µ1DWXXUOLMNYHUERQGHQ¶ /HUHQGRHMHDOWLMGLQUHODWLHWRW
Voorwoord Kinderen, zijn ze niet wonderlijk? Vanaf het eerste moment dat ze er zijn, zijn ze adembenemend mooi. Al gauw zoekt de baby zijn weg naar de moederborst op zoek naar voeding, geborgenheid en liefde. De natuurlijke band tussen moeder en kind is gelegd. Het kind is afhankelijk van deze band. Zonder een moeder of vader kan hij niet overleven. De verbintenis die ontstaat is meestal vanzelfsprekend. Na de eerste vier jaar gaat het kind naar de basisschool. Alle kenmerkende eigenschappen van de mens heeft het kind zich dan al eigen gemaakt. Het kind heeft geleerd gedrag na te doen van zijn ouders en van andere familieleden en vrienden om zich heen. Maar het kind is nog niet ‘af’, er moet nog veel geleerd worden. En over dat verdere leren wordt verschillend gedacht. Opgroeien doet het kind het beste in een omgeving die veilig is en uitdaging biedt. Dit betekent op de Hoeve dat er eerst gewerkt wordt aan de relatie tussen het kind en de leerkracht. Er ontstaat een verbintenis die enkele jaren duurt en die zo vertrouwd is voor het kind, dat hij zich verbonden voelt met de leerkracht en de school. Op hetzelfde moment legt de leerkracht ook contact met de ouders. Samen dragen ze in de jaren die volgen zorg voor de ontwikkeling van het kind. ‘Natuurlijk verbonden’ is de naam van het schoolplan 2011-2015. Dit plan gebruikt het Hoeveteam om inhoud en richting te geven aan het dagelijkse leren van onze kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 13 jaar. Het is belangrijk om kinderen te leren leven in verbondenheid. Leren doe je immers altijd in relatie tot een ander. Zonder een betrokken medemens komt het kind niet tot ontwikkeling. Je hele leven ben je afhankelijk van anderen. Bedenk maar eens hoeveel mensenhanden bezig zijn geweest om jou ’s middags te laten genieten van je boterham met kaas. Wanneer je je bewust wordt van de wederzijdse afhankelijkheid van alle mensen, besef je ook je eigen verbondenheid met de mensen om je heen en de verantwoordelijkheid die dat met zich meebrengt. Succes in het leven kent vele vormen en sommige daarvan zijn bewonderenswaardiger dan andere. Vinden we het begeren van een hoog salaris, macht en aanzien belangrijk of zien wij succes liever terug in het hebben van liefdevolle relaties, groei van kwaliteiten of het plezier in het uitvoeren van je beroep? De huidige mens beantwoordt steeds vaker dat hij alles wil hebben. We proberen alle kansen te grijpen en keuzes maken hoeft niet meer, immers de hele wereld lijkt aan je voeten te liggen als je geld hebt. Materiële welvaart herbergt echter een groot gevaar in zich: als je eenmaal een bepaald materieel doel hebt bereikt, wil je meer. Een koekje is niet genoeg, je wilt het hele pak. Zo is het ook met het onderwijs gegaan de laatste decennia. In onze zoektocht naar materiële welvaart zijn we begonnen onze kinderen steeds eerder voor te bereiden op de maatschappelijke ladder die leidt naar een hogere economische status, in plaats van naar wijsheid en een gelukkig leven. De overmatige nadruk op toetsscores en resultaten op taal- en rekenonderwijs bereiken onze jonge kinderen. Laten we onze kinderen niet zo jong al afrekenen op toetsscores, resultaten of mindere capaciteiten. Geef ze voeding, geborgenheid, uitdaging en liefde en dan zullen we versteld staan van de prachtige kwaliteiten die zich dan bij hen openbaren. Namens het team van de Hoeve, Nancy de Graaff
‘Natuurlijk verbonden’, Schoolplan de Hoeve 2011 – 2015
3
Inhoudsopgave VOORWOORD
3
INHOUDSOPGAVE
4
INLEIDING
6
1. DE HOEVE, EEN LEEF- EN WERKGEMEENSCHAP
7
1.1. INLEIDING 1.2. KORTE BESCHRIJVING VAN DE SCHOOL 1.3. DE BASISPRINCIPES ALS GRONDSLAG VAN DE SCHOOL 1.3.1. De basisprincipes 1 t/m 5: de mens 1.3.2. De basisprincipes 6 t/m 10: de samenleving 1.3.3. De basisprincipe 11 t/m 20: de school 1.4. DE MISSIE VAN DE HOEVE 1.5. ZELFEVALUATIE 1.5.1. Het onderzoek onder de kinderen van de bovenbouw 1.5.2. Het onderzoek onder de ouders 1.5.3. Het onderzoek onder de teamleden 1.5.4. Het visitatierapport 1.5.5. Hoe nu verder met de resultaten van deze onderzoeken? 1.6. ONZE BELANGRIJKSTE STERKE EN MINDER STERKE PUNTEN 1.6.1. Sterke punten 1.6.2. Minder sterke punten 1.7. ONZE BELANGRIJKSTE KANSEN EN BEDREIGINGEN 1.7.1. Kansen 1.7.2. Bedreigingen 2. ONDERWIJSKUNDIG BELEID 2.1. INLEIDING 2.2. DOELSTELLING 2.3. OVER DE BETEKENIS VAN ‘LEREN’ 2.3.1. Kenmerken van wereldoriëntatie, een checklist 2.4. GROEPSSAMENSTELLING 2.5. ROOSTER 2.6. VAK- EN VORMINGSGEBIEDEN 2.6.1. Nederlandse taal 2.6.2. Rekenen en wiskunde 2.6.3. Engelse taal 2.6.4. Wereldoriëntatie 2.6.5. Kunstzinnige vorming 2.6.6. Bewegingsonderwijs 2.7. MULTICULTUREEL ONDERWIJS 2.8. OECUMENE 2.9. ZORG 3. PERSONEELSBELEID 3.1. INLEIDING 3.2. VERDELING VAN TAKEN EN WERKZAAMHEDEN 3.3. GESPREKKENCYCLUS 3.3.1. Functietoewijzing 3.3.2. Promotie 3.4. NASCHOLING 3.5. ARBEIDSOMSTANDIGHEDENBELEID 3.5.1. Veiligheid 3.5.2. Gezondheid en welzijn
7 7 7 7 8 8 9 9 9 10 10 10 11 11 11 12 13 13 15 16 16 16 17 17 19 19 20 20 21 22 22 24 25 25 26 26 27 27 27 28 28 29 29 29 29 30
4. KWALITEITSBELEID 4.1. INLEIDING 4.2. DEFINITIE KWALITEITSZORG 4.3. INRICHTING VAN ONZE KWALITEITSZORG 4.3.1. Inhoud 4.3.2. De Jenaplankernkwaliteiten 4.3.3. Externe en interne analyse 4.3.4. Evaluatie van visie en missie 4.3.5. Evaluatie van ons onderwijs 4.3.6 Collegiale consultatie 4.4. DE ZES CRITERIA 4.5. HUISVESTING 5. VERBETERPUNTEN IN 2011-2015 5.1. DE BLOKPERIODE 5.1.1. Naar een rijkere blokperiode in de verschillende bouwen 5.1.2. De ontwikkeling van zelfstandigheid van kinderen in de blokperiode 5.2. LEREN SAMENSPELEN 5.2.1. Wat is spelen? 5.2.2. Plagen of pesten? 5.2.3. Werkwijze 5.3. DAT’S ANDERE TAAL 5.4. LEZEN IN DE BOVENBOUW 5.5. REKENMETHODE 5.6. OECUMENE 5.7. LERENDE ORGANISATIE 5.8. ZORG 5.8.1. Wat is passend onderwijs op de Hoeve? 5.8.2. Zorgprofiel 5.8.3. Hoe wordt er gewerkt? 5.8.4. Wat willen we verbeteren? 5.9. INFORMATIE- EN COMMUNICATIETECHNOLOGIE (ICT) 5.10. SAMENWERKING MET EXTERNE INSTANTIES 6. PLAN VAN AANPAK 6.1. DOELEN 6.1.1. De blokperiode 6.1.2. Dat’s andere taal 6.1.3. Rekenmethode 6.1.4. Oecumene 6.1.5. Lerende organisatie 6.1.6. Zorg 6.1.7. ICT 6.1.8. Samenwerking met externe instanties 6.2. PLANNING 6.3. TOT SLOT
‘Natuurlijk verbonden’, Schoolplan de Hoeve 2011 – 2015
31 31 31 31 31 32 32 32 32 33 33 37 38 38 38 40 41 41 42 42 43 43 44 44 44 46 46 47 47 48 48 49 50 50 50 50 51 51 51 52 52 53 53 54
5
Inleiding Hoofdstuk 1, ‘De Hoeve, een leef- en werkgemeenschap’ is een korte beschrijving van de school gevolgd door de basisprincipes en de missie van de Hoeve. Om een goed beeld te krijgen van de school als geheel is een zelfevaluatie uitgevoerd. Naast de uitwerking van de enquêtes die zijn uitgevoerd onder de bovenbouwkinderen, ouders en teamleden, worden tevens de belangrijkste punten beschreven uit het visitatierapport dat geschreven is door een Jenaplanspecialist. Hoofdstuk 2, ‘Onderwijskundig beleid’ introduceert de doelstelling van de school en wat de betekenis is van leren. Aan de hand van een checklist maakt de lezer kennis met de wijze van leren als het gaat om wereldoriëntatie. Het hoofdstuk vervolgt met een verhaal over de groepssamenstelling en het rooster. ‘Vaken vormingsgebieden’ verwijst naar de verschillende zaakvakken en wijze waarop dat op de Hoeve wordt vormgegeven. Hoofdstuk 3, ‘Personeelsbeleid’ geeft inzicht in de verdeling van de taken en werkzaamheden van het personeel. Daarna wordt een indruk gegeven van de gesprekkencyclus, functietoewijzing, promotie en nascholing van leerkrachten. In dit hoofdstuk wordt tevens verwezen naar het arbeidsomstandighedenbeleid. Hoofdstuk 4, ‘Kwaliteitsbeleid’ beschrijft de definitie van kwaliteitszorg, gevolgd door de Jenaplankernkwaliteiten. Aan de hand van zes criteria worden voorbeelden geven van de wijze waarop wij inhoud geven aan het onderwijs. Tevens staan we stil bij de wijze waarop wij het onderwijs evalueren. Het hoofdstuk wordt afgesloten met onze visie op huisvesting. Hoofdstuk 5, ‘Verbeterpunten in 2011-2015’ geeft u een uitgebreid overzicht van de onderwijskundige ontwikkelingen die wij de vorige jaren in gang hebben gezet en de verbeterpunten voor de komende jaren. Hoofdstuk 6, ‘Plan van aanpak’ beschrijft de uitgangspunten die leidend zijn bij de uitvoering van de doelen die genoemd zijn. De planning maakt duidelijk op welk moment de ontwikkeling in gang wordt gezet en uitgevoerd moet zijn. In ‘Tot slot’ wordt afgesloten en wordt er een korte, kritische blik op het verleden, heden en de toekomst geworpen.
1. De Hoeve, een leef- en werkgemeenschap 1.1. Inleiding Dit hoofdstuk gaat over de context waarbinnen het onderwijs op onze school gestalte krijgt. Na een korte omschrijving van de school volgen samenvattingen van diverse onderzoeken die hebben plaatsgevonden in het kader van de zelfevaluatie. Daarna volgt een weergave van zowel de kansen en bedreigingen als de sterke en minder sterke kanten van onze school. Vervolgens geven wij met de opsomming van de basisprincipes en kernkwaliteiten onze visie op opvoeding en onderwijs, waarna we het geheel samenvatten in onze missie “Binnen de opvoeding het onderwijs".
1.2. Korte beschrijving van de school De Hoeve is een oecumenische Jenaplanbasisschool en staat sinds 1972 in de wijk Kantemars in Hoevelaken. Een wijk die qua bevolking breed is opgebouwd (sociaal, cultureel, financieel). We beschikken over vier groepen in de onderbouw, vijf in de middenbouw en vier in de bovenbouw. Op termijn verwachten wij geen belangrijke veranderingen met betrekking tot het aantal kinderen. Het bevoegd gezag heeft bepaald dat verdere groei niet toelaatbaar is, omdat daarmee de capaciteitsgrenzen van het schoolgebouw worden bereikt. Er werken op onze school m.i.v. 1 augustus 2011 tweeëntwintig onderwijsgevende personeelsleden, een secretaresse/ ICT-coördinator, een conciërge en een handvaardigheidondersteuner. Een aantal leerkrachten heeft zich gespecialiseerd in het begeleiden van kinderen die speciale zorg behoeven. Op 1 oktober 2010 zitten er 315 kinderen op school, verdeeld over dertien groepen. De Hoeve is een witte school en wordt bevolkt door kinderen afkomstig uit midden en hogere inkomensgroepen. De Hoeve heeft een grensoverstijgende functie, de kinderen uit de hele regio komen naar de Hoeve.
1.3. De basisprincipes als grondslag van de school De Hoeve is een Jenaplanschool. Op een Jenaplanschool zijn 20 uitspraken richtinggevend. We noemen ze basisprincipes.
1.3.1. De basisprincipes 1 t/m 5: de mens 1. 2.
3. 4. 5.
Elk mens is uniek; zo is er maar één. Daarom heeft ieder kind en elke volwassene een onvervangbare waarde. Elk mens heeft het recht een eigen identiteit te ontwikkelen. Deze wordt zoveel mogelijk gekenmerkt door:zelfstandigheid, kritisch bewustzijn, creativiteit en gerichtheid op sociale rechtvaardigheid. Daarbij mogen ras, nationaliteit geslacht, seksuele geaardheid, sociaal milieu, religie, levensbeschouwing of handicap geen verschil uitmaken. Elk mens heeft voor het ontwikkelen van een eigen identiteit persoonlijke relaties nodig: met andere mensen; met de zintuiglijke waarneembare werkelijkheid van natuur en cultuur; met de niet zintuiglijk waarneembare werkelijkheid. Elk mens wordt steeds als totale persoon erkend en waar mogelijk ook zo benaderd en aangesproken. Elk mens wordt als een cultuurdrager en -vernieuwer erkend en waar mogelijk ook zo benaderd en aangesproken.
‘Natuurlijk verbonden’, Schoolplan de Hoeve 2011 – 2015
7
1.3.2. De basisprincipes 6 t/m 10: de samenleving 6. 7.
Mensen moeten werken aan een samenleving die ieders unieke en onvervangbare waarde respecteert. Mensen moeten werken aan een samenleving die ruimte en stimulansen biedt voor ieders identiteitsontwikkeling. 8. Mensen moeten werken aan een samenleving waarin rechtvaardig, vreedzaam en constructief met verschillen en veranderingen wordt omgegaan. 9. Mensen moeten werken aan een samenleving die respectvol en zorgvuldig aarde en wereldruimte beheert. 10. Mensen moeten werken aan een samenleving die de natuurlijke en culturele hulpbronnen in verantwoordelijkheid voor toekomstige generaties gebruikt.
1.3.3. De basisprincipe 11 t/m 20: de school 11. De school is een relatief autonome coöperatieve organisatie van betrokkenen. Ze wordt door de maatschappij beïnvloed en heeft er zelf ook invloed op. 12. In de school hebben de volwassenen de taak de voorgaande uitspraken over mens en samenleving tot (ped)agogische uitgangspunt voor hun handelen te maken. 13. In de school wordt de leerstof zowel ontleend aan de leef- en belevingswereld van de kinderen als aan de cultuurgoederen die in de maatschappij als belangrijke middelen worden beschouwd voor de hier geschetste ontwikkeling van persoon en samenleving. 14. In de school wordt het onderwijs uitgevoerd in pedagogische situaties en met pedagogische middelen. 15. In de school wordt het onderwijs vorm gegeven door een ritmische afwisseling van de basisactiviteiten gesprek, spel, werk en viering. 16. In de school vindt overwegend heterogene groepering van kinderen plaats, naar leeftijd en naar ontwikkelingsniveau, om het leren van en zorgen voor elkaar te stimuleren. 17. In de school worden zelfstandig spelen en leren afgewisseld en aangevuld door gestuurd en begeleid leren. Dit laatste is expliciet gericht op niveauverhoging. In dit alles speelt het initiatief van de kinderen een belangrijke rol. 18. In de school neemt wereldoriëntatie een centrale plaats in, met als basis ervaren, ontdekken en onderzoeken. 19. In de school vindt gedrag- en prestatiebeoordeling van een kind zoveel mogelijk plaats vanuit de eigen ontwikkelingsgeschiedenis van dat kind en in samenspraak met hem. 20. In de school worden veranderingen en verbeteringen gezien als een nooit eindigend proces. Dit proces wordt gestuurd door een consequente wisselwerking tussen doen en denken.
1.4. De missie van de Hoeve Als team vinden wij dat op onze Jenaplanschool kinderen zich moeten kunnen ontwikkelen tot verantwoordelijke en zelfstandige personen. Al ons doen en laten op school vindt in eerste instantie plaats vanuit opvoedkundig perspectief met aandacht voor de totale ontwikkeling van het kind. Daarin vindt onderwijs plaats. Samengevat:
“Binnen de opvoeding het onderwijs”
1.5. Zelfevaluatie In het najaar van 2010, dus aan het einde van de looptijd van het schoolplan 2007 – 2011, heeft de school een zelfevaluatie uitgevoerd. Er zijn onderzoeken gehouden onder de bovenbouwkinderen, onder de ouders en onder de teamleden. Voorts heeft een extern, onafhankelijk, gerenommeerd instituut een visitatierapport geschreven. Van de drie onderzoeken en van het visitatierapport geven we in hoofdstuk 1.3.1 t/m 1.3.4. de belangrijkste conclusies weer.
1.5.1. Het onderzoek onder de kinderen van de bovenbouw Het is boeiend om de antwoorden van de 124 bovenbouwkinderen te lezen. Over school zijn de kinderen erg tevreden. Uit de benchmark, die opgebouwd is uit de ‘Algemene Tevredenheid vragen’ en toont hoe onze school ten opzichte van andere scholen scoort, blijkt dat bovenbouwkinderen vinden dat ze veel op school leren (cijfer: 8,7) en dat ze het leuk vinden op school (cijfer: 8,4). Over de stelling ‘Ik krijg genoeg aandacht van de juf en/of meester’, geeft 84 % aan het er een beetje of helemaal mee eens te zijn. 13 % is hierover neutraal. Wat verwachten deze bovenbouwkinderen van de leerkracht? Wat kunnen wij daar aan doen? Op de vraag: ‘De leerkracht luistert goed naar mij als ik hem/haar iets vraag’, antwoordt 67 % helemaal mee eens en 25 % beetje mee eens. 9 % van de kinderen geeft aan niet te durven zeggen in de klas wat hij wil. 72 % van de kinderen durft dat wel. In hoeverre zijn de Hoevekinderen mondig genoeg? Hoe leren we kinderen te verwoorden wat ze willen zonder dat ze het idee hebben alles te kunnen krijgen wat ze willen? Op de vraag: ‘Word jij weleens gepest op school?’ zegt 11 % vaak, 23 % soms en 66 % bijna nooit of nooit. ‘Pest jij weleens andere kinderen op school?’ 1 % zegt vaak, 10 % soms, 89 % bijna nooit of nooit. Wat veroorzaakt het verschil van beleving? Wanneer spreek je over pesten en wanneer is er sprake van plagen of ander gedrag dat als vervelend wordt ervaren? Hoe leren we kinderen rekening te houden met elkaar? In hoeverre maken de leerkrachten de kinderen bewust van hun (negatieve) gedrag? Op de stelling: ‘De leerkracht zorgt ervoor dat vervelende kinderen worden aangepakt’ antwoordt 40 % helemaal mee eens, 42 % een beetje mee eens en 18 % is neutraal of niet mee eens.
‘Natuurlijk verbonden’, Schoolplan de Hoeve 2011 – 2015
9
1.5.2. Het onderzoek onder de ouders In de periode van 13 september t/m 30 september 2010 is onderzoek gedaan naar de tevredenheid van ouders op de Hoeve. 47 ouders hebben de online enquête ingevuld. 98% van de ouders zouden de school wellicht, waarschijnlijk wel of zeker aanbevelen aan anderen. Alle ouders vinden dat hun kind voldoende of veel of heel veel leert op school. De benchmarkgrafieken, die zijn opgebouwd uit de ‘Algemene Tevredenheid vragen’ en tonen hoe onze school presteert ten opzichte van andere scholen, laten een positief beeld zien. Over het algemeen is men zeer tevreden (cijfer: 9,1). De onderwijsaanpak wordt als goed ervaren (cijfer: 8,5). Over de schooltijden is men tevens tevreden (cijfer: 7,6). De communicatie met school wordt door de ouders als goed ervaren (cijfer: 8,0). De wijze waarop het team de sfeer en normen en waarden hanteert, krijgt een uitstekende beoordeling (cijfer 8,7). Uit de benchmark blijkt dat ouders de school op alle terreinen met een 7 of meer waarderen. Over de tussenschoolse opvang is 70 % tevreden, over de naschoolse opvang is 75 % tevreden. Er kan geconcludeerd worden dat de uitbesteding van de opvang aan Stichting Kinderopvang Hoevelaken succesvol is geweest. De ouders vragen echter aandacht voor het controleren van het eten van het kind en de prijs van de TSO (€ 2,20 voor 1 ½ uur).
