1
Inhoudsopgave Voorwoord .............................................................................................................................................. 3 Inleiding ................................................................................................................................................... 4 Theoretisch kader .................................................................................................................................... 7 Productbeschrijving………………………………………………………………………………………………..………………………..12 Onderzoeksmethode ............................................................................................................................. 22 Resultaten ............................................................................................................................................. 23 Conclusie ............................................................................................................................................... 26 Literatuur ............................................................................................................................................... 28 Bijlage 1 ................................................................................................................................................. 30 Bijlage 2 ................................................................................................................................................. 31 Bijlage 3 ................................................................................................................................................. 34
2
Voorwoord Voor u ligt een rapport over het Koppelhuis, één van de resultaten van het Kennislab voor Urbanisme. Dit is het resultaat van vijf maanden ploeteren, hevige discussies, voortgangsgesprekken, praten met ondernemers en senioren, brainstormsessies en presentaties. Dit rapport is voortgekomen uit een intensieve samenwerking van de vierde lichting Kennislaboranten met verschillende achtergronden wat studie betreft. Wij willen een aantal mensen bedanken zonder wie dit rapport niet tot stand had kunnen komen. Allereerst gaat onze dank uit naar Jan-Willem Wesselink en Rudi Engel. Jan-Willem als hoofdlaborant heeft ons geholpen door ons telkens te wijzen op het doel van het Kennislab voor Urbanisme. Hierdoor werden wij gestimuleerd onze theoretische kennis praktisch te maken en toe te passen om de stad fit en vitaal te houden. Rudi als labmanager was er altijd als aanspreekpunt en hielp ons om structuur aan te brengen gedurende het hele proces. Onze dank gaat uit naar de begeleiders namens IMOSS: Serge Vonk, Roos Limburg en Joramvan Otterloo. Serge Vonk hielp ons als inhoudelijk begeleider door opbouwende kritiek te leveren en ons praktisch te laten denken. Roos en Joram waren er voor ons om het creatieve denkproces te stimuleren. Wij willen onze medelaboranten Jules Pollaert, Korné Boekholt, Yalda Bashtbavi en Milan Storms bedanken en tegelijkertijd feliciteren met hun geslaagde product. In de eerste maanden werkten we veel samen en leerden we veel van elkaar. Niet alleen het samenwerken was fijn, ook de gezellige tijd die we samen hadden, met als hoogtepunt onze reis naar Stockholm. Stockholm bracht ons Peo lannerö, een ondernemer die ons in contact bracht met mensen die innovatieve producten voor senioren ontwikkelen. Wij danken hem voor zijn hartelijkheid en behulpzaamheid. Er is veel gepraat met de partners van het Kennislab voor Urbanisme. Met al hun kennis en ervaring gaven de partners inzicht in de ontwikkelingen die in de samenleving gaande zijn en hoe zij hier mee proberen om te gaan. Hiervoor willen wij hen bedanken. Tot slot willen wij alle mensen van ElbaMedia, REC-Vastgoed en DiazIT bedanken voor alle hulp en de gezellige momenten op kantoor en aan de bar. In het bijzonder willen wij twee van deze mensen bedanken. Ten eerste Robert Ellents voor het prachtige logo dat hij voor ons heeft ontworpen en alle andere hulp. Ten tweede Edgar van Eekelen die ons vanuit zijn ervaring als eigenaar van ElbaMedia en voorzitter van het Kennislab voor Urbanisme hielp om na te denken als ondernemer. Maarten Duijts en Matthijs van Baardewijk – 30 januari 2014
3
