Leven met de Overstromingen De implementatie van een waarschuwingssysteem in de binnenlanden van Suriname
Duinwaterbedrijf Zuid-Holland
Projectgroep Suriname 2006 Ir. Glenn Weisz Jr. Raheena Doekhie Priscilla Miranda Ton Knol Marloes van Ginkel Marjolein van der Kraan Ivo Miltenburg
2
Voorwoord In mei 2006 werd het binnenland van Suriname door hevige overstromingen getroffen. Voor de bewoners van de dorpen langs de rivieren een regelrechte ramp. Huizen, scholen en kostgronden werden verwoest en vele bezittingen gingen verloren. De leden van de Projectgroep Suriname wilden zich met hun expertise inzetten voor de door de waterramp getroffen bewoners van het binnenland van Suriname. Wij zijn een groep studenten van de opleiding Civiele Techniek aan de Technische Universiteit Delft. In het studieprogramma is ruimte voor studenten voor een project in het buitenland: het vierdejaars project. Dit leek een uitgelezen kans. In juni werd het initiatief gestart en direct ondersteund door Prof. H.H.G. Savenije, Prof. Th.N. Olsthoorn en Prof. H. van Dijk, als hoogleraren betrokken bij de sectie Water Management, Civiele Techniek. Het concept “Leven met Overstromingen” werd geboren en plannen voor de concrete uitvoering werden gemaakt. Drs. Wilfried ten Brinke en Drs. Joke Botterweg, deskundigen watermanagement en werkzaam bij het RIVM, zijn naar Suriname gegaan om het probleem van de overstromingen in kaart te brengen. Zij hebben een rapport aan de Surinaamse regering overhandigd waarin de oorzaken, herhalingskansen en preventiemaatregelen van de overstroming worden behandeld [1]. Ons project is te beschouwen als het verlengde van dit rapport, waarin wordt geadviseerd om bewustwording van overstromingen. En dat is precies wat Projectgroep Suriname heeft trachten te bereiken. In dit rapport wordt verslag gedaan van de opzet van het hydrologische waarschuwingssysteem in het Boven-Suriname gebied door Projectgroep Suriname. De realisatie van dit project kwam tot stand door een samenwerking met het Unesco-IHE, Institute for Water Education, Rijkswaterstaat, Cordaid, Van Essen Instruments en de Baytali Groep. Graag willen wij een aantal mensen bedanken voor hun bijdrage aan ons project: Dhr. Savenije en dhr. Olsthoorn voor hun hydrologische kennis en hulp bij de voorbereidingen van het project. Dhr. Van Dijk en Dhr. Heijman voor hun drinkwaterkennis en hulp bij de voorbereidingen en uitvoering van het project. Dhr. Naipal voor zijn expertise en hulp bij de uitwerking van het project. Dinesh Kalpoe en Raoul Bodoe voor de prettige samenwerking en het plezier tijdens de reis. Het Binnenland Overleg voor de hulp in de voorbereiding en de communicatie. De bewoners van Kayana, Djoemoe, Botopasi en Laduwani voor hun hulp ter plekke. Dhr. Amatali van de Waterloopkundige Dienst en dhr. Does van het Ministerie van Waterkrachtwerken voor het ter beschikking stellen van data uit het verleden. De medewerkers van het radiostation op vliegveld Zorg en Hoop voor het verzamelen van de data. Dhr. Emmo Boldewijn, voor het ter beschikking stellen van zijn huis in Paramaribo. Wij wensen u veel plezier toe bij het lezen van het rapport.
i
ii
Comité van Aanbeveling
Prof.dr.ir. H.H.G. Savenije Hoogleraar Hydrologie aan de Faculteit Civiele Techniek aan de TUDelft. Professor of Water Resources Management bij de afdeling Management en Institutions bij de Unesco-IHE. Prof.dr.ir. Th.N. Olsthoorn Hoogleraar Geohydrology aan de Faculteit Civiele Techniek aan de TUDelft. Prof.ir. J.C. van Dijk Hoogleraar Gezondheidstechniek aan de Faculteit Civiele Techniek aan de TUDelft. Dr.ir. Bas Heijman Drinkwatertechnoloog aan de Faculteit Civiele Techniek aan de TUDelft. Drs. J. Botterweg Senior adviseur internationale betrekkingen en hoofdwatersystemen van de Staf Directeur-Generaal van Rijkswaterstaat. Ir. S. Naipal ADEK Hoogleraar Hydrology aan de Anton de Kom Universiteit in Suriname. Ir. Tanja Lieuw Hydroloog, werkzaam bij het CDFS in Suriname.
iii
iv
Samenvatting In mei 2006 werd het binnenland van Suriname door hevige overstromingen getroffen. Voor de bewoners van de dorpen langs de rivieren een regelrechte ramp. Huizen, scholen en kostgronden werden verwoest en vele bezittingen gingen verloren. Ruim 22.000 mensen werden dusdanig getroffen dat hun huizen (tijdelijk) onbewoonbaar waren. De totale populatie die door de overstromingen is getroffen, is geschat op 37.000 bewoners. Er zijn, voor zover bekend, geen dodelijke slachtoffers gevallen. De dorpen die het zwaarst zijn getroffen door de overstromingen liggen langs de Suriname rivier, ten zuiden van het Brokpondo stuwmeer. In dit gebied, het Boven-Suriname gebied, heeft de uitvoering van het project plaatsgevonden. Er is voor gekozen om de werkzaamheden te laten plaatsvinden in de dorpen waar een vliegveld aanwezig is. Vanaf deze plaatsen is namelijk communicatie mogelijk tussen de dorpen. Rondom elk van deze dorpen ligt een groter cluster van dorpen, waardoor een grote groep dorpen bereikt wordt. Het doel van dit project is om samen met de binnenlandbewoners een manier te vinden om met het gevaar van overstromingen om te gaan en de gevolgen in de toekomst te beperken. Dit is het concept “Leven met Overstromingen”. De volgende doelstellingen zijn geformuleerd: Om in de toekomst een model in gang te zetten zal een dagelijkse verzameling van gegevens betreffende waterstanden en neerslag moeten worden gestart. Een eenvoudig waarschuwingssysteem tussen de dorpen zal in gang moeten worden gezet. Bewoners moeten zich blijvend bewust zijn van de gevaren die leven langs de rivier met zich meebrengt. Het ontwikkelen van een stappenplan om safe area’s te identificeren in of rondom de dorpen. Het vaststellen of het kwik gehalte in de waterfase voldoet aan de WHO-grenswaarde ( 1 µg/l). Kwaliteitsanalyse uitvoeren op de verschillende drinkwaterbronnen. Het beoordelen en analyseren van de praktische werking van kleinschalige drinkwatersystemen. Deze systemen kunnen ingezet worden in tijde van nood en eventueel opgenomen worden in het nazorgplan. De participatie met de lokale bevolking in het binnenland heeft een grote rol gespeeld bij de uitvoering. Het is zeer belangrijk dat bij de binnenlandbewoners een duidelijk bewustzijn is van het belang van dit project. Zonder hun medewerking in de toekomst kan het concept Leven met Overstromingen niet standhouden. Door samen te werken met de bevolking werd de aanwezigheid van de projectgroep en de werkzaamheden in het dorp vergemakkelijkt en gerespecteerd. Verder is de betrokkenheid van hogere instanties zeer belangrijk voor het laten slagen van het project. Er is samengewerkt met het Binnenland Overleg, een lokale NGO die al lange tijd actief is in het binnenland. Om voor continuïteit in de toekomst te zorgen is er ook contact gezocht met de Waterloopkundige Dienst van het ministerie van Openbare Werken en de Anton de Kom universiteit om de verzamelde gegevens te verwerken.
Verzameling gegevens In de dorpen Kayana, Djoemoe, Botopasi en Laduwani, in het Boven Suriname gebied zijn peilschalen geplaatst. De waterstanden worden elke dag afgelezen, in een schrift genoteerd en via de radio
v
Leven met de Overstromingen
doorgegeven aan de radiokamer van vliegveld Zorg en Hoop. Op de vliegvelden van deze dorpen waren reeds neerslagmeters geplaatst. Deze meters worden eveneens dagelijks afgelezen en de data wordt genoteerd en doorgegeven aan de radiokamer van vliegveld Zorg en Hoop.
Waarschuwingssysteem Vanwege het gebrek aan afvoer- en waterstandsgegevens van de Boven Suriname rivier is er voor een onderzoeksopzet gekozen waarbij door metingen in het veld de piekafvoeren die optreden bij overstromingen kunnen worden berekend. Het dwarsprofiel van de rivier ter plekke van de peilschalen is bepaald. Vervolgens zijn er afvoer-waterstands relaties per dorp opgesteld. Hieruit konden waterstandsrelatiediagrammen tussen de dorpen afgeleid worden. Helaas is het niet mogelijk gebleken de gevonden relaties te kalibreren, aangezien er niet genoeg data uit het verleden beschikbaar is. Het werd door Projectgroep Suriname onverantwoord geacht om met de gevonden Q-h relaties h-h relatiediagrammen tussen de dorpen te maken en die aan de dorpen te geven. Wel is er een kritieke hoogte bepaald waarbij er een waarschuwing uit moet gaan en waarbij men extra alert moet zijn voor waterstandsveranderingen. Zodoende zijn naar de dorpen formulieren met het dwarsprofiel gestuurd, waarin de overstromingshoogte van mei 2006 en de kritieke hoogte zijn aangegeven en instructies zijn beschreven.
Bewustzijn Om het bewustzijn van overstromingsgevaar voor toekomstige generaties te vergroten zijn op centrale locaties in de dorpen Kayana, Djoemoe, Asindohopo, Botopasi en Laduwani monumenten gebouwd ter plaatse van de overstromingshoogte. Kinderen en dorpsbewoners zijn betrokken bij de uitvoering van het project. Scholen zijn gevraagd het aflezen van de peilschalen in hun lesprogramma op te nemen. Hier zijn geen goede afspraken over gemaakt vanwege de vakantieperiode van de scholen in het binnenland ten tijde van het verblijf van de projectgroep.
Evacuatieplan Er is een stappenplan ontwikkeld om veilige gebieden te identificeren. Gebleken is dat het een goede manier is om gebieden te kunnen aanwijzen waar de bevolking ten tijde van hoogwater veilig kan zijn. Drie soorten kampen kunnen worden onderscheiden ten tijde van nood, te weten een noodplek, een Nood Accommodatie Centrum (NAC) en een Tijdelijk Vluchtelingen Kamp (TVK). In dit onderzoek is getracht om een stappenplan te ontwikkelen voor een TVK, omdat daar de mensen het langst kunnen functioneren zonder externe hulp. Het ontwikkelde stappenplan, bestaat uit 7 stappen. Kayana kan goed als TVK fungeren. Er zijn mogelijkheden om Godo als TVK te laten fungeren, indien de bereikbaarheid van bepaalde locaties wordt verbeterd. Voor Botopasi is bewezen dat het niet geschikt is om te functioneren als TVK.
Drinkwater Het kwikgehalte in de waterfase bleek voldoende laag te zijn om veilig drinkwater te produceren met eenvoudige systemen. Echter zijn de kwikgehalten in de vissen te hoog om veilig te consumeren (richtlijn van kwik in ecosystemen is < 0,03 µg/l). Van de uitgeteste kleinschalige drinkwatersystemen zijn in principe alle geschikt om drinkwater te bereiden uit de verschillende bronnen. Van de 5 drinkwater systemen vonden de binnenlandbewoners het Katadyn Combi systeem het meest comfortabel in gebruik. Het advies is echter wel om het SODIS systeem in te zetten in tijde van nood en dus ook op te nemen in het nazorgplan. Behalve dat de componenten voor dit systeem lokaal aanwezig zijn en eenvoudig in gebruik, blijkt dit systeem goed te functioneren als gekeken wordt naar de bacteriologische kwaliteit. Het is wel aan te bevelen een vervolg onderzoek op te zetten waarin het SODIS systeem centraal staat. Hierbij moet er gericht worden op de introductie van het systeem in de dorpen en het uitvoeren van uitgebreide kwaliteitanalyse.
vi
Leven met de Overstromingen
Slot Met de uitvoering van dit project is een eerste stap gezet in het streven de binnenlandbewoners van Suriname beter te laten anticiperen op toekomstig hoogwater en de gevolgen van overstromingen te beperken. Er zijn echter nog veel aanbevelingen om dat in de toekomst verder te verbeteren. Het gaat hierbij onder andere om het kalibreren van het opgestelde waarschuwingssysteem en het maken van een gedetailleerd hydrologisch model. Verder is het belangrijk om de bewustwording over veilig drinkwater te vergroten. Dit kan middels educatie aan vrouwen en schoolkinderen. Bij voldoende aandacht voor de problematiek en nader onderzoek in het Boven Suriname gebied zullen de bewoners van het binnenland van Suriname in de toekomst steeds beter kunnen “Leven met Overstromingen”.
vii
Inhoudsopgave Voorwoord......................................................................................................................................... i Comité van Aanbeveling ................................................................................................................. iii Samenvatting ....................................................................................................................................v Verzameling gegevens ............................................................................................................................v Waarschuwingssysteem .........................................................................................................................vi Bewustzijn .............................................................................................................................................vi Evacuatieplan.........................................................................................................................................vi Drinkwater .............................................................................................................................................vi Slot....................................................................................................................................................... vii Inhoudsopgave ..............................................................................................................................viii Inleiding .......................................................................................................................................- 1 1.1 Aanleiding onderzoek ...........................................................................................................- 2 1.2 De oorzaak van de overstromingen...........................................................................................- 2 1.3 Binnenland bewoners ...............................................................................................................- 3 1.4 Operatie Falawatra ...................................................................................................................- 3 Leven met de Overstromingen ....................................................................................................- 5 Organisatie ...................................................................................................................................- 7 Gebied van Projectuitvoering......................................................................................................- 9 -
Waarschuwingssysteem 1
Inleiding ..............................................................................................................................- 13 -
2
Probleemstelling .................................................................................................................- 15 2.1 Veel schade door overstromingen ........................................................................................... - 15 2.2 Dijkbescherming is niet mogelijk ........................................................................................ - 15 2.3 Afwezigheid van een model/waarschuwingssysteem ........................................................... - 15 -
3
Doelstelling..........................................................................................................................- 17 -
4
Plan van Aanpak..................................................................................................................- 19 4.1 Dagelijkse verzameling van waterstanden en neerslag ........................................................ - 19 4.2 Eenvoudig waarschuwingssysteem tussen de dorpen.......................................................... - 19 4.3 Bewustwording bewoners................................................................................................... - 19 -
5
Dagelijkse verzameling van waterstanden en neerslag....................................................- 21 -
viii
Leven met de Overstromingen
5.1 Dagelijkse verzameling van waterstanden........................................................................... - 21 5.1.1 Peilschalen .................................................................................................................... - 22 5.1.2 Uitvoering...................................................................................................................... - 23 5.2 Dagelijkse verzameling van neerslag waarden .................................................................... - 24
-
6
Eenvoudig waarschuwingssysteem tussen de dorpen ......................................................- 25 6.1 Communicatie met dorpshoofden ....................................................................................... - 25 6.2 Bepalen van dwarsprofielen........................................................................................................ - 26 6.2.1 Locatie profielen ............................................................................................................ - 26 6.2.2 Bepaling rivierprofielen ........................................................................................................ - 27 6.2.3 Bepaling landprofielen ................................................................................................... - 28 6.2.4 Bepaling totaal dwarsprofiel ........................................................................................... - 29 6.3 Bepalen van Q-h relatie per dorp........................................................................................ - 30 6.4 Kalibratie ........................................................................................................................... - 31 6.5 Bepalen van h-h relaties tussen de dorpen ................................................................................. - 31 6.6 Communicatiesysteem tussen en binnen de dorpen ................................................................ - 32 6.6.1 Stabiele situatie ............................................................................................................. - 33 6.6.2 Het doorgeven van de boodschap .................................................................................. - 33 6.6.3 De inhoud van de boodschap ......................................................................................... - 34 6.6.4 Kritieke situatie.............................................................................................................. - 35 6.6.5 Het doorgeven van de boodschap .................................................................................. - 35 6.6.6 De inhoud van de boodschap ......................................................................................... - 35 6.6.7 Conclusie....................................................................................................................... - 35 6.7 Concreet waarschuwingssysteem ....................................................................................... - 36 -
7
Bewustwording bewoners ..................................................................................................- 37 7.1 Aangeven van de overstromingshoogte .............................................................................. - 37 7.2 De kinderen/scholen betrekken bij het project .................................................................... - 38 -
8
Conclusie..............................................................................................................................- 39 8.1 Dagelijkse verzameling van waterstanden en neerslag ........................................................ - 39 8.2 Eenvoudig waarschuwingssysteem tussen de dorpen.......................................................... - 39 8.3 Bewustwording bewoners........................................................................................................... - 39 -
Discussie ..............................................................................................................................- 41 9.1 Bewonersparticipatie .......................................................................................................... - 41 9.2 Informatievoorziening en communicatie ............................................................................. - 41 9.3 Meten van het dwarsprofiel ................................................................................................ - 42 9.4 Plaatsen en onderhoud van de peilschalen ......................................................................... - 42 9.5 Waarschuwingssysteem ..................................................................................................... - 43 9.6 Continuering en blijvend bewustzijn ................................................................................... - 43 10 Aanbevelingen .....................................................................................................................- 45 10.1 Aanbevelingen voor soortgelijke projecten.......................................................................... - 45 10.2 Aanbevelingen voor uitbreiding van het onderzoek ............................................................. - 46 9
Evacuatieplan 1
Inleiding ..............................................................................................................................- 49 -
2
Introductie...........................................................................................................................- 51 2.1 Achtergrond evacuatieplan ................................................................................................. - 51 2.1.1 Getroffen binnenlandbewoners ...................................................................................... - 51 2.1.2 Nut evacuatie plan......................................................................................................... - 51 2.2 Probleemstelling................................................................................................................. - 52 2.3 Doelstelling ........................................................................................................................ - 52 -
3
Evacuatieproces ..................................................................................................................- 53 3.1 Verdiepingslag evacuatie ........................................................................................................ - 53 3.1.1 Identificatie van veilige gebieden ................................................................................... - 53 -
ix
Leven met de Overstromingen
3.1.2 Vertrek .......................................................................................................................... - 54 3.1.3 Transport ...................................................................................................................... - 54 3.1.4 Verblijf .......................................................................................................................... - 55 3.1.5 Terugkeer...................................................................................................................... - 55 3.2 Stappenplan bij vastleggen veilige gebieden ........................................................................... - 56 3.2.1 Toelichting op stappenplan ............................................................................................ - 57 3.3 Toepassing stappenplan ......................................................................................................... - 58 3.3.1 Kayana .......................................................................................................................... - 59 3.2.2 Godo ............................................................................................................................. - 60 3.3.3 Botopasi ........................................................................................................................ - 61 3.3.4 Bevindingen na stappenplan .......................................................................................... - 61
-
4
Conclusies............................................................................................................................- 63 -
5
Aanbevelingen .....................................................................................................................- 65 -
Drinkwater 1
Introductie...........................................................................................................................- 69 -
2
Drinkwater in relatie tot de kwikproblematiek in Suriname ............................................- 71 2.2 Doelstelling van de kwikmetingen in het kader van het project “Leven met de Overstromingen”- 72 2.3 Kwik (en troebelheid) in de Sarakreek..................................................................................... - 72 2.3.1 Apparatuur en methoden ............................................................................................... - 72 2.3.2 Monstername Sarakreek ................................................................................................ - 73 2.3.3. Analyse van troebelheid en kwik............................................................................................. - 75 2.4 Beoordeling analyseresultaten ................................................................................................ - 77 -
3
Drinkwaterexperimenten....................................................................................................- 79 3.1 Kleinschalige drinkwatersystemen........................................................................................... - 79 3.1.1 Solar Water Disinfection (SODIS) ................................................................................... - 79 3.1.2.Klei Potten .............................................................................................................................. - 81 3.1.3 Katadyn (Pocket en Combi) Systemen ................................................................................ - 81 3.1.4 Filterpot......................................................................................................................... - 82 -
4
Beschrijving dorpen ............................................................................................................- 83 -
5
Materiaal en methode .........................................................................................................- 85 -
6
Resultaten en Discussie ......................................................................................................- 87 6.1 Kwaliteit drinkwater bronnen ...................................................................................................... - 87 6.2 Assessment drinkwaterinstallaties....................................................................................... - 89 6.3 Praktische werking kleinschalige drinkwater systemen ........................................................ - 92 6.3.1 Bacteriologische kwaliteit kleinschalige drinkwatersystemen................................................ - 95 6.4 Beoordeling kwaliteit bronnen en drinkwatersystemen ........................................................ - 96 -
7
Nazorgplan ..........................................................................................................................- 99 -
8
Conclusies......................................................................................................................... - 101 -
9
Aanbevelingen .................................................................................................................. - 103 -
Sponsoren ............................................................................................................................... - 105 Nawoord .................................................................................................................................. - 107 Literatuurlijst .......................................................................................................................... - 109 -
x
Leven met de Overstromingen
Figurenlijst .............................................................................................................................. - 111 Tabellenlijst............................................................................................................................. - 115 Bijlagen ................................................................................................................................... - 117 -
xi
xii
Inleiding Suriname ligt aan de noordoostkust van Zuid-Amerika, 2º en 6º Noorderbreedte en 54º en 58º Westerlengte. Het land heeft een oppervlakte van 163270 km2. Tachtig procent van Suriname bestaat uit tropisch regenwoud. De Surinaamse Republiek telt 498.000 inwoners, van wie 95% in het kustgebied woont. Paramaribo is de hoofdstad en de enige stad van het land, hier woont 70% van de totale bevolking. Suriname heeft een multiculturele samenleving: voormalig slaven en gastarbeiders leven samen, maar hebben hun eigen cultuur grotendeels behouden. Suriname heeft een tropisch klimaat door de ligging dicht bij de evenaar. Er zijn vier seizoenen te onderscheiden: de kleine regentijd van begin december tot begin februari, de korte droge tijd van begin februari tot eind april, een grote regentijd van eind april tot midden augustus en een grote droge tijd van midden augustus tot begin december. De gemiddelde temperatuur is 27 graden Celsius. Het verschil tussen de warmste maand september en de koudste maand januari is maar 2 graden Celsius. In Suriname valt veel neerslag en de luchtvochtigheid is hoog. Gemiddeld valt er in het noorden 1450 mm per jaar en in het zuiden in sommige plaatsen meer dan 3000 mm per jaar. In figuur 1 is de kaart van Suriname te zien.
Suriname Rivier
Figuur 1 Kaart van de Surinaamse Republiek
-1-
Leven met de Overstromingen
Op de kaart zijn de grote rivieren van Suriname te zien. Dit zijn de Marowijne Rivier, de Corantijn Rivier, de Suriname Rivier, de Saramacca Rivier, de Coppename Rivier, de Nickerie Rivier en de Commewijne Rivier. In onderstaande tabel zijn de grootte van de stroomgebieden en afvoeren per jaar per rivier gegeven [2]. Tabel 1. Rivieren van Suriname
Rivier Marowijne Rivier Corantijn Rivier Suriname Rivier Saramacca Rivier Coppename Rivier Nickerie Rivier Commewijne Rivier Totaal
1.1
Stroomgebied (km2) 68700 67600 16500 9000 21700 10100 6600 200200
Gemiddelde Afvoer (km3/jaar) 56 50 13 7 6 6 4 142
Aanleiding onderzoek
In mei 2006 zijn de rivieren buiten hun oevers getreden en werden de binnenlandbewoners verrast door het water. Ruim 22.000 mensen werden dusdanig getroffen dat hun huizen (tijdelijk) onbewoonbaar waren. De totale populatie die door de overstromingen is getroffen, is geschat op 37.000 bewoners. Er zijn, voor zover bekend, geen dodelijke slachtoffers gevallen. Op de meeste plaatsen is de duur van de overstromingen beperkt gebleven tot 3-6 dagen, daarna is het water snel gezakt [1]. De bovenloop van de Suriname Rivier (met als aanvoerende rivieren de Gran Rio, de Pikin Rio en de Boven Suriname Rivier) was het eerste overstroomde gebied. Vervolgens kwamen meldingen van overstromingen in de bovenloop van de Corantijn Rivier (de Sipaliwini Rivier) gevolgd door de bovenloop van de Saramacca Rivier (de Kleine Saramacca). Als laatste hebben overstromingen plaatsgevonden in de boven- en benedenloop van de Marowijne Rivier, de Tapanahoni en de Lawa Rivier (zie figuur 2).
Figuur 2 Overstroomde gebieden in Suriname
De dorpen die het zwaarst zijn getroffen door de overstromingen, liggen langs de Suriname-rivier, ten zuiden van het stuwmeer. In het verloop van dit rapport wordt hieraan gerefereerd als het Boven-Suriname gebied.
1.2
De oorzaak van de overstromingen
Als rivieren overstromen, is dit vaak het gevolg van een samenloop van omstandigheden: een voorgeschiedenis van veel neerslag (bovennormaal) waardoor de ondergrond veel vocht bevat, daaropvolgend een periode van zware buien, en een snelle afvoer van het water naar de rivier [1]. Bij het karakter van de bovenloop van de Surinaamse rivieren hoort dat deze soms overstromen. Er zijn grote(re) overstromingen gemeld in de jaren 1898, 1924, 1949, en 1963. Ze hebben zich altijd voorgedaan
-2-
Leven met de Overstromingen
en zullen zich voor blijven doen. Uit de historische gegevens over regenval, rivierafvoeren en waterstanden kan worden opgemaakt dat de kans op een vergelijkbare overstroming als in 2006 geschat kan worden op één op de 25-75 jaar. Dat zou betekenen dat men in Suriname in een mensenleven de kans heeft om één of enkele keren een grote overstroming mee te maken [1]. Dhr. Naipal, hoogleraar Hydrologie aan de ADEK Universiteit van Suriname, geeft een voorspelling van de herhalingstijd van eens in de vijftig jaar. Dr. Wilfried ten Brinke en Drs. Joke Botterweg concluderen in hun rapport betreffende de oorzaak van de overstromingen het volgende: Conclusie oorzaak overstromingen De oorzaak van dit extreem hoge water moet gevonden worden in een combinatie van verschillende verschijnselen. Op de afzonderlijke meetlocaties in de bovenlopen van de Surinaamse rivieren werden geen extreme neerslag waarden gevonden. De waarden zijn hoog (80-120 mm dag), maar kenmerkend voor de grote regentijd en niet extreem ten opzicht van andere jaren. Er vallen ook in andere jaren op diverse, verschillende plaatsen heel zware buien. Wat echter wel bijzonder is geweest is dat gedurende een aantal dagen op alle locaties tegelijkertijd hoge neerslagwaarden zijn aangetroffen. Deze waarden worden ondersteund door satellietbeelden van de laatste week van april en de eerste week van mei waarin er een band bewolking over het zuidelijk deel van Suriname lag. In plaats van de gebruikelijke plaatselijke, geïsoleerde buien is er dus sprake geweest van een regenfront, waaruit alle regen in het zuiden van Suriname, in de gehele bovenlopen van de rivieren is gevallen. Mogelijk heeft ook de verzadiging van de bodem met water, door de minder droge tijd voorafgaande aan de regentijd de situatie enigszins verergerd. Invloeden van klimaatveranderingen en ontbossing kunnen worden uitgesloten. Van substantiële ontbossing is in de bovenstroomse gebieden van Suriname (nog) geen sprake. Klimaatveranderingen zijn ook in deze streek (nog) niet aantoonbaar. Ook de mogelijkheid dat hogere waterstanden als gevolg van overstromingen in het Amazonegebied de oorzaak vormen, is uitgesloten. De toevoerende kreken wateren in Brazilië af naar het zuiden en niet in Suriname naar het noorden.
1.3
Binnenland bewoners
De levenswijze en omstandigheden van de getroffen bewoners van het binnenland verschilt in vele opzichten van die van de stadsmensen. In tegenstelling tot de stadsbewoners, zijn de binnenlandbewoners in het dagelijks leven afhankelijk van de rivier. De rivier is de levensader, waarlangs ze zich vanuit verschillende historische redenen hebben gevestigd. De rivier wordt voor verschillende doeleinden gebruikt. Zo wordt de rivier intensief gebruikt voor transport van mensen en goederen en is ze de belangrijkste en vaak zelfs enige weg door het gebied. De dorpsbewoners wassen en baden in de rivier en vangen er hun vissen. Daarnaast levert de rivier vruchtbaar slib goed voor de landbouw. Het dagelijkse leven is dus gebouwd rond de rivier, maar het dicht bij de rivier leven heeft ook een keerzijde, zoals is gebleken tijdens de overstromingen in mei 2006. Er zijn structurele veranderingen nodig om in de toekomst de gevolgen van overstromingen te beperken. De rivieroeverbewoners moeten leren leven met de gevaren die gepaard gaan met overstromingen.
1.4
Operatie Falawatra
Zowel vanuit Suriname als Nederland werden er initiatieven ontplooid om de getroffenen te hulp te schieten. Om te voorkomen dat de in het leven geroepen acties versnipperd en onafhankelijk van elkaar zouden verlopen, werd het NCCR (Nationale Coordinatie Crisis- en Rampenbestrijding) aangewezen als hoofdcoördinerend orgaan. Binnen enkele dagen werd Operatie Falawatra in het leven geroepen. Ondanks het feit dat er a priori geen plannen lagen hoe te handelen in het geval van “natural disasters”, is er binnen een kort tijdsbestek een strategie opgesteld. De volgende doelstellingen stonden daarin centraal:
-3-
Leven met de Overstromingen
1.
Veiligheid: De primaire taak was dat de dorpelingen door militairen in veiligheid werden gebracht. Dit betekende dat mensen waar nodig geëvacueerd moesten worden. Tevens werd er toegezien op het voorkomen van plunderingen in de verlaten dorpen. 2. Huisvesting & Livelyhood: Geëvacueerde dorpelingen werden gebracht naar ingerichte strategische posten –zogenaamde hubs-, die als opvangcentra fungeerde. In totaal zijn er 10 hubs gerealiseerd. 3. Volksgezondheid: Om te voorkomen dat er een voedseltekort zou optreden en de volksgezondheid in gevaar zou komen, werden er vanuit de hubs voedselpakketten gedistribueerd. 4. Drinkwater & Sanitatie: Direct na de ramp was er een tekort aan schoon drinkwater. Om te voorkomen dat mensen gecontamineerd water zouden consumeren, werden waterflessen gedistribueerd in het gebied. Zo werd getracht de uitbraak van grootschalige epidemieën te voorkomen.
In de meeste gevallen werden de mensen goed bereikt. Echter wisten de autoriteiten niet op voorhand waar de gevluchte mensen zich geconcentreerd hadden. Daarom dat op een zeker moment de distributie van goederen niet uitsluitend per boot ging, maar ook per helikopter. Dit heeft het proces aanzienlijk versneld.
-4-
Leven met de Overstromingen Ten gevolge van hevige neerslag in mei 2006 is een deel van het Surinaamse binnenland onder water komen te staan. De bewoners van het gebied werden overrompeld door het overtollige water, dat ervoor gezorgd heeft dat hun dorpen blank zijn komen te staan. Een gebrekkige voorbereiding heeft geresulteerd in het verlies van cruciale levensmiddelen als voedsel en drinkwater. Er kan verondersteld worden dat de overstroming zich heeft gemanifesteerd in een nationale ramp; de schade is voor Surinaamse begrippen van ongekende omvang. Een overstroming als deze is een wetmatigheid van de natuur. Het verkomen ervan is een ondoenlijke opgave. Het anticiperen erop daarentegen, kan met relatief beperkte bemiddelen geschieden. Er zal getracht moeten worden om bij dergelijke toekomstige natuurverschijnselen, de omvang van de schade te beperken. Een goede gestructureerde voorbereiding is hierbij noodzakelijk. Als er in de getroffen gebieden een adequaat waarschuwingssysteem aanwezig is kunnen de mensen tijdig hun cruciale middelen veilig stellen. Voor het veilig stellen van de middelen moeten er safe areas bepaald worden. Eenmaal in de safe areas is het van groot belang dat de mensen toegang hebben tot veilig drinkwater (een van de eerste levensbehoefte). Het is dus van belang dat de dorpelingen in tijde van nood zoveel mogelijk zelf drinkwater vervaardigen. Het doel van dit project is om samen met de binnenlandbewoners een manier te vinden om met het gevaar van overstromingen om te leren gaan en de gevolgen te beperken. Er zal specifiek worden gericht op het ontwikkelen van meerdere methoden om de schade van de overstromingen te beperken. De volgende aspecten zullen daarbij centraal staan: 1.
Onderzoeken en implementeren van een lokaal waarschuwingssysteem om het gevaar van overstromingen het hoofd te bieden. Hierbij staat het hydrologische begrip en een communicatie systeem centraal.
Om de gevolgen van overstromingen in de toekomst te beperken, zal er gewerkt moeten worden aan de bewustwording van de binnenlandbewoners als het gaat om overstromingen. In de getroffen dorpen zal daarom in aanvulling op het waarschuwingssysteem, het volgende aan bod komen: 2. 3.
Het ontwikkelen van noodplan bij eventuele toekomstige overstromingen. Hierbij staat het evacuatieplan en het bereiden van betrouwbaar drinkwater centraal. Het ontwikkelen van een nazorgplan bij eventuele toekomstige overstromingen. Hierbij gaat het om een nazorgplan waarin het drinkwater aspect is opgenomen.
Het waarschuwingssysteem, evacuatieplan en het drinkwater aspect zijn de belangrijkste elementen binnen het project leven met de overstromingen. Daarom wordt er binnen dit project ook hierop gericht. In dit rapport worden de theorie, ervaringen, resultaten, aanbevelingen en conclusies in detail uitgewerkt. Het rapport is verdeeld in drie modules: waarschuwingssysteem, evacuatieplan en drinkwater.
-5-
-6-
Organisatie De projectgroep Suriname is onderverdeeld in twee groepen. De eerste groep vertrok in juli naar Suriname en richtte zich op de aspecten communicatie, evacuatieplan en drinkwater. De tweede groep zal in september naar Suriname vertrekken en zich vooral richten op het hydrologische model voor het opzetten van een waarschuwingssysteem. Verder worden er ook studenten van de Universiteit Suriname (Adek) benaderd om mee te doen met dit project. De groepen en afstudeer richtingen zijn als volgt: Tabel 2. Samenstelling groep 1
Naam Glenn Weisz Jr Raheena Doekhie Priscilla Miranda Ton Knol Dinesh Kalpoe
Opleiding Building Engineering (TUDelft) Water Management (TUDelft) Technische Bestuurskunde (TUDelft) Water Management (TUDelft) Geodesie (Universiteit Suriname, ADEK)
Tabel 3. Samenstelling groep 2
Naam Glenn Weisz Jr Marloes van Ginkel Marjolein van der Kraan Ivo Miltenburg Dinesh Kalpoe
Opleiding Building Engineering (TUDelft) Water Management (TUDelft) Water Management (TUDelft) Water Management (TUDelft) Geodesie (Universiteit Suriname, ADEK)
-7-
-8-
Gebied van Projectuitvoering Er zijn ongeveer 37.000 mensen slachtoffer geweest van de overstroming. De dorpen liggen langs de Lawa, Tapanahony en Suriname rivier. Voor de uitvoering van de werkzaamheden is gekozen voor het BovenSuriname gebied. In de volgende cluster dorpen zijn de werkzaamheden door de projectgroep uitgevoerd: Kayana Djoemoe Botopasi Laduwani De ligging van deze dorpen zijn in de volgende figuur te zien:
PARAMARIBO
BOTOPASI KAYANA
LADUWANI DJUMU
Figuur 3 De dorpen langs de verschillende rivieren
-9-
- 10 -
WAARSCHUWINGSSYSTEEM
- 12 -
1
Inleiding
Hoog water is een wetmatigheid van de natuur. In het binnenland van Suriname zijn geen kunstmatige dijken aanwezig. Vanwege de uitgestrektheid, de grilligheid en de afgelegen ligging van het gebied is de aanleg hiervan een ondoenlijke opgave. Het anticiperen op hoogwater en dien ten gevolge overstromingen, kan echter met relatief beperkte middelen geschieden. Momenteel ontberen de getroffen gebieden een adequaat waarschuwingssysteem, dat mensen tijdig op de hoogte stelt wanneer een overstroming dreigt. Voor de binnenlandbewoners zou dit een goed instrument zijn, om cruciale middelen op tijd veilig te stellen. Projectgroep Suriname heeft onderzoek gedaan naar een Hydrologisch Waarschuwingssysteem in de dorpen Kayana, Djoemoe, Botopasi en Laduwani in het Boven-Suriname gebied. In deze module wordt de opzet van het onderzoek en het functioneren van het gerealiseerde waarschuwingssysteem uiteengezet. De opbouw van de module is als volgt. In hoofdstuk 2 wordt de probleemstelling geformuleerd en in hoofdstuk 3 de doelstelling van dit onderdeel. Hoofdstuk 4 beschrijft het plan van aanpak. Daarin wordt uiteengezet hoe de doelstellingen bereikt worden. In de volgende hoofdstukken wordt de realisatie van elk van de doelstellingen besproken. In hoofdstuk 5 het opzetten van een systeem voor dagelijkse verzameling van waterstanden en neerslag. In hoofdstuk 6 de realisatie van het opgezette waarschuwingssysteem tussen de dorpen. In hoofdstuk 7 wordt beschreven hoe de bewustwording van de bewoners voor de gevaren van hoogwater werd vergroot. Vervolgens volgen in hoofdstuk 8 de conclusies. In hoofdstuk 9 zijn discussiepunten beschreven naar aanleiding van de conclusie. Als laatste worden in hoofdstuk 10 aanbevelingen gedaan voor soortgelijke projecten en voor uitbreiding van dit onderzoek.
