en: "De oproep van de kerk voor ,e,en ilerugkeer tot het geloof he,eft ~ge.en weerklank gevonden, maar wanne,er het onz,e politi>eke l<eiders zijn, di,e zich in de·z<e practi>sche iJe,rmen tot het volk wenden, zal de oproep worden verhoord". Nu moet ,er uit Amerika ,e,en <even nai,eve als sluwe le·kep6e,ster, in de persoon van den he·er Jack Buchman, worden geïmporileerd, om ons e~en ni,euw 'evangelie van "absolute eerlijkheid, ,absolute zuiverheid, ,absolute betan9eloosheid 'en absolute liefde" te verkondig<en. Ook dat klinkt hee.l onschuldig: 'eerlijkheid, zuiv,erheid, belangeloosheid <en li,efde, waarom ni,et? De g<ewone man staat eigenlUk e,en beetj:e verbaasd, dat het nodi_g is om voor dergelijke eisen ,e,en hel,e beweging in het l~even te roepen. W1eliswaar heeft hij uit de practijk gel,eerd, dat 'er aan de e~erlijkheid en zuive~r heid ~en belang<eloosheid 1en li·e·fde in het particuli1ere leven ve,el ontbre,ekt_ maar ~enslotile verwekt ,een aanmerkelijk iJekort aan een van dez'e eig~enschappen bij openbare personen tot dusv,er nog altijd een ,"schandaal". Dat nemen we zo maar ni,et. Het ligt dus voor de hand, dat 'er achter di~e ,e,erlijkh,eid <en zuiverheid 1en belang,el,oosheid 1en li,efde i~ets me,er zit. Ja, inderdaad,
'.
736
G. OOSTERLAUT
DE OXFORD BEWEGING
en heel inl!eressantJe dingen zitl!en ~e~achiler. Het is de moe1iile waard ze op te spo!'len. In de e·ersb plaats moetJen de 'eerlijkheid 1en de zuiverheid en de belan9eloosheid •en de liefde "absoluut" zijn, dat wil zegg:en, dat ·er voor onze z,edelijk·e herbewapening ni·ets aan mag mankeren. En de Oxford-beweging z:egt ook duidelijk, dat de z·edelijke herbewapening van het individu a.an de wedergeboorte van de naties voo~af di·ent ile ·gaan. Wat moet •er dan van de wedet"geboorile van de naHes ilerecht komen, als eerst de individuen "absoluut" ,e,erlijk, zui~er, belan9eloos en liefde~ijk moeten worden, ni,et zo maar g:ewoon :eerlijk, zuiv·er, belange:loos ·e·1 li·efderijk, maar "absoluut", tJerwijl alles in on~e we!'1eld betr·ekk,elijk is 'en betrekkelijk zijn moet? "Wat zou de uitwerking zijn van 1een goH van ,e,erlijkheid en z·elfv·ergei!elhe·id, wel~e zich ov,er i·eder land uitstort?", 1'10!ept de heer Buchman uit. ,,Wat e•en weers:lag zou dat ni,et hebben op het gebi,ed van belastin9en, CJ'1ediet, besparing:en? Op het werkloosheidsv~aagstuk? lndi,en 1er een goH van absolu-te belangeloosheid ov•er .aHe landen ging, zou het 9evaar van e1en oorlog voor .goed uit de wereld zijn". Dat is nu typerend voor de hel•e Oxford-beweging, die combinatie van nuchile!'1e, laagbijdegrondse overwegingen 'en van hoogd~avende uta;pieën. Maar wat heb je aan a:l di·e nuchtere, laagbijdegrondse ov•erwegingen ,en hoogd~avende utopieën, ah er nu 'eenmaal toch geen golven van e•erlijkheid ·en zelf~e~g:ei!elheid 'en van absolute belangeloosheid te v·erwachten zijn? Dat ne,emt niet weg, dat 'er terstond e~en 18ilftaJ groile Nederl,andse heren te vinden is, oud-ministJers en padijl.eiders, de voorzitiler van de Raad van State 'en de pnesident van de Hoge Raad, ~een oud-gouv.erneur-generaa:l van de Oost, ,en ,e,en oud-gouve~ne~ur van W•est-lndië, ~e·en generaa•l, 1een admiraal 1en ,e,en petroleummagnaat, di·e ,een ·oproep publiceren, waarin het heet, dat "de huidige crisis voor alles 'een zedelij~e crisis i,s, Om het gevaar af te we,.,en •en om de woriJe,ls van het kwaad ile bereik·en, is ,een zedelijke g:enezing noodzallossing "bov•en de p,aties" van het Tsiecho-SI.owaakse conflict moetJen besluiten, di'e de z ..g. "vrede" is, waaraan Tsj-echoslowakUe moet worden opgeofferd? "W.ij moeten mens•en hebben, die zonder partijdigheid anderer gezichtspunt weten te waarderen ·en die teqelijk de çprechte wens en de kracht hebben om de nodig·e concessies ile doen", zeqt de he•er Buchman. Slaat dat ni•et predes op den he,er Chamberlain, die Hitier de 'ene concessie na de andere doet, onder de "onpartijdige" leuz,e, dat 1e·en minde~heid niet blijvend binnen
G. OOSTERLAUT
DE OXFORD BEWEGING
een staatsv•erband 9edwong·en kan worden, waaruit z.U zich wenst te bevrijden, ook al worden daardoor honderdduizenden andersdenkende Duitsers aan het Naziregi·em uitg·el·eve!"d? Maar de heer Buchman is nog altijd ni·et uitgepraat en het wordt nog steeds intel"essanter. De he.er Buchman is ni·et alle·en de cons·ervatief, di·e onz·e de Jonge's van 11echts •en Ouds van links in hem schijnen 9ezi·en te hebben, toen zij de bov;en9enoemde verklaring hielpen ops~eU.en. Hij is een l"eactionna•ir, hij is hei, die voor de z.g. "democratische" landen de varianten van het in de totalitaire staten 9ehuldigde l·eidersbeginsel o_psilelt, waarin het aannemelijk moet worden gemaakt voor die groepen, die het nog ni·et onvermengd wens•en te aanvaarden. Waarschijnlijk behoort ook de heer Buchman tot degenen, di·e het "leidersbeginsel" niet onvermengd wensen te a.anvaal"den, zoals het in de totalitail"e staten wordt gehuldigd. Dat neemt niet weg, dat hij als een op zijn minst ev•en g·evaarlijke wegbereider moet worden aang•ezi·en als de Musserts en de Baarsen. De he·er Buchman erkent volmondig: als de verandering van de we11elé moet wachten op de veranderingen van :ndividuen, die vooraf absoluut eerlijk, zuiv•er, belan9eloos en liefderijk moeten worden, "zijn de kansen naar alle schijn te9en ons." Maar, voegt hij er dan onmiddellijk aan toe: "aang•ezi,en individuen bereiken, dat zij bevrijd worden van de ketens van hun twijfel en hur hartstochten, is het evenzo voor gehel·e naties mogelijk ·om bevrijd te worden van de gl"eep van de v11ees, van de wrok, van de jabezi.e, van de traagheid en dikwijls door de actie van één ·enkelen, bezi·elden man, een wa!"en prof·eet." Het is waar, het hoeft ni•et per se één enkeling te zijn. "W.at zou er niet kunnen 9ebeu1"en, roept de heer Buchman uit, indi·en een groep mensen, in i·edere natie, zich doo-r een dergel.ijke bezi,eling laat l·eiden 'en e·en volkomen ni·euwe publieke opini!e schept?" Maar wanneer men dan nagaat, waaruit di·e bezi,eling bestaat, dan ontdekt men spoedig, dat zij in de g·edachtegang van den he·er Buchman tenslotte toch all·een maar het voorrecht van de eenling, van de Leider is. "Ja, zegt hij, wij hebben staatsli·eden nodig, die niet alleen doo.r het menselijk verstand gel•eid worden, maar ook door de helderheid, welke de ontdekking en de kennis van het goddelijke plan g·eeft." De staatslieden, die hiervoor nodig zijn, moeten mensen zijn, "wi·er leven gel,eid wordt door God." Maar onze minister van buitenlandse zak,en, dr. J. A. N. Patijn, zegt het veel duidelijker: "We hebben behoefte aan door god gel,eide staatslieden, moedig·e mannen van karakter, bevrijd van persoonl.ijke ee·rzucht en van vre.es voor de openbal"e mening ... " Nog duidelijk,er wordt het in e•en ong•etekend artikel gezegd: "Volke11en hebben l'eiding nodjg. Leidin;g is het enige practische alternatief van chaos in de te9enwoordige wereld" ... "Leiding is de basis van staatsmanschap. De staartsl,ieden die de moed hebben een door god gel·eide politi,ek in te
738
G. OOSTERLAUT
DE OXFORD BEWEGING
voeren, zullen de vredestichters van een nieuwe wereldorde zijn". Men moet er goed over nadenken, wat dit alles betefk,ent. Het bedenk·elij:ke is niet, dat de heer Buchman l·eiding bepleit. Maar de l,eiding, wel~e de heer Buchman pnedikt, moet "van god" zijn, hetge•en alleen maar betekent, dat zij "het menselijrk verstand, dat ons in het v.erl•eden zo dikwijls verraden heeft, oneindig ilebov•en moet gaan". Dat is in l,aatsbe instanti'e de onv~rantwoordel·ijke, ongecontnol·eerde leiding, waarop HiHer en Mussolini ons dag in dag uit onthalen, een l·eidi.ng, wel~e ni•et al'l,een onverantwoordelijk en 0n9econtrdeerd is, omdat er boven deze heren geen instantie bestaat, aan wel~e zij verantwoording schuldig zijn of door welk,e zij worden gecontroleerd, maar onverantwoordelijk en ongecontroleerd, omdat er geen verantwoording van en geen oontrol·e op mog·elijk is, omdat het een leiding is, welk·e zelve ren prooi i.s aan de avontuurlijk·e instincten van de l'eiders, de grillen en de wille~eur, welke hun besluiten kenmerkt, een leiding, welke het menselijk v·erstand slechts in zoverre ileboven gaat als geweld en terreur daar voor kunnen zorgen. Daarom ook zal die leiding in laatste instantie altijd het werk van één "Leider" zijn, want op wat voor manier zou die l,eiding anders georganiseerd moeten worden, als zij zich zover bov.en het plan v.an het menselijke verstand moet verheffen, d.w.z. zich vooral niet mag bewegen op het enige plan, waarop wij mensen in staat zijn tot gemeenschappel.ijk overl·eg? Hoe v·erdekt de heer Buchman het ook z,egt, hij zègt, dat wij aan ·een Leider, ·e.en HiHer, een Mussolini, .:.~an een "door god geleide", d.w.z. een onverantwoordelijke, door _g•een verstand of weilenschap ie oontrol,eren leider zullen moeten geloven en het is goed, dat wij weilen, dat hij dat z·e:9t, en dat hij weet dat wij hem in deze niet misverstaan. Het mag zijn, dat de kapitalistische maatschappij, di·e g•een uitweg ziet uit de verwarring, welke na en door de oorlog ontstaan is, zich tenslotte aan een dergelijke leiding wenst toe ie vertrouwen. Als men in jaren geen oplossing voor het werkloosheidsvraagstuk gevonden heeft, is het een troost om van den heer Buchman deze "dialectische" wijsheid te vernemen: "Een nafi.e in oorlog he·eft g·een werkloz,en. Een nati,e in vredestijd dankt haar werkl,oz·en aan het egoisme en aan de winzucht van haar burg·ers. Door de oorlog aan het egoisme te verklaren, geeft de Oxford groep de enige doeltreHende en blijv·ende oplossing aan dit ·ernstige proble·em." Welk een bespotting! Het klinkt zo mooi: "De weneld telt voldoende rijkdommen om vn de behoeften van al:l,en te voorzi,en, maar ni,et om e'en i·eders begeerben ie stil:l,en." Het is ge•en wonder, dat de e·en of andere goedg·eiQvi9e arbeider, zoals er helaas óók in de Oxf·ord beweging zijn, erin vliegt, het klinkt er radicaal genoeg voor. Maar het is dan ook preóes datz·elfde kleinburgerlijke radicalisme, het radicalisme van de holle leuze, dat L·enin ons sreeds en sile·eds weer gel,eerd he·eft als onz.e grootsile vijand te onderscheiden. Dat radicalisme be-
G. OOSTERLAUT
DE OXFORD BEWEGING