Inleiding Hoofdvraag Bij het Kennislab voor Urbanisme staat altijd de hoofdvraag centraal: “Hoe houden we de stad fit en vitaal?”. Deze hoofdvraag is erg breed en het is daarom goed om deze vraag verder te specificeren. Eerst moeten de vragen “wat maakt een stad fit en vitaal?” en “wanneer is een stad fit en vitaal?” beantwoord worden. Er is weinig onderzoek gedaan naar wat een stad vitaal maakt, en in het weinige onderzoek dat is gedaan, zijn de meningen hierover verdeeld. De stad als een plek is relatief ten opzichte van het platteland en de voorstad. Volgens Tunström (2007) wordt consumptie beschouwd als een centrale activiteit in de stad. Hij gaat zelfs verder en stelt dat de stad vitaal is als de stad voorziet in consumptieve activiteiten omdat daarmee ontmoeting en beweging wordt gecreëerd. Een stad met veel restaruants, cafés, cultuur en entertainment in theaters en bioscopen is een vitale stad. Deze voorzieningen zijn belangrijker nog dan huizen, scholen en bibliotheken. Vitaliteit lijkt op deze manier gelijk te staan aan activiteit. Dat betekent dat vitale steden bruisen van de gezelligheid en levendigheid, en dat er veel gebeurt in de straten en openbare ruimtes (Adams en Tiesdell, 2007). Vitaliteit wordt gezien als iets waarmee succesvolle stedelijke ruimtes zich onderscheiden van andere stedelijke ruimtes. Het gaat dan vooral om de beleving van een plek. De beleving heeft vooral te maken met het aantal mensen op straat, de hoeveelheid voorzieningen, het aantal culturele evenementen door het jaar heen en in welke mate een plek vitaal of levendig aanvoelt. Lloyd en Peel (2007) echter zijn van mening dat vitaliteit verder gaat dan alleen beleving van de stad. Volgens hen is de stad vitaal wanneer de stad zich weet aan te passen aan veranderende omstandigheden. Dit komt voort uit een ecologisch perspectief. In de natuur passen organismen zich door evolutie aan de veranderende omstandigheden aan. ‘Survival of the fittest’ is een term die vaak in één zin met evolutie wordt genoemd. ‘Fittest’ moet hier vertaald worden met ‘geschikt’. ‘Survival of the fittest’ betekent hier dus: degene die het beste aangepast is, overleeft. Volgens Lloyd en Peel is dit ecologische perspectief toe te passen op de stad. De stad is vitaal wanneer de stad zich constant aanpast. Een vitale stad is dus in staat om te investeren in het verbeteren en aanpassen aan veranderende behoeften. Als de inwoners van de stad geen behoefte hebben aan bruisende straten en openbare ruimtes, culturele evenementen en voorzieningen als bibliotheken, dan nog kan een stad vitaal zijn. De stad is fit en vitaal als hij maar blijft voorzien in de behoefte van de inwoners. Tijden van crisis zorgen er juist voor dat er de noodzaak is om te veranderen. Als de stad wil overleven, wil blijven bestaan, vitaal wil zijn, dan moet de stad wel blijven veranderen. Een vitale stad moet ook de competitie aangaan met andere steden en gebieden. Om als stad beter om te gaan met grote veranderingen, moeten deze veranderingen geleidelijk verlopen zodat de inwoners de kans krijgen om zich aan te passen. Op drie gebieden kan de stad veranderen: de fysieke omgeving; de sociale, politieke, economische en culturele instituties; en tot slot kennis, ideeën en concepten. Volgens Adams en Tiesdell (2007) zijn grote steden beter in staat weerstand bieden in tijden van crisis, maar kleine steden zouden beter in staat zijn om zich aan te passen in tijden van crisis. Zij stellen dat op de lange termijn aanpassen beter is dan weerstand bieden. Dat betekent dat, als vitaliteit meer te maken heeft met het vermogen om aan te passen dan de beleving van de stad, kleine steden over het algemeen vitaler zijn dan grote steden. Als vitaliteit meer te maken heeft met de beleving van de stad, dan zouden grotere steden vitaler zijn omdat daar veel meer te doen is en 4
de straten bruisender zijn. In dit onderzoek wordt het vermogen om aan te passen, aan veranderende omstandigheden, gebruikt als definitie van fit en vitaal. Voor deze definitie is gekozen omdat een stad meer moet bieden dan beleving en activiteit. Een stad is immers niet alleen om in te recreëren, maar vooral ook om er te wonen, werken en te transporteren (Steinman, 1933). De stad moet zich dus blijven aanpassen aan de veranderende behoeften van de inwoners. Hoe de behoeften van mensen veranderen is af te leiden aan trends die in de samenleving waar te nemen zijn. Grote trends die geïdentificeerd worden, zijn: terugtredende overheid, globalisering , toenemende individualisering, feminisering, technologisering/digitalisering, vergrijzing, miniaturisering, rationalisering, grensvervaging, flexibilisering, netwerksamenleving (Nyenrode Business Universiteit, 2013; Duinkerken, 2008; van den Berg, 2012). Van deze trends zijn de terugtredende overheid en technologisering/digitalisering gekozen om meer onderzoek naar te laten doen. Deze twee trends zijn gekozen omdat de partners vinden dat er weinig onderzoek is gedaan naar hoe deze trends de stad beïnvloeden, terwijl dit wel grote trends zijn. De onderzoeksgroep is in tweeën gesplitst om zo beide trends afzonderlijk te kunnen onderzoeken, hoewel beide trends ook met elkaar te maken hebben. Vanuit de hoofdvraag “hoe houden we de stad fit en vitaal?” komen we dus terecht bij een specifieker onderwerp: de terugtredende overheid. De vraag van de partners was om in de Amersfoortse praktijk te onderzoeken hoe de terugtredende overheid de stad beïnvloedt.