- 13 -
- 14 -
2
Probleemstelling
Ten gevolge van de hevige neerslag in mei 2006, is een deel van het Surinaamse binnenland overstroomd geraakt. De bewoners van het gebied werden overrompeld door het overvloedige rivierwater, dat ervoor zorgde dat hun dorpen onder water kwamen te staan. Het probleem is drieledig: de schade was groot doordat het bewustzijn van de binnenlandbewoners betreffende overstromingen laag is, dijken of andere waterkeringen zijn in een dergelijk uitgestrekt dunbevolkt gebied geen optie en een adequaat waarschuwingssysteem, zodat mensen snel gewaarschuwd kunnen worden, ontbreekt.
2.1
Veel schade door overstromingen
Het boven Suriname gebied is het dichtst bewoonde gebied in het binnenland. De schade door het onvoorzien hoge water was hier het grootst. De schade bij de diverse dorpen betrof: Grote schade aan gebouwen: huizen, scholen, medische posten; Schade aan landbouwgewassen. De voedselvoorraden en het zaaigoed zijn grotendeels verloren gegaan, de kostgronden werden vernietigd; Er was geen toegang tot veilig drinkwater; Schade aan wegen en elektriciteitsvoorzieningen (generatoren); Veel bezittingen gingen verloren. Wanneer een overstroming net heeft plaatsgevonden ligt die nog vers in het geheugen van de mensen en is iedereen zich bewust van de gevaren. Maar naarmate de tijd verstrijkt lijkt het of dit bewustzijn uit het geheugen van de mensen verdwijnt. Het gevolg is dat men weer dicht bij de rivier (in potentieel overstromingsgebied) activiteiten gaat ontplooien, met desastreuze gevolgen bij een nieuwe overstroming.
2.2
Dijkbescherming is niet mogelijk
De rivieren in het binnenland van Suriname zijn lang en het land is dunbevolkt. Wanneer de rivierloop door dijken of andere waterkeringen wordt beperkt, zullen overstromingen in de dichtbewoonde benedenloop veel heftiger zijn: de waterstanden zijn hoger en het water stroomt sneller af. Daarnaast is de aanleg van dergelijke keringen duur en zal de landschappelijke waarde van het gebied teniet worden gedaan. Bescherming van het land langs de rivieren door de aanleg van dijken is niet de meest geschikte oplossing. Een overstroming kan niet worden voorkomen, maar de schade die optreedt kan wel worden beperkt.
2.3
Afwezigheid van een model/waarschuwingssysteem
Het ontbeert in de getroffen gebieden momenteel aan een adequaat alarmeringssyssteem, welke mensen tijdig op de hoogte stelt van hoogwater. Voor de binnenlandbewoners zou dit een goed instrument zijn, om waardevolle spullen op tijd op een veilige plaats te brengen. Voor een modellering van de rivier en de aanleg van een waarschuwingssysteem moeten voldoende gegevens (regen en waterstanden/afvoeren) beschikbaar zijn. In het bijzonder gegevens over de waterstanden zijn er nog onvoldoende. De beschikbare gegevens zijn uit een ver verleden en beslaan voornamelijk korte intervallen.
- 15 -
- 16 -
3
Doelstelling
Het doel van dit project is om met de binnenlandbewoners een manier te vinden om met het gevaar van overstromingen om te gaan en de gevolgen te beperken. Voor het zwaarst getroffen gebied, het BovenSuriname gebied, in de dorpen Kayana, Djoemoe, Botopasi en Laduwani, zal in een pilot project onderzoek worden gedaan naar verbeteringen in de wijze van omgaan met hoogwater. Dit resulteert in de volgende doelstellingen met betrekking tot deze dorpen: Om in de toekomst een model in gang te zetten zal een dagelijkse verzameling van gegevens betreffende waterstanden en neerslag moeten worden gestart. Een eenvoudig waarschuwingssysteem tussen de dorpen zal in gang moeten worden gezet. Bewoners moeten zich blijvend bewust zijn van de gevaren die leven langs de rivier met zich meebrengt. Een inventarisatie van de maatregelen die getroffen moeten worden om bij overstromingen het verlies van waardevolle goederen te beperken en bewoners tijdig te evacueren zal moeten worden gemaakt.
- 17 -
- 18 -
4
Plan van Aanpak
Om de doelstellingen te realiseren zullen er diverse werkzaamheden moeten worden verricht. In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de vier in hoofdstuk 3 genoemde doelstellingen het plan van aanpak beschreven.
4.1
Dagelijkse verzameling van waterstanden en neerslag
Om in de toekomst een geavanceerd model in gang te zetten zal een dagelijkse verzameling van gegevens betreffende waterstanden en neerslag moeten worden gestart. Om dit doel te bereiken zullen de volgende stappen worden ondernomen: Dagelijkse verzameling van waterstanden. De stijging of daling van het waterpeil kan op deze manier worden bijgehouden. Er moeten peilschalen worden geplaatst in relatie tot de overstromingshoogte. Hiervoor dient het juiste, robuuste materiaal te worden gebruikt. Het is belangrijk om de lokale bevolking hierbij te betrekken, door hen de peilschalen zelf te laten verven en plaatsen langs de oever. Het is van belang dat de dorpsbewoners de waterstanden zelf kunnen aflezen van de peilschalen. De data moet worden doorgegeven en opgeslagen. Dagelijkse verzameling van neerslag waarden. Hiermee wordt het meteorologische inzicht vergroot. Neerslag metingen zullen de eerste indicatie geven of er sprake is van een eventuele stijging van de waterstand in de rivieren van Suriname. In elk dorp zullen neerslagmeters moeten worden geplaatst en de data zal naar een centraal punt moeten worden doorgegeven en opgeslagen.
4.2
Eenvoudig waarschuwingssysteem tussen de dorpen
Een eenvoudig waarschuwingssysteem tussen de dorpen zal in gang moeten worden gezet. Om tot dit systeem te komen wordt de volgende opzet aangehouden: Communiceren met de dorpshoofden en hen in beginsel oplossingen laten aandragen. De dorpshoofden fungeren als sleutelfiguren: wanneer deze zijn overtuigd van het nut en de noodzaak van het systeem, kan het systeem geïmplementeerd worden met volledige steun en medewerking van het dorp. Daarnaast is het belangrijk dat alle betrokken het systeem volledig begrijpen. Voor het maken van het systeem wordt het dwarsprofiel van de rivier bepaald, vervolgens worden de Q-h relaties per dorp berekend met de formule van Strickler. Verzamelen van gegevens van waterstanden en afvoeren uit het verleden. Met deze gegevens kunnen de Q-h relaties gekalibreerd worden. Uit de Q-h relaties per dorp volgen dan de h-h relatiediagrammen tussen de dorpen. De looptijd van de hoogwatergolf wordt geschat aan de hand van de afstand tussen de dorpen. Om het waarschuwingssysteem te laten werken moet er een communicatiesysteem opgezet worden tussen de betrokken dorpen en binnen de dorpen zelf. De bereikbaarheid en de communicatie tussen de dorpen en binnen de dorpen is hierbij een belangrijk punt.
4.3
Bewustwording bewoners
Bewoners moeten zich blijvend bewust zijn van de gevaren die leven langs de rivier met zich meebrengt. Om dit doel te bereiken zullen de volgende twee punten worden behandeld:
- 19 -
Leven met de Overstromingen
Waarschuwingssysteem
Aangeven van de overstromingshoogte. Er zal een monument komen zodat ook latere generaties met de mogelijkheid en de gevolgen van hoog water worden geconfronteerd. De kinderen/scholen moeten betrokken worden bij het project om het bewustzijn van overstromingsgevaar bij de jongere generatie te vergroten. De scholen in de dorpen kunnen de peilschalen aflezen en dit bijhouden in de vorm van een registratiesysteem.
- 20 -
5
Dagelijkse verzameling van waterstanden en neerslag
Met behulp van een hydrologisch model kunnen de hydrologische processen, waaronder neerslag, neerslaginterceptie, verdamping en neerslagafvoer, van een stroomgebied in kaart worden gebracht. Met behulp van het model kan worden onderzocht welke effecten er optreden indien er veranderingen in de hydrologische processen plaatsvinden. Het maken van een hydrologisch model, waarin alle aspecten van het stroomgebied zijn opgenomen, vereist een ingewikkeld en uitgebreid onderzoek. Niet alleen de meteorologie en het gedrag van de rivier, maar tevens de bodemgesteldheid en de verschillende vormen van afvoer zijn van groot belang. De meteorologie is de studie van weer en klimaat en houdt zich, naast onderzoek naar het verleden, bezig met verwachtingen voor de toekomst. Het verkrijgen van meteorologisch inzicht in een bepaald stoomgebied is nodig indien men uitspraken wil doen over de relatie tussen de seizoenen en de bijbehorende veranderingen in het gedrag van de rivier. Voor dit project, waarbij het gaat om het maken van een eenvoudig waarschuwingssysteem waarmee de gevolgen van overstromingen in de toekomst sterk kunnen worden beperkt, zijn gegevens betreffende waterstanden en neerslag belangrijk. Waterstandgegevens zijn van belang om het gedrag van de rivier in kaart te kunnen brengen en uitspraken te kunnen doen over het verloop van de afvoer van de rivier gedurende het jaar. Neerslaggegevens zijn belangrijk om inzicht te krijgen in het verband tussen de hoeveelheid neerslag in een bepaald stroomgebied en de gevolgen hiervan op de waterstanden van de rivier. Voor het maken van een dergelijk hydrologisch model van het stroomgebied zijn data nodig die vele jaren omvatten. Met de verzamelde data kunnen voorspellingen worden gedaan over het gedrag van de rivier. Tevens kunnen trendlijnen worden bepaald, hiermee kunnen veranderingen in het gedrag van de rivier worden voorspeld en de oorzaken daarvan worden onderzocht. Dagelijkse gegevens zijn van belang om goede relaties te kunnen leggen tussen de hoeveelheid neerslag die op een bepaald moment in een bepaald stroomgebied valt en het gevolg hiervan op de waterstand van de rivier. De neerslagafvoer en de snelheid van de hoogwater afvoergolf kunnen uit deze data worden bepaald. Om in de toekomst een goed hydrologisch model te kunnen maken zal een dagelijkse verzameling van gegevens betreffende waterstanden en neerslag moeten worden gestart. Om dit doel te bereiken zullen de volgende stappen worden ondernomen: Dagelijkse verzameling van waterstanden. Dagelijkse verzameling van neerslag waarden.
5.1
Dagelijkse verzameling van waterstanden
Met behulp van een dagelijkse verzameling van waterstanden kan de stijging of daling van het waterpeil worden bijgehouden. Met deze gegevens kunnen conclusies worden getrokken over de relatie neerslag en afvoer.
- 21 -
Leven met de Overstromingen
5.1.1
Waarschuwingssysteem
Peilschalen
Om de dagelijkse verzameling van waterstanden op gang te brengen, dienen peilschalen te worden geplaatst langs de oever van de rivier. Hiervoor dient het juiste, robuuste materiaal te worden gebruikt. De peilschalen zullen door de lokale bevolking moeten worden afgelezen en dienen dus eenvoudig te worden uitgevoerd. Tevens is van belang dat de lokale bevolking bij het vervaardigen van de peilschalen wordt betrokken zodat zij het principe volledig begrijpen. De peilschalen moeten zo worden geplaatst dat invloeden van oneffenheden in het rivierprofiel zo klein mogelijk zijn. Dit betekent bijvoorbeeld dat het plaatsen van de peilschalen dicht in de buurt van sula’s, stroomversnellingen, of grote rotspartijen in de rivier moet worden vermeden. De peilschalen moeten een bepaalde range aankunnen, zodat er in het droge seizoen en ook tijdens extreem hoge waterstanden kan worden afgelezen. Tevens moet men rekening houden met het gemak van aflezen en de mogelijkheid tot het doorgeven van de data. De data uit de verschillende dorpen moet worden verzameld op een centraal punt en goed worden gearchiveerd. In de dorpen Kayana, Djoemoe, Botopasi en Laduwani zijn er peilschalen in de rivier geplaatst. De stationschefs van de vliegvelden van de betreffende dorpen lezen de waterstanden dagelijks af en geven de afgelezen waarden door aan vliegveld Zorg en Hoop in Paramaribo waar de data wordt opgeslagen. Bij het schilderen van de peilschalen in Kayana waren een groep kinderen tussen de 8 en 14 jaar betrokken. Voordat er werd geschilderd, werd eerst het doel van de peilschalen uitgelegd. De kinderen begrepen de werking van de peilschalen en konden niet wachten om te beginnen met verven.
Figuur 4 Peilschalen schilderen in Kayana
Figuur 5 Resultaat Kayana
In Djoemoe zijn hoofdzakelijk de stationchef en assistent stationchef betrokken bij het schilderen van de peilschalen. Deze waren tussen de 20 en 28 jaar en in dit dorp is vooral gelet op het zelfstandig kunnen reproduceren van de peilschalen. Ook hier werd eerst het doel van het systeem en de peilschalen uitgelegd. Opmerkelijk was dat ze zelf al het idee hadden om het gedrag van de rivier, vooral in kritieke tijden, te monitoren. Ze wisten alleen niet hoe dat zou moeten. Ze waren blij kennis te maken met de peilschalen. Botopasi had een heel actief bestuur, waarvan 4 vrouwelijke basja’s deel uitmaken. In Botopasi waren de 4 vrouwelijke basja’s betrokken bij het schilderen van de peilschalen. Ook hier was het doel en de werking van de peilschalen snel duidelijk en werd sterk gelet op het kunnen reproduceren van de peilschalen.
Figuur 6 peilschalen schilderen in Botopasi, basja's krijgen uitleg van assistent stationchef
Naast het schilderen van de peilschalen moest er ook nagedacht worden over de locatie waar ze geplaatst zouden worden. Belangrijk bij deze beslissing was dat ze op de route van degene die het zou aflezen geplaatst werden (i.v.m. de continuïteit). Ook moest het voor het modelleren op een hydrologisch gunstige
- 22 -
Leven met de Overstromingen
Waarschuwingssysteem
plek geplaatst worden. Ten derde was het belangrijk dat de peilschalen stevig gefundeerd konden worden, zodat ze een lange tijd mee kunnen gaan. Er moest dus ook een bodemgunstige plek gekozen worden. Ten vierde moest er een referentiepunt in de buurt zijn, zodat in het geval de peilschaal wegvalt, de dorpelingen een referentie punt hebben waardoor ze de situatie alsnog kunnen inschatten. Tenslotte is er op gelet dat de peilschalen voor de dorpelingen te zien waren, en niet alleen voor degene die de taak heeft om hem af te lezen. Het referentiepunt in Kayana is een grote rots die in het midden van de rivier uitsteekt bij een normale waterstand. Gekozen is om het nulpunt van de peilschaal gelijk te stellen aan de top van de rots. Het gevolg hiervan was wel dat er negatieve getallen op de peilschaal zijn gekomen. Dit is in overleg met de leiding van de school gedaan, die het liefst negatieve getallen wilde laten voorkomen op de peilschalen, omdat het een extra impuls zou zijn om de kinderen vroegtijdig kennis te laten maken met negatieve getallen. In Djoemoe is een Normaal Surinaams Punt (NSP) meetpunt aanwezig, dat gekozen is als referentiepunt. In Botopasi is de top van de rots bij de wasplaats als nulpunt gekozen. In Laduwani werd het nulpunt onder de rivierbodem gelegd, op die manier werd alleen gewerkt met positieve getallen en bleek de aflezing veel eenvoudiger en nauwkeuriger. Het leren aflezen van de peilschalen was een uitdaging. Het grootste deel van de dorpsbewoners heeft alleen een basisschoolopleiding gehad, waardoor het aflezen van de peilschalen wat moeilijk ging. Vooral de negatieve getallen, dus het naar beneden optellen, was moeilijk over te brengen. Tijdens het schilderen van de nummers op de peilschaal werd al geoefend met het aflezen. Voordat de peilschalen geplaatst werden, werd een oefentoets gedaan. In deze oefentoets werden willekeurige waterstanden aangegeven, waarna de “aflezers” de waterstanden moesten berekenen. Nadat de peilschalen gefundeerd waren, werd de finale toets gehouden, waarin ze de huidige waterstand moesten bepalen. Het aflezen van de peilschalen werd in Kayana en Djoemoe gedaan door de stationchef, in Botopasi door de vrouwelijke basja’s, die het vervolgens aan de stationchef doorgeven om door te sturen naar Paramaribo. In Laduwani worden de peilschalen afgelezen door de stationschef.
5.1.2
Uitvoering
In elk dorp zijn drie peilschalen met een lengte van drie meter geplaatst. Dit is bepaald met behulp van de eis dat de peilschalen tijdens extreem hoog en extreem laag water moeten kunnen worden afgelezen. De verdeling op de latten is in 10 cm, met zwarte streepjes. Om het aflezen te vergemakkelijken verandert om de 50 cm de kleur blauw-wit. De 50 cm waarden zijn ook op de lat geschreven met rode fluorescerende verf. De overstromingshoogte van mei 2006 is met een rode lijn en de tekst “HW Stand” aangegeven. In figuur 4 ziet men de kleurverdeling om de halve meter, de 10-cm strepen en de cijfers in fluorescerend rood. De fundering van de peilschalen geschied met behulp van drie funderingspalen. Eén recht naar beneden (aan deze is ook de peilschaal bevestigd), een paal schuin in de stroomrichting en één paal dwars op de stroomrichting. Door deze manier van funderen is de peilschaal stabiel in alle richtingen en bestand tegen zware stroming en stoten. De palen zijn met een bijl een halve meter in de grond geheid en staan stevig verankert. Zie figuur 7.
Figuur 7 Ivo slaat met een bijl de fundering voor de peilschalen op Djoemoe
- 23 -
Leven met de Overstromingen
5.2
Waarschuwingssysteem
Dagelijkse verzameling van neerslag waarden
Een belangrijk onderdeel van de meteorologie is de neerslag. Voor het verkrijgen van een meteorologisch inzicht in een bepaald stroomgebied zullen er dagelijks neerslagmetingen moeten worden gedaan. Met behulp van deze data kan er in combinatie met de gemeten waterstanden een relatie worden gelegd tussen de neerslag in het stroomgebied en de afvoer van de rivier. Tevens kan de snelheid worden bepaald waarmee de neerslag tot afvoer komt. Hiermee kunnen er bij bepaalde weersverwachtingen voorspellingen worden gedaan over het gedrag van de rivier. Ook bij de neerslag waarden zijn dagelijkse gegevens noodzakelijk om een goede relatie te kunnen maken. De neerslag data zullen net als de data van de waterstanden naar een centraal punt moeten worden doorgegeven en daar worden gearchiveerd. Op de vliegvelden van Kayana, Djoemoe, Botopasi en Laduwani zijn vlak na de overstromingen van mei 2006 door dhr. Naipal van de Adek Universiteit van Suriname regenmeters geplaatst. Dagelijks worden de waarden aan de radiokamer van het vliegveld Zorg en Hoop in Paramaribo doorgegeven.
Figuur 8 Dhr. Naipal legt het gebruik van een regenmeter uit (foto: S. Naipal)
- 24 -
6
Eenvoudig waarschuwingssysteem tussen de dorpen
Een eenvoudig waarschuwingssysteem tussen de dorpen zal in gang moeten worden gezet. Dit houdt in dat er van dorp tot dorp gewaarschuwd kan worden voor opkomend hoogwater. Om tot dit systeem te komen is er veldonderzoek in de dorpsclusters aan de Boven-Suriname rivier gedaan. Om de juiste gegevens te verzamelen voor een waarschuwingssysteem is de volgende opzet aangehouden: Communiceren met dorpshoofden. Inmeten van het dwarsprofiel van de rivier. Berekenen Q-h relaties per dorp met behulp van de formule van Strickler. Kalibratie van Q-h relaties met gegevens van waterstanden en afvoeren uit het verleden. h-h relatiediagrammen tussen de dorpen opstellen aan de hand van de Q-h relaties per dorp. De looptijd van de hoogwatergolf wordt geschat aan de hand van de afstand tussen de dorpen. Opzetten communicatiesysteem tussen de betrokken dorpen en binnen de dorpen zelf.
6.1
Communicatie met dorpshoofden
Bij aankomst in een dorp dient eerst een bezoek te worden gebracht aan de kapitein of bij het dorpsbestuur, alvorens de werkzaamheden mogen starten. In de Krutu (= dorpsvergadering) wordt uiteengezet wat het doel van de komst is en welke werkzaamheden uitgevoerd zullen worden. Ook wordt er tijdens de Krutu aan de aanwezigen gevraagd naar hun herinneringen aan de overstroming, naar hun oplossingen voor het probleem en om hun hulp bij de uitvoering. Deze bijeenkomsten waren om verschillende redenen van belang. Allereerst is participatie van de bewoners noodzakelijk om een waarschuwingssysteem tot een succes te maken. Via de Krutu’s worden alle werkzaamheden toegelicht en kan op het hoogste niveau uitgelegd worden wat de achtergrond van de aanpak is. Verder is toestemming van het dorpsbestuur nodig om werkzaamheden te verrichten in het dorp. Uit deze bijeenkomsten kon waardevolle informatie worden gedestilleerd. Een aantal belangrijke punten aangaande informatie en de samenwerking: Hoogste waterstand van mei 2006 was te bepalen doordat het vers in het geheugen van de mensen lag. Verder waren er nog tekens aanwezig op muren waardoor deze hoogte in te meten was. Gemiddeld hoogwater was niet te bepalen. Het gebrek aan een duidelijke referentie en het feit dat iedereen zich zaken anders herinnert betekende uiteenlopende aangewezen waterhoogtes. Overstromingen in het verleden werden helemaal niet meer herinnerd. De waterhoogte bij deze overstromingen was dan ook niet te bepalen in het veld. Het dorpsbestuur wilden graag dat de resultaten werden teruggecommuniceerd naar het dorp. Er mochten werkzaamheden verricht worden, omdat de resultaten de leefomstandigheden van de dorpsbewoners zouden kunnen verbeteren. Er werd toestemming verleend om werkzaamheden te verrichten en (tegen betaling) werd arbeid en materiaal beschikbaar gesteld vanuit de dorpen. Er werd participatie vanuit de dorpen toegezegd. Er was feitelijke hulp van de B.O. (Bestuurs Opzichter), Kapteins en Basja’s. Op eigen initiatief is hulp gezocht bij bewoners.
- 25 -
Leven met de Overstromingen
Waarschuwingssysteem
6.2 Bepalen van dwarsprofielen Door het bepalen van de dwarsprofielen van de rivier kan het stroomoppervlak berekend worden. Als ook het oeververloop landinwaarts gemeten wordt, is bij elke waterstand het totale stroomoppervlak te berekenen. Met behulp van de formule van Strickler kan vervolgens een theoretische afvoer berekend worden bij elke waterstand. Formule van Strickler:
Q = kAR 2 / 3 s1/ 2
[3].
De parameters die meegenomen worden in de formule van Strickler zijn: Q = afvoer [m3/s] k = weerstand [m1/3/s] A = stroomoppervlak [m2] R = hydraulische straal [m] s = verhang [m/m]. Het stroomoppervlak en de hydraulische straal zijn in het veld te bepalen door de dwarsprofielen in te meten. De weerstand die het water ondervindt van het dwarsprofiel zal variëren met de hoogte van het water (binnen of buiten de oevers, mate van obstructie, etc.) Er kan een aanname gedaan worden over de orde grootte van de weerstand met behulp van tabellen met Strickler-weerstanden. Het lokale verhang bij normaal water kan bepaald worden door over voldoende lengte het verhang van het wateroppervlak te meten.
6.2.1
Locatie profielen
Per dorp moet er worden gezocht naar een geschikte locatie om een dwarsprofiel in te meten. Hierbij zijn verschillende (soms conflicterende) elementen van belang: Het profiel moet in een rustig recht stuk van de rivier gekozen worden. Er moeten zich zo min mogelijk obstructies (stenen) in het profiel bevinden. Geen stroomversnellingen (soela’s) vlak boven- of benedenstrooms van het profiel. Het landprofiel moet representatief zijn voor het dorp, dus niet bij een toevallige heuvel in het landschap. In de praktijk zal het water zich in dat geval anders dan voorspeld gaan gedragen. Het land moet minimaal ingemeten worden tot het niveau van de overstromingen in mei 2006. Het verloop van het land moet dus steil genoeg zijn, anders is het landprofiel niet in te meten. Beide oevers moeten ingemeten kunnen worden. Bij het profiel moeten peilschalen geslagen kunnen worden (niet mogelijk bij een rotsbodem). De geslagen peilschalen moeten op dagelijkse basis afgelezen kunnen worden en de verzamelde gegevens moeten dagelijks gecommuniceerd kunnen worden. Aan de hand van deze criteria dient er per dorp een locatie worden bepaald waar de peilschalen moeten komen en waar het profiel ingemeten moet worden. Verder dient er per dorp minimaal één rivierprofiel extra ingemeten te worden als check voor de Q-h relatie bij lage waterstand. Er kan namelijk aangenomen worden dat beide profielen op het moment van meten (vanaf het wateroppervlak) een even grote afvoer hebben. Bovenstaande afwegingen hebben voor de verschillende dorpen tot de volgende locaties voor de plaatsing van de peilschalen en het in te meten dwarsprofiel geleid: Dorp 1: Kayana Het vliegveld ligt aan de linkeroever van de Gran Rio, dit is niet aan dezelfde zijde als het dorp. Aan de vliegveldzijde van de rivier waren er twee locaties waarbij vanaf de oever het vliegveld bereikt kon worden. Aangezien het aflezen en communiceren door de stationschef van het vliegveld moest gebeuren en deze persoon niet elke dag naar de overkant van de rivier reist, zijn de peilschalen aan de linkeroever geplaatst. Rivierprofiel: Het profiel lag niet in de nabije omgeving van soela’s. Wel zijn er enkele rotsen in de rivier net bovenstrooms die het profiel enigszins beïnvloeden. Landprofiel: het landprofiel bij beide oevers is op die locatie steil genoeg om in te meten.
- 26 -
Leven met de Overstromingen
Waarschuwingssysteem
Dorp 2: Djoemoe Het vliegveld ligt precies waar de Gran Rio en de Pikin Rio samenkomen tot de Suriname Rivier. Er zijn twee locaties waarbij vanaf de oever het vliegveld bereikt kan worden, echter deze zijn niet gelegen aan de Gran Rio of de Suriname rivier. Net benedenstrooms van de samenvoeging staat de medische post van Djoemoe, die ook de beschikking heeft over een radio. De set peilschalen zullen worden geslagen bij de medische post in de Suriname Rivier. Deze peilschalen zullen afgelezen worden door een medewerker van de medische post en dagelijks via de radio worden doorgegeven aan de stationschef van het vliegveld, vanwaar er verder wordt gecommuniceerd. Deze set peilschalen zal gebruikt worden voor het waarschuwingssysteem. Het profiel ligt niet ver af van de locatie waar in het verleden waterstands- en afvoermetingen zijn gedaan. Rivierprofiel: Het profiel is net benedenstrooms van de samenkomst van Pikin Rio en Gan Rio. Er zijn geen rotsen die het profiel beïnvloeden. Landprofiel: het landprofiel is op die locatie aan beide oevers steil genoeg om in te meten. Er is voor gekozen om in Djoemoe op nog een locatie peilschalen te slaan. Een tweede set wordt geslagen in de Pikin Rio, aan de linkeroever vlak voor de samenkomst met de Gran Rio en wordt afgelezen door de stationchef van het vliegveld. De waterstand hier is onafhankelijk van de waterstand in Kayana, maar geeft de afvoer van het volledige stroomgebied van de Pikin Rio aan. Deze peilschalen zullen niet worden gebruikt voor het waarschuwingssysteem, maar de verzamelde data kan wel waardevolle informatie opleveren. Dorp 3: Botopasi Het vliegveld ligt aan de achterzijde van het dorp, aan de linkeroever van de Suriname Rivier. Grote gedeeltes van de rivier voor het dorp bevatten erg veel rotsen. Het gaat hier voornamelijk om het benedenstroomse gedeelte van het dorp. Het oeververloop aan de rechterzijde van de rivier is hier niet steil genoeg en eveneens onbegaanbaar door de bebossing. Aan de bovenstroomse kant van het dorp is uiteindelijk een geschikte locatie bij een badplaats gevonden die afgelezen kan worden door de Basja’s van het dorp. Zij geven afgelezen waarde vervolgens door aan de stationchef op het vliegveld, die verder communiceert. Rivierprofiel: Recht, zonder obstructies. Benedenstrooms wel enige soela’s. Landprofiel: Aan de rechterzijde van de rivier verloopt het landprofiel steil. Aan de linkeroever zijn de peilschalen geplaatst. In eerste instantie verloopt het profiel steil om vervolgens nog maar langzaam te stijgen. Dorp 4: Laduwani Het vliegveld ligt aan de benedenstroomse zijde van het dorp, aan de linkeroever van de Suriname Rivier. Over de gehele lengte van het dorp bestaat de rivier uit meerdere delen. Er ligt een complex aan grote eilanden in de rivier waardoor er bij het dorp geen enkele plek aan te geven is waar al het bovenstroomse water langskomt. Slechts een bepaald percentage van het water stroomt in de riviertak bij het dorp. De medische post is de meest geschikte locatie voor de plaatsing van de peilschalen. Hier kan er door de stationchef van het vliegveld dagelijks afgelezen worden. Exact op deze locatie zijn in het verleden waterstands- en afvoermetingen gedaan. Rivierprofiel: Recht, zonder obstructies. Benedenstrooms ligt op enige afstand wel een grote sula (de Felolasi sula). Landprofiel: Aan de linkeroever loopt het profiel steil omhoog. De rechteroever is een groot eiland, maar de oever is een stuk minder steil. Dit eiland zal dan in geval van hoog water volledig overstromen. Door de complexiteit van de eilandenstructuur en de woeste begroeiing is verder meten dan de hoogte van dit eiland onmogelijk. Om een schatting te kunnen maken van het percentage van de rivier dat in de riviertak voor Laduwani langs stroomt, is er een rivierprofiel ingemeten een stuk benedenstrooms, waar alle riviertakken bij elkaar zijn gekomen.
6.2.2 Bepaling rivierprofielen Het rivierprofiel moet bepaald worden. Hiertoe dient de waterdiepte over de gehele breedte van de rivier ingemeten te worden.
- 27 -
Leven met de Overstromingen
Waarschuwingssysteem
Het dwarsprofiel van de rivier onder water kan worden bepaald met behulp van een diver [4]. Dit is een meetinstrument dat de waterdruk registreert. Met het drukverschil tussen de atmosfeer en de waterbodem kan met behulp van de volgende relatie [3] de diepte van de rivierbodem worden bepaald:
h=
p
ρg
De valversnelling rond de evenaar is 9,78 m/s2 [5].
Figuur 9 Diveren
Voor het gebruik van de diver is een computer noodzakelijk. Deze wordt gebruikt om instellingen voor de diver te programmeren en deze aan- en uit te zetten. Met behulp van een computer worden de gemeten waarden vervolgens uitgelezen. Een diver doet nauwkeurige metingen die volautomatisch verlopen. Vooraf was nog onbekend hoe breed en diep de Suriname Rivier op de verschillende locaties zou zijn. Automatische metingen hebben de potentie het werk aanzienlijk te versnellen. Het plan was om de diver vanuit een korjaal naar de bodem van de rivier te laten zakken. De diver zou ingesteld zijn om elke paar seconden een automatische registratie te doen. Indien er vervolgens met constante snelheid rechte banen over de rivier gevaren zouden worden, konden zeer efficiënt profielen gegenereerd worden. In de praktijk bleek deze werkwijze echter niet toepasbaar. De rivierbodem was erg grillig met veel rotsen. Daarnaast lagen er, door de overstromingen, zeer veel bomen op de bodem waardoor er een groot risico was om de divers te verliezen, doordat het touw zou blijven steken achter een boom. Uiteindelijk is er gekozen om op een alternatieve wijze de dwarsprofielen van de rivier in te meten met behulp van de divers. Deze werkwijze hield in dat er over de rivier een touw werd gespannen met om de 2 m een merkteken. Bij elk merkteken werd de diver, verzwaard met een steen, tot op de bodem van de rivier gehangen. Vervolgens werd automatisch de druk gemeten. Daarna werd de diver weer opgehaald om de referentie luchtdruk te meten. Bij het volgende merkteken twee meter verder werd de diver weer te water gelaten. In de computer konden later de gemeten waardes worden ingeladen. Door de sprong in druk van waterdiepte naar de referentie luchtdruk was vervolgens in de gegevensreeks elke overgang naar de volgende twee meter te bepalen. Halverwege de reis in het binnenland ging de computer kapot en moesten de laatste rivierprofielen handmatig bepaald worden. Net als bij de divers werd er een touw over de rivier gespannen met om elke 2 m een merkteken. Vervolgens werd er een touw met een steen tot op de bodem van de rivier gehangen. Dit touw had elke 50 cm merktekens, zodat nu handmatig de diepte van de rivier kon worden bepaald. De verzamelde gegevens werden vervolgens in de computer ingevoerd.
6.2.3
Bepaling landprofielen
Het bepalen van de landprofielen kan geschieden met behulp van een waterpasinstrument, een baak en een meetlint. Om een goed profiel te maken, moet een duidelijk begin- en eindpunt worden gekozen. Vervolgens wordt het profiel in slagen verdeeld. Een slag is een meting die wordt gedaan met behulp van een voor- en achteraflezing van de baak, waarbij het waterpasinstrument op dezelfde plaats blijft staan. Door met het waterpasinstrument een slag te maken kan het verschil in hoogte binnen deze slag worden bepaald. Met behulp van de hoogteverschillen van de verschillende slagen kan het profiel tussen het beginen eindpunt worden getekend. Bij het bepalen van het profiel wordt er een lineaire interpolatie tussen de ingemeten punten toegepast. Indien het waterpasinstrument bij elke slag in dezelfde lijn staat is het mogelijk om uit de aflezingen de afstand van de slagen en de totale afstand te berekenen. Staat het waterpasinstrument niet bij elke slag in dezelfde lijn dan dient de afstand van een slag te worden bepaald met behulp van een meetlint. De totale afstand wordt bepaald door de afstand van alle slagen op te tellen.
- 28 -
Leven met de Overstromingen
Waarschuwingssysteem
Figuur 10 Dinesh en Ivo meten de oever van de rivier
De metingen van de profielen zijn verricht in het droge seizoen, waardoor het waterpeil van de rivier laag stond. Het beginpunt van de meting was de locatie van de oever tot waar de waterlijn kwam. Vervolgens werd er landinwaarts gemeten. De profielen zijn loodrecht op de rivier, in het verlengde van de gemeten rivierprofielen bepaald. Overgangen in het profiel zijn ingemeten, zodat een zo reëel mogelijk beeld van de werkelijkheid ontstaat. Dit houdt in dat waar het profiel ineens verandert, bijvoorbeeld bij het begin van een heuvel, of op de top van een heuvel, extra meetpunten werden genomen. De hoogste waterstand, die bereikt werd in mei 2006, is ook ingemeten. De gemiddelde hoogwaterstand, welke elk jaar ongeveer bereikt wordt, was niet te bepalen. Omdat er geen duidelijke referenties zijn, worden er uiteenlopende schattingen gegeven. Alleen in Botopasi kon er met enige zekerheid een gemiddelde hoogwaterstand ingemeten worden. Deze waterstand bleek ongeveer 2 m onder de hoogste waterstand te liggen. Tussen de ingemeten punten voor het landprofiel is een lineaire interpolatie toegepast. Op deze wijze kon er elke 10 cm in verticale richting een (horizontale) x-coordinaat worden gegenereerd. Dit was noodzakelijk om in een later stadium, met de waarden, berekeningen te kunnen uitvoeren.
6.2.4
Bepaling totaal dwarsprofiel
Voor de bepaling van het totale dwarsprofiel dienen het rivierprofiel en het landprofiel te worden samengevoegd. Hierbij moet goed worden gelet op de aansluitingen tussen de begin- en eindpunten van de profielen. Het samenvoegen van de profielen van de beide oevers en de rivier tot één figuur is met behulp van het rekenprogramma Excel gedaan. Voor het nulpunt is bij elk profiel het laagste punt van de rivier aangehouden. Voor Kayana resulteert dit in het volgende profiel. In de bijlage 3 zijn de andere profielen weergegeven. In de figuur is tevens de hoogst bekende waterstand, de waterstand in mei 2006, aangegeven. Meteen wordt duidelijk dat de rivierwaterstand over het jaar zeer veel fluctueert.
- 29 -
Leven met de Overstromingen
Waarschuwingssysteem
30
25
20
15
y_cor Hoogst e wat erst and Wat erst and
10
5
0 -800
-600
-400
-200
0
200
400
-5 x
Figuur 11 Dwarsprofiel Kayana – vliegveld
6.3
Bepalen van Q-h relatie per dorp
Voor het voorspellen van de afvoer van de Suriname Rivier bij elk dorp bij een aangenomen waterstand, wordt, zoals reeds genoemd in paragraaf 6.2, de formule van Strickler toegepast: Waarin:
Q = kAR 2 / 3 s1/ 2
[3].