staat uit 1n:i·ets anders dan de kunst om de mond zo vo.l met grote woorden -he nemen dat 'er geen daden op behoeven ~e vatgen. Is het niet aandoenlijk om op •een van de 1'1eclame·foto's van de Oxford-beweging e•en Amerikaans·en arbeidersleider met zijn patroon, den p1'1esident van een staalsyndicaat, een programma voor de zedel_ijk·e herbewapening van de industrie -he zien opsteHen? En wat heeft de "heer Buchman dezen arbeidersleic3er wijsgemaakt? "Als i,edet'1een me·er aan ander;en dacht, meer met de anderen de·elde, denkt ge dan ni,et, dat iedef1e•en g'enoeg zou hebben?" En de brave Bil I Rowell, di·e nog al me,ende er •een communistische filosofi·e· opna te houden, he,eft dat geloofd! Wat geloofde hij? Dat a Is i~ede..,e,en me,er aan anderen dacht ·en a I s i~edereen meer met de ande11en de,elde, 1er voor een i'eder g•enoeg zou zijn. En hoe zou het daartoe dan wel moeten komen? Dan moeten we we,er beginnen bij de individuen, di,e veranderd moeten worden, die, individu voor indi,vidu, "zedelijk herbewapend" moeten worden met de deugden van absoluiJe 'eedijkheid, absolute zuiv,erheid, .absolute belangeloosheid ,en absolute liefde. Uitstel in e.euwi,gheid, betek>ent dat. De he•er Buchman zal het 1e•erste individu nog moeten aanwijzen, dat met absolute eerl.ijkheid 'en absolute zuiverheid en absolute belang•eloosheid en absolute liefde gewapend is. Ook de he,er Buchman v·erbindt de theorie met de pradijk. Maar niet l.achen als het op voorbeelden aankomt. "Grote indusi:ri·el,en herzagen hun salarissen op 1e·en basis van absolute bel.angeloosheid. Niet me•er in besla,..:;:~ genomen door de wens om steeds me·er te winnen, konden zij ,een steeds gl"oter aantal werkli·eden in di•enst nemen. In •een fabri·ek hadden de ni,euwe verhoudingen tussen werkg·ever ~en arbeiders ,e,en v,erhoogde productie en v·erme·erderde winst tot t'1esultaat. Onder gods !·eiding maakte dez•e winst de toepassing van de V•eertigurig'e werkwe·ek, de invoering van betaalde vacanti·e 'en ·een plan voor een pensioenfonds mogelijk." Nog eens, lach ni·et! Dat zijn resultaten, waa!"op de heer Buchman met zijn Oxfol"d-beweging prat gaat in ·e·en tijd, dat de arbeiders van de Sowjet-Uni,e door hun onder l1eiding van de Communistische partij consequent gevoerde kl.assenstrijd de z,es-dagen-we,ek 'en de z,evenurige werkdag veroverd hebben ~en in de ni·euwe Grondwet voor all·en zonder uitzondering het recht op arbeid gewaarborgd vinden, 1evepals het recht op ontspanning, het t'1echrl: •Qp v.erzorging bij ziekte •en ouderdom en het 1'1echt •Op onderwijs 'en dat niet in het al9eme,en, maar met 'een nauwkeurige opsomming van de middel,en, waardoor de sowj•etstaat zich van dez,e •plichten tegenover zijn burg.ers kwijten moet. En zoals het met "de 'e·conomische v11ede" van den he,er Buchman staat, zo is het ook met zijn poliHek'e raadgevingen. "AI·I,een wanne,er god hen leidt, zegt hij, kunnen de staatslieden en de nahes aan de wereld moedi9e z,edelijke l,eidraden gev,en." Daarbij schijnen 'er voor den he•er Buchman niets anders dan prestigekwesfi.es te bestaan. "Wanne,er all·es onderworpen
740
G. OOSTERLAUT
DE OXFORD BEWEGING
is .aan de bev;den van god, verli,ez,en de pnestig,ekweshes aHe waarde ,en houden op op de politi·ek'e beslissingen 'i!e druk~en. Zodra de zedelijke herbewapening ,e,en nealiteit wond~, houdt de handhaving van het pnestige op om e'en factor in e1en nationaal programma te ::z:ijn." Men staat verbaasd over de bete~enis, wel·~e de he,er Buchman .aan zo iets als het pnestig·e hecht. Het lijkt verwonderlijk, dat bij het verk,eer tussen de kapitalistische, staten totdusv,er all,es all.eenl maar om de handhaving van uiterlijk g,ezag zou z,ijn ge9aan. Natuurlijk is dat ook niet zo. Het woordj,e "pl'estige" is in de r.eden,ering.en van den he·er Buchman .aHeen maar zo belangrijk, omdat daarachter e,en hel•e trag·edie schuil ga.at van het v·e·rzaken van international·e v'erplichtingen •en het behandelen van v'erdragen als vodj.es papier. Het spl'e,ekt vanz·eH, dat de heer Buchman ons dat niet zelf v~erteH. Maar het zijn de feiten, di,e 'er des te luider van getuig,en. Het is Chamberlain, di,e· de zo hooggeroemde z·edelijke moed toont om van e,en "prestig,epolitiek" af te zi.en en ... Tsj·echoslowakijle ·en de Suderen-Duits•ers, op de nationaal-socialistische minderheid na, di,e dit zo heeft g~ewild, apoHert aan •e,en karikatuur van de vl"ede. Chamberlain laat het schijnen alsof hij "dat gevo·el van nechtvaandighe.id bezit, dat veroortoeft ni,et slechts on~e eigen moe,ilijkheden te zi.en, maar ook di,e van anderen"~ g•elijk de he,er Buchman het wil. Maar dat betek·ent, dat Chamberlain de g·el•egenheid om de weneld •e·en wane vrede te schen~en door in 1e.en sterk bondgenootschap met .all'e Vl"edeli.ev·ende ,en bij de vnede belang hebbende machren de aanvaners een halt toe te roepen, verzaakt he•eft en dat hij niet a!IJe,en de oorlog nade·rbij gebracht he,eft, maar di·ez•elfde aanvall:ers een v·e,el sterker positi•e verz,ekerd he·eft, indi.en zij het besluit tot •een ni•euwe aanval nemen. En het is zijn voorganger als eerste minister van En,g•eland, Baldwin, die hem daarvoor komt prijz,en, Baldwin, di·e de eerste ondertekenaar gewe•est is van e·en bri,ef in de Times, waarin ·een aantal hooggeplaatste Engelsen hun instemming met het denkbeeld van z•edelijk·e herbew~pening, het denkbe,eld van den heer Buchman~ betuigden. 0 ne•en, Baldwin is geen lid van de Oxford-beweging. En de elf Nederlanders, die 'een over;eenkomstige v'erklaring geile~end hebben, zijn vog·els van div·erse pluimag'e •en óók ge.en van al!,en l·id van de Oxford-beweging. Maar het is Marx, di·e het ons gel,eerd heeft: "AHe godsdiensten zijn ni·ets ander~ dan de fantastische afschaduwing in het bewustzijn der mensen van di'e uiterlijke krachten, die over hun dagelijks bestaan he·ersen." Dat geldt ook voor de Oxford-beweg·ing, al is het nog zulk een :goedkope imitati•e van •e·en godsdi,enst. Het zou ni,et de moeite waard zijn om bij één van de uitlatingen van den he•er Buchman stil te staan, wanneer •er ni·et inderdaad een afschaduwing in te vinden ware van de uiterlijke krachten, di·e op het ogenblik in de kapitalistische wel'eld he•ersen of naar de he·erschappij; strev,en. Niet door hetge•en de heer Buchman denkt, maar door
741
G. OOSTERLAUT
DE OXFORD BEWEGING
de afschaduwing, welke in de kapitalistische wer·eld he·ersende uiterlijk·e krachben daarin vinden, is de Oxford-beweging een gevaa.r. Daarom worden de woorden van den heer Buchman zo gretig aanvaard door dieg•enen, door wi·e die uiterlijke krachten, in laatste instanHe de krachten van het f.ascisme, zich in het economische l·even en de politiek laten gelden.. Daarom maken de reactionaire politici van J'lechts 1en links zich zo haastig van zijn leuz·en meester, omdat het de afschaduwing van hun eigen daden is en zij met die schaduw weer hun daden kunnen dekken. En een dubbel gevaar, omdat het ni·et in de eerste plaats de afschaduwing is van de uiterlijke krachten, die in het fascisme verzameld zijn, maar van al die krachten., die zonder het te weten en zonder het misschi·en !'eeds te will·en, in alle mogelijke graden van snelheid en inilensiteit in de richting van het fascisme gaan. Men begint bij de leiding van god en men eindig·t bij de !·eiding van Hitler. Men begint ermee, zoals te Interlaken gebeurd is, dat vertegenwoordigers van de minderheden in T~jechoslo wakije hun handen op elkaar l·eggen, ten teken dat "door god geleide minderheden bruggen tussen de naties kunnen bouwen." En het einde is, dat Tsjechoslowakije uit elkaar wordt ge.scheurd, niet uit eerbied voor het zelfbeschikkingsrecht der naties, maar omdat de zg. 1 ,democratische" staten uit angst voor de arbeidersbeweging, welke zij de wapens in handen zouden moeten geven, uit angst voor de nationale bevrijdingsbeweging in Azië en Afrika, liever op een compromis met de fascistische staten aansturen dan dat zij zich met de Sowj:etunie verenigden om een werkelijke vrede in het l·even te roepen. een vrede, g·ebaseerd op het beginsel, dat oorlog nooit of te nimmer het middel tot beslechting van conflicten tussen de naties dient te zijn. Daarom kunnen wij de Oxford-beweg·ing niet verwaarlozen. Daarom moeten wij erop uit zijn haar in al haar verschijning•en te ontmaskeren als de ideologie van de krachten, di·e in de kapitalistische maatschappij de heerschappij van het fascisme voorbereiden. Daarom moeten wij haar als een regeiJ'Iechte weg b er•e i d ster van het fascisme ontmaskeJ'Ien, omdat zij ni•et all.een de re·eds naar het fascisme gerichte krachten in de zg. "democratische" landen weerspiegelt, maar van dat ogenblik ook een kracht temeer wordt, welke in de richting van het fascisme werkzaam is. En vooral ook moeten wij haar ontmaskeren, voortdurend en hardnekkig, omdat de Oxford-beweging met haar schoonschijnende leuz·en en quasi-radicale oplossingen een zekere aantrekkingskracht oefent op kring•en van de maatschappij, die nog niet definitief de posme van het fascisme verkozen hebben, kringen, waarin wij wellicht, onder bepaalde omstandigheden, nog eens bondg·enoten zuiloen kunnen vinden om het fascisme te weerstaan. Tegen de Oxford-be~ging hebben we te strijden, hard en onverzo·enlijk, maar daarbij mogen we niet vergeten, dat elk van haar aanhangers een .individu, een mens 742
G. OOSTERLAUT
DE OXFORD BEWEGING
is, dat om geheel verschillende ~edenen, me,er of minder •Ov,eriuigd, tot de Oxford-beweging g•ekomen kan zijn, zonder daarom aan het fascisme verloren ~e zijn. Daarom moeten wij met de grootste ernst op alle verschijningen van de Oxford-beweging letten, om telkens weer gereed te staan aan haar volg,elingen de wa~e be~ekenis en de wezenlijke bestemming van dez,e beweging te onthullen. De strijd tegen de Oxford-beweging als algemene, abstracte theorie is nauwelijks de moei~e waard; de eerste de beste dominee is in staat om de oppervlakkigheid en onhoudbaarheid van haar stellingen aan te tonen. Maar wat voor ons wel van belang is en van het grootste belang, is dat wij de Oxford-beweging dagelijks en in voortdurende strijd de menselijk'e buit betwisten, welke zij in het net van haar listige leuzen tracht binnen te hal·en. De wetenschappelijk·e wapenrusting van het Marxisme is sterk ~en hecht g,enoeg om de "zedelijke herbewapenaars" te kunnen v·erslaan, hoe hoog zij zich ook boven het plan van het menselijk verstand z·ouden trachten te verheHen. Die vlieger gaa.t voor ons niet op.
743
PARIJSE ELEGIEËN THEUN DE VRIES Blauw overzilvert de zon het water van slapende parken. Glimlachend groet ons het licht; en wimpers, waarover de nacht ging, duister en zoet van lust, trillen op nu de morgen hen aanroert tintelend levensgeluk in dit verinnigd ontwaken. Keerzij des levens; de dag eis zijn recht, en de morgen wordt vurig: op ons gelaat is de zon van het rode Parijs! Klaarte slaat van de ramen, de oranje vlam van de herfstzon flakkert door 't loof van het Luxembourg en langs de terrassen; hef je gelaat naar omhoog en strek nog eenmaal de handen naar de zomer die sterft met onvergelijkelijk lachen. Zwaarte glijdt van ons af als een norse druipende mantel: deze dood is een spel, een aanvang, een dansende droom. Poorten en bogen ontvangen ons, pleinen onder de goudmist! Hier viel de zwarte Bastille, daar het hoofd van Bourbon. Rijzig en onverbidlijk gezant van het rijk der gelijkheid stond hier de stoïsche held, en het revolutielied dreunde, vaandels van de Commune, salvo's der lang-onderdrukten 't is Marianne, die lacht over trotse triomfbarricaden. Eeuwig wappert de vlag van den opstand langs deze straten: licht en muziek en de jonge verheerlijkingsdroom van de vrijheid. Zie, onze schaduw is lang en mijmerend onder de popels, zomer spint in de herfst de geheime bevende webben van het onzichtbare leed: ook dit jaar ijlt door het uurglas. Roder zie ik je mond, en mijn hand in je haar wordt vertederd, wildvertederd de hand, die om je lendenen voegt. Zie, onze liefde is fruit, gerijpt aan een donkere wijnstok, maar wij pletten den oogst in dit onsterflijk Parijs. Mannen en vrouwen gaan onder een koperk!eurigen avond, boven de hoofden de vlag: drie pijlen, sikkel en hamer naast de phrygische muts: vrijheid en macht van een volk. Arbeiders zingen het lied van de verworpnen der aarde, hymne die trekt door ons bloed als vuur door sluimerende ertsen, staalhard louterend; - hoog slaat uit de rijen de kreet op: Eenheid! eenheid! ... De grijze paleizen sluiten hun ogen voor de golfslag ben&en, die de bedding der straat oversl:ort heeft. Vuisten ballen zich bij de stormpas der schrijdende mensheid, de echo gaat over de stroom, en langs het marmeren praalgraf van een keizerlijk man, die de droom der broederschap neersloeg Maar nog zingt hier het volk, onoverwinlijk en één!