1.5.3. Het onderzoek onder de teamleden Op de stelling ‘Hoe tevreden bent u in z’n algemeenheid over wat u terugkrijgt van uw werk?’ zegt 50 % zeer tevreden te zijn, 42 % tevreden en 8 % is neutraal. Het contact met leerlingen motiveert de leerkrachten het meest. Over de communicatie met de leerlingen is 58 % zeer tevreden en 42 % tevreden. Over het algemeen zijn de leerkrachten tevreden over de relatie met ouders: 17 % zeer tevreden, 67 % tevreden en 16 % neutraal. De sfeer op school en in de klas wordt als goed ervaren. Er zijn duidelijke regels en men is zeer tevreden over de manier waarop de school met normen en waarden omgaat. 92 % van de leerkrachten heeft voldoende afwisseling in taken en vindt ook dat er een duidelijke en eerlijke taakverdeling is binnen het team. 34 % is zeer tevreden, 66 % is tevreden met de manier waarop hij zijn werk kan doen. Opvallend is dat 83 % van de medewerkers aangeeft het oneens te zijn met de stelling ‘Over het algemeen lukt het mij om mijn werk tijdens werktijd af te krijgen’. 17 % lukt dit wel. De werkdruk aan het begin van het schooljaar wordt als hoog ervaren. De invoering van een nieuwe spellingmethode, het gebruik van de laptops in de midden- en bovenbouw hebben voor een toename in werkdruk gezorgd. De leerkrachten zijn op de hoogte van het aantal uren dat zij moeten werken per dag (8,5 uur) en de normjaartaak van 1790 uur (fulltime). ‘De leermethoden die wij gebruiken geven zicht op de leeropbrengst’, 8 % is neutraal, de rest is het hier (helemaal) mee eens. Over de omgang met collega’s is iedereen zeer tevreden. Op de stelling: ‘De directie stuurt mij goed aan, is geïnteresseerd in mij, is competent, neemt de tijd voor mij, stimuleert onderlinge samenwerking en doet aan zelfreflectie’, reageren de leerkrachten met het antwoord (zeer) tevreden.
1.5.4. Het visitatierapport Aan Felix Meijer, Jenaplandeskundige van SYNEGO, is gevraagd een aantal dagen in de school mee te lopen. Aan zijn visie willen wij onze perceptie van de werkelijkheid toetsen. De onderzoeksvragen die gesteld zijn, geven een beeld van de stappen die genomen zijn met behulp van het schoolplan 2007-2011 ‘Ambitie’. Tevens geeft het inzicht in de onderwerpen die verdiept kunnen worden in het nieuwe schoolplan 2011-2015. Hij heeft ons een spiegel voorgehouden, zodat wij door middel van gesprek tot verdere ontwikkeling kunnen komen van de school.
In het visitatierapport staan aanbevelingen over het medeverantwoordelijk maken van kinderen, het uitbreiden van het pedagogisch handelen van de leerkrachten, hoe we betekenisvol taalonderwijs kunnen integreren tijdens de blokperiode en het implementeren van oecumene. Verder wordt het team er op gewezen trots te zijn op onze school.
1.5.5. Hoe nu verder met de resultaten van deze onderzoeken? Alle teamleden hebben de vier rapporten bestudeerd, noteerden wat zij belangrijk vonden en brachten dat in op de studiedag van maandag 25 oktober 2010. Aan de hand van een lijst met de belangrijkste verbeterpunten zijn onze kansen en bedreigingen te herleiden.
1.6. Onze belangrijkste sterke en minder sterke punten Naar aanleiding van zelfevaluatie kunnen we de volgende analyse maken van de sterke en minder sterke punten van onze school. Zowel de sterke als minder sterke punten willen we ontwikkelen. De vier sterke punten zijn kwaliteiten waar we iedere dag aan werken. Het hele team is overtuigd van deze kwaliteiten en we onderhouden ze door met elkaar in gesprek te blijven. De minder sterke punten zijn ontwikkelpunten. We willen deze onderwerpen meer verdiepen en cultiveren.
1.6.1. Sterke punten Als sterke punten zijn naar voren gekomen: • Het pedagogisch klimaat Uit de teamenquête blijkt dat de leerkrachten zich allemaal prettig voelen tussen de kinderen. Er is sprake van wederzijds respect en gezag in de groep. Uit de ouderenquête is naar voren gekomen dat de sfeer, normen en waarden een hoge waardering krijgen (cijfer: 8,7). Tevens wordt de communicatie en de relatie met de school hoog gewaardeerd (cijfer: 8,2). Het onderzoek onder bovenbouwkinderen geeft aan dat kinderen met plezier naar school toe gaan (cijfer: 8,4). Op de stelling: ‘De leerkracht luistert goed naar mij als ik hem/haar iets vraag,’ zegt 92 % dat ze het daarmee eens zijn. 84 % van de kinderen kan bij de leerkracht terecht als ze hulp nodig hebben. • Het leerplezier Bij de stelling: ‘De leerkracht legt goed en duidelijk uit’, is 88 % het er mee eens. 78,4 % van de bovenbouwkinderen geeft aan dat de leerkracht goed oplet of de les begrepen wordt. Op de stelling: ‘Ik leer veel op school.’, waardeert het bovenbouwkind de Hoeve met een 8,7. Als we vragen aan ouders: ‘Zijn er onderwerpen waar de school volgens u meer aandacht aan zou mogen besteden’, dan geeft 85 % aan: ‘Nee, ik ben tevreden.’ Volgens de ouders besteedt de school extra aandacht aan ‘ Wetenschap en Techniek’ (26 %), Cultuur (48 %), Sport (6 %). De ouders zijn over het algemeen zeer tevreden over de Hoeve en waarderen de school met een 9,1. Uit de teamenquête blijkt dat leerkrachten zich gewaardeerd voelen en het gevoel hebben wat te betekenen voor andere mensen door het doen van hun werk (91,7 %). Hieruit kan worden afgeleid dat de leerkrachten op de Hoeve met veel plezier inhoud geven aan het opvoeden en onderwijzen van kinderen.
‘Natuurlijk verbonden’, Schoolplan de Hoeve 2011 – 2015
11
• Teamfunctioneren In de enquête die onder teamleden is gehouden, kan uit de benchmark de volgende conclusie worden getrokken: de leerkrachten doen met veel plezier hun werk en krijgen daar veel voldoening voor terug. Ook de ouders en de bovenbouwkinderen geven aan de contacten met het team zeer op prijs te stellen. • De zorg Op de vraag of er aandacht is voor speciale talenten van kinderen antwoordt 73,3 % van de ouders dat ze (zeer) tevreden zijn. 84,4 % van de ouders geeft aan (zeer) tevreden te zijn over de aandacht voor speciale behoeften van kinderen. Op het stimuleren van zelfstandig werken wordt door 95,7 % van de ouders (zeer) tevreden gereageerd. Uit de teamenquête blijkt dat 91,7 % van de leerkrachten het (helemaal) eens is met de stelling: ‘Ik krijg ondersteuning bij de aanpak van kinderen met een probleem/rugzakje.’ 100 % van de leerkrachten reageert met (helemaal) mee eens op de volgende vraag: ‘De school waarop ik werk heeft ervaring en deskundigheid als het gaat om kinderen met een probleem/rugzak.’
1.6.2. Minder sterke punten •
Blokperiode De blokperiode is een periode van ongeveer 60 minuten, in de onderbouw 2 x per dag, in de midden- en bovenbouw 1 x per dag. In de blokperiode wordt de inhoud bepaald door wereldoriëntatie. Wereldoriëntatie wordt vormgegeven door middel van projecten die in een betekenisvolle context aan de orde worden gesteld. Hier vindt de integratie van alle tot dan toe geleerde vaardigheden plaats. We willen de inbreng van kinderen meer betrekken bij het uitvoeren van de projecten. Het is tevens van belang dat leerkrachten meer rekening leren houden met de leerstijlen en verschillende intelligenties van kinderen. Dat wordt nu nog niet structureel in het onderwijsaanbod meegenomen.
•
Oecumene De school is er met de uitwerking van het vorige schoolplan in geslaagd de identiteit van de school uit te dragen. Het is voor ouders duidelijk dat er aandacht wordt besteed aan levensbeschouwelijke vraagstukken en aan andere godsdiensten (zie uitslag enquête). Het team ambieert een cyclus projecten te maken waarin aandacht is voor oecumene in combinatie met de Jenaplanbasisprincipes. Daarin staan vragen van kinderen centraal en willen we op zoek gaan naar antwoorden en kennisvragen met betrekking tot de vijf wereldgodsdiensten (Christendom, Jodendom, Islam, Boeddhisme, Hindoeïsme) en levensbeschouwing in het algemeen. Met het invoeren van het vorige schoolplan heeft het vastleggen van het inhoudelijke aanbod van oecumene nog onvoldoende structuur gekregen. We hebben de inhoud van oecumene nog niet in een meerjaren cyclus vastgelegd.
•
Taal Er zijn drie leerlijnen van ‘Dat’s andere taal’ uitgewerkt. De komende jaren willen we nog vijf andere leerlijnen uitwerken. We willen betekenisvol taalonderwijs geven aan de kinderen, zodat ze zich bewust worden van het belang van goed (schriftelijk) taalgebruik. Het is belangrijk acht leerlijnen van taal vast te leggen. We zijn begonnen met het maken van een handleiding en leerlingenkaarten. Het taalaanbod is nog onvoldoende schriftelijk vastgelegd.
•
Lerende organisatie Onze school is een goede school met een goed team, betrokken ouders en kinderen die graag willen leren. Hoe worden we een betere school? Als team zien we de verschillen tussen mensen(kinderen) en erkennen die ook. Hoe maken we nog meer gebruik van de verschillen in ons team? Profiteren we voldoende van elkaars kwaliteiten? De verschillen tussen kinderen begrijpen, betekent dat je ook verplicht bent je echt in te leven in de ander en de kinderen nauwer te laten samenwerken. Om kinderen gelijke kansen te bieden in het onderwijs is een persoonlijke aanpak nodig. De uitdaging van deze aanpak ligt in het proberen het verschil te begrijpen en er productief mee te werken. Het is tevens van belang om de aansturing van de groep als geheel niet uit het oog te verliezen. We moeten een beter en diepgaander inzicht krijgen in mensen(kinderen) dan ooit tevoren en daarom moeten we in onze school een voortdurende nieuwsgierigheid inbouwen om onszelf en elkaar te begrijpen. Als we kinderen alle mogelijkheden willen bieden om zich te ontwikkelen, dan moet dat gebeuren vanuit echt onderling begrip. Pas dan kan je werken aan leef- en werkgemeenschap en zal er sprake zijn van een groot saamhorigheidsgevoel.
1.7. Onze belangrijkste kansen en bedreigingen Naar aanleiding van zelfevaluatie kunnen we de volgende analyse maken van de kansen en bedreigingen voor de komende vier jaar.
1.7.1. Kansen De belangrijkste kansen voor onze school: •
Betrokkenheid en motivatie van het team Het welslagen van een school staat of valt met de betrokkenheid en motivatie van teamleden om zich in te zetten voor kwalitatief goed Jenaplanonderwijs. De teamleden werken in zogenaamde bouwteams die zelfverantwoordelijk willen gaan functioneren. Leidend is daarbij de durf elkaar aan te spreken op de inhoud van ons werk: het opvoeden en onderwijzen van kinderen. •
Zorgstructuur Onze zorgstructuur is vorm gegeven vanuit de individuele benadering. Dit sluit aan bij een van onze basisprincipes: ‘Elk mens is uniek, zo is er maar één’. We kijken naar het totale kind en bepalen dan welke begeleiding het beste aansluit. In de school wordt in eerste instantie aandacht besteed aan het welbevinden van het kind. Als een kind met plezier naar school toe gaat, wil het ook graag leren. We kijken tevens naar het gedrag van het kind en leren het kind de normen en waarden die wij als team waardevol achten.
Het leerstofaanbod is vanzelfsprekend vastgelegd. De meeste kinderen krijgen binnen dit aanbod herhalings- en/of verrijkingsstof aangeboden door de leerkracht. Wanneer een kind trager leert, kan het gebruik maken van een tweede leerlijn voor spelling en rekenen. De nadruk van het leren ligt dan vaak op het herhalen van de leerstof. Het praktisch leren handelen is voor alle kinderen belangrijk. Voor kinderen die meer pragmatisch zijn ingesteld is het mogelijk meer opdrachten te krijgen die het handelen stimuleren.
‘Natuurlijk verbonden’, Schoolplan de Hoeve 2011 – 2015
13
Voor de begaafde kinderen is een leerlijn ontwikkeld voor rekenen en het toepassen van de aangeleerde vaardigheden, kennis en attitude. Het kind krijgt een complexe opdracht die hij moet oplossen door zijn opgedane vaardigheden en kennis toe te passen. Het is voor kinderen mogelijk een eigen leerroute te volgen. Dit betekent voor het begaafde kind bijvoorbeeld wiskunde, Spaans en werkstukken maken over moeilijke onderwerpen. Alle leerkrachten op de Hoeve zijn generalisten, alle activiteiten worden door de (stamgroep)leerkracht verzorgd. Meerdere leerkrachten hebben een opleiding gevolgd voor speciaal basisonderwijs of zijn specialist op een bepaald terrein. Door de invoering van de functiemix is het mogelijk een aantal leerkrachten te benoemen in een LBfunctie. Tevens maakt de regering het voor leerkrachten mogelijk een studiebeurs aan te vragen. Door deze financiële impulsen kunnen leerkrachten zich verder scholen. Hierdoor is het team op termijn nog beter in staat de kinderen begeleiding op maat te bieden.
•
Personeelsbeleid Er ontstaat een nieuw ideaal van ‘persoonlijk leiderschap’, dat niet meer gericht is op het geven van orders en opdrachten, maar waarin oog is voor de kinderen met wie je werkt en voor hun talenten en mogelijkheden. Dat vraagt om zelfinzicht en zelfreflectie, om inzicht in eigen gedrag en functioneren. Aan leerkrachten worden andere eisen gesteld dan tien jaar geleden: meer communicatief, minder autoritair, met meer oog voor de kwaliteiten van kinderen en de verschillen hierin. Betrokken, met hart en ziel voor de school en de kinderen, maar niet zonder oog voor de ‘resultaten’. Om te kunnen voldoen aan de eisen van de huidige tijd wordt aan teamleden ieder jaar gevraagd een zogenaamd ‘Maatjesgesprek’ te houden. Twee teamleden gaan samen in gesprek over hun persoonlijke ontwikkeling en loopbaanperspectief. Na afloop beschrijven zij ieder drie ontwikkelingspunten waaraan zij dat jaar willen werken. De directeur nodigt de teamleden een keer per jaar uit voor een functioneringsgesprek. De inhoud van het ‘Maatjesgesprek’ wordt tijdens het functioneringsgesprek besproken. Tevens vindt er een keer per jaar een beoordelingsgesprek plaats. Teamleden krijgen steeds meer de kans hun eigen ambities waar te maken en dat wordt gestimuleerd door het aanbieden van een loopbaanperspectief (LA en LB functies).
•
Eénpitter (een bestuur met de verantwoordelijkheid voor één school) Het bestuur heeft besloten als éénpitter door te gaan. De Hoeve is een aantrekkelijke samenwerkingspartner voor anderen, vanwege een stabiel leerlingenaantal en een gezonde financiële positie. Door intensief samen te werken heeft de directie in combinatie met de intern begeleidsters en secretaresse een professionele werkwijze ontwikkeld. Het management is dienstbaar aan het onderwijskundig personeel en is voor een korte periode onderling vervangbaar. De komende jaren willen we de onderlinge samenwerking optimaliseren door nog meer uit te gaan van elkaars kwaliteiten en interesses. Het éénpitterschap maakt het mogelijk dat teamleden van de Hoeve, medezeggenschapsraad, ouderraad en bestuur een grote, rechtstreekse invloed kunnen uitoefenen op het reilen en zeilen van de school.
1.7.2. Bedreigingen De belangrijkste bedreigingen voor onze school: •
Versnippering Het aantal deeltijdwerkers in het team van de Hoeve is in de periode 2007 -2011 opnieuw toegenomen. Door deze versnippering wordt het moeilijk voltallig te vergaderen. De zorg voor een goede overdracht kost veel tijd van het schoolteam.
•
Eisen De eisen die door de samenleving aan de school gesteld worden, staan soms op gespannen voet met de idealen van een Jenaplanschool. Zo moet er meer aandacht komen voor individuele kinderen, maar maatwerk staat op gespannen voet met schaalvergroting (grotere klassen), en met de tendens tot standaardisering (zoals tot uiting komt in een uniforme maat als de Cito-toets). En het is moeilijk te realiseren met de grotere diversiteit aan leer- en gedragsproblemen (‘kinderen met een rugzakje’). De resultaten van onze inspanningen worden steeds vaker beschouwd als een meetbaar product, terwijl naar ons inzicht de ontwikkeling van kinderen tot verantwoordelijke en zelfstandige personen niet aan een objectieve meetbare norm te toetsen valt.
•
Bezuiniging op onderwijs Het regeerakkoord van de coalitiepartners VVD en CDA, gesteund door de PVV, kent voor het onderwijs ongekende maatregelen bij de invoering van Passend Onderwijs. De regering gaat onder andere bezuinigen op de leerlinggebonden financiering (LGF). De kinderen van de Hoeve komen uit de hele regio. Wij vinden het belangrijk deze kinderen een plek te geven in de school. Dit betekent dat wij uit principe geen kinderen verwijzen naar het speciaal basisonderwijs. Om kwalitatief goed onderwijs te bieden aan alle kinderen is het wenselijk kleine groepen te hanteren. Om kinderen met een leerachterstand de juiste begeleiding te bieden is een remedial teacher en intern begeleider onontbeerlijk in de school. In augustus 2012 is er duidelijkheid over de financiële consequenties voor de Hoeve. Minder inkomsten zullen leiden tot het maken van bepaalde keuzen die invloed hebben op het aannamebeleid en het zorgprofiel van de school.
•
Individualisme De moderne mens komt steeds meer los te staan van de gemeenschap waarin hij opgroeit. De persoonlijke ontwikkeling en de rechten die men denkt te mogen opeisen, maken het moeilijk een leef- en werkgemeenschap op te bouwen. Het recht van de mens die het hardst schreeuwt lijkt vaker wat op te leveren dan de mens die integer zijn pleidooi houdt. Mensen hebben steeds meer de neiging zichzelf voorop te stellen en verliezen daarbij de anderen uit het oog. Een Jenaplanschool is een leef- en werkgemeenschap die uitgaat van de natuurlijke behoefte van de mens om betrokken te zijn bij die gemeenschap. Daarbij is gericht aandacht nodig voor sociale vaardigheden en omgangsvormen. Steeds vaker wordt de school geconfronteerd met mensen die een eigen koers willen varen, zonder rekening te houden met het algemene belang van de school namelijk: het opvoeden en onderwijzen van de kinderen. We moeten hier weerstand aan bieden. Alle mensen die betrokken willen zijn bij de Hoeveschool moeten antwoord zien te vinden op de vraag: hoe bouwen we gezamenlijk een leef- en werkgemeenschap?
‘Natuurlijk verbonden’, Schoolplan de Hoeve 2011 – 2015
15
2. Onderwijskundig beleid 2.1. Inleiding Allereerst besteden we in hoofdstuk 2.2 aandacht aan onze centrale doelstelling: de Hoeve als leef- en werkgemeenschap en wereldoriëntatie als hart van ons onderwijs. We gaan in op de verhouding tussen wereldoriëntatie en cursorisch onderwijs. In het hoofdstuk 2.3 ‘Over de betekenis van leren’ noemen we een aantal kenmerken waar het leren op de Hoeve volgens de ideeën van het Jenaplan aan zou moeten voldoen. We maken een soort checklist die we de komende vier jaar regelmatig ter hand kunnen nemen als we over de betekenis van leren praten. We besteden kort aandacht aan de samenstelling van de groepen en de verdeling van tijd (rooster). Uitgebreid staan we daarna in hoofdstuk 2.6 stil bij de verschillende vak- en vormingsgebieden. Die worden besproken vanuit de vraag: welke leerstof moet in een cursus aan de orde komen en welke leerstof in de eigen stamgroep in samenhang met wereldoriëntatie. Na een opmerking in hoofdstuk 2.7 over multicultureel onderwijs, komt tot slot in hoofdstuk 2.8 de zorg aan de orde.