Terugtredende overheid in de gemeente Amersfoort Om een beeld te krijgen van hoe de overheid zich terugtrekt in de gemeente Amersfoort, is de nota bezuinigingen onderzocht. In deze nota wordt op twaalf punten bezuinigd. Het grootste punt waar op bezuinigd wordt, is het punt zorg, welzijn en wijkontwikkeling. Van de €24.850.000 die structureel bezuinigd moet worden, wordt jaarlijks €6.800.000 bezuinigd op het punt zorg, welzijn en wijkontwikkeling. De gemeente Amersfoort denkt dat hier zoveel op bezuinigd kan worden om de volgende reden: “Amersfoort is een sociale, ontspannen en vitale stad. Een stad vol ambitie en ondernemerszin, tegelijk een vrijwilligersstad met zorg voor gezin en voor de medemens. Amersfoort is een stad die niet omvalt op het moment dat de overheid een stapje terug doet. De kracht van de stad is een leidend uitgangspunt in ons coalitieakkoord. Uitgaan van de kracht van de stad is voor ons geen holle kreet. Bewoners, organisaties en ondernemers nemen – al dan niet in georganiseerd verband – vaak op wijkniveau initiatieven om problemen op te lossen of nieuwe zaken tot stand te brengen. Waar nodig faciliteren we dat. Ook kwetsbare groepen doen mee. Niet de vraag welke beperking iemand heeft staat centraal, maar de vraag wat iemand wel kan. Wij schrijven niemand af; we zijn er van overtuigd dat iedereen – elk op zijn of haar niveau - kan bijdragen en participeren.(…) Wij vinden activiteiten belangrijker dan stenen. Daarom hebben we in eerste instantie gekeken naar onze gebouwen: ons maatschappelijk vastgoed. Het is niet altijd nodig een eigen gebouw open te houden.
5
We willen waar mogelijk gebruik maken van andere ruimtes in de stad (scholen, zorgcentra, speeltuinen of kerkgebouwen). 1” De gemeente Amersfoort lijkt hier de kracht van de stad leidend te vinden voor de vitaliteit van de stad. Bewoners, organisaties en ondernemers moeten met initiatieven komen om nieuwe zaken tot stand te brengen zodat de stad aangepast blijft aan de veranderende behoeften van de inwoners. Gevolg van deze bezuinigingen is onder andere dat de gemeente Amersfoort het beheer en de exploitatie van buurthuizen en wijkcentra niet meer zal subsidiëren. De gemeente Amersfoort vraagt om maatschappelijke overname van deze gebouwen. De gebouwen waar geen interesse voor is, of waar geen levensvatbaar plan voor ingediend wordt, zullen op de vastgoedmarkt te koop worden aangeboden2. De gemeente is van mening dat ontmoeting op een andere manier georganiseerd kan worden. Groepen mensen die georganiseerd zijn in verenigingsverband, zullen op zoek gaan naar een andere locatie om te huren. Het risico hierbij is dat sommige verenigingen niet levensvatbaar zullen blijken omdat het niet mogelijk is om een goedkope locatie te vinden. Losse individuen hebben het nog moeilijker: in een buurthuis konden zij terecht wanneer zij wilden om daar andere mensen te ontmoeten, ook als zij niet aan activiteiten mee deden. Als de buurthuizen en wijkcentra gesloten zijn, hebben deze losse individuen niet de zekerheid meer van een plek in de buurt waar zij altijd terecht kunnen. Vooral voor senioren is dit een probleem. Voor senioren, die gestopt zijn met werken, weinig contact hebben met hun familie, en waarvan mensen uit hun omgeving komen te overlijden, is dagelijks contact met mensen niet meer vanzelfsprekend. Tegelijkertijd moeten senioren, die een lage indicatie krijgen voor wonen, voortaan thuis blijven wonen of zelf de kosten gaan betalen voor wonen in een zorgcentrum3. Daar komt nog boven op dat de samenleving vergrijst. Kortom: er zullen steeds meer senioren thuis moeten blijven wonen terwijl bepaalde voorzieningen, gericht op spontane ontmoeting, afnemen. Vanaf dit punt zal het onderzoek zich meer toespitsen op ontwikkelingen waar senioren in Amersfoort mee te maken hebben. De vraag is: hoe kan de stad Amersfoort inspelen op de veranderingen waar senioren mee te maken hebben? De stad zal immers fit en vitaal blijven als de bewoners, organisaties en ondernemers met initiatieven komen om met bezuinigingen van de overheid en om met vergrijzing om te gaan.