744
buitenlands overzicht
HET OFFENSIEF DER FRANSE REACTIE Mr. A. JACOBS
In de Bijbel heeft menige levens-ervaring haar klassieke formulering gevonden. Zo hebben wij bij de jongste gebeurtenissen in Frankrijk moeten denken aan de woorden van Mattheus 25 vers 29: "Want een iegelijk, die heeft, dien zal gegeve~ worden, en hij zal overvloedig hebben; maar van dengene, die niet heeft, van dien zal genomen worden, ook wat hij heeft". i Wanneer men de decreten leest, .waarmee het kabinet DaladierBonnet-Reynaud een einde denkt te maken aan Frankrijks financiële en economische moeilijkheden, en men kent de "gelijkenis der dienstknechten", dan worden de gedachten onweerstaanbaar getrokken naar dit fragment uit het relaas van den apostel. In zijn indrukwekkende beknoptheid slaat dit Bijbelvers precies op wat de heren, die zo luchtig omspringen met de eed, die zij op 14 Juli 1935 op de Place de la Bastille zwoeren (om precies te zijn: Reynaud was daar niet bij), met het Franse volk van plan zijn. Zij willen de rijken in de gelegenheid stellen, nog meer winst te maken; en zij willen de zwaarste lasten laten drukken op de grote massa, op de arbeiders, de boeren en de kleine burgerij, wier levenspeil door verhoging van belastingen, van levensmidde!enprijzen, van post- en tramtarieven enz. en door het inkorten van den tijd, die voor ontwikkeling en ontspanning veroverd was, omlaag wordt geperst. Het is de wet der reactie, die hier door de huidige Franse regering wordt ingeslagen. Op het ogenblik, dat wij dit schrijven, staat het nog niet vast, of de volksvertegenwoordiging haar in staat zal stellen, dien weg te blijven bewandelen; wellicht heerst daaromtrent ook nog onzekerheid bij het verschijnen van dit nummer van "Politiek en Cultuur". Maar wat wij op dit ogenblik aanschouwen, en zullen blijven aanschouwen, en waartegen dus de levende krachten van het Volksfront (zelfs al zou dit naar den vorm gewijzigd zijn) zich met de grootste energie moeten en zullen verzetten, is: het tegen-offensief van de reactie, van het bruutste kapitalisme. ZWAKKE POLITIEK
Dit tegen-offensief is mogelijk geworden door de te zwakke politiek der diverse Volksfront-regeringen, die de "onvaderlandslievende schobbers" (om een raak woord van Co!ijn dankbaar over te nemen) rustig hun vermogens naar een bank te Bazel en te Zurich lieten brengen, waar zij het braak lieten liggen. Nooit heeft men hen gedwongen, die vermogens dienstbaar te maken aan de belangen, wel-
Mr. A. JACOBS
HET OFFENSIEF DER FRANSE REACTIE
ke hun, naar hun beweren, zo dierbaar zijn: de belangen van Frankrijk. De mensen, die altijd de mond vol hebben van nationale saamhorigheid voelden, toen zij offers moesten brengen in het landsbelang, slechts saamhorigheid met hun beurs (men ziet dat ook elders), en noch B!um noch Chautemps noch Daladier hebben ooit ernstig gepoogd hen tot een werkelijk-nationaler houding te dwingen. De decreten van het kabinet Daladier-Bonnet-Reynaud pogen het dorre geld weer naar Frankrijk terug te lokken, en het lokmiddel is klassiek-kapitalistisch: uw geld zal rijke vrucht dragen, want wij mesten de grond met wat wij aan levensvreugde ontnemen aan den arbeider, den boer, den kleinen middenstander. Rijke Fransen, verrijkt u. Hier is een kleine beschouwing op haar plaats, waartoe men bij even dieper boren in dit probleem wel komen moet. Een beschouwing over het begrip vaderlandsliefde. De liefde tot zijn land is ieder aangeboren, gelijk Vondel met diepzinnigen eenvoud in de Gijsbrecht van Aemstel heeft gezegd. Die "liefde tot zijn land" is een volkomen natuurlijk gevoel; ge kunt het bij kleine simpele dingen al ervaren; bij een terugkeer naar Nederland, als de trein u over onze brede rivieren voert in de avond - een scheepstaeter loeit lang en er zijn lichtjes op het water -; bij een ontmoeting in een vreemde haven, waar een Hollandse boot aan de kade ligt gemeerd; voor mijn part bij een internationale voetbalwedstrijd. Die liefde voor land en taal, ja voor streek, voor stad en dorp is een tijdlang bij vele oprechte internationalisten hardhandig verdrongen geweest, omdat zij zich door hun tegenstanders tot een onnatuurlijk anti-nationalisme lieten verleiden. Die periode ligt nu gelukkig achter ons. Met name onder de Russische, de Franse, de Spaanse strijders voor het socialisme en het communisme is het besef zeer krachtig, dat zij, door hun maatschappelijk ideaal te dienen, tevens hun land dienen, ja, dat zij hun land geen beteren dienst kunnen bewijzen dan door voor dat maatschappelijk ideaal te strijden. En inderdaad, is hij, die gelooft, dat het socialisme een beter, een rechtvaardiger stelsel is dan het kapitalisme, en dat dus zijn volk en zijn land ermee zullen zijn gebaat, niet een slecht vaderlander als hij, uit laksheid of lafheid, nalaat voor dat betere stelsel te strijden? En zijn zij, die strijden in het leger, dat een land vooruit wil brengen op den weg van vrijheid, welvaart en beschaving, niet betere vaderlanders dan de lieden die, prat gaande op hun nationale gevoelens, de ontwikkeling van hun volk en van de mensheid willen stuiten en remmen, door met fascistisch geweld een stelsel te handhaven, dat ten ondergang gedoemd is, maar dat wellicht nog korten tijd hun beurs kan spekken? WAT AAN DE DECRETEN VOORAFGING
Zó ver is men in Frankrijk nog niet, en zó ver behoeft het, als alle democratische, vooruitstrevende krachten zich met kracht te weer stellen, ook niet te komen. Maar de neiging om met het fascisme te eeketteren i s er in de Franse bourgeoisie, en die neiging neemt op gevaarlijke wijze toe. Aan de financieel-economische decreten is het een en ander vooraf-
746
Mr. A. JACOBS
HET OFFENSIEF DER FRANSE REACTIE
gegaan. Er is aan voorafgegaan het congres der "socialistische radicalen" te Marseille, waar Daladier tegen de communisten ketterde, het Volksfront "opzegde" (later werd dat nog eens officieel bevestigd) en aankondigde, dat de arbeiders moesten bloeden. In Frankrijk werd toen het wrange grapje verteld, dat hij ook een rede klaar had liggen, waarin offers van de rijken werden aangekondigd, maar dat die rede een prooi der vlammen werd bij de brand, die Daladiers hotel in de as legde, en dat hij sindsdien niet meer weet wat daar in stond ... Dan is aan de decreten voorafgegaan: een geweldige beroering in Frankrijk wegens de aanslag in de Duitse ambassade, een beroering met een uitgesproken antisemitische inslag. Zeker, die beroering is uiterlijk vrij snel opgehouden; het beestachtig kannibalisme van de pogroms in Duitsland heeft ongetwijfeld ook door Frankrijk een huivering van walging doen gaan; velen hebben toen beseft (wat zij eerder hadden kunnen beseffen), dat niet "de Joden" de schuldigen waren, maar het fascisme. De huivering van walging zal echter weer voorbijgaan - men make zich geen illusies - en de antisemitische inslag zal blijven. Hij zal zelfs nog worden versterkt door het feit, dat Frankrijk onder zijn tegenwoordige leiding een mogendheid is geworden, die Duitslands wenkbrauwfronsen vreest; zó ver is het met Frankrijk al wèl gekomen, dat het zich niet meer vrij voelt in zijn binnenlandse politiek: indien een Jood zou worden genoemd als premier, dan zou er in Frankrijk-zelf een gehuil opgaan "Geen Jood, want dan wordt Hitier boos". Léon Blum heeft in zijn rede te Ryssel volkomen terecht op die door Daladiers politiek veroorzaakte verzwakking van Frankrijks zelfbeschikkingsrecht gewezen. HET VERRAAD VAN MUNCHEN
En zo komen wij dan op het belangrijkste, dat aan de decreten is voorafgegaan: de capitulatie van Munchen, hetverraad van Munchen. Naar het uiterlijk hebben Engeland en Frankrijk pas op dien noodlottigen 29sten September (toen schijnbaar de vrede, maar in wezen Hitier werd gered), Tsjechoslowakije prijsgegeven. In werkelijkheid moet dat al ruim twee maanden tevoren zijn gebeurd, en wel tijdens het Britse koninklijk bezoek aan Parijs, waarbij hunne majesteiten door den minister van Buitenlandse Zaken Lord Halifax werden vergezeld. Dat was tussen 19 en 23 Juli. Twee maanden dáárvoor was Tsjechoslowakije voor een Duitse inval behoed door een energieke houding van Frankrijk, de Sowjet-Unie en Engeland. De combinatie Chamberlain-Halifax bestuurde toen nog maar korte tijd Engelands buitenlandse politiek, Eden's invloed (op collectieve veiligheid gericht) werkte nog door op het Foreign Office; maar het resultaat schijnt de nieuwe mannen te Londen danig te hebben ontsteld: zij hadden weliswaar de vrede gered, maar tégen Hitler. Dat zou hun niet nóg eens overkomen. Want dit moet men goed begrijpen, omdat het zoveel in Engelands houding verklaart: HitierDuitsland is voor de conservatieve Britten van de Chamberlaingroep de koddebeier op het vasteland van Europa; Hitier-Duitsland moet voor hen alles tegengaan wat links is, en vooral alles wat ook
747
Mr. A. JACOBS
HET OFFENSIEF DER FRANSE REACTIE
maar naar socialisme riekt; en dus mag Hitier-Duitsland geen nederlaag lijden, en zelfs geen échec. Op 25 Juli maakte Londen bekend, dat Lord Runciman als "raadgever" naar Praag zou gaan - in werkelijkheid ging hij als doodgraver. Vijf dagen tevoren had Lord Halifax zijn Franse collega Bonnet - terwijl buiten op straat de Parijzenaars Engeland bejubelden - mededeling gedaan van het besluit der Britse regering, waarvan ook Praag was verwittigd. Parijs, dat moest voelen, waar het heenging - vlak voor zijn vertrek naar Parijs had Lord Halifax de Tsjechische zaken uitvoerig besproken met Hitiers vertrouwensman majoor Wiedemann - zag zich de leiding ontglippen; Bonnet stribbe!de nog even tegen, maar boog zich toen voor het voldongen feit. Mocht hij "Enge!ands nobel initiatief ter handhaving van den vrede" saboteren? In die Juli-dagen is, met Frankrijks medeweten en zonder veel Frans verzet, tot de ondergang van Tsjechoslowakije besloten. Runciman's enige taak was, de Tsjechen aan de praat te houden. Dat blijkt duidelijk uit zijn eigen rapport, dat hij na het "mislukken van zijn missie" opstelde, en dat eind September werd gepubliceerd. Immers hij constateert hierin met een naief soort openhartigheid, die bepaald luguber aandoet, dat het z.g. "vierde plan" der Tsjechische regering vrij"•rel alle verlangens der Sudeten-Duitsers bevredigde en dat het juist daarom voor Duitsland onaannemelijk was. Van de aanvang af ging het er immers voor Hitier niet om, Sudeten-Duitse grieven weg te nemen, maar Tsjechoslowakije te vernietigen, "ook al zou er", zooals een fascistisch blad het heeft uitgedrukt, "niet één Duitser in Tsjechoslowakije hebben gewoond". DECOMEDIE
Begin September reeds stond voor de ingewijden vast wat er gebeuren zou. De enige vraag was toen nog: hoe geeft men Hitier zijn zin op zó'n manier, dat de Engelsen en Fransen nog hoera kunnen roepen bovendien? Meer en meer vindt het sombere vermoeden bevestiging, dat te dien einde een afschuwelijke comedie op touw is gezet, die te Munchen haar hoogtepunt zou vinden. Stellig hebben de Franse bewindslieden daaraan niet zo van ganser harte meegewerkt als de Engelse; er stond voor hen veel meer op het spel, niet alleen de geheimen der door de Tsjechen gecopieerde Maginot-linie, die wel niet zo heel erg geheim zullen zijn geweest, maar Frankrijks gehele positie in Midden-Europa, een onwaardeerlijke, ja bijkans onontbeerlijke factor voor Frankrijks veiligheid. Maar d!e Franse bewindslieden hadden eind Juli op genade of ongenade de leiding overgegeven aan Engeland. Zij konden bijna niet meer terug, en mannen als Daladier en Bonnet wilden ook niet meer terug. Zij zaten in het Engelse schuitje, en zij moesten prijzen wat Enge!and zou wijzen. Van toen af aan was het Frans-Tsjechisch verdrag het papier niet meer waard waar het op geschreven was. En daarmee verviel ook automatisch de Russische plicht tot hulpverlening aan Praag. Art. 2 van het Russisch-Tsjechisch verdrag bepaalde immers, dat de weder-
748
I
!
I
Mr. A. JACOBS
HET OFFENSIEF DER FRANSE REACTIE
zijdse verplichting tot steunverlening pas in werking zou treden a:s het slachtoffer van een aanval hulp van Frankrijk zou krijgen. De Tsjechen hadden dat zelf zo gewild. Zij wilden zich niet door de Sowjet-Unie alléén I<;Jten ondersteunen - de Sowjet-Unie was er toe bereid! - want dan zou het, zoals de Tsjechische minister Vavrecka het heeft uitgedrukt, een "oorlog van het bolsjewisme" hebben geleken. Toen Hitler te Godesberg in zijn gesprek met Chamber!ain zijn eisen had geste!d, was het beslissende moment gekomen. Er ging een storm van veron!waardiging door het Franse volk en door het Engelse volle De vraag, waarvoor Chamberlain en Daladier, zelf ook ontsteld over Duitslands ruwe manieren, kwamen te staan, was toen, nog klemmender dan in het begin van de maand: hoe willig:m wij 1-litlers eisen in op een manier, die het aanneme~tjk maakt voor onze twoe ziedende volken? DE "OPLUCHTING" Er bleek slechts één oplossing te zijn: als het oorlogsgevaar zó dreigend zou lijken, dat slechts een capitulatie opluchting zou brengen, dan zou die capitulatie worden aanvaard door de opgeluchte volken. Vandaar vooral de manoeuvres, die aan Munchen voorafgingen: de Britse viootmobilisat:e, de gedeeltelijke mobilisatie in Frankrijk, de ontruiming van grote steden, de loopgraaf-graverij allerwegen. Dit gebeurde allemaal niet om een inkrimping van Hitiers eisen te bewerken; dat hebben de feiten wel geleerd. Hit1er heeft ten slotte nog meer gekregen dan hij t.e Godesb_§rg eiste. Het gebeurde ook niet, omdat men Duitsland wilde dwingen, Tsjechoslowakije keurig met mes en vork te consumeren en niet zomaar uit de blote vuist. Het gebeurde voor een klein deel, omdat men niet wist, hoever Hitier zou willen gaan, en dus geen al te grote risico's wilde !open. Maar het gebeurde in hoofdzaak, omdat de vrees-voor-oorlog een stemming moest wekken van vrede-tot-eiken-prijs. De prijs was zwaar: Tsjechoslowakije' s vrijheid, onafhankelijkheid en democratie, plus een goed brok van Frankrijks veiligheid; maar die prijs werd door Frankrijk, onder Britse druk, ten slolte betaald. Die stap-terug in de buitenlandse politiek is niet te scheiden, niet los te maken van wat er terstond op volgde: de reactie op het gebied der binnenlandse politiek. Beide dingen zijn onderdelen van één geheel: het tegenoffensief der Franse reactie. De slinger van het uurwerk der historie zwaait op het ogenblik in Frankrijk naar rechts. De ervaring van vele jaren leert, dat daarop spoedig een zwaai naar links kan volgen. Maar dat gebeurt niet vanzelf. Een grote krachtsinspanning van de levende energieën van het Franse Volksfront zal nodig zijn om het verloren terrein te herwinnen. Men mag hopen, dat zij daartoe in staat zijn. Het congres van de Franse vakbeweging heeft een bemoedigend voerbeeld gegeven. Een ding is duidelijk en het is de voornaamste les van de Septembercrisis: zolang de Chamberlains en Daladiers, de Halifaxen en Bonnets de leidsels in Parijs en Londen in handen hebben, zal het tot een
749
Mr. A. JACOBS
HET OFFENSIEF DER FRANSE REACTIE
krachtige gezamenlijke afweer van de fascistische aanvallen door de democratische krachten niet komen. Het is de eerste taak van deze krachten, het is de taak van de arbeidersbeweging bovenal, om de reactionaire kapitalistische klieken, die met Hitier en Mussolini handjeplak spelen, te verjagen - ten behoeve van de verdediging van de vrijheid en onafhankelijkheid van hun landen, ten behoeve van de wereldvrede.
TANKS IN 1300 De tanks behoren tot de meest moderne strijdmiddelen. Weinigen zullen dan ook vermoeden, dat de gedachte aan een dergelijk mechanisme reeds omstreeks 1300, dus lang voor men vuurwapenen had, bij een Nederlands schrijver is opgekomen. De vernuftige was de Brusselaar Heinric van Aken, een veelzijdig dichter, wiens hoofdwerk was de belangwekkende roman Heinric en Margriete van Limborch, waarschijnlijk de meest oorspronkelijke en zeker de meest moderne roman van die tijd. Hierin komt voor een beleg van Constantinepel door de Saracenen. De belegerden worden bij hun uitvallen vooral in het nauw gebracht door een leger olifanten, waar zij machteloos tegen staan. Ziehier, overgebracht in proza van onze tijd, wat zij uitdenken: En Tu bal had een manier gevonden, waarm~e men olifanten vellen zou in de nood: huisjes niet zeer groot ... , zes voet lang en vier wijd, die hadden menige spleet, waar men met zwaarden door stak, die zich alle in het dak bevonden. Zes voeten waren ze hoog en geheel van fijn staal en staken boven in het geheel niet uit. Zij die er in waren deden zonder geluid twee raderen draaien, waar ze mee voortgingen, ondanks wie het wilde beletten. Het was goed met mannen bezet. 100 maakten hij en zijn smeden er, gedurende de tijd dat de vrede duurde. Deze zouden onder de dieren gaan en zouden ze van onderen verslaan. Door de gaten stak men ze dood en al was hun val groot, hij kon degenen die ze deden vallen niet in het minst schaden. De tekst is niet heel duidelijk, misschien hier en daar bedorven. Wat wordt bedoeld met "zij staken boven in het geheel niet uit"? De zwaarden? Maar dan zouden deze 6 voeten "hoog" zijn, wat wonder:ijk klinkt en wat men, evenals de voor zwaarden vrij overbodige verzekering dat ze geheel van fijn staal waren, liever op de huisjes zelf zou betrekken, die dan "zonder uitsteeksels" zouden zijn. Maar hoe dit zij, de overeenkomst met de tegenwoordige tanks is treffend! Natuurlijk is het bij een fantasie gebleven het draaien van de raderen zou ook niet zijn meegevallen! J. B.