2.2. Doelstelling Een Jenaplanschool is een leef- en werkgemeenschap waar het gaat om het ontwikkelen van een positieve betrokkenheid bij het wel en wee van de ander. Het gaat om het leren begrijpen van mensen en situaties, zodat we elkaar niet buitensluiten, maar elkaar aanvullen. Het gaat om empathie en sympathie, die ook de ander uitnodigt tot zorg, behulpzaamheid en vriendelijkheid. Leren doe je het beste in een coöperatieve cultuur. Daar is gerichte aandacht nodig voor sociale vaardigheden en omgangsvormen zoals samenwerken, helpen, samen beslissen, samen spelen, etc. Bij de inrichting van het leerplan is de wijze waarop een jong kind de wereld verkent centraal gezet. Een kind is vanaf zijn geboorte geïnteresseerd in alles wat hij tegenkomt. Elk kind heeft op zijn eigen niveau een haast onstuitbare drang om de wereld te verkennen. Kinderen gaan vanzelf op zoek naar bodemdiertjes, zijn nieuwsgierig naar hoe opa en oma zijn opgegroeid en hebben interesse in hoe een vulkaan werkt. Het is niet logisch dat we geschiedenis, aardrijkskunde en biologie pas aanbieden in de bovenbouw. Vanuit het perspectief van een kind is het niet logisch om de wereld te verdelen in vakken. Kinderen aanschouwen en onderzoeken de wereld als geheel en daarom is het van belang het onderwijsaanbod af te stemmen op de behoefte van het kind. Op de Hoeve is wereldoriëntatie het hart van ons onderwijs. De kennismaking met de wereld doen wij door middel van projecten. Daarnaast zijn er cursussen die ten dienste staan van wereldoriëntatie. In alle bouwen wordt er iedere dag projectmatig gewerkt. In de onderbouw zijn alle leerstofinhouden gekoppeld aan het onderwerp van het project. In de midden- en bovenbouw zijn een aantal vakken niet geïntegreerd in wereldoriëntatie, waardoor er per dag een uur aan het project gewerkt wordt. De vakken aanvankelijk lezen, technisch lezen, schrijven, spelling, rekenen en begrijpend lezen worden als cursus aangeboden en niet structureel in het project geïntegreerd. Dit is een bewuste keuze. Om de kwaliteit en continuïteit van het onderwijsaanbod te handhaven, hebben we gekozen voor een methodische aanpak van deze vakken.
Bij de bespreking van de verschillende vak- en vormingsgebieden in hoofdstuk 2.6 zullen we dieper ingaan op de relatie tussen wereldoriëntatie en cursorische vorming. Daarbij letten we vooral op het realiseren van meer samenhang tussen wereldoriëntatie en de cursussen. De Stichting LeerplanOntwikkeling (SLO) heeft voor Jenaplanscholen een leerplan voor wereldoriëntatie geschreven. Dat leerplan bestaat uit 7 ervaringsgebieden. Met het gebruik van deze 7 ervaringsgebieden komt de Hoeve enerzijds tegemoet aan de door de overheid geformuleerde ‘eisen van deugdelijkheid’ en behouden we anderzijds voldoende ruimte voor een eigen invulling van wereldoriëntatie. Zie voor externe verantwoording met betrekking tot wereldoriëntatie ook hoofdstuk 2.6.4.2 Stamgroepwereldoriëntatie.
2.3. Over de betekenis van ‘leren’ Het overbrengen van kennis, inzichten, vaardigheden en attituden aan kinderen, kortom leren, is de pedagogische en didactische taak van de school. Leren is sociaal leren. Zonder de aanwezigheid van één ander mens, kun je je als kind niet volwaardig ontwikkelen. Omdat het leren altijd in een sociale context vorm krijgt, is het van belang deze sociale context duidelijk te formuleren. In de stamgroep creëert de leerkracht een pedagogische situatie door gebruik te maken van de dynamiek van een groep kinderen. Een groep kinderen is altijd nieuwsgierig en de kinderen tintelen van energie en vragen die er leven. De leerkracht roept een spanning op door prikkelende vragen te stellen en elk kind van de groep wordt geprikkeld en gedreven om te handelen en actief deel te nemen aan de activiteit. Betrokkenheid van de kinderen en de leerkracht is het uitgangspunt om tot leren te komen. De opmerkingen in dit hoofdstuk hebben betrekking op ‘leren’ in algemene betekenis, maar omwille van de duidelijkheid richten we ons op taal en wereldoriëntatie. Van wereldoriëntatie is sprake als aan de onderstaande uitgangspunten tegemoet wordt gekomen (uit: Both: "Jenaplanonderwijs op weg naar de 21e eeuw").
2.3.1. Kenmerken van wereldoriëntatie, een checklist a)
Bij wereldoriëntatie leren kinderen zelf. Je kunt iemand niet ‘laten leren’, leren kun je alleen als je dat zelf wil doen. Als een kind iets wil leren (intrinsieke motivatie) dient dat gehonoreerd te worden. Je kunt als leerkracht zo veel mogelijk tegemoet komen aan de wens van kinderen om te leren. Dat kan op drie manieren. • Ingaan op wat kinderen vragen: ‘Mogen we een verslag maken over Greenpeace?’ • Leerkrachten kunnen de interesse van kinderen prikkelen: ‘Dit is nu al de derde keer dat op die kruising een ongeval plaatsvindt. Hoe zou dat komen? Kunnen we dat niet eens uitzoeken?’ • Aandachtig nagaan hoe kinderen op het aanbod van de leerkracht reageren. ‘Heb je die foto’s van oud-Hoevelaken op de ontdektafel gezien? Wat weet je al over vroeger?’
b)
Bij wereldoriëntatie is er een grote verscheidenheid aan leersituaties. Kinderen leren niet allemaal op dezelfde manier. Er zijn grote verschillen in aanleg, tempo, leerstijlen, soorten intelligenties en dominantie van bepaalde zintuigen. Op de Hoeve moedigen we de ontwikkeling aan van meervoudige intelligenties. Dus is ons onderwijs niet alleen gericht op taal en rekenen, maar stimuleren wij ook vaardigheden zoals bewegen, omgaan met afbeeldingen, omgaan met anderen, de natuur of met jezelf. Dit heeft tot gevolg dat we een grote verscheidenheid aan leersituaties willen creëren, zoals: onderzoeken, onderhandelen, luisteren, ontwerpen, maken, organiseren, zorgen, kijken, verbeelden, beschouwen, spelen, vieren, samenwerken. Dat die grote verscheidenheid aan leersituaties bijdraagt aan de ontwikkeling van kennis, inzichten, vaardigheden en attituden vertelt een illustratie aan het einde van dit hoofdstuk. De illustratie is overgenomen uit een brochure van het APS over het gebruik van de hersenen.
‘Natuurlijk verbonden’, Schoolplan de Hoeve 2011 – 2015
17
c)
Bij wereldoriëntatie gaat het om levensechte situaties. • Niet de boeken over vlinders, maar vlinders zelf. • Niet ‘Informatie Junior’ over de boerderij, maar op excursie naar de boerderij. • Niet uitleggen wat democratie is, maar overleg en discussie in het schoolparlement. • Niet voorrangsregels op het bord bespreken, maar naar de kruising op de hoek gaan. • Niet uitleggen wat brailleschrift is, maar een visueel gehandicapte uitnodigen. • Niet bespreken hoe draagconstructies werken, maar bruggen van papier maken.
d)
Bij wereldoriëntatie leer je samen met anderen. Leren doe je samen met anderen. Niet alleen vanwege de sociale ontwikkeling, ook omdat ‘het samen zoeken naar oplossingen, argumenteren, overwegen enz. leidt tot een kwalitatief betere cognitieve ontwikkeling.’
e)
Bij wereldoriëntatie is er sprake van betrokkenheid. Elke leerkracht kent die momenten van wereldoriëntatie wel waarin: • • •
Kinderen intens, enkel en alleen op hun doel, Uiterst geconcentreerd bezig zijn, Met het gevoel de situatie machtig te zijn.
Het ervaringsgericht onderwijs spreekt van ‘een geconcentreerde, aangehouden en tijdvergeten activiteit, waarbij de persoon zich openstelt, geboeid is en een grote mate van energie vrijmaakt.’ f)
Bij wereldoriëntatie is er sprake van integraal leren. Ook bij wereldoriëntatie worden kinderen als totale persoonlijkheid gezien waarbij er geen scheiding gemaakt wordt tussen voelen, willen, denken en doen.
g)
Bij wereldoriëntatie is een combinatie van incidenteel en intentioneel leren. Incidenteel leren is onbedoeld leren. Kinderen spelen, maar leren tegelijk heel veel. Dit is een manier van leren die vooral erg aanslaat bij jonge kinderen. Zonder dat het kind zich bewust is van hetgeen het wil leren, ontwikkelt het allerlei kennis, vaardigheden, attituden en inzichten. Tijdens gesprekken komt regelmatig incidenteel leren voor als kinderen iets van ouderen horen. Bij wereldoriëntatie waar kinderen het leren als een belevenis ervaren, is er regelmatig sprake van incidenteel leren. Intentioneel leren is bedoeld leren. Het kind kiest voor hetgeen het wil leren. Meestal is het kind dan iets ouder en zich bewust van wat hij wil leren. Het eigen maken van de topografie van Nederland of het foutloos kunnen schrijven van een brief zijn voorbeelden van intentioneel leren.
h)
Bij wereldoriëntatie moeten we kinderen leren hoe te leren. Zelfs in het voortgezet onderwijs blijkt nog hoe moeilijk het is om volgens een logische, stapsgewijze aanpak een werkstuk te maken. Vaak zie je dat kinderen maar een willekeurig onderdeel van het onderwerp aanpakken en uitwerken. Het is vooral voor jonge kinderen moeilijk hun enthousiasme voor een onderwerp te vertalen in concrete stappen. ‘Wij willen graag een tentoonstelling maken over judo maar hoe moeten we dat doen?’ Leerkrachten leren kinderen met een stappenplan te werken. Een voorbeeld: • Schrijf eens op wat je al weet over judo en wat je al hebt (judokleren). Doe dat in de vorm van een woordweb (actualiseren van voorkennis). • Schrijf op wat je graag wilt weten. • Hoe denk je een antwoord op die vragen te kunnen krijgen (operationaliseren van vragen ->kun je het onderzoeken, aan iemand vragen, ergens nalezen). • Ga op zoek naar de antwoorden. • Schrijf ze op in een verslag en/of maak een presentatie.
i)
Bij wereldoriëntatie zijn zowel de inhoud als het proces van belang. De kans bestaat dat er bovenmatig veel aandacht bestaat voor het proces, de wijze waarop kinderen leren. We mogen dit echter niet los zien van de inhoud, het geleerde. We komen daar later, bij de bespreking van de ervaringsgebieden op terug.
Onderstaand schema vertelt veel over de wijze waarop mensen leren.
2.4. Groepssamenstelling Het onderwijs op de Hoeve wordt gegeven in heterogene groepen, de zogenaamde stamgroepen. In de onderbouw kennen we vier stamgroepen. In elke onderbouwstamgroep zitten kinderen van leerjaar 1 en 2. In de middenbouw kennen we vijf stamgroepen. In elke middenbouwstamgroep zitten kinderen van leerjaar 3, 4 en 5. Ook in de bovenbouw kennen we vier stamgroepen. In elke bovenbouwstamgroep zitten kinderen van leerjaar 6, 7 en 8. Door deze constructie is het mogelijk de middenbouwgroepen niet boven de 26 kinderen uit te laten stijgen. De aanname van kinderen is gebaseerd op maximaal 32 kinderen in een bovenbouwgroep. De lees- en rekeninstructie vindt plaats in de zogenaamde jaargroepen. Iedere morgen gaan alle kinderen uit groep 4 t/m 8 naar de rekeninstructie. Groep 3 krijgt op dat moment leesinstructie. Op de woensdagmorgen is er ook instructie voor begrijpend lezen aan kinderen van groep 4 t/m 8. Dit gebeurt ook in de jaargroep. Huishoudelijk en inhoudelijk overleg vindt in elke afzonderlijke bouwgroep plaats. Inhoudelijk overleg met het hele team vindt elke eerste dinsdagmiddag van de maand plaats.
2.5. Rooster Het schooljaar omvat gemiddeld 902 uur voor de groepen 1 t/m 4 en 1000 uur voor de groepen 5 tot en met 8. Er wordt gewerkt met een werkweek van 25,75 uur, verdeeld over 4 dagen van 5,5 uur en een woensdag van 3,75 uur. Een schooljaar bestaat uit gemiddeld 40 weken. De kleutergroepen gaan 4 dagen per week naar school (op vrijdag zijn zij vrij.) Bij het vaststellen van vakanties sluit de Hoeve zich aan bij het landelijk vastgestelde rooster en bij de uitkomsten van het overleg in de LEA-vergaderingen (Lokaal Educatieve Agenda) van de Gemeente Nijkerk.
‘Natuurlijk verbonden’, Schoolplan de Hoeve 2011 – 2015
19
2.6. Vak- en vormingsgebieden
2.6.1. Nederlandse taal In onze vorige schoolplannen spraken we al over de wens om het taalonderwijs meer in samenhang te maken met wereldoriëntatie. In de betreffende periode (2003-2007) hebben we ons grotendeels geconcentreerd op de invoering van wereldoriëntatie door veel aandacht te schenken aan de driejaarlijkse cyclus van schoolbrede projecten en aan de ontwikkeling van stamgroepwereldoriëntatie. In het schoolplan (2007-2011) zijn we verder gekomen met de integratie van taal en wereldoriëntatie. We hebben drie leerlijnen uitgewerkt van ‘Dat’s andere Taal, bouwstenen voor levend taalonderwijs’, een uitgave van de Nederlandse Jenaplanvereniging en de Freinetbeweging (zie: www.jenaplan.nl, rubriek leerkrachten, rubriek ontwikkeling basisonderwijs). Het taalonderwijs op de Hoeve willen we niet gedicteerd zien door een kant-en-klare methode. We willen het taalonderwijs betekenisvol aanbieden en hebben onze manier van werken gevonden in de beschrijving van ‘Dat’s andere Taal’ en ‘Taal in andere vakken’ (SLO: Instituut voor Leerplanontwikkeling). Taalonderwijs wordt volgens deze uitgaven gestuurd door opvattingen over: a)
De betekenis van leren In hoofdstuk 2.3 van dit schoolplan hebben we onder woorden gebracht wat werkelijk leren voor ons betekent.
b)
Het pedagogisch klimaat Taalonderwijs zoals ons dat voor ogen staat, is alleen mogelijk als kinderen werkelijk gemotiveerd zijn. Kinderen raken gemotiveerd als de taken betekenisvol zijn en het de leerkracht lukt om een stimulerende omgeving te creëren. Een uitnodiging schrijven die je echt opstuurt, motiveert meer dan een uitnodiging schrijven als oefening. Het is tevens van belang dat het kind zich veilig en aanvaard voelt in de groep en dat hij zelfstandig opdrachten kan uitvoeren.
c)
De functie van taal De functie van ons taalonderwijs richt zich op ordening, communicatie en expressie. Met taal, o.a. een grote woordenschat, kunnen we onze wereld ordenen en begrijpelijk maken. Door middel van taal communiceren we. Ook geeft taal ons de mogelijkheid onze gevoelens en gedachten op een creatieve wijze te uiten. ‘Een kind op een onbewoond eiland zal nooit leren spreken, want hij heeft geen voorbeeld en gesprekspartner.’ Dit betekent dat we op onze school moeten zorgen voor ‘een rijke taalomgeving die kinderen prikkelt en goede voorbeelden toont.’
d)
Levensechte taalgebruikssituaties Er zijn nogal wat termen bedacht voor levensecht leren: ervaringsgericht, ontdekkend, functioneel, natuurlijk, interactief, levend. Laten we het met een voorbeeld duidelijk maken: ‘Kinderen die een brief schrijven aan de burgemeester om zijn hulp te vragen, willen dat netjes en zonder fouten doen.’ Zulke authentieke, levensechte taalgebruikssituaties streven we na.
e)
De taak van de school in de samenleving Waarom gaat een kind naar school? • Antwoord 1. Een kind gaat naar school om vaardigheden te leren, om te leren lezen, schrijven en rekenen. Elke vaardigheid is toetsbaar. Dus kan en moet de school dat snel, methodisch en efficiënt doen. De economische participatie. • Antwoord 2. Een kind gaat naar school om gevormd te worden. Het onderwijs is dus kindvolgend en maatschappijvolgend. De sociale participatie. • Antwoord 3. Een kind gaat naar school om toegang te krijgen tot de beschaving. Onderwijs is gericht op deelgenoot worden van de culturele gemeenschap. De culturele participatie. Het accent op de Hoeve ligt bij de sociale participatie.
Wij zien als hoofddoel van het taalonderwijs: ‘ In een leerrijke omgeving bij kinderen de drie taalfuncties, ordening, communicatie en expressie, helpen te ontwikkelen in functionele en echte situaties.’ Dit hoofddoel wordt in de publicatie ‘Dat’s andere taal’ met specifieke werkdoelen uitgewerkt. Deze werkdoelen krijgen vorm in zogenaamde leerlijnen. Van elke leerlijn wordt in een overzichtelijke matrix aangegeven: • • •
•
Een fasering ofwel niveaubepaling, niet te verwarren met de niveaus van een jaarklassensysteem of met een niveau dat aan het eind van de onder-, midden- of bovenbouw bereikt moet worden. Levensechte situaties: leermomenten waarin de leerstof door kinderen als functioneel en noodzakelijk wordt ervaren. Vaardigheden: In onderwijs dat door een taalmethode wordt bepaald worden alle afzonderlijke vaardigheden meestal afzonderlijk ingeoefend: lezen tijdens de leesles, schrijven tijdens de schrijfles, spelling tijdens de spellingles. In ‘Dat’s andere Taal’ gaat het omgekeerd: in levensechte taalsituaties komen verschillende taalvaardigheden al doende aan bod. Kennis: inhoudelijke kennisaspecten die nodig zijn om het werkdoel te bereiken.
In totaal voeren we acht leerlijnen (dik gedrukt) in die we integreren in wereldoriëntatie tijdens de blokperiode. De andere acht leerlijnen worden al structureel aangeboden tijdens de stilwerktijd of in de blokperiode. Drie leerlijnen zijn ingevoerd in 2010-2011, de andere vijf leerlijnen worden in de jaren 2011-2013 ingevoerd. Dit wordt nader toegelicht in hoofdstuk 5.3 ‘Dat’s andere taal’ en hoofdstuk 6. De 16 leerlijnen zijn: 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8) 9) 10) 11) 12) 13) 14) 15) 16)
boekpresentatie vergaderen toneelspelen kookboek gebruiken radio- en televisiegids raadplegen woordenboek raadplegen leerboek bestuderen brief lezen gedichten lezen mooie boeken lezen werkstuk maken brief schrijven vrije tekst schrijven gedichten schrijven zinsontleding woordsoorten
2.6.2. Rekenen en wiskunde Voor de doelstelling van het rekenonderwijs verwijzen we naar de in 2003 in gebruik genomen methode ‘Pluspunt’. De oefenstof van Pluspunt wordt zowel digitaal als schriftelijk aangeboden. Als tweede leerlijn wordt ‘Maatwerk’ gebruikt. Aanvulling op ‘Maatwerk’ is ‘Drie Star’: Minimumpakket rekenen. Dit onderdeel kan voor bovenbouwers gebruikt worden. Kinderen waarbij het rekenaanbod eenduidig moet worden aangeboden, krijgen oefenstof van ‘Maatwerk’ en ‘Drie Star’. Andere methoden die worden gebruikt: ‘Schatkist’ rekenen (in de onderbouw). Van ‘Ambrasoft’ gebruiken we de digitale oefeningen van de keer- en deeltafels. Voor de snelle leerlingen hebben we ‘Somplex’, ‘Compacten en verrijken’ (van de rekenles) en ‘Vooruit’. ‘Vooruit’ is een methode waarin de leerstof van diverse vakken geïntegreerd wordt aangeboden. De kinderen leren al hun kennis en vaardigheden te gebruiken om complexe vraagstukken op te lossen.
‘Natuurlijk verbonden’, Schoolplan de Hoeve 2011 – 2015
21
Wederom dient het uitgangspunt te zijn dat het Jenaplan naar samenhangend onderwijs in de heterogene stamgroep streeft. Over de termen “samenhangend” en “heterogeen” valt iets meer te zeggen. In welke mate is ons rekenonderwijs samenhangend met wereldoriëntatie? Samenhangend onderwijs betekent dat het rekenen in een context van wereldoriëntatie gestalte moet krijgen. Dit is voor het team van de Hoeve geen optie. De volgende overwegingen spelen hierbij een rol: • •
•
De leerkracht moet alle wiskundige momenten binnen wereldoriëntatie leren herkennen en benutten. Dat is te veel gevraagd. De kans dat kinderen hiaten in de rekenstof oplopen is te groot. Bij integratie rekenen in wereldoriëntatie is het risico aanwezig dat de methode eerder wordt losgelaten. Het gebruik van een rekenmethode waarborgt echter in de hele school eenzelfde didactiek en zorgt ervoor dat alle rekenstof aan bod komt. Als rekenen geïntegreerd wordt met wereldoriëntatie, lopen we het risico dat die waarborg vervalt. Bij ziekte van de vaste leerkracht neemt doorgaans een invalkracht de rekeninstructie over. Als het dan niet vastligt welke instructie de kinderen hebben ontvangen, loopt de continuïteit van het rekenaanbod gevaar. In welke mate is ons rekenonderwijs geïntegreerd in de heterogene stamgroep? De moderne rekenmethoden besteden door middel van interactie veel aandacht aan de bespreking van meerdere oplossingsstrategieën. Dit kan alleen plaatsvinden in een rekengroep waarin de kinderen min of meer even ver gevorderd zijn met rekenen. Daarom kent de Hoeve rekengroepen. In midden- en bovenbouw rekenen alle kinderen gelijktijdig. Excellente rekenaars kunnen daardoor overstappen naar een hogere groep, zwakke rekenaars doen het omgekeerde.
2.6.3. Engelse taal Doelstelling: het onderwijs in de Engelse taal is erop gericht, dat de kinderen: a) b)
Vaardigheden ontwikkelen waarmee ze deze taal op een zeer eenvoudig niveau gebruiken als communicatiemiddel in contact met mensen die zich van deze taal bedienen; Kennis hebben van de rol die de Engelse taal speelt in de Nederlandse samenleving en als internationaal communicatiemiddel.