1
Nota bezuinigingen 2012-2015 gemeente Amersfoort, 26 april 2011 Persbericht van de gemeente Amersfoort, Oproep overname wijkcentra met behoud voor de wijk, 5 juli 2012 3 Nederlands begrotingsakkoord van 26 april 2012
2
6
Theoretisch kader Senioren Allereerst is het belangrijk om vast te stellen over wie we het hebben als we de term ‘senioren’ gebruiken. In dit onderzoek bedoelen we met senioren iedereen die 55 jaar of ouder is. We hanteren deze leeftijd omdat deze leeftijd vaak gebruikt wordt om senioren aan te duiden. Denk aan seniorenwoningen waarvoor men minimaal de leeftijd van 55 moet hebben om te mogen huren4. Ook voor activiteiten die voor senioren worden georganiseerd moet men meestal minimaal de leeftijd van 55 hebben5. Vanaf deze leeftijd is werkloosheid ook een groeiend probleem. 55-plussers die werkloos zijn en werk zoeken, zitten gemiddeld drie keer zo lang zonder werk dan werkzoekenden onder de 556. 55 jaar is ook ongeveer de leeftijd waarop kinderen het ouderlijk huis verlaten. Als kinderen het huis uit gaan, krijgen veel ouders te maken met depressie, eenzaamheid en een gevoel van nutteloosheid (Bouchard, 2013). Van de 55-plussers voelt een kwart zich eenzaam, dat zijn meer dan een miljoen mensen in Nederland. 200.000 van hen zijn extreem eenzaam. Iemand is extreem eenzaam als diegene maximaal één keer per maand sociaal contact heeft7. Het percentage eenzame mensen is onder 55-plussers niet hoger dan onder jongere bevolkingsgroepen. Echter, bij senioren heeft eenzaamheid meer negatieve gevolgen omdat zij een zwakker gestel hebben. Dit komt doordat eenzaamheid een verhoogd stressniveau, risico op depressie en een verhoogde bloeddruk tot gevolg heeft. Eenzaamheid bij senioren is sterk gerelateerd aan de frequentie van sociaal contact, terwijl eenzaamheid bij jongeren meer gerelateerd is aan het ontbreken van een partner of familie (Cacioppo et al., 2009). Het is belangrijk dat eenzaamheid onder senioren meer als een probleem wordt gezien, zeker nu senioren langer thuis moeten blijven wonen door het scheiden van wonen en zorg.
Het belang voor senioren van thuis in de eigen buurt blijven wonen Veel publieke gezondheidsprogramma’s van de afgelopen decennia hadden tot gevolg dat het sterftecijfer omlaag ging. Deze programma’s pakten vaak echter niet de sociale omstandigheden waarin mensen leven aan. Ondanks onderzoeken naar theorieën over gehechtheid aan de buurt met betrekking tot ouder worden, heeft het sociale aspect weinig aandacht gekregen bij de gezondheidsprogramma’s. Dit heeft negatieve gevolgen omdat senioren een verhoogd risico hebben op sociale uitsluiting en potentieel meer vraag hebben naar sociale steun. Omdat normen en waarden en netwerken voor senioren belangrijk zijn, is het belangrijk dat senioren zich thuis voelen op de plek waar zij wonen. Het wordt steeds meer erkent dat het van belang is dat senioren thuis in de eigen buurt blijven wonen. Sinds het aantal senioren toeneemt, wordt dit ook steeds meer erkend als een belangrijk beleidsdoel. Wereldwijd worden er dan ook steeds meer maatregelen genomen om leefbare gemeenschappen te creëren die op senioren gericht zijn (Norstrand et al., 2012). Litwin (2011) benadrukt het belang van vrienden en buren in de levens van senioren. Vanwege 4 5
http://www.woonzorg.nl/de_eemgaarde_amersfoort http://www.welzijnseniorenamersfoort.nl/templates/mercury.asp?page_id=home
6
http://www.uwv.nl/OverUWV/perscentrum/persberichten/2013/UWV_komt_met_actieplan_werkloosheid_se niorn.aspx 7 onderzoek TNS/NIPO, november 2008
7
verminderde geboortecijfers, verhoogde scheidingspercentages en lage percentages gehuwden, wordt verwacht dat de aanwezigheid van echtgenoten en kinderen om zorg te verlenen voor senioren zal afnemen in de nabije toekomst. Hierdoor is het waarschijnlijk dat senioren meer afhankelijk zullen worden van hun buren. Er wordt verondersteld dat senioren een unieke relatie hebben met hun buurt. Deze speciale relatie bestaat om verschillende redenen. Allereerst brengen gepensioneerden meer tijd thuis door en ook meer met familie, buren, de kerk of de gemeenschap. Ten tweede is het zo dat senioren meer lijden aan chronische gezondheidsproblemen dan jonge mensen. Dit zorgt er uiteindelijk voor dat senioren minder mobiel zijn en ze dus meer in hun buurt blijven en bewegen. Dit begrenst niet alleen hun sociale interacties, maar ook de interactie met de nabije fysieke omgeving. Ten derde wonen senioren in veel gevallen veel langer in hun buurt en hebben emotioneel meer geïnvesteerd in de buurt dan jongere mensen. Al deze voorbeelden benadrukken de vraag naar onderzoek naar de relatie tussen sociaal kapitaal en de gezondheid van senioren. In het onderzoek van Norstrand et al. (2012) werd sociaal kapitaal gemeten door middel van zes factoren: participatie in groepen, bereidwilligheid van buren om te helpen, gevoel van thuishoren, vertrouwen in buren, praten met vrienden en familie, en tot slot het zien van vrienden en familie. Sociaal kapitaal is volgens dit onderzoek belangrijk omdat de fysieke en sociale ruimte van senioren beperkt wordt door fysieke en geestelijke beperkingen. Wahl en Oswald (2010) voegen daar nog aan toe dat met de leeftijd niet alleen een daling van mobiliteit met zich mee brengt, maar ook een verhoogd gevoel van verbondenheid met de buurt. De resultaten van deze studie suggereren dat de rol van buren (meer nog dan familie) in de levens van senioren meer aandacht moet krijgen. Ook Litman (2009) stelt dat het belangrijk is dat er voorzieningen komen die de interactie tussen senioren en hun buren vergroot zodat het sociaal kapitaal van senioren vergroot wordt. Maatschappelijke betrokkenheid en sociale clubs zouden manieren kunnen zijn om contact tussen buren te bevorderen. Verder zouden fysieke ruimtes, zoals buurthuizen en stadsparken, een manier kunnen zijn om interactie tussen buurtbewoners te stimuleren. Volgens Wiles et al. (2009) kan het sociale kapitaal van senioren vergroot worden door te verhuizen naar een bejaardendorp omdat daar meer te doen is en senioren meer vrienden kunnen maken. Het sociale kapitaal van senioren kan ook vergroot worden door deel te nemen aan clubs of groepen. Hier kunnen senioren constant mensen ontmoeten of betrokken raken in vrijwilligerswerk en daardoor ook weer nieuwe vrienden maken. De grootte van het sociaal kapitaal van senioren, heeft ook te maken met het persoonlijke karakter van senioren zelf en van andere senioren. Bijvoorbeeld een senior die elke dag naar een club gaat en die makkelijk praat, maakt meer contact met mensen dan een senior die ook elke dag naar de club gaat en het moeilijk vindt om contact te maken (Wiles et al., 2009). Als antwoord op de stijgende kosten door vergrijzing hebben Westerse overheden beleid geïmplementeerd dat er voor moet zorgen dat senioren thuis blijven wonen en daar oud worden (Lager et al., 2013). Dit is nodig om de kosten voor dure geïnstitutionaliseerde seniorenzorg te verlagen. . In de buurt oud worden zou meer rendabel zijn dan institutionele zorg en senioren geven hier ook de voorkeur aan. Een gevoel van verbondenheid aan een plek geeft senioren namelijk betekenis, een gevoel van veiligheid en identiteit op hun hoge leeftijd. Dit draagt bij aan hun welzijn. De strekking van gerontologische en geografische theorieën is dat senioren, met een gevoel van verbondenheid aan een plek, meer het gevoel hebben de controle te hebben, zich veilig voelen en een positief gevoel van eigenwaarde (Wiles et al., 2009). Beleid gericht op thuis oud worden veronderstelt dat thuis oud worden in een buurtgemeenschap in het belang is van senioren, omdat 8
ze op deze manier oud kunnen worden in een bekende, vertrouwde en voorspelbare omgeving. Informele ondersteuning en zorg zou senioren de mogelijkheid moeten geven om een gevoel van zelfredzaamheid en welzijn te behouden. Zelfs wanneer hun gezondheid en mobiliteit achteruit gaat (Lager et al., 2013). De schaalvergroting van voorzieningen kan tot gevolg hebben dat stedelijke omgevingen veranderen in omgevingen die niet vertrouwd zijn. Hierdoor wordt de kans op sociale uitsluiting groter. Lokale informele sociale netwerken, inclusief buren, service personeel en mensen op de straat, dragen bij aan het welzijn van senioren in hun dagelijks leven. De senioren die alleen pensioen ontvangen zijn nog meer aangewezen op hun buurt omdat zij niet het geld hebben om uit hun buurt te verhuizen naar een verzorgingshuis, terwijl rijkere senioren die mogelijkheid wel hebben. Rowles (1978 en 1983) heeft de concepten ‘sociale, fysieke en autobiografische bekendheid met een plek’ ontwikkeld. Deze concepten zijn het resultaat van de normen, waarden en regels (sociaal), ruimtelijke routines en gewoonten (fysiek) en de herinnering aan gebeurtenissen die op een plek plaats vonden (autobiografisch). De vertrouwdheid en het gevoel van eigenwaarde die mensen door plekken verkrijgen, dragen bij aan de ontwikkeling van de gehechtheid aan een plek. Op hoge leeftijd zorgt gehechtheid aan een plek voor een gevoel van continuïteit van de identiteit. Dit werkt als een manier om herinneringen aan de levensloop levend te houden. Verder zouden vertrouwdheid, gehechtheid en identiteit erg belangrijk zijn voor senioren, omdat dit de impact van lichamelijke en geestelijke achteruitgang verlicht. Deze drie onderwerpen – vertrouwdheid, gehechtheid en identiteit – zijn de belangrijkste psychologische processen die voor een gevoel van thuishoren zorgen. Dit gevoel van thuishoren draagt op zijn beurt weer bij aan het psychologische welzijn (Lager et al., 2013).