750
.
wetenschappelijk var1a HUISHOUDREKENINGEN VAN 598 GEZINNEN W. J. DE GROOT Het Centraal Bureau voor de Statistiek heelt gedurende één jaar lang in 598 gezinnen de huishoudrekeningen uitvoerig bij doen houden. Het materiaal is verzameld en bewerkt door de referendaris Stiel en in 1938 door de Algemene Landsdrukkerij uitgegeven. De Directeur-Generaal van de Statistiek, Methorst, heeft het voorwoord geschreven; allerlei verenigingen, commissies en arbeidsinspecties, tesamen met burgemeesters en de Nederlandse Boerinnenbond e.d.m. hebben op een of andere wijze medegewerkt. Het resultaat is een boek van twee delen geworden, ieder van ongeveer 200 bladzijden. Hoewel we dus wel kunnen vaststellen, dat hier een belangrijk werk moet zijn verricht, met zoveel medewerkers van zulke kwaliteiten, moeten ons toch een paar opmerkingen van het hart. In de eerste plaats een opmerking, die naar aanleiding van de voedingstoestand-statistieken van de Gemeente Amsterdam ook steeds moest worden gemaakt, nl. dat men niet voldoende "welstandsgroepen" onderscheidt. Volgens het schema van de verschillende statistieken deelt men hier de gezinnen naar 7 welstandsgroepen in: groep 1: minder dan
f f 4: f 5: f 6: f 7: f
groep 2: groep 3: groep groep groep groep
1400-f 1800-f 2300-f 3000- f 4000- f 6000 en
f 1400
inkomen,
1800, 2300, 3000, 4000, 6000, meer.
Indien we echter de uitvoerige gegevens nagaan, dan blijkt het, dat bijvoorbeeld van g r o e p 1 r u i m 9 % o f w e I 5 2 g e z i n n e n e e n i n k o m e n h e b b e n, d a t k I e i n e r i s da n 1 0 0 0 g u I d e n ; van 8 gezinnen is het inkomen zelfs geringer dan 800 gulden. Let wel: ongeveer de helft van de Nederlandse bevolking heeft een inkomen van minder dan f 800 per jaar! Op zijn minst had men dus de groep 1 in drie groepen moeten onderverdelen. En wel in een groep beneden 800, in een groep van 800 -1000 en in een groep van 1000 -1400. Het is namelijk wel interessant, dat er bepaalde verschillen zijn tussen de voedselvoorziening bij inkomens tussen de 3000 en 6000 gulden, maar in die groepen is geen mens ondervoed. Sociaal van belang zijn juist de gegevens over de verhoudingen bij de gezinnen met de kleinste inkomens. Pas daar hebben huishoudrekeningen-statistieken een méér dan academisch-wetenschappelijk belang. Maar door het onderscheiden van drie groepen in plaats van groep 1 zouden de grafieken van Deel 11 een nog grotere achterstand van de lagere inkomensklassen hebben vertoond, dan nu reeds het geval is.
751
HUISHOUDREKENINGEN
W. J. DE GROOT
Een tweede aanmerking moet nog worden gemaakt betreffende het derde .,doeleinde" van het onderzoek, nl. betreflende d e v o e d i n g s w a a r d e v a n d e v e r b r u i k t e v o e d i n g s m i d d e I e n (pag. 8, Deel 1). Dit doel van het onderzoek wordt op slechts 2 bladzijden behandeld (pag. 61 en 66, Deel 11). Op 2 bladzijden en met veel slagen om de arm, betreflende de beperkingen, die aan het Bureau waren opgelegd, betreffende het feit, dat de voedingswaarde niet vergeleken kan worden met de voedingstoestand e.d.m. Want .,met het oog op deze doelstelling zou de methode van onderzoek reeds vanaf den aanvang hierop gericht dienen te zijn". En dat was natuurlijk niet het geval! Waarom niet? Als er toch eenmaal zo'n groot onderzoek is, waarom dan niet de voedingstoestand, gezondheidstoestand, e.d. van een zo nauwkeurig onderzocht aantal mensen in verband te brengen met hun inkomen, met de voedingswaarde van hun voedsel, e.d.m.? Het zijn steeds weer dezelfde opmerkingen, die naar aanleiding van de olliciële statistieken over voeding, gezondheidstoestand, enz. moeten worden gemaakt. S t e e d s g a a t m e n m e t z ij n v r a a g s t e I I i n g e n m e t d e i nd e I i n g d e r g r o e p e n z o t e w e r k, d a t d e o n a a n g e n a a ms t e c o n c I u s i e s w o r d e n v e r m e d e n. Deze techniek is tot een bewonderenswaardige hoogte gebracht ... Overigens is het materiaal, voor zover de vraagstellingen gaan, voortreffelijk bewerkt. En het aantal interessante gegevens is, ten spijt van bepaalde beperkingen van het mnteriaal, nog zeer belangrijk. We zullen thans enkele gegevens van het onderzoek nagaan. Voeding.
A. Kosten der voed h e i d 1), p e r d a g.
ng
n centen p e r v e r b r u i k s e e n-
minder dan 2 verbruikseenheden
2-3 v.e.
3-4 v.e.
4-5 v.e.
5 en meer v.e.
minder dan 1400
53
48
39
35
30
1400-1800
62
56
44
41
35
64
55
48
44
37
50
52
39
58 63
47 54
46 54
Inkomensklasse
1800-2300 . 2300 - 3000 .
65
3000 - 4000 .
71
68 62
4000 - 6000 .
71
74
We zien hieruit, dat over het algemeen met het toenemen van het inkomen het geld, dat voor het voedsel wordt besteed, duidelijk toeneemt in iedere groep. Dat verder met het aantal kinderen het bestede geld afneemt. Dat was van te voren wel te verwachten. Maar bovendien blijkt, dat voor de lagere inkomensklassen de onkosten voor het voedsel, hoewel de bedragen per voedingseenheid en per dag veel geringer zijn, op het gehele inkomen berekend veel hoger zijn, dan bij de grotere inkomens. Terwijl voor de inkomens van 3000 gulden en meer het voedsel maar 12-13% van het gehele inkomen kost, stijgt dit percentage in de lagere Eén verbruik se en he i d is een volwassen man (16 jaar en ouder); een volwassen vrouw (14 jaar en ouder) wordt op 0.9 verbruikseenheden gerekend. Een kind van 0 jaar op 0.15 eenheden; ieder volgend jaar rekent men voor een kind dan 0.05 eenheden meer, totdat bij de meisjes met 14 jaar de 0.9 is bereikt en bij de jongens met 16 jaar de 1.0.
1)
752
HUISHOUDREKENINGEN
W. J. DE GROOT
inkomensklassen sterk progressief, zodat voor de andere groepen de volgende cijfers gelden: minder dan 1400 44%
1400-1800 1800-2300 2300-3000
38% 33% 29%
Uit de vergelijking van deze beide statistieken kunnen we afleiden: a. met het dalen van het inkomen stijgt verhoudingsgewijs de uitgave van het voedsel van 12 tot 44 %1 b. toch blijft voor de laagste groepen de waarde van het voedsel 25-40 % achter bij de hoogste groep. Voor de hu is huur geldt ongeveer hetzelfde, maar in minder uitgesproken mate. Verhoudingsgewijs is voor de kleinere inkomens de huishuur ook een veel grotere post, dan voor de hogere inkomens, hoewel de huursom op zichzelf ge· ringer is, en de kwaliteit van de woning ook minder goed. Bij de groep tot 1400 gulden inkomen bedraagt de huur ruim 16% van het inkomen; bij de groep van 1800-2300 gulden nog bijna 15%. Voor de hoogste inkomens is het huurpercen· lage slechts 9 %! Indien we de bewoning (onkosten voor licht, warmte, her· stelwerkzaamheden, etc.) nagaan, zien we het omgekeerde. Daar zijn de uitgaven in de groepen der lagere inkomens niet alleen absoluut veel lager, maar zelfs in procenten. \Af e zien een onregelmatige stijging van deze onkosten van ruim 11 % in de laagste inkomensgroep tot 16 -17 % in de hoogste inkomensklasse. Terwijl dus de uitgaven voor h u i s h u u r en b e wo n i n g gezamenlijk in alle groepen ongeveer gelijk zijn (25- 28 %), is de verdeling voor de lage inkomens· klassen veel ongunstiger. Daar wordt voor de huur verhoudingsgewijs veel meer uitgegeven, voor warmte, electriciteit, gas, enz. verhoudingsgewijs veel minder. M.a.w. voor de verhoudingsgewijs slechtere woningen wordt door de gezinnen met lage inkomens verhoudingsgewijs veel meer betaald, waardoor voor de bewo· ning veel minder overblijft. H e t i s d u s n i e t a I I e e n z ó, d a t d e I a g e r e i n k o m e n s o p z i c h z e I f s I e c h t s g e r i n g e r e u i t· g a v e n mo g e I ij k m a k e n, m a a r d e v e r d e I i n g v a n d e u i t· gaven is in vele opzichten ook nog ongunstiger! In ieder opzicht en steeds zijn onder de tegenwoordige economisch-sociale verhou· dingen de verhoudingen van de lasten zodanig, dat de minst draagkrachtige gezin· nen in de ongunstigste omstandigheden verkeren. Ten opzichte van huishuur en bewoning blijkt dit nog duidelijker, wanneer we nagaan, aan wie deze bedragen weer ten goede komen. De h u i s h u u r vloeit grotendeels af naar particuliere huiseigenaren, die dus een zekere winst maken, d.w.z. van hun kapitaal rente trekken. Aan de ande1·e kant geschieden belangrijke delen van de betaling voor de b e wo n i n g aan niet-winstgevende overheidslichamen (gas, electriciteit, water). D.w.z. dat daar, waar particulieren winst maken, de lagere inkomens het zwaarste belast zijn. Nemen we een andere rubriek: die van de I i c h a m e I ij k e v e r z o r g i n g en van de g e zo n d h e i d s zo r g. Het zal wel niemand verwonderen, dat de bedragen, die hiervoor worden uitgegeven, het laagste zijn bij de lagere inkomens: inkomen tot 1400 gulden . inkomen boven 6000 gulden
48.58 gulden per jaar 247.00 gulden per jaar
Maar zelfs deze verhoudingsgewijs lage uitgaven drukken, als percentage berekend,
753
W.
J. DE GROOT
HUISHOUDREKENINGEN
bij de lagere inkomens ongeveer anderhalf maal zo zwaar. Want deze uitgaven maken op het inkomen uit: voor inkomens tot 1400 gulden voor inkomens boven 6000 gulden
. 4.32% 2.98%
Wanneer we deze dingen voor ogen houden, behoeft het ook geen verwondering te baren, dat er slechts één groep van uitgaven is, waarin de hoge inkomensklassen ver ten achter blijven bij de lagere inkomensklassen. En dat zijn de uitgaven, die ten doel hebben, bij te dragen aan een verandering van de maatschappelijke omstandigheden. Voor p o I i t i e k e en v a kv e r e n i g i n g s doe Ie inden hebben degenen met hoge inkomens weinig interesse - behoudens een dadelijk te noemen uitzondering -. Terwijl in de gezinnen met lage inkomens de uitgaven voor politiek op de z e v e n d e en de n e g e n d e plaats komen, beneden 1400 gulden inkomen van 1400-1800 gulden inkomen
30.82 gulden 31.68 gulden
neemt deze post in de drie hoogste inkomensklassen de v ij ft i en d e (de laagste) plaats in: 10.99 gulden van 4000-6000 gulden inkomen boven 6000 gulden inkomen
12.55 gulden
De loop van de percentages is dan ook in voortdurende daling! En wel van 2.75 % in de laagste tot 0.15% in de hoogste klasse. We schreven boven, dat er wel één uitzondering was. Inderdaad vinden we bij de groep boven 6000 gulden inkomen een enkel zeer belangrijk inkomen: een ingenieur in Eindhoven met bijna 20.000 gulden inkomen. Maar in deze groep missen we de zeer g rot e i n k o m e n s. De inkomens, zoals die van de negen goede Nederlanders, die enige weken geleden een oproep deden aan de Nederlandse regering, om verder te v e r s o b eren ; de inkomens van de heren voorzitters en bestuursleden van naamloze vennootschappen: van tientallen naamloze vennootschappen, zoals de heer Crena de longh, de heer van Beuningen, e.d. We spreken een klein vermoeden uit, dat niet ver van de waarheid zal zijn. Namelijk dat deze heren en hun collega's in de statistiek voor politieke- en vakverenigingsdoeleinden geen slecht figuur zouden slaani Tenminste niet wat betreft de bedragen op zichzelf - want het is nog de vraag, of hun duizenden guldens percentsgewijs voor de reactionaire strijd t e g e n de vooruitstrevende politiek en t e g e n de vakverenigingen, de 2.75 % zouden halen, die de werklozen, de slecht betaalde arbeiders, de kleine boeren ook, van hun karige inkomen af weten te woekeren voor de verdediging van deze sobere karigheid! Interessant zijn ook de cijfers voor de uitgaven betreflende de g o d s d i e n st. Die bereiken een top bij de 4000 gulden, om daarna weer te dalen. Niet alleen te dalen in percentage, maar zelfs in het bedrag in guldens. Dat de .,arme weduwe" dus af en toe haar penningske nog offert, is nog altijd een feit. En evenzeer is het een feit gebleven, dat de .,rijke" hierbij ver achterblijft. De vertroosting met het hiernamaals maakt bij hen, die hier beneden reeds een .,materialistisch" paradijs hebben, blijkbaar weinig indruk. Verder valt uit deze statistiek weer een bevestiging al te lezen, dat speciaal de middenstand, de tussenklassen, in Nederland het meest godsdienstig is. Tenslotte nog enkele gegevens over de on t wikke I in g en de ontspann i n g. De stijging in deze uitgaveklassen is, zowel wat de bedragen in guldens,
l,'
754
W. J. DE GROOT
HUISHOUDREKENINGEN
als wat de percentages betreft, geleidelijk stijgend. Een bevestiging voor het feit, dat ontwikkeling in deze maatschappij niet gebonden is aan het k u n n e n, maar aan het g eI d. De curven voor ontwikkeling en ontspanning lopen - zoals gezegd - vrijwel evenwijdig. Met één uitzondering. Bij de 4000 gulden stijgt de uitgave voor de ontwikkeling - zowel in guldens als in percenten - duidelijk boven de uitgave voor de ontspanning. Waarschijnlijk is de verklaring hiervan, dat tussen de 3000 en 5000 gulden inkomen de school- en lesgelden een dergelijke belasting vormen, dat de ontspanning verhoudingsgewijs achter moet blijven. In het voorgaande hebben we enkele van de belangrijkste cijfers uit het uitvoerige materiaal aangehaald en van commentaar voorzien. We verwachten wel, dat bepaalde mensen ons commentaar "niet objectief" zullen vinden. Inderdaad, zo "objectief" als het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn wij niet geweest. Het Centraal Bureau weet de conclusies namelijk altijd zo "wetenschappelijk-objectief" te houden, dat de b e t e k e n i s v a n d e c ij I e r s achter deze "objectiviteit" schuil gaat. Maar is in werkelijkheid d e bete k e n i s va n d e c ij Ie r s n i e t v a n g r à t e r b e I a n g, d a n d e b I o t e c ij I e r s z o n d e r m e e r 7 Er bestaat een soort objectiviteit, die nergens conclusies wil trekken. Dat is niet de onze. Onze objectiviteit tracht in de bomen van de cijfers het woud van hun samenhang en van hun betekenis te doorzien en aan de dag te brengen. De betekenis van de cijfers over 598 huishoudrekeningen ligt niet in een .,interessant cijfer-materiaal", maar in de illustratie, die deze cijfers geven van de onhoudbaarheid van de tegenwoordige sociale toestand. Want bezien we even de aantallen der verschillende groepen, over het gehele land. 1) Inkomen 800-1400 gulden Inkomen 1400-2000 gulden
46.35% 27.21% Samen
Inkomen 5000-10.000 gulden Inkomen 10.000 gulden en meer Samen
73.56% lil 3.41% 1.36% lil 4.77%
Bijna de helft van de a a n g es I a g e n bevolking heeft een inkomen beneden de
1400 gulden. En dit betreft slechts de aangeslagen inkomens. Want terwijl het aantal volwassen zelfstandige personen in Nederland sinds 1930/1931 is toegenomen, is het aantal aangeslagenen gedaald van 1.892.553 tot 1.284.556, of wel met ruim 607.997 (ruim zeshonderdduizend). Deze zeshonderdduizend hebben dus niet eens meer een belastbaar inkomen, d.w.z. hebben een inkomen beneden de 800 gulden. De verarming der massa's onder de crisis van het kapitalisme wordt hier duidelijk gedemonstreerd. Even duidelijk als de cijfers van het onderzoek van de 598 huishoudrekeningen aangeven, welke gevolgen deze verarming voor de 1.552.893 voor de ruim anderhalf millioen met hun gezinnen - heelt, die inkomens van 800-1400 gulden en van 1400-2000 gulden verdienen, of die wegens een inkomen beneden de 800 gulden niet op de statistiek der belasting voorkomen.