Q = afvoer [m3/s] k = weerstand [m1/3/s] A = stroomoppervlak [m2] R = hydraulische straal [m] s = verhang [m/m]
De dwarsprofielen van de rivier zijn per dorp bepaald. Dit betekent dat er bij elke aangenomen waterstand een stroomoppervlak A en een hydraulische straal R (=A/P) te berekenen is. Onder aanname van een ruwheidsconstante k en een verhang s kan met de formule van Strickler een theoretische Q-h kromme per dwarsprofiel worden bepaald. Aan de hand van waarnemingen zijn schattingen gemaakt van de k-waarde. Uit bestudering van kaarten wordt een schatting van het lokale verhang gemaakt. Dit gebeurt onder de aanname dat bij hoogwater lokale stroomversnellingen volledig overstroomd zijn en er een verhang is ingesteld dat niet afhankelijk is van lokale watervalletjes. In het rivierprofiel is een k-waarde van 20 m1/3/s aangenomen. Op de oevers, met alle begroeiing, wordt aangenomen dat de weerstand 10 m1/3/s is [6]. Er is voor gekozen om de verandering van de weerstand met de waterdiepte dezelfde verhouding te geven als de verhouding stroomoppervlak boven de oevers: stroomoppervlak boven het rivierprofiel. Bij een hogere waterstand zal er meer stroomoppervlak boven de oevers zijn en zal er dus meer weerstand zijn. Dit resulteert dan in een lagere k-waarde. Het lokale verhang bij normaal water kan bepaald worden door over voldoende lengte het verhang van het wateroppervlak te meten. In het veld bleek het niet mogelijk dit in te meten, aangezien er maar over zeer beperkte afstanden langs te rivier te meten is. Dit zijn de gedeeltes waar een badplaats is, of waar de ingang van het dorp zich bevindt. Over de rest van de lengte van de rivier bevindt zich ondoordringbaar bos, waarbij ook het kappen onmogelijk bleek. Om het verhang te bepalen moet dan de toevlucht gezocht worden in kaartmateriaal. Het beschikbare kaartmateriaal heeft een schaal van 1:100.000, is oud en niet compleet. De hoogtelijnen in deze kaarten hebben een afstand van 50 meter. Een verhang is hieruit moeilijk op te maken. In de berekeningen is gewerkt met een constant verhang van 0.001 m/m. Doordat de hoogste waterstand in elk dorp ingemeten is, is een voorspelling van de opgetreden afvoer tijdens de overstromingen te doen. Ook bij andere waterstanden is nu een afvoer te berekenen. Dit
- 30 -
Leven met de Overstromingen
Waarschuwingssysteem
resulteert per dorp in een Q-h kromme die het theoretische verband tussen afvoer en waterstand op die locatie weergeeft. In figuur 9 is zo’n relatie voor het dorp Kayana weergeven. In de bijlage 4 zijn de andere Q-h grafieken te vinden.
1800
y = 16,918x 1,979 R2 = 0,9814
1600 1400
Q
1200 1000
y
800
Power (y)
600 400 200 0 0
2
4
6
8
10
12
h Figuur 12 Q-h relatie Kayana
Ter verificatie van de berekeningen is voor het referentie rivierprofiel, dat in elk dorp extra ingemeten was, bij de waterstand op dat moment ook een berekening van de afvoer gemaakt. Deze afvoer zou overeen moeten komen met de afvoer door het rivierprofiel bij de waterstand op dat moment. Bij deze check is bij beide profielen eenzelfde weerstand en verhang aangenomen. De uitkomsten bleken aanzienlijk te verschillen. Hier kan uit opgemaakt worden dat met name het lokale verhang een grote rol speelt voor de optredende lage afvoer. Dat het lokale verhang zeer sterk varieert, kan in het veld al opgemerkt worden door de aanwezigheid van soela’s en versmallingen in de rivier.
6.4
Kalibratie
Om de theoretische Q-h relaties te checken met de werkelijkheid zijn er afvoer- en waterstandgegevens uit het verleden nodig. Hiermee kunnen de voorspelde afvoeren bij bepaalde waterstanden gecheckt worden en kan een betere aanname worden gedaan over de optredende weerstand en het verhang. In de geschiedenis zijn waterstands- en afvoermetingen gedaan bij stations op Djoemoe en Nieuw Aurora. Tijdens de Binnenlandoorlog in de jaren tachtig zijn de dataseries bij particulieren thuis in veiligheid gebracht. De dataverzameling is in die tijd stopgezet en nooit meer hervat. Een inventarisatie van beschikbare data bij de Waterloopkundige Dienst [7] en het Bureau Waterkrachtwerken [8] in Paramaribo toont aan dat de metingen in het verleden gedaan zijn, maar dat de effectieve verzameling is gestopt in de jaren tachtig en daarna niet meer is hervat. Verder bleek het onmogelijk om de dataseries uit het verleden op te diepen. Van het station Pokigron, noordelijke dorp aan de Suriname Rivier vlak voor het Brokopondo Meer, zijn maandelijkse afvoergegevens in de jaren 1952-1985 bekend en maandelijkse neerslaggegevens van de jaren 1972-1983. Van het station Djoemoe zijn maandelijkse neerslaggegevens in de jaren 1975-1986 bekend. Daggegevens van neerslag, afvoer en waterstanden zijn van geen enkel station bekend. Het is, met de beschikbare data uit het verleden, onmogelijk om de Q-h relaties per dorp te kalibreren. Dit betekent dat het niet mogelijk is om te zeggen hoe nauwkeurig de voorspelde relaties zijn.
6.5 Bepalen van h-h relaties tussen de dorpen Een optredende hoogwatergolf bovenstrooms zal zich met een bepaalde snelheid door de rivier verplaatsen. Met behulp van de hoogste waterstanden en de bepaalde Q-h relaties kan een verband worden gelegd
- 31 -
Leven met de Overstromingen
Waarschuwingssysteem
tussen hoogwaterstanden tussen dorpen. Dit kan onder de aanname dat de verhouding van afvoeren tussen dorpen tijdens hoogwater constant is. Deze h-h krommes tussen opeenvolgende dorpclusters voorspellen de waterstand in het benedenstroomse dorp aan de hand van de waterstand in het bovenstrooms gelegen dorp. Bij geconstateerd hoogwater bovenstrooms kan op dergelijke wijze aan het benedenstrooms gelegen dorp worden doorgegeven wat de voorspelde waterstand benedenstrooms zal worden. Hiermee is de alarmering in gang gezet. Aldaar kunnen dan tijdig maatregelen getroffen worden om de gevolgen te beperken.
Figuur 13 Voorbeeld h-h relatie Kayana en Djoemo
Aangezien de nauwkeurigheid van de Q-h relatie niet te bepalen is, kan niet met voldoende zekerheid een verband tussen de waterstanden in de dorpen langs de Suriname Rivier worden gelegd. Precieze voorspellingen doen is dan ook onverstandig. Er is dan ook voor gekozen om de h-h relaties niet uit te werken, omdat ze geen aantoonbaar reële weerspiegeling van de werkelijkheid geven. Voorspellingen doen op basis van de huidig beschikbare gegevens kan gevaarlijke gevolgen hebben.
6.6
Communicatiesysteem tussen en binnen de dorpen
Binnen het waarschuwingssysteem is communicatie een belangrijk aspect. Hiervoor is er onderzoek gedaan naar de beschikbare communicatiemiddelen en de boodschap die met behulp van de communicatiemiddelen doorgegeven moet worden. De inhoud van de boodschap en het doorgeven van de boodschap waren hierbij de hoofdpunten. Doel Momenteel zijn er twee situaties te onderscheiden waarvoor communicatie nodig is: de stabiele situatie en de kritieke situatie. Een communicatiesysteem opzetten of gebruiken in het getroffen gebied heeft daarom twee doelen. Ten eerste is het, wegens gebrek aan historische gegevens betreffende de waterstanden in het gebied, nodig om het gedrag van de rivier te monitoren en vast te leggen. Hiervoor moeten de waterstanden dagelijks afgelezen en doorgegeven worden. Dit gebeurt in de stabiele situatie waarin er geen gevaar voor een overstroming is. Ten tweede is het communicatiesysteem nodig om in de kritieke situatie de lokale bevolking te waarschuwen voor een eventuele overstroming. Hierdoor kunnen ze tijdig een veilige plek opzoeken en hun bezittingen veiligstellen. De inhoud van de boodschap en de route die gebruikt wordt om de boodschap door te geven verschillen in elke situatie. Betrokken actoren In getroffen gebied: Dorpelingen Kapitein Basja Granman
- 32 -
Leven met de Overstromingen
Waarschuwingssysteem
Bestuursopzichter (BO) Stationchef Assistent stationchef Schoolmeester/leiding Medische post
In Paramaribo: Binnenland Overleg Luchtvaartterrein (LVT) Meteorologische dienst Waterloopkundige dienst (WLD) Nationaal Coördinatie Centrum voor Rampen (NCCR)
6.6.1
Stabiele situatie
In deze situatie heerst er nog geen gevaar voor een overstroming. Het hoofddoel is daarom niet het waarschuwen van de dorpsbewoners, maar het monitoren en verzamelen van de waterstanden. Dat is wegens gebrek aan historische gegevens, nodig om tot een betrouwbaar model te komen.
6.6.2
Het doorgeven van de boodschap
Bestaande communicatie middelen en mogelijkheden tussen de dorpen Er zijn drie bestaande communicatienetwerken te onderscheiden tussen de vier geselecteerde dorpen. De eerste vorm is persoonlijke communicatie via de motorboot. Ook is er in alle vier de dorpen een medische post aanwezig. Deze posten beschikken over een radio en hebben een dedicated frequentie waarop ze in verbinding staan met alle dorpen waar een medische post aanwezig is en met de Medische Zending in Paramaribo. Naast de medische posten, is er ook in alle de vier dorpen een vliegveld aanwezig. De stations beschikken allen eveneens over een radio en communiceren via een dedicated frequentie van LVT (5.284.6). Keuze voor communicatie tussen dorpen Uit de drie bovengenoemde communicatienetwerken is er één gekozen als hoofdcommunicatienetwerk tussen de dorpen. De overige twee kunnen als back-up gebruikt worden indien het hoofdnetwerk uitvalt. Er is gekozen om het netwerk van LVT te gebruiken als hoofdnetwerk. De keuze tussen LVT of motorboot is voornamelijk gebaseerd op het tijdaspect, gemak en kosten. Een boottrip van het ene dorp naar het ander dorp duurt ongeveer 2 uur, vergeleken met het real-time doorgeven via de radio. Het zou dus 4 uren benzine verbruik en manuren kosten, terwijl het doorgeven van de boodschap via de radio ongeveer 5 minuten kost. De radio’s van LVT worden gevoed via een accu die opgeladen word met zonne-energie. De keuze voor LVT of de medische post is grotendeels gebaseerd op het “belasten” van de medewerkers en dus indirect op de continuïteit/voorspelbaarheid van het systeem. LVT heeft te maken met vaste schema’s waar weinig verandering in is, terwijl de medische posten te maken hebben met een zekere mate van onvoorspelbaarheid in hun schema. Een extra reden waarom LVT is gekozen, is dat er 3x per dag neerslagmeters op het vliegveld worden afgelezen en elke ochtend om 8 uur worden doorgestuurd naar LVT Paramaribo. Naast de taak “het aflezen van de regenmeter” zou de taak “het aflezen van de peilschaal” dus goed passen. De resultaten van de metingen worden dus elke ochtend om 8 uur doorgegeven met de radio.
Figuur 14 Assistent stationchef Kayana, stationchef Djoemoe en broeder van de Medische post Djoemoe
- 33 -
Leven met de Overstromingen
Waarschuwingssysteem
Route van de boodschap Voor het verzamelen van de waterstanden en het inzicht krijgen in het gedrag van de rivier moet de boodschap naar bepaalde actoren gestuurd worden die het kunnen gebruiken. In de stabiele situatie start de boodschap bij de stationchef in Kayana, die de waterstand dagelijks voor 8 uur afleest en om 8 uur via de LVT frequentie doorstuurt. De stationchefs van Djoemoe, Botopasi en Laduwani luisteren mee en horen allemaal op hetzelfde moment de boodschap, deze wordt door hen genoteerd. Ook LVT Paramaribo luistert mee en noteert de boodschap op hetzelfde moment via de LVT frequentie. Vervolgens geeft die het door aan WLD en aan Meteorologische Dienst. Deze slaan de gegevens op. Ten slotte ontvangt ADEK via de WLD de waterstanden. In bijlage 5 is een overzicht gegeven van het communicatiesysteem. De route van de boodschap in de stabiele situatie wordt aangegeven als Situatie 1, waarbij de rode lijnen communicatie via de radio aangeven en de groene lijnen persoonlijke communicatie in Paramaribo.
6.6.3
De inhoud van de boodschap
De inhoud van de boodschap is afhankelijk van de waterstand. Uit de waterstand is af te leiden of de stabiele of de kritieke situatie geldt. Er zijn peilschalen geplaatst in en langs de rivier om het gedrag van de rivier (de waterstanden) te monitoren. Deze worden afgelezen, genoteerd en doorgestuurd naar de hoger gelegen dorpen en Paramaribo. In Kayana leest de stationchef de waterstanden af en noteert ze in het logboek van Kayana op de volgende manier. Tabel 4. Noteren van waterstanden in eigen dorp
Datum 22-08-2006
Afgelezen tijd 17:47
Waterstand -1,05
Persoon Majokko
Doorgegeven tijd 17:50
Opmerkingen Eerste keer
In de 2e rij is een voorbeeld weergegeven. De datum is de datum waarop de genoteerde waterstand is afgelezen. Bij de afgelezen tijd is er een bijzonderheid. LVT werkt namelijk in Zulu time (ook wel GMT genoemd) en dat verschilt + 3 uur van de lokale tijd. Dus de afgelezen tijd wordt aangegeven in Zulu time. Dit maakten onderlinge communicatie tussen de stations, en dus tussen de dorpen, makkelijker en de kans op fouten kleiner. In de kolom waterstand komt de afgelezen waterstand op dat tijdstip in meters. Onder persoon komt de persoon die de peilschaal af heeft gelezen op die dag. De doorgegeven tijd is het tijdstip, ook in Zulu time, waarop de boodschap via de radio is doorgestuurd. Onder opmerkingen kunnen onder andere de redenen waarom er niet afgelezen is of dat er iets fout is aan de peilschaal, of andere bijzonderheden opgeschreven worden. Ook kan de eerste indicatie van het verschil in waterstanden vergeleken met de vorige dag, of vergeleken met het vorige dorp genoteerd worden. Hierdoor kunnen zelfstandig de eerste grove relaties gelegd worden. De boodschap die uiteindelijk wordt doorgegeven aan de onderliggende dorpen bevat de volgende informatie: datum, afgelezen tijd, waterstand en persoon. Een voorbeeld van de eerste boodschap die is doorgegeven is vanuit Kayana: Boodschap 1: voorbeeld van doorgegeven boodschap --22-08-2006 17:47 -1,05 Robby --In de andere drie dorpen wordt dezelfde tabel bijgehouden voor de waterstanden van het eigen dorp. Daarnaast noteren ze ook de gegevens van de bovenliggende dorpen. Dus Djoemoe houdt tabel 1 bij, en vult de gegevens uit de boodschap van boodschap 1 in een tabel in. Botopasi houdt dus naast de eigen waterstanden, de gegevens uit de boodschap van Kayana en van Djoemoe bij. Laduwani houdt naast de eigen waterstanden ook de gegevens uit de boodschappen van Kayana, Djoemoe en Botopasi bij. LVT Paramaribo noteert de waterstanden van alle vier de dorpen. Per dorp is er een apart maandformulier dat ze dagelijks aanvullen op basis van de boodschappen verstuurd door alle dorpen. Een voorbeeld van zo’n formulier is te zien in de tabel in de bijlage 5. Dit formulier wordt in de stabiele situatie 1 keer in de maand opgehaald door de WLD en Meteorologische dienst. De intensiteit zal toenemen, naarmate de situatie kritieker wordt.
- 34 -
Leven met de Overstromingen
6.6.4
Waarschuwingssysteem
Kritieke situatie
In deze situatie heeft de snelheid waarmee het water stijgt of de waterstand een kritieke waarde bereikt. Er heest dus een gevaar voor een overstroming. In deze situatie is het noodzakelijk dat iedereen op de hoogte is van het gevaar.
6.6.5
Het doorgeven van de boodschap
Bestaande communicatie middelen en mogelijkheden binnen de dorpen Er zijn drie mogelijkheden van communicatie binnen de dorpen. Ten eerste is er persoonlijke (mond-opmond) communicatie tussen de stationchefs en de overige dorpsbewoners en de dorpsbewoners onderling. Ten tweede is er de radiocommunicatie tussen LVT en de medische post mogelijk. Deze communicatie is echter eenzijdig, dat wil zeggen LVT kan de medische post oproepen om de boodschap door te geven, maar de medische post kan LVT niet oproepen. Een derde vorm van communicatie binnen het dorp is via privé radio’s. Zo is het vakantieoord Kosindo in Kayana in het bezit van een radio waarmee met LVT gecommuniceerd kan worden. Een vierde mogelijkheid is via een lokaal radiostation, maar die is alleen op bepaalde uren in de lucht. Het is van belang dat alle mogelijkheden om de boodschap te broadcasten daadwerkelijk worden gebruikt in deze situatie. Route van de boodschap In het overzicht van het communicatiesysteem in bijlage 5 is de complete route van de boodschap te zien. Behalve de route van situatie 1 inclusief de NCCR, is ook de onderste route van de boodschap van belang. De medische posten zullen een centrale rol in het verspreiden van de boodschap naar omliggende dorpen spelen, aangezien de medische posten een centraal punt in de omgeving zijn waar ongeveer 100 bezoekers per dag vanuit alle omliggende dorpen komen. Nadat de medische post per radio de boodschap voor gevaar heeft ontvangen, zal ze die dus doorgeven aan de bezoekers, die het vervolgens te voet of per boot doorgeven aan de dorpen waar ze vandaan komen. Ook de basja’s in Botopasi kunnen een centrale rol spelen in het persoonlijk verspreiden van de boodschap binnen het dorp.
6.6.6
De inhoud van de boodschap
De inhoud van de boodschap in de kritieke situatie hangt af van het gegenereerde hydrologische afvoermodel tussen de dorpen. Hiermee kunnen de kritieke waterstand en de looptijd voordat de kritieke waterstand in het volgende dorp zal optreden worden afgeleid. De boodschap in de kritieke situatie bevat dus het wel of niet bereikt hebben van de kritieke waterstand (inclusief de waarde) en de resterende tijd voor het volgende dorp. Wegens het ontbreken van historische gegevens is het nog niet mogelijk om de exacte inhoud van de boodschap te bepalen.
6.6.7
Conclusie Communicatie
Voor de stabiele situatie is het gelukt om het communicatiesysteem te implementeren. De boodschappen worden daadwerkelijk elke ochtend doorgegeven en genoteerd door alle actoren. Zowel het enthousiasme van de betrokkenen als ook het inzicht in het belang van het communicatiesysteem hebben bijgedragen tot het in werking zetten van het communicatiesysteem. Voor de kritieke situatie is dit echter nog niet geheel gelukt. Aandachtspunten: Er is een grote kans dat de kinderen die betrokken waren bij het schilderen van de peilschalen binnen een korte tijd naar Paramaribo verhuizen om naar school te gaan, waardoor de overgebrachte kennis verloren kan gaan. Er moet tijd besteedt worden aan de kritieke situatie, met name op welk moment er alarm geslagen moet worden. Dus de interpretatie van de waterstanden heeft meer aandacht nodig. Er moeten duidelijkere afspraken gemaakt worden over het gebruik van de gegevens in Paramaribo, opslag in een database en daadwerkelijk gebruiken. De opleiding tot stationchef moet naast het aflezen van de regenmeter ook het aflezen van de peilschaal opnemen in de leerstof. Er moet een alternatieve manier worden bedacht om de peilschalen onafhankelijk van Paramaribo te maken en onderhouden, qua verven en materiaal.
- 35 -
Leven met de Overstromingen
6.7
Waarschuwingssysteem
Concreet waarschuwingssysteem
Door onzekerheid over de nauwkeurigheid van de Q-h relaties is het onverantwoord geacht h-h relatiediagrammen tussen de dorpen te maken en die aan de dorpsbewoners te geven. Om toch het bewustzijn voor de gevaren van hoogwater te houden en de dorpsbewoners een indicatie te geven over wanneer de situatie kritiek wordt, is besloten een aangepaste vorm van een waarschuwingssysteem aan te bieden aan de dorpen. Per dorp is er een formulier met het dwarsprofiel van de rivier bij de peilschalen gemaakt. Hierin de overstromingshoogte van mei 2006 aangegeven. De waarden die de dorpsbewoners aflezen op hun peilschalen zijn ook aangegeven, zodat de bewoners precies kunnen zien welke stand op de peilschalen het water bereikt heeft. In het profiel is eveneens een kritieke waterhoogte aangegeven. Als het waterpeil deze stand op de peilschalen bereikt moet het benedenstroomse dorp gewaarschuwd worden. Bovendien moet het waterpeil dan zeer alert in de gaten worden gehouden, zodat de dorpsbewoners hun bezittingen op tijd in veiligheid kunnen brengen bij verdere stijging van het water. Ook tijdige evacuatie is dan mogelijk. Er kan geen voorspelling worden gedaan naar het benedenstroomse dorp, over hoe hoog de te verwachten waterstand zal worden, maar er kan wel aangegeven worden dat de kritieke waterstand in het volgende dorp zeer waarschijnlijk bereikt zal worden. Op deze manier blijft iedereen alert en schade kan zoveel mogelijk voorkomen worden. Het profiel van een dergelijk formulier is in de onderstaande figuur afgebeeld. Het formulier zelf kunt u vinden in bijlage 6.
Waterhoogte op peillat
Vliegveld
Kritieke waterhoogte 300
-300
-250
-200
-150
Rivierprofiel
-100
-50
Waterhoogte mei 2006
Figuur 15 Formulier Kayana – vliegveld
- 36 -
850 800 750 700 650 600 550 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 -50 0 -100 -150 -200 -250 -300 -350 -400 -450 -500 -550 -600
Kajana
50
Kritieke waterhoogte
100
Afstand 150
7
Bewustwording bewoners
Wanneer een ernstige gebeurtenis, zoals een overstroming, net heeft plaatsgevonden dan ligt ze nog vers in het geheugen van de mensen. Niet alleen de getroffen bevolking, maar ook overheidsinstanties en hulporganisaties zijn volop met de gebeurtenis bezig en er wordt getracht een manier te vinden om dergelijke gebeurtenis en/of de gevolgen daarvan in de toekomst te beperken. Naarmate de tijd verstrijkt echter, neemt de noodzaak van het vinden van een oplossing af. Men gaat weer dicht bij de rivier bouwen en er allerlei activiteiten ontplooien. Dit kan desastreuze gevolgen hebben bij een volgende overstroming. De bewoners van de getroffen gebieden moeten zich bewust blijven van de gevaren welke leven bij de rivier met zich mee brengen en leren leven met deze gevaren. Hiertoe hoeven zij niet hun gehele levenspatroon te veranderen, kleine aanpassingen kunnen al voldoende zijn. Bewoners moeten zich blijvend bewust zijn van de gevaren van het leven langs de rivier. Om dit doel te bereiken worden de volgende twee punten behandeld: Aangeven van de overstromingshoogte. De kinderen/scholen moeten betrokken worden bij het project.
7.1
Aangeven van de overstromingshoogte
Om mensen blijvend aan de overstroming te herinneren, moet de overstromingshoogte worden aangegeven. Daarnaast kan men met de overstromingshoogte min of meer veilige en onveilige zones aangeven. De hoogste waterstand die tijdens de overstroming van mei 2006 heeft plaatsgevonden kan door een volgende overstroming altijd worden overschreden en is dus enkel een indicatie en geen maximale waarde voor hoogwater. De herhalingstijd wordt geschat op eens in de vijftig jaar (zie hoofdstuk 1: Situatieschets). De overstromingshoogte kan op verschillende manieren worden aangegeven. Van belang is dat het iets blijvends is en het geaccepteerd wordt door de lokale bevolking. Om het bewustzijn van de gevaren van overstromingen bij de lokale bevolking te vergroten is er in de dorpen Kayana, Djoemoe, Asindohopo, Botopasi en Laduwani een monument gebouwd. Dit monument is geplaatst op een centrale plaats in het dorp op de hoogte tot waar het water in mei 2006 is gekomen. Het ontwerp is gemaakt in overleg met de lokale bevolking en ook bij de bouw van het monument is de lokale bevolking betrokken. De aannemer Baitali uit Paramaribo heeft cement en tegels geleverd. Het monument zal ook latere generaties confronteren met de mogelijkheid en de gevolgen van hoog water.
Figuur 16 Monument Ziekenhuis Kayana
Figuur 17 Monument Djoemoe Medische Post
- 37 -
Leven met de Overstromingen
Figuur 18: Asindohopo
7.2
Waarschuwingssysteem
Figuur 19: Botopasi
Figuur 20: Laduwani
De kinderen/scholen betrekken bij het project
Het is van groot belang de jongere generatie bij het project te betrekken, om op die manier het bewustzijn van de mogelijkheid van overstromingen te vergroten en te behouden. De jongere generatie kan worden benaderd door middel van de scholen. De scholen in de dorpen kunnen de peilschalen aflezen en de data bijhouden in de vorm van een registratiesysteem. Educatie over het gedrag van de rivier zou een grote bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van het gebied. Tijdens de werkzaamheden in de verschillende dorpen hebben veel kinderen meegeholpen met verven, meten en varen. Opmerkelijk is het enthousiasme en de leergierigheid van de kinderen (zie figuur 20).
Figuur 21 Kinderen helpen met schilderen, meten en varen
Aangezien de scholen tijdens de uitvoering van het project vakantie hadden en de docenten veelal in Paramaribo verbleven is de participatie met de scholen moeilijk gebleken. Het belang van de participatie van de scholen en het opnemen van het leven met de overstromingen in het lesprogramma is tijdens de krutu besproken. Ook zijn schoolspullen, zoals schriften, linialen en kleurpotloden voor de scholen achtergelaten. In de dorpen Botopasi en Laduwani zijn afspraken gemaakt met de scholen. Zo zullen in Botopasi tijdens schooldagen de meetlatten worden afgelezen door schoolkinderen en zal in Laduwani het aflezen van de peilschalen worden opgenomen in het lesprogramma van de hoogste klassen.
- 38 -
8
Conclusie
De in hoofdstuk 3 genoemde doelstellingen luidden als volgt: Om in de toekomst een model in gang te zetten zal een dagelijkse verzameling van gegevens betreffende waterstanden en neerslag moeten worden gestart. Een eenvoudig waarschuwingssysteem tussen de dorpen zal in gang moeten worden gezet. Bewoners moeten zich blijvend bewust zijn van de gevaren die leven langs de rivier met zich meebrengt. In de volgende sub-paragrafen worden de drie punten achtereenvolgens behandeld.
8.1
Dagelijkse verzameling van waterstanden en neerslag
In de dorpen Kayana, Djoemoe, Botopasi en Laduwani zijn peilschalen geplaatst. De waarden worden elke dag afgelezen, in een schrift genoteerd en via de radio doorgegeven aan de radiokamer van vliegveld Zorg en Hoop. Op de vliegvelden van de dorpen Kayana, Djoemoe, Botopasi en Laduwani waren reeds neerslagmeters geplaatst. De meters worden dagelijks afgelezen en de data wordt genoteerd en doorgegeven aan de radiokamer van vliegveld Zorg en Hoop.
8.2
Eenvoudig waarschuwingssysteem tussen de dorpen
Vanwege het gebrek aan recente gegevens is er voor een onderzoeksopzet gekozen, waarbij door metingen in het veld de piekafvoeren die optreden bij overstromingen worden berekend. Het dwarsprofiel van de rivier werd bepaald, vervolgens werden de Q-h relaties per dorp berekend met de formule van Strickler en hieruit volgden dan de h-h relatiediagrammen tussen de dorpen. Helaas is het niet mogelijk om de gevonden Q-h relaties te kalibreren, aangezien er niet genoeg data uit het verleden beschikbaar is. Het werd door Projectgroep Suriname onverantwoord geacht om met de gevonden Q-h relaties h-h relatiediagrammen tussen de dorpen te maken en die aan de dorpsbewoners te geven. Zodoende zijn naar de dorpen enkel formulieren met het dwarsprofiel gestuurd, waarin de overstromingshoogte van mei 2006 en de kritieke hoogte is aangegeven.
8.3 Bewustwording bewoners Om het bewustzijn van overstromingsgevaar voor toekomstige generaties te vergroten zijn op centrale locaties in de dorpen Kayana, Djoemoe, Asindohopo, Botopasi en Laduwani monumenten gebouwd ter plaatse van de overstromingshoogte. Kinderen en dorpsbewoners zijn betrokken bij de uitvoering van het project. Scholen zijn gevraagd het aflezen van de peilschalen in hun lesprogramma op te nemen.
- 39 -
- 40 -
9
Discussie
Ten aanzien van de onderzoeksresultaten en de getrokken conclusies zijn een aantal zaken ter discussie te stellen. De volgende punten komen aan de orde: bewonersparticipatie, informatievoorziening en communicatie, bepalen dwarsprofiel, plaatsen en onderhoud van de peilschalen, waarschuwingssysteem en de continuering en blijvend bewustzijn.
9.1
Bewonersparticipatie
De participatie met de lokale bevolking speelt een grote rol bij de uitvoering van een project in het binnenland. Het is niet gemakkelijk om de lokale bevolking bewust te maken van het belang van het project. De lokale bevolking is enthousiast, nieuwsgierig en hulpvaardig, maar er moet wat tegenoverstaan. De participatie met de lokale bevolking is belangrijk om bij hen de bewustwording van het belang van het project te versterken. Door samen te werken met de bevolking wordt de aanwezigheid van de projectgroep en de werkzaamheden in het dorp vergemakkelijkt en gerespecteerd. Tijdens het project is gebleken dat de lokale bevolking zich niet altijd bewust is van het nut en de noodzaak van het project voor henzelf. Het geloven in bepaalde bovennatuurlijke krachten speelt hierbij een grote rol. Tevens is het zo dat de bevolking al jaren samen leeft met de natuur en heeft leren omgaan met moeilijke omstandigheden. Ook is het aanpassingsvermogen van de bevolking aan veranderingen in het leefgebied groot. Bij het uitvoeren van een project in het binnenland van Suriname heeft men te maken met een andere cultuur. Het is belangrijk om voor aanvang van het project veel informatie te vergaren over de gewoontes en gebruiken van de binnenlandbewoners. Bij het werken in de verschillende dorpen is de hulp van de BO of bootsman essentieel gebleken. Zij kennen de gewoontes en gebruiken van de bevolking en helpen bij het verkrijgen van materialen en middelen. Tevens helpen zij bij de uitvoering doormiddel van hun inzicht en ervaring met problemen en het vinden van lokale oplossingen. Hierdoor is de effectiviteit waarmee er in de dorpen kan worden gewerkt een stuk hoger. Het ontwikkelingsniveau van de lokale bevolking is een aspect van het werken in een dergelijk gebied dat niet onderschat moet worden. Rekening moet worden gehouden met het niet aanwezig zijn van bepaalde kennis, zoals het omgaan met negatieve getallen. Vaktermen moeten zoveel mogelijk worden vermeden en uitleg over het project moet zo eenvoudig mogelijk worden verteld. De participatie van de scholen is moeilijk verlopen. Dit mede doordat het project ten tijde van de schoolvakanties heeft gelopen. Wel zijn de kinderen bij de werkzaamheden betrokken. Zij zijn zeer enthousiast en leergierig. De betrokkenheid van hogere instanties is zeer belangrijk voor het laten slagen van het project. De lokale bevolking beschikt niet tot de, voornamelijk financiële, middelen om het project in stand te houden. Tevens is het verstrekken van informatie over datgene wat er met de verzamelde data wordt gedaan van belang om de betrokkenheid van de lokale bevolking te behouden. De data moeten goed worden gearchiveerd en verwerkt wil het project volledig slagen en een vervolg krijgen.
9.2
Informatievoorziening en communicatie
Bij het uitwerken van de resultaten en het maken van het waarschuwingssysteem, is gebruik gemaakt van, van de lokale bevolking verkregen informatie. Deze informatie heeft voornamelijk betrekking op de waarde van de hoogste waterstand, de gemiddelde hoogwaterstand en het exacte tijdstip van de overstromingen.
- 41 -
Leven met de Overstromingen
Waarschuwingssysteem
Op de gestelde vragen werd door de bevolking niet altijd eenduidig geantwoord. In deze gegevens zit dan ook een grote onnauwkeurigheid. Bij aanvang van het project was de veronderstelling dat er gegevens van waterstanden en debieten uit het verleden beschikbaar zouden komen voor de kalibratie van de Q-h relaties. Achteraf bleek dit echter niet het geval te zijn. Hier had van tevoren rekening mee moeten worden gehouden en er hadden alternatieven moeten worden gezocht. De communicatie tussen de verschillende dorpen verloopt goed via de radiochefs op de verschillende vliegvelden. De communicatie tussen de verschillende dorpen en het vliegveld Zorg en Hoop verloopt ook goed. De archivering van de data en het verwerken van deze data dient echter gecontroleerd te worden.
9.3
Meten van het dwarsprofiel
Het rivierprofiel is gemeten met behulp van divers, dit is prima verlopen. De divers zijn om de twee meter in het water gelaten. De oneffenheden van de bodem tussen deze twee meter is hierdoor echter niet bekend. Aangezien de bodem van de rivier zeer grillig is, voornamelijk wegens de vele rotsen, kan de diepte van de rivier binnen deze twee meter nog sterk verschillen. Ook is het mogelijk dat het meetpunt juist op een steile rots is gemeten. Door deze manier van meten kunnen er onnauwkeurigheden zitten in het verloop van het dwarsprofiel van de rivier. Nadat de computer kapot is gegaan is het rivierprofiel vervolgens handmatig bepaald. De nauwkeurigheid van de handmatige meting is lager dan die van de meting met de divers. De handmatige meting is in tegenstelling tot de meting met de divers niet op de centimeter nauwkeurig. Het gebruik van elektronica in een dergelijk gebied is riskant. Gebleken is dat er altijd een alternatieve methode mogelijk moet zijn. Hieraan zou vooraf gedacht moeten worden, zodat eventueel materiaal en materieel voor alternatieve methoden meegenomen kan worden. Tevens is de nauwkeurigheid en eenduidigheid van het onderzoek minder, indien er van meetmethode gewisseld moet worden. Van te voren moet men hierover een beslissing nemen. Bij het meten van het landprofiel zijn er ook onnauwkeurigheden ontstaan. Het meten van de lengte van het profiel is veelal moeilijk gebleken door de aanwezige begroeiing. Ook bij het meten van de lengte van het profiel met behulp van het waterpasinstrument, is het niet altijd mogelijk het waterpasinstrument precies in dezelfde lijn op te stellen. Het totale dwarsprofiel dat ingemeten is, is niet altijd representatief voor het gehele gebied. Binnen een klein gebied langs de rivier zijn grote verschillen in dwarsprofiel waar te nemen. Door het karakter van het land is het echter onmogelijk gebleken het verhang van de waterlijn te kunnen bepalen. Ook hierover had vooraf betere informatie moeten zijn vergaard. Op dit probleem had moeten worden ingesprongen door vervangende metingen te doen. Daarmee zou, op een andere wijze, toch een nauwkeurige waarde van het debiet kunnen worden bepaald. Hiertoe zouden bijvoorbeeld snelheidsmetingen moeten worden gedaan.
9.4
Plaatsen en onderhoud van de peilschalen
Bij het plaatsen van de peilschalen is er gezocht naar een zo geschikt mogelijke locatie. De uiteindelijke locatie voldoet echter niet altijd volledig aan de in hoofdstuk 5 genoemde eisen. Voor de locatie van de peilschalen is veelal het gemak van aflezen en de mogelijkheid van het doorgeven van de waarden doorslaggevend gebleken. Zo zijn de peilschalen in Djoemoe geplaatst zodat de gegevens kunnen worden doorgegeven via de radio van het ziekenhuis, maar staan ze eigenlijk te dicht bij de splitsing van de rivier en een soela. Tevens is het door de grilligheid van de rivier niet altijd mogelijk gebleken om het plaatsen van de peilschalen in de buurt van rotspartijen of een bocht te vermijden. Door de keuze van het referentiepunt zijn er op de peilschalen naast positieve ook negatieve getallen aanwezig. De lokale bevolking is niet bekend met negatieve getallen, waardoor er bij het aflezen van de waarden een hoge gevoeligheid voor fouten ontstaat. Tevens kunnen deze negatieve getallen en de keuze van het referentiepunt leiden tot verwarring betreffende de werkelijke waterhoogte van de rivier. Er is geen eenduidig referentiepunt gekozen voor alle dorpen. Hierdoor ontstaan er grote verschillen tussen de dorpen in aflezing van de waterstand op hetzelfde moment. Dit kan leiden tot verwarring wat betreft het verschil tussen de waterstanden in de verschillende dorpen.
- 42 -
Leven met de Overstromingen
9.5
Waarschuwingssysteem
Waarschuwingssysteem
Het waarschuwingssysteem, dat is afgegeven aan de verschillende dorpen, geeft het dwarsprofiel, de kritieke waterstand en de hoogste waterstand die is gemeten tijdens de overstromingen van mei 2006 weer. De kritieke hoogte is gebaseerd op de gemiddelde hoogwaterstand die door de lokale bevolking is aangewezen in Botopasi. De betrouwbaarheid van deze kritieke hoogte is niet te bepalen. Het verschil tussen de hoogste waterstand in Botopasi en deze aangegeven kritieke hoogte is voor elk dorp gelijk verondersteld. Deze aanname is niet wetenschappelijk te onderbouwen. Bij dit waarschuwingssysteem is ook de stijgsnelheid van het water van belang. De waarde van de stijgsnelheid waarbij men extra alert moet zijn is enkel te baseren op de ervaringen van de lokale bevolking. Tevens is de snelheid waarmee de hoogwatergolf zich voortbeweegt enkel te bepalen uit datgene wat de bevolking zich herinnert. Hierbij moet men zich ook realiseren dat de snelheid waarmee een hoogwatergolf zich voortplant sterkt afhangt van de hoogte van het water. Hoe hoger het water staat, hoe trager de hoogwatergolf zich voortbeweegt. Om het waarschuwingssysteem te laten werken is de communicatie tussen de verschillende dorpen essentieel. Het bovenstrooms gelegen dorp dient het benedenstrooms gelegen dorp te waarschuwen. Dit moet tijdig en met duidelijke informatie gebeuren. Tevens is communicatie binnen het dorp van belang, zodat alle bewoners van het dorp gewaarschuwd worden. Bij dit waarschuwingssysteem is enkel de aanvoer van water via de rivier in rekening gebracht. Er is echter gebleken dat ook de aanvoer van water via de kreken aanleiding kan zijn voor overstromingen. Hierdoor kan voorkomen dat lager gelegen gebieden landinwaarts overstromen voordat hoogwaterstanden van de rivier voor problemen zorgen. Een extra gevaar dat hierdoor ontstaat, is het ingesloten raken van delen land door water, waardoor evacuatie naar veilige gebieden niet meer mogelijk is. Om de aanvoer van water via de kreken wel in rekening te kunnen brengen in een waarschuwingssysteem, is uitgebreider onderzoek nodig naar de hydrologie in het stroomgebied.