Het belang van sociale activiteiten voor senioren Naast het inde buurt blijven wonen kan recreatie ook een belangrijke middel zijn om sociale integratie voor senioren te stimuleren. Ondanks dat sociale relaties een belangrijk deel zijn van recreatieve activiteiten, zeker voor senioren, kan het opdoen van sociale contacten zelfs het hoofddoel zijn. Leeftijd blijkt negatief gerelateerd te zijn aan de grootte van sociale netwerken, nabijheid van netwerkleden, en het aantal niet-primaire-groepsbanden (Toepoel, 2013). Verder is leeftijd positief gerelateerd aan de ervaring van eenzaamheid. De gevolgen van sociale isolatie zijn bijvoorbeeld een slechte gezondheid, depressiviteit, persoonlijke stoornissen en zelfmoord. Dat er een relatie is tussen ouder worden en het verliezen van sociale contacten, zorgt er voor dat de preventie en behandeling van sociale isolatie prioriteit heeft in een ouder wordende bevolking. Veel landen hebben te maken met een grote verandering in de demografie dankzij dalende geboortecijfers en het ouder worden van de baby-boom-generatie. Stijgende percentages senioren gaan samen met dalende percentages jongere mensen. De groei in het aantal senioren heeft geleid tot een stijging in publieke uitgaven voor deze groep, mede dankzij hogere medische kosten en pensioenen. Overheden zoeken naar manieren om deze kosten te reduceren. Eén van de mogelijkheden om medische kosten te reduceren zou verbetering van levenskwaliteit van senioren kunnen zijn. Wanneer mensen sociaal geïsoleerd raken, nemen hun sociale relaties af en daardoor ook minder toegang tot hulpbronnen. Dit proces leidt tot een beëindiging van de oude rollen omdat senioren uit de werksfeer stappen en kinderen het huis uit gaan. Daarnaast hebben senioren te maken met een vermindering in relaties met mensen van dezelfde leeftijd omdat deze mensen overlijden. Dit proces wordt opgevat als het verwijderen van het individu van een bepaalde 9
normatieve control, vrij om meer geïndividualiseerd te raken en minder gemakkelijk te worden opgenomen in nieuwe groepen. Het hebben van veel relaties met andere mensen, geeft mensen alternatieve routes naar beschikbare hulpbronnen, zoals informatie, sociale steun, financiële verbondenheid, of culturele verbondenheid door connecties met experts. Zulke hulpbronnen zijn essentieel voor het welzijn en kan de levenskwaliteit verbeteren. Televisie daarentegen verhoogt sociale isolatie. Televisie belemmert participatie buitenshuis en neemt de plaats in van activiteiten buitenshuis zoals samenkomsten en gesprekken. Meer televisie kijken heeft minder vertrouwen tot gevolg, minder deelnamen in groepen en minder sociale connecties. Wat onduidelijk is, is of televisie kijken bijdraagt aan isolatie, of dat het een consequentie is van isolatie. Hoewel senioren zich meer verbonden voelen met andere mensen, helpt dit hen niet om een gevoel van eenzaamheid te vermijden. Eenzaamheid en gevoel van sociale integratie schijnen twee verschillende dingen te zijn. Senioren hebben minder sociale contacten en participeren minder in recreatieve activiteiten. Ze zijn tevredener met hun sociale contacten en voelen zich meer verbonden met anderen dan jongere mensen. Dit betekent dat eenzaamheid en sociale contacten twee verschillende dingen zijn. Actieve vrijetijdsbesteding draagt meer bij aan sociale integratie dan passieve vrijetijdsbesteding (Toepoel, 2013).
Vrijwilligerswerk als manier om sociale contacten te bevorderen tussen senioren en de samenleving Omdat het belangrijk is voor senioren om hun sociale kapitaal te vergroten en sociale activiteiten te ondernemen, zou het doen van vrijwilligerswerk een oplossing kunnen bieden. Senioren zijn met hun levenservaring een waardevolle aanwinst voor de samenleving en voor vrijwilligersorganisaties door hun participatie in vrijwilligerswerk. Door vrijwilligerswerk worden senioren en de rest van de samenleving bij elkaar gebracht. Het doen van vrijwilligerswerk verrijkt ook het leven van senioren (Lee en Chang, 2012). Uit onderzoek in Nederland, Duitsland en Italië blijkt dat tijdverdrijf de belangrijkste motivaties voor het doen van vrijwilligerswerk gerelateerd zijn aan altruïstische waarden en normen (Principi et al., 2012). In Amersfoort is onderzoek gedaan onder senioren die vrijwilligerswerk doen en is gevraagd naar hun motivatie. Van meest belangrijk naar minst belangrijk zijn dat: wil om iets te doen voor samenleving; jezelf nuttig voelen; andere mensen leren kennen; kennis en ervaring delen en overbrengen; waardering krijgen; plicht voelen om iets te doen voor samenleving; nieuwe dingen leren; ergens bij horen; iets te doen hebben. De motivaties voor het doen van vrijwilligerswerk zijn dus niet allen altruïstisch maar ook egoïstisch. Uit het onderzoek blijkt ook dat vrijwilligerswerk tot sociale contacten leidt. 