1)
Centr. B. v. Statist., Jaarcijfers 1937: pag. 196.
755
DE OPSTAND TE MADRID WORDT ONDERDRUKT
-
DE GOY A
FRANCISCO DE GOYA
(1746-1828) BERTUS SCHMIDT
Op het tijdstip, dat in een groot deel van Europa de machtige stormloop aanving tegen het feodale absolutisme, waren de maatschappelijke krachten, die op het Iberische schiereiland de economische vrijmaking moesten bewerkstelligen, nog niet volgroeid. De remmen, welke de economische vooruitgang belemmerden, bleven op hun p:aats en werden Spanje noodlottig. Het gevolg was, dat de geschiedenis van Spanje zich voltrok als een eindeloze tragedie van bloed en tranen. De krachten der burgerlijke revolutie werden herhaaldelijk teruggeworpen en slechts de voortdurend scherper aan den dag tredende tegenstellingen, welke het overleefde feodale stelsel te voorschijn riep, vermochten op den duur deze krachten, versterkt met de massale verzetsbeweging van het Spaanse proletariaat, de geweldige ontwikkeling te geven, welke de noodzakelijke val van dit stelsel bespoedigde. Hoe krampachtig het Spanje der grootgrondbezitters en der generaals zich tegen de definitieve beslissing verzet, {oont ons met verbijsterende duidelijkheid de worsteling der jonge Spaanse Republiek met de reactionaire horden van Franco. 1'1aar ook het Spanje van Francisco de Goya, die naast Velasquez en El Greco de naam van Spanje in de schilderkunst hoog houdt, heeft aan het einde der 18e en het begin der 19e eeuw gedreund onder de geweldige uitbarstingen, die vooraf gingen aan de geboorte van een nieuwe tijd. Temidden van grote gebeurtenissen heeft hij de etsnaald en het penseel gehanteerd om op indrukwekkende wijze de wanhoop en ontreddering van zijn tijd weer te geven. Met hetgeen hij achterliet, schonk hij ons tevens een der gruwelijkste hoofdstukken uit de geschiedenis van Spanje. Geboren in 1746 te Fuentedetodos in Aragón als zoon van een armen landbouwer, komt hij, dank zij de bemoeiingen van een dorpspater, op het atelier van Luzan te Saragossa. Maar Goya is nog jong en ongevormd, zijn natuur is hartstochtelijk en tussen de muren van het atelier is het maar klein. Als een overmoedige treebadoer stort Francisco zich in de dolste avonturen, waarin het mes en de vrouw reeds vroeg een rol spelen. Het duurt niet lang of in Saragossa wordt de grond hem te warm onder de voeten, en met een hart, dat hem wild kloppend naar nieuwe avonturen drijft, begeeft hij zich naar Madrid. Het is een vergeefse reis voor deze rusteloze en onstuimige levensgenieter, weldra zien wij hem, maar nu als stierenvechter, van dorp tot dorp trekken op zoek naar roem. Tussen al deze romantische belevenissen door blijft hij schilderen. Zijn doel is Rome, de eeuwige stad, in die dagen waren de Italiaanse meesters hoog in aanzien. In 1788 keert hij dan eindelijk naar Madrid terug om er, na zijn lange zwerftochten, zichzelf terug te vinden. Zijn vruchtbare tocht in het rijk der schoonheid kan beginnen. Voorlopig bepaalt Goya zich tot godsdienstige onderwerpen en tapijtversieringen. De decoraties in de San Francisco el Grande vormen de bewijzen van zijn meesterschap. De stijl, waarin hij schildert en
157
BERTUS SCHMIDT
FRANCISCO DE GOYA
tekent is die van de 18e eeuw, dezelfde als bij Fragonard, decoratief vlak. De verdeling van licht en donker is zijn kracht en doet ons aan Rembrandt denken, voor wien hij zeker een grote verering heeft gekoesterd. De sfeer zijner landschappen is van een grote innerlijke zuiverheid - het zijn voor het merendeel een soort Arcadische idyllen, waarin jonge mannen en vrouwen zich in blijde onschuld amuseren. Het is een stemmingskunst in kleuren, welke aan den Fransman Watteau herinnert, die Goya in vroege werken, zoals de decoratieve schilderingen der Jaargetijden voor het Escorial, heeft gebruikt en waarin de genoege!ijkheden van het landleven nog sterk onder den invloed van het Rococo zijn geschilderd. In vergelijking met later werk ziet men in den Goya van déze periode terecht de verpersoonlijking van de overgang van de 18e naar de 19e eeuw, van de Rococo naar een impressionistische Romantiek. Een andere zijde van zijn kunst, waarmede Goya reeds zijn tijdgenoten in vervoering bracht, was de bewonderenswaardige vlotheid om met weinige penseelstreken een individu met volmaakte trefkracht te karakteriseren. Sommigen verwijten hem effectbejag en achten zijn scheppingen dikwijls gemaniereerd en niet altijd even correct in de tekening. Deze critiek is gemakkelijk te verklaren als men bedenkt, welk een pijnlijke onthulling van karaktereigenschappen Gaya's portretten voor de toenmalige heersende klasse inhouden. Daar is, om een voorbeeld te noemen, het monumentale doek van Carlos IV met zijn gemalin Maria Louisa van Parma en de overige familieleden. Het is geschilderd in 1800, in zijn besten tijd en men kan nauwelijks een glimlach onderdrukken bij deze snijdende en striemende ontleding van een troep caricaturen, die nota bene een koninkrijk moesten regeren! Maar hun stompzinnige en protserige gelaatsuitdrukking, hun lege en geposeerde houding, hun trekken van wreedheid en heerszucht kunnen niet anders dan de waarheid zelf zijn. En dat zij deze waarheid tegelijk met het schilderij accepteerden, is nog het vermakelijkste van alles. Dit doek met zijn ontstellend beeld van de decadentie der heersende klasse mag gelden als het voorspel van de grote verandering, die in zijn kunst zou optreden. Na zijn 45ste jaar, als hij zich heeft hersteld van een zware ziekte, is het niet meer de Goya der romantische parktaferelen, die van zich doet spreken. In zijn kunst verrijst een nieuw thema, de verdierlijkte mens in een wrede tijd! Is het zijn ziekte, de toenemende doofheid, zijn het de aanvallen van zwaarmoedigheid, die deze plotselinge verandering verklaren? Misschien wel ten dele, doch wij voor ons geloven, dat de maatschappelijke factoren een aannemelijker verklaring aan de hand doen. Goya was hofschilder en een goed katholiek. Eens schreef hij aan een vriend, dat zijn innigste wens in vervulling ging, wanneer zijn Koning en de Infant tevreden over hem waren. Een dergelijke uiting in zijn eerste tijd wijst nog op geen enkele opstandigheid. Wij moeten echter goed in het oog houden, dat Spanje aan het einde der achttiende eeuw, na een korte opleving door de politiek der koningen en hun Italiaanse ministers, een tijdperk van verval tegemoet ging. De tekenen van dit verval vinden wij
,I
:'i :' 'i
758
BERTUS SCHMIDT
FRANCISCO DE GOYA
in het door corruptie en zedeloosheid aangetaste hof, in de topzware militaire kliek, in de enorme tekorten van de schatkist en de wrede ellende van handwerkers en boeren. Bovendien deed zich de nawerking der Franse revolutie, ook na de machtsovername door Napoleon, geducht voelen. Het waren de idealen van het humanisme en de "rechten van den mens", die bezit namen van de meer ontwikkelden, en die zeker niet nalieten, ook op Goya en zijn ontvankelijke ziel grote indruk te maken. Maar zijn land lag opengescheurd door de feodale versnippering, terwijl de onkundige oorlogvoering en het verlies der koloniën iedere vruchtbare voedingsbodem aan de opkomende bourgeoisie had ontnomen. De veranderde Goya leren wij het best kennen in een serie etsen, welke onder de naam van "Los Desastres de ia Guerra" (de verschrikkingen van de oorlog) een grote bekendheid hebben verworven. Goed beschouwd ligt het hoogtepunt van Gaya's kunstzinnige betekenis in zijn grafische werk, dat zowel door de hoog ontwikkelde techniek als door levendigheid van voorstelling de bewondering van velen opwekt. Doch hoewel hij in zijn "Caprichos" (gedachten) en "Tauromaquia" (stierengevechten) een oorspronkelijke ideeënrijkdom en een scherp waarnemingsvermogen aan den dag legt, winnen deze "Desastres" het door de bittere spot en vlijmscherpe critiek, die zij op de politieke, kerkelijke en maatschappelijke toestanden van zijn tijd hebben uitgeoefend. Hier ziet men, hoe de maatschappelijke gebeurtenissen van den hofschilder Goya een revolutionair hebben gemaakt en van den goed-katholiek een anti-clericaaL Om een indruk te krijgen van de snel opeenvolgende gebeurtenissen in het begin van de 19e eeuw, dient men te weten, dat de gunsteling van koningin Maria Louisa, een zekere Godoy, de oorzaak was van deopelkaar volgende, tot jammerlijke nederlagen leidende oorlogen. Godoy, die zich volkomen door zijn eerzucht liet leiden, oriënteerde zich op Frankrijk, sloot verdragen met dit land en provoceerde tenslotte in Maart 1808, bij den oorlog tegen Portugal, de intocht van Franse troepen in Spanje. De Spaanse koningstroon wankelde en Carlos IV droeg zijn rechten op het koningschap over aan Napoleon, zijn broeder, die Josef, den koning van Napels, tot koning van Spanje benoemde. Hoewel het Napoleon vrij gemakkelijk gelukte de Spaanse koninklijke familie opzij te zetten, zag hij zich toch spoedig in zijn verwachting teleurgesteld om Spanje in een handomdraai te bezetten en aan zijn belangen dienstbaar te maken. Het Spaanse volk stelde in het geheel geen prijs op Napoleons bedoelingen en was meer geneigd, in diens optreden de smaad der vreemdelingen-heerschappij te voelen. Nationale trots en wilde vreemdelingenhaat, patriottische geestdrift en godsdienstig fanatisme prikkelden het volk tot weerstand, en de opgewondenheid der natie deed de zwakte van de eigen middelen en de ontzaggelijke overmacht van den tegenstander volledig vergeten, zodat niemand ook maar aan de overwinning twijfelde. Reeds op 2 Mei 1808, bij het bericht van Ferdinands ontvoering naar Bayonne, was te Madrid een volksopstand uitgebroken, welke het eerste verzet van het Spaanse volk tegen de Franse bezetting inluidde. De provincies, Asturie vooraan, volgden, provinciale Junta's werden
759
BERTUS SCHI'•II DT
FRANCISCO DE GOYA
gevormd, en in het gebergte barstte de Guerilla in alle hevigheid los. Spanje's onafhankelijkheidsoorlog was begonnen. Los Desastres de la Guerra is een hoofdstuk van deze wrede oorlog en harteloze tijd. Het is bovendien een werk geworden, dat niet blijft stilslaan bij Gaya's tijd en dat door zijn schier bovenmenselijk reaiisme het lijden vertolkt van elk volk, dat zijn velden heeft zien vertrappen en zijn woningen heeft zien verwoesten onder het brute geweld der oor!ogsvoerende soldateska. Hier trekt het leed van Spanje en van de wereld voorbij als een macabere galery vol oorlogsvisioenen. Een reis, die Goya ondernam naar Aragón, bracht hem in aanraking met het oorlogstoneel. Zijn etsnaald heeft schokkende en ongelofelijke gruwelen vastgelegd. De wanhoopskreet van verkrachte vrouwen klinkt in onze oren, fusillades knetteren ons tegemoet, lijken worden beroofd en geschonden, gevangenen op beestachtige wijze mishandeld, weerloze boeren aan boomstronken opgehangen. Hij toont ons de heldendaden der barbaren, die hun slachtoffers in stukken snijden, terwij de bevolking voor zoveel wreedheid moet vluchten en bijna krankzinnig wordt van angst. Aan deze oorlogswaanzin ontbreekt alle pathos of sentimentaliteit, niets is onduidelijk, maar ook niets wordt verheimelijkt. In het zwart en wit als tegenstelling heeft hij een buitengewoon sprekende uitdrukkingskracht bereikt, en door het accentueren van bepaalde delen in de voorgrond doet hij de hoofdzaken sterker uitkomen. De werken, welke hij in deze periode schildert, schijnen ontsproten aan ongebreidelde fantasieën. Bijna kleurloos, met een hels zwart geschilderd, groeit hier de effect-werking der kleuren tot een broeierige en lugubere caricatuur. Het zijn doeken, waarvan hij zelf zegt, dat "zij iets hebben, wat bestelde dingen gewoonlijk missen". Door zijn kunst dreunt een bijna demonische klank, soms benauwend en angstaanjagend, waarbij men het gevoel krijgt uit een koortsdroom te worden gewekt. Eerst nu bemerkt men, hoe diep de innerlijke crisis bij Goya geweest moet zijn, voor hij zijn kunst die enerzijds zo realistische en anderzijds zo fantastische inhoud kon geven. Het lijden van den kunstenaar verwerkelijkte zich, en dit is ook de reden, waarom voorstellingen, welke door den beeldenden kunstenaar bij voorkeur niet worden uitverkoren, door Goya tot een ontroerende schoonheid zijn verheven. Er bestaat een prachtig menselijk zelfportret van hem (uit 1815), en bij het beschouwen van dezen Hinken kop met de zelfbewuste gelaatstrekken en de koene scherp observerende ogen wordt Goya ons op slag bijzonder sympathiek en vertrouwd. Hier staat geen vleier of gunsteling voor ons, maar een openhartig en begrijpend mens, iemand, die zich aan zijn koninklijke opdrachten hield, maar zeker niet bang was om zijn persoonlijke visie te laten gelden. Welk een barre, maar tegelijk goedhartige uitdrukking zit er in die kop en ... hoe spottend kijkt hij ook door ons heen! Als Goya oud wordt, neemt zijn houding tegenover de wereld een nog bitterder en nog spottender vorm aan. Zijn huis lijkt op een rariteitenkabinet vol zonderlinge en hatelijke muurdecoraties, die elk afzonderlijk zo puntig karakteristiek zijn voor de zwakheden zijner
760
BERTUS SCHMIDT
FRANCISCO DE GOYA
mede-mensen. Dit zijn de uitingen van een ontgoochelde, een teleurgestelde, maar zij konden slechts door het hevig gepassioneerde zieleleven van den kunstenaar een dergelijk beklemmend aanzien verkrijgen. Door de huidige strijd in Spanje is Gaya's kunst voor ons allen en niet het minst voor het Spaanse volk aan betekenis gaan winnen. Zijn critiek op de beestachtigheid van de oorlog is actueel, en zijn Desastres de la Guerra spelen zich in meer moderne vorm aan de fronten van de burgeroorlog af. Maar Goya toonde ons tevens, dat honderd jaren geleden, dank zij de verzamelde krachten van het Spaanse volk en dank zij de eensgezindheid, de vreemde barbaren van de Spaanse aarde werden weggevaagd, en hierin ligt voor onze tijd nog wel de voornaamste betekenis van dezen op zichzelf reeds zo groten kunstenaar!