Op onze school kiezen we voor een benadering van het vak Engels vanuit wereldoriëntatie, met een accent op de cultuur. Engels komt aan bod bij liedjes, tv-uitzendingen, gebruik van internet en bij (internet-) correspondentie met kinderen uit andere landen. Bij wereldoriëntatieprojecten bekijken we steeds hoe het vak Engels geïntegreerd kan worden. Bij deze benadering past het tevens om een methode voor Engels te gebruiken voor het verwerken van informatie. Dat is de methode ‘Let’s do it’. Het vak Engels wordt aangeboden vanaf groep 6.
2.6.4. Wereldoriëntatie De inhoud van wereldoriëntatie is niet opgedeeld in de traditionele vakken als aardrijkskunde, geschiedenis, biologie, natuurkunde, enz. We gebruiken zeven ervaringsgebieden die aansluiten bij de ervaringen van kinderen, rekening houden met hun leef- en belevingswereld en ze ‘een sleutel naar de wereld’ bieden. We onderscheiden schoolwereldoriëntatie en stamgroepwereldoriëntatie.
Onder schoolwereldoriëntatie verstaan we de projecten die in alle bouwgroepen op een gelijktijdig moment plaatsvinden. Onder stamgroepwereldoriëntatie verstaan we alle wereldoriëntatiemomenten die in een individuele stamgroep plaatsvinden. We bespreken beide vormen hierna afzonderlijk. 2.6.4.1. Schoolwereldoriëntatie Bij schoolwereldoriëntatie werkt een werkgroep een voorstel uit voor het uitvoeren van een schoolbreed project. Dit voorstel wordt tijdens een plenaire vergadering gepresenteerd aan alle teamleden. De bouwgroepen beschrijven vervolgens de leerdoelen en geven inhoud aan het project door activiteiten te koppelen aan de inhoud. Daarna maakt de bouwgroep een planning waarin de te organiseren activiteiten staan genoteerd. De leerkracht voert vervolgens de activiteiten uit in de stamgroep. Aan het eind van het project worden de ervaringen geëvalueerd. De leerkracht doet dit in de stamgroep met de kinderen en vervolgens op eigen niveau in de bouwgroep. Zoals gezegd, de leerstof van wereldoriëntatie wordt ontleend aan 7 ervaringsgebieden. Het zijn:
1. Maken en gebruiken 2. Techniek 3. Communicatie 4. Samen leven 5. Mijn leven 6. Omgeving en landschap 7. Het jaar rond.
Het zevende ervaringsgebied ‘Het jaar rond’ is een bijzondere, want dat gebied krijgt niet zozeer vorm in een afzonderlijk project in de hele school als wel in activiteiten in de stamgroep. Deze activiteiten hebben te maken met de wisseling van seizoenen en het vieren van feesten. Het zevende ervaringsgebied wordt dan ook bij de stamgroepwereldoriëntatie besproken. De zes ervaringsgebieden die overblijven komen aan de orde in een driejarige cyclus. Ieder jaar worden twee ervaringsgebieden aangeboden. De schoolwereldoriëntatie is opgebouwd uit een cyclus van drie jaar. In de periode 2007-2011 hebben we de volgende cyclus gerealiseerd: Schooljaar 2006-2007 1e helft
2e helft
2007-2008 1e helft
2e helft
2008-2009 1e helft
2e helft
Ervaringsgebied
Maken en gebruiken Ob: Fris en fruitig Mb: Zuivel Bb: Je ontbijt Mijn leven Ob: Kijk mij nou Mb: Zintuigen Bb: Spijsvertering Communicatie Ob: Ik zie, ik zie wat jij niet ziet… Mb: Ploon Bb: Kaarten Omgeving en landschap Ob: Onder water, boven water. Mb: De boom Bb: Landschappen en grondsoorten
Schooljaar 2009-2010 1e helft
2e helft
2010-2011 1e helft
2e helft
Ervaringsgebied
Maken en gebruiken Ob: Brood bakken Mb: Zuivel Bb: Brood bakken Mijn leven Ob: Kijk mij nou…. Mb: Zintuigen Bb: ‘Spijsvertering’ Communicatie Ob: Kinderboekenweek Mb: Reclame Bb: Kaarten Omgeving en landschap Ob: Onze klas Mb: Speelplein in de buurt Bb: Geschiedenis van Hoevelaken.
Techniek Ob: Draai ’t Wieletje nog eens rond Mb: Onbewoond eiland Bb: Bruggen Samen leven Ob: ‘Naar de dokter’ Mb: Ouderen Bb: Rechten van het kind
‘Natuurlijk verbonden’, Schoolplan de Hoeve 2011 – 2015
23
2.6.4.2. Stamgroepwereldoriëntatie
Bij stamgroepwereldoriëntatie werkt een werkgroep binnen de bouwgroep een voorstel uit voor het uitvoeren van een bouwproject. Dit voorstel wordt tijdens een bouwvergadering besproken met de leerkrachten van de desbetreffende bouwgroep. De werkgroep beschrijft vervolgens de leerdoelen en geeft inhoud aan het project door activiteiten te koppelen aan de inhoud. Daarna maakt de werkgroep een planning waarin de te organiseren activiteiten staan genoteerd. De leerkracht voert vervolgens de activiteiten uit in de stamgroep. Aan het eind van het project worden de ervaringen geëvalueerd. De leerkracht doet dit in de stamgroep met de kinderen en vervolgens op eigen niveau in de bouwgroep. Het komt ook voor dat er wordt besloten dat iedere groep zijn eigen project bedenkt en uitwerkt. Dan is de leerkracht verantwoordelijk voor het beschrijven en vaststellen van het project. De evaluatie vindt vervolgens wel plaats in de bouwgroep. De activiteiten worden uitgevoerd in de kringen, in de stilwerktijd of tijdens de blokperiode. Wat is de inhoud van de stamgroepwereldoriëntatie? • •
• •
Alle activiteiten die opgesomd worden in het ervaringsgebied “Het jaar rond”, waarbij de nadruk ligt op de jaarlijkse terugkeer van feesten en de seizoensgebonden gebeurtenissen in de natuur. Leerervaringen die voortvloeien uit de leerlijn ruimte. Voorbeeld: in de onderbouw ‘foto’s maken’ met behulp van het kijken door een lucifersdoosje, in de bovenbouw het werken met kompas. Al deze activiteiten staan opgesomd in de algemene map. Ook de cursussen ‘topografie’ en ‘omgaan met de atlas’ zoals deze in de bovenbouw gegeven worden, maken deel uit van de leerlijn ruimte. In de midden- en bovenbouw komt de driejaarlijkse cyclus uit de leerlijn tijd aan de orde. De belangrijkste inhoud van stamgroepwereldoriëntatie wordt gevormd door de projecten die we in 2011 – 2015 in de blokperiode zullen doen. Aan het begin van het schooljaar worden alle projecten vastgesteld.
Bij wereldoriëntatie maken we gebruik van de ervaringsgebieden zoals die door de SLO voor Jenaplanscholen zijn geschreven. De SLO is tegemoet gekomen aan de “eisen van deugdelijkheid” die de overheid heeft aangegeven. Bij stamgroepwereldoriëntatie ligt het met die externe verantwoording wat moeilijker. Om die reden vult elke leerkracht maandelijks de zogenaamde kerndoelenbladen in. Dat zijn digitale lijsten waarin men aangeeft op welke wijze aan de kerndoelen tegemoet gekomen wordt. De onderbouwgroepen hebben tevens met de Horebmap een aanvullend observatie- en registratiesysteem.
2.6.5. Kunstzinnige vorming Kunstzinnige vorming is een deel van wereldoriëntatie in de betekenis van “experimenteren met de werkelijkheid, onderzoeken van nieuwe mogelijkheden, anders tegen de dingen leren aankijken.”
De expressieactiviteiten op de Hoeve komen zo veel mogelijk voort uit functionele wereldoriëntatiesituaties. Er wordt voortdurend aangesloten bij de thema's die in de groep centraal staan. De vieringen spelen een grote rol in het aanbod van kunstzinnige en culturele vorming. Op maandag is de weekopening en op woensdag de midweekviering. De projecten worden door een aantal leerkrachten ludiek gepresenteerd aan de kinderen, waardoor ze enthousiast worden gemaakt voor het onderwerp. Kinderen laten tijdens de midweekviering zien wat ze geleerd hebben over het onderwerp. Zij vatten hetgeen ze geleerd hebben samen in een creatieve vorm. Dat kan een voordracht zijn van een gedicht, een liedje, een toneelstuk, een Powerpointpresentatie, enz. De kinderen leren op deze wijze een presentatie te geven in een levensechte situatie. Bij de viering zijn namelijk alle kinderen, leerkrachten en belangstellende ouders aanwezig. Naast het bovenstaande aanbod bestaat er een aanbod voor inscholing en inoefening van vaardigheden van kunstzinnige disciplines. De volgende methoden en boeken worden daarbij als bron gebruikt: Muziek: “Moet je doen” van Thieme Meulenhof. Tekenen en handvaardigheid: "Tekenvaardig" en “Blokboek tekenen”, "Handvaardig" en "Textielvaardig". Dans: “Moet je doen” van Thieme Meulenhof.
2.6.6. Bewegingsonderwijs De doelstelling van het bewegingsonderwijs is erop gericht, dat de kinderen: a) b) a) d)
Kennis, inzicht, vaardigheden en attituden verwerven om hun bewegingsmogelijkheden te vergroten; Enige kenmerkende hulpmiddelen en bijbehorende begrippen kunnen gebruiken; Een positieve houding ontwikkelen, dan wel behouden, met betrekking tot deelname aan de bewegingscultuur; Omgaan met elementen als spanning, verlies en winst.
Aan de orde komen: gymnastiek, zwemmen (voor de middenbouw) en spel. De onderbouw gymt in de speelzaal op de Hoeve. De midden- en bovenbouwkinderen lopen naar gymzaal ‘Het Ridderspoor’. De methode die we als leidraad gebruiken: ‘Basislessen bewegingsonderwijs’.
2.7. Multicultureel onderwijs De schoolbevolking van de Hoeve kent vrijwel uitsluitend autochtone kinderen. Daardoor komen weinig multiculturele aspecten in het onderwijs naar voren. Zowel bij schoolwereldoriëntatie (hoofdstuk 2.6.4.1.) als bij stamgroepwereldoriëntatie (hoofdstuk 2.6.4.2.) is het daarom zaak voortdurend te wijzen op multiculturele aspecten.
‘Natuurlijk verbonden’, Schoolplan de Hoeve 2011 – 2015
25
2.8. Oecumene De school is er met de uitwerking van het vorige schoolplan in geslaagd de identiteit van de school uit te dragen. Het is voor ouders duidelijk dat er aandacht wordt besteed aan levensbeschouwelijke vraagstukken en aan andere godsdiensten (zie uitslag ouderenquête). Waaraan herken je oecumene op de Hoeve? Oecumene op de Hoeve bestaat uit drie pijlers: de omgang met elkaar (sociaal leren), de kennis van en over wereldgodsdiensten en filosoferen over levensvragen (wereldbeschouwing). De momenten waarop oecumene aan de orde komt zijn divers. Een eenvoudige situatie kan al aanleiding zijn voor een groepsgesprek waarin kinderen leren elkaar te helpen, samen te werken, leren zorg te dragen voor elkaar, mee te beslissen of samen te vieren. Bij het ontwerpen en bedenken van projecten wordt er door de leerkrachten nagedacht over de mogelijkheid oecumene te integreren. Bij projecten die zich lenen voor levensbeschouwelijk onderwijs nodigen we gasten uit die vertellen over hun wereld- en levensbeschouwing en over het onderwerp met de kinderen in gesprek gaan. Tevens onderzoeken we de mogelijkheid om met bovenbouwkinderen op bezoek te gaan bij een kerk, een synagoge of een moskee. Actuele onderwerpen kunnen ook een bron van informatie zijn die uitgewisseld kunnen worden in een stamgroep bijvoorbeeld; een hamster die dood is gegaan, het laatste nieuws over een oorlog, het dragen van hoofddoekjes, de gouden regel (je mag niemand buitensluiten), etc. Naast het actuele nieuws is het belangrijk dat er ook ingespeeld wordt op de actuele gebeurtenissen in de stamgroep. Wanneer er iets is gebeurd met een kind of in de groep dat om aandacht vraagt, dan wordt dat besproken in de kring. Een aantal keer per jaar vieren we feest of hebben we vrije dagen vanwege feestdagen die gevierd worden. In de stamgroep wordt er uitleg gegeven en worden verhalen verteld over de herkomst en inhoud van de diverse feesten die gelovigen vieren. Oecumene komt bij uitstek tot zijn recht in een gesprek. In de groep organiseren we het gesprek op de volgende wijze: B. De verhalenkring: in deze kring worden verhalen voorgelezen en verteld die te maken hebben met de vijf wereldgodsdiensten. C. De stamgroepkring: in deze kring worden situaties en problemen binnen de stamgroep besproken. Deze kring zal vaak incidenteel plaatsvinden, als er in de stamgroep iets gebeurt wat de aandacht behoeft. D. De filosofiekring: in deze kring worden filosofische vraagstukken behandeld. E. De discussiekring: in deze kring discussiëren de kinderen met elkaar naar aanleiding van een stelling of onderwerp. Dit kan uit de actualiteit komen of een onderwerp zijn dat ingebracht wordt door de stamgroepleerkracht.
2.9. Zorg Voor de wijze waarop de zorg op onze school gestalte krijgt, de richting waarin de zorg zich zal ontwikkelen en het beleid inzake de leerlinggebonden financiering, verwijzen we hier naar het ‘Zorgplan 2011 – 2015’.
3. Personeelsbeleid 3.1. Inleiding In overleg met en na toestemming van de medezeggenschapsraad wordt bij het inzichtelijk maken van het formatieplan de begroting gebruikt als verantwoordingsinstrument. De begroting bevat alle gegevens, zoals de leerlingaantallen en de verplichtingen op langere termijn ten aanzien van het personeel dat voor (on)bepaalde tijd is aangesteld. Met deze gegevens kan worden vastgesteld of rddf-plaatsing van toepassing is. Op de Hoeve wordt als verantwoording voor de inzet van personeelskosten dus geen formatieplan geschreven, omdat het niet logisch is twee begrotingsinstrumenten te hanteren voor perioden die elkaar overlappen. De voornemens in een formatieplan strekken zich uit over de periode van 1 augustus t/m 31 juli, terwijl een begroting op een kalenderjaar betrekking heeft. Met het formatieplan wil de regelgeving de medezeggenschapsraad in staat stellen voor 1 mei te reageren op eventuele terugloop in de formatie. Indien er te weinig formatie is om alle personeelsleden aan het werk te houden, moet een personeelslid voor een jaar in een zogenaamd ‘risicodragend deel der formatie’ (rddf) geplaatst worden. Nu wordt de medezeggenschapsraad in staat gesteld te reageren op de begroting. Voor het personeel bestaat het zgn. ‘Hoeve-handboek’. Dit handboek bevat alle regelingen die voor het personeel van belang kunnen zijn. Alle personeelsleden hebben in de digitale teammap inzage in alle hoofdstukken van het ‘Hoeve-handboek’.
3.2. Verdeling van taken en werkzaamheden De Hoeve heeft tweeëntwintig onderwijsgevende personeelsleden, een secretaresset/ICT-coördinator, een conciërge en een schoonmaakster in dienst. Vijf groepen worden begeleid door leerkrachten met een duobaan. In acht groepen is één leerkracht werkzaam die eindverantwoordelijkheid draagt voor de groep. Daarnaast heeft de school een remedial teacher die 5 ochtenden per week de RT (remedial teaching) verzorgt. Er is een intern begeleidster voor de onder- en middenbouw die twee dagen in de week werkt. De adjunct-directeur is tevens voor een dag in de week intern begeleidster van de bovenbouw. Uitgangspunt voor de school is dat ieder personeelslid naast lesgevende taken ook andere taken voor zijn of haar rekening neemt. De Hoeve wil echter geen regeling taakbeleid. Ver doorgevoerd taakbeleid gaat uit van drie veronderstellingen. • • •
Alle werk op onze school is te beheersen, vooraf vast te stellen, te kwantificeren. De zwaarte van de taken van een personeelslid kan geobjectiveerd worden, de belasting kan in minuten weergegeven worden. Het gaat niet uit van kwaliteiten van de personeelsleden. Als je kracht ligt bij het inrichten van de bibliotheek, dan kost je dat minder tijd en energie dan iemand die moeite heeft met die taak. Als je werkelijk uitgaat van elkaars sterke kanten heeft invoering van taakbeleid een demotiverend effect op de betrokkenheid van de leerkrachten bij het uitvoeren van de dagelijkse taken.
Op de Hoeve werken we vanuit gezamenlijke verantwoordelijkheid, immers samen maak je een leef- en werkgemeenschap. Aan het begin van het schooljaar worden de standaardtaken onderling verdeeld tijdens een plenaire vergadering. Ook tijdens bouwvergaderingen worden geregeld taken verdeeld. Het verdelen van de taken gebeurt altijd in overeenstemming met elkaar. Een grote hoeveelheid aan taken moet naast het dagelijkse werk worden uitgevoerd.
‘Natuurlijk verbonden’, Schoolplan de Hoeve 2011 – 2015
27
De volgende uitgangspunten spelen een rol bij het verdelen van de taken: • • • • •
Interesse van het teamlid. Is het teamlid gemotiveerd voor deze taak. Welke teamlid kan het goed en snel uitvoeren. Evenwichtige verdeling onderling. Draagkracht teamlid.
3.3. Gesprekkencyclus Maatjesgesprek: Het maatjesgesprek is een gesprek tussen twee leerkrachten over hun eigen ontwikkeling en dat van de ander. De leerkracht is als professional verantwoordelijk voor zijn eigen ontwikkeling. Het is een open overlegsituatie waarin beide partners elkaar vragen stellen over hun kwaliteiten, vaardigheden en wensen. In het gesprek wordt vooral gekeken naar de toekomst. Daarnaast wordt stilgestaan bij het heden. Wat wil je jezelf dit schooljaar tot doel stellen? Wat heb je nodig om je doel te bereiken? Kan je maatje je daarbij helpen? De evaluatie van het maatjesgesprek wordt gebruikt bij het functioneringsgesprek. Functioneringsgesprek: Het functioneringsgesprek is een gesprek tussen de directeur en de leerkracht over het functioneren van de leerkracht. Het is een open overlegsituatie met als doel het verhogen van de kwaliteit van het werk en het optimaliseren van de onderlinge samenwerking. Er wordt tevens aandacht besteed aan de ontwikkeling van de loopbaan. Binnen het functioneringsgesprek is ook ruimte om de behoefte of noodzaak van een opleiding te bespreken en daarop actie te ondernemen. Beoordelingsgesprek: Het beoordelingsgesprek is een gesprek van de directeur met de leerkracht over het functioneren van de leerkracht het afgelopen jaar. Anders dan het functioneringsgesprek is het meer een eenrichtingsgesprek: de directeur doet vooral het woord. De directeur richt zich op de functiebeschrijving en kijkt hoe de leerkracht deze taken uitvoert. Tijdens het gesprek kunnen er afspraken worden gemaakt voor de komende periode. Daarnaast is het beoordelingsgesprek een middel om rechtspositionele gevolgen te verbinden aan het functioneren. Voor de exacte uitwerking van de gesprekkencyclus wordt het team verwezen naar het Hoevehandboek.
3.3.1. Functietoewijzing Op de Hoeve is het van belang dat leerkrachten een actieve rol spelen in hun eigen professionele ontwikkeling. De leerkracht moet d.m.v. een bekwaamheidsdossier kunnen aantonen dat hij zich heeft ontwikkeld. Leerkrachten die een andere (hogere) leraarsfunctie ambiëren moeten het volgende kunnen aantonen: •
•
• •
Werk en denkniveau HBO+ (Jenaplandiploma, relevante cursussen, master-classes, HBOmasters, HBO-opleiding). Bovengemiddelde beoordeling als stamgroepleerkracht (pedagogisch, didactisch en organisatorisch) op basis van twee klassenbezoeken. Bovengemiddelde beoordeling als stamgroepleerkracht op de Jenaplancompetenties. Onderbouwing middels bekwaamheidsdossier.
3.3.2. Promotie De procedure voor promotie naar een andere, hogere leraarsfunctie op de Hoeve is als volgt: De directeur neemt (op basis van het vastgestelde bestuursformatieplan) de nieuwe functie LB-leraar op in het formatieplan (minimaal 50 % lesgevende taken). • • •
De vacature voor LB-leraar wordt intern opengesteld. Leerkrachten met een onderbouwd bekwaamheidsdossier kunnen solliciteren. Er geldt een voorkeursbehandeling bij gelijke geschiktheid: een stamgroepleerkracht van de eigen bouw gaat voor.
Het sollicitatiegesprek vindt plaats met de directie van de school. Na het sollicitatiegesprek vindt er een afweging plaats op basis van de selectiecriteria voor promotie naar de functie van LB-leraar. In een bestuursvergadering beoordeelt het bestuur bij de voordracht van een kandidaat door de directie de gevolgde procedure. Indien deze op de juiste wijze is gevolgd, zal de directie de geselecteerde kandidaat benoemen. De kandidaat wordt verzocht schriftelijk te verklaren de benoeming te aanvaarden. Nadien worden de andere kandidaten ingelicht. De directeur en de secretaris van het bestuur dragen zorg voor een juiste afhandeling van de formaliteiten.