9.6
Continuering en blijvend bewustzijn
De continering van het aflezen van de peilschalen en het doorgeven en archiveren van de waarden is van groot belang. Het dagelijks aflezen van de peilschalen en de waarden doorgeven naar Zorg en Hoop wordt gedaan door de stationschefs van de vliegvelden in de verschillende dorpen. Om het mogelijk te maken in de toekomst een groot hydrologisch model te kunnen maken van het Boven-Suriname gebied, zijn data nodig die vele jaren omvatten. De continuering hangt sterk af van de bereidheid van de lokale bevolking. Tevens is het zeer belangrijk dat de data goed worden verzameld en opgeslagen. Deze data dienen beschikbaar te worden gesteld voor derden om hiermee te kunnen werken. Het onderhouden van de peilschalen zal moeten gebeuren door de lokale bevolking zelf. De lokale bevolking moet het nut en de noodzaak van het verzamelen van data blijven inzien. Voor de continuering is de participatie van de lokale bevolking doorslaggevend. Hiervoor is het van groot belang deze mensen te blijven informeren over wat er met de gegevens gebeurd en te ondersteunen. De participatie van de lokale bevolking zou gecontroleerd moeten worden. De continuering van het verzamelen van data is tevens sterk afhankelijkheid van het onderhoud van de peilschalen. Op dit moment is er geen duidelijke verantwoordelijke aangesteld voor het onderhouden van de peilschalen. De lokale bevolking heeft echter niet altijd de beschikking over de juiste middelen en weinig financiële mogelijkheden. Ook het onderhoud zou gecoördineerd moeten worden vanuit hogere instanties. Om ervoor te zorgen dat de lokale bevolking zich bewust blijft van het gevaar van overstromingen is er in elk dorp een monument gemaakt. Om dit monument te behouden is er onderhoud nodig. Voornamelijk erosie van de bodem vormt een belangrijk gevaar voor het behoud van het monument. Op dit moment is er geen duidelijke verantwoordelijke voor dit onderhoud. De overstromingen van mei 2006 zijn de eerste hevige overstromingen geweest in de laatste 50 jaar. Al hoewel verwacht wordt dat dergelijke overstromingen in de toekomst vaker zullen gaan voorkomen, is het moeilijk de lokale bevolking van het belang van het leren leven met overstromingen te overtuigen. De droge tijd is voor de bevolking een veel grotere bron van zorgen. Drinkwater is in de droge tijd zeer schaars. Onderzoek naar oplossingen hiervoor dient nog te geschieden.
- 43 -
- 44 -
10
Aanbevelingen
Aan de hand van de conclusie en de discussie kunnen er een aantal aanbevelingen worden gedaan voor soortgelijke projecten in de toekomst. Tevens kunnen er aanbevelingen worden gedaan met betrekking tot het uitbreiden van het onderzoek.
10.1
Aanbevelingen voor soortgelijke projecten
Om verwarring te voorkomen, zou er een eenduidig referentiepeil voor het hele gebied moeten worden gekozen. Dit zou bijvoorbeeld het hoogste peil dat tijdens de overstromingen van mei 2006 is voorgekomen kunnen zijn, of het Surinaams peil.
Om afleesfouten te beperken zouden er geen negatieve getallen op de peilschalen moeten worden vermeld. Dit voorkomt tevens verwarring over de werkelijke hoogte van de waterstand.
Voor het verkrijgen van betrouwbare data zouden de peilschalen overal op een ideale locatie moeten worden geplaatst. De mogelijkheden van eenvoudig aflezen en doorgeven moeten daarbij in het oog worden gehouden.
De kritieke hoogte zou in elk dorp nauwkeurig bepaald moeten worden. Hiermee zou er een nauwkeuriger waarschuwingssysteem gemaakt kunnen worden.
Er zouden duidelijke verantwoordelijken moeten worden aangewezen voor het aflezen en doorgeven van de dagelijkse data. Deze bezigheden zouden in een contract moeten worden opgenomen en er zou een vergoeding tegenover moeten staan.
Er zouden duidelijke verantwoordelijken moeten worden aangesteld voor het onderhouden van de peilschalen en het monument. Deze verantwoordelijke zou bijvoorbeeld het Binnenland Overleg moeten zijn. Zij hebben baat bij ontwikkeling van het binnenland en beschikken over voldoende middelen om deze verantwoordelijkheid te nemen.
De archivering van de data zou gecontroleerd moeten worden.
Het beschikbaar zijn van de data voor derden moet gecontroleerd worden en bekend zijn.
Neerslagmetingen worden gedaan in de bezochte dorpen, maar deze data geeft geen representatief beeld voor de hele catchment area. Voor een goed overzicht zou continue monitoring van neerslag met satellietbeelden het beste zijn.
Voor het bepalen van de representativiteit van de gemeten dwarsprofielen zouden er meerdere profielen ingemeten moeten worden.
Indien er snelheidsmetingen worden gedaan, wordt het mogelijk om met behulp van het dwarsprofiel het debiet van de rivier op dat moment te bepalen. Met deze gegevens zouden er nauwkeurigere Q-h relaties kunnen worden gemaakt.
- 45 -
Leven met de Overstromingen
Waarschuwingssysteem
Het verhang van de waterlijn en van de bodem zouden moeten worden bepaald. Hiermee zouden er betere uitspraken kunnen worden gedaan over de Q-h relaties en de h-h relaties.
Voor een beter waarschuwingssysteem zouden de kritieke stijgsnelheid van het water en de voortplantingssnelheid van de hoogwatergolf nauwkeurig moeten worden bepaald.
Voor meer zekerheid van het slagen van het project zou de participatie met de lokale bevolking verbeterd kunnen worden.
Een betere participatie met de scholen is aan te bevelen. Het opnemen van het project in het lesprogramma zorgt ervoor dat de jongere generatie zich bewust wordt van het leren leven met de overstromingen. Kennis van het gedrag van de rivier kan bijdragen aan de ontwikkeling van het gebied.
10.2
Aanbevelingen voor uitbreiding van het onderzoek Om het waarschuwingssysteem werkelijk in gang te zetten moeten correcte h-h relaties worden gevonden. Dit kan op verschillende manieren geschieden. Met behulp van eenvoudige backwaterberekeningen met het programma Duflow kunnen de waterstandstijdseries van de dorpen bovenen benedenstrooms aan elkaar worden gerelateerd. De formule van Strickler kan worden omgeschreven tot
Q = (ks1/ 2 )( AR 2 / 3 ) . Hierin is de term AR 2 / 3 bekend, door de metingen aan 1/ 2 en de term ks is een constante onbekende. Die onbekende kan worden
het dwarsprofiel, afgeleid uit de berekeningen. Door extrapolatie kunnen dan h-h relaties voor extreme waterstanden afgeleid worden. Een andere methode is om in de natte tijd metingen te doen met betrekking tot waterstanden en debieten, dit is echter zeer tijdrovend en minder nauwkeurig dan voornoemde methode.
Het waarschuwingssysteem zou kunnen worden uitgebreid naar andere dorpen in het gebied en tevens langs andere rivieren.
Het gedrag van de rivier gedurende het gehele jaar zou in kaart kunnen worden gebracht. Hiervoor zijn ook de data van de droge tijd belangrijk.
Voor het maken van een uitgebreider model zouden er meerdere aspecten van de meteorologie mee kunnen worden genomen in het onderzoek
Voor maken van een uitgebreider model zouden er meerdere aspecten van de hydrologie mee kunnen worden genomen in het onderzoek.
De gehele catchment area kan in kaart worden gebracht. Hierdoor kan tevens de invloed van de kreken worden meegenomen in een waarschuwingssysteem.
Met behulp van de verzamelde data zal het in de toekomst mogelijk worden om een groot hydrologisch model van het gebied te kunnen maken.
De lokale bevolking zou betere educatie kunnen krijgen over het gedrag van de rivier. Deze kennis zou kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van het gebied.
- 46 -
EVACUATIEPLAN
- 48 -
1
Inleiding
Naast het hydrologisch model en het communicatiesysteem, is het van belang om een goed evacuatieplan voor handen te hebben. Dit betekent dat er inzicht moet zijn in de veilige gebieden. Nadat mensen de boodschap van dreigend gevaar hebben ontvangen, is het essentieel dat de binnenlandbewoners goed op de hoogte zijn van de regio’s waar ze veilig tegen het hoogwater zijn. Ook voor de hulpverlenende diensten is een dergelijk inzicht een uitkomst. Aan de hand van een evacuatieplan weten zij enerzijds op voorhand waar ze mensen in acute noodsituaties het beste naartoe kunnen evacueren. Anderzijds biedt zo een dergelijk plan ook meer inzicht in de locaties waar de getroffenen mogelijk naartoe gevlucht zijn. Met name in het licht van distributie van levensmiddelen is dit interessant. Bij het evacuatieproces staan vragen centraal zoals, “wanneer vluchten?”, “waar naartoe vluchten?”, “hoe vluchten?” etc. In deze module zal dat uitgebreid aan bod komen en zal er een reflectie worden gegeven op de hoogwaterramp van 2006. De opbouw van de module is als volgt: In hoofdstuk 2 zal er een introductie gegeven worden over de hoogwaterramp, waarna vervolgens de probleem- en doelstelling zullen worden geformuleerd. In hoofdstuk 3 zal het evacuatieproces worden beschreven, en zal op basis daarvan een stappenplan worden geconstrueerd om veilige gebieden te kunnen identificeren. Dit stappenplan wordt vervolgens toegepast op 3 casestudies. Tot slot worden in hoofdstuk4 de conclusies en aanbevelingen gepresenteerd.
- 49 -
- 50 -
2
Introductie
In dit hoofdstuk zal de achtergrond van de totstandkoming van deze module worden beschreven, gevolgd door de probleem- en doelstelling.
2.1
Achtergrond evacuatieplan
In deze paragraaf zullen de getroffenen aan het licht komen, gevolgd door een beschrijving van Operatie Falawatra en de doelstellingen ervan. Tot slot wordt er iets gezegd over de noodzakelijkheid van een evacuatieplan.
2.1.1
Getroffen binnenlandbewoners
Tijdens de overstromingen in mei jongstleden zijn nagenoeg 22.000 mensen in het Boven-Suriname gebied getroffen. Uit vrees voor het water vluchtten de binnenlandbewoners naar hogere gelegen gebieden binnen hun dorp. Andere dorpen die volledig onder water kwamen te liggen, werden massaal verlaten. Voor de mensen kwam de ramp als een enorme shock. In geen 50 jaar waren ze getroffen door een overstroming van deze magnitude. Dientengevolge was het besef over de risico’s van het leven nabij de rivier bij velen komen te vervagen. Uitsluitend de oudere dorpsbewoners kenden de gevaren van de rivier. Zij hadden de overstromingen uit 1947 persoonlijk meegemaakt of kenden de verhalen hier-omtrent. Deze mensen leefden daarom relatief ver landinwaarts en zijn het minst getroffen door de ramp. De jongere generaties daarentegen, woonden relatief dicht bij de oever. Aangezien bij hen het besef van de risico’s ontbrak, hebben zij sinds 2 decennia de meer landinwaarts gelegen locaties ingeruild voor locaties direct aan de rivier. De vernielde en/of weggespoelde huizen waren voornamelijk eigendom van deze mensen. De gebieden waar de mensen naartoe vluchtten waren gebieden waarvan zij vermoedde dat ze veilig waren. Echter bleek dat sommige gebieden ten gevolge van het stijgende water toch niet hoog genoeg waren. Gebrekkig inzicht in de topografie van het land, kan daarmee de veiligheid van de mensen in gevaar brengen.
2.1.2
Nut evacuatie plan
Tijdens de overstromingen is er zowel door de dorpelingen als door de autoriteiten ad rem gereageerd op de situatie. Zonder een direct evacuatieplan voor handen te hebben, is getracht de gevolgen van de ramp binnen perken te houden. Aangezien een overstroming een wetmatigheid van de natuur is, is er een reële herhalingskans op overstromingen in de toekomst. Voor vervolgsituaties is het daarom zowel voor de binnenlandbewoners als de autoriteiten wenselijk om een evacuatieplan te hebben. Inzicht in de topografie van de dorpsomgevingen is cruciaal.
- 51 -
Leven met de Overstromingen
2.2
Evacuatieplan
Probleemstelling
Tijdens de overstroming in mei jongstleden zijn de meeste binnenlandbewoners verrast in hun slaap. De locaties waar men naartoe vluchtte, waren gebieden waarvan de getroffenen vermoedden dat deze veilig voor het hoge water zouden zijn. Echter zijn deze gebieden nooit als officiële veilige gebieden geïdentificeerd. Het gebrek aan inzicht in de locatie van de zogenaamde “safe area’s ”, kan zowel voor de dorpsbewoners als de hulpverlenende diensten een groot risico vormen ten aanzien van het voorspoedig verlopen van de evacuatie. Inherent hieraan kan de veiligheid van de dorpelingen in het geding komen. Vanuit het perspectief van de bewoners schuilen de risico’s in het feit dat locaties waar in eerste instantie naar toe gevlucht wordt, in een later stadium niet hoog genoeg blijken te zijn om de veiligheid van de mensen te waarborgen. Beperkte kennis omtrent veilige gebieden onder de dorpelingen, impliceert automatisch beperkt inzicht in het kritieke waterpeil waarbij de locatie nog “net” droog zal blijven. Bovendien geldt dat de gebieden in het binnenland relatief slecht bereikbaar zijn. Daar de rivier praktisch de enige vorm van infrastructuur is, raken de mensen bij hoog water vanwege de onbegaanbaarheid geïsoleerd van de buitenwereld. Het is daarom een uitgangspunt dat de veilige gebieden via land te bereiken zijn en het liefst zo dicht mogelijk gesitueerd zijn bij de reguliere woonplaats van de bewoners. In de huidige situatie is dit voor de afzonderlijke dorpen(clusters) nog niet in kaart gebracht. Vanuit het perspectief van de hulpverlenende diensten is het eveneens wenselijk dat er goed inzicht is in de locaties van de veilige gebieden. Eén van de hoofdtaken van de hulpverlenende diensten [9] om tijdens de ramp de binnenland bewoners te voorzien in hun primaire levensbehoeften. Het is triviaal dat het voor de diensten wenselijk is om te weten in welke veilige gebieden de gevluchte dorpelingen zich hebben geconcentreerd. Goede kennis over het hoogteverloop en -ligging van de dorpsclusters is dan een randvoorwaarde. Het identificeren van “safe areas” lijkt hiermee een noodzakelijkheid te zijn. Aangezien het een reële veronderstelling is dat zich in de toekomst wederom een soortgelijke overstroming voltrekken, spreekt het voor zich dat het ontbreken hiervan in de huidige situatie niet wenselijk is.
2.3
Doelstelling
Het doel van dit onderdeel van het project is het ontwikkelen van een stappenplan om safe area’s te identificeren in of rondom dorpen in het binnenland van Suriname. Aan de hand van zowel een topografische studie als een beschouwing van de bewoonde gebieden in de dorpen zal dit geschieden. Vervolgens zullen 3 verschillende dorpen met allen unieke configuraties worden beschouwd om het geconstrueerde stappenplan op toe te passen. De volgende dorpen zullen worden beschouwd: Kayana: Betreft het meest bovenstrooms gelegen dorp in het boven Suriname-gebied, en maakt deel uit van een cluster van 7 dorpen. Godo: Maakt deel uit van een dorpencluster rondom Djoemoe, waar de Pikin en Grand Rio samen komen. Botopasi: Betreft het meest benedenstrooms gelegen dorp dat in deze module wordt beschouwd en maakt eveneens deel uit van een dorpencluster.
- 52 -
3
Evacuatieproces
In dit hoofdstuk zal inhoudelijk worden ingegaan op het fenomeen evacuatie. In paragraaf 3.1 wordt er beschreven in welke fasen het evacuatieproces kan worden opgedeeld en zal er een link worden gemaakt tussen de theorie en de praktijk. Vervolgens wordt er in paragraaf 3.2 een stappenplan geconstrueerd om in het binnenland van Suriname veilige gebieden te kunnen identificeren. In paragraaf 3.3 wordt deze tot slot toegepast op 3 verschillende dorpen.
3.1
Verdiepingslag evacuatie
Grofweg kan het evacuatieproces worden opgedeeld in 5 stadia: Identificatie van veilige gebieden Mobilisatie & Vertrek Transport Verblijf Terugkeer Conform deze indeling zal dit hoofdstuk worden beschreven.
3.1.1
Identificatie van veilige gebieden
In deze subparagraaf staan veilige gebieden –zogenaamde safe area’s- centraal. Bovendien wordt een toelichting gegeven op de volgende vraag: “Waar naartoe dient geëvacueerd te worden?” In de linker kolom staat de theorie, in de rechterkolom een reflectie ervan op de praktijk in Suriname. Theorie
Praktijk Suriname
Tijdens een evacuatie is het van belang dat van tevoren de gebieden bekend zijn waar naartoe geëvacueerd dient te worden. Dit betekent dat er inzicht moet zijn in de locatie van de gebieden. Deze gebieden dienen tijdens hoog water de veiligheid van de vluchtelingen te garanderen.
Voor de ramp was er geen evacutieplan voor handen. Veilige gebieden waren eveneens niet geidentificeerd maar zijn instantaan aangewezen.
Gesteld kan worden dat kennis omtrent de topografie van de dorpen en omgeving zowel onder de binnenlandbewoners als onder de hulpverlenende autoriteiten bekend moet zijn.
Hulpverlenende diensten
Bewoners De bewoners vluchtten naar gebieden waarvan zijn verwachten dat deze veilig waren. Veelal waren dit locaties binnen hun dorpen die verder landinwaarts gelegen waren.
Direct na de ramp wezen hulpverlenende diensten onder leiding van het NCCR strategisch gelegen veilige gebieden aan waar de opvang van geevacueerde bewoners plaatsvond, evenals de distributie van primaire levensmiddelen.
Figuur 22 Schakeling Theorie & Praktijk bij identificatie van veilige gebieden
- 53 -
Leven met de Overstromingen
3.1.2
Evacuatieplan
Vertrek
In deze subparagraaf wordt een toelichting gegeven op de volgende vraag: “Wanneer dient er geëvacueerd
te worden?” Theorie
Praktijk Suriname
Van nature zien mensen op tegen vertrek. Dit kan worden toegeschreven aan een aantal aspecten:
De mensen in Suriname werden verrast in de nacht. Een waterstijging was een bekend verschijnsel in het betreffende stroomgebied, echter niet van deze omvang.
Weinig besef voor aankomend gevaar; Vrees voor het achterlaten van spullen; Risico op plundering.
Gesteld kan worden dat bij dreigend gevaar een tijdig vertrek essentieel is. Naarmate men eerder besluit te vertrekken, kan er een grotere afstand worden overbrugd om de veilige gebieden te bereiken [10]. Inzicht in de locatie is daarmee van belang.
Bewoners De bewoners vluchtten op het tijdstip dat het water tot boven hun knieën kwam en hun veiligheid in het geding kwam. Ze probeerden zo lang mogelijk bij hun huizen te blijven. Er was geen sprake van een collectief vertrek in opdracht van een autoriteit binnen het dorp.
Hulpverlenende diensten Nog voordat bleek dat velen duizenden mensen ontheemd waren, was het NCCR reeds bezig met het maken van een rampenplan. Vervolgens is per direct getracht de getroffenen die zich niet in een veilig gebied bevonden te bereiken en waar nodig in veiligheid te brengen.
Figuur 23 Schakeling Theorie & Praktijk bij vertrek van vluchtelingen
3.1.3
Transport
In deze subparagraaf wordt een toelichting gegeven op de volgende vraag: “Hoe dient geëvacueerd te
worden?” Theorie
Praktijk Suriname
In het algemeen geldt dat ten tijde van rampen mensen voornamelijk aan hun eigen veiligheid denken en zich minder bezighouden met hun naasten.
Het binnenland van Suriname is relatief slecht bereikbaar. Water vormt praktisch de enige vorm van infrastructuur.
Bewoners De transportmogelijkheden die er zijn moeten daarom goed worden benut om zo goed mogelijk mensen te kunnen bereiken en in veiligheid te brengen.
De bewoners vluchtten ofwel te voet naar hoger gelegen locaties in hun dorpsomgeving, of te boot. Bestaande looppaden werden gebruikt indien men over land ging, korealen indien men over water ging.
Gesteld kan worden dat ten tijde van een ramp de gangbare infrastructuur niet volledig begaanbaar is. Ongenoegen hierover kan leiden tot onrust onder de mensen. Dit moet getracht worden om te voorkomen.
Als voornaamste tranportmiddel werden korealen gebruikt. In een later stadium werden ook helikopters gebruikt. Maar dit was hoofdzakelijk voor de distributie van levensmiddelen in ongangbare gebieden.
Hulpverlenende diensten
Figuur 24 Schakeling Theorie & Praktijk bij transport van vluchtelingen
- 54 -
Leven met de Overstromingen
3.1.4
Evacuatieplan
Verblijf
In deze subparagraaf wordt een toelichting gegeven op de volgende vraag:“Wat voor evacuatie kampen
onderscheid men? Theorie
Praktijk Suriname
In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat men 3 soorten verblijfskampen onderscheidt [10]: Noodplek Nood Accommodatie Centrum Tijdelijk vluchtelingenkamp
In Suriname kwamen alle drie typologieën voor.
Bij de eerste twee typen is men direct afhankelijk van externe hulp, bij het laatste type is dat niet het geval. (Zie figuur 27).
Bewoners De bewoners die in hun directe omgeving geen veilige gebieden hadden, konden geen kant op en zochten naar een noodplek. Andere dorpen hadden wel hogere gebieden. De mensen gebruikte dit als tijdelijk vluchtelingenkamp. Ze konden overleven op de oogsten die ze hadden opgeslagen.
Hulpverlenende diensten Bewoners in nood werden geëvacueerd naar speciaal ingerichte hubs. Deze deden dienst als Nood Accommodatie Centra.
Figuur 25 Schakeling Theorie & Praktijk bij verblijf
3.1.5
Terugkeer
In deze subparagraaf wordt een toelichting gegeven op de volgende vraag: “Wanneer terug te keren?” Theorie
Praktijk Suriname
In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat men zo snel mogelijk wil terug keren, o.a in verband met mogelijke plunderingen. Het tijdstip van terugkeer verschilt vaak per dorp.
In Suriname begonnen de mensen terug te keren toen het water weer binnen de oevers was.
Zodra men is teruggekeerd begint de grote schoonmaak. Dingen worden weer opgebouwd, vaak zoals ze waren. De vraag is of dit nuttig is, of dat er juist van de eerdere configuratie afstand moet worden genomen.
Bewoners Direct na de terugkeer begonnen de bewoners hun dorpen collectief op te knappen. Mensen die het zich konden veroorloven zijn op een hoger gelegen plek binnen het dorp hun huizen gaan bouwen.
Hulpverlenende diensten Er werd een damage assessment gemaakt. Gebleken is dat er een risico was op schaarste van voedsel en schoon drinkwater. Om een humanitaire ramp te voorkomen, is de distributie van levensmiddelen daarom niet direct stopgezet.
Figuur 26 Schakeling Theorie & Praktijk bij terugkeer
- 55 -
Leven met de Overstromingen
Evacuatieplan
Afhankelijk van hulporganisaties
Noodplek • • • • •
Dichtbij huis Eenvoudig te bereiken Kleinschalig (familie) Kortdurig verblijf (max 2 dagen) Bomen & daken van huizen
Laatste moment evacuatie
Reddingsoperatie
Nood accomodatie centrum • • • • •
Eerste waarschuwing of symptonen van overstroming
Ver(der) van huis Moeilijk te bereiken Regionale schaal (hub) Ontworpen voor langdurig verblijf Gesitueerd in “absolute” veilige gebieden
Vroegtijdig voorbereide evacuatie
Mogelijkheid evacuatie
tot
Tijdelijk vluchtelingenkamp • • • • •
Relatief dicht bij huis Eenvoudig te bereiken Dorps schaal Middellang verblijf (1 week) Gesitueerd in veilige (hoog gelegen) gebieden
Onafhankelijk van externe hulp voor een relatief lange periode (1 week)
Figuur 27 Alternatieven van veilige gebieden [10]
3.2
Stappenplan bij vastleggen veilige gebieden
In de vorige paragraaf is beschreven welke soorten veilige gebieden onderscheiden kunnen worden. Gebleken is dat bij de Noodplek en het Nood Accommodatie Centrum (NAC) de slachtoffers direct afhankelijk zijn van hulp van derden, bij een Tijdelijke Vluchtelingen Kamp (TVK) niet. In dit onderzoek geldt voor de te ontwikkelen veilige gebieden het volgende uitgangspunt:
- 56 -
Leven met de Overstromingen
Evacuatieplan
Uitgangspunt: “Direct na de ramp dienen de getroffenen zo lang mogelijk onafhankelijk te zijn van van hulp van derden”. Op basis van dit uitgangspunt is er gekozen om een aanzet te maken voor een stappenplan waarmee veilige gebieden kunnen worden geïdentificeerd voor het realiseren van eventuele TVK’s. Het spreekt voor zich dat er rekening moet worden gehouden met criteria die geldend zijn voor dit type (zie figuur 27).
3.2.1
Toelichting op stappenplan
Bij de identificatie van veilige gebieden in of rondom dorpen in het binnenland, kan er stappenplan worden doorlopen bestaande uit 7 stappen. Hieronder zullen deze worden toegelicht.
Stap 1 Geografie van het dorp In eerste plaats is het noodzakelijk dat de dorpsconfiguratie wordt beschouwd. Belangrijk hierbij is dat de ligging ten opzichte van de rivier in kaart wordt gebracht. Immers is het noodzakelijk te weten vanuit welke kant het potentiële gevaar komt.
In Suriname is met behulp van GPS machines digitaal in kaart gebracht hoe de dorpen geografisch gelegen waren. In figuur 28 is te zien om welke 3 dorpen het gaat.
Figuur 28 Locatie van de dorpen
Stap 2: Beschouwing bewoonde gebieden De tweede stap betreft het beschouwen van de bewoonde gebieden. Hier staan de vestigingslocaties van de bewoners centraal. Dorpen waar de bevolking zich veelal direct aan de oever gevestigd heeft, zijn kwetsbaarder voor het water dan dorpen met een meer landinwaarts gelegen concentratie.
Samen met de BestuursOpzichters (BO) werd er in de verschillende dorpen schetsmatig in kaart gebracht waar de woningconcentratie het hoogst was. Doorgaans woonden oudere mensen meer landinwaarts en jongeren dichterbij de oever.
Stap 3: Inventarisatie hoogwaterstand Vervolgens is het zaak dat er achterhaald wordt wat de hoogste waterstand van 2006 is geweest. De hoogste waterstand uit 2006 verschaft namelijk informatie over de locatie van de veilige gebieden; het veilige gebied moet in ieder geval hoger dan deze waterhoogte liggen.
De locale bevolking gaf te kennen hoe hoog het water kwam. Op basis hiervan is in een later stadium bepaald hoe ver het water landinwaarts gekomen is.
Stap 4: In kaart brengen topografie van het dorp
- 57 -
Figuur 29 De kapitein geeft de hoogste waterstand uit 2006 aan
Leven met de Overstromingen
Evacuatieplan
Nadien is het zaak dat de topografie van de dorpen in kaart wordt gebracht. Inzicht vergaren in het hoogteverloop en hoogteligging van het dorp zijn noodzakelijk om de veilige gebieden te kunnen identificeren.
Met behulp van een baak, een tuinslang en een rolmaat, zijn de dorpen langs drie transecten ingemeten. Op deze manier is het hoogteverloop in kaart gebracht.
Figuur 30a: Land wordt uitgezet met een baak en tuinslang
Figuur 30b: Land wordt opgemeten met een baak en rolmaat
Stap 5: Safe Area’s identificeren Bij het identificeren van de safe area’s is het niet alleen van belang dat de hoogste waterstand van 2006 wordt meegenomen, maar dat er ook nog een zekere overhoogte wordt ingecalculeerd. De overhoogte wordt gehanteerd om het risico van een nog grotere toekomstige overstroming af te dekken.
Als uitgangspunt is een overhoogte van 2 meter gehanteerd. Dat wil zeggen dat de veilige gebieden 2 meter hoger liggen dan de hoogste waterstand uit 2006.
Stap 6: In kaart brengen looppaden Nadat de safe area’s zijn geïdentificeerd, is het van belang dat de bereikbaarheid ervan in kaart wordt gebracht. Immers wordt de effectiviteit van de safe area’s medebepaald door de toegankelijkheid ervan.
Met behulp van een GPS-systeem werden de looppaden in kaart gebracht. De paden vormen de enige infrastructuur over het land, en zijn daarmee bepalend voor de het beoordelen van de bereikbaarheid van de gebieden.
3.3
Stap 7: Conclusie ten aanzien van de beschikbaarheid en bereikbaarheid Tot slot wordt er een conclusie geveld over het veilig gebied. Door de eerder opgedane inzichten over a) het bewoonde gebied te combineren met b) de looppaden en c) het geïdentificeerde veilig gebied, kan vastgesteld worden of mensen zich goed in veiligheid kunnen brengen.
Toepassing stappenplan
In deze paragraaf wordt het ontwikkelde stappenplan toegepast op 3 verschillende dorpen in het binnenland, te weten:
Kayana, het meest bovenstrooms gelegen dorp in de Grand Rio; Godo, een van de dorpen uit het Djoemoe cluster; Botopasi, het meest benedenstrooms gelegen dorp in dit onderzoek.
- 58 -
Leven met de Overstromingen
3.3.1
Evacuatieplan
Kayana
Aan de hand van het stappenplan uit de vorige paragraaf zal Kayana worden beschreven.
Stap 1 & 2: Door de geografie van het dorp in kaart te brengen in combinatie met een beschouwing van het bewoonde gebied komt figuur 31 tot stand. In de figuur zijn overigens reeds de looppaden aangegeven. Figuur 31 Overzicht Kayana
Te zien valt dat de rivier ten westen van het dorp stroomt (blauw). Bovendien kan uit het figuur worden opgemaakt dat de bewoners van het dorp ver landinwaarts gevestigd zijn. Dit is met bruin aangegeven.
Stap 3: In figuur 32 is aangegeven tot waar het water landinwaarts gekomen is. Dit betekent dat de veilige gebieden in ieder geval achter de watergrens uit 2006 gelegen moet zijn.
Het donkerblauwe symboliseert het water dat buiten de oevers getreden is. Het rode gebied geeft het overvloedige water aan binnen de dorpsgrenzen; dit is dus het overstroomde deel van Kayana.
Stap 4: In figuur 33 is te zien dat de transecten (in het paars aangegeven) haaks op de rivier zijn uitgezet. Daartussen zijn de oranje hoogtelijnen uitgezet. De blauwe hoogwatergrens is ook aangegeven in de figuur.
Figuur 32 Overstroomd gebied Kayana
Figuur 33 Topografie Kayana
Langs de transecten is het hoogteverloop gemeten, waarna het vervolgens geïnterpoleerd is in de tussen gegelegen gebieden. Dit bepaald de vorm van de hoogte lijnen. De hoogtelijnen lopen minimaal twee meter verder landinwaarts dan de hoogwatergrens.
Stap 5 & 6: In figuur 34 is het veilige gebied aangegeven in het groen. Dit gebied is precies twee meter hoger dan de hoogwatergrens, conform het uitgangspunt genoemd in paragraaf 3.2.
Er valt te zien dat het veilige gebied goed te bereiken is aan de hand van 3 (bordeaux rode) looppaden. Deze garanderen de begaanbaarheid van het veilige gebied.
Figuur 34 Looppaden veilig gebied Kayana
en
Stap 7: In figuur 35 is duidelijk te zien dat het gros van de bewoners van Kayana achter de groene lijn gevestigd is. Dit betekent dat het dorp dus een veilig gebied is.
Figuur 35 Beschikbaarheid en bereikbaarheid veilig gebied Kayana
- 59 -
Leven met de Overstromingen
3.2.2
Evacuatieplan
Godo Stap 1 & 2: Door de geografie van het dorp in kaart te brengen in combinatie met een beschouwing van het bewoonde gebied, resulteert dat in een overzicht van figuur 36. Ook in deze figuur zijn de looppaden reeds aangegeven.
Figuur 36 Overzicht Godo
Te zien valt dat de rivier ten zuiden en ten oosten van het dorp stroomt (blauw). Bovendien kan uit de figuur worden opgemaakt dat de bewoners van het dorp redelijk dicht bij de oever wonen.
Stap 3: In figuur 37 is aangegeven tot waar het water landinwaarts gekomen is. Dit betekent dat de veilige gebieden in ieder geval achter de watergrens uit 2006 gelegen moet zijn.
Er valt te zien dat het water in het westelijk deel verder landinwaarts gestroomd is. Dit betekent dat het land in het westelijk deel lager ligt dan in het oostelijk deel.
Stap 4: In figuur 38 is te zien dat de transecten (in het paars aangegeven) haaks op de rivier zijn uitgezet. Daartussen zijn de oranje hoogtelijnen uitgezet. De blauwe hoogwatergrens is ook aangegeven in de figuur.
Er valt te zien dat het land in het westelijk deel veel vlakker loopt dan rechtsonder. Linksboven is er sprake van een berg.
Figuur 38 Topografie Godo
Stap 5 & 6: In figuur 39 is het veilige gebied aangegeven in het groen. Dit gebied is twee meter hoger dan de hoogwatergrens, wederom conform het uitgangspunt genoemd in paragraaf 3.2.
Er valt te zien dat het veilige gebied slechts door middel van twee looppaden te bereiken is. Evenzo geldt dat de bereikbaarheid van de berg in het westen vrij laag is.
Figuur 37 Overstroomd gebied
Figuur 39 Looppaden en veilig gebied
Stap 7: In figuur 40 is duidelijk te zien dat niet elke bewoner in Godo veilig is voor hoogwater. Het roodgearceerde deel staat symbool voor mensen die in een onveilig gebied wonen met betrekking tot hoogwater. Dit is een fors deel.
School
In figuur 41 is er in het Zuidoosten van Godo een zwarte stip
Figuur 40 Beschikbaarheid en bereikbaarheid veilig gebied
weergegeven. Deze stip staat symbool voor de school die er momenteel gebouwd wordt. Uit het figuur kan worden opgemaakt dat de school op een veilige plek staat en niet in gevaar komt bij hoog water.
Figuur 41 Locatie school
- 60 -
Leven met de Overstromingen
3.3.3
Evacuatieplan
Botopasi Stap 1 & 2: Door de geografie in Botopasi in kaart te brengen in combinatie met een beschouwing van het bewoonde gebied, resulteert dat in een overzicht van figuur 42. Ook in deze figuur zijn reeds de looppaden aangegeven.
Te zien valt dat de rivier ten oosten van het dorp stroomt (blauw). Bovendien kan uit de figuur worden opgemaakt dat de bewoners van het dorp redelijk dicht bij de oever wonen.
Figuur 42 Overzicht Botopasi
Stap 3: In figuur 43 is aangegeven tot hoever het water landinwaarts gekomen is. Dit betekent dat de veilige gebieden in ieder geval achter de watergrens uit 2006 gelegen moet zijn.
Er valt te zien dat een fors deel van het dorp onder water is komen te liggen.
Stap 4: In figuur 44 is te zien dat de transecten (in het paars aangegeven) haaks op de rivier zijn uitgezet. Daartussen zijn de oranje hoogtelijnen uitgezet. De blauwe hoogwatergrens is ook aangegeven in de figuur.
Figuur 43 Overstroomd gebied
Uit de figuur kan worden opgemaakt dat Botopasi een laaggelegen dorp is. De hoogwatergrens en de hoogste hoogtelijn vallen praktisch samen. Dat betekent dat er in dit dorp geen veilig gebied kan worden geïdentificeerd.
Stap 5 & 6: Is niet van toepassing. Er zijn geen veilige gebieden in Botopasi.
Stap 7: In figuur 45 is duidelijk te zien dat een substantieel deel van de bewoners getroffen is door het hoge water in 2006. Daarnaast geldt dat conform het uitgangspunt uit paragraaf 3.2, er feitelijk geen veilig gebied kan worden aangewezen.