72% van de senioren heeft nieuwe contacten opgedaan door vrijwilligerswerk te gaan doen8. Het repaircafé is een manier voor senioren om hun vaardigheden te delen met anderen en zo iets te blijven betekenen voor de samenleving. Een repaircafé is een plek waar mensen spullen kunnen brengen die kapot zijn. In het repaircafé worden deze dingen gerepareerd door de vrijwilligers die in het repaircafé aanwezig zijn en hun vaardigheden willen inzetten. De mensen die kapotte spullen komen brengen kunnen in het repaircafé ook een kopje koffie of thee drinken en onder de mensen zijn en met mensen praten. Op deze manier kunnen senioren ook nieuwe contacten opdoen met mensen uit de buurt. Het belangrijkste aspect van het repaircafé is dan ook niet het duurzame 8
Rapport - De zilveren kracht van Amersfoort: over de mogelijkheden om de maatschappelijke inzet van Amersfoortse senioren te behouden en te versterken (2008)
10
karakter door het repareren van spullen die anders misschien weggegooid zouden worden. Het belangrijkste aspect van het repaircafé is dat het een nieuwe plek in de buurt creëert waar mensen elkaar kunnen ontmoeten zodat ze niet naast elkaar leven in een buurt als vreemdelingen (McGrane, 2012; Pattillo, 2012). Op verschillende plekken in de wereld, maar ook in Nederland, schieten de repaircafés als paddenstoelen uit de grond en blijken succesvol te zijn. Het mentorschap is een andere manier waarop senioren iets kunnen betekenen voor de samenleving en zo hun werk- en levenservaring kunnen inzetten voor anderen. De senioren van deze tijd zijn gezond, actief en hoog opgeleid (Karcher et al., 2006). Volgens Freedman (1999) zijn senioren wellicht de enige toenemende natuurlijk hulpbron. Senioren hebben tijd om in te zetten voor hun familie en samenleving. Ze hebben veel praktische ervaring en wijsheid opgedaan. Doordat ze in de laatste fase van hun leven zijn, hebben ze een drijfveer om anderen hun kennis en ervaring na te laten. In Duitsland worden senioren met hun vaardigheden en ervaring steeds meer op waarde geschat. Dit wordt ingezet door senioren als mentor te verbinden aan jongeren die afstuderen. De senioren kun zo hun vaardigheden en ervaring delen met jongeren om hen voor te bereiden op de hoge verwachtingen die de maatschappij van hen heeft (Schlimbach, 2010). Samen eten heeft ook veel sociale functies. Het biedt een tijd en plaats om sociaal betrokken te zijn op elkaar en het versterkt sociale banden. Samen eten creëert een gevoel van vriendschap. Over het algemeen neemt samen eten vooral in het gezinsleven een plaats in. Door veranderende levensomstandigheden kan alleen eten de norm worden voor een deel van de senioren. Voor senioren is samen eten een uitdaging omdat ze dit actief zullen moeten organiseren met mensen uit de buurt (Grevet et al., 2012; Sidenvall et al., 2000). Traditioneel waren vrouwen verantwoordelijk voor het koken van eten in het huishouden. Zeker bij oudere generaties namen vrouwen deze taak op zich. Het was voor vrouwen een manier om iets te betekenen voor anderen, voor hun gezin in de eerste plaats. Door verschil in levensverwachting tussen man en vrouw, komen veel vrouwen alleen te staan. Daardoor moeten ze niet alleen eten, maar is het koken van eten ook geen manier meer om iets te betekenen voor iemand anders. Door voor elkaar en voor mensen uit de buurt te koken, kunnen vrouwen iets blijven betekenen voor anderen. Ze hoeven dan niet alleen te eten en kunnen ze sociale contacten opdoen door met elkaar te praten over alledaagse gebeurtenissen. Het geeft vrouwelijke senioren zin aan hun leven en aan het klaar maken van eten (Sidenvall et al., 2000).
Aanleiding Koppelhuis Het is belangrijk dat er voorzieningen komen die interactie tussen senioren en hun buren vergroot zodat het sociaal kapitaal van senioren vergroot wordt. Voorzieningen, die als oplossing om eenzaamheid onder senioren tegen te gaan worden gepromoot, zullen niet werken omdat niemand in een slachtofferrol geplaatst wil worden. Als senioren vrijwilligerswerk doen, is sociaal contact het gevolg. Het doen van vrijwilligerswerk is dus een oplossing voor eenzaamheid onder senioren. Het was de opdracht was van het Kennislab voor Urbanisme om een product te bedenken wat bijdraagt een stad die fit en vitaal is. Daarom is het Koppelhuis ontwikkeld als een dergelijk product. Het Koppelhuis is een fysieke plek waar iedereen lid kan worden, maar is vooral gericht op senioren. Het Koppelhuis koppelt de leden aan elkaar en aan de rest van de buurt. In het volgende hoofdstuk wordt het Koppelhuis meer in detail beschreven.