3.4. Nascholing Op de Hoeve zal de nadruk liggen op scholingsbehoeften die ontstaan uit het beleid dat de school voor de komende jaren heeft geformuleerd. Daarnaast is scholing op individuele gronden mogelijk. Tijdens de functionerings- en beoordelingsgesprekken komt het onderdeel ‘nascholing’ steeds aan de orde. Mede op grond van deze gesprekkencyclus wordt door de directie en de teamleden een wensenlijst opgesteld. Bij het al dan niet honoreren van de wensen tot nascholing wordt geprobeerd zowel rekening te houden met het belang van de school als met het belang van het individuele teamlid.
3.5. Arbeidsomstandighedenbeleid
3.5.1. Veiligheid Bij alle handelingen die in de school worden verricht, staat de veiligheid van de kinderen voorop. 3.5.1.1. Ontruimingsplan Op school is een ontruimingsplan aanwezig, waarin beschreven staat wat van het personeel en de kinderen verwacht wordt bij calamiteiten. Een keer per jaar wordt er een brandoefening gedaan. Het personeel en de kinderen leren dan hoe ze moeten handelen bij brand of ander gevaar. 3.5.1.2. Bedrijfshulpverlening (BHV) Op de Hoeve hebben 6 medewerkers de cursus voor bedrijfshulpverlener (BHV) gevolgd.
‘Natuurlijk verbonden’, Schoolplan de Hoeve 2011 – 2015
29
De taken van deze BHV-ers zijn: • • • •
Het in noodsituaties evacueren van kinderen en personeel; Eerste hulp bij ongevallen; Het bestrijden van het begin van brand; Communicatie met hulpverleningsinstanties.
De conciërge van de school is in het bezit van een geldig EHBO-diploma en is daarom de eerst aangewezene bij de opvang van kinderen die een ongelukje hebben gehad.
3.5.2. Gezondheid en welzijn Contract met de Arbo-dienst Sinds 1 augustus 1996 heeft het bestuur een contract bedrijfsgezondheidszorg afgesloten met de Arbodienst, Achmea Vitale vestiging Amersfoort. Dit contract garandeert de wettelijk noodzakelijke begeleiding bij ziekteverzuim, aangevuld met "maatwerk", zoals sociaal-medisch team (SMT) en, wanneer nodig, begeleiding door een deskundige op het gebied van psychosociale zorg. Ziekte kan niet in alle gevallen voorkomen worden, alle preventieve maatregelen ten spijt. Er zijn voldoende ziektegevallen te bedenken waar de organisatie geen invloed op heeft. Preventieve maatregelen zijn gericht op het voorkomen van vermijdbaar ziekteverzuim, daarnaast op het voorkomen van langdurig ziekteverzuim. Als het personeel aangeeft last te hebben van een hoge werkdruk of andere werkgerelateerde problemen, dan bespreken zij dat met de directie. De directie zal dan onderzoek doen en vervolgens over gaan tot het verbeteren van de situatie. Als de directie niet in staat is het probleem op te lossen, dan kan er een specialist worden betrokken bij het inzichtelijk maken van de situatie die mogelijk het probleem in stand houdt. Dit betekent dat er continu gewerkt wordt aan de verbetering van de kwaliteit van de organisatie en de arbeidsomstandigheden. Voor de Hoeve heeft dat geleid tot de volgende actiepunten: • • • • • • •
Het laten blijken van zorg, aandacht en betrokkenheid in de personele sfeer; Tijdig reageren op de signalen die duiden op een dreigend ziekteverzuim; Het scheppen van helderheid en doorzichtigheid ten aanzien van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden en dit vastleggen in taakbeleid, tijdens functioneringsgesprekken etc.; Zoveel mogelijk een beroep doen op de talenten en mogelijkheden van de werknemers; Zorg dragen voor een goede informatievoorziening aan betrokkenen over zaken betreffende de school en het werkveld; Het bevorderen van een goed schoolklimaat, waarbinnen duidelijk is welke waarden en normen ten aanzien van elkaar en de kinderen gelden; Verlagen van de drempel van terugkomst voor (langdurig) ziek personeel. Ook bestaat de mogelijkheid van het 'open spreekuur' van de bedrijfsarts gebruik te maken. Personeel dat graag eens wil spreken over psychische of lichamelijke zorgen of klachten, kan daarvoor met de bedrijfsarts een afspraak maken.
4. Kwaliteitsbeleid 4.1. Inleiding Kwaliteit is op onze school het creëren van een leef- en werkgemeenschap waar kinderen zich kunnen ontwikkelen tot verantwoordelijke en zelfstandige personen. Tevens vinden wij het van belang of wij het Jenaplanconcept voldoende uitdragen. Dat valt te beoordelen aan de hand van de zes kwaliteitscriteria en kernkwaliteiten zoals die hieronder zijn geformuleerd in hoofdstuk 4.1.1. Daarnaast zijn er natuurlijk de voorwaarden in de wet: de doelen en uitgangspunten, leer- en vormingsgebieden en de onderwijstijd. Om na te gaan of onze school de doelen van het reken- en taalonderwijs haalt, hebben we het leerlingvolgsysteem ingevoerd. Twee maal per jaar controleren we hoe onze onderwijsresultaten zich verhouden tot landelijke gemiddelden. De kinderen krijgen aan het eind van de basisschool een Citoeindtoets waarmee mede kan worden bepaald welk vervolgonderwijs geschikt is voor het kind. Deze resultaten van de Cito-eindtoets basisonderwijs worden als verantwoording aan de Onderwijsinspectie gegeven. Iedere dag kun je de kwaliteit van de Hoeve zien. Je ziet het aan de manier waarop de leerkracht betrokken is bij de groep of een specifiek kind. Je ziet het aan het kind dat vrolijk naar school gaat en als vanzelfsprekend zijn taken oppakt. Je ziet het aan de ouders die vol vertrouwen hun kind naar school toe brengen en taken uitvoeren in de school. Dat is de pedagogische kwaliteit van onze school. Een mooi moment van het waarnemen van kwaliteit zie je aan het eind van het schooljaar wanneer onze schoolverlaters (groep acht) de onderbouwkinderen begeleiden bij spelletjes op de zogenaamde schooleinddag. Vol geduld, vanuit overtuiging, met betrokkenheid en inlevingsvermogen helpen deze bovenbouwers de andere kinderen. De hele schoolgemeenschap viert dan feest, de oudere kinderen bieden structuur aan de jonge kinderen, de ouders geven geborgenheid en de leerkrachten vertrouwen. Dat valt niet uit te drukken in een cijfer of beoordeling. Dat is wat het leven zo mooi maakt en dat laat zich niet kwantificeren! Op een Jenaplanschool is kwaliteit te beoordelen aan de hand van zes criteria en de Jenaplankernkwaliteiten. We zullen de zes criteria achtereenvolgend toelichten met behulp van praktijkvoorbeelden uit onze school.
4.2. Definitie kwaliteitszorg Onder kwaliteitszorg verstaan wij een doorlopende, professionele houding om ons eigen onderwijs te verbeteren. Dat zullen we de komende vier jaar met name doen in de wekelijkse plenaire team- en bouwvergaderingen waarin we de beleidsvoornemens gaan uitwerken.
4.3. Inrichting van onze kwaliteitszorg
4.3.1. Inhoud Voor de inhoud van de kwaliteitszorg verwijzen wij tevens naar onze bijdragen in dit schoolplan bij “visie en missie” van de school in hoofdstuk 1.3, 1.4, 2.2 en 2.3.
‘Natuurlijk verbonden’, Schoolplan de Hoeve 2011 – 2015
31
4.3.2. De Jenaplankernkwaliteiten Het Jenaplanconcept is een concept, waarin relaties centraal staan: a) b) c)
De relatie van het kind met zichzelf De relatie van het kind met de ander en het andere De relatie van het kind met de wereld
Om het belang van deze relaties op de Hoeve aan te tonen, zijn er twaalf kernkwaliteiten geformuleerd. Op de Hoeve richten we de schoolorganisatie zodanig in, dat deze kwaliteiten gerealiseerd worden. a)
De relatie van het kind met zichzelf 1. 2. 3. 4.
b)
De relatie van het kind met de ander en het andere 5. 6. 7.
c)
Kinderen leren kwaliteiten en uitdagingen te benoemen en in te zetten, zodanig dat zij zich competent kunnen voelen. Kinderen leren zelf verantwoordelijkheid te dragen voor wat zij willen en moeten leren, wanneer zij uitleg nodig hebben en hoe zij een plan moeten maken. Kinderen worden beoordeeld op de eigen vooruitgang in ontwikkeling. Kinderen leren te reflecteren op hun ontwikkeling en daarover met anderen in gesprek te gaan.
Kinderen ontwikkelen zich in een leeftijdsheterogene groep. Kinderen leren samen te werken, hulp te geven en te ontvangen met andere kinderen en daarover te reflecteren. Kinderen leren verantwoordelijkheid te nemen en mee te beslissen over het harmonieus samenleven in de groep en school, opdat iedereen tot zijn recht komt en welbevinden kan ervaren. De relatie van het kind met de wereld
8. Kinderen leren dat wat ze doen er toe doet en leren in levensechte situaties. 9. Kinderen leren zorg te dragen voor de omgeving. 10. Kinderen passen binnen wereldoriëntatie de inhoud van het schoolaanbod toe om de wereld te leren kennen. 11. Kinderen leren spelend, werkend, sprekend en vierend volgens een ritmisch dagplan. 12. Kinderen leren initiatieven te nemen vanuit hun eigen interesses en vragen.
4.3.3. Externe en interne analyse In het laatste jaar van onze meerjaren beleidscyclus (2007-2011) wordt structureel een onderzoek gedaan met alle betrokkenen bij ons onderwijs naar onze kansen en onze bedreigingen (externe analyse) en met het personeel een onderzoek naar onze sterke en zwakke punten (interne analyse).
4.3.4. Evaluatie van visie en missie Eveneens aan het einde van de beleidscyclus zullen we, na intern en extern onderzoek, nagaan wat er van onze plannen terecht gekomen is en hoe de nieuwe plannen eruit moeten zien.
4.3.5. Evaluatie van ons onderwijs Het schoolplan is leidend voor de inhoudelijke veranderingen die wij invoeren op de Hoeve. Ieder jaar maakt de bouwgroep een activiteitenplan dat aan het eind van het jaar wordt geëvalueerd. Zo worden ontwikkelingen, indien nodig, tijdig bijgestuurd.
Twee keer per jaar vindt een evaluatie plaats op basis van de resultaten welke wij verkrijgen uit ons leerlingvolgsysteem. Zowel op schoolniveau, als op groepsniveau, als op individueel niveau. Na de toetsweek in januari vindt de plenaire bespreking plaats van alle resultaten van de verschillende groepen en de school als geheel. Wij maken daarbij gebruik van ons Cito-leerlingvolgsysteem. Bovendien worden op groepsniveau de resultaten besproken van de verschillende kinderen en de groep als geheel. In juni vindt eveneens een plenaire bespreking plaats, gelijk aan de januari bespreking. Bespreking op individueel niveau gebeurt met de intern begeleider op momenten dat daartoe ook daadwerkelijk aanleiding voor is. Hier geldt de regel: na toetsing buigen intern begeleider en de bouwgroep zich direct over de gegevens en nemen direct maatregelen waar nodig. Bespreking met ouders gebeurt als kinderen voor remedial teaching in aanmerking komen. Bespreking met leerkrachten gebeurt in het functionerings- en beoordelingsgesprek. Gespreksonderwerpen zijn dan o.a. de rol die leerkrachten kunnen hebben in de begeleiding van kinderen, opvallende resultaten, het werkplezier en de betrokkenheid bij het werk en de kinderen in het bijzonder. De evaluatie van de opbrengst van het onderwijs op schoolniveau (bespreking in de plenaire vergadering, bespreking met het bevoegd gezag) en het evalueren van de opbrengst van het onderwijs in relatie tot het persoonlijk functioneren van individuele collega’s (functionerings- en beoordelingsgesprek) valt onder de verantwoordelijkheid van de directeur.
4.3.6 Collegiale consultatie Inmiddels mag na lezing van dit schoolplan duidelijk zijn geworden dat teamleden op onze school zeer frequent met elkaar overleggen en van elkaar leren. Omdat onze school met stamgroepen werkt, overleggen de teamleden van elke bouwgroep intensief met elkaar. Immers, kinderen uit de stamgroep van collega X krijgen reken- of leesonderwijs van collega Y. Elke week is er daarom bouwvergadering, waarin elkaars werk onderwerp van gesprek is. In de jaarlijkse gesprekkencyclus is het zogenaamde ‘Maatjesgesprek’ de aanleiding om in gesprek te gaan met de directie (functionerings- en beoordelingsgesprek). Ieder jaar organiseren de teamleden zo’n ‘Maatjesgesprek’. Ze bespreken dan met z’n tweeën hoe ze in hun werk staan en beschrijven drie doelen waaraan ze het komende jaar gaan werken. Het mentorschap is op deze wijze ook toegepast in onze eigen manier van leren, werken en begeleiden.
4.4. De zes criteria 1. De Hoeve wil ervaringsgericht werken. Voorbeeld: De tante van Ineke (8 jaar) is doktersassistente. Ze heeft Ineke over bloed prikken verteld en sindsdien is Ineke gebiologeerd door bloed. Ze vertelt erover in de kring. Samen met Annet (7 jaar) gaat ze een onderzoekje doen. Ze prikken zich in de vinger, laten het bloed op een glazen plaatje stollen, bekijken de kleur en structuur van het geronnen bloed. Ook het korstje op de knie van een medeleerling wordt nauwkeurig onderzocht. Een kind leert het beste als hij zich verbonden voelt met mensen, dingen, planten en dieren. Die verbondenheid ontstaat zodra een kind zich echt betrokken voelt bij een activiteit. Wanneer een jong kind zelf mag kiezen wat hij mag doen, ontstaat er vaak intens spel waarin het kind leert, praat en ervaart. Kinderen geven zich over aan hun spel, zijn heel geconcentreerd bezig en laten zich niet afleiden. De rol van de leerkracht is belangrijk in dit proces. De leerkracht volgt de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen en richt zich op de ervaring die kinderen opdoen. De kans op betrokkenheid van een kind is dan veel groter. De leerkracht creëert een leersituatie waarin kinderen zich natuurlijk aangesproken en dus verbonden voelen. Wat betekent dit nu concreet voor onze school?
‘Natuurlijk verbonden’, Schoolplan de Hoeve 2011 – 2015
33
Het meest kun je ervaringsgericht werken in de onderbouw, want daar kan de leerkracht de verplichte leerstof in de zaakvakken integreren in het projectmatige werk. Maar ook in midden- en bovenbouw zijn er tijden waarop er plaats is voor kinderen voor ervaringsgericht werken, bijvoorbeeld bij het werken rondom projecten, bij kunstzinnige vorming en vieringen. 2. De Hoeve wil ontwikkelingsgericht zijn. Voorbeeld: “Wil je een werkstukje maken, Frits? Frits kiest als onderwerp ‘de cavia’. Want hij heeft thuis zelf een cavia. In zijn werkstuk schrijft Frits op wat de cavia eet, hoelang hij slaapt en dat cavia’s van de graseters afstammen. Twee weken later leest Frits in de verslagkring zijn werkstukje voor. Als leerkrachten van de Hoeve alleen maar ervaringsgericht bezig zijn, dan zijn ze te eenzijdig bezig. De kans is groot dat kinderen dan alleen maar herhalen wat ze al weten. Een leerkracht heeft natuurlijk een bredere taak. Kinderen moeten uitgedaagd worden hun grenzen te verleggen. Wat betekent dit voor de leerkracht? Een leerkracht daagt kinderen uit en stelt eisen. Kinderen kunnen vaak veel meer dan we denken. Het niveau van een kind is een individuele zaak. In een groep weten kinderen goed wat een ander kind kan. Dat resulteert in opmerkingen als: ‘Dat is hartstikke goed van Peter, want hij is dit jaar voor het eerst bovenbouwer.’ Een leerkracht komt in de groep regelmatig terug op de vraag: Hoe leer je leren? Hoe los je stapsgewijs een probleem op. Wat wil je weten over de cavia? Schrijf de vragen op. Welke vragen horen bij elkaar? Dat worden de hoofdstukken van je werkstuk. Een leerkracht neemt geen genoegen met het ordenen van wat het kind al weet, maar toont nieuwe aspecten, opent nieuwe mogelijkheden. Een heel belangrijk begrip hierbij is ‘de zone van de naaste ontwikkeling.’ Kijk eens op het etiket van diervoeding, wat betekent ‘eiwit’?. Hoe kom je daarachter? Is eiwit belangrijk in het eten van een cavia? Een leerkracht leert het kind te reflecteren op individueel- en groepsniveau. Wat vind je zelf van je werkstuk? Heb je voldoende je best gedaan? Leren andere kinderen ervan als je verslag uitbrengt? Welke ‘tips en tops’ heb je voor dit groepje dat een presentatie of dagopening heeft gedaan?
•
•
•
•
3. De Hoeve wil een leef- en werkgemeenschap zijn. Voorbeeld: Direct na de ochtendpauze zoekt elk kind uit bovenbouwgroep ‘De Vossen’ een kleuter uit onderbouwgroep ‘De Lieveheersbeestjes’. De koppeltjes lopen door de gang en zoeken een plek om de palmpaasstok te versieren. Om 12 uur worden alle mooi versierde palmpaasstokken in de speelzaal gelegd. ’s Middags lopen de achtste- jaars met de kleuters een palmpaasoptocht. Op een Jenaplanschool gebeurt veel samen. We spreken, werken, spelen en vieren samen. Dat doen we, omdat leren naar onze mening vaak een sociaal proces is. In de inleiding van dit hoofdstuk schreven we dat de hoofddoelstelling van onze school is: de ontwikkeling van kinderen tot verantwoordelijke en zelfstandige personen. Die doelstelling kan niet anders dan in samenwerking nagestreefd worden. ‘Ik ontdek dat ik te slordig schrijf, als jij me dat vertelt.’ In onze school wordt dit kwaliteitscriterium onder andere duidelijk door: • •
Leeftijdsheterogene groepen, die meerjaren bijeen blijven, waardoor een coöperatieve cultuur kan ontstaan; Het stimuleren van onderlinge hulp, ‘peer-tutoring’;
• • • • • • • • • • •
Het ontwikkelen van een gesprekscultuur in de school; de klas als een onderzoeksgemeenschap; Participatie van de kinderen in de inrichting en beheer van hun lokaal; Participatie van de kinderen in het formuleren en handhaven van leefregels in de eigen groep en in de school; Evaluatie met kinderen over de regels en hoe die werken; Wederkerigheid in leefregels voor kinderen en volwassenen; Het oefenen in sociocratische (en zo nodig democratische, met stemmen) besluitvorming over zaken die de kinderen direct aangaan. Bijvoorbeeld in het schoolparlement. Aandacht voor stilte, voor expressie, voor spel en kunst; Participatie van ouders in het nadenken over wat er in de groepen gebeurt; Zorg voor elkaar en voor andere zaken tot belangrijke onderwijsthema’s maken, met aandacht voor wat je dichtbij kunt doen, onder andere meeleven met lief en leed; Vierend delen van gevoelens, waarden en ervaringen tijdens de midweekvieringen en weekopeningen. Het mentorschap: elk nieuw kind in midden- of bovenbouw krijgt een mentrix of mentor aangewezen. De mentor helpt jou bij je eerste schreden in de nieuwe groep en zorgt ervoor dat jij je niet verloren voelt.
4. De Hoeve wil een wereldoriënterende school zijn. Voorbeeld: Het project ‘wol’. Binnen een omheining loopt een schaap op het schoolplein. Het beest wordt geschoren. Kinderen voelen hoe vettig de wol is. Het stinkt. Ze onderzoeken hoe lang een beker water warm blijft als je het in wol verpakt. Wie heeft wollen kleren? Wereldoriëntatie is voor de Hoeve ‘het inhoudelijke hart’ van het onderwijs. Tijdens de activiteiten leert het kind de grens van z’n eigen mogelijkheden en de regie over het eigen leren te ontdekken. Daarbij geldt dat onderzoekend, ervarend en ontdekkend leren het uitgangspunt is. De inhouden van wereldoriëntatie zijn terug te vinden in de 7 ervaringsgebieden die het team uitwerkt in projecten. Steeds moet het overwogen worden andere leerstofgebieden zoals begrijpend lezen, informatica, met kaarten kunnen werken, oecumene etc. te integreren in het project. Zo ontstaan er leersituaties waarbij kinderen natuurlijk verbonden en betrokken zijn, zodat het kind leert vanuit intrinsieke motivatie. 5. Op de Hoeve wordt kritisch nagedacht over ontwikkelingen in samenleving en cultuur. Voorbeeld: We hebben in de groep bezoek van een blinde man. Een kind vraagt hoe hij leest. De man gaat tastend met zijn vingers over brailleschrift en spreekt de zinnen uit die hij voelt. Van pure verbazing begint de bovenbouwgroep te applaudisseren, waarop de man vraagt: ‘Klappen jullie altijd wanneer iemand hardop leest?’ De Hoeve is anders, kritisch, weliswaar dwars maar constructief. De houding ‘Het zal wel goed zijn, iedereen doet het immers zo’ is af te keuren. Op de Hoeve leggen we ons niet neer bij wat algemeen maatschappelijk aanvaard wordt. We willen kritisch onderzoeken en ons afvragen wat mooi of lelijk is, waar of onwaar, echt of onecht. Voorbeeld: het is algemeen aanvaard dat basisscholen meedoen aan de Cito-eindtoets. Ook de Hoeve doet daaraan mee. We geven echter niet zomaar gegevens van kinderen uit handen. We willen graag verantwoording afleggen, maar doen dat weloverwogen. Basisprincipe 2 luidt: ‘Elk mens heeft het recht een eigen identiteit te ontwikkelen. Deze wordt zo veel mogelijk gekenmerkt door: zelfstandigheid, kritisch bewustzijn, creativiteit en gerichtheid op sociale rechtvaardigheid. Daarbij mogen ras, nationaliteit, geslacht, seksuele geaardheid, sociaal milieu, religie, levensbeschouwing of handicap geen verschil uitmaken.’ Zorgvuldige nalezing van dit basisprincipe geeft vanzelf aanleiding tot kritische vragen over onder andere de volgende thema’s: huidskleur, rechten van het kind, rechten van minderheden, homoseksuelen, jeugdbendes, enz.