Figuur 44 Topografie Botopasi
Figuur 45 (On)beschikbaarheid veilig gebied Botopasi
3.3.4
Bevindingen na stappenplan
Voor de drie beschouwde dorpen kan worden gesteld dat ze niet allemaal in aanmerking komen voor het vestigen van een TVK. In tabel 5 staan de verbanden tussen de criteria van een TVK en dorpen gepresenteerd. De analyse uit subparagraaf 3.3.3 heeft daarin centraal gestaan. Tabel 5. TVK potentieel per dorp
Kayana Godo Botopasi
Relatief dicht bij huis
Eenvoudig bereiken
++ ++ --
++ -
te
Dorpsschaal
++ + -
- 61 -
Middellang verblijf (max 1 week) ++ -
Gesitueerd in hoog gelegen gebieden + ++ -
Leven met de Overstromingen
Evacuatieplan
Er valt duidelijk te zien dat Kayana als enig dorp op alle criteria positief stort. Dit blijkt ook duidelijk uit het stappenplan, zoals doorlopen in subparagraaf 3.3.3. Voor Godo geldt dat er mogelijkheden zijn om het als TVK te laten fungeren, aangezien er twee relatief hoog gelegen gebieden in het dorp zijn. Indien de bereikbaarheid van deze locaties verbeterd wordt, is het een reële veronderstelling om ook Godo als TVK te gebruiken. Voor Botopasi daarentegen, geldt dat het aan geen van de gestelde criteria voldoet. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het niet in te richten is als TVK. Bewoners uit Botopasi dienen daarom in geval van hoogwater elders in veiligheid te worden gebracht.
- 62 -
4
Conclusies
In deze module is getracht een stappenplan te ontwikkelen voor het identificeren van veilige gebieden. Gebleken is dat het een goede manier is om gebieden te kunnen aanwijzen waar de bevolking ten tijde van hoogwater veilig kan zijn. Drie soorten kampen kunnen worden onderscheiden ten tijde van nood, te weten een noodplek, een Nood Accommodatie Centrum (NAC) en een Tijdelijk Vluchtelingen Kamp (TVK). In dit onderzoek is getracht om een stappenplan te ontwikkelen voor een TVK, omdat daar de mensen het langst kunnen functioneren zonder externe hulp. Het stappenplan dat ontwikkeld is, bestaat uit 7 stappen. Toegepast op de dorpen heeft dat tot de volgende conclusies geleid: Kayana Bij Kayana is gebleken dat het leeuwendeel van de dorpsbewoners goed beschermd is tegen hoog water. Slechts enkelingen die dicht bij de oever wonen, zijn tijdens de overstromingen in mei daadwerkelijk getroffen. Er is aangetoond dat de bereikbaarheid en beschikbaarheid van het geïdentificeerde veilige gebied op hoog niveau is en er goed aan de criteria van een TVK wordt voldaan. Kortom, Kayana kan goed als TVK fungeren. Godo Bij Godo is er aangetoond dat een deel van de bevolking niet beschermd is tegen hoogwater, met name het Zuidwestelijk deel van het dorp. In het Zuidoostelijk en Noord-Westelijk deel daarentegen, zijn hoog gelegen locaties gesitueerd. Daarom kan er geconcludeerd worden dat er mogelijkheden zijn om Godo als TVK te laten fungeren, indien de bereikbaarheid van deze locaties verbeterd wordt. Botopasi Voor Botopasi is bewezen dat het niet geschikt is om te functioneren als TVK. Het dorp bevat immers geen hoog gelegen gebieden. Daarom dat ten tijde van hoogwater de dorpsbewoners hun heil in andere veilge gebieden zullen moeten zoeken. Er kan geconcludeerd worden dat het verblijven in Botopasi een riskante optie is ten tijde van hoogwater.
- 63 -
- 64 -
5
Aanbevelingen
Er wordt aanbevolen om soortgelijke analyses te doen voor meerdere dorpen in het Boven-Suriname gebied. Twee redenen worden hiervoor aangedragen:
Er kan vastgesteld worden welke gebieden bij eventuele toekomstige overstromingen in aanmerking komen om als hub te fungeren voor de hulpverlenende diensten. De binnenlandbewoners kunnen reeds voorafgaand aan een ramp geïnstrueerd worden, wat de dichtstbijzijnde gebieden zijn waar ze in veiligheid kunnen worden gebracht.
Er wordt aanbevolen om topografisch onderzoek te verrichten naar het binnenland van Suriname. Op die manier kan er voor vrij kleine regio’s in kaart worden gebracht welke locaties als “veilige gebieden” kunnen worden gekwalificeerd. De bestaande topografische kaarten kunnen daarvoor dan als leidraad dienen. Er wordt aanbevolen om een methode te onderzoeken om op een efficiënte en effectieve wijze de topografie op dorpsclusters niveau te bepalen. Dit kan met name interessant zijn voor laaggelegen dorpen zoals Botopasi. De dorpsbewoners zullen ten tijde van hoogwater hun heil in de nabije omgeving moeten zoeken. Een dergelijke methodiek zou de mensen instantaan antwoord moeten geven waar ze zich naartoe dienen te evacueren.
- 65 -
- 66 -
DRINKWATER
1
Introductie
Een van de eerste levensbehoefte van de mens is toegang hebben tot veilig drinkwater. Veilig drinkwater bevat geen ziekmakende bestanddelen. Zeker tijdens en na overstromingen is de kwaliteit van grond- en rivierwater een punt van zorg en is de toegang tot veilig drinkwater niet vanzelfsprekend. Het water kan dan verhoogde concentraties pathogene organismen bevatten, omdat de oevers zijn overstroomd. Als geen regenwater wordt opgevangen, drinken de meeste bewoners in het binnenland van Suriname het water direct uit de rivier of een kreek, zodat het verontreinigde water direct wordt ingenomen als het water niet wordt gezuiverd of gekookt. Slechts in een minderheid van dorpen is een centrale drinkwatervoorziening aanwezig. De problematiek van aanwezige pathogene organismen in het rivierwater doet zich overigens het gehele jaar voor en niet alleen tijdens overstromingen. Naast voedsel, onderdak en medische verzorging, is de beschikbaarheid van veilig drinkwater een onmisbaar element van de nazorgfase. Vanwege de uitgestrektheid van het binnenland en de onbereikbaarheid over water gedurende hoge rivierwater afvoer, is bereiding van veilig drinkwater door de bewoners zelf een goede optie. De bewoners zijn dan niet afhankelijk van directe hulpverlening op dit punt. In het binnenland is in drie dorpen langs de Suriname rivier de kwaliteit van verschillende bronnen voor drinkwater beoordeeld ten aanzien van pathogene organismen en/of troebelheid. Met de bewoners zijn verschillende kleinschalige drinkwatersystemen uitgetest, waarmee in theorie veilig drinkwater kan worden bereid. Voor dit project zijn vijf drinkwatersystemen uitgetest in de verschillende dorpen: Klei pot Filterpot Katadyn Combi Katadyn Pocket SODIS. De eerste vier systemen worden geacht simpel en eenvoudig in gebruik te zijn. De dorpelingen hebben deze systemen getest en beoordeeld op gemak en drinkwater opbrengst. Als blijkt dat deze systemen handig in gebruik zijn, kunnen ze goed inzetbaar zijn in tijde van nood (in dit geval een overstroming). Voor het vijfde systeem, SODIS, is een PET fles nodig en genoeg zonlicht. Beide zijn in de dorpen in ruime mate aanwezig. De werking van de drinkwatersystemen is door middel van bacteriologische analyses gecontroleerd. Het rivierwater kan ook verhoogde concentraties kwik bevatten, eveneens een ziekmakende stof. Kwik wordt gebruikt bij de goudwinning die plaatsvindt in de binnenlanden van Suriname. Er wordt gespeculeerd dat er onzorgvuldig wordt omgegaan met het kwik en dat het in de oppervlaktewateren wordt geloosd of daarin uitloogt. Bevestiging vooraf dat de kwikgehalten voldoende laag zouden zijn was noodzakelijk om te kunnen adviseren dat gezuiverd rivierwater veilig is te consumeren. De uit te testen drinkwatersystemen zijn namelijk wel geschikt om gesuspendeerde stoffen – en daaraan gebonden verontreinigingen - te verlagen en pathogene organismen zoveel mogelijk te verwijderen, maar niet om het gehalte opgelost kwik te verlagen. In een gebied met veel legale en illegale goudwinning, ten zuiden van het Brokopondomeer, is kwik geanalyseerd in water uit een kreek, de Sarakreek. Verder zijn opverzoek van Waternet assessments uitgevoerd op drie centrale drinkwatervoorzieningen in het dorpen cluster Djoemoe. De drinkwatervoorzieningen zijn door Waternet en Surinaamse Drinkwater Maatschappij (SWM) vorig jaar geplaatst.
- 69 -
Leven met de Overstromingen
Drinkwater
In hoofdstuk 2 worden de kwik experimenten en analyses uitgewerkt. In hoofdstuk 3 wordt de practische werking van de drinkwatersystemen toegelicht, zowel van de centrale voorzieningen als van de kleinschalige systemen. In hoofdstuk 4 worden de drinkwatersystemen beoordeeld, in hoofdstuk 5 zijn de conclusies van het project vermeld en in hoofdstuk 6 tenslotte worden aanbevelingen gedaan.
- 70 -
2
Drinkwater in relatie tot de kwikproblematiek in Suriname
Suriname is rijk aan de delfstoffen bauxiet en goud. De goudwinningen zijn gelokaliseerd in de zogenaamde ‘Greenstone Belt Region’ rondom het Brokopondo stuwmeer. De goudwinningen worden gedomineerd door kleinschalige niet gereguleerde bedrijfjes. De kleinschalige winningen zijn verantwoordelijk voor een aanzienlijke verontreiniging met kwik van de kreken, rivieren en het milieu in de directe omgeving van de winning. Deze kleinschalige winningen beschikken vaak niet over een vergunning. Dit komt aan de ene kant doordat de Surinaamse overheid geen prioriteit geeft aan het reguleren van deze bedrijfstak. Aan de andere kant is het gebied slecht toegankelijk. Wegen ontbreken bijna volledig en de bevaarbaarheid van de rivieren is door stroomversnellingen en watervallen niet optimaal. Het binnenland is het beste te bereiken per vliegtuig, maar de dichtheid van vliegvelden is natuurlijk niet dusdanig dat de overheid via deze vliegvelden zijn controlerende taak kan uitvoeren. Tenslotte is het ook mogelijk dat corruptie een rol speelt bij het ongemoeid laten van de kleinschalige winningen. De overheid loopt wel een substantieel deel aan belastinginkomsten mis doordat de illegale winningen natuurlijk geen belasting afdragen op het gewonnen goud. De aanpak van de lozing van kwik wordt verder gehinderd door het volledig ontbreken van een lozingswetgeving of een normstelling voor lozingen in Suriname. Dit is een probleem dat natuurlijk ook in de rest van Suriname de handhaving en beperking van lozingen vrijwel onmogelijk maken. Hier en daar wordt met grotere bedrijven afspraken gemaakt voor het beperken van lozingen. Dit gebeurt ook met de grotere (legale) goudwinningsbedrijven op vrijwillige basis. Het gaat dan voornamelijk om bedrijven die werken met cyanide voor de extractie van het goud uit het gouderts. De hoeveelheid geloosd cyanide kan door een afvalwaterzuiveringsinstallatie van deze bedrijven beperkt worden en vormt op deze manier een veel kleiner cq verwaarloosbaar milieuprobleem. Het kwik wordt gebruikt voor de extractie van het goud uit het erts, daarna wordt het kwik verdampt en blijft het goud over. Het verdampte kwik komt altijd in de directe omgeving van de winning terecht. In sommige gevallen wordt de kwikdamp weer gecondenseerd, voornamelijk met als doel het vrij kostbare kwik terug te winnen. Het rendement hiervan is beperkt. Een substantieel deel van het kwik blijft, ook bij terugwinning in het geëxtraheerde erts achter en wordt geloosd. De gevolgen voor mens en milieu zijn aanzienlijk. Een substantieel deel van het voornamelijk ongerepte tropisch oerwoud ter plaatse wordt ernstig vervuild met kwik. Een vervuiling die naar verwachting niet vanzelf verdwijnt (kwik is heel persistent). De mensen die benedenstrooms wonen zijn voor een groot deel afhankelijk van de vervuilde rivier. Niet alleen voor drinkwater, ook de vis uit de rivier is een belangrijke eiwitbron. Waarschijnlijk is de kwikconsumptie via vissen groter dan via drinkwater. Het verdient dan ook de hoogste prioriteit om de kwiklozingen te stoppen. Ombuiging van de huidige praktijk van de kleinschalige goudwinningen kan op een aantal manieren:
Strikter uitgeven van concessies cq handhaving van het vergunningen. Hiervoor is de huidige wetgeving voldoende en kan bij de vergunningverlening voorwaarden gesteld worden voor de gehanteerde goudextractie. Invoering van een wet verontreiniging oppervlakte water (WVO) en handhaving van deze wet. De wet is in voorbereiding in Suriname. Maar meer haast is geboden met de invoering hiervan om de verontreiniging te stoppen. Beperken/verhinderen van de import van kwik of het transport van kwik naar het gebied toe. Kwik is een vrij opvallende grondstof die voor weinig industriële doeleinden wordt ingezet. Het is te
- 71 -
Leven met de Overstromingen
Drinkwater
verwachten dat meer dan 99% van het kwiktransport naar het gebied toe bedoeld is voor de goudwinning. Waarschijnlijk wordt het kwik gewoon via Paramaribo en de gebruikelijke aanvoerroutes naar het gebied gebracht. Smokkel vanuit de omringende landen via de vliegvelden is ook mogelijk. Beperking van de kwiktoevoer naar het gebied zal de kwikprijs opvoeren. En daardoor andere methoden van goudwinning rendabeler maken. Voorlichting over alternatieve en niet vervuilende goudwinningsmethoden.
2.2 Doelstelling van de kwikmetingen in het kader van het project “Leven met de Overstromingen” Het belang van het doen van kwik metingen binnen het project “leven met de overstromingen” is om na te gaan of het kwik gehalte in het Boven-Suriname gebied voldoet aan de WHO-norm. Als dit niet het geval is, moet er hiermee rekening gehouden worden bij het bereiden van drinkwater. Aangezien binnen dit project ook gericht wordt op het vervaardigen van drinkwater door middel van het gebruik van kleinschalig drinkwater systemen, is het belangrijk te weten of we te maken hebben met hoge kwik concentraties in de waterfase. De WHO-grenswaarde voor kwik in drinkwater bedraagt 1 µg/l. Indien het grootste deel van het jaar regenwater uit de opslagvaten gebruikt wordt, is de belasting maximaal drie maanden per jaar. Aangezien de WHO-norm bedoeld is voor een dagelijkse belasting gedurende het hele jaar kan de norm iets ruimer worden toegepast in de praktijk van de meeste dorpen. Als het kwikgehalte ruim hoger is dan de norm, bestaan er ionenwisselaarharsen die specifiek kwik absorberen uit water, zie bijlage 7. Toch is het aan te raden om voor de lange droge tijd een andere bron voor drinkwater beschikbaar te creëren of te zoeken. In sommige dorpen wordt gebruik gemaakt van natuurlijke sprengen. Die worden in de droge tijd uitgegraven en vormen dan een klein kreekje. Dit water zal niet alleen minder kwik bevatten maar is ook bacteriologisch betrouwbaarder dan het laatste restje water in de rivier. Mocht een dergelijk spreng niet aanwezig zijn dan kan gedacht worden aan de opslag van grote hoeveelheden regenwater voor het begin van de droge tijd. Een rekensommetje leert dat er voor dit doel een opslag capaciteit geschapen moet worden van 3 maanden* 30 dagen * 3 liter per persoon= 270 liter per persoon. Voor een huishouden van 6 personen is dus een opslagcapaciteit nodig van ca 1,6 m³. Er moet dan heel gedisciplineerd worden omgegaan met de watervoorraad gedurende de droge periode zodat het water echt alleen voor drinkwater wordt gebruikt. Bovendien moet het water gezuiverd worden voor gebruik omdat het water in drie maanden bacteriologisch verslechtert.
2.3
Kwik (en troebelheid) in de Sarakreek
In het kader van de hierboven beschreven kwikproblematiek zijn kwikgehalten bepaald in de Sarakreek. Aan de Sarakreek zijn meerdere legale en illegale goudwinningen gelegen. De keuze is gemaakt in overleg met de organisatie Binnenland Overleg. Er werd besloten naar het dorp Lebi Doti te gaan en van daaruit de Sarakreek op. Lebi Doti is een dorp aan het Brokopondomeer in Boven Suriname. Voor dit dorp is gekozen, omdat de Sarakreek in het Brokopondomeer uitstroomt bij het dorp Lebi Doti. Dit dorp ligt benedenstrooms van de Suriname rivier. Als het kwik gehalte aan de benedenstroomse dorpen voldoende laag blijkt te zijn zal kwik geen probleem zijn voor de dorpen bovenstrooms aan de Suriname rivier.
2.3.1
Apparatuur en methoden
In Paramaribo is contact gelegd met het Centrum voor Milieu Onderzoek (CMO) van de universiteit Anton de Kom (ADEK), onder meer gespecialiseerd in vlamspectrofotometrische kwikanalyse. Met het Afdelingshoofd van het laboratorium van het CMO zijn afspraken gemaakt over het analyseren van kwik in te verzamelen watermonsters van de Sarakreek. Het kwik wordt geanalyseerd met een Mercury analyzer Bucharach. Daarnaast zijn faciliteiten beschikbaar gesteld om een spectrofotometrische kwikanalyse te ontwikkelen, om in het veld kwik te analyseren. De spectrofotometrische analyse is gebaseerd op determinatie met Michler’s thioketone en heeft een onderste analysegrens van 25 µg/l, geschikt om hoge gehalten kwik te meten. De analyse is uitgevoerd met een spectrofotometer met een 5 centimeter meetcuvet. Het voorschrift is afgedrukt in bijlage 8.
- 72 -
Leven met de Overstromingen
Drinkwater
De ontwikkeling van de kwikanalyse had nogal wat voeten in de aarde. Het kleurreagentia diende volgens voorschrift opgelost te worden in 1-propanol. Helaas was 1-propanol niet voorradig bij ADEK. Oplossen in 2-propanol en ethanol – met vergelijkbare eigenschappen – lukte weliswaar, maar leidde niet tot een reactie met kwik in de standaardreeks. Na uitgebreid speurwerk een halve liter 1-propanol gekregen van het Laboratorium van BOG (Bureau voor Openbare Gezondheidszorg). Met 1-propanol verliep de kwikanalyse uitstekend. De ijklijn is afgebeeld in figuur 46.
IJklijn kwikanalyse (Michler's thioketone) 1200 y = 1,1128x - 27,168 R2 = 0,9985
1000
gemeten (ug/l)
800
600
400
200
0 0
200
400
600
800
1000
1200
-200 standaard (ug/l)
Figuur 46 IJklijn kwikanalyse met spectrofotometer
Uit de ijklijn blijkt dat de analyse van lagere gehalten dan 100 µg/l onbetrouwbaar is. Behalve kwik is ook troebelheid gemeten van watermonsters. De troebelheidsmeter, een portable Hach 2100 P, heeft een bereik van 0,1 tot 1000 NTU. De meter is vergeleken met de nauwkeurige en geijkte laboratorium troebelheidsmeter Hach 2100 N in het Laboratorium voor vloeistofmechanica van TUDelft. Een vers bereidde formazine standaard van 40 NTU gaf op de Hach 2100 N een troebelheid van 38,9 NTU en op de portable Hach 2100 P een waarde van 32,8 NTU. Voor het verschil is niet gecorrigeerd. De standaardoplossing is meegenomen op de missie voor controle van de portable troebelheidsmeter. Met CMO was overeengekomen om 10 watermonsters te analyseren, ongefiltreerd en gefiltreerd. De watermonsters dienden direct na monstername te worden gefiltreerd en geconditioneerd met salpeterzuur. De conditionering vond plaats in van CMO meegenomen kunststof monsterflessen met salpeterzuur. Filtratie van de watermonsters vond plaats met behulp van de Pocket Professional van Katadyn. Met de Pocket wordt gefiltreerd over (een keramisch membraan met poriën van) 0,2 µm.
2.3.2
Monstername Sarakreek
Tijdens stroomopwaarts varen is de kreek in kaart gebracht en is troebelheid bepaald om een idee te krijgen van de waterkwaliteit van de kreek zelf en van de zijkreken. Na circa 5 uur varen stopten we bij een (illegaal) Braziliaanse gouddelverdorp, waar we in de kantine de locaties hebben bepaald om watermonsters te nemen voor kwikanalyse. Ruw geschat is 50 kilometer afgelegd op de heentocht, waarvan circa 15 tot 20 km in het smalle gedeelte van de Sarakreek. Op de terugtocht zijn deze 10 watermonsters genomen. Direct na monstername heeft de filtratie plaatsgevonden in de boot.
- 73 -
Leven met de Overstromingen
Figuur 47 Varen op de Sarakreek
Drinkwater
Figuur 48 Bas filtreert het watermonster
Figuur 49 Watermonsters voor de kwik analyse, in linkerhand het gefiltreerde monster
De stroomsnelheid door de Sarakreek was in deze droge tijd redelijk hoog, volgens onze gids en de bootsman. Het waterniveau echter was zeker niet hoog; geregeld moest de buitenboordmotor van 40 paardenkracht worden bijgestaan door enkele menskrachten om de boot over versperringen te krijgen (rotsen, boomstammen). Het behoeft geen uitleg dat de projectgroepleden meestal te laat waren om bij te springen; dat had niet alleen met een gebrek aan alertheid te maken, maar zeker ook omdat er geen gebrek was aan kaaimannen. Aan zwerfvuil in de takken van de bomen was zichtbaar, dat het waterniveau in mei tijdens de overstromingen zeker drie meter hoger heeft gestaan. Op de terugtocht is de goudmijn aangedaan, die direct aan de rechteroever was gelegen, circa een 30 min varen van Lebi Doti. De mijn was in bedrijf, Brazilianen scheidden het erts van het sediment door middel van zeven. Uiteraard was niet zichtbaar op welke wijze het goud uit het verzamelde erts werd gewonnen. In de schemer, juist voordat een tropisch onweer losbarstte, gingen we aan wal in Lebi Doti. In de volgende foto’s zijn de mijn en Lebi Doti bij schemering te zien.
Figuur 50 Braziliaanse goudmijn op het stuwmeer
- 74 -
Leven met de Overstromingen
Drinkwater
Figuur 51 Schemering Lebi Doti
2.3.3. Analyse van troebelheid en kwik De troebelheid van het bevaren deel van de Sarakreek is vermeld in tabel 6: Tabel 6. Troebelheid Sarakreek
Troebelheid Sarahkreek tijdstip uur
troebelheid FTU
0,00 0,25 0,50 0,75 1,00 1,25 1,50 1,75 2,00 2,25 2,50 2,75 3,00 3,25 3,50 3,75 4,00 4,25 4,50 4,75
3,3 3,2 3,5 3,1 4,1 18,8 50,6 48,3 50,9 129 272 145 81,6 51,4 50,5 54,9 39,4 64,3 74,5 71,4
De troebelheid nam van 3,2 NTU toe tot 272 NTU om vervolgens af te nemen tot 34,0 NTU. Gedurende de laatste driekwartier nam de troebelheid toe tot ruim 70 NTU. De troebelheid wordt bepaald door lichtbruine kleicolloïden. De troebelheid is sterk gecorreleerd aan de stroomsnelheid, in smalle gedeelten is de troebelheid hoger. In het eerste uur varen maakt de Sarakreek deel uit van het Brokopondomeer. Vervolgens is de eigenlijke kreek ingevaren met een aanzienlijk kleiner dwarsprofiel oppervlak. Soms is een verandering in troebelheid direct te koppelen aan een zijkreek die de Sarakreek extra voedt en waarvan de troebelheid zichtbaar hoger was. De volgende dag is de spectrofotometrische kwikanalyse uitgevoerd te Lebi Doti zelf. Gewapend met analysemateriaal, watermonsters en een jerrycan benzine zijn we op weg gegaan naar een hut, waarvan de bewoner in het bezit was van een aggregaat, een onmisbaar apparaat om de spectrofotometer te laten functioneren in een dorp zonder centrale elektriciteitsvoorziening. De niet voorradige reagentiabuizen in het geïmproviseerde laboratorium zijn vervangen door plastic cups (normaal alleen onmisbaar om een Djogo (Surinaamse bier) te delen).
- 75 -
Leven met de Overstromingen
Drinkwater
Figuur 52 Analyse van de kwik monsters in de hut
De standaard van 640 µg/l werd bij de drie series geanalyseerd als 596 ± 5 µg/l. In acht genomen dat de standaard is bereid uit de meegenomen stockoplossing van CMO van 10 g/l met behulp van een maatcilinder en dat onder tropische omstandigheden is geanalyseerd, mag een afwijking van ruim 6 % zeker acceptabel worden genoemd. De geanalyseerde gehalten zijn gecorrigeerd voor achtergrondkleur (vals positief kwikgehalte). De additie van 238 µg/l aan de monsters 19 resp. 20 (watermonsters uit het Brokopondomeer nabij Lebi Doti, identiek aan de watermonsters 17 resp, 18), werd teruggevonden als 185 resp. 192 µg/l. Omgerekend wordt dus circa 80 % van de additie geanalyseerd. Alle analyseresultaten staan vermeld in tabel 7. Behalve monsternummer 11 zijn alleen gefiltreerde monsters geanalyseerd. Tabel 7. Kwikgehalten Sarakreek en Brokopondomeer Analysereeksen REEKS 1 sample
afgelezen afgelezen concentratie concentratie concentratie gecorrigeerd met reagentia onbehandeld mg/l
demi std 640 33 42 31 5 7
REEKS 3 sample
0,156 0,757 0,191 0,173 0,180 0,168 0,181
mg/l
0,153 0,750 0,185 0,169 0,169 0,189 0,173
REEKS 2 sample
mg/l 0
0,016 0,014 0,012 0,003 0,013
0 0,601 0,019 0,003 0,012 0,009 0,012
afgelezen afgelezen concentratie concentratie concentratie gecorrigeerd met reagentia onbehandeld mg/l
demi std 640 37 38 28 3 4
Gehalten in mg/l
mg/l
mg/l demi 1 2 6 43 34 41
REEKS 4 sample
mg/l 0
0,020 0,007 0,005 0,020 0,008
0 0,597 0,012 0,009 0,011 0,016 0,012
afgelezen afgelezen concentratie concentratie concentratie gecorrigeerd met reagentia onbehandeld mg/l 0,152 0,164 0,164 0,157 0,167 0,164 0,187
0 0,008 0,007 0,007 0,015 0,005 0,022
0 0,004 0,005 -0,002 0 0,007 0,013
afgelezen afgelezen concentratie concentratie concentratie gecorrigeerd met reagentia onbehandeld mg/l
demi std 640 10 8 9 11
mg/l
mg/l 0,145 0,734 0,361 0,170 0,176 0,368
mg/l 0
0,009 0,012 0,009 0,009
0 0,589 0,207 0,013 0,022 0,214
9 Brokopondomeer 10 Brokopondomeer, gefiltreerd + additie 11 Brokopondomeer, ongefiltreerd + additie
Uit tabel 7 blijkt, dat – afgezien van de standaardoplossing en de geaddeerde watermonsters – de gehalten van alle watermonsters lager zijn dan de onderste analysegrens van 25 µg/l. De vermelde waarde is daarmee onbetrouwbaar, maar logischerwijze < 25 µg/l. De vrees dat gehalten tot 1000 µg/l voor zouden komen, zoals in een gepresenteerde tabel is gezien in Suriname, was daarmee weggenomen. In Paramaribo aangekomen zijn de watermonsters afgeleverd bij CMO. Vanwege een interne verhuizing van het laboratorium was het niet mogelijk om de monsters te analyseren voordat de projectgroep opnieuw vertrok naar de Suriname Rivier in Boven Suriname voor onder meer de drinkwater experimenten. Uiteraard
- 76 -
Leven met de Overstromingen
Drinkwater
hadden we liever de bevestiging gehad dat de kwikgehalten voldoende laag zouden zijn om gezuiverd rivierwater veilig te consumeren. De uit te testen drinkwatersystemen zijn namelijk wel geschikt om gesuspendeerde stoffen – en daaraan gebonden verontreinigingen - te verlagen en pathogene zoveel mogelijk te verwijderen, maar niet om het gehalte opgelost kwik te verlagen. Omdat de Sarakreek als een worst-case werd beschouwd ten aanzien van kwikgehalten in rivierwater en de geanalyseerde gehalten lager waren dan de onderste analysegrens, is er van uitgegaan dat de gehalten kwik in de Surinamerivier voldoende laag zouden zijn. Na terugkomst uit Boven Suriname waren de watermonsters uit de Sarakreek geanalyseerd door CMO, zie tabel 8. Tabel 8. Kwikgehalten in gefiltreerde en ongefiltreerde monsters uit de Sarakreek en Brokopondomeer
De oneven genummerde flessen bevatten ongefiltreerde monsters, de even nummers gefiltreerde monsters. De kwikgehalten variëren tussen 0,08 en 0,29 µg/l. Er bestaat geen significant verschil in kwikgehalte tussen gefiltreerde en ongefiltreerde monsters. Kwik is dus niet slibgebonden. De standaard werd geanalyseerd op gemiddeld 597 µg/l, gelijk aan de geanalyseerde waarde met de spectrofotometer in Lebi Doti. Van de addities werd slechts ruim 51 µg/l teruggevonden, circa 21 %. Daarvoor is geen afdoende verklaring gevonden. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn (geheel speculatief) dat de hitte (rond 40 ºC) de analist in Lebi Doti parten heeft gespeeld en dat hij minder heeft geaddeerd dan bedoeld en dat de opbrengst bij de spectrofotometrische analyse in Lebi Doti van circa 80 % op toeval berust. Gezien de ijklijn is deze hypothese niet onmogelijk. Feit is, dat de vlamspectrofotometrische methode geschikt is voor het meten van lage gehalten en dus een aanzienlijk beter en betrouwbaarder beeld geeft. Er bestaat geen relatie tussen kwikgehalten (gefiltreerd en ongefiltreerd) en troebelheid van het water.
2.4
Beoordeling analyseresultaten
De spectrofotometrische kwikanalyse is pas geschikt bij kwikgehalten hoger dan circa 100 µg/l. Gelukkig zijn dergelijk hoge gehalten niet aangetroffen. Met de nauwkeurige vlamspectrofotometrische analysemethode van CMO zijn kwikgehalten bepaald die variëren tussen 0,08 en 0,29 µg/l. Deze gehalten zijn lager dan de WHO-norm voor drinkwater van maximaal 1,0 µg/l. Dat het kwikgehalte in de Sarakreek ruim onder de WHO-norm voor drinkwater blijft is positief en geruststellend. Zoals gezegd is veel
- 77 -
Leven met de Overstromingen
Drinkwater
goudwinning in het stroomgebied van de Sarakreek. Op andere locaties met minder goudwinning mogen in principe geen hogere gehalten worden verwacht. Daarbij moeten enige slagen om de arm worden gehouden. Zo betrof de monstername in de Sarakreek een momentopname en de analyseresultaten hoeven niet representatief te zijn. De afvoer was redelijk hoog en de kans bestaat, ingeval van constante lozing/uitloging, dat de gehalten bij lage afvoer hoger zijn. Verder is enigszins bekend waar de goudwinning plaatsvindt (legaal en illegaal), maar is niet bekend waar het erts wordt opgewerkt met kwik ingeval van illegale winning. Als dat niet plaatsvindt rond de Sarakreek, dan mogen daar ook geen hoge kwikgehalten worden verwacht, maar elders wellicht wel. Tenslotte is door de VEWIN (Vereniging van Waterleidingbedrijven in Nederland) een aanbeveling gegeven van maximaal 0,2 µg/l kwik in drinkwater en die waarde is in de helft van de monsters overschreden. De aanbeveling geldt evenwel voor dagelijkse consumptie. De binnenlandbewoners drinken niet alleen rivier- en kreekwater, maar bij voorkeur ook regenwater. Het kwikgehalte in de Sarakreek en Brokopondomeer is dus voldoende laag om veilig drinkwater te bereiden met eenvoudige technieken. Het kwikgehalte is echter te hoog om veilig vis te consumeren. De binnenlandbewoners eten veel vis uit de rivier (zie § 2.1). Tenzij een hert of een wild varken wordt geschoten, zal vis de belangrijkste eiwitbron zijn, want in geen van de bezochte dorpen is enige vorm van veeteelt bespeurd. Kwik accumuleert in vis. De richtlijn voor ecosystemen (in Nederland) is een kwikgehalte in water < 0,03 µg/l (streef- en grenswaarde oppervlaktewater). Aan die richtlijn wordt dus in geen enkel monster voldaan. Alle reden om de inspanning te vergroten om de kwikgehalten in de Surinaamse rivieren en meren te verlagen.
- 78 -
3
Drinkwaterexperimenten
De vijf kleinschalige drinkwatersystemen zijn samen met de binnenlandbewoners uitgetest in de verschillende dorpen. Verder is een assessment uitgevoerd op drie centrale drinkwatervoorzieningen in het clusterdorp Djoemoe op verzoek van Waternet. Deze centrale drinkwatervoorzieningen zijn ongeveer een jaar in bedrijf en zijn geplaatst door Waternet en de Surinaamse Waterleiding Maatschappij (SWM).
3.1
Kleinschalige drinkwatersystemen
De kleinschalige drinkwatersystemen zijn systemen die toepasbaar zijn in tijde van nood met relatief weinig middelen. Deze drinkwater systemen hebben als hoofdfunctie om microbiologisch betrouwbaar water te produceren. Dit is de belangrijkste eis bij het vervaardigen van drinkwater. De volgende kleinschalige drinkwatersystemen zijn uitgetest met de bewoners: SODIS Klei potten Katadyn systemen Filter pot.
3.1.1
Solar Water Disinfection (SODIS)
De Solar Water Disinfection proces kan omschreven worden als een simpele technologie die gebruikt kan worden om de bacteriologische stabiliteit te bevorderen. Bij SODIS wordt gebruikt gemaakt van solar radiation voor het verwijderen van pathogene micro-organismen. Het SODIS systeem wordt toegepast door transparante plastic (PET) of glazen fles te vullen met BESMET en HELDER water en vervolgens bloot te stellen aan de zon. Het zonlicht behandeld het besmette water door 2 mechanismen: 5. Radiatie in het spectrum van UV met een golflengte interval van 320mm-400mm. 6. Toenemende water temperatuur. Hoe hoger de temperatuur, hoe sneller het desinfectie proces geschiedt. In figuur 53 Is het SODIS proces geïllustreerd door een simpele tekening.
Figuur 53 SODIS proces.
- 79 -
Leven met de Overstromingen
Drinkwater
De handelingen die uitgevoerd moeten worden zijn als volgt: Een (schone) PET fles wordt met water (rivierwater, kreekwater, opslagwater) gevuld en afgesloten met een dop. Vervolgens wordt deze fles in de zon gelegd. De voorkeur is wel dat de flessen geplaatst wordt op een (geribbelde) zinken dakplaat. De fles moet ongeveer 6 uren blootgesteld worden aan de zon. Na 6 uur in de zon, is het water gereed voor consumptie. Binnen het SODIS proces zijn er verschillende factoren die van belang zijn. Deze factoren en de invloeden op het SODIS proces zijn als volgt: 1. Klimaat De flessen moeten blootgesteld worden aan de zon voor een gemiddelde tijdsduur van 6 uur, in zonnig weer. De flessen worden 2 dagen aan de zon blootgesteld bij regenachtig weer. Als het onafgebroken regent, werkt het SODIS systeem niet optimaal. Dan moet gedacht worden aan regenwater opvang. Als de temperatuur van 50 o C bereikt wordt, dan is een blootstelling van 1 uur voldoende. 2.
Troebelheid Troebele deeltjes in het water reduceren de penetratie van het zonlicht in het water en beschermt de micro-organismen voor de UV straling. Om dit te voorkomen is het volgende noodzakelijk: Bij het toepassen van SODIS moet het water helder zijn. De troebelheid moet minder zijn dan 30 NTU. Als het water een hogere troebelheid heeft dan 30 NTU, zullen de pathogene eerder door temperatuur (koken) verwijderd moeten worden dan met radiatie. Als er geen mogelijkheid is om het water te koken kan het water gefilterd worden voor het in de zon te leggen.
3.
Materiaal flessen Er zijn verschillende type transparante plastic materialen die geschikt zijn voor UV licht penetratie. Plastic flessen die worden gemaakt van (Polyethyleen Terephtalate) PET hebben de voorkeur bij het SODIS proces omdat deze flessen minder UV-stabilisatoren bevat dan PVC (Polyvinylchloride) flessen.Om met het blote oog een onderscheid te kunnen maken tussen PET en PVC flessen moet er gelet worden op hun kleur. PVC heeft meestal een blauwe glans. Glazen flessen kunnen ook gebruikt worden voor het SODIS proces. Het gebruikt van “window glass” is niet geschikt, want de UV-radiatie wordt niet optimaal doorgelaten. Er moet gelet worden op de leeftijd van de plastic flessen. Beschadigde en oude flessen moeten vervangen worden door nieuwe flessen. De beschadigde en oude flessen kunnen de UV-radiatie reduceren met als gevolg dat het SOIDIS proces zijn effectiviteit verliest. Zonlicht verwijdert niet alleen de pathogene micro-organismen in het water maar zet het plastic materiaal om in photoproducts . UV radiatie wordt gereduceerd met toenemende diepte. Bij een water diepte van ongeveer 10 cm en een troebelheid van 26 NTU, is er een radiatie penetratie reductie van 50 %. Dus d.w.z. dat de PET flessen niet de meest geschikte vorm hebben voor het SODIS proces. Ze hebben een relatieve klein oppervlak en UV-radiatie die over een diepte van 610 cm is. Maar deze flessen worden toch gebruikt omdat ze makkelijk te gebruiken en verkrijgen zijn.
4.
Zuurstof Zuurstof is belangrijk bij het vernietigen van de pathogene micro-organismen. Zonlicht produceert reactieve vormen van zuurstof (zuurstof in de vorm van radicalen en waterstof peroxide) in het water. Deze reactieve vormen zijn essentieel bij het vernietigen van de pathogene microorganismen.