ZELFPORTRET UIT 1815 ',i.
DE GOYA
ADALBERT STIFTER - DE DICHTER VAN HET BOHEMER-WOUD W. VAN ELHORST
Enige maanden g·eleden he.eft men zowel in Tschecho-Siowakije als in het Derde Rijk de z,eventigste sterfda.g herdacht van den groten Sudeten-duitsen schrijver Ad a I b e r t St i ft e r, de nov.ellist va'l "Abdias", "Brigitte", .,Das Heidedorf", "Der Hochwald", de auteur van "Nachsommer" .en "Witiko" en z,ov•ele andere klassieke meesterwerken der Duitse literatuur. Ik we·et ni,et of zijn werken ten onz•ent (in de prachtig-e uitgave van de Sudetendeutsche Verlagsansfait Franz Kraus te Reichenberg) gel·ezen worden, want ·ofschoon niemand minder dan Hugo ven Hofmannsthal •en Hermann Bahr in de laatste jaren van hun J.ev·en telkens ·opnieuw op de kunstwerken van Stifter de aan-' dacht v>estigden, drong diens roem sl·echts aarz•el·end tot het buitenland door. Misschi·en kan ik, om U e•en indruk te geven van het diepste wez,en van dezen dichter, hem nog het best V•er9'elijk•en met Pot g i •e ter, wi·ens wez,en Albert V·erwey e•ens samenvatte in de woorden "Droom en Tucht". Adalbert Stifter was immers, ev>enals Potgieter, een waarachtig schrijver, di·e, door dit samengaan van Droom en Tucht, zijn onstuimig-e kunstenaarsnatuur niet maar den vrij·en teu9el Ji,et, doch haar in vaste, goede banen leidde. Het nationaal-socialisme kan dus onmo9elijk aanspraak op hem maken, al zal de Henl•ein-beweging, in innige samenwerking met de Reichsschrifttumskammer, geen poging hiertoe ongemoeid laten, hoewel, ondanks alle zog.enaamde bewondering voor d·eze schrijv·er, onder Hitier geen enkel·e nieuwe uitgave van zijn werk werd 9epublioeerd. Toen twee jaren geleden een deg•elij~ J,ev>ensbeschrijving van Stifterbij het Rowolt-V·erlag te Berlijn het licht zag, en de auteur, die zich Urban Roedl noemde, •eigenlijk van joodse oorsprong bl·e·ek te zijn, Bruno Adler heette en uit Karlsbad afkomstig was - uit het Sudeten-duitse gebi·ed dus - sch!'le•euwde men moord en brand over dit "verraad" van het "Deutsche Volkstum" en beweerde dat de "TsJechen" de figuur van Stifter opz,ettelijk v>ervalsten! Maar de Tsjechen komt de eer to·e, ons de eerste voll·edige, klassi·ekie uitgave van de werken van dez,en groten duits·en schrijv>er te hebben gegeven. Adalbert StiHer behoort ni·et aan het duitse fascisme, ni·et aan de Henleinbeweging, maar aan het Duitse volk en aan de democraten van alle landen. De dichter van het Bohemer-woud was weliswaar geen politieke strijder, doch een stille dromer. Maar zijn dromen - wij zuHen het trachten te bewijz,en -pasten ni1et in het minst in het programma van het fascisme. In een brief uit het jaar 1845 aan zijn vri•end Hartmann lez•en we wat de jong.e democratische auteur Lorm over een bezoek 763
W. VAN ELHORST
DE DICHTER VAN HET BOHEMER-WOUD
bij StiHer, die in die jaren .in We,e:nen Viertoefde, schrijft. "Hij woonde daar a.fgezonderd 'en zonder contact met de tijd en de hedendaags•e stromingen, hetge·en trouwens ook uit zijn werk blijkt. Om poliHek be~ommert hij zich ni·et 'en het ~ostte me ve·el moeite om hem daarover aan het sprekien re krijgen. Nimmer zal hij zijn idyllische huisj•e verlaten, om te ga.an zien, wat buiten in de wereld gebeurt. Met het radikalisme is hij het niet e•ens, omdat hij 1e•en af~eer heeft van geweld. Toen ik hem onder het oog bracht, dat het radikalisme niet aHe•en gewelddadig was maar slechts •een kreet, die de geweldige druk ten gevolg:e heeft, zweeg Stifter en dacht hij waarschijnlijk aan de "Mappe des Urgrosvaters", waaraan hij momenteel schrijft." Deze brief geeft ·ons 'een indruk van de beide richting•en in de Oostenrijkse literatuur van die jaf"1en. Dez•e periode was niet alleen het tijdperk van Metternich, maar ook de tijd van de liberal·e burgerij, die de literatuur als wapen in de strijd voor de vrijheid .gebruikte. Adalbert Stifter behoorde 'e1chter tot de stilloen in den lande. In ge•en zijner werkie1n zal men 1een direde neersl.a.g vinden van de politieke 9ebeurbenisse:n, di·e destijds in de wereld plaatsgrepen. Het l·eed der vernederden en onderdrukten van zijn volk scheen hem koud te laten. Hij putte de stof voor zijn kunstwerk·en alle·en uit de natuur van zjjn geboorteland, uit de bergen en bossen van het Bohemerwoud. "Das Sandkörnl,e.in und der Halm auf dem F1elde" - waren voor hem een spiegel van het "E,euwige en Oneindig,e." In al dez1e v•ertellingen, die hij bundelde onder de titel "Studi•en" en "Bunte Steine" is hij een landschapschilder van groot talent, die in de Duits•e literatuur zijn weerga ni·et ~ent. En in zijn beide grote romans "Der Nachsommer" {die Nietzsche bjj voork•eur las) en "Witi~o" is hij •e\llene·ens ,e,en 1erk•end me•ester van het Duitse proza, zodat v. Hofmannsthal terecht schreef, dat Stifter reeds door deze beide werken all·e·en •een "geistig•e Macht" was geworden. Maar - ook al poogde Adalbert Stifter zich in zijn werk aan de invloed van zijn tijd te onttrekk·en, toch was hij geen vijand van de strijd om de vrijheid. De he,.,en Nazi-critici weten drommelsgoed waarom ze in hun geschriften OVier Stifter siJe,eds zwijgen over het feit, dat Stifter onder invloed van H 1e rd 1e r 1een re•eks van 34 .arti~elen publiceerde over de vraag: "Wat is vrijheid?" - bijdragen, die waard zijn aan de V·ergetelheid ontrukt te worden en waarvan de nadruk in het Del"de Rijk waarschijnlijk v·erboden zou worden, want niets Vf"1ez·en de Nazi's me,er dan het woord vrijheid. {,;Achter het wool"d "vrijheid", v•erklaarde onl,angs te Götting•en de ~ascistische "Cultuur-minister" Rust, loer·en demonen.") Ook ov·er de periode, waarin Stifter zich met het openbarE!! onderwijs bezighield, zwij9en deze her·en li·ever, ov·er zijn wanhopi9e kre,et: "Mehr BHdung, nur mehr Bi·ldung !" En ook zijn woorden uit "Der Waldjäger": "Hoofdz.aak is immers altijd dat de Mens in de waarste betekening van het woord Mens is" ka;n
'i
764
W. VAN ELHORST
DE DICHTER VAN HET BOHEMER-WOUD
het fascisme, dat in wezen anti-humanistisch .en barbaars is, onmog.elijk tot de zijne maken. In "Witiko", waarin Stifter, actueler dan ooit, de gedachte aan e~en vre,edz.aam samenl,ev,en der beide volkeren in zijn vaderland B oh e m'en prodameert, schrijft hij: "Elke oorlog tussen mensen is een onding. De macht ~en de kroon kunnen i·ets nuttigs tot stand breng.en - doen zij dit niet dan zijn ze niets waard. AU.e staben ter wereld moesten hun kwesti·es samen re9el,en; dan zou ni,emand door een .ander overwonnen worden 'en ni,emand de buit van ·een vijand worden." En in 'een brief aan zijn uitgever: "Wij hebben toch 'e·en Staat om ons daarin als mensen te voelen; zij. moet ons tot mensen opvoeden om staatsburgers te hebben, om ,e,en Staat t.e zijn en 9een gevangenis, waarin men kanonnen nodig· he,eft, opdat de wilde dieren ni·et kunnen ontsnappen." Evenals zijn grote landgenoot G r i 11 par z ,er verlangde hij hartstochtelijk naar een betere tijd: "Want als de volk,eren ondergaan is het de kunst, di·e het zinkende schip in de eerste plaats v~erlaat; alvot"ens de Grieken door de slaV~emij geschandvl,ekt werden, vluchtte de kunst." Toen ,enige maanden later het liberal'e blad "~onstitution" v~er scheen, stond Stifters naam naast die van Grillparz,er, Zedlitz en Anastasius Grün op de lijst der medewerkers. Wanneer de heren der Henleinbewe.ging str:aks, broede·rlijk vel"enigd met de heren van de R.eichsschrifttumskammer, in het 9eboori!edorp van Adalbert Stifter in het Sudeteng.ebi,ed met ·groot misbaar een nieuw standbedd te zijner 'eer (di'e ni·et hun e~er is) zullen onthullen, zouden we hen aa:n •e,en uitspraak van den schrijver uit een zijner noveHen wiHen herinnet"en 'en hun de raad 9even, z·e op dit standbeeld te lai!en beitel,en: "Niemand mag zich z·elf wi!l.ekeurige hulp verschaffen, daar hij anders te ver kan ·gaan en in ·e,en aanvaller ontaarden." Een herdruk van "Der Nachsommer" verscheen onl.angs in een goedkope uitgave bU het Büchergilde Gutenberg in Zürich.
IETS OVER ARCHITECTUUR IN TSJECHO-SLOWAKIJE V.d. E.
Praag is een van de mooiste steden ter wereld. De ouderdom van verscheidene van haar gebouwen voert ons terug naar de vroegste middel·eeuwen. Praag ligt aan een brede zijrivier van de Duitse Elbe, aan de Moldau, en heel het l·even van de stad en van dat Tsjechenland, dat door het deels op een heuvel gebouwde Praag zo schitterend wordt bekroond, is door strijd tégen, en samenwerking mèt Duitse elementen all•e eeuwen door gekenmerkt. Dat spreekt zich ook uit in de Tsj•echische architectuur: di·e in haar hoofdmomenten slechts zelden doet denken aan de herkomst van het Slavische volk der Tsjechen. Z.eker, men vindt hier en daar op 't land nog k·erkto!'lens met die eigenaardige peervormige koepeldaken, die wij van de Russische kerk·en kennen, maar overigens moet men toegev•en, dat het de vroegste midden- en neder-Duitse cultuur en de daaraan zo verwante Noord-Franse geweest is, welke haar stempel op de mooiste bouwwerken van Praag en Pilsen en andere steden van mindere betekenis gez,et heeft. Om te beginnen bezit Praag, eVIenal.s Athene, op e1en soort bergterras, haar "hog,e stad", haar "Acropol,is", of ,"burg"; maar vroeger ro extra goed Vlerdedigbare burg li_gt te Praag aan één zijde van een b!'lede rivier, spiegelt zich bijgevolg daarin en vormt, door een eeuwenoude, wonderl.ijke mooie en machti9e brug met de eigenlijke stad Vlerbonden1 er een onvergetel~jk geheel mee. Op dat bergplateau Hradoin bevinden z.ich, naast de l,atere wonde!'len van de mooisbe Gothiek, de oudste Romaanse overblijfselen: architectonische brokstukken, die herinneren aan de langvervlogen da_gen, toen de Kathol,ieke Kerk een revolufi.onnaire taak vervulde: een nieuwe wereld schi•ep in de barbaarse Germaanse en Slavische landen van Europa, die duistere tijd, toen haar predikers van volk tot volk trokken en daar soms even welkom waren als nu e·en communist in HiHerland. Maar de ~erk vormde toén de toekomst, en haar monniken, di'e bij een harig>en Germaan vergel,ek·en cultuurfiguren waren van hoge rang, brachten tenminste e·en snipper van de oude Romeinse beschaving •en ... de eerste Romaanse kunst. Bohemen l.igt als een witvormig hoogplateau, door vier gebergten ingesloten, zeer mooi - en voordat de zware artillerie er was, zeer moeilijk benaderbaar op een stelling, die heel Midden-Europa beheerste. Hier nestelden zich de Beiers (vandaar de naam Bohemen), dat waren Kelten, die omtrent het begin van onze jaartelling onderworpen zijn door de Germaanse Markomannen, welk.e op hun beurt overrompeld werden door
166
V. d. E.
ARCHITECTUUR IN TSJECHO-SLOWAKIJE
een ov•erschot van Attila's Hunnenvdk: de Tsjechen. En zi.e, toen be9on de Karol1ingische tijd, en het waren wee·r NoordDuitse en Frankische mannen (nu in 9edaante van de g.enoemde monniken), die Bohemen zijn binnen g<etrokken en die. . . sedertdien nooit me·er zijn wegg.e_gaan en, in het Sudetengebe~gte wonend, langzamerhand de Tsj•echische g'ebieden ook politiek hebben ingenomen. Pas in het jaar 1000 ongeveer begint de 9eschiedenis van •een ste·eds onafhank,elijker Bohemen: dan vdg.en weldra de Koningen elkaar op, ,en één k~e·er strekt in de 13e ·eeuw dit nieuwe rijk zijn vang.armen zelfs uit tot aan de Adriatische z,e,e. Aan dit global·e historische verloop moesren wij hi·er herinneren, wilden wij ons een voorstelling mak·en van de basis van het Tsjechische architectonische (·en andet"e) cultuudeven. Immers: juist in de tijd van de prachtigste middel·e,euwse bouwkunst klinkt de vrijheidski ok over de Tsj,echische volkeren. Ge·en wonder, dat een nieuwe lente van bouwen en kunstvol bouwen de Tsjechen aangre·ep. Echter waren zjj ni·et in de eerste plaats grote scheppers op bouwkundig gebi·ed. Hun aard en aanl·eg heeft hen tot heden ten dag.e voorbestemd, met de hun verwante Hongaren, de snarenspel•ers van Europa re zijn, de muzikanten van de lichte muze vooral. Muzi·ek is eiken Tsj,ech ingeboren. Maar het tot vrijheid en welvaart herboren Tsj•echië wilde zich çok in monumenten uitspreken. En de steeds min of me.er k~erkelijke bouwmeesters van di'e dagen waren, - door het inbernational1e karakter van de Kerk - meer dan thans, buiren hun grenz.en gaande ambachtslieden. Zo bouwden de grootste architeden uit de Duitse landen en uit de gebieden van ~eims ·en Amiëns en Chartres prachtige kathedralen en bestuurspaleizen •en forten op het hoge Hradcin en op de vlakte aan de Moldau, waar Praag zich kon uitbreiden. De grote Gothische kathedraal van St. Veit, terzijde van het Presidentspal~is op het Hradcin, doet in schoonheid niet onder voor die van Straatsburg, Keulen (eer Wilhelm 11 haar liet "restaureren"!), Amiëns, Rouaan. En naast de Romaanse restanten en zulke Gothische he,erlijkheden v·ertoont Praag heel mooie stal·en van 18de e·euws•e barokbouwkunst E·en van de beroemdheden van Pr:aag is intussen de Karelsbrug: de oude brug over de Moldau, die de stad z•e.lf met de brug verbindt •en di·e on;s a<;~(l een andere, uit de Romeinse tijd daterende brug herinnert: die van Maastricht. Doch dez,e Praagse monumenta!•e brug is over de vollre l'engt:e versierd met beeldengro·~pen ·en wordt aan beide zijden behe·erst door Gothische vechttor·ens van een bijzonder edel,e makelij. Maar wij mogen niet l·an9er bij het v·erl,eden toev.en. Hoe groot dit ook geweest is. Beleefden de Tsj•echen tijdens de bloeitijd der Middel.eeuwen een wederg.eboort:e, en slaagden zij •er onder het OostenrijksHongaars regiem voor en na 1900 in, tot een •eig·en architectuur te komen, waarbij wij de namen van Kotera •en Plenick moeten