‘Natuurlijk verbonden’, Schoolplan de Hoeve 2011 – 2015
35
6. De Hoeve is een zin-zoekende school. Voorbeeld: In het kader van de voorbereiding van het kerstproject zitten teamleden in de kring. Zij wisselen antwoorden uit op levensvragen. Soms ontroert het om te horen wat de ander raakt, inspireert. Ook kinderen hebben levensvragen waarop zij nieuwsgierig een antwoord zoeken. Waar komen we vandaan? Waarom word je geboren? Waardoor heeft het leven zin? Op onze school moet er ruimte zijn voor die vragen, sterker: we stimuleren dat ze gesteld worden. We noemen ons een ‘oecumenische school’. Oecumene betekent in dit opzicht ‘de bewoonde wereld’. In onze ‘bewoonbare school’ bestaat aandacht voor de eigen levensverhalen van kinderen en volwassenen, bestaat aandacht voor de filosofische benadering van de dingen, houden we symbolen en rituelen in waarde. Regelmatig worden er verhalen uit kinderboeken voorgelezen, of ervaar je verbondenheid tijdens de midweekviering. Dikwijls ontroert een kind je met zijn stem of oprechtheid, soms maak je een keuze die je verrijkt en die je deelt met anderen. Hieronder ziet u de schematische weergave van wat een Jenaplanschool als de Hoeve verstaat onder kwaliteit. We bekijken het schema van binnen naar buiten. • •
• •
•
In de school draait alles om de ontwikkeling van het kind. Het kind staat centraal. Als eerste voorwaarde om tot leren te komen is het pedagogisch klimaat van belang. Vragen als: Voelt het kind zich veilig? Gaat het kind met plezier naar school? Krijgt het voldoende ondersteuning van de leerkracht en de ouders?, spelen dan een rol. Om kwalitatief goed onderwijs te geven moet het team de volgende voorwaarden waarborgen: inhoud, didactiek, organisatie en leiderschap. In de volgende cirkel worden structuur en cultuur benoemd. Het kind leert het beste als er een duidelijke structuur wordt aangeboden. Het ritmisch weekplan zorgt voor die duidelijke structuur die recht doet aan de bewegingsbehoefte van het kind. De oecumenische identiteit, de normen en waarden die het team hanteert, bepaalt in sterke mate de manier waarop wij met kinderen omgaan. Wij vinden het van belang dat het kind echt wordt gezien. In de buitenste kring staan de zes criteria die invloed hebben op de werkwijze van het team, de ouders en de leiding. Deze zes criteria staan in hoofdstuk 4.1.1. uitvoerig beschreven.
4.5. Huisvesting Het Hoeveteam bestaat uit kritische, optimistische en eigentijdse mensen die professioneel in hun werk staan. De school staat op een prominente locatie midden in Hoevelaken. Kinderen uit de buurt, maar ook uit andere wijken en gemeenten, komen naar de Hoeve. Het schoolgebouw is in 2013 veertig jaar oud. Het gebouw moet dus nog een tijd mee gaan, maar voldoet niet aan de huidige normen op het gebied van onderwijsvisie en inhoud. Het schoolgebouw moet eigentijds worden gemaakt.
In onze onderwijsvorm zijn wij constant op zoek naar verbindingen tussen mensen. De relaties tussen kind, school en ouders staan in onze school centraal. Maar ook verbindingen tussen het gebouw en de omgeving en tussen het gebouw en zijn gebruikers zijn hierbij belangrijk. Omdat het gebouw door de jaren heen niet structureel is aangepast, zijn die verbindingen nu zoek. Op de kwaliteit van ons schoolgebouw hebben we na veertig jaar behoorlijk moeten inleveren. Aan de buitenkant moet de school een nieuw gezicht krijgen, een duidelijke identiteit. Wij willen dat het gebouw een kleurrijke uitstraling heeft, net zo kleurrijk als de Hoevegemeenschap zelf is. We hopen de binnenkant met het komende bouwplan in 2011 ook te moderniseren. De indeling van de school is door de tijdelijke aanbouw onoverzichtelijk geworden. De eerst zo duidelijke gangstructuur moet weer hersteld worden. De benedenverdieping biedt verder te weinig mogelijkheden om met kleine groepjes kinderen te werken, iets wat anno 2011 onontbeerlijk is. Met het oog op ‘Passend Onderwijs’ krijgt de school in 2012 een zorgplicht. Dit houdt in dat de school de plicht heeft kinderen met een beperking goed onderwijs aan te bieden. Het huidige gebouw is niet geschikt voor de opvang van kinderen met een ernstige motorische en/of visuele beperking. Het nieuwe bouwplan dat wordt uitgevoerd in schooljaar 2011-2012 stelt het team in staat onderwijs op maat te bieden aan alle kinderen. Schoolgaande kinderen moeten zich prettig kunnen voelen in het schoolgebouw. De binnenkant moet de geborgenheid uitstralen die we kinderen op de Hoeve dagelijks geven.
‘Natuurlijk verbonden’, Schoolplan de Hoeve 2011 – 2015
37
5. Verbeterpunten in 2011-2015 Na een intensieve studiedag, meerdere team- en bouwvergaderingen heeft het team besloten voort te borduren op het vorige schoolplan. Het vorige schoolplan heette ‘Ambitie’ en was dus ambitieus. Niet alle verbeterpunten hebben we helemaal kunnen invoeren, vandaar dat we een aantal ontwikkelingen in dit schoolplan verder uitdiepen. Het Hoeveteam is een hecht team dat zich graag wil verdiepen in de ontwikkeling van kinderen. Om het denk- en werkniveau van de teamleden te verhogen is het van belang ons te laten scholen op diverse terreinen.
5.1. De blokperiode De afgelopen vier jaar hebben we hard gewerkt aan een andere invulling van de blokperiode. De blokperiode is een vorm van ‘werk’. De basisactiviteiten van het Jenaplanonderwijs zijn: werk, gesprek, spel en viering. Aan ‘werken’ wordt door de leerkracht op een bepaalde wijze leiding gegeven, namelijk een wijze van leidinggeven die erop gericht is deze basisactiviteit zoveel mogelijk een ‘pedagogische situatie’ te laten zijn. De leerkracht creëert een pedagogische situatie door gebruik te maken van de dynamiek van een groep kinderen. Een groep kinderen is altijd nieuwsgierig en de kinderen tintelen van energie en vragen die er leven. De leerkracht roept een spanning op door prikkelende vragen te stellen en elk kind van de groep wordt gedwongen (geprikkeld en gedreven) om als totale persoon te handelen en actief deel te nemen aan de activiteit. Betrokkenheid van de kinderen en de leerkracht is het uitgangspunt om tot leren te komen. Naast het pedagogische uitgangspunt is de blokperiode een moment om allerlei kennis te verwerven. In iedere bouw (onder -, midden -, en bovenbouw) worden structureel projecten aangeboden tijdens de blokperiode. Zo’n project wordt voorbereid door een werk- of bouwgroep en uitgevoerd door alle leerkrachten in de stamgroep. Verschillende vakgebieden zoals biologie, aardrijkskunde, geschiedenis, natuurkunde, oecumene, taal en rekenen worden geïntegreerd aangeboden door middel van activiteiten. Het doel van de activiteiten is kennisverwerving en toepassen van de aangeleerde vaardigheden. Bijvoorbeeld: de cursus spelling krijgen de kinderen aangeboden tijdens de stilwerktijd. Als ze een bepaalde spellingscategorie geleerd hebben, leren ze dit toe te passen tijdens een activiteit in de blokperiode. De leerkracht maakt het kind bewust van hetgeen het geleerd heeft en stelt hoge eisen aan de toepassing. Omdat het leren in de blokperiode betekenisvol is, zijn kinderen gemotiveerd om hun werk goed te doen. Het kind stelt vragen aan een specialist en schrijft daarna een verslag, dan wil hij dat graag foutloos doen. Of het kind schrijft een stuk voor de schoolkrant of de website. Door de toepassing betekenisvol te maken, ontdekt het kind de waarde van spellen en zal het kind zijn uiterste best doen.
5.1.1. Naar een rijkere blokperiode in de verschillende bouwen De blokperiode kenmerkt zich door het zelfstandig bezig zijn van (groepjes) kinderen. Kinderen genieten een grote vrijheid tijdens het werken in de blokperiode. In de onderbouw (kleuters) heeft de blokperiode een eigen kleur en heeft het voor de kinderen een eigen naam namelijk: werken. De vrijheid in de blokperiode wordt begrensd door: • • •
•
De vrijheid van anderen: ‘niemand doet iets wat anderen stoort.’ De aard van de activiteit: draagt de activiteit bij aan de ontwikkeling van dit kind? De kwaliteit van de activiteit: leerkrachten stellen hoge eisen aan de kinderen en zichzelf bij het toepassen van het geleerde. Dit kan er bijvoorbeeld toe leiden dat een kind beperkt wordt in de vrijheid van handelen of deze vrijheid (tijdelijk) zelfs geheel kwijt raakt, omdat hij te gemakzuchtig is. De ruimte: niet alle kinderen kunnen tegelijk dezelfde activiteit uitvoeren in dezelfde hoek. Er zullen afspraken gemaakt moeten worden over de organisatie.
In het vorige schoolplan hebben we de inhoud van de blokperiode gewijzigd. In de blokperiode wordt nu in alle groepen projectmatig gewerkt. De rol van de leerkracht tijdens de blokperiode is die van geleide naar
ondersteunende begeleiding van de kinderen. De kinderen krijgen het vertrouwen van de leerkracht dat ze veel willen en kunnen presteren. De eisen die gesteld worden aan het kind worden inzichtelijk gemaakt door de leerkracht. De leerkracht denkt en werkt vanuit doelen zodat het voor de kinderen duidelijk is wat er wordt geleerd. De afgelopen vier jaar hebben de leerkrachten projecten gedraaid die gezamenlijk in de bouwgroep waren voorbereid. Dit is een manier van werken die ons bevalt. We willen echter meer vanuit betrokkenheid van kinderen werken. Wij vinden het belangrijk om kinderen op zoek te laten gaan naar de antwoorden op hun eigen vragen. Dit betekent dat de voorbereiding van de projecten niet wijzigt, want je moet als leerkracht kennis hebben over het onderwerp om de leerweg te kunnen bepalen. Wat wel verandert is de ruimte die je als leerkracht laat ontstaan voor de inbreng van de kinderen. We willen meer ruimte inbouwen om kinderen zelfonderzoekend bezig te laten zijn. De komende vier jaar ambiëren we kinderen medeverantwoordelijk te maken voor hun eigen leerproces. Dat wil zeggen: we maken het kind bewust van wat het wil, moet en kan leren. Deze bewustwording wordt in gang gezet door de leerkracht die het kind echt serieus neemt en het kind de ruimte durft te geven om zelf verantwoordelijkheid te nemen daar waar dat kan en wenselijk is. Bijvoorbeeld: Jantien (5 jaar oud) wil graag leren tellen tot 20. Ze benoemt de hele dag alle cijfers die ze om zich heen ziet. Sommige letters zijn ook cijfers voor Jantien. Jantien vraagt bij de leerkracht om bevestiging van wat ze al kan. De leerkracht reageert op deze leervraag door het spel ‘Ganzenbord’ in de kring aan te bieden. Ze vraagt aan de kinderen of zij weten hoe het spel werkt. De regels en werkwijze worden gaandeweg door de inbreng van de kinderen duidelijk. De leerkracht stelt vragen en vult zo nodig aan. Jantien gaat daarna samen met drie andere kinderen het spel spelen. Jantien zit met rode wangen het spel te spelen. Ze leert tellen, de rangorde bepalen (1ste, 2e,3e, enz.), wachten op haar beurt, overleggen, vragen stellen, enz. Als ze op moet ruimen vraagt ze aan de leerkracht of ze morgen weer het spel mag spelen. Ze wil nog meer cijfers leren. Voor bovenbouwers is het in de blokperiode wenselijk om te leren plannen en om, in schooltijd, met ‘huiswerk’ te leren omgaan. Daaronder verstaan we het verrichten van bepaalde activiteiten binnen een bepaalde tijd, het meenemen van materialen of het opzoeken van informatie. Aan het begin van de week schrijven de bovenbouwers de taken in hun agenda. Daarin komt te staan wat ze de komende week in de stilwerktijd en/of blokperiodes gaan doen en afmaken. De kinderen schaffen de agenda zelf aan. De blokperiode heeft in het vorige schoolplan al gestalte gekregen. We bouwen vanzelfsprekend voort op hetgeen we de vorige jaren hebben opgebouwd. Hieronder wordt geschetst hoe het blokuur er over vier jaar uit ziet: • De blokperiode is een periode van ongeveer 60 minuten per dag; • De inhoud wordt bepaald door wereldoriëntatie; • Wereldoriëntatie wordt vormgegeven door middel van projecten die in een betekenisvolle context worden aangeboden; • De projecten doen een beroep op de integratie van de tot dan toe geleerde vaardigheden van het kind; • Het vertrekpunt is de betrokkenheid van de kinderen stimuleren en vasthouden; • Kinderen worden medeverantwoordelijk voor wat, hoe, waar en met wie ze leren; • Kinderen kunnen in toenemende mate werken aan hun eigen leervragen; • De leerkracht houdt rekening met de leerstijl en intelligentie van het kind; • Er is sprake van een 3-jaarlijkse cyclus per bouw (bouwgroep/stamgroep projecten). De schoolbrede projecten zijn met de realisatie van de vorige schoolplannen al cyclisch opgebouwd.
‘Natuurlijk verbonden’, Schoolplan de Hoeve 2011 – 2015
39
We hebben in het vorige schoolplan elf praktijkvoorbeelden van projecten uitgeschreven. Deze voorbeelden geven aan hoe de bouwgroep de projecten kan uitwerken. De projecten die beschreven staan zijn onderverdeeld in 3 categorieën: • Voorbereid door de leerkracht • Voorbereid door leerkracht en kinderen • Voorbereid door kinderen. De uitwerking van drie projecten is te vinden op de website van de school www.dehoeveschool.nl .
5.1.2. De ontwikkeling van zelfstandigheid van kinderen in de blokperiode Met de invoering van het vorige schoolplan hebben wij een doorgaande lijn ontwikkeld als het gaat om de zelfstandigheid van kinderen. Het uiteindelijke doel voor ieder mens is: ‘zelfverantwoordelijk leren’. Dit betekent bijvoorbeeld dat een kleuter op termijn zelf verantwoordelijk is voor het aantrekken van zijn jas en een bovenbouwkind zelf verantwoordelijk is voor het inleveren van zijn werk. Kinderen in de basisschoolleeftijd moeten continu begeleid worden. De zelfverantwoordelijkheid is gericht op de vaardigheden en attituden die het kind zich al heeft eigen gemaakt. De leerkrachten stimuleren het kind de eerste stappen te maken richting zelfverantwoordelijk leren. We bieden ze daarbij een pedagogisch klimaat, structuur en begeleiding om tot groei te komen. Fase 1. Zelf (ver)werken De leerkracht of de methode bepaalt wat het kind gaat doen. Het kind werkt kort aan een eenduidige, gesloten opdracht en het antwoord wordt direct gecontroleerd. In deze fase gaat het om het afmaken van het werk. Fase 2. Zelfstandig werken Hetzelfde als fase 1, alleen werken de kinderen hier langer aan meerdere opdrachten. Kinderen mogen zelf bepalen in welke volgorde zij de opdrachten uitvoeren. Alle taken en opdrachten worden door de leerkracht bepaald. Kinderen maken in deze fase het werk af, omdat de taak af moet. De aandacht is niet zozeer gericht op de inhoud van het werk als wel op het afmaken ervan. Fase 3. Zelfstandig leren In deze fase krijgen kinderen wat meer keuzemogelijkheden en gaat het om het begrijpen van de leerstof. Het doel staat grotendeels vast. En het kind heeft invloed op de manier waarop het doel bereikt wordt. ‘Als je de opdracht al begrijpt zonder mijn instructie, mag je alvast aan het werk gaan.’ Bij het aangaan van werkafspraken met de leerkracht heeft het kind de ruimte om aan te geven met wie hij wil samenwerken of welk onderwerp hij wil kiezen. Ook de manier waarop het kind het onderwerp wil presenteren kan hij zelf inbrengen. Fase 4. Zelfverantwoordelijk leren In deze fase bepaalt het kind het doel. Dat doel moet in ieder geval wel passen binnen het algemene doel. Het kind bepaalt wat, waar, wanneer en hoe. Werkafspraken worden in overleg met de leerkracht gemaakt. Voorbeeld: In de onderbouw kan een kind zelf zijn jas dicht doen en ook andere kinderen helpen met het dicht doen van hun jas. Dit kind mag zelf bepalen of ze voor het buitenspelen anderen helpt. In de bovenbouw is men bezig met het project ‘verkeersveiligheid’. Het kind besluit een tentoonstellinkje te maken over de verkeersborden in onze wijk. Het is op de Hoeve een pedagogisch doel om elk kind te helpen in de ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid op weg naar zelfverantwoordelijkheid, zodat ieder kind op eigen niveau kan leren plannen,
een eigen leerstijl kan ontwikkelen, zich verantwoordelijk kan voelen voor eigen werk, zichzelf leert presenteren en eigen keuzen leert maken. Tijdens het leren speelt uitgestelde aandacht een grote rol. De kinderen in de onderbouw leren d.m.v. picto’s dat ze eerst zelf na moeten denken voordat ze hulp vragen aan de leerkracht. Weet het kind niet hoe hij verder kan gaan, dan kan hij hulp vragen aan zijn mentor. Weet de mentor de oplossing ook niet, dan wacht het kind op hulp van de leerkracht. In de midden- en bovenbouw wordt kinderen ook geleerd te wachten op hun beurt. Kinderen werken met een rood/groen kaartje waardoor de leerkracht ziet of het kind geholpen wil worden. De kinderen hebben een mentor aan wie ze kort een vraag kunnen stellen. De meeste kinderen kennen de afspraken en regels in de groep en hebben geen visualisatie nodig. Als dat wel nodig is voor een kind, dan werken de leerkrachten met de picto’s van Meichenbaum (beertjesmethode).
5.2. Leren samenspelen Op de vraag ‘Er wordt weinig gepest op school’ zegt 25 % van de bovenbouwkinderen helemaal mee eens, 28 % beetje mee eens, 25 % neutraal, 11 % is het er een beetje niet mee eens en 11 % is het er niet mee eens. 22 % van de bovenbouwkinderen zegt gepest te worden op school. Op de vraag ‘Ik voel me prettig als ik door de school loop’, reageert 85 % positief, 9 % is neutraal en 6 % reageert negatief op de vraag. Gesteld kan worden dat de meeste bovenbouwkinderen zich veilig voelen op school. De kinderen vinden het leuk om naar school te gaan en waarderen de school met het cijfer 8,4. Op de vraag ‘De leerkracht luistert goed naar mij als ik hem/haar iets vraag’, reageert 92 % positief. ‘De leerkracht zorgt ervoor dat vervelende kinderen worden aangepakt’, 82 % van de kinderen is het hier mee eens. De leerkrachten zorgen voor een pedagogisch klimaat waarin vervelende kinderen worden aangesproken op hun gedrag. Het beleid dat gevoerd wordt ten aanzien van (pest)gedrag is adequaat te noemen. Wij ambiëren als team een veilige school voor alle kinderen. Het team vindt het wijzigen of aanvullen van de handelingswijze ten aanzien van plagen en pesten niet aan de orde. We vinden het wel belangrijk op deze plek in het schoolplan te benadrukken hoe wij omgaan met ongewenst gedrag. Hopelijk ontstaat door deze toelichting meer duidelijkheid over onze handelingswijze. Hieronder beschrijven we de wijze waarop wij omgaan met situaties waarin kinderen met elkaar leren samen te spelen en welke werkwijze het team hanteert als er sprake is van pesten.