- 80 -
Leven met de Overstromingen
Drinkwater
Het SODIS systeem heeft enkele limitaties: SODIS heeft geen invloed op de chemische kwaliteit van het water. SODIS is succesvol als er relatief helder water aan de zon wordt blootgesteld ( troebelheid lager dan 30 NTU). SODIS heeft optimale weersomstandigheden nodig. SODIS kan niet toegepast worden voor grote volume water.
3.1.2.Klei Potten Klei potten bevatten een filtersysteem dat bestaat uit een poreuze klei filter. Deze pot wordt geplaatst in een plastic gallon bak. De filter unit zorgt voor de desinfectie. In de figuur hieronder is een filter pot (van klei) te zien. Een nadeel van deze klei potten kan zijn dat bij het schoonmaken er scheuren of breuken kunnen ontstaan. Dan werkt zo een filterpot niet meer. Er zijn dan ook filter potten die van metaal of plastic vervaardigd zijn Deze potten worden gebruikt in het huishouden en als het 2 keer per dag word gevuld, wordt er genoeg water geproduceerd voor een gezin bestaande uit 6 leden.
Figuur 54 Keramische filter pot
3.1.3
Katadyn (Pocket en Combi) Systemen
Figuur 55 Katadyn Pocket (links) en Katadyn Combi (rechts).
Katadyn filtersystemen zijn robuuste compacte systemen, waarin het te zuiveren water wordt gefiltreerd over een keramische filter met poriën van 0.2 µm. Behalve een keramische filter bevat het systeem zilver of
- 81 -
Leven met de Overstromingen
Drinkwater
koolstof, voor een betere desinfecterende werking of een betere verwijdering van organische stoffen, bijvoorbeeld die geur, kleur en smaak bepalen. Met de systemen worden protozoa, bacteriën en een deel van de virussen verwijderd. De typen Combi en Pocket komen vooral in aanmerking als kansrijk filtersysteem, vanwege de relatief grote capaciteit. Deze typen zijn handmatig te reinigen als het membraan is vervuild met zwevende delen. Na productie van circa 50.000 liter, met een capaciteit van circa 1,0 liter per minuut, moet het keramische element worden vervangen. Beide typen worden aangedreven met een handmatig bediende pomp, zodat geen elektriciteit nodig is.
3.1.4
Filterpot
De filter pot bevat twee keramische filters, die zijn gevuld met actieve korrelkool. Nadat de pot is gevuld met water en is afgesloten, wordt het water door filters gepompt en vind er desinfectie plaats en worden deels organische stoffen verwijderd. Deze filterpot bevat een handpomp en een tappunt. Door te pompen kan het water dat door de filters heen stroomt uit het openstaande tappunt stromen.
- 82 -
4
Beschrijving dorpen
De kleinschalige drinkwater systemen zijn geïntroduceerd in de verschillende dorpen. De dorpen Kayana, Djoemoe en Botopasi zijn bezocht. Voor elke dorp wordt een situatie beschrijving gegeven: Cluster Kayana Kayana is feitelijk een groep van zeven dorpen die grofweg 10 minuten lopen van elkaar afliggen. Kayana beschikt niet over een centrale drinkwatervoorziening. De binnenlandbewoners halen hun drinkwater voornamelijk uit de rivier. In de droge tijd maken ze gebruik van water uit een kreek - op enkele minuten varen - als hun drinkwaterbron. Er zijn enkele dorpelingen (degene die het kunnen betalen) die een DURO tank bezitten en daarin regenwater opvangen en opslaan. Eén gezin heeft daarnaast een DURO tank die wordt gevuld met opgepompt rivierwater, zodat de vrouwen van het gezin niet naar de rivier hoeven voor wassen, eten bereiden etc. Cluster Djoemoe In de regio Djoemoe zijn zes dorpen die worden voorzien van drinkwater, dat wordt geproduceerd van oppervlaktewater uit de rivier. De drinkwaterinstallaties zijn aanwezig in de dorpen: Bendekondre Akisiamau Asidonhopo. De installaties zijn geïnstalleerd door Waternet in samenwerking met het Surinaamse Waterleiding bedrijf (SWM). De drie installaties zijn uniform van opzet en uitvoering. Het rivierwater wordt gepompt naar een voorraadreservoir ruw water, bestaande uit 6 DURO tanks van HDPE van 1000 gallon per stuk. Onder eigen verhang passeert het water achtereenvolgens een upflow filter, twee parallel geschakelde betonnen langzaam zandfilters en een UV-desinfectie unit. Voor elk filter wordt het water belucht. Het gezuiverde water stroomt daarna in de laag gelegen rein wateropslag, bestaande uit 6 DURO tanks van 1000 gallon per stuk. Met uitzondering van de installatie in Bendekondre wordt het rein water naar hooggelegen rein waterreservoirs (6 DURO tanks) gepompt, van waaruit twee dorpen van drinkwater worden voorzien. De dorpen Djoemoe en Bendekondre beschikken over een eigen hooggelegen rein waterreservoir. Vanuit het hooggelegen rein waterreservoir wordt het drinkwater gedistribueerd naar een aantal centrale tappunten in de dorpen. Middels deze tappunten hebben de bewoners van de dorpen toegang tot drinkwater en hoeven niet naar de rivier toe. De gehele zuiveringsinstallatie wordt aangedreven door zonne-energie. De pompen die het ruwwater reservoir en het hooggelegen rein water reservoir vullen worden direct door zonne-energie aangedreven. De UV-desinfectie installatie wordt aangedreven door een gelaccu, die wordt gevoed met zonne-energie. De capaciteit van elke installatie is 30 m3/dag, overeenkomend met een drinkwaterverbruik van circa 60 l/d.p. Een uitgebreide omschrijving van deze systemen is te zien in bijlage 10 toegevoegd. Een punt van zorg dat werd aangegeven door de granman (opperhoofd van de stam) dat er dorpelingen zijn die in kreken hun behoeften doen. Deze kreken voeren aan op de hoofdrivier , waar het water wordt ontrokken voor de zuivering. Verder zijn er nog een aantal vrouwen die de kreken gebruiken voor hun drinkwater. Dit kan toe te schrijven zijn aan het moeilijk loslaten van oude gewoonten. Dus op verzoek van de granman hebben we de meest gebruikte kreek die uitmondt op de rivier getest op zijn troebelheid.
- 83 -
Leven met de Overstromingen
Drinkwater
Botopasi De bewoners van Botopasi beschikken niet over een centrale watervoorziening. Er zijn 3 kreken die ze gebruiken voor hun drinkwater, namelijk: Koti Wata Fodu Wata Piawai kriki. In de droge en regentijd maken ze gebruik van deze kreken. De leerkrachten beschikken over een duro tank. Deze tank wordt middels een water pomp van rivierwater gevoed (droge tijd) en in de natte periode wordt regenwater opgevangen. Het is opvallend dat in de verschillende dorpen weinig mannen aanwezig waren. De mannen zijn vaak voor lange periode afwezig om te werken in de stad of in de goudsector. Dus de vrouwen draaien het huishouden en voeden de kinderen praktisch in hun eentje op. Zij waren daarom ook degene die het meest geïnteresseerd waren in de drinkwater onderzoeken die wij samen met hen verrichtten.
- 84 -
5
Materiaal en methode
De werkzaamheden die uitgevoerd werden in het binnenland rondom het drinkwater gebeuren waren als volgt: Er werd gevraagd aan de vrouwen in de dorpen naar de verschillende bronnen voor hun drinkwater gebruik. Vervolgens werd van elk van deze bronnen een monster genomen en getest op bacteriologische activiteit als het SODIS proces wordt toegepast. Vervolgens werden van de verschillende kleinschalige drinkwater systemen de praktische uitvoering getest door de vrouwen. De opmerkingen en commentaar van de vrouwen werden vervolgens opgenomen. Voor de SODIS experimenten werden plastic flessen gevuld met rivierwater en in de zon gelegd, bij voorkeur op een zinken dak. Op een zinken dak is de instraling groter en wordt het water warmer. Na 6 uur en 24 uur werden er bacteriologische analyses op uitgevoerd. De bacteriologische testen zijn uitgevoerd met behulp van Laurier Sulfiet Agar platen (LSA). Met een handbedreven vacuümpomp werd 10 of 100 ml monster gefiltreerd over een membraanfilter. Het filter werd vervolgens met een pincet op de voedingsbodem gelegd en afgedekt met het bijbehorende deksel. Vervolgens werden de platen in een afgesloten plastic bak opgeborgen. Deze bak functioneerde als een broedstoof. Op de LSA platen groeien bacteriën uit tot kolonies. Met de platen worden totaal aantal coliformen geanalyseerd. Deze kolonies kunnen verschillende kleuren bezitten. Tijdens de experimenten zijn blauwe, roze, oranje en gele kolonies gegroeid. De gele kolonies zijn de verdachte kolonies: de kans bestaat dat deze behoren tot de Escherichia Coli groep (E. Coli). De E. Coli is een indicator organisme voor mogelijk aanwezige pathogene organismen van fecale herkomst. Die pathogene organismen zijn de veroorzakers van bijvoorbeeld diarree en dysenterie. In drinkwater in Nederland mag zowel het totaal aantal coliformen als E.Coli niet aantoonbaar zijn in 100 ml water (drinkwaternorm). Om E.Coli aan te tonen, is bevestiging nodig van de gegroeide gele kolonie. Deze bevestiging is niet uitgevoerd, gezien de primitieve omstandigheden in de geïmproviseerde laboratoria in de dorpen. Elke gele kolonie hoeft dus geen E. Coli bacterie te zijn geweest. De andere kleuren kolonies worden bestempeld als bijgroei, bijvoorbeeld aeromonas. De bacteriologische kwaliteit wordt uitgedrukt in kolonievormende eenheden per volume eenheid monster, in de regel per 100 ml: kve/100ml. Na een aantal experimenten is nog maar 10 ml gefiltreerd, vanwege de soms grote aantallen kolonies die in elkaar overliepen na filtratie van 100 ml. De temperatuur in de broedstoof liep op tot 30 – 35 0C (gemeten met een digitale temperatuurmeter). Dit is een aantal graden lager dan de optimale temperatuur van 37 0C voor de groei van kolonies. Na 24 uur werden de kolonies geteld en zijn foto’s gemaakt. Aan de hand van de foto’s heeft Het Waterlaboratorium een nadere analyse uitgevoerd. Volgens voorschrift is overigens een langere incubatietijd vereist. Op locatie is deze tijd verkort naar 24 uur, omdat na 48 uur - zo bleek bij het eerste experiment – de gegroeide kolonies inmiddels waren geconsumeerd door maden, zie als voorbeeld figuur 56.
- 85 -
Leven met de Overstromingen
Drinkwater
Figuur 56 Maden op de LSA-plaat
- 86 -
6
Resultaten en Discussie
In dit hoofdstuk zijn de resultaten uitgewerkt. Eerst worden drinkwater bronnen behandeld, daarna de assessments van de centrale drinkwatervoorzieningen en vervolgens de praktische werking van de kleinschalige drinkwatersystemen. Het hoofdstuk wordt besloten met een beoordeling van de drinkwaterbronnen en de systemen.
6.1 Kwaliteit drinkwater bronnen De bewoners van de dorpen gebruiken de volgende bronnen voor hun drinkwater: Kreekwater Rivierwater Regenwater ( uit emmers of DURO tanks). In de volgende figuur zijn de drie bronnen te zien.
Figuur 57 Rivierwater, Monster afname in de kreek en Wateropslag in DURO (links naar rechts)
De troebelheid en bacteriologische analyse van het kreekwater zijn als volgt. Tabel 9. Troebelheidmetingen kreek en rivierwater te Kayana
Monster
Troebelheid (NTU)
Kreek
6
Rivierwater
7,8
Regenwater opslag
1,8
Tabel 10. Troebelheidmetingen kreek en rivierwater te Djoemoe
Monster
Troebelheid (NTU)
Alasa kreek
2,2
Rivierwater
6,2
- 87 -
Leven met de Overstromingen
Drinkwater
Tabel 11. Troebelheidmetingen kreekwater te Botopasi
Monster
Troebelheid (NTU)
Koti Wata
3,03
Fodu Wata
3,1
Piawai Kriki
1,91
Rivierwater
6
De LSA plaat van het kreekwater is als volgt te zien.
Figuur 58 LSA platen van kreekwater, rivierwater en regenwater uit opslag in Kayana (van links naar rechts)
De troebelheid van de drinkwaterbronnen is relatief laag met troebelheden tussen 1,8 en 7,8 NTU. Het blijkt dat troebelheid geen maat is voor het totaal aantal coliformen. Wel zijn de meeste kolonies coliformen aangetroffen in rivierwater met de hoogste troebelheid (100 ml monster gefiltreerd, incubatietijd 24 uur). In kreekwater is wel veel bijgroei aangetroffen, maar geen totaal aantal coliformen. De reden daarvan is zeer waarschijnlijk het ontbreken van dorpen langs de kreek. Tegenvallend zijn de resultaten van het regenwater uit de opslag. Dit kan komen door fecaliën van dieren (vogels, spinnen en kakkerlaken) die eventueel afspoelen van de daken in de DURO tanks. Verder zijn de geïnspecteerde DURO tanks niet geheel (of geheel niet) afgedicht met muskietengaas, zie figuur 59. Tabel 12. Totaal aantal coliformen in de verschillende bronnen
Bron Kreek Rivier Regenwater
Totaal aantal coliformen kve/100 ml 0 > 200 ~ 50
Figuur 59 Niet afgedichte ontluchtingsopening in een DURO tank
Het consumeren van ongezuiverd rivierwater en regenwater uit opslag moet afgeraden worden, gezien deze resultaten. Direct kreekwater consumeren zou op basis van deze eenmalige analyse ongevaarlijk zijn. Op basis van deze grote aantallen gele kolonies die individueel niet meer zijn te bepalen, is besloten om bij de volgende experimenten 10 ml in plaats van 100 ml monster te filtreren.
- 88 -
Leven met de Overstromingen
6.2
Drinkwater
Assessment drinkwaterinstallaties
In het cluster dorp Djoemoe zijn centrale drinkwatervoorzieningen aanwezig. Er werd verteld dat de voorzieningen tijdens de overstroming niet onder water zijn gelopen en naar behoren functioneerden. Wel raakten de upflow filters en langzaam zandfilters heel snel verstopt, een gevolg van het hoge gesuspendeerde stoffen gehalte in het rivierwater tijdens hoge waterafvoer. Toevalligerwijze was een groep deskundigen en technici van Waternet en SWM ook aanwezig in het cluster dorp Djoemoe. Het maakte de afgesproken assessment een stuk eenvoudiger (onder meer kon de boot worden gedeeld). De assessment was gericht op: Installatie Bedrijfsvoering Kwaliteit geproduceerde water. De installaties zijn jong en zien er prima uit. De zuiveringsfilosofie is eenvoudig en degelijk. De materialen zijn duurzaam (RVS, HDPE, beton en PVC). De elektrische- en procescomponenten zijn via hekken afgesloten opgesteld. De belangrijkste opmerkingen naar aanleiding van ons bezoek aan de installaties: Het niveau in de laaggelegen rein wateropslag wordt gecontroleerd door middel van kloppen op de buitenwand van een duro tank. Als de gezuiverde volumestroom te laag is, zal uiteindelijk het hooggelegen rein water reservoir leeg raken. Als de gezuiverde volumestroom te hoog is, blijken de laaggelegen opslagtanks over te lopen (was daags voor ons bezoek in Bendekondre gebeurd). Het instellen van de volumestroom is zeker een handeling die ervaring en inzicht vereist. Dagelijks worden de upflow filters gespuid, waardoor de afgevangen zwevende bestanddelen zoveel mogelijk worden afgevoerd. De zwaardere zwevende bestanddelen die het filter tijdens filtratie passeren kunnen bezinken in het bovenwater als de bezinksnelheid groter is dan de filtratiesnelheid. In Asidonhopo was dit zichtbaar het geval: een laagje slib bevond zich op het filterbed. Het is belangrijk dit laagje geregeld te schuimen om koekvorming en daarmee snelheidsverschillen in het filterbed te voorkomen. De langzame zand filters worden geschuimd als het bovenwater overstort. Na verwijderen van een laag zand en spoelen van het zand met water, wordt het zand teruggebracht in de filters. Organisatorisch zal het eenvoudiger zijn om beide filters direct na elkaar of tegelijk te schuimen. In verband met de drinkwaterkwaliteit is schuimen met een interval van minimaal 1 week sterk aan te bevelen. In de dorpen waar de zuiveringinstallaties stonden werden lokale bewoners opgeleid om het systeem volledig te beheren. Er werden verder veelal vrouwen in de dorpen opgeleid over de werking van de zuiveringsinstallaties. Voor de dagelijkse operatie van het systeem is het daarom ook aan te bevelen vrouwen hiervoor de verantwoordelijkheid te laten dragen. Zij staan ook dichter bij het huishouden en begrijpen het nut van veilig drinkwater als geen ander. Er worden (nog) geen analyses uitgevoerd om de kwaliteit van het water tijdens het zuiveringsproces en van het drinkwater vast te stellen. Degene die de installatie bediend heeft dus geen aanwijzing of het proces voldoende goed verloopt en kan geen relatie leggen tussen bedrijfsvoering en resultaat. Een eenvoudige troebelheidmeting zou een grote hulp zijn, zoals is gebleken tijdens het assessment. Op verschillende plaatsen in het zuiveringsproces van de drie installaties is de troebelheid bepaald met de portable troebelheidmeter.
A
B
- 89 -
Leven met de Overstromingen
Drinkwater
C Figuur 60 Het afnemen van monsters bij een tappunt (A), rein wateropslag (B) en langzaam zandfilters (C)
De resultaten zijn als volgt. Tabel 13. Analyse zuiveringsinstallatie Bendekondre ( 24 -08-2006)
Monster
Troebelheid (NTU)
Rivierwater (bij de pomp)
6,2
Ruw water (uit rivierwateropslag)
8,21
Effluent Upflowfilter
5,39
Effluent Langzame zand filters
0,42
Tappunt 1(rein wateropslag)
0,69
Tappunt 2
0,94
Tabel 14. Analyse zuiveringsinstallatie Bendekondre (25 -08-2006)
Monster
Troebelheid (NTU)
Ruw water (uit rivierwateropslag)
6,69
Effluent Upflowfilter
3,9
Effluent Langzame zand filters
0,6
Tappunt 1(rein wateropslag)
0,72
Bij de drinkwaterinstallatie in Bendekondre werden op 2 dagen monsters afgenomen voor het meten van de troebelheid. Het rivierwater heeft een troebelheid rond de 6-8 NTU. De troebelheid reductie in het upflow filter is 35-45 % en in het langzaam zand filter meer dan 85 %. Dit zijn redelijke reducties, hoewel van het upflow filter wellicht meer mag worden verwacht, afhankelijk van het karakter van de gesuspendeerde stoffen. De gezuiverde volumestroom heeft uiteindelijk bij het tappunt direct na de watertoren een troebelheid van 0,69 NTU. En bij tappunt 2 ( uiterst punt vanuit de watertoren) is de troebelheid 0,94 NTU. Dit kan betekenen dat bezinking in het distributienet plaatsvindt en dat resuspensie optreedt bij tappen. Het drinkwater voldoet qua troebelheid aan de norm (< 1 NTU). Het tappunt 2 ligt ver van de rein water opslag en het gebruik is laag. Het is dus heel belangrijk om het distributienet frequent te chloren en te spuien. Een aanbeveling op dit punt zou zijn om een transport chloring toe te passen. De tweede serie metingen op 25-08-2006 is uitgevoerd op verzoek van Waternet, in het kader van een training van de Nationale Vrouwen Beweging (NVB, een NGO die zich inzet in de binnenlanden van Suriname) aan locale operators. Op 24-08-06 zijn monsters genomen voor bacteriologisch onderzoek van de drinkwatervoorziening in Bendekondre. Van het onbehandelde rivierwater, filtraat upflow filter, langzaam zandfiltraat en van de drinkwater tappunten 1 en 2 is 10 ml monster gefiltreerd. Na een incubatietijd van 24 uur zijn de kolonies geteld en zijn foto’s genomen.
- 90 -
Leven met de Overstromingen
Drinkwater
Figuur 61 Van links naar rechts: onbehandeld rivierwater, filtraat upflow filter en filtraat langzaam zandfilters
Figuur 62 tappunt 1 (links) en 2.
De tellingen zijn opgenomen in de volgende tabel Tabel 15. Tellingen van de kolonies van de installatie Bendekondre
Monster Drinkwater, fles Rivierwater (bij de pomp) Ruwe water (beluchting) Effluent Upflowfilter Effluent Langzame zand filter Tap-punt 1(watertoren) Tap-punt 2 (Leo)
Totale coliformen/10ml 1 oranje en 5 roze kolonies 6 roze kolonies en ontelbaar veel gele kolonies 6 paarse,36 gele, 25 oranje en veel roze kolonies. 8 paarse,31 gele,24 oranje kolonies. Er zijn hier ook veel roze kolonies maar minder dan in het ruwe water 5 paarse, 4 gele, 4 oranje. Minder roze kolonies dan de upflow filter 1 gele, 18 roze kolonies 8 gele kolonies, enkele oranje, roze gele kolonies. Er waren ook maden te zien.
Als referentie is een analyse uitgevoerd op gebotteld drinkwater. Op de plaat zijn 1 oranje en 5 roze kolonies gegroeid als bijgroei. Uit tabel 15 blijkt dat het aantal gele kolonies van het rivierwater tot het eerste tappunt afneemt door de zuivering van 36 tot 1 kve/10ml. Bij tappunt 2 is het aantal toegenomen tot 8 kve/10 ml. Dit geeft aan dat er na-besmetting plaats vindt in het distributienet. Om dit te voorkomen moet er een adequate na-desinfectie plaatsvinden met chloor en tijdig spuien van het distributienet. Ondanks de log verwijdering van totaal coliformen van 1,98 (log35/36), worden dus nog totaal coliformen aangetoond. Dat hoeft niet te betekenen dat dit E. Coli’s zijn (zie hoofdstuk 5); dit kunnen ook voor de mens niet schadelijke coliformen zijn. Een log verwijdering van bijna 2 mag alleen al worden verwacht door upflow filtratie en langzaam zandfiltratie. Gezien de additionele UV-desinfectie van het langzaam zandfiltraat zou een grotere verwijdering worden verwacht. Het is niet uitgesloten dat de UV desinfectie wel effectief is, maar dat nagroei in de rein wateropslag en in het hoogreservoir rein water plaatsvindt: de verblijftijd van het gezuiverde water in deze reservoirs is circa 1,5 dag of langer (in geval van overdimensionering). Door monsterpunten te realiseren tussen effluent langzaam zandfilters en tappunten kan nader onderzoek worden uitgevoerd. Voor de zekerheid kan de genoemde na-desinfectie van het distributienet worden uitgebreid met de rein water opslag en reservoir rein water.
- 91 -
Leven met de Overstromingen
Drinkwater
De analyseresultaten van de centrale drinkwaterinstallatie in Akisiamau zijn te zien in tabel 16. Tabel 16. Analyse zuiveringsinstallatie Akisiamau
Sample Upflowfilter (stilstaand bovenwater)
Troebelheid (NTU) 3,62
Effluent upflowfilter Effluent Langzame zandfilter Rein water Tap-punt 1
2,72 6,52 5,83 5,66 4,11 4,04 4,03
Tap-punt 2
In Akisiamau viel direct op, dat de analyses geen normaal beeld geven en dat de zuivering niet naar behoren functioneerde. De langzaam zandfilters kennen een negatieve verwijdering. De troebelheid bij de tappunten is hoger dan de norm (< 1 NTU). Bij tappunt 1 zijn er 3 metingen gedaan, waarvan de twee laatste metingen (4,11 en 4,04) zijn genomen na het spuien van het tappunt. Gezien de hoge troebelheid van het rein water kon spuien ook geen verbetering tot gevolg hebben. De operator wist te vertellen, dat de beide langzaam zandfilters net twee dagen daarvoor waren geschuimd en dat het gewassen zand de dag ervoor was teruggebracht. Verder stond de installatie uit, er werd geen drinkwater geproduceerd. De reden was een overstroming van de rein water opslag eerder die dag. Op zich was het stoppen van de productie een begrijpelijke reactie, maar verlagen van de productie was beter geweest. De matige resultaten van deze installatie zijn dus terug te voeren op pas geschuimde langzaam zandfilters (geen schmutzdecke in beide filters en een verstoord zandbed) en waarschijnlijk een hoge productie. Vervolgens werd de installatie in het volgende dorp Asidonhopo getest. De resultaten zijn als volgt, tabel 17. Tabel 17. Analyse zuiveringsinstallatie Asidonhopo
Monster
Troebelheid (NTU)
Ruw water
6,36
Effluent (linkse)Langzame zand filter
6,05
Effluent (rechtse)Langzame zand filter
6,01
Tap-punt
5,75
In Asidonhopo verloopt de zuivering verre van vlekkeloos, gezien de troebelheids reductie van niet meer dan 5 %. Meten met behulp van een pvc-buis levert een geschatte laag zand op van hooguit 10 cm, maar dat kan, gezien de resultaten, ook 0 cm zijn. Het is iedereen een raadsel waar dat zand is gebleven. Verder valt de laag bezonken slib in het upflow filter op. Het is te adviseren deze laag geregeld te verwijderen. 24 Uur nadat het zand zou zijn aangevuld, zijn er nogmaals monsters genomen en is troebelheid bepaald. Deze waarden zijn te zien in de volgende tabel 18: Tabel 18. Analyse zuiveringsinstallatie Asidonhopo
Monster
Troebelheid (NTU)
Ruw water
4,33
Effluent Langzame zandfilter
4,24
De resultaten lijken verdacht veel op die van voordat het zand zou zijn aangevuld.
6.3
Praktische werking kleinschalige drinkwater systemen
In de lange droge tijd en tijdens extreme hoge waterstanden (overstromingen) is het gevaarlijk om ongezuiverd rivierwater te drinken. Er is een duidelijke relatie aangetoond tussen neerslag en diarree/dysenterie gevallen, zie figuren 63 en 64 [22]. Gezien de negatieve correlatie, komen de meeste ziektegevallen voor in de korte en lange droge tijd. Niettemin komen in de korte en lange regen tijd nog altijd 100 tot 200 dysenterie gevallen voor. Het is dus feitelijk noodzakelijk om in alle periodes het
- 92 -
Leven met de Overstromingen
Drinkwater
rivierwater te zuiveren. Kleinschalige drinkwater systemen kunnen van waarde zijn, als centrale drinkwaterinstallaties ontbreken.
400
900 800 700 600 500 400 300 200 100 0
350
(mm)
300 250 200 150 100 50 0 Jan
Feb Mar
Apr May Jun
Jul
Neerslag (mm)
Aug Sep Oct
aantal patienten
Diaree en neerslag (binnenland Suriname)
Nov Dec
Diaree
Figuur 63 Relatie neerslag en diarree in Boven-Suriname
400
400
350
350
300
300
250
250
200
200
150
150
100
100
50
50
0
aantal patienten
(mm)
Dysenterie en neerslag (binnenland Suriname)
0 Jan
Feb Mar
Apr May Jun
Neerslag (mm)
Jul
Aug Sep Oct
Nov Dec
Dysenterie
Figuur 64 Relatie neerslag en dysenterie in Boven Suriname
In de dorpen Kayana en Botopasi hebben de vrouwen de drinkwater systemen uitgetest. In Kayana werden de experimenten uitgevoerd in het dorp aan de rivier. Hoewel de experimenten zijn aangekondigd via de dorpsradio (met als presentator de hoofdonderwijzer), is de animo om de experimenten bij te wonen niet overweldigend. In Botopasi was de animo van de vrouwen heel positief. Tijdens ons verblijf in Botopasi waren ze elke dag aanwezig om ons te assisteren bij onze werkzaamheden.
Figuur 65 Uitproberen van de systemen door de lokale bevolking
- 93 -
Leven met de Overstromingen
Drinkwater
Figuur 66 Uitproberen van de systemen door de lokale bevolking
Hun feedback over deze systemen is als volgt. Tabel 19. Feedback over de drinkwater systemen door de vrouwen
Systeem Filter Pot
Klei - pot Combi systeem Pocket systeem
Opmerkingen Moeilijk te openen/sluiten. Pomp niet geschikt. De pomp werd door de vrouwen "eruit" getrokken Opbrengst laag Geschikt voor de droge tijd Wel een langzaam proces Heel positief Levert te weinig water
De aanwezige dorpsbewoners vonden van de filtratiesystemen Katadyn Combi de meest geschikte systemen in gebruik qua gemak, benodigde handkracht en opbrengst. Over het pocket systeem gaven ze aan dat deze te weinig water levert. Alle vier filtratiesystemen hebben een beperking; de opbrengst is omgekeerd evenredig met de troebelheid van het te behandelen water. Des te hoger de troebelheid, des te eerder moet het keramisch filter of de wand van de klei pot worden gereinigd door borstelen. Voorfiltratie zou een oplossing kunnen zijn voor dit ongemak. Het vullen van de filterpot is een omslachtig werk. Verder ging het sluiten van de pot heel moeizaam. Van de natte inhoud wordt slechts circa 25% gefiltreerd water geproduceerd. Om dit systeem te optimaliseren zou het volgende gemodificeerd kunnen worden: de twee actieve koolfilters horizontaal op de bodem bevestigen en wel zodanig dat deze nog eenvoudig zijn te vervangen en zijn te reinigen. een voorziening aan te brengen zodat het deksel niet verwijderd hoeft te worden voor het vullen van de filterpot. het zodanig bevestigen van de handpomp zodat hij niet eruit schiet tijdens het pompen. Over de klei pot moest het een en ander uitgelegd worden. Het kwam eerst wat ongeloofwaardig over dat het water in een klei pot door kan sijpelen en opgevangen wordt in de plastic bak (onder de klei pot). Na een demonstratie van de werking van de klei pot gaven ze aan dat het een langzaam proces was en wel geschikt zou kunnen zijn voor in de droge tijd. Wat opgemerkt moet worden is dat de vrouwen bij het schoonmaken van hun potten en pannen veel kracht gebruiken. Dit kan nadelig zijn voor het schoonmaken van een klei pot. Er kunnen dan heel snel barsten en breuken in de pot ontstaan. In geval van calamiteiten zijn alle vier systemen inzetbaar. Gezien de productie en onderhoud moet worden uitgegaan van een systeem per paar gezinnen als rivierwater als bron moet worden gebruikt. Naast de beschreven vier systemen is het SODIS systeem uitgetest. Het voordeel van het SODIS systeem is de locale beschikbaarheid. In het binnenland zijn volop PET flessen voorhanden en aan zon is eveneens zelden gebrek.
- 94 -
Leven met de Overstromingen
Drinkwater
6.3.1 Bacteriologische kwaliteit kleinschalige drinkwatersystemen In de volgende figuren zijn de LSA platen met kolonie groei voor de drinkwater systemen aangegeven:
Figuur 67 (vlnr) LSA platen van gebotteld water, filterpot kreekwater,
Figuur 68 (vlnr) Combi kreekwater, Pocket kreekwater Tabel 20. De tellingen van de kleinschalige drinkwater systemen
Drinkwatersysteem Gebotteld water, referentie Filterpot, gefiltreerd kreekwater Combi, gefiltreerd kreekwater Pocket, gefiltreerd kreekwater
Totaal aantal coliformen in kve/100 ml 0 6 24 0
De referentie, gebotteld water, bevat geen totaal coliformen en nauwelijks bijgroei. Het filtraat van de Pocket bevat geen gele kolonies, evenals het onbehandelde kreekwater, zie hoofdstuk 6.1. De bijgroei is significant minder. Gezien het resultaat met de Combi is de kans groot dat contaminatie is opgetreden, vooral ook omdat de keramische filters dezelfde zijn in beide Katadyn systemen. De filterpot bevatte gedateerde keramische filters, waarvan er in ieder geval één was gerepareerd. Wellicht is dat de reden van de aangetoonde kolonies. In Kayana zijn PET flessen gevuld met rivierwater en met regenwater uit een DURO tank. Het is te adviseren om ook regenwater uit een DURO tank te desinfecteren, omdat de geïnspecteerde tanks niet afdoende zijn afgedicht met muskietengaas of iets dergelijks en omdat de kans op nagroei groot is. Bij het eerste experiment zijn twee (verschillende) PET flessen met rivierwater gedurende 6 uur in het gras aan de zon blootgesteld. Van de monsters en van onbehandeld rivierwater is 100 ml in behandeling genomen. Het onbehandelde rivierwater bevatte ontelbare gele kolonies, meer dan 200 kve/100 ml. Door SODIS is het aantal bacteriën sterk gereduceerd tot 2 kve/100 ml en dit binnen een tijdsinterval van 6 uur. Een goed resultaat, maar na 6 uur SODIS is het water is nog niet veilig. In figuur 69 en 70 zijn de LSA platen te zien. De tellingen zijn opgenomen in tabel 21.
- 95 -
Leven met de Overstromingen
Drinkwater
Figuur 69 SODIS, bacteriologische analyse
Bij het tweede experiment zijn de flessen 24 uur op een zinken dak gelegd. Daarna zijn 10 ml monsters genomen, gefiltreerd en zijn de filters op de voedingsbodems gelegd. Na 24 uur zijn de kolonies geteld en zijn foto’s gemaakt van de LSA platen.
Figuur 70 Van links naar rechts: rivierwater SODIS en regenwater SODIS Tabel 21. SODIS tellingen
Bron
Totale Coliformen in kve/100 ml
SODIS, rivierwater
0
SODIS 3, regenwater
0
Gezien het ontbreken van gele kolonies op de platen met SODIS behandeld water in vergelijking met onbehandeld rivierwater en regenwater, zie hoofdstuk 6.1, mag worden geconcludeerd, dat het SODIS systeem goed heeft gefunctioneerd.
6.4
Beoordeling kwaliteit bronnen en drinkwatersystemen
Met de centrale drinkwatervoorzieningen in de dorpen cluster van Djoemoe kan uit rivierwater een drinkwaterkwaliteit worden geproduceerd die voldoet aan de WHO norm van < 1 NTU. Dat is in Bendekondre vastgesteld. De twee andere installaties functioneerden niet naar behoren. Een betere opleiding en ondersteuning (ook financieel) kan (en moet) hier verbetering in aanbrengen. De vijf uitgeteste kleinschalige drinkwatersystemen zijn in principe alle geschikt om drinkwater te bereiden uit de verschillende bronnen. Van de vier meegenomen apparaten vonden de bewoners de Katadyn systemen het meest comfortabel in gebruik. Nadeel van alle vier de systemen is de hoge schoonmaakfrequentie van het filteroppervlak, tenzij de systemen worden ingezet voor de zuivering van regenwater. Tijdens filtratie van de watermonsters in de Sarakreek met troebelheden tussen 3 en 272 NTU, als voorbeeld, was het noodzakelijk om steeds na circa 5 tot 10 liter het keramisch filter te reinigen. Het SODIS systeem heeft dit nadeel niet. Tijdens het project zijn goede resultaten bereikt met SODIS, onderbouwt met bacteriologische analyses. Een groot voordeel van het SODIS systeem is de locale beschikbaarheid van de nodige componenten, PET flessen en zonlicht. Nadeel is het disfunctioneren van
- 96 -
Leven met de Overstromingen
Drinkwater
het systeem bij hogere troebelheden dan circa 30 NTU. De troebelheid wordt ook niet verlaagd, en de smaak zal niet verbeteren. Bij het interpreteren van de resultaten moet de rivierwaterkwaliteit worden betrokken. Tijdens het uitvoeren van het project was de kwaliteit van het rivierwater, in termen van troebelheid, goed tot zeer goed met waarden lager dan 10 NTU. Alle zuiveringssystemen, zowel de centrale drinkwatervoorzieningen als de kleinschalige drinkwatersystemen, zullen moeizamer presteren naarmate de troebelheid toeneemt. Aangenomen mag worden dat rivierwater troebelheid tijdens hoge afvoeren honderden NTU’s kan bedragen. In dat geval zal de drinkwaternorm voor troebelheid bij de centrale drinkwatervoorzieningen ruim worden overschreden en zal de vraag zijn of de UV desinfectie naar behoren functioneert. Verder zullen kleinschalige drinkwatersystemen gebaseerd op filtratie zeer snel vervuilen en zal SODIS zonder voorfiltratie van rivierwater niet functioneren. Onderzoek naar een geschikte, op locale omstandigheden afgestemde, voorfiltratie voor toepassen van kleinschalige drinkwatersystemen is te adviseren. In de natte tijd zal kleinschalig zuiveren van regenwater overigens wel prima functioneren. De bewustwording dat veilig drinkwater een onmisbaar goed is en ziekten kan voorkomen is echter vermoedelijk nog niet zo groot dat energie wordt gestoken in het zuiveren van regenwater uit opslag. Educatie op scholen is op dit punt onmisbaar. Tijdens het project is duidelijk geworden, dat de hygiënische kwaliteit in de lange droge tijd zeker ook te wensen overlaat. In die periode kunnen alleen binnenlandbewoners terugvallen op regenwater als zij over een afdoende opslagcapaciteit beschikken. Het is niet bekend wat de troebelheid van het rivierwater in die periode zal zijn en dus ook niet of de verschillende zuiveringstechnieken functioneren. Nader onderzoek valt te overwegen. Gezien het vóórkomen van watergerelateerde ziekten in zowel natte als droge tijden, is altijd zuivering van rivier- en kreekwater noodzakelijk, met welke techniek dan ook. Een interessante optie – die buiten de scope van dit project viel – zou een centrale drinkwatervoorziening zijn met als bron grondwater. In de kuststrook van Suriname wordt drinkwater praktisch uitsluitend bereid uit diep – circa 150 m - grondwater (met Moengoe-plant als uitzondering). Wellicht is zoet grondwater in Boven Suriname eveneens aan te boren, mogelijkerwijze ondieper. De zuivering zou daarmee eenvoudiger kunnen worden ingericht en meer robuust zijn.