767
V. d. E.
ARCHITECTUUR IN TSJECHO-SLOWAKIJE
noemen (l>e,erlingen van den groten bouwme,esi!er van het Habsburgse imperial'e strev,en op het ~eind van de vorige ~eeuw: Otto Wagner), nog groter was de stuwing in dit volk, toen door het Tr:ada.at van VersaiHes ,di'e kort 9el,eden nog kleine Tsjechen de leiding kreg>en voor 'een "national,e bouw" in hun nieuwe staat Tsjechoslowakije. Zij hadden nu e~en repubHek, de Republiek van den PresidentBevrijder Masarijk, en hun kapitalistische maatschappel·ijk~e verhoudingen moesten nu tot zekere hoogte ,e,en voorbee.ld nemen aan di~e van de beschermende ·grote Mogendheden van het W·esten: met ,e,en be,etj>e democratie, 'een be,etj'e For:disme ~en de voorliefde voor zgn. modelindustri,eën. Bat'.a (spreek uit Batj.a), de Tsjechische Ford van de schoenen en autobanden, liet reusachtige, volkomen modeme f,abri,eken bouwen, voortreffelijke voorbeelden van wat de modernsi!e bouwkunst, die met bei!on, sta,al en gl,as werkt ,en ,een voorl:i<efde· heeft voor het machinale, ook in ons Nederland tot stand brengt. In Zlin, vroeger een onaanzienlijk dorp, richtte hij ,e,en apari!e Bat' a stad op: zoals Philips zijn Philipsstad in Eindhoven. Het werden e~en hele rij machtig·e, glanzende ,arbeidskazemes, elk 20 bij 80 m., waarin ~een vast rythme gel,egd werd door er ,een >eenheidsmaat (van 6.15 M.) in door te voeren. De herhaling van die maten en de herhaling van die g~elijke blokken werkt imponer.end op den toeschouwer. Dit des te me,er, waar de nog grotere gemeenschapsgebouwen, zoals ,e,en hotel van 11 V'erdiepingen, een ~enorm warenhuis en 'een bioscoop, zich 'evene~ens houden .aan diez·eHde >e,enheidsmaat. Des avonds, als het >el>ectrisch licht al die blokken beschijnt en si!erk belijnt, l,ev~ert Zlin, met i!egen de heuvels de brede wa,ai,er van de taHoz,e Bat'a..,arbeidterswoningen, ,e,en groots schouwspel. Maar ... e·erlijk gezegd ni,et 1een specifi,ek Tsj,echisch schouwspel. De modeme kunst wi,erp s~edert omtrent ,e,en kwariJe,euw haar internationale schaduw vooruit, als prof,eile,erde zij de komst van ,e,en wereld, di~e· één moet worden door de Arbeid - helaas, de ons achteruit slaande fascistische ov,erwinning·en 'en de daarme,e 9epaa!"d gaande chauvinistische 9e>esbesv,ere>nging ov,er 'een bel.angrijk deel van Europa oni!nemen aan di~e p11o~etie haar kostbare inhoud - zolang althans de arbeidersklass e ni,et opnieuw ontwaakt, en het monster v~elt. Maar, hoe dit zij, het sinds de We11eldoorlog kapitalistisch omhoog strevende Tsj,echo-Slowakij~e w,as dus druk bezig met di~e, ini!ernationa,al aandoende moderne bouwerij. Talrijke n i ,e u we bouww,erk,en ontstonden. E~en indrukwekkend, rustig g>eheel vormt i!e Praag het Gebouw voor de P,ensi~o,enen, dat opgetrokken werd in betonsk,elet en bekleed met z,eer lichtkl>euri9e v~er ·gl,a,asde tegels, werk van 5 jaar g~el,eden van Havlioek 'en Honzik. Dan is ~er ,e,en >enorm bul"e.augebouw voor het El,ectricii!eitsbedrijf, dat zijn ,aanzi·en dankt aan de architeden B~ens >en Kriz. Beide gebouwen hebben de modernste instaHaties: hermetisch 9esloten ramen, 9e·en contact met buii!en, dus ge,en lawaai, ge,en silof, 1
768
V. d. E.
ARCHITECTUUR IN TSJECHO-SLOWAKIJE
daa11e1nte9en 1eien z.g. kil'imatis1eringsinrichtin9, dus ,in ge.en van de vert11ekken 1e•en kachel, en z,elfs geien radiator: door buizen komt verse lucht van bovien de werkruim~e binnen, na ,e,erst gezuiverd te zijn, op juist vochtgehalte gebracht en v1erwarmd (in de zomer gekoeld). Vi,er of vijf maal per uur wordt de lucht op deze wijze in all~e lokalen v~erv~erst. Vdgiens de moderne bouwwijze werden aldus in Pr:aag, 1en elders in Tsjecho-Siowakije, reeds v~el~e bouwwerk,en opget11okken. In de strat·en van de hoofdstad zi,et men talrijke winkels van louiler glas en ijzer (Bohemen produceert glas!) Bij .avond bl,ijken de wanden van die winkiels glazen lichtbakken te zijn, en doen a;l die gebouwen zich voor als het glinste11ende negahef van zich zelf bij dag. ' Wat z.al van de Tsjechen .als bouwers worden, nu het nationaalsocialisme zijn kunstloze, worgende hand om dat kl,eine, doch door zijn innerlijkie kracht grafie volk heét gieliegd? Dit is van te voren ni·et te z,egg,en, maar wel heeft de historie soms 1een wonderlijk v~erloop: Met het Chrisvendom als wapen drong de Duitser, tevens de kunst bnengend, de Bohe,emse hoogvlaktie binnen, nu zit hij 9ewapend op diie.ziel'fde hoogvl.akte 'en Vierdrijft er o.a. kunst en Christendom. De kunst, die bloem van iieder niieuw streven, is .aan het nationaal-socialisme vreiemd. Wij moeten afwacht'el"!, welk,e minder mooie reacties HiHer's nabijheid op de bouwkunst, ook in het Boheemse land hebben z,al.
769
boek-bespreking
THUISREIS door K. v. d. GEEST. H. P. Leopolds Uitg. Mij., Den Haag, 1938.
In Rotterdam lopen vele werkloze zeelieden rond: Jens Veltrup is een van hen. Een Fin, maar hij had evengoed een Deen of een Spanjaard kunnen zijn. In de haven van Rotterdam ligt voor enkele dagen een oud karkas van een stoomschip: de Baroe. Een Nederlands schip, dat evengoed onder een andere vlag had kunnen varen. De Baroe is een oud schip, een ongunstig bekend staand schip. In iedere haven moet het nieuw volk aanmonsteren, omdat stokers en matrozen drossen, omdat ze liever op de kade lopen, dan ve•·der te varen, ook omdat vaak onderweg iemand over boord wordt gezet. De kapitein is slechts voor één reis aan boord, hij zit in zijn kajuil en denkt aan zijn eigen schip, de Aldebaran. De eerste stuurman vaart lange jaren op de boot, reis in reis uit, omdat hij geen zeeman is en goedkope reizen maakt, door schip en mensen te verwaarlozen. De kok is oud en afgediend en blijft bij gebrek aan beter, met heimwee naar zijn vroegere schepen; hij is uit wanhoop vroom geworden. De bootsman is oud, kan geen andere boot meer krijgen en laat alles lopen. De matrozen, de stokers, zij vervloeken het schip, de kost en de stuurman en wisselen in iedere haven; nauwelijks wil een fatsoenlijke zeeman op het karkas van de Baroe varen; het scheepsvolk is meestal samengeraapt uit de jaren lang werkloos rondlopenden, die ten einde raad dan de Baroe maar nemen, om hem zo gauw mogelijk te verlaten. Een Pool, een paar Hollanders, en Jens Veltrup monsteren in Rotterdam. Jens is misschien de enige zeeman, hij krijgt ten spijt van alles hart voor het schip. Hij werkt er met enige liefde aan, in het begin. Als het werk wat resultaat heelt, als wat roest is weggebikt en hier en daar weer wat verf zit, als wat rommel is opgeruimd, de dekken eens schoongemaakt zijn, wordt hij langzamerhand gevangen. Gevangen door datgene, wat hij zelf aan het schip heelt gewerkt, door het schip, door een langzaam groeiende binding aan zijn werk en aan het materiaal, aan zijn èigen werk. Als in Buenos Aires alles het schip verlaat, omdat ze gedwongen zullen worden, zelf te lossen, wegens een stak:ng van de havenarbeiders, blijft Jens aan boord: als onderkruiper. Niet om de paar ellendige centen, maar om datgene, wat hij is gaan zien als zijn werk, als zijn schip. De stuurman stelt hem min of meer in de plaats van de ongeschikte bootsman; op de volgende reis zal Veltrup bootsman worden. En langzamerhand zien we in hem een andere gedachtengang komen: hij bóótsman, op zijn schip. Zijn verhouding tot de anderen gaat veranderen. De kok ziet hem toch al niet meer aan, als onderkruiper. Langzamerhand komt in Veltrup iets van de geest van de chef-in-ondergeschikte-betrekking, van de ploegbaas in de slechte zin van het woord: Totdat hij weer eens in solidariteit met de matrozen gaat klagen over het slechte eten. Het eten wordt beter en de stuurman, die vreest voor te dure reizen, die zelf geen zeeman is, en ook daarom in zijn hart afgunstig op Jens' overgave aan het werk, deelt hem mede, dat hij in de volgende haven wei kan afmonsteren. Het werk doet Veltrup automatisch door, maar zijn activiteit
770
K. v. d. GEEST
THUISREIS
staat er niet meer achter. In het Kanaal, op de thuisreis, weet hij, dat zijn schip in Rotterdam zich nu kan vertonen naast de andere schepen, maar dat het zal uitvaren zonder hem, zonder hem als bootsman. En als hij in de mist op uitkijk staat, en te laat waarschuwt bij een dreigende botsing, weten we niet en zeer knap laat v. d. Geest ons de oplossing slechts raden, of de botsing veroorzaakt wordt door een onbewuste wens van Veltrup: .,dan maar botsen en weg met het schip, dat goed geworden is door mijn werk, dat verder zal gaan zónder mij". Bij de botsing wordt Veltrup gewond, en blijft achter. Hij zou zich misschien kunnen redden; hij doet iets, maar niet genoeg. Weer weten we niet, en de onzekerheid is weer meesterlijk door v. d. Geest gehandhaafd, of hij niet eigenlijk ook liever ten onder ging, mét het schip. Toen het eenmaal duidelijk was, dat hij niet meer weg kon, berusting en kalmte: .,Ja ... nu gaan we naar huis ... " Zijn handen streelden de spaken ... De Baroe stak den kop nog meer naar beneden en ze gleed weg, om uit te rusten van haar vele lange reizen. Tegenover zijn vorige roman .,Eiland in de Branding" heelt de schrijver veel gewonnen. Zijn schildering van toestanden en van sociale verhoudingen heelt niets geleden. Zijn weergave van een milieu is scherp, duidelijk en overtuigend gebleven. Daarnaast heelt hij gewonnen in het beschrijven van mensen, Jens Veltrup is een levende liguur geworden, die van het begin tot het eind met zich mee laat voelen ... één van de vele zeelieden, die dan weer eens varen, dan weer werkloos in de havens rondlopen. Eén als voorbeeld van hen allen, niet beter en niet slechter dan zij zijn. Het schip niet beter en niet slechter dan veel van zulke schepen. En door alles heen, niet uitgesproken, maar duidelijk, de aanklacht! Is dit nodig? Daar staan honderden en duizenden en ze kunnen niets dan varen; en ze zijn gedwongen zulke schepen en zulke toestanden voor lief te nemen; op schepen van anderen te varen, die hun ontnomen worden, als ze zich verzetten tegen onderkruipen, tegen slecht eten, tegen hun eigen ellende. Enkele malen wordt een oplossing aangeduid: bij de staking in Buenos Aires, bij de solidariteit van Ve:trup met de matrozen ... Maar het boek blijft triest, zoals de werkelijkheid nu nog is ...
L ..•..t.
tijdschriften-bespreking "THE MODERN OUARTERL Y" No.'s 2, 3, 4. In No. 2 van "Politiek en Cultuur" van dit jaar werd een aankondiging en bespreking opgenomen van het eerste nummer van dit Engelse tijdschrift, dat zich ten doel stelt, vraagstukken van wetenschap en kunst uit een sociaal oogpunt en met gebruikmaking van IVIarxistische methodes van onderzoek en kritiek te behandelen. De drie thans voor ons liggende nummers leveren een rijk materiaal, dat o.a. een aantal filosofische onderwerpen behandelt, zoals een artikel van Paul Dienes "Over de crisis in de wiskunde" en een kritiek van Susan L. Stebbing op het dialectischmaterialistische standpunt van Prof. H. Levy in diens boek: "A philosophy lor a modern man" (een filosofie voor een modern mens), beide in No. 2 en "Een moderne critische beschouwing over de vrijheid van gedachte" door Lancelot Hegben in No. 4, in welk nummer ook beschouwingen uit Engels' ,.Natuurfilosofie" zijn opgenomen. Daarnaast treffen we artikelen aan, die economische onderwerpen behandelen, b.v. een artikel van Roy Pascal over "Eigendom en IVIaatschappij volgens de opvattingen van de Schotse historische school van de 18de eeuw" in No. 2 en een interessante beschouwing van John Strachey omtrent de opvattingen van de bekende economist J. M. Keynes over werkloosheid en de tendens tot een dalende rentevoet. Aan de taak van herwaardering van denkers uit het verleden wordt door een aantal zeer competente medewerkers en kenners van de sociale verhoudingen en filosofische opvattingen in vroegere periodes der geschiedenis grote aandacht besteed. Artikels als dat van V. Gordon Childe over "De oostelijke achtergrond van de Europese wetenschap" in No. 3, van Benjamin larrington over "De stellingen van Epicurus en de Romeinse Staat" en van George Thomson over de sociale ondergrond van de Griekse tragedie" in No. 3, leggen daarvan getuigenis af. Naar verhouding minder veelvuldig zijn de artikelen over meer praktische, aktuele onderwerpen, zoals dat van Al. Hendersen over ,.De functie van de literatuur onder het Nationaal-Socialisme" en "Het verbruik van voedingsmiddelen in Duitsland" door Jurgen Kuczijnski in No. 2 en van F. W. Meredith over de sociale uitwerking van de luchtoorlog in No. 3, terwijl in No. 4 twee artikels voorkomen: van
772
Hugh P. Vowles over "Sowjet-elektrificatie" en van Jurgen Kuczijnski over "Levensstandaard en koopkracht in de U.S. A.'' Dit laatste artikel is ook daarom belangrijk, omdat men in de Veren. Staten van Amerika over een buitengewoon uitvoerig materiaal op dit gebied beschikt: zeer gedetailleerde ofHciele gegevens zijn verzameld in een onderzoek, dat 380.000 families omvat. Verrassend is o.a. het feit, dat in de V.-S. een derde van de bevolking beneden het minimum blijft, dat voor een behoorlijke voeding wordt aangenomen, alsook dat in een aantal plattelandsdistricten meer dan 90 % van alle niet uit openbare middelen ondersteunde boerenfamilies over een eigen automobiel beschikken, die daar niet een luxe, maar vrijwel een onontbeerlijk transportmiddel is geworden. Ook het artikel van Prol. H. Levy in het laatst verschenen No. 4 van "The Modern Ouartely": "Een hoofdstuk in de moderne wetenschappelijke geschiedschrijving" behandelt, na een interessante historische inleiding, het zeer aktuele vraagstuk van de strijd om de beïnvloeding van de officiele wetenschappelijke instellingen in Engeland. Het stelt de vraag, in hoeverre de door het kapitalisme geschapen wetenschap, die tot innerlijke tegenstrijdigheden, "tot een oorlog met zichzelf" heeft geleid, gebruikt kan worden voor de schepping van de toekomst. De eis van een groot deel van de Engelse geleerde wereld tot het vormen van een speciale afdeling bij de "British Association of Science" (Brits Genootschap voor wetenschap) tot het bestuderen van de sociale functies (social relations) van de wetenschap, betekent een stap tot het effenen van de weg naar een nieuwe maatschappij, nu de Westerse beschaving ineenstort. Zij is een bewijs van die geestesgesteldheid onder een deel der Engelse geleerden, die ook de behoefte aan dit nieuwe tijdschrift heeft veroorzaakt. Het zal wel geen toeval zijn, dat in dit vierde nummer een grotere plaatsruimte wordt ingenomen door artikelen over actuele vragen, waardoor de lezerskring zal worden verbreed en theorie en praktijk nader tot elkaar worden gebracht. Vele van onze lezers, voor zover zij de Engelse taal machtig zijn, zullen dit tijdschrift ongetwijfeld met grote belangstelling lezen en de redactie zal ook medewerking uit Nederland ten zeerste op prijs S. J. R. stellen.