5.2.1. Wat is spelen? Essentieel bij spel is de vrijwilligheid waarmee het gebeurt. Kinderen geven doorgaans met veel plezier zelf vorm en invulling aan hun spel. Als een volwassene een opdracht tot spelen geeft, kan dat voor kinderen aanvoelen als een taak; het is dan geen spel meer. Dit zal een reden zijn dat volwassenen zich in het algemeen zo weinig mogelijk met het spel van kinderen bemoeien. Bemoeienis wordt gauw als inmenging en bemoeizucht opgevat. Spel is – zeker als kinderen wat ouder worden – het territorium van kinderen, daar moet je als volwassene van afblijven. De taak van de volwassene beperkt zich tot het scheppen van voldoende voorwaarden voor spel, het bieden van tijd en ruimte, het zorgen voor spelmateriaal en speelkameraadjes. Normaal ontwikkelt het spel zich bij een wat ouder kind dan wel vanzelf. Er zijn echter kinderen die, om wat voor reden dan ook, basale spelvaardigheden missen. Zij groeien niet vanzelf in hun spel. Dit kan ertoe leiden dat dergelijke kinderen ‘saai’ spelen, niet willen spelen of zich gaan
‘Natuurlijk verbonden’, Schoolplan de Hoeve 2011 – 2015
41
vervelen en snel conflicten krijgen bij het samen spelen met andere kinderen. Deze kinderen moet je leren spelen, laten ervaren dat spelen leuk en boeiend kan zijn, dat samen spelen gezellig kan zijn.
5.2.2. Plagen of pesten? Dat spelen niet altijd vanzelf gaat, heeft iedereen wel eens aan den lijve ervaren. Er kan sprake zijn van plagen of pesten. Wanneer een kind of een ouder denkt dat er sprake is van pesten, dan nemen wij deze melding serieus en erkennen het kind en/of ouder in zijn gevoel. Vervolgens gaat het teamlid op onderzoek uit. Wat is hier aan de hand? Gaat het om het onvermogen om te spelen, is het plagen of pesten? Plagen is een manier om elkaar uit te testen en aanhankelijkheid te tonen. Plagen is spelgedrag dat reacties peilt van de ander. Kinderen vermaken zich op het plein door zand in elkaars jaszak te stoppen. We spelen kiekeboe met een huilende peuter om haar aan het lachen te maken. Tieners doen hun ouders na om aan te geven hoe ouderwets ze zijn. Stoeispelletjes, voetbal en tikkertje zijn allemaal spelletjes om onze eigen krachten te meten, maar ook die van de ander. Het kind leert zo veel over zijn eigen gedrag en kracht en dat van een ander. Plagen is dus essentieel voor de ontwikkeling van het kind. Pesten is het herhaaldelijk uitoefenen van lichamelijke en/of geestelijke mishandeling door één of meerdere personen gericht op één andere persoon. Pesten belemmert de ontwikkeling van een kind. Pesten gebeurt ook verborgen (buiten het gezichtsveld van volwassenen, cyberpesten, sexting, etc.). Vaak is degene die gepest wordt niet in staat zich te verdedigen. De kinderen die pesten zijn dikwijls zelf ook slachtoffer geweest van pesten. Sommigen komen uit een gezin waarin gezinsleden elkaar pesten of hebben een laag zelfbeeld of weinig zelfvertrouwen. Kinderen die pesten denken door iemand te kleineren zelf meer aanzien te krijgen. In feite zijn alle kinderen die bij pesten betrokken zijn slachtoffer. Immers, alle betrokken kinderen hebben moeite gezellig samen te spelen en gewoon contact te maken met leeftijdsgenootjes.
5.2.3. Werkwijze Overal waar kinderen samen komen, wordt er wel eens gepest. Dus ook op de Hoeve. Als team werken we iedere dag aan een veilige sociale omgeving voor alle kinderen. Als blijkt dat kinderen elkaar pesten of ouders geven aan dat er gepest wordt, gaan we op onderzoek uit. De volgende stappen worden dan ondernomen: 1) De leerkrachten vragen aan het kind(eren) wat er is gebeurd. 2) De leerkrachten observeren meerdere keren de kinderen die in verband zijn gebracht met het ‘pesten’. Dit doen we in de groep en tijdens vrije situaties (buiten spelen, op de gang, etc.). 3) De leerkrachten bespreken de bevindingen met de kinderen. Klopt het wat de leerkrachten hebben gezien? Wat vinden de kinderen daarvan? Hoe denken de kinderen het probleem op te lossen? We maken de kinderen medeverantwoordelijk voor de oplossing.
We bespreken onze bevindingen in de bouwgroep met de andere leerkrachten, ib-er en directie. 4) Als er sprake is van pesten (dus structureel een ander mis-handelen), dan worden ouders ingelicht en het hele team op de hoogte gesteld. Het team is gezamenlijk verantwoordelijk voor een veilige school voor iedereen. 5) Door de leerkracht wordt zo nodig een hulpplan (sociaal emotionele ontwikkeling) opgesteld voor het kind dat gepest wordt en de kinderen die pesten of meelopen. 6) Het plan wordt besproken met de kinderen en de ouders. 7) Het pesten moet direct stoppen. Dit doen we door alle kinderen uit de groep deelgenoot te maken van het probleem. Als iemand een ander pest, moet je dat tegen een leerkracht (volwassene) zeggen. Het is geen klikken! 8) Iedere week wordt geobserveerd en nagevraagd bij de kinderen hoe het spelen gaat. Het is van belang dat het pesten is gestopt en dat er gewoon spelgedrag voor in de plaats is gekomen.
5.3. Dat’s andere taal Met het vorige schoolplan heeft het team de eerste stappen gezet in de richting van het uitwerken van een aantal leerlijnen van de publicatie “Dat’s andere taal”, uitgegeven door de Freinetbeweging en de Nederlandse Jenaplanvereniging. Wij zien als hoofddoel van het taalonderwijs: “In een leerrijke omgeving bij kinderen de drie taalfuncties, ordening, communicatie en expressie, helpen te ontwikkelen in functionele en levensechte taalgebruikssituaties.” In onze plenaire teamvergaderingen ter voorbereiding van dit schoolplan hebben we wederom gesproken over de vraag hoe we een aantal leerlijnen van Dat’s andere taal willen uitwerken. Wat gaan we ontwikkelen? We kiezen voor het uitwerken van vijf leerlijnen namelijk: boekpresentatie, vergaderen, brief schrijven, vrije tekst schrijven en gedichten schrijven. De werkgroepen, die bestaan uit drie à vier teamleden, plannen acht bijeenkomsten achter elkaar waarin de leerlijn wordt uitgewerkt. Een redigeergroep controleert het gemaakte werk en koppelt de bevindingen terug aan de werkgroep. Vervolgens presenteert de werkgroep de leerlijn aan het team. Hierna volgt een periode waarin de leerlijn wordt uitgeprobeerd en daarna wordt ingevoerd.
5.4. Lezen in de bovenbouw Aan het eind van iedere morgen (met uitzondering van de woensdag) lezen de kinderen twintig minuten voor zichzelf of hardop met een ander. Bovenbouwkinderen hebben aangegeven het lezen het minst leuke vak te vinden (45 %). Bovenbouwleerkrachten geven aan dat kinderen al alle middelen tot hun beschikking hebben om met plezier te kunnen lezen. Zij vinden het niet nodig het lezen ‘op te leuken’. We hebben inderdaad een bibliotheek waarin de nieuwste boeken staan. Ieder jaar geven we 1000 euro uit aan nieuwe lees- en luisterboeken. Als kinderen het lezen op diverse manieren krijgen aangeboden, dan hoop je dat ze (op termijn) het lezen leuk gaan vinden. Uit de enquête blijkt dat 53 % van de kinderen het werken op de computer het leukste ‘vak’ te vinden, 4 % geeft aan niet op de computer te willen werken. Als we de computer inzetten tijdens het lezen, draagt dat wellicht bij tot meer leesplezier. Het is mogelijk om interactieve boeken aan te schaffen die de kinderen met
‘Natuurlijk verbonden’, Schoolplan de Hoeve 2011 – 2015
43
behulp van de laptop kunnen bekijken en lezen. Wij willen de komende jaren naast de lees- en luisterboeken ook interactieve boeken gaan aanschaffen.
5.5. Rekenmethode Onze huidige rekenmethode ‘Pluspunt’ voldoet aan onze wensen. De resultaten die de groepen en de individuele kinderen behalen zijn goed, dus is er op dit moment geen reden om over te stappen op een andere methode. De nieuwe versie van ‘Pluspunt’ komt in 2011 uit en heeft elementen van de methode ‘Met sprongen vooruit’ (Julie Menne) geïntegreerd in de methode. Op dit moment werken we op school al met materialen van de methode ‘Met sprongen vooruit’. Wij zijn enthousiast over de samenvoeging van beide methoden. In 2013 zijn wij voornemens een nieuwe rekenmethode aan te schaffen. Op dit moment denken wij dat het de opvolger wordt van de rekenmethode ‘Pluspunt’.
5.6. Oecumene De school is er met de uitwerking van het vorige schoolplan in geslaagd de identiteit van de school uit te dragen. Het is voor ouders duidelijk dat er aandacht wordt besteed aan levensbeschouwelijke vraagstukken en aan andere godsdiensten (zie uitslag ouderenquête). Het team vindt het belangrijk om het aanbod van oecumene vast te leggen, zodat het structureel wordt aangeboden. Wat wordt er de komende vier jaar ontwikkeld: • •
•
•
•
Een keer per week aandacht voor oecumene in de groep (incidenteel of intentioneel). Een keer in de twee weken een dagopening of verhalenkring. In deze kring zullen verhalen van de vijf wereldgodsdiensten aan bod komen en zal er, indien dat van toepassing is, aandacht besteed worden aan de feestdagen die op dat moment aan de orde zijn. Een keer in de twee weken wordt er aandacht besteed aan een filosofiekring of een discussiekring. Op deze momenten komt de actualiteit aan bod, wordt er gefilosofeerd en is er ruimte voor de invulling van oecumene binnen het project dat op dat moment bezig is. Het team ambieert de komende jaren een cyclus te maken van de projecten waarin aandacht is voor oecumene in combinatie met de Jenaplanbasisprincipes. Daarin staan vragen van kinderen centraal en willen we op zoek gaan naar antwoorden en kennisvragen met betrekking tot de vijf wereldgodsdiensten en wereldbeschouwing in het algemeen. Het team krijgt scholing op het gebied van filosoferen met kinderen.
5.7. Lerende organisatie Onze school is een goede school met een goed team, betrokken ouders en kinderen die graag willen leren. Hoe worden we een betere school? Als team zien we de verschillen tussen mensen(kinderen) en erkennen die ook. Hoe maken we gebruik van de verschillen in ons team? Profiteren we voldoende van elkaars kwaliteiten? De verschillen tussen kinderen begrijpen, betekent dat je ook verplicht bent je echt in te leven in de ander en de kinderen nauwer te laten samenwerken. Om kinderen gelijke kansen te bieden in het onderwijs, is een persoonlijke aanpak nodig. De uitdaging van deze aanpak ligt in het proberen het verschil te begrijpen en er productief mee te werken.
We moeten een beter en diepgaander inzicht krijgen in mensen(kinderen) dan ooit tevoren en daarom moeten we in onze school een voortdurende nieuwsgierigheid inbouwen om onszelf en elkaar te begrijpen. Als we kinderen alle mogelijkheden willen bieden om zich te ontwikkelen, dan moet dat gebeuren vanuit echt onderling begrip. Pas dan kan je werken aan de leef- en werkgemeenschap en zal er sprake zijn van een groot saamhorigheidsgevoel.
Dit inzicht komt ook tot uiting in de basisprincipes 6, 7 en 8: 6. Mensen moeten werken aan een samenleving die ieders unieke en onvervangbare waarde respecteert. 7. Mensen moeten werken aan een samenleving die ruimte en stimulansen biedt voor ieders identiteitsontwikkeling. 8. Mensen moeten werken aan een samenleving waarin rechtvaardig, vreedzaam en constructief met verschillen en veranderingen wordt omgegaan. Het team heeft interesse om tijdens het voorbereiden en uitwerken van de wereldoriënterende activiteiten meer rekening te houden met de kwaliteiten en inbreng van kinderen. Als we kwaliteiten bij anderen willen kunnen benoemen, moeten we dan niet eerst weten wat onze eigen kwaliteiten zijn en die van onze collega’s? Onze missie is: ‘Binnen de opvoeding, vindt onderwijs plaats.’ Hoe geven de leerkrachten systematisch overdracht van kennis, inzichten, vaardigheden en attituden van kinderen tijdens de wereldoriënterende activiteiten? Hoe kunnen ze dat beter doen? Welke theoretische aanpak past het beste bij onze oecumenische Jenaplanbasisschool? Het verder professionaliseren van het team kan door een of meerdere methodieken te bestuderen. Daarna willen we de kennis toepassen in ons onderwijsaanbod. Het team gaat zich de komende jaren verdiepen in de onderstaande theorieën. Human Dynamics is een theorie die is gebaseerd op research dat vanaf 1979 is uitgevoerd, waarbij meer dan 80.000 mensen uit 25 culturen betrokken zijn geweest. Human Dynamics identificeert en documenteert verschillen in het functioneren van mensen als complete systemen. Deze verschillen in het menselijk functioneren zijn fundamenteler dan leeftijd, ras, cultuur of geslacht. Ze kunnen zelfs bij kleine kinderen worden waargenomen. Het bestaan ervan kan wetenschappelijk worden bevestigd. Er zijn negen verschillende menselijke systemen vastgesteld en vijf daarvan zijn beschreven. Deze verschillende menselijke systemen zijn zelforganiserend en in staat tot oneindige ontwikkeling. Mensen identificeren hun systeem (‘persoonlijkheidsdynamiek’) door een proces van zelfontdekking. Mensen worden getraind de persoonlijkheidsdynamieken van anderen te identificeren door een verhoogd bewustzijn en nauwkeurig luisteren en observeren. Ieder systeem is samengesteld uit fundamentele ordenende principes – het mentale, emotionele en fysieke.1) Voorbeeld: De leerkracht vertelt enthousiast over een onderzoekje dat de groep moet uitvoeren. Na de uitleg moeten alle kinderen aan het werk gaan. Een kind begint direct te werken, ze heeft de opdracht gelezen en handelt. Een ander kind leest de opdracht rustig door en begint met denken. Wat heeft hij nodig voor het uitvoeren van de opdracht? Hoe zal hij het aanpakken? Weer een ander kind begint na het lezen van de opdracht met overleggen. Hoe gaan ze samen de opdracht aanpakken? Wie gaat wat doen?
‘Natuurlijk verbonden’, Schoolplan de Hoeve 2011 – 2015
45
Alle kinderen hebben een andere dynamiek. Ze verwerken de informatie op hun eigen wijze en ook de communicatie verloopt verschillend. Human Dynamics geeft inzicht in deze verschillen en geeft handvatten om constructief met de verschillen om te gaan. Human Dynamics is uitstekend te gebruiken bij de ontwikkeling van een team en het onderwijzen van kinderen. Je kunt het gebruiken als een opmaat richting de invoering van Meervoudige Intelligentie (MI). Meervoudige Intelligentie Prof. Dr. Howard Gardner onderscheidt op basis van hersenonderzoek en onderzoek in leersituaties acht vormen van intelligentie. Hij gaat er vanuit dat ieder mens een persoonlijk profiel van sterk en minder sterk ontwikkelde aspecten van deze intelligenties heeft. Prof. Dr. Spencer Kagan ontwikkelde hierop een scala aan praktische toepassingsmogelijkheden van Meervoudige Intelligentie (MI) in het onderwijs. Differentiëren met behulp van MI vereist een gestructureerde aanpak zodat alle activiteiten bekeken worden vanuit de sterke kanten (intelligenties) van de kinderen. Coöperatief leren zit ingebouwd in deze aanpak. De invoering van MI duurt zo’n twee à drie jaar. ‘Breinbewust onderwijs’ laat zien hoe je in het onderwijs gebruik kunt maken van kennis over de werking van het brein. Kees Vreugdenhil geeft workshops over breinbewust onderwijs. Naast de gebruikelijke leerpsychologische theorieën en opgedane ervaringen in het onderwijs zijn de objectieve bewijzen vanuit deze theorie een aanvulling op de dagelijkse onderwijspraktijk (www.breinbewust-onderwijs.nl). 1) Human Dynamics. Samen leven, samen werken. Sandra Seagal en David Horne. Scriptum Management. 4de druk, mei 2003.
5.8. Zorg Op de stelling: ‘Ieder mens heeft het recht op een aan zijn/haar mogelijkheden aangepaste benadering, waarbij de eigenheid van iemand volkomen erkend wordt’, zal iedereen instemmend ‘ja’ knikken. Het is immers een mooi streven om alle kinderen (met of zonder beperking) een gelijkwaardige start en dezelfde rechten te geven in het onderwijs. Toch is het onderwijs al decennia bezig om dat streven waar te maken. In 2012 start het onderwijs met een nieuwe maatregel van de regering genaamd: passend onderwijs. ‘Met passend onderwijs wordt beoogd dat scholen een passend aanbod aan onderwijs(zorg) kunnen geven aan elk kind dat bij de school wordt aangemeld of staat ingeschreven, het liefst in de directe woonomgeving van het kind. Wanneer een school dat niet zelf kan bieden, doet de school een beroep op haar partners in en om de school om dat passende aanbod wel te kunnen geven’.
5.8.1. Wat is passend onderwijs op de Hoeve? Op de Hoeve streven wij ernaar alle kinderen uit de buurt en regio toegang te bieden tot Jenaplanbasisonderwijs. Wij zijn in staat om aan de meeste kinderen passend onderwijs te bieden, er worden weinig tot geen kinderen verwezen naar het Speciaal Basisonderwijs (SBO). Bij de aanname en het verwijzen van een kind wordt gekeken naar twee criteria namelijk: welbevinden en groei. Met andere woorden: gaat het kind met plezier naar school en is er sprake van ontwikkeling. Bij de aanname van een kind heeft de directie een intakegesprek met de ouders. De kwaliteiten en beperkingen van het kind worden dan in beeld gebracht. De ouders krijgen van de directie een onderbouwd (mondeling) advies over de mogelijkheid van aanname of verwijzing. Als de school verwacht dat zij niet de juiste zorg kan bieden aan een kind, wordt het kind niet opgenomen in de schoolgemeenschap. Kinderen met een meervoudige complexe beperking, blinde of dove kinderen of kinderen met complexe gedragsstoornis, vinden op de Hoeve niet de juiste leeromgeving. Dit heeft onder andere te maken met de groepsgrootte die gehanteerd wordt en het zorgniveau dat het team ambieert. Samen met de ouders zal de directie dan zoeken naar een onderwijsvorm die beter aansluit bij de behoeften van het kind. In de loop der jaren heeft de Hoeve veel ervaring opgedaan met verschillende bureaus en zelfstandig gevestigde psychologen/orthopedagogen. Uit deze verschillende contacten heeft de Hoeve een
orthopedagogische praktijk geselecteerd die voldoet aan onze eisen van professionaliteit. Het is Orthopedagogen Psychologen Praktijk Utrecht, ofwel OPPU. Als er vragen zijn over de ontwikkeling van een kind en de ouders en school delen die zorg, dan kan OPPU ingeschakeld worden.
5.8.2. Zorgprofiel Het bedrijf Sardes heeft een onderzoek gedaan naar het zorgprofiel van de school. Hieronder staat de samenvatting uit het onderzoek: ‘Over het geheel genomen is de Hoeve te karakteriseren als een smalle zorgschool. De school is op verschillende belangrijke velden aangeduid als een brede zorgschool en zou in de toekomst binnen het samenwerkingsverband en met de juiste faciliteiten kunnen uitgroeien tot een brede zorgschool of inclusieve school. Te meer omdat deze school in onderwijsconcept al een sterke ontwikkeling heeft doorgemaakt en al werkt aan inclusief onderwijs.’ ‘Onderwijs van de Hoeve is er voor alle kinderen: dit staat geheel niet ter discussie bij de Hoeve. Hierbij vindt men het belangrijk dat welbevinden en groei van leerling is gewaarborgd. De school zorgt daarom voor een goede zorg, liefst in de school. De school vindt het belangrijk dat kinderen leren verschillen te zien en daarmee ook leren om te gaan. Een van de Jenaplanbasisprincipes is dat ieder kind uniek is, bij de Jenaplanbasisschool de Hoeve zorgt het team ervoor dat alle kinderen daadwerkelijk zichzelf kunnen zijn.’ De ambitie van het bestuur en team is om een brede zorgschool te zijn. In augustus 2012 wordt het huidige samenwerkingsverband Weer Samen Naar School (WSNS) van de landelijke Vrije scholen opgeheven. De Hoeve sluit zich daarna aan bij het regionale samenwerkingsverband Saboso. Als de Hoeve is toegetreden tot dit samenwerkingsverband, dan geeft de directie aan dat de functie van brede zorgschool in de gemeente Nijkerk wordt geambieerd. De besturen binnen het samenwerkingsverband moeten zich tegen die tijd uitspreken over de wenselijkheid daarvan.