- 97 -
- 98 -
7
Nazorgplan
In een nazorgfase moeten de eerste levensbehoefte aangeleverd worden aan de slachtoffers: onderkomen, voedsel, veilig drinkwater en zonodig medische zorg. Bij nazorg (in deze situatie: overstromingen) zijn de volgende aspecten cruciaal: Logistiek Transport Financiën Coördinatie. In een uitgestrekt en tijdens overstromingen moeilijk bereikbaar gebied als Boven Suriname, is het van groot belang om zelf veilig drinkwater te produceren. Daarmee worden de bewoners voor wat betreft deze levensbehoefte onafhankelijk van de eerste (vaak chaotische) hulpverlening. Volgens onze resultaten zijn verschillende kleinschalige drinkwater systemen daarvoor geschikt, mits aandacht zal worden besteed aan voorfiltratie. Het SODIS systeem is via bacteriologisch onderzoek een bewezen techniek. De overige technieken zijn theoretisch eveneens geschikt. Het advies, na het analyseren van de resultaten, is om het SODIS aan te wenden in tijde van nood. Het SODIS systeem heeft het voordeel dat de benodigde componenten lokaal aanwezig zijn en eenvoudig is toe te passen. Voorlichting over het systeem, in combinatie met uitleg over het bestaan van watergerelateerde ziekten, zal een volgende stap kunnen zijn. Bewustmaking van de noodzaak van veilig drinkwater is een project apart. Beter nog is het aantal centrale drinkwatervoorzieningen uit te breiden. Behalve dat de bewoners continu over drinkwater kunnen beschikken, is het comfortabel om voor drinkwater niet meer heen en weer naar de rivier te hoeven lopen en sjouwen. Dit vergt uiteraard grote investeringen.
- 99 -
- 100 -
8
Conclusies
Met de in Suriname ontwikkelde spectrofotometrische kwikanalyse, gebaseerd op determinatie met Michler’s thioketone, kunnen kwikgehalten worden geanalyseerd vanaf 100 µg/l. De spectrofotometer is achtergelaten bij ADEK en kan ook voor andere colorimetrische analyses worden gebruikt. Met de nauwkeurige vlamspectrofotometrische kwikanalyse van ADEK is vastgesteld, dat het kwikgehalte van maximaal 0,29 µg/l in de Sarakreek en Brokopondomeer ruimschoots lager is dan de WHO norm van 1,0 µg/l voor drinkwater. Deze kreek is aangewezen als een worst-case situatie voor wat betreft kwik in water, vanwege de intensieve goudwinning in het stroomgebied van de kreek. De kans dat de kwikgehalten in de rivieren stroomopwaarts van het Brokopondomeer hoger zullen zijn, wordt niet groot geacht. Zuivering van water uit die rivieren tot drinkwater kan zich richten op het verwijderen van pathogene organismen en gesuspendeerde stoffen. Alle geanalyseerde kwikgehalten zijn echter te hoog om veilig vis te consumeren. Kwik accumuleert in vis. De richtlijn voor ecosystemen (in Nederland) is een kwikgehalte in water < 0,03 µg/l (streef- en grenswaarde oppervlaktewater). Aan die richtlijn wordt dus in geen enkel monster voldaan. Alle reden om de inspanning te vergroten om de kwikgehalten in de Surinaamse rivieren en meren te verlagen. De bacteriologische analyse in het veld met behulp van meegenomen LSA groeiplaten en een geïmproviseerde broedstoof verliep boven verwachting, gezien het ontbreken van steriele apparatuur en omgeving. Van de drie centrale drinkwatervoorzieningen in het cluster dorp Djoemoe functioneerde die in Bendekondre goed op basis van gemeten troebelheid. De troebelheid van het geproduceerde drinkwater was lager dan de WHO norm van 1,0 NTU. Bacteriologisch gezien was de drinkwaterkwaliteit niet onberispelijk, maar aanzienlijk beter dan de bacteriologische kwaliteit van het rivierwater. De twee andere installaties functioneerden niet naar behoren. Een betere opleiding en ondersteuning kan (en moet) hier verbetering in aanbrengen. Daarnaast zijn verbeteringen in de bedrijfsvoering voorgesteld. Een centrale drinkwatervoorziening verhoogt het comfort van de vrouwen. De vijf uitgeteste kleinschalige drinkwatersystemen zijn in principe alle geschikt om drinkwater te bereiden uit de verschillende bronnen. De binnenlandbewoners vonden van de filtratiesystemen het Katadyn systeem Combi het meest comfortabel in gebruik. Nadeel van alle vier de filtratiesystemen is de hoge schoonmaakfrequentie van het filteroppervlak, tenzij de systemen worden ingezet voor de zuivering van regenwater. Het SODIS systeem heeft dit nadeel niet. Een groot voordeel van het SODIS systeem is de locale beschikbaarheid van de nodige componenten, PET flessen en zonlicht. Nadeel is het disfunctioneren van het systeem bij hogere troebelheden dan circa 30 NTU. Van de verschillende drinkwatersystemen is het advies, na het analyseren van onze resultaten, om het SODIS systeem in te zetten in tijde van nood. Bij het interpreteren van de resultaten moet de rivierwaterkwaliteit worden betrokken. Tijdens het uitvoeren van het project was de kwaliteit van het rivierwater, in termen van troebelheid, goed tot zeer goed met waarden lager dan 10 NTU. Alle zuiveringssystemen, zowel de centrale drinkwatervoorzieningen als de kleinschalige drinkwatersystemen, zullen moeizamer presteren naarmate de troebelheid toeneemt. Aangenomen mag worden dat rivierwater troebelheid tijdens hoge afvoeren honderden NTU’s kan
- 101 -
Leven met de Overstromingen
Drinkwater
bedragen. In dat geval zal de drinkwaternorm voor troebelheid bij de centrale drinkwatervoorzieningen ruim worden overschreden en zal de vraag zijn of de UV desinfectie naar behoren functioneert. Verder zullen kleinschalige drinkwatersystemen gebaseerd op filtratie zeer snel vervuilen en zal SODIS zonder voorfiltratie van rivierwater niet functioneren. Alleen binnenlandbewoners die zich dat kunnen veroorloven, zijn in het bezit van een DURO tank voor de opslag van regenwater. De overige bewoners vangen het van de hut afstromende regenwater op in emmers. Om de droge tijd te overbruggen met regenwater is voor een gezin van 6 personen circa 1,6 m³ opslag noodzakelijk. Voor de behandeling van regenwater zijn alle uitgeteste kleinschalige drinkwatersystemen geschikt. De combinatie van regenwateropslag (en opvang via regengoten) en kleinschalige drinkwatersystemen zou een goede oplossing zijn in de dorpen verder van de rivier.
- 102 -
9
Aanbevelingen
De bewustwording dat veilig drinkwater een onmisbaar goed is en ziekten kan voorkomen moet worden vergroot. Educatie is op dit punt onmisbaar. Hierbij moet vooral gedacht worden aan de vrouwen en de schoolkinderen (opnemen in onderwijsprogramma).
Onderzoek is nodig naar een geschikte, op locale omstandigheden afgestemde, voorfiltratie van rivier- of kreekwater voor toepassen van kleinschalige drinkwatersystemen. De hoge schoonmaakfrequentie van het filteroppervlak van de filtratiesystemen remt het gebruik, tenzij de systemen worden ingezet voor de zuivering van regenwater. Ook voor het SODIS systeem is voorfiltratie noodzakelijk als de troebelheid hoger is dan circa 30 NTU.
Aangezien er volgens de resultaten blijkt dat het SODIS systeem geschikt blijkt te zijn in nood situaties, is het aan te bevelen om een vervolg onderzoek op te zetten waarin dit systeem centraal staat. Hierbij moeten er meer analyses uitgevoerd en geïntroduceerd worden in de dorpen.
Tijdens het project is duidelijk geworden, dat de hygiënische kwaliteit in de lange droge tijd zeker ook te wensen overlaat. Het is niet bekend wat de troebelheid van het rivierwater in die periode zal zijn en dus ook niet of de verschillende zuiveringstechnieken functioneren. Nader onderzoek valt te overwegen.
Een interessante optie – die buiten de scope van dit project viel – zou een centrale drinkwatervoorziening zijn met als bron grondwater. In de kuststrook van Suriname wordt drinkwater praktisch uitsluitend bereid uit (diep) grondwater. Onderzoek naar de beschikbaarheid van zoet grondwater in Boven Suriname (diep of ondiep) wordt aanbeveelt. De zuivering zou daarmee eenvoudiger kunnen worden ingericht en meer robuust zijn.
Er zijn een aantal initiatieven vanuit de overheid en verschillende NGO’s voor het aanleggen van drinkwater voorzieningen in het binnenland, zowel voor centrale drinkwatervoorzieningen als voor regenwateropslag. Het probleem dat hierbij ontstaat is dat deze organisaties langs elkaar werken en niet met elkaar. Dit probleem kan mogelijk worden ondervangen door het opstellen van een structuurplan, waarbij de uitvoering ervan gecontroleerd wordt door de overheid.
Totdat de binnenlandbewoners kunnen beschikken over centrale drinkwatervoorzieningen of voldoende regenwater opslag, kunnen kleinschalige drinkwatersystemen worden ingezet om veilig drinkwater te produceren (na mogelijke optimalisatie door middel van voorfiltratie). Geadviseerd wordt om samen met belanghebbende het best toepasbare systeem te selecteren, te promoten en na voorlichting in te voeren in Boven Suriname.
- 103 -
- 104 -
Sponsoren
Duinwaterbedrijf Zuid-Holland
- 105 -
- 106 -
Nawoord Dit rapport is opgesteld ter afsluiting van het project Leven met de Overstromingen. Het project is een onderdeel van het Master of Science programma van de faculteit Civiele Techniek. Het doel van het project is de studenten kennis te laten maken met de technische, sociale, economische en organisatorische aspecten van de civiele beroepspraktijk. Voor dit project werd gekozen voor de implementatie van een hydrologisch waarschuwingssysteem in de binnenlanden van Suriname. De buitenlandervaring heeft, naast bovengenoemde aspecten, bijgedragen tot vergroting van ons inzicht in de mogelijkheden van de civieltechnische beroepspraktijk. Bij deze willen wij graag nogmaals de sponsoren hartelijk danken voor hun ruime gift. Dankzij dit geld werd het project mogelijk gemaakt en zullen de binnenlandbewoners van Suriname in de toekomst beter voorbereid zijn op een overstroming wat de schade zal beperken. Daarnaast danken wij onze begeleiders nogmaals hartelijk voor hun kennis en hulp. Dankzij deze input zal het door ons opgezette waarschuwingssysteem ook daadwerkelijk functioneren zoals beoogt.
- 107 -
- 108 -
Literatuurlijst 1.
Overstromingen Suriname 2006: Oorzaken, Herhalingskansen en Preventiemaatregelen, Dr. W. ten Brinke, Drs. J. Botterweg, Rijkswaterstaat/ Ministerie van Verkeer en Waterstaat, mei 2006 2. Email M. de Wit, Riza, Rijkswaterstaat, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 9 augustus 2006 3. Dictaat TU Delft: Design of Open-Channels and Hydraulic Structures CT3410, ir. P. Ankum, oktober 2002 4. Drukopmeter: firma van Essen Instruments 5. Website: wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Valversnelling 6. Dictaat TU Delft: Hydrological and ecological fieldwork in River Systems CT5471, Manual, mei 2006 7. Waterloopkundige Dienst Paramaribo, Dhr. Amatali 8. Bureau Waterkrachtwerken Paramaribo, Dhr. Does 9. Interview Slijngaard, 2006 10. Living with the Floods, Flood Management for Chóckwè, Mozambique, final report project group CF594, TU Delft, august 2001 11. Nimos/NV. Plantprop i.o., (auteur: o.a.S. Verkuijl), ‘ Green Belt Gold Mining Regional
Environmental Assessment’, report of a five year project, July 2003. en Haas, information Amberlite GT73, www.rohmhaas.com/ionexchange/IP/mercury.htm Serva, information Serdolite ® Chelite ® CHE (cat. no. 40581). www.serva.de/products/knowledge/071117.shtml DOWEX, information DOWEX M4195 Chelating Resin www.dow.com/liquidseps/prod/dx_m4195.htm Andrew, L., Reid, P.E., ‘ Prelimanary Tests on a Novel Adsorbent for the removal of Aluminium from Water Treatment Facility Wastewater. Journal NEWWA, March 2006, p17-23. Horsten, J.C.A., Small-scale gold mining in Suriname: operational aspects and Environmental impacts’, Interactie 5:15-28 (2001). Mol, J., Ramlal, J., Lietar, C., Verloo, M., ‘Mercury Contamination in freshwater, Estuarine and Marine Fishees in relation to Small-scale Gold Mining in Suriname. South America’, In: Environmental Research Section A 86, 183-197 (2001). Quick, J.A.M., ‘Mercury in the Surinamese environment’ Interactie 5: 29-37. Quick, J.A.M., Ouboter, P.E., ‘ Water quality monitoring in the Commewijne watershed, Suriname’ WWF-GFECP, Project FG-06. Centrum voor milieu onderzoek, ADEK, 18p Quik, Jan, ‘Kwik en kleinschalige goudwinningen:en introductie’, tijdens de GFECP-workshop juni 2000:]Kwik en kleinschalige goudwinningen in Suriname’ prepared by M.P.A. Quik-Stuijk. Lie Paw Sam, R., Mogelijkheden voor kwikvrije goudwinning, Sarakreek Resource Corporation, tijdens de GFECP-workshop juni 2000:]Kwik en kleinschalige goudwinningen in Suriname’ prepared by M.P.A. Quik-Stuijk. Drinkwatervoorziening binnenland na overstroming in mei 2006 Koos Dekkers, Ministerie van VROM / Waternet, NL-expertteam overstromingsramp Suriname, 9 juni 2006
12. Rohm 13.
14. 15. 16. 17.
18. 19. 20. 21.
22. 23.
- 109 -
- 110 -
Figurenlijst Figuur 1 Kaart van de Surinaamse Republiek…………………………………………………………………………………………………………1 Figuur 2 Overstroomde gebieden in Suriname………………………………………………………………………………………………………..2 Figuur 3 De dorpen langs de verschillende rivieren…………………………………………………………………………………………………9 Figuur 4 Peilschalen schilderen in Kayana …………………………………………………………………………………………………………...22 Figuur 5 Resultaat Kayana ………………………………………………………………………………………………………………………………….22 Figuur 6 peilschalen schilderen in Botopasi, basja's krijgen uitleg van assistent stationchef ………………………………………22 Figuur 7 Ivo slaat met een bijl de fundering voor de peilschalen op Djoemoe ………………………………………………………….23 Figuur 8 Dhr. Naipal legt het gebruik van een regenmeter uit (foto: S. Naipal) ……………………………………………………….24 Figuur 9 Diveren …………..…………………………………………………………………………………………………………………………………..28 Figuur 10 Dinesh en Ivo meten de oever van de rivier ………………………………………………………………………………………….29 Figuur 11 Dwarsprofiel Kayana – vliegveld …………………………………………………………………………………………………………..30 Figuur 12 Q-h relatie Kayana ………………………………………………………………………………………………………………………………31 Figuur 13 Voorbeeld h-h relatie Kayana en Djoemoe …………………………………………………………………………………………….32 Figuur 14 assistent stationchef Kayana, stationchef Djoemoe en broeder van de Medische post Djoemoe …………………33 Figuur 15 Formulier Kayana – vliegveld ……………………………………………………………………………………………………………….36 Figuur 16 Monument Ziekenhuis Kayana ……………………………………………………………………………………………………………..37 Figuur 17 Monument Djoemoe Medische Post ………………………………………………………………………………………………………37 Figuur 18 Asindohopo ………………………………………………………………………………………………………………………………………..38 Figuur 19 Botopasi …………………………………………………………………………………………………………………………………………….38 Figuur 20 ……………………………………………………………………………………………………………………………………………..38
Laduwani
Figuur 21 Kinderen helpen met schilderen, meten en varen ………………………………………………………………………………….38 Figuur 22 Schakeling Theorie & Praktijk bij identificatie van veilige gebieden ………………………………………………………….53 Figuur 23 Schakeling Theorie & Praktijk bij vertrek van vluchtelingen …………………………………………………………………….54 Figuur 24 Schakeling Theorie & Praktijk bij transport van vluchtelingen ………………………………………………………………….54
- 111 -
Leven met de Overstromingen Figuur 25 Schakeling Theorie & Praktijk bij verblijf ……………………………………………………………………………………………….55 Figuur 26 Schakeling Theorie & Praktijk bij terugkeer ……………………………………………………………………………………………55 Figuur 27 Alternatieven van veilige gebieden [10] ………………………………………………………………………………………………..56 Figuur 28 Locatie van de dorpen ………………………………………………………………………………………………………………………..57 Figuur 29 De kapitein geeft de hoogste waterstand uit 2006 aan …………………………………………………………………………..57 Figuur 30a Land wordt uitgezet met een baak en tuinslang …………………………………………………………………………………..58 Figuur 30b Land wordt opgemeten met een baak en rolmaat ………………………………………………………………………………..58 Figuur 31 Overzicht Kayana ……………………………………………………………………………………………………………………………….59 Figuur 32 Overstroomd gebied Kayana ………………………………………………………………………………………………………………..59 Figuur 33 Topografie Kayana ……………………………………………………………………………………………………………………………..59 Figuur 34 Looppaden en veilig gebied Kayana ……………………………………………………………………………………………………..59 Figuur 35 Beschikbaarheid en bereikbaarheid veilig gebied Kayana ………………………………………………………………………..59 Figuur 36 Overzicht Godo …………………………………………………………………………………………………………………………………..60 Figuur 37 Overstroomd gebied ……………………………………………………………………………………………………………………………60 Figuur 38 Topografie Godo ………………………………………………………………………………………………………………………………..60 Figuur 39 Looppaden en veilig gebied …………………………………………………………………………………………………………………60 Figuur 40 Beschikbaarheid en bereikbaarheid veilig gebied ……………………………………………………………………………………60 Figuur 41 Locatie school …………………………………………………………………………………………………………………………………….60 Figuur 42 Overzicht Botopasi ………………………………………………………………………………………………………………………………61 Figuur 43 Overstroomd gebied ……………………………………………………………………………………………………………………………61 Figuur 44 Topografie Botopasi ……………………………………………………………………………………………………………………………61 Figuur 45 (On)beschikbaarheid veilig gebied Botopasi ………………………………………………………………………………………….61 Figuur 46 IJklijn kwikanalyse met spectrofotometer ……………………………………………………………………………………………..73 Figuur 47 Varen op de Sarakreek ……………………………………………………………………………………………………………………….74 Figuur 48 Bas filtreert het watermonster ……………………………………………………………………………………………………………..74 Figuur 49 Watermonsters voor de kwik analyse, in linkerhand het gefiltreerde monster ……………………………………………74 Figuur 50 Braziliaanse goudmijn op het stuwmeer ………………………………………………………………………………………………..74 Figuur 51 Schemering Lebi Doti ………………………………………………………………………………………………………………………….75 Figuur 52 Analyse van de kwik monsters in de hut ……………………………………………………………………………………………….75 Figuur 53 SODIS proces …………………………………………………………………………………………………………………………………….79 Figuur 54 Keramische filter pot …………………………………………………………………………………………………………………………..81 Figuur 55 Katadyn Pocket (links) en Katadyn Combi (rechts) …………………………………………………………………………………81 Figuur 56 Maden op de LSA-plaat ……………………………………………………………………………………………………………………….86 Figuur 57 Rivierwater, Monster afname in de kreek en Wateropslag in DURO (links naar rechts) ……………………………..87 Figuur 58 LSA platen van kreekwater, rivierwater en regenwater uit opslag in Kayana (van links naar rechts) …………..88
- 112 -
Leven met de Overstromingen
Figuur 59 Niet afgedichte ontluchtingsopening in een DURO tank ………………………………………………………………………….88 Figuur 60 Het afnemen van monsters bij een tappunt (A), rein wateropslag (B) en langzaam zandfilters (C) ……………..90 Figuur 61 Van links naar rechts: onbehandeld rivierwater, filtraat upflow filter en filtraat langzaam zandfilters …………..91 Figuur 62 tappunt 1 (links) en 2 …………………………………………………………………………………………………………………………91 Figuur 63 Relatie neerslag en diarree in Boven-Suriname ……………………………………………………………………………………..93 Figuur 64 Relatie neerslag en dysenterie in Boven Suriname …………………………………………………………………………………93 Figuur 65 Uitproberen van de systemen door de lokale bevolking ………………………………………………………………………….93 Figuur 66 Uitproberen van de systemen door de lokale bevolking ………………………………………………………………………….94 Figuur 67 (vlnr) LSA platen van gebotteld water, filterpot kreekwater …………………………………………………………………….95 Figuur 68 (vlnr) Combi kreekwater, Pocket kreekwater …………………………………………………………………………………………95 Figuur 69 SODIS, bacteriologische analyse ………………………………………………………………………………………………………….96 Figuur 70 Van links naar rechts: rivierwater SODIS en regenwater SODIS ………………………………………………………………96
- 113 -
- 114 -
Tabellenlijst Tabel 1. Rivieren van Suriname ……………………………………………………………………………………………………………………………2 Tabel 2. Samenstelling groep 1 ……………………………………………………………………………………………………………………………7 Tabel 3. Samenstelling groep 2 …………………………………………………………………………………………………………………………..7 Tabel 4. Noteren van waterstanden in eigen dorp ………………………………………………………………………………………………..34 Tabel 5. TVK potentieel per dorp ………………………………………………………………………………………………………………………..61 Tabel 6. Troebelheid Sarakreek ………………………………………………………………………………………………………………………….75 Tabel 7. Kwikgehalten Sarakreek en Brokopondomeer ………………………………………………………………………………………….76 Tabel 8. Kwikgehalten in gefiltreerde en ongefiltreerde monsters uit de Sarakreek en Brokopondomeer ……………………77 Tabel 9. Troebelheidmetingen kreek en rivierwater te Kayana ……………………………………………………………………………….87 Tabel 10. Troebelheidmetingen kreek en rivierwater te Djoemoe …………………………………………………………………………..87 Tabel 11. Troebelheidmetingen kreekwater te Botopasi ………………………………………………………………………………………..88 Tabel 12. Totaal aantal coliformen in de verschillende bronnen ……………………………………………………………………………..88 Tabel 13. Analyse zuiveringsinstallatie Bendekondre ( 24 -08-2006) ………………………………………………………………………90 Tabel 14. Analyse zuiveringsinstallatie Bendekondre (25 -08-2006) ……………………………………………………………………….90 Tabel 15. Tellingen van de kolonies van de installatie Bendekondre ………………………………………………………………………91 Tabel 16. Analyse zuiveringsinstallatie Akisiamau ………………………………………………………………………………………………..92 Tabel 17. Analyse zuiveringsinstallatie Asidonhopo ………………………………………………………………………………………………92 Tabel 18. Analyse zuiveringsinstallatie Asidonhopo ………………………………………………………………………………………………92 Tabel 19. Feedback over de drinkwater systemen door de vrouwen ………………………………………………………………………94 Tabel 20. De tellingen van de kleinschalige drinkwater systemen …………………………………………………………………………..95 Tabel 21. SODIS tellingen …………………………………………………………………………..……………………………………………………..96
- 115 -
- 116 -
Bijlagen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Contactgegevens Berekeningen Waarschuwingssysteem Dwarsprofielen Q-h relaties Communicatiesysteem Formulieren Binnenland Adsorptie van kwik aan ionenwisselaarharsen Voorschrift spectrofotometrische kwikanalyse Aangehechte brief Cursus watersystemen binnenland 2005 Watervoorziening dorpen binnenland Suriname 2005
- 117 -
1
Contactgegevens
Contactgegevens Projectleden TU Delft Ir. Glenn Weisz Jr TU Delft Raheena Doekhie TU Delft Priscilla Miranda TU Delft Ton Knol TU Delft Ivo Miltenburg TU Delft Marloes van Ginkel TU Delft Marjolein van der Kraan
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Contactpersonen Suriname ADEK Dhr. Naipal Hydroloog Tanja Lieuw BIO Salomon Emanuels
[email protected] [email protected] [email protected]
Contactpersonen Nederland Begeleiders Prof. Savenije, Prof. Olsthoorn, Prof. Heijmans (TU Delft) International Office TU Delft
Mw. Schalker
[email protected]
Unesco-IHE
Dhr. Shutter
[email protected]
Rijkswaterstaat Dhr. Ten Brinke Dhr. De Wit
[email protected] [email protected]
Cordaid
Mw. Fargas Mw. Nisa Macie
[email protected] [email protected]
Van Essen Instruments
Dhr. Witkop
[email protected]
- 118 -
2
Berekeningen Waarschuwingssysteem
Berekening profielen Met behulp van het spreadsheet-programma Excel zijn de metingen verwerkt en zijn er berekeningen gemaakt. Voordat uit de profielen de Q-h relaties en de h-h relaties bepaald kunnen worden, zijn een aantal systematische stappen per profiel ondernomen: Verwerking waterpasdata Met behulp van de sheet model_verwerking_waterpasdata.xls zijn de waterpasgegevens verwerkt. Het programma voert een check uit op de boven- midden en onderlezingen en genereert (x,y)-coördinaten van de verschillende meetpunten. In figuur 1 is een stuk van het invoerscherm weergegeven. De waterpassingen zijn steeds vanaf de waterkant landinwaarts gelopen. De waterspiegel ter plaatse van de oever krijgt het coördinaat (0,0) mee.
Van Naar
Achter Voor
b 1m o
1,44 1,22 1,00
1
b 2m o
14,93 14,70 14,49
2
b 3m o
3
b 4m o
p1
Gem achter Gem voor Afstand (M)
26,73 26,45 26,27 Check
∆H (M)
Coordinaten p1 1 Waterstand
X(M)
Y(m)
0 6,23
0 2,526
1,22
26,48
6,23
2,526
22,18 21,93 21,66
14,71
21,93
4,85
0,722
2
11,08
3,248
4,66 4,46 4,26
14,48 14,31 14,13
4,46
14,31
2,73
0,985
3
13,81
4,232
4,63 4,00 3,37
24,21 23,77 23,32
4,00
23,77
21,4
1,977
Vizierlijn op overstromingshoogte 4 35,21 6,209
Figuur 1
80
60
40
20
8
6
6
4
4
y
8
2
2
0
0
0
80
x
60
40
20
y
Aanmaken profielen Met behulp van de excelsheet dorpsnaam_peilschalen.xls kunnen voor zowel de linker- als de rechteroever de berekende coördinaten worden ingevoerd. Tussen de coördinaten wordt een lineaire interpolatie toegepast, waarbij voor elke ∆y van 10 cm een x-waarde wordt gegenereerd. Dit houdt in dat er voor elke 10 cm in verticale richting ook een x-coördinaat bekend is.
0
x
Figuur 2 Voor de rivierprofielen is er iedere twee meter een waterdiepte bepaald. Dit levert een coördinatenreeks op, waarbij de linkeroever het coördinaat (0,0) heeft. Vervolgens worden de coördinaten van linkeroever, rivierprofiel en rechteroever onder elkaar gezet en wordt er een coördinaattransformatie uitgevoerd waardoor een aaneengesloten reeks coördinaten ontstaat waarbij het diepste punt van de rivier (0,0) is. Het resultaat is te zien in figuur 3.
- 119 -
25
20
15
10
5
Reeks1 Hoogste waterstand Waterstand
0 -100
-50
0
50
100
150
200
250
Figuur 3 Berekening Q-h relatie In een volgende sheet wordt vervolgens automatisch een berekening gemaakt van de afvoer bij een bepaalde waterhoogte. Dit is weergegeven in figuur 4. In de berekeningsmodule moeten alleen de lichtgekleurde vakken ingevuld worden. Dit zijn de waterhoogte, het verhang en de aangenomen k-waardes op de oever en in het riviergedeelte.
Coordinaten x -126 -125,1056 -122,7045 -120,3034 -117,9022 -115,5011 -113,1 -113,0523 -112,3181 -111,5839 -110,8497 -110,1155 -109,3813 -108,6471 Figuur 4
y 13,2065 13,16925 13,06925 12,96925 12,86925 12,76925 12,66925 12,66275 12,56275 12,46275 12,36275 12,26275 12,16275 12,06275
Waterhoogte 13 A_totaal 1467,096 P_totaal 237,6275 Q=k*A*R^2/3*s^1/2 k 17,79515 2778,442 m3/s s 0,001 A P R = A/P 6,173932 0 0 0 0,19389 0,434002 0,674114 0,015939 0,284317 0,357736 0,431156 0,504575 0,577995 0,651414
0 0 0 2,403198 2,403198 2,403198 0,048163 0,740973 0,740973 0,740973 0,740973 0,740973 0,740973
l_oever rivier r_oever totaal
A 153,4488 1143,623 170,0244 1467,096
oever rivier k-waarde 10 20 % bijdrage 0,220485 0,779515 k_gem 17,79515
De berekening loopt volgens de formule van Strickler. Met behulp van de gegenereerde coördinaten wordt voor het gedeelte van het profiel onder de aangegeven waterhoogte (t.o.v. diepste punt van de rivier) de oppervlakte A en de natte omtrek P berekend. Hieruit kan ook de hydraulische straal R (= A/P) bepaald worden die eveneens nodig is als input. De oppervlakte A wordt bepaald door de kolommen, die opgehouden worden door twee aansluitende coördinaten en de aangegeven waterstand, op te tellen. De natte omtrek wordt berekend door voor alle coördinaten die onder de aangegeven waterhoogte gelegen zijn de onderlinge afstand uit te rekenen met
- 120 -
behulp van Pythagoras en deze waarden vervolgens te sommeren. Door voor verschillende waterhoogtes de afvoer te bepalen kan een Q-h kromme gemaakt worden. Een voorbeeld hiervan is gegeven in figuur 5.
3000 2500
Q
2000 1500 1000 500 0 0
2
4
6
8
10
12
14
h 13 12,23 12 11 10 9 8 7 6,538 5 3
Q 2778,82 2446,53 2359,79 1964,45 1604,72 1330,76 1042,44 747,37 625,82 311,74 75,84
h
Figuur 5
Berekening h-h relatie Voor het hydrologisch waarschuwingssysteem is het van belang een verband tussen hoge waterstanden te leggen bij de dorpsclusters die boven- en benedenstrooms van elkaar liggen. Er moet dus een verband gemaakt worden voor Kayana-Djoemoe, Djoemoe-Botopasi en Botopasi-Laduwani. Voor elk dorpscluster is bepaald welke hoogte het water bereikt heeft tijdens de overstromingen in mei 2006. Uit de Q-h kromme is vervolgens het debiet af te lezen. De verhouding tussen de debieten bij de overstromingshoogte wordt vervolgens bepaald. Er wordt aangenomen dat de verhouding van de debieten tussen dorpsclusters bij hoogwater constant is. Onder deze aanname is voor elke combinatie van Q’s (die de juiste verhouding hebben) een combinatie van waterstanden te vinden. Deze combinaties vormen de hh relatie tussen de twee dorpen. Omdat de aanname van gelijke verhouding van waterstanden alleen bij hoge afvoeren opgaat kan deze relatie alleen voor hoge waterstanden bepaald worden.
- 121 -
3
Dwarsprofielen dorpen 30
25
20
15
y
y_cor Hoogste waterstand Waterstand 10
5
0 -800
-600
-400
-200
0
200
400
-5 x
Dwarsprofiel Kayana 30
25
20
15
y
Series1 Hoogste waterstand Waterstand 10
5
0 -200
-150
-100
-50
0
50
100
-5 x
Dwarsprofiel Djoemoe
- 122 -
150
200
250
300
14
12
10
8
y_cor Hoogste waterstand Waterstand
y
6
4
2
0 -250
-200
-150
-100
-50
0
50
100
150
200
250
-2 x
Dwarsprofiel Botopasi 14
12
10
8
y_cor Huidige waterstand
y
6
4
2
0 -300
-250
-200
-150
-100
-50
0
-2 x
Dwarsprofiel Laduwani
- 123 -
50
100
4
Q-h relaties dorpen 1800
y = 16,918x 1,979 R2 = 0,9814
1600 1400
Q
1200 1000
y
800
Power (y)
600 400 200 0 0
2
4
6
8
10
12
h Q-h relatie Kayana
3500 y = 6,1597x 2,4166 R2 = 0,994
3000 2500
y
1500
Power (y)
Q
2000
1000 500 0 0
5
10
15
h Q-h relatie Djoemoe
- 124 -
3000
y = 9,263x 2,4617 R2 = 0,9822
2500
Q
2000 y
1500
Pow er (y)
1000 500 0 0
5
10
15
h
Q-h relatie Botopasi
2500 2000
y = 336,63x - 1203,8 R2 = 0,9343
1500 Q
y 1000
Power (y) Linear (y)
500 0 0
2
4
6
8
-500 h Q-h relatie Laduwani
- 125 -
10
5 Communicatiesysteem
Figuur: communicatiesysteem
Tabel: Formulier voor LVT Paramaribo Station: Rivier: Maand: Jaar: Referentievlak: Eenheid waterstand:
Datum
Zulu-tijd Lokale tijd Waarnemer Ontvanger Waterstand
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
Bewijs van afgifte Station: Instantie: Persoon: Datum:
NSP
Opmerking
6
Formulieren Binnenland
Waarschuwingssysteem Kayana In de figuur hieronder ziet u het rivierprofiel van Kayana bij de peilschalen.
Waterhoogte op peillat
Vliegveld
Kritieke waterhoogte 300
-300
-250
-200
Rivierprofiel
-150
-100
-50
Waterhoogte mei 2006
850 800 750 700 650 600 550 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 -50 0 -100 -150 -200 -250 -300 -350 -400 -450 -500 -550 -600
Kajana
50
100
Afstand 150
Kritieke waterhoogte
In dit rivierprofiel is met de blauwe lijn de hoogste waterstand tijdens de overstroming van mei 2006 aangegeven. De waterhoogte in mei 2006 kwam tot de stand + 520 centimeter op de peilschalen. Het monument bij de medische post in Kayana geeft deze hoogte aan. Deze waterstand kan bij een volgende overstroming worden overschreden en geeft dus geen veilige hoogte aan.
Met de rode lijn is de kritieke hoogte aangegeven. De kritieke hoogte is de waterstand waarbij rekening moet worden gehouden met overstromingen. De kritieke waterhoogte is bij een stand van + 320 centimeter op de peilschalen. Gevaar dreigt als het hard regent en de waterhoogte snel stijgt. Bij de stand van + 320 centimeter moet de stijgsnelheid van het water goed in de gaten worden gehouden, zodat de bewoners van Kayana snel gewaarschuwd kunnen worden wanneer het water van de rivier nog verder stijgt. Als de waterhoogte de kritieke waterhoogte passeert moet Djoemoe gewaarschuwd worden dat er hoog water op komst is.
- 128 -
Waarschuwingssysteem Djoemoe In de figuur hieronder ziet u het rivierprofiel van Djoemoe bij de peilschalen. 450 Waterhoogte 400 350 op peillat 300 250 200 150 100 50 0 -50 -30 -100 -150 -200 -250 -300 -350 -400 -450 -500 -550 -600 -650 -700 -750 -800 -850 -900 -950 -1000 -1050 -1100 -1150 -1200 -1250
Goddo
-130
-80
Rivierprofiel
Djoemoe Medische post
20
70
120
Afstand
-100
Kritieke waterhoogte
Waterhoogte mei 2006
Kritieke waterhoogte
In dit rivierprofiel is met de blauwe lijn de hoogste waterstand tijdens de overstroming van mei 2006 aangegeven. De waterhoogte in mei 2006 kwam tot de stand +75 centimeter op de peilschalen. Het monument bij de medische post in Djoemoe geeft deze hoogte aan. Deze waterstand kan bij een volgende overstroming worden overschreden en geeft dus geen veilige hoogte aan.
Met de rode lijn is de kritieke hoogte aangegeven. De kritieke hoogte is de waterstand waarbij rekening moet worden gehouden met overstromingen. De kritieke waterhoogte is bij een stand van - 125 centimeter op de peilschalen. Gevaar dreigt als het hard regent en de waterhoogte snel stijgt. Bij de stand van - 125 centimeter moet de stijgsnelheid van het water goed in de gaten worden gehouden, zodat de bewoners van Djoemoe snel gewaarschuwd kunnen worden wanneer het water van de rivier nog verder stijgt. Als de waterhoogte de kritieke waterhoogte passeert moet Botopasi gewaarschuwd worden dat er hoog water op komst is.
- 129 -
Waarschuwingssysteem Botopasi In de figuur hieronder ziet u het rivierprofiel van Botopasi bij de peilschalen.
Waterhoogte op peillat
Botopasi
-200
-150
250
-100
-50
Kritieke waterhoogte
Rivierprofiel
850 800 750 700 650 600 550 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 -50 0 -100 -150 -200 -250 -300 -350 -400 -450 -500 -550 -600 -650
Waterhoogte mei 2006
Overkant
50
100
150
Afstand
Kritieke waterhoogte
In dit rivierprofiel is met de blauwe lijn de hoogste waterstand tijdens de overstroming van mei 2006 aangegeven. De waterhoogte in mei 2006 kwam tot de stand + 450 centimeter op de peilschalen. Het monument bij de badplaats geeft deze hoogte aan. Deze waterstand kan bij een volgende overstroming worden overschreden en geeft dus geen veilige hoogte aan.