"DE SOWJET-UNIE" Maandblad, gewijd aan de ontwikkeling van de politiek, de economie en de cultuur der U.d.S.S.R.
Het eerste nummer van het nieuwe maandblad "De Sowjet-Unie" is op 1 November verschenen. Blijkens haar inleidend woord is de redaktie van plan, maand voor maand haar lezers op de hoogte te stellen, "zoveel mogelijk aan de hand van authentieke bronnen, van de telkens nieuwe gedaante, die het economisch !even in de SowjetUnie aanneemt, van de moeilijkheden en de tegenstand, die bij de opbouw van het socialisme moeten worden overwonnen, van de ontwikkeling der staatsinstellingen en van de socialistische democratie". Zij beschouwt het als haar taak, om "tegenover de velerlei leugens en laster, die vooral van fascistische zijde over de Sowjet-Unie worden uitgestort, en die in wezen een stuk oorlogsvoorbereiding zijn, de waarheid vast te stellen en het opgroeiende socialisme te verdedigen." Een mooi doel dus en een zeer belangrijke taak, die de redaktie, bestaande uit Ir. Rutgers, Dr. Boutelje en Mr. de leeuw, zich gesteld heeft. Wij hopen dan ook van harte, dat dit tijdschrift een grote lezerskring zal vinden. Het ziet er uitstekend uit: een warm gekleurde omslag, goed papier, mooie foto's. Als we één aanmerking hebben, dan is het deze: wil het blad de grote massa voor zich winnen, dan zal de zeer goede en degelijke inhoud in een nog wat levendiger vorm moeten worden gegoten. Voor de inhoud overigens alle lof. Allereerst krijgen we door d. l. verzorgde "N o t i t i e s v a n d e m a a n d", die een overzicht ge· ven van de voornaamste feiten, die zich in de jongste tijd hebben voorgedaan in de aan feiten zo rijke ontwikkeling van politiek, economie en cultuur van de Sowjet-Unie. - Dan krijgen we, in het artikel "D e v e r b r e d i n g v a n d e G o r k i-s t r a a t" een interessant kijkje op de enorme arbeid, die besteed wordt aan de vernieuwing van de in opbouw zijnde wereldstad Moskou. Het volgende artikel "D e S t a c h a n o w-b e w e g i n g, e e n e I e m e n t v a n d e m o c r a t i e i n d e b e d r ij f s I e id i n g" van de deskundige hand van Ir. Rutgers, doet ons kennismaken met de enorme moeilijkheden, waarvoor de Russische arbeidersklasse stond, toen zij in de Oktoberrevolutie de politieke macht had veroverd en het bedrijfsleven, waaruit zij de partikuliere ondernemer had uitgebannen, op haar eigen wijze moest gaan leiden. Aan ons oog trekken hier voorbij: de eerste, primitieve vorm van demokratische leiding door massa-vergadering en gekozen kommissies, de beweging van de "Zaterdagen", de socialistische wedstrijd, de stootbrigadiers en ten slotte, nadat in 1935 de definitieve overwinning van de socialistische opbouw was bereikt, de nieuwe vorm van demokratie in het bedrijfsleven, de Stachanow-beweging. Een intressant artikel, dat de Nederlandse arbeider stellig met belangstelling zal lezen.
773
DE SOWJET-UNIE
Uit de onlangs gehouden r e d e v a n S j w e r n i k, sekretaris van de Centrale Raad der V a kv e r e n i g i n g e n, zijn enige gedeelten opgenomen, die o.i. geen duideiijk beeld vermogen te geven van de grote betekenis der Sowjet-vakverenigingen. Men had o.i. beter gedaan, in eigen woorden en aan de hand van eenvoudige voorbeelden een overzicht te geven van de taak en het werk der Russische vakverenigingen, waarover nog vaak grote onklaarheid bestaat. Dan volgt het culturele gedeelte: een aardige schets van de invloed, die de grote M a x i m G o r k i uitoefende op de jonge, opkomende schrijvers in de Sowjet-Unie, door de Russische schrijver I. Babel, een bespreking van nieuwe S o w je t-f i I m s door C. Vermeer, o.a. van de hier al zo bewonderde "13 Lanciers", "Peter de Grote" en "Lenin in Oktober", met mooie foto's, - reisindrukken van het binnen de Poolcirkel liggende, aan natuurschoonheid en bodemschatten rijke s c h i e r e i I a n d K o I a, waar de Kirow-spoor:ijn leven en ontwikkeling heeft gebracht, waartoe de geliefde leider Sergej Kirow, die door sluipmoord is gevallen, acht jaar geleden het initiatief nam, - een overzicht van de bewonderenswaardige ontwikkeling van de S o w j e t-g e n e es k u n d e - enige "Korte berichten" - een bespreking van de pas verschenen boeken "D e g e s c h i e d e n i s d e r S o w j e t-U n i e" en "1 n s t o r m g e b o re n" van den gestorven blind geworden Sowjet-schrijver Ostrowski, door Vtr. - en tot slot een rake bestrijding door d. L. van een artikel van prof. H. Brugmans in de "Telegraaf", dat tot titel droeg "Moskou voert weer expansie-politiek". Een zeer rijke, gevarieerde inhoud dus.
774
schaken G. OSKAM
EEN OUD PROBLEEM Jan Dobrusky
meis!erturnier zu Kemeri in Leltland 1937" worden enke!e bladzijden aan deze opening gewijd. Besproken wordt 3. d4 en 3. Pe5:, onbesproken blijft 3. Rc4 dat immers voor weerlegd geldt. Terecht wordt gezegd dat 3. d4 minder goed is dan 3. Pe5: Na 3. Pe5: behandelt het boek uitsluitend 3 . . . D/6. Wij willen nog eens de aandacht vestigen op 3 ... Pcb, een zet die bij ons vooral door de Van Foreesten gespeeld werd. Na (1. e4 e5, 2. P/3 15, 3. Pe5:) Pc6 komen stellig 4. d4, 4. Pc6: en 4. Dh5 + in aanmerking: 4. d4 ziet het gezondst uit, maar weerleggers zullen aan 4. Pc6: of aan 4. Dh5 + denken.
Mat In drie zetten 1. DaS dr. 2. DeS 1 ... RaS: 2. Tl4: + Ke5:, 3. Pgb mat. 1 ... PaS: 2. RhS onv., 3. Reb (b1) mat. 1 ... Ke4: 2. Rb1 + Ke5:, 3. Da1 mat 1 ... Re4: 2. Reb+ Ke5:, 3. Da1 mat 1 ... Ra2: 2. T/4: + Ke5:, 3. Pg6 mat Dit echt-boheemse probleem kreeg in een wedstrijd van 60 jaar geleden den eersten prijs, en zou nu nog door hen die het boheemse weten te waarderen, bewonderd worden. IETS UIT HET GAMBIET IN DE NAHAND (Lettisch Gambiet) In .,Das grosse internationale Schach-
Na 4. Dh5 + komt er van wit niet veel terecht: 4 . . . g6, 5. Pg6: P/6, 6. Dh4 TgS, 7. e5 Pe5:, S. Pe5: De7, 9. Kd1 De5:, 10. d4 De6, 11. Rc4 Dc4:, 12. D/6: Re?, 13. Te1 D/7, 14. Rg5 Dh5 +. 15. 13 Dg5:, 16. Te?: KdS, 17. Dg5: Tg5: gaat wel, maar na 7. PIS: Tg4, 8. Dh6 Te4: +, 9. Kd1 Pg4, 10. Dh5 + KIS:, 11. D/5: + Kg?, 12. b3 d5, 13. Rb2 + d4, 14. D/3 Dh4, 15. g3 Pe5, + 16. Dg2 Dlb, 17. 14 R/5 loopt het mis. En na 4. Pc6: dc6:, 5. d4 Dh4, 6. e5 Re6, 7. c3 0-0-0, 8. Rd3 of Pd2 c5 staat zwart zeer goed. Het is waar dat men deze soort van openingen niet meer speelt, maar zij zijn waard geanalyseerd te worden. En in de handen van een Keres, die immers alles durft, en volstrekt niet bang is gewaagde openingen te spelen (1. e4 e5, 2. 14 e/4:, 3. d4 Dh4 +, 4. Kd2) zijn deze analyses een scherp wapen.
Wit: 24, 28, 31 = 3 schijven.
dammen F. RAMAN HOOGLAND· OF DAMME-SYSTEEM? Door den heer P. D. de Graal, hoofdredacteur van "Het Damspel", orgaan van de N.D.B., werd mijn oordeel gevraagd of het naar aanleidir.g van de 15 remises, die voorkwamen in de malch van 16 partijen tussen Raichenbach en Keiler, wenselijk is, dat het spelreglement gewijzigd wordt: a. naar het systeem Damme; b. naar het systeem Hoogland. Mijn oordeel hierover zal misschien ook onze lezers interesseren. Ik zal daarom maar meteen met de deur in huis vallen: Natuurlijk is het nodig het reglement te veranderen. In vergelijking met het damspel is het schaakspel b.v. heel oud. Het laatste is heel wat meer bestudeerd. In de middeleeuwen zijn er al schaakboeken geschreven, terwijl damstudies van enige omvang niet veel ouder dan 50 jaar zijn. En toch is het met ons spel al de dood in de pot. In het schaakspel wint men veel gemakkelijker, niet omdat er gewoonlijk meer gewaagd wordt, maar beide partijen zijn meer kwetsbaar. Het gaat om de koning en in het damspel om het laatste stuk. Wat dat laatste stuk is, weet men niet van te voren. Men kan dus zeggen, dat het zwaartepunt in het damspel voortdurend verplaatst wordt. Dat zou niet zo erg zijn, als de combinaties over het algemeen dieper waren. Maar die combinaties worden weer beperkt, doordat er gewoonlijk te grof voordeel nodig is om te kunnen winnen. Het Hoogland-systeem zal ik niet steunen. Het is mij te kunstmatig. Men zet met een dam als met een loper in het schaakspel, maar slaat weer als met de Dame, al worden dan ook meer stukken geslagen en blijft men óver het stuk heenslaan. Een schaakregel als lapmiddel voor het damspel. Met het systeem-Damme kan ik eerder instemmen. Het blijft dan damspel. Stellingen, die nu voordelig zijn, zullen het ook blijven, als deze nieuwe puntenverdeling wordt ingevoerd. Bovendien blijven de bekende eindspelen behouden. Het blijft altijd nog de moeite waard een nadelige remise te nemen. Bij een vergelijking tussen de systemen van Hoogland en Damme kwam ik tot de volgende standen: Zy.-art: 15, 21, 25 = 3 schijven.
776
Of wit nu aan zet is of zwart, altijd is zwarts spel minderwaardig. Hij heeft zwakke stukken op 15 en 25 en moet altijd ol/eren. Ik geloof niet dat in deze partij zwart veel in te brengen heelt gehad. Maar nu komt het reglement te hulp. Offeren maar, jongens, hoe meer je kwijt raakt, hoe beter je remisekansen worden. Zwart 15-20, wit 24 X 15, zw. 25-30, w. 15-10, zw. 30-34, w. 10-5, dreigt met 31-27, en zwart maakt remise, ook a!s hij voor de zekerheid maar weer een schijf gaat offeren met 21 -27. Ons regiement maakt het eindspel tot een caricatuur. In deze partij heelt wil wel een punt meer verdiend dan zwart (2 -1 ). tv1aar 2- 0 geven, zoals Hoogland doet, gaat mij weer te ver, vooral omdat de loop van het spel wordt gewijzigd. Ik zou willen zeggen, Damme wil het reg I e m e n t veranderen, maar Hoogland het spel. De grootste onrechtvaardigheid in het eindspel ziet men in standen van Dam met drie schijven tegen dam met één schijf. De speler met voordeel moet maar zien te beletten, dat de ander één om één afruilt, wat niet altijd te verhinderen is. Wat voor recht heelt iemand die voortdurend minder heelt gespeeld op remise? Het is nu eenmaal een fout in ons spel, dat drie tegen één gewoonlijk niet te winnen is.
11 Zwart: 16, 26 = 2 schijven en 25 = een dam. Wit: 25 een schijf en 5, 36 dammen. Hier kan wit b.v. door 5-46 bereiken, dat schijf 35 op dam komt. Als het eenmaal zover is wordt de stelling b.v.: Zwart: dam op 45, schijven op 16 en 26. Wit: dammen op 22, 37 en 46. Als zwart moet zetten, kan hij met de dam niet spelen. Men ga dit even na. Hij moet dus een schijf offeren en krijgt in systeem-Damme 1 - 2. Maar in ons tegenwoordige reglement volgt een dode offerbeweging, desnoods met 26-31 en 1621. Het resultaat is een verarming van het eindspel, een onrechtvaardige verdeling en voor het publiek de overtuiging, dat een spel dat bijna altijd remise is, minderwaardig moet zijn aan het schaakspel. Ik geloof niet, dat één dammer in zijn werkkring meer met publiek, dat misschien zou gaan dammen als ons reglement anders was, in aanraking komt dan ik. Wat ik hier het laatste naar voren breng, heb ik dan ook uit ondervinding. Voorlopig wil ik het hierbij laten. Een volgend maal zal ik nog wat dieper op beide systemen ingaan.
=
=