5.8.3. Hoe wordt er gewerkt? Handelingsgerichte diagnostiek (HGD) en handelingsgericht werken (HGW) zijn niet meer weg te denken uit huidige onderwijsaanbod op de Hoeve. Al sinds jaren werken we op een doelgerichte wijze aan de ontwikkeling van kennis, vaardigheden en attituden. De leerkracht zorgt in de groep voor een pedagogisch klimaat waarbinnen de kinderen zich veilig voelen en tot leren kunnen komen. De leerkracht moet naast het aansturen van de stamgroep in staat zijn onderwijs op maat te bieden aan het kind. Iedere dag werken de kinderen aan hun ontwikkeling, samen met de andere kinderen. De leerkracht werkt vanuit vertrouwen en stelt hoge eisen aan de kinderen. De begeleiding van de leerkracht is begeleidend, sturend en observerend van karakter. Kinderen krijgen iedere dag instructie en/of een verlengde instructie (= herhaling op een andere manier). Als meerdere van die instructies onvoldoende effect hebben, kan de leerkracht besluiten een hulp- of groepsplan te maken voor een kind of een groep kinderen. In zo’n plan staan de doelen omschreven die het kind moet behalen en de wijze waarop de leerkracht dit aanbiedt aan het kind. Na ongeveer acht weken evalueert de leerkracht het plan. Als extra hulp van de leerkracht z’n vruchten heeft afgeworpen, eindigen de extra instructies. Wanneer het plan niet het gewenste effect heeft, bespreekt de leerkracht dit tijdens de leerlingbespreking met de intern begeleidster. Dan kan worden besloten het kind op de wachtlijst te plaatsen voor remedial teaching.
‘Natuurlijk verbonden’, Schoolplan de Hoeve 2011 – 2015
47
Zodra de remedial teacher met een kind of een groep kinderen gaat werken, begint ze met het afnemen van een onderzoek of gebruikt ze een onderzoek dat is gedaan (bijvoorbeeld van het Cito -leerlingvolgsysteem). Daarmee wordt de beginsituatie bepaald. Daarna maakt de remedial teacher een handelingsplan. Blijkt na intensieve hulp van de leerkracht en/of remedial teacher dat het kind zich onvoldoende ontwikkelt, dan kan besloten worden tot verder onderzoek door een orthopedagoog.
5.8.4. Wat willen we verbeteren? Het maken van hulp- en groepsplannen gebeurt al regelmatig door alle leerkrachten, maar nog niet consequent genoeg. Soms wordt er gedacht dat een plan in het hoofd even effectief werkt als een plan dat beschreven staat. Het is belangrijk dat de leerkracht doelgericht te werk gaat bij het geven van extra hulp aan kinderen waarbij eerdere hulp niet het gewenste effect heeft gehad. Als het nodig is, schrijft de leerkracht een plan dat zorgvuldig wordt uitgevoerd en geëvalueerd. De leerkracht bepaalt zelf wanneer er sprake is van hardnekkige leer- en/of gedragsproblemen en bespreekt vervolgens de aanpak tijdens een bouwvergadering of leerlingbespreking. De leerkracht kan tijdens de bespreking zijn bevindingen onderbouwen aan de hand van voorbeelden, observaties en/of toetsresultaten.
5.9. Informatie- en communicatietechnologie (ICT) De school beschikt over een groot aantal pc’s die al sinds 2005 in een goed functionerend netwerk met elkaar zijn verbonden. In 2009 is het netwerk uitgebreid zodat de bovenbouwkinderen ook draadloos kunnen werken aan hun eigen tafel. De komende jaren willen we het mogelijk maken om ook in de middenbouw met meerdere pc’s draadloos te gaan werken. Er zijn tien digitale borden geplaatst. Alle leerkrachten gebruiken de borden intensief. De borden worden door een vaste pc aangestuurd. Op termijn willen we in iedere midden- en bovenbouwgroep het mogelijk maken via een (vaste) pc bij het bord het digitale bord aan te sturen. Hierdoor is het voor leerkrachten mogelijk nog efficiënter te werken. De komende jaren willen we de vaste computers in de midden- en bovenbouw vervangen door laptops. Door het draadloos netwerk uit te breiden, wordt het ook voor middenbouwkinderen mogelijk aan hun eigen tafel gebruik te maken van de computers. In de onderbouw en de bibliotheek blijven we werken met vaste systemen. We willen ons oriënteren op speciale hardware die geschikt is voor kleuters. Te denken valt aan kleine muizen, speciale koptelefoons en computers die geschikt zijn voor kleuters. In de periode 2007-2011 is software gekocht die aansluit bij de gebruikte (reken- en taal-)methoden. Tevens is er software aangeschaft voor een typecursus in de bovenbouw. Ook voor het automatiseren van de rekentafels is software aangeschaft voor de midden- en bovenbouw. Leerkrachten kunnen vanuit huis inloggen op het netwerk van de Hoeve. Alle documenten worden, zoveel als mogelijk is, digitaal opgeslagen. Het team kan van huis uit niet inloggen op grote programma’s zoals Pluspunt of Veilig Leren Lezen. Dat is niet mogelijk met de Klas.nu versie 2. Op termijn zal de Klas.nu versie 3 webbased in gebruik genomen gaan worden. Dan is het mogelijk om alle software van huis uit te bekijken en met het hele team ‘Outlook’ te delen. Aangezien onze ambities op dit moment gericht zijn op het onderwijs aan de kinderen in de groep, wordt dit onderdeel niet meegenomen in dit schoolplan. In het schooljaar 2010-2011 heeft het team diverse cursussen gekregen over het gebruik van de software en digitale toetsen bij de methoden. Alle leerkrachten kunnen gegevens van kinderen invoeren en interpreteren, zodat oefen- en toetsgegevens gebruikt worden bij het samenstellen van het dagelijkse onderwijsaanbod. Het netwerk wordt onderhouden door firma Heutink. Problemen kunnen deels op afstand worden hersteld. De servicedesk van Heutink is zodanig ingericht dat de meest voorkomende vragen van de ICT-coördinator direct kunnen worden beantwoord. De ICT-coördinator is vier dagen in de week aanwezig om direct problemen op te lossen als dit nodig blijkt te zijn. De meeste problemen worden binnen twee dagen afgehandeld. De afschrijvingstermijn van alle hardware is vastgesteld op 5 jaar. Software wordt afgeschreven in 8 jaar (onderwijsleerpakket). Investering per jaar: 5000 euro.
Wat willen we verbeteren? In het schoolplan 2011-2015 willen we de vernieuwingen die de voorgaande jaren zijn ingevoerd consolideren. De ontwikkelingen op het gebied van ICT gaan snel. Het is van belang om op de hoogte te blijven van de nieuwste inzichten en die toe te passen in de groep. Leerkrachten zullen een natuurlijke nieuwsgierigheid naar ICT moeten willen ontwikkelen. Daarnaast ambiëren we aan de slag te gaan met ‘Leerwereld’ een uitgebreide schoolmediatheek binnen de Klas.nu omgeving. ‘Leerwereld’ biedt, naast een schoolmediatheek, ook een enorme hoeveelheid aan gestructureerde onderwijskundige lesinhoud. De leerkrachten verkennen de didactische mogelijkheden van ‘Leerwereld’ en onderzoeken de mogelijkheden voor het gebruik van ‘Leerwereld’ op het digitale bord. Het team overweegt de huidige schoolmediatheek (Educat-B) te vervangen door de schoolmediatheek van ‘Leerwereld’. Kosten: 700 euro In de bovenbouw worden er tijdens de stilwerktijd diverse cursussen gegeven in onder andere Word, Excel, Powerpoint, enz. We willen deze cursussen tegen het licht houden en opnieuw bepalen welke cursusinhoud belangrijk is voor de ontwikkeling van kennis, vaardigheden en attituden bij de kinderen op ICT-gebied.
5.10. Samenwerking met externe instanties De kinderen van de Hoeve kunnen tussen de middag van 12.00 tot 13.30 uur overblijven op school. Steeds meer kinderen maken gebruik van de Tussenschoolse opvang (TSO). Vanaf 1 augustus 2007 is de school ook verantwoordelijk voor het organiseren van voor- en naschoolse opvang. De Hoeve heeft een contract gesloten met de Stichting Kinderopvang Hoevelaken. Zij verzorgen alle opvang op de Hoeve op professionele wijze. In 2011 start een tweede groep Buitenschoolse opvang (BSO). Op termijn willen we alle Hoevekinderen op onze locatie Buitenschoolse opvang bieden (inkomsten +/- 16.000 euro per jaar). Voorschoolse educatie (VVE) wordt op dit moment ingevoerd bij peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Om de start op de Hoeve voor jonge kinderen soepel te laten verlopen, hebben we in 2011 afspraken gemaakt over de ‘warme overdracht’. Deze overdracht gebeurt met toestemming van ouders met de begeleiders van Peuterspeelzaal ‘Klavertje Vier’ en kinderopvang Baloe en Jabadabadoe. Het ligt in de verwachting dat er vanuit de regering een ontwikkeling op gang wordt gezet die het opnemen van driejarigen in de basisschool mogelijk maakt. Het is daarom van belang de ontwikkelingen ten aanzien van Voorschoolse educatie (VVE) te volgen. De directie zal de komende jaren de mogelijkheden verkennen voor het opnemen van driejarigen op de Hoeve. Al sinds jaren organiseren wij zo’n ‘warme overdracht’ richting de Voortgezet Onderwijs (VO) scholen die onze kinderen ontvangen. Deze VO-scholen komen voornamelijk uit de regio Amersfoort en Nijkerk. Met de komst van de zorgplicht in 2012 is het belangrijk om voor de kinderen en ouders begeleiding door een specialist in de school mogelijk te maken. Al een aantal jaar werkt een logopediste van logopediepraktijk Uniek twee dagen in de week op de Hoeve. Veel (jonge) kinderen maken gebruik van deze therapie en hierdoor hoeven ouders niet buiten schooltijd met hun kind op pad te gaan. Ouders kunnen desgewenst bij de behandeling aanwezig zijn. De logopediste is vanzelfsprekend verantwoordelijk voor de inhoud van haar werkzaamheden, de school faciliteert alleen de ruimte en ontvangt daarvoor huur (+/- 400 euro per maand). Dezelfde constructie willen we gaan bespreken met een ergo-/fysiotherapeutenpraktijk of een praktijk voor motorische remedial teaching. Kinderen met een motorische beperking of kinderen die een ontwikkelingsachterstand hebben opgelopen, zijn dikwijls gebaat bij ergo-/fysiotherapie of motorische remedial teaching. Door een samenwerking aan te gaan hopen we kinderen vlotter hulp te kunnen bieden binnen een vertrouwde omgeving. Wanneer er sprake is van een samenwerking wordt er ook een huurovereenkomst vastgelegd.
‘Natuurlijk verbonden’, Schoolplan de Hoeve 2011 – 2015
49
6. Plan van aanpak Enkele uitgangspunten: •
• •
•
• • •
Ieder jaar is er een jaaroverzicht van bouwgroepvergaderingen. In datzelfde jaaroverzicht staan teamvergaderingen. Elke dinsdag waarop niet plenair vergaderd wordt, wordt er door de bouwgroep vergaderd. In dat geval zal de bouwgroep dus 2 x per week vergaderen. Het team werkt op hetzelfde moment een veranderingsonderwerp uit. Een bouwteam maakt jaarlijks een activiteitenplan n.a.v. het schoolplan. Als er ruimte is voor het invoeren van extra veranderingsonderwerpen, dan kan dat ingebracht worden in de bouwvergadering en overwogen worden. De agenda van de bouwgroepvergadering bestaat naast huishoudelijke zaken voor een belangrijk deel uit de veranderingsonderwerpen van het schoolplan. De directie woont de bouwgroepvergaderingen bij en draagt zorg voor afstemming tussen de bouwgroepen. Alle hieronder genoemde bedragen zijn opgenomen in de meerjaren begroting. Iedere bouwgroep ontvangt jaarlijks een budget. Het budget mag niet overschreden worden.
6.1. Doelen
6.1.1. De blokperiode Van planning van de bouwprojecten per jaar naar een drie-jaarlijkse cyclus per bouw (bouwgroep/stamgroep projecten). • •
De projectplanning van 2010, 2011 en 2012 kritisch bekijken. Welke projecten willen we in een cyclus van drie jaar zetten? Maken van een projectplanning voor drie jaar.
6.1.2. Dat’s andere taal Van taalactiviteiten tijdens de stilwerktijd naar taalactiviteiten die in samenhang met wereldoriëntatie worden aangeboden. Van incidentele taalactiviteiten tijdens de stilwerktijd naar een doorgaande leerlijn taal. • • • • • • •
We kiezen voor het uitwerken van vijf leerlijnen namelijk: boekpresentatie, vergaderen, brief schrijven, vrije tekst schrijven en gedichten schrijven. De werkgroepen bestaan uit drie leerkrachten, uit iedere bouw een leerkracht. De werkgroepen plannen acht bijeenkomsten kort achter elkaar. De werkgroepen werken een leerlijn uit en maken een handleiding en leerlingenkaarten. Er is een redigeergroep die het gemaakte werk kritisch bekijkt en eventueel corrigeert. Na een presentatieronde worden de leerlingenkaarten uitgeprobeerd in de verschillende groepen. Nadat de puntjes op de i zijn gezet, worden de handleiding en de leerlingenkaarten definitief gemaakt.
6.1.3. Rekenmethode Van de huidige rekenmethode ‘Pluspunt’ naar de nieuwe versie van de rekenmethode ‘Pluspunt’. • • • •
Bestuderen van de nieuwe rekenmethode ‘Pluspunt’. Beslissen of we ‘Pluspunt’ aanschaffen of andere rekenmethoden gaan bekijken. Aanschaffen nieuwe rekenmethode. Invoeren nieuwe rekenmethode in groep 3 t/m 8.
6.1.4. Oecumene Van incidentele aandacht voor oecumene naar een driejaarlijkse cyclus per bouwgroep. • •
•
• •
Een keer per week aandacht voor oecumene in de groep (incidenteel of intentioneel). Een keer in de twee weken een dagopening of verhalenkring. In deze kring zullen verhalen van de vijf wereldgodsdiensten aan bod komen en zal er, indien dat van toepassing is, aandacht besteed worden aan de feestdagen die op dat moment aan de orde zijn. Een keer in de twee weken een middagprogramma waarin aandacht wordt besteed aan een filosofiekring of een discussiekring. Op deze momenten komt de actualiteit aan bod, wordt er gefilosofeerd en is er ruimte voor de invulling van oecumene binnen het project dat op dat moment bezig is. Maken van een projectplanning van drie jaar. Het team krijgt scholing op het gebied van filosoferen met kinderen. Kosten 400 euro.
6.1.5. Lerende organisatie Van ontwikkelen op eigen initiatief naar teamontwikkeling. •
De ontwikkelingen op het gebied van het digibord gebruik gaan snel. Desgewenst krijgt het team een aanvullende cursus. Kosten 500 euro.
•
Het verder professionaliseren van het team door het bestuderen van de volgende methodieken: o
o
o
Human Dynamics: twee keer een tweedaagse voor het hele team (Deel 1, Teachertraining). Kosten tweedaagse: 8500 euro. Kosten overnachting: 3200 euro. Meervoudige intelligentie: een informatie-ochtend directie, een studiedag, een terugkomdag. Kosten: 4000 euro. Breinbewust onderwijs: een studiedag. Kosten: 1000 euro.
‘Natuurlijk verbonden’, Schoolplan de Hoeve 2011 – 2015
51
Van denken in ‘Hoe knap is een kind’ naar denken over ‘Op welke manier is het kind knap’. • • • •
Het vertrekpunt is de betrokkenheid van de kinderen stimuleren en vasthouden. Kinderen worden medeverantwoordelijk voor wat, hoe, waar en met wie ze leren. Kinderen kunnen in toenemende mate werken aan hun eigen leervragen. De leerkracht houdt rekening met de leerstijl en intelligentie van het kind.
6.1.6. Zorg Van het incidenteel schrijven van hulp- en groepsplannen naar het structureel schrijven van hulp- en groepsplannen. • • • • •
De leerkracht gaat doelgericht te werk bij het geven van extra hulp aan kinderen. De leerkracht bepaalt wanneer er sprake is van hardnekkige leer- en/of gedragsproblemen. De leerkracht bespreekt de aanpak tijdens een bouwvergadering of leerlingbespreking. De leerkracht schrijft een plan dat zorgvuldig wordt uitgevoerd en geëvalueerd. De leerkracht kan tijdens de bespreking zijn bevindingen onderbouwen aan de hand van voorbeelden, observaties en/of toetsresultaten.
6.1.7. ICT Van incidenteel gebruik van software naar het structureel en effectief inzetten van software als middel om het onderwijs te verbeteren. • • •
• •
De ingevoerde software efficiënt inzetten tijdens de verschillende activiteiten. Het invoeren van ‘Leerwereld’ zodat midden- en bovenbouwkinderen dit programma kunnen gebruiken als zoekmachine. Het invoeren van ‘Leerwereld’ zodat leerkrachten de didactische mogelijkheden van ‘Leerwereld’ leren verkennen en onderzoeken. Tevens wordt de mogelijkheid voor het effectief gebruik van ‘Leerwereld’ op het digitale bord bekeken. Het team overweegt de huidige schoolmediatheek (Educat-B) te vervangen door de schoolmediatheek van ‘Leerwereld’. Kosten: 700 euro In de bovenbouw worden er tijdens de stilwerktijd diverse cursussen gegeven aan de kinderen onder andere in: Word, Excel, Powerpoint, enz. We willen deze cursussen tegen het licht houden en opnieuw bepalen welke cursusinhoud van belang is voor de ontwikkeling van kennis, vaardigheden en attituden bij de kinderen op ICT-gebied.
6.1.8. Samenwerking met externe instanties Van begeleiding van kinderen vanuit verschillende disciplines naar begeleiding van kinderen vanuit een gezamenlijke aanpak. Van begeleiding van kinderen vanuit verschillende locaties naar begeleiding van kinderen vanuit de Hoeve. • • •
Samenwerking met ergo- en/of fysiotherapeutenpraktijk. Huurovereenkomst realiseren met logopediepraktijk Uniek en met de toekomstige ergo- en/of fysiotherapeutenpraktijk. Inkomsten: 5000 euro per jaar. Verkennen van de mogelijkheden voor het opnemen van driejarigen op de Hoeve. Inkomsten: onbekend.
6.2. Planning
Ontwikkeling De blokperiode
Schooljaar 2011/2012, 2012/2013
Wie Team
Start Augustus 2011
Bijzonderheden - Voortzetting van vorige schoolplan.
Dat’s andere taal
2011/2012, 2012/2013
Team, Bouwgroep
Augustus 2011
- Voortzetting van vorige schoolplan.
Rekenmethode Oecumene
2013/2014 2011/2012, 2012/2013, 2013/2014, 2014/2015
Werkgroep, Team Werkgroep, Team
Januari 2014 Augustus 2011
Lerende organisatie
2011/2012, 2012/2013, 2013/2014, 2014/2015
Team
Maart 2012
- Human Dynamics in 11/12 en 12/13. - MI in 13/14 en 14/15. - Breinbewust onderwijs: nader te bepalen.
Zorg
2011/2012, 2012/2013, 2013/2014, 2014/2015
Team
Augustus 2011
- Consolideren van de invoering.
ICT
2011/2012, 2012/2013
Team, Midden- en Bovenbouwteam
Augustus 2011
- Consolideren van de invoering. - Mediatheek invoeren in 13/14
Samenwerking met externe instanties Nieuw schoolplan
2012/2013, 2013/2014
Directie
Augustus 2012
2014/2015
Team
Augustus 2014
‘Natuurlijk verbonden’, Schoolplan de Hoeve 2011 – 2015
- Voortzetting van vorige schoolplan. - Scholing in 2013
- Enquêtes afnemen - Visitatierapport - Teambespreking
53
6.3. Tot slot Een aantal jaren geleden droomden we ervan om wereldoriëntatie het hart van ons onderwijs te maken. Dat is ons nu gelukt. Dit betekent niet dat we nu tevreden achterover gaan zitten leunen. Nu het team heeft ervaren dat ambitieuze plannen werkelijkheid kunnen worden, is het team nog enthousiaster om haar doelen te bereiken. Het team kijkt uit naar het verwerven van kennis op het gebied van Human Dynamics en Meervoudige Intelligentie. Er zijn boeken aangeschaft en er wordt gediscussieerd over leerstijlen en kwaliteiten van kinderen. In het schooljaar 2011- 2012 zal de school verbouwd worden. De vier tijdelijke onderbouwlokalen worden vervangen door permanente lokalen. Er wordt tevens een gezellige bibliotheek en een extra instructieruimte gerealiseerd. Met deze verbouwing zal het team nog beter in staat zijn om zorg op maat te bieden aan alle kinderen en in het bijzonder aan kinderen met een beperking. Wij hechten sterk aan het belang van kinderen op het ontvangen van onderwijs in de eigen omgeving. De Hoeve wil een leef- en werkgemeenschap zijn voor kinderen en hun ouders. Elkaar helpen, zorg dragen voor elkaar, samenspelen, samenwerken, samen beslissen en samen vieren is het sociale leren in een gemeenschap waarbij aandacht is voor elkaar en voor de activiteit. De school wil een veilige haven zijn waar kinderen en volwassenen gericht zijn op het ontwikkelen van sociale vaardigheden en omgangsvormen. De Hoeve heeft zijn deuren en ramen open gezet. Wij zijn klaar voor samenwerken met alle partners die bijdragen aan de ontwikkeling van de kinderen. Maar we zullen altijd iets ‘dwars’ houden, kritische vragen blijven stellen bij ontwikkelingen. Het team geeft deze houding ook door aan de kinderen. We willen dat kinderen ook kritisch leren denken. Maar kritiek betekent soms ook: tegen alle eenzijdige nadruk op prestaties, tegen de loodzware ernst en de ellende in de wereld in: spelen en het leven samen vieren!
µ1DWXXUOLMNYHUERQGHQ¶ /HUHQGRHMHDOWLMGLQUHODWLHWRW