Met de rode lijn is de kritieke hoogte aangegeven. De kritieke hoogte is de waterstand waarbij rekening moet worden gehouden met overstromingen. De kritieke waterhoogte is bij een stand van + 250 centimeter op de peilschalen. Gevaar dreigt als het hard regent en de waterhoogte snel stijgt. Bij de stand van + 250 centimeter moet de stijgsnelheid van het water goed in de gaten worden gehouden, zodat de bewoners van Botopasi snel gewaarschuwd kunnen worden wanneer het water van de rivier nog verder stijgt. Als de waterhoogte de kritieke waterhoogte passeert moet Nieuw Aurora gewaarschuwd worden dat er hoog water op komst is.
- 130 -
200
Waarschuwingssysteem Laduwani In de figuur hieronder ziet u het rivierprofiel van Laduwani bij de peilschalen. Waterhoogte op peillat
Laduani
1050 Kritieke waterhoogte
-250
-200
-150
Rivierprofiel
-100
Waterhoogte mei 2006
-50
1500 1450 1400 1350 1300 1250 1200 1150 1100 1050 1000 950 900 850 800 750 700 650 600 550 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0
Overkant
0
Afstand
Kritieke waterhoogte
In dit rivierprofiel is met de blauwe lijn de hoogste waterstand tijdens de overstroming van mei 2006 aangegeven. De waterhoogte in mei 2006 kwam tot de stand + 1240 centimeter op de peilschalen. Het monument bij de kerk geeft deze hoogte aan. Deze waterstand kan bij een volgende overstroming worden overschreden en geeft dus geen veilige hoogte aan.
Met de rode lijn is de kritieke hoogte aangegeven. De kritieke hoogte is de waterstand waarbij rekening moet worden gehouden met overstromingen. De kritieke waterhoogte is bij een stand van + 1040 centimeter op de peilschalen. Gevaar dreigt als het hard regent en de waterhoogte snel stijgt. Bij de stand van + 1040 centimeter moet de stijgsnelheid van het water goed in de gaten worden gehouden, zodat de bewoners van Nieuw Aurora snel gewaarschuwd kunnen worden wanneer het water van de rivier nog verder stijgt.
- 131 -
50
7
Adsorptie van kwik aan ionenwisselaarharsen
Als alternatieve bronnen niet haalbaar zijn en het kwikgehalte toch te hoog mocht zijn voor een belasting gedurende drie maanden dan bestaat er een mogelijkheid om op een relatief eenvoudige manier het kwik uit het water te halen. Er bestaan ionenwisselaarharsen (dit zijn plastic bolletjes) die specifiek kwikionen uit het water adsorberen (zie literatuur 2, 3 en 4). De zogenaamde ‘gelatine resins’ combineren normale kationenwisseling met een adsorptiegroep voor het vrije electronen paar van het ion. Deze resins zijn specifiek voor de overgangsmetalen als kwik die zo een vrij electronenpaar bezitten. De adsorptiefase is erg eenvoudig toe te passen in een laag technologische omgeving. Het water moet eenvoudig door de bolletjes sijpelen, vergelijkbaar met een zandfilter en de kwik wordt geadsorbeerd. Een erg eenvoudige toepassing zou bijvoorbeeld zijn deze bolletjes in een keramische pot te doen de keramische pot fungeert dan als houder voor de bolletjes en filtert de bacteriën uit het water. Dit resin werkt waarschijnlijk alleen efficiënt voor verwijdering van kwik-ionen en niet voor de verwijdering van opgelost metallisch kwik (Hg°). Het hangt van de pH en het redoxpotentiaal af welke vorm aanwezig is. Organisch gebonden, gecomplexeerd kwik of methylkwik worden ook niet verwijderd met deze ionenwisselaar.
Paramaribo, augustus 2006 Bas Heijman
- 132 -
8
Voorschrift spectrofotometrische kwikanalyse
- 133 -
9
Aangehechte brief kwikresultaten
- 134 -
Cursus drinkwatervoorzieningen met beschrijving installaties
Cursus decentrale watersystemen binnenland Suriname J.A.J.(Koos) Dekkers E Mail:
[email protected] (
[email protected] ) Tel 0228-518032 (020-608 6289 dinsdags) J.Dekkers Adviseur IS Waterleidingbedrijf Amsterdam 15 oktober 2005 E-Mail:JAJ
[email protected] Tel:0228-518032 Opleidingen project binnenland Suriname: Operator en 1e lijn onderhoud opleiding Voor de opleiding voor de bediening en productie (operators en watercomité) zijn vooral de volgende onderwerpen belangrijk: -Uitleg zuivering installatie(s) -Uitleg werking pompen met schakeling en beveiliging -Uitleg werking UV installatie(s) -Dagelijks spoelen snelfilters -Boven de maximale drukval langzame zandfilters toplaag afschrapen en vervangen. (schatting 2x per jaar.) -Chloren installatie 2 maal per jaar. (en extra bij algvorming) -Vervangen kraanleertjes (bij lekkage kranen) -Lijmen PVC leidingen -Vervangen toplaag langzaam zandfilters bij te hoge drukval (ca 2 x per jaar) -Schoonspoelen snelfilter vulling (1 x per jaar) Opleiding 2e lijn onderhoud en storingen (LBO/MBO nivo) Voor de opleiding van de 1e en 2e lijn onderhoudsmensen is het goed dat ze starten met de eerder genoemde opleiding voor de operators. Daarna zullen zij een cursus krijgen welke inhoud: -Algemene werking waterzuivering en transport systeem. -Werking, storing zoeken en reparatie elektrische installatie (algemeen) (inclusief zonnepanelen en aangieten verbindingen etc.) -Werking en storing zoeken zonnepompen -Werking en storingen niveau schakelaars -Werking spanning bewaking relais. (telemecanique) -Werking, storing zoeken UV installatie (inclusief voedingen en omvormers etc.) -Werking, problemen in het snelfilter -Werking, problemen in de langzame zandfilters.
- 135 -
-Chloren en werken met restchloor detectie vloeistof -Oplossen leiding breuken/lekkages -Oplossen tapkraan lekkages Deelnemers introductie watersystemen binnenland 2005: • Bendekondre Leo Apodi (man / bediend waterinstallatie Bendekondre/winkelier winkel in dorp) Aquago Pansa (vrouw / werkt aan waterinstallatie Bendekondre / woont bij zuivering) Gusta Pansa (vrouw) Gadjawaka Pansa (man /voor communicatie met stad en lokale autoriteiten /winkelier) • Asidonhopo Humphrey Amoida (man / werkte bij aanleg installaties) Caolien Asimei (vrouw / geb. 1979) Nelly Amoida (vrouw) • Akisiamau Waldo Akobé (man / Werkzaam bij dienst watervoorziening NH voor Asidonhopo) Lona (Hellen) Amesie (vrouw) Rosienie Akobé (vrouw) Runo Akobé (man/werkzaam bij aanleg leidingen)
Agenda woensdag 6 juli 2005 in de ruimte van Leo Apodi (Bendekondre): 1. Voorstellen van de deelnemers en de Nederlandse afvaardiging: -Zie bovenstaande lijst (inwoners binnenland) -Koos Dekkers (projectleider WLB) -Co Wilders (Zonnepaneel expert) -Rojen Balaydin (WLB Elektro technicus) -Roy Sourjaman (SWM Elektro technicus) 2. Introductie project en overhandiging 1e en 2e concept cursus boeken per dorp. Werking zuivering(algemeen) 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Wekelijks schoonmaken installaties Spoelen snelfilter Schrapen langzaam zandfilter compartimenten Chloren van de installaties Bemonsteren voor bacteriologisch onderzoek en transport naar Lab. Vragen deelnemers Rondleiding langs de zuivering te Bendekondre Einde
Tijdstip 10-13 uur
Dorpen • • • • • • •
Overzicht: Djumu Belfonkondre (ca 35 mensen) Asubasu Bendekondre (t.o.v. Kumalu eiland) Palulubasu Asidonhopo Akisiamau (t.o.v. Asidonhopo)
Werking zuivering(algemeen) Inlaatpomp in de rivier: 1. In de rivier hangt een dubbelwandige zuigbuis met sleuven De zuigbuis is gevuld met grind (zand vervuild snel) De nieuwe zuigbuis wordt horizontaal opgesteld en is demontabel 2. In de zuigbuis is een SQF5 Grundfos zonnepomp van 5m3/uur maximaal. 3. De rivierpomp is beveiligd met een minimum niveau bewaking (1m boven pomp)
- 136 -
4.
Voeding van de rivier pomp via zonnepanelen (2 takken parallel van elk 8 panelen in serie >dit geeft totaal 16 stuks zonnepanelen Kyocera 60 Wp) 5. De pompen werken alleen bij daglicht (2x 8 zonnepanelen in serie geven dan meer als 30VDC aan spanning) 6. De pomp wordt geaard via een vertinde koperen aarddraad in de rivier (aan steiger) 7. De rivierpomp pompt het water naar de 6 ruwwater tanks van elk 1000 gallon. (op ca 20-25 m hoogte boven de rivier) 8 De rivierpomp schakelt af via een niveau schakelaar als de 6 ruwwater reservoirs vol zijn. 9 De rivierpomp moet 33m3/dag pompen. (500 mensen x 60 l/dag = 30 m3/dag met 10% spui water>33m3 dag Beluchting en snelfilter: 1 Doel beluchting is inbrengen zuurstof 2 Doel snelfilter (RVS) is voorzuivering van het water en werkt 24 uur per dag. 3 Het rivierwater stroomt via de beluchter naar de onderzijde van het snelfilter 4 De stroming (c.a. 1,37 m3/uur) in het snelfilter is van onder naar boven (up-flow) door het zandpakket (i.v.m. spoelen iets hogere flow als het langzame zandfilter) 5 Onder in het filterbed is grof filtermateriaal aanwezig, bovenin fijn materiaal. De filtersnelheid bij een korreldiameter van 0,5-2 mm is 5-11 m/h 6 Van de bovenzijde van het snelfilter gaat het water door hoogte verschil naar de beluchters van de 2 langzaam zandfilter compartimenten. 7 Het RVS snelfilter heeft aan de onderzijde een drain om dagelijks het vuil te kunnen spoelen (De toevoer en afvoer staan dicht tijdens het spuien!) Langzame zandfilter: Doel van het uit 2 compartimenten bestaande langzaam zandfilter is bacteriën en virussen verwijderen. 2 Het filter moet dag en nacht c.a. 1,25 m3/uur filteren. (24 uur/dag!) 3 Het zand is veel fijner als van het snelfilter (ca. 0,2-0,6mm) en de filtratie snelheid is 0,216m/h (bij langzaam zandfilters altijd onder de 1m/uur!) (de=0,2 en d60%=0,5mm) 4 Het filtratie proces heeft de volgende mechanisme: • zeefwerking • bezinking • adsorptie (Elektrostatische krachten) • biologische afbraak 5 Reinigen gebeurd door afschrapen van de bovenste laag (ongeveer 1cm) zand. Dit als het boven water niveau (de bedweerstand dus) te hoog wordt. De verwachting is dat dit 1 á 2 maal per jaar noodzakelijk is. UV zuiverings eenheid. 1. De UV eenheden bestaan uit een voedingseenheid en een UV Wyckomar 3000 eenheid. (voor Djumu UV 250) 2. De UV unit dood bacteriën en virussen. Dit geberd met een speciale lamp die UV licht geeft. (De zon geeft ook UV licht!) 3. De UV unit is opgesteld na het langzaamzandfilter en werkt alleen als de reinwaterpomp draait. 4. In de inlaat en de uitlaat zijn 1,5 inch afsluiters aangebracht 5. De UV unit buis wordt van onder gevoed. (up/flow) 6. De UV lampen hebben 100Watt en 230VAC (wisselspanning) 7. De voedingseenheid wordt gevoed door 6 zonnepanelen. 8. De zonnepanelen worden per 2 in serie geschakeld en 3 takken parallel. (totaal 360Wp) 9. Een laadinrichting voedt de 24 VDC accu’s (2 van 12VDC in serie) 10. Een spanningsbewaking relais bewaakt de minimale accu spanning en schakelt de UV unit af bij een spanning lager als 75%. 11. De accu spanning wordt via een omvormer omgezet van gelijk naar wisselspanning. 12. Via een telemecanique meetrelais wordt gemeten of de reinwaterpomp voldoende spanning heeft ( 30VDC) en als de pomp spanning te laag is schakelt dit relais via het spannings bewakings relais de UV unit uit. Dus reinwaterpomp uit betekent omvormer (van gelijkspanning naar wisselspanning) uit en daardoor ook de UV unit uit.
- 137 -
13. De UV unit heeft een lichtmeeting welke in dezelfde kast is ondergebracht als de lamp voedingseenheid. 14. Als er voldoende licht is wijst de meter in het groene vlak en bij te weinig licht in het rode vlak en gaat er een signaal. 15. Let op het eerste glaasje in de UV licht meetaansluiting is een lensje en richting gevoelig. Als het lensje verkeerd om staat wijst de meter te laag aan en dient het lensje omgedraaid te worden. Reinwaterpomp 1. Per zuivering is er een reinwaterpomp van 5m3 per uur op zonnecellen. 2. Alleen bij de zuivering te Bendekondre staat een extra kleine reinwaterpomp van 2,5m3 per uur voor het vullen van de watertoren van Djumu. 3. De pompen kunnen werken van 30VDC tot 300 VDC. 4. De pompen werken alleen bij daglicht omdat dan de zonnecellen spanning geven. 5. De reinwaterpompen pompen het water van de 5 reinwater tanks van elk 1000 gallon naar de 3 hoge watertoren tanks van elk 1000 gallon. 6. In de pompbuis moet minimaal 1m boven de pomp water staan anders schakelt de minimum niveau beveiliging de pomp automatisch uit. Om die reden is de pompbuis 2 m lager opgesteld als de onderzijde van de 5 tanks. De bovenzijde van de pompbuis is gelijk met de bovenzijde van de 5 tanks. 7. Als het niveau in de watertorentanks te hoog wordt schakelt deze de pomp uit via de Grundfos CU200 zonnepomp schakeleenheid. 8. Als de afstand van de watertoren niveau schakelaars naar de CU200 pomp schakelaars meer is als 100m moet er een Telemicanique meet relais gebruikt worden. (Djumu is ca 750m afstand) 9. Via de Grundfos CU200 zonnepomp schakeleenheid kan men laag niveau en storings signaleringen aflezen. 10. De pompen werken maximaal ca. 12 uur per dag en alleen bij daglicht en als de watertoren vaten niet vol zijn. Watertoren 1. Watertorens zijn opgesteld in in de dorpen Bendekondre, Djumu, Asidonhopo en Akisiamau. 2. Per dorp staan 3 vaten van 1000 gallon. (in Djumu zijn 2 vaten voldoende) 3. Bij hoog niveau in de vaten schakelt de voedende reinwater pomp uit. 4. Er loopt een niveau meetkabel (2x2,5mm2) van de pompschakelaar naar de niveausensor in de watertoren. 5. De reinwaterpomp pompt het water overdag naar de watertoren reservoirs. 6. Het water gaat via een watermeter van de watertoren naar de kranen bij de huizen. Leidingen en kabels onder de grond 1. Om het water niet op te warmen en te beschermen zijn de leidingen ca 60cm diep gelegd. 2. De afgeschermde VMVK kabels liggen in de sleuf van de leidingen ter bescherming.
Tappunten en afvoer 1. De waterafvoer d.m.v. grindputjes moeten via het watercomité aangelegd worden. (i.v.m. risico voor malaria muggen) Afdekking en zonnewering en insektenwering 1 Boven de installaties zijn daken tegen de zon gemaakt Hogere temperatuur geeft een snellere groei van bacteriën en virussen. 2 Het langzaam zandfilter is afgedekt tegen zon en insecten 3 Er wordt 90% zonnegaas gespannen om de installaties (onder de daken) 4 De rota hoeveelheid meters bij de langzame zandfilters worden afgedekt voor de zon. 5 Alle beluchting en ontluchtingsgaten worden voorzien van insectengaas. (tegen besmetting) Spoelen snelfilter: 1. Toevoer en afvoer afsluiter dichtdraaien 2. Spuikraan open zetten (onderzijde filter) 3. Filter leeg laten lopen (drainen=afvoer vuil+water) 4. Na drainen spui kraan dicht draaien
- 138 -
5. 6.
Toevoer kraan (onder) open Afvoer kraan open (bovenzijde filter)
Schrapen langzaam zandfilter compartimenten: 1. Bij te hoge weerstand van het zandbed stijgt de waterstand erboven te hoog. 2. Bij te hoge waterweerstand moet 1-2 cm van de bovenste zandlaag geschraapt worden 3. De geschraapte laag aanvullen (nieuw zand dus nooit met gespoeld zand!) boven op het zandbed. Wekelijks schoonmaken van de installaties: 1. Inlaatsleuven (onder water) van de inname pijp in de rivier schoonmaken (vooraf pomp afzetten met zekering (niet met schakelaar op zekeringkast) 2. Vuil in de rivier bij pomp weghalen 3. Vuil bij ruwwater opslag weghalen 4. Vuil / begroeiing bij/in beluchter en snelfilter weg 5. Vuil uit langzaam zandfilter weg (ook boven zandbed) 6. Zand en vuil van alle betonnen plateaus weg. 7. Takken / bladen voor zonnepanelen weghalen (i.v.m. minderopbrengst door schaduw) 8. Insecten weghalen uit installatie (i.v.m. besmetting gevaar) Chloren van de installaties 1. Afhankelijk van de vervuiling echter minimaal 2 maal per jaar chloren. 2. Het gewicht van het te doseren chloorpoeder is afhankelijk van de concentratie van het chloorpoeder en de inhoud van het de te chloren installatie (incl. vaten) De hoeveelheid chloorpoeder wordt opgegeven per dorp door WLB/SWM. 3. Het chloorpoeder doseren deels in de zuigbuis en deels in de ruwwater tanks. 4. Chloorpoeder is gevaarlijk voor ogen, longen en huid, dus met veiligheidsbril en kunststof handschoenen werken!! 5. Gedurende het chloren (8 uur) mag het water niet gedronken worden. 6. Na 8 uur wordt moet de restchloor gemeten worden en als het chloor uit het water is moet dit worden medegedeeld aan de gehele bevolking.
Bemonsteren voor bacteriologisch onderzoek en transport naar Lab. in Paramaribo. 1. 2 maal per jaar moeten ijsgekoelde monsters van alle zuiveringen naar het lab. in Paramaribo gevlogen worden. (vooraf regelen met Lab en vliegmaatschappij (zo mogelijk via post in Djumu) 2. De monsters moeten in door het Lab gesteriliseerde flessen verzameld worden. 3. Het water monster moet verzameld worden uit: • Verste tappunt van de betreffende installatie. • Water na de langzame zandfilter • Water in het hoogreservoir 4. Daarna zo spoedig mogelijk en ijs gekoeld vervoerd worden in een koelbox met ijs en diep gevroren koelelementen naar het Lab. 5. Totaal 10 bacteriologische monsters ( 3 monsters per zuivering voor 3 zuiveringen en 1 monster uit een tappunt in Djumu vervoeren in ½ l. steriele flessen)
-Detail uitleg zuivering installatie(s) (incl. de pompen). Inname, productie en distributie capaciteit: • Het uitgangspunt is 60 l per persoon per dag. • Dus voor Bendekondre, Asidonhopo en Akisiamau elk maximaal 500 inwoners x 60 = 30.000 l/dag = 30m3/dag (2003) exclusief 4% spoelverlies. (Dit is voor 2013 30% toename en 4 % spoelverlies 40m3/dag.) • De 3 installaties in Bendekondre, Asidonhopo en Akisiamau worden uitgelegd op elk 30m3/dag. • Zuivering voor Bendekondre (CDFS) moet worden 30m3/dag= max. 1,25 m3/uur. (thans 1 m3/uur vanwege te klein snelfilter in plaats van 2 grotere snelfilters en beperking pomp capaciteit vanwege de opgestelde hoeveelheid zonnepanelen). • Uitbreiding is voor de dorpen: -Bendekondre 500 inwoners: 30 ,0 m3/dag (H=13,3 m)
- 139 -
-Djumu 40 inwoners: 2,4 m3/dag (H=3,5 m ziekenhuis / 22m missiepost) -Asidonhopo 300 inwoners: 18,0 m3/dag (H=10 m ) -Akisiamau 400 inwoners: 24,0 m3/dag (H=17,7m / hoogte boven rivier)
(60 l pp.pd incl. 4% spoelwater) Ruwwaterreservoirs: • De oude doorvoeren van alle tanks in Bendekondre lekken. Deze doorvoeren zijn te licht en ze dienen door zwaardere vervangen te worden. De meeste zijn 1 1/2” (40mm PVC) (De leiding bij het hoogreservoir is 2”dus neem verlopen mee van 2>11/2 “voor aansluiting op de 11/2”doorvoeren van de hoogreservoirs) • Alle ruwwaterreservoirs zijn per dorp op gelijke hoogte. • Er zijn hoog niveau vlotterschakelaar nodig, geschikt voor minimaal 7 A (DC) voor het uitschakelen van de betreffende rivierpomp. Ook voor de huidige installatie van Bendekondre! • De uitbreiding van de zonnepanelen is berekend voor Bendekondre. De plaats is het beste boven de drie lage reinwateropslag plaatsen (per dorp) omdat daar de helft van alle pompen staan en de afstand naar de rivierpompen niet ver is. (als er plaats is en de panelen nooit in de schaduw van bomen komen te staan!) Beluchters: • De beluchters en de filters dienen altijd afgedekt te zijn om algvorming, bacteriën groei en de aanwezigheid van malaria muggen te voorkomen. (Steigerdak/Muggengaas/schaduwdoek)
Zandfiltratie Zandfiltratie is een vaak gebruikte, zeer robuuste methode om gesuspendeerde vaste stoffen uit het water te verwijderen. Het filtermedium bestaat uit een veelvoudige laag zand, die varieert in korrelgrootte en specifiek gewicht. Wanneer water door dit filter stroomt, slaan de gesuspendeerde vaste delen als residu neer op het zand, terwijl het water, dat nu nog slechts een klein deel gesuspendeerde vaste deeltjes bevat, door het filter wegstroomt. Wanneer deze filters beladen zijn met deeltjes, wordt de stroomrichting omgedraaid, zodat de filters opnieuw gebruikt kunnen worden. Kleinere gesuspendeerde deeltjes hebben de mogelijkheid om door het zandfilter te glippen, daarom is vaak een tweede filtratie nodig om ook deze deeltjes te verwijderen.
Snelfilters: • De snelfilters zijn up-flow filters hetgeen inhoud dat het te zuiveren water onder ingevoerd wordt en het gereinigde water boven het zandbed staat. • De totale weerstand over het snelfilter tijdens het zuiveren bestaat uit de "schoonbed weerstand" en verder uit de "vervuilingweerstand". • Het schoonspoelen (via drain) is nodig als de "vervuilingweerstand" te hoog wordt. • De spoel cyclustijd van 24 uur wordt bepaald door de vervuiling van het betreffende snelfilter. (starten met 24 uur cyclustijd!) • Het spoelen gebeurd in omgekeerde richting via snel spuien via een afsluiter aan de onderzijde. Hierdoor wordt het meeste vuil afgevoerd via de spuileiding. • Spoelen van de RVS snelfilters is nodig door eens per 24 uur het filter snel leeg te laten lopen. (via drain afsluiter) • Als de filters onvoldoende te reinigen zijn via het dagelijks spuien kan de cyclustijd hiervan verlaagd worden naar minimaal 12 uur. • Indien de drain cyclus tijd 12 uur is en het filter blijft te veel weerstand hebben zal de inhoud moeten worden eruit gehaald in lagen en daarna gewassen m.b.v. zeven. Het gereinigde zand kan na het spoelen in de zelfde opbouw qua diameters worden teruggebracht. • Het oude kunststof snelfilter in Bendekondre wordt vervangen door een nieuwe grotere RVS 304 vat met nieuwe vulling en een verdeelpijp onderin gelijk aan de oppervlakte van de uitstroompijp.. (Flow per systeem <500 inwoners> max. 5 m3/uur) (Het huidige snelfilter in Bendekondre kan slechts 1m3/uur filteren!) Deze grotere RVS snelfilters (1,6m diameter) met betere waterverdeelinrichting worden tevens geplaatst in Asidonhopo en Akisiamau.
- 140 -
• • • •
• • •
Na de snelfilters komen voor het langzame zandfilter elk 2 stuks 40 mm PVC leidingen met daarin Rota flowmeters (uit de zon). Hoogte bodem ruwwatertanks +8,95m en van bodem snelfilters +5,49m en van bodem langzaam zandfilter + 4m en van bodem lage reinwatertanks 3,06m. De snelfilters moeten cilindrisch zijn en versterkt met een grote deksel (om het vervangen van het filterzand en gravel mogelijk te maken. Het principe van de up-flow snelfilters van CDFS kan worden gebruikt. Wel dient de reservoirs niet taps en voldoende sterk te zijn in verband met hoge soortelijk gewicht van het filterzand. (vandaar de keuze voor RVS snelfilters) De toevoer/spuileiding is voorzien van voldoende sleuven in verband met de maximale stromingsweerstand. (zie oude RVS leiding CDFS te Bendekondre) Elke zuivering heeft 1 snelfilter en 2 langzame zandfilters. De filtersnelheid bij een korreldiameter van 0,5-2 mm is 5-11 m/h Zorg er voor dat er maximaal 1,5 m3/uur over de snelfilter(s) kan.
Langzame zandfilters: • • • • • •
• •
• • •
In de langzame zandfilters stroomt het te zuiveren water van boven naar beneden met een langzame snelheid.( 0,1-0,36m/h) Het langzame zandfilter reinigt het water verder en verlaagt de troebelheid van het water waardoor de volgende zuiveringsstap met UV effectiever wordt. De totale weerstand over het langzame zandfilter tijdens het zuiveren bestaat uit de "schoonbed weerstand" en verder uit de "vervuilingweerstand". Het verwijderen van 1-2 cm filterzand aan de bovenzijde moet gebeuren als "vervuilingweerstand" te hoog wordt. (zie maximum waterhoogte peil in de filters.) Deze vervuilde koek (bovenste cm van vervuilt filter) kan na afschrapen weer schoongewassen worden met behulp van water en een zeef. Het zand van de langzaam zandfilters moet 0,15-0,35 mm effectief zijn en een uniformiteit coëfficiënt van 2,5.(d60%/d10%=2,5). (Dus d10% =0,2 mm en d60%= 0,5 mm) Normaal is de bedhoogte van 0,7-1,3 m. (normaal 1m en minimaal 0,7m). De huidige filters hebben volgens CDFS 10% 0,2 mm en 60% 0,5 mm met een bedhoogte van 1m. De snelheid is 0,1-0,36m/h De langzame zandfilters dienen 24 uur per dag in continue constante productie te zijn. Het filterzand dient te worden gezeefd volgens de procedure volgens Nederlandse KIWA criteria nr. 22 en van 5 januari 1984 filterzand.(10 bladen) Verder is er nog info in Eigenschappen en karakterisering van foldermateriaal door ir. A. de Lathouder Mededeling 1 KIWA 1973. De diameters van het zand staan in de CDFS tekeningen Het huidige betonnen langzaam zandfilter kan lang mee. Wel dient de ladder en de PVC doorvoeren extra aandacht. Nieuwe filters ook van gewapend beton maken met een zonnewerend deksel. De 3 zuiveringen waarvan 2 nog te bouwen in de andere 2 dorpen. De flow per zuivering is 1,25 m3/uur (verdeeld over 2 langzame zandfilters) De filtratie snelheid van de langzame zandfilters is dus continue 1,25m3/uur / 5,61m2 = 0,223 m/uur. De flow dient zo constant mogelijk te zijn! De vlotter flowmeters (0-1,6 m3/uur) voor de langzaam zandfilter moeten uit de zon een plaats hebben (2 stuks/filter). Er zijn kleine zeven beschikbaar met een maaswijdte van 0,2 + 0,5 + 0,8 mm via SWM. Dit om ondermeer de effectieve diameter en de uniformiteitcoëfficiënt van het nieuwe SSF (Slow Sand Filtration) zand te kunnen bepalen. Een langzaam zandfilter dient qua flow continue en gelijkmatig te worden bedreven om het risico van bacteriologische doorbraak te vermijden. De basis van het ontwerp van de langzaam zandfilters is het CDFS ontwerp. Alleen de doorvoeren en ladder bevestiging dienen opnieuw te worden ontworpen. Flow is continue 1,25 m3/uur (30m3./dag) De maximum toegestane hoogwaterhoogte van het langzaam zandfilter is aangegeven met een markering. (onder de bovenrand). Bij deze hoogte dient 1-2 cm zand te worden verwijderd. Het verwijderde zand dient te worden schoongewassen of vernieuwd.
- 141 -
•
De uitvoering van het langzaam zandfilter (incl. bewapening) is volgens CDFS ontwerp.(Bendekondre) De langzame zandfilters dienen afgedekt te zijn om algvorming te voorkomen Onder de waterinlaat van het langzaam zandfilter (bovenzijde) dient een beluchter te komen. (mede in verband met de afdekking) De SSF (Slow SandFilter) reductie factor voor E-colie is volgens literatuur 100-1000 en voor bacteriën 1000-10.000. De langzame zandfilters zijn voor de bacteriologische drinkwater dus erg belangrijk. De langzame zandfilters zijn niet succesvol bij het verwijderen van zware metalen (zoals kwik e.d), wel verwijderen ze 50% van pesticiden (bestrijdingsmiddelen) Via een z.g.n. “katterug” in de afgaande leidingen van de langzame zandfilters dienen de filters altijd onder water te staan.
• • • • •
Schoonbedweerstand langzaam zandfilter berekening bij diverse flows.
V mm/s
K m/s
0.02 0.03 0.04 0.05 0.06 0.07 0.08 0.09 0.1 0.11 0.12 0.13 0.14 0.15 0.16 0.17 0.18 0.19 0.2
H=VL/L
0.335494175 0.335494175 0.335494175 0.335494175 0.335494175 0.335494175 0.335494175 0.335494175 0.335494175 0.335494175 0.335494175 0.335494175 0.335494175 0.335494175 0.335494175 0.335494175 0.335494175 0.335494175 0.335494175
V m/h
0.059614MWK 0.08942MWK 0.119227MWK 0.149034MWK 0.178841MWK 0.208647MWK 0.238454MWK 0.268261MWK 0.298068MWK 0.327875MWK 0.357681MWK 0.387488MWK 0.417295MWK 0.447102MWK 0.476908MWK 0.506715MWK 0.536522MWK 0.566329MWK 0.596136MWK
m3/h 0.072 0.108 0.144 0.18 0.216 0.252 0.288 0.324 0.36 0.396 0.432 0.468 0.504 0.54 0.576 0.612 0.648 0.684 0.72
0.41616 0.62424 0.83232 1.0404 1.24848 1.45656 1.66464 1.87272 2.0808 2.28888 2.49696 2.70504 2.91312 3.1212 3.32928 3.53736 3.74544 3.95352 4.1616
25Grd C U=2.5 de=0.2mm d60%= 0,50mm Q=30m3/d A=5,61 m2 (2 filters)
Reinwateropslag reservoirs (laag) en reinwaterpompen: • Vanwege de verschillende hoogte van de distributie reservoirs in de dorpen zijn er reinwater transportpompen geplaatst met verschillende aantal zonnepanelen. Dit geeft een verschillende opvoerhoogte en debiet geeft bij gelijke pompen.. Voor de opstelling zie de tekening opstelling reinwaterpomp in de pompbuis. • De oude kleine reinwaterpomp te Bendekondre werd gevoed door 38VDC en had moeite om 0,9 m3/uur te pompen. Gemeten moet worden of daarbij de maximale stroom van 7 A bereikt is. Ook is het mogelijk dat de aannemer geen 2” maar b.v. 1 ½ “ leiding heeft aangelegd naar het hoog reservoir van Bendekondre. De spanning is opgevoerd door meer panelen in serie te plaatsen en meer zonnepanelen in parallel te plaatsen (5>7 in serie en 2 taken parallel) en tevens een dikkere leiding (3-4” in plaats van 2”) naar het hoogreservoir. • De pompen in de lage reinwaterreservoirs dienen te worden afgeschakeld als het minimum niveau in deze reservoirs is bereikt en tevens als de betreffende hoog distributie reservoirs vol zijn.(d.m.v. vlotterschakelaar) • Een laag reinwater reservoir (1 van de 3) was in Bendekondre afgekoppeld. Deze heeft naast een nieuwe doorvoer ook een nieuwe 11/2” schuifafsluiter te krijgen.(met aan beide zijden binnendraad) en tevens van beide zijde van de kraan PVC verlopen naar de 11/2” (40mm) PVC leiding.
- 142 -
• • • • •
Alle Kyocera 60W (type KC60) zonnepanelen zijn boven de lage reinwateropslag reservoirs op het dak gemonteerd. Er dienen 5 stuks 1000 gallon vaten geplaatst te worden op een betonnen plaat voor de lage reinwateropslag waarnaast een verdiepte pompzuigbuis is opgesteld. Door deze verdiepte opstelling van de pompbuis zijn de 5 reservoirs effectiever te gebruiken. Alle opslagvaten be/ontluchtingsgaten dien te zijn voorzien van horregaas om malaria muggen en ongedierte buiten te houden. Op de open plaats naast de 5 vaten komt de UV3000 unit met omvormers en accu’s. De zijkanten van de vaten worden middels 90% werend zonnedoek (uit Paramaribo) te worden beschermd voor de zon. De bovenzijde door de eerder genoemde daken.
UV desinfectie units: • UV ontsmetting van water levert een alternatieve desinfectie die milieuvriendelijker is dan klassieke chlorering en andere chemische behandelingstechnieken tegen micro-biologische vervuilingen. • Na elke reinwaterpomp (3 stuks) is een UV desinfectie unit opgenomen van elk minimaal 5 m3/uur. ( Wyckormar UV 3000 (114LPM) • Het energie verbruik voor desinfectie is normaal in het gebied van 15- 40 Wh.m-3 Afhankelijk van de troebelheid van het water. (Bij 3 m3/uur is dus een UV lamp nodig van ca 100W. (33Wh.m-3)) (Bij 5 m3/uur is dus een UV lamp nodig van ca 100W. (20Wh.m-3)) • De UV lampen dienen volgens opgave van de leverancier vervangen te worden binnen de gestelde tijd. (Wycomar leverancier (Clinton Wong) is aanwezig in Paramaribo) Deze unit dient het water te ontdoen van bacteriën. (colli) en virussen. De voeding van 100W is via zonnepanelen, accu's en een omvormer 230VDC.. Deze voeding dient via een acculader met accu(s) en een invertor van voldoende vermogen te worden gevoed. (360Wp =6 zonnepanelen/unit) Het geheel dient tropenbestendig te zijn (i.v.m. regen etc) De UV units werken alleen als de reinwaterpompen draaien. (Een Telemecanique spanning bewakingsrelais is hiervoor aangebracht) Uitgangspunten: -UV lamp 100W ac, 8 uur per dag -Relais 4W, 24 uur per dag -Systeem spanning 24V -Systeem bestand tegen regenval -Autonomie van 2 dagen. -Modules Kyocera 12Vnom 60Wp, benodigd aantal 6 stuks Levering per systeem: - 2 modules worden in serie geschakeld, 3 strings parallel. (6 Kyocera KC60 (60Wp) zonnepanelen. - 1 Regelaar CML 15 t.b.v. Zonnepaneel - 2 Batterij Gel 12V 140Ah batterijen in serie schakelen - 1 Battery watch 24V t.b.v. bewaking batterijen - 1 Inverter 24V /500W - 1 Accu bak en koppelkast t.b.v. apparatuur - Tekening met componenten De belasting wordt afgeschakeld indien de batterij een te lage spanning heeft bereikt. Dit maakt dat de accu's niet defect raken door onderspanning.
Leveringspunten: • In de dorpen zijn tappunten/waterkranen geplaatst welke middels een veer automatisch sluiten en vandaalbestendig zijn. Chloren: • Chloor de leidingen na werkzaamheden. (minimaal 20 mg/l chloor 60 minuten) • Test of het water in de leidingen chloorvrij zijn. (2 componenten testflesjes voor restchloor) • 15 kg chloorpoeder voor (60%) voor 3 systemen vanuit paramaribo (SWM/Min.NH).
- 143 -
6 tanks elk 1000 imp. gallons Hoogte vloer:12 m
Omloop (normaal gesloten) Djumu+Belfonkondre Distributie tanks Hoogreservoir 3 tanks 1000 imp. per tank gallons Beluchter (Hoogte instelbaar!)
Bendekondre Distributie tanks Hoogreservoir 3 tanks elk 1000 imp. gallons (hoogte vloer per dorp 5-10 m boven hoogste tappunt) (hoogte vloer Bendekondre 18,4m)
(hoogte vloer Djumu c.a 25 m ) (hoogte nog inmeten) naar tappunten in Djumu +Belfonkondre 0-1600 l/h Flow meting
Snelfilter van RVS 1,6m diam. Hoogte vloer: 9 m
naar tappunten in Bendekondre en Asaubasu Watermeter
UV
langzame zand filters dubbele unit (Bestaand in Bendekondre) Hoogte vloer: 7,15 m
UV
Reinwaterpomp Djumu 2,5m3/h (met UV250) Reinwaterpomp Bendekondre 5m3/h (met UV3000) Hoogte vloer pomp buis 4,35 m < UV 3000 plaatsing naast pompen (onder dak) 5 tanks elk 1000 imp. gallons Hoogte vloer 6,35 m
Ruwwaterpomp 5 m3/h
Rivier (hoogte 0 m = minimum water niveau)
Schema Bendekondre, Asaubasu,Belfonkondre en Djumu voor de decentrale waterzuivering binnenland Suriname (c.a 640 inwoners ) J.Dekkers
15-okt-05
- 145 -
- 146 -