11
Productbeschrijving Activiteiten In het Koppelhuis zijn tal van activiteiten die de leden kunnen ondernemen. Deze activiteiten zijn te verdelen in twee groepen: intern gerichte en extern gericht activiteiten. Intern gerichte activiteiten De intern gerichte activiteiten zijn er op gericht dat de leden voor zichzelf of voor andere leden activiteiten ondernemen. Bij deze activiteiten zijn dus alleen leden van het Koppelhuis betrokken. Hieronder zullen we de verschillende intern gerichte activiteiten bij langs gaan en uitleggen. -
-
-
Hobbyclubs/commissies: wanneer senioren lid worden, zal er een intakegesprek plaats vinden om te weten te komen welke hobby’s en interesses de toekomstige leden hebben. Op deze manier kunnen leden met dezelfde hobby’s en interesses aan elkaar gekoppeld worden om een commissie te vormen. Dit koppelen gebeurt door een eerste ontmoeting voor de commissieleden met gezamenlijke hobby’s en interesses te regelen. Tijdens deze eerste ontmoeting zal de commissie begeleid worden bij het brainstormen om doel te vormen en activiteiten te bedenken. De activiteiten die door commissies worden georganiseerd, worden gepromoot op prikboren en digitale schermen in het Koppelhuis. Want deze activiteiten zijn toegankelijk voor leden. Ook niet-leden mogen worden meegenomen, maar wanneer meer dan 25% van de deelnemers niet-leden zijn, dan moeten deze niet-leden gaan betalen. Eten: in het Koppelhuis zijn er kookgelegenheden. De leden kunnen laagdrempelig gebruik maken van deze kookgelegenheden. Zo kunnen ze zelf (samen) boodschappen doen en in het Koppelhuis samen koken om vervolgens samen in de eetzaal te gaan eten. De leden kunnen zelf beslissen met hoeveel ze gaan samen eten. Daarnaast kunnen de leden ook eten wat de kookcommissie op bepaalde dagen kookt. De kookcommissie heeft als doel om regelmatig voor grotere groepen leden te koken. De leden kunnen zo goedkoop eten wat de pot schaft en hoeven dan dus niet zelf te koken. Dit mag niet veel meer dan een paar euro kosten zodat er veel leden op af komen. Ook aan leden die wel eens wat luxer willen eten, is gedacht. Ze kunnen een aantal dagen van tevoren aangeven dat ze wat luxer willen eten en doorgeven welke gerechten ze dan willen eten. Als er genoeg mensen zijn die dat willen, zal een goedkope kok die dag de gerechten koken die aangevraagd zijn. Dit zijn vooral koks die fysieke, sociale of geestelijke beperkingen hebben en ergens anders ontslagen zijn omdat ze de druk niet aankonden. In het Koppelhuis krijgen zij een kans. Om het gebruik van de keuken ordelijk te laten verlopen, zal er een (digitaal) rooster zijn waar (groepen) mensen zich kunnen inroosteren voor een bepaalde tijd en datum als ze weten dat ze dan de keuken willen gebruiken. Ontspannen: in het Koppelhuis kunnen de leden altijd terecht om gewoon hun gang te gaan. Het principe is dat alles kan en alles mag. Leden kunnen een kopje koffie gaan drinken met andere leden, of gewoon een krant lezen. Leden kunnen ook besluiten om samen een activiteit te ondernemen, zoals samen een spelletje doen. Leden kunnen dus ook, wanneer er niets wordt georganiseerd door commissies, zelf iets organiseren ter ontspanning. Op deze manier komt het concept het Koppelhuis tot zijn recht: net als in de eigen woonkamer kunnen leden hier geheel op eigen initiatief iets doen, wat ze maar willen.
12
Extern gerichte activiteiten De extern gerichte activiteiten zijn er op gericht dat de leden voor niet-leden activiteiten ondernemen om integratie tussen verschillende groepen uit de samenleving te bevorderen. Bij deze activiteiten worden dus ook niet-leden betrokken. Eén van de belangrijkste uitgangpunten van de extern gerichte activiteiten is dat we het als samenleving niet kunnen veroorloven om senioren links te laten liggen en hun kennis, ervaring en inzet niet te gebruiken. We gaan dus uit van de kracht van senioren en de toegevoegde waarde die zij voor de rest van de samenleving kunnen hebben. Hieronder zullen we de verschillende extern gerichte activiteiten bij langs gaan en uitleggen. -
-
-
-
Mentoraat/coaching: leden kunnen bij de intakegesprekken aangeven waar ze veel kennis en ervaring mee hebben die ze willen inzetten om andere mensen uit de samenleving te helpen. Dit kan op verschillende manier worden vormgegeven. Mensen die worstelen met vragen over de zin van het leven kunnen gekoppeld worden aan senioren met levenservaring. Mensen die het moeilijk vinden om een eigen bedrijf op te zetten kunnen gekoppeld worden aan senioren die zelf ook een eigen bedrijf hadden/hebben. Mensen die vragen hebben over hoe bepaalde zaken vroeger gingen, maar waarover kennis verloren is gegaan, kunnen gekoppeld worden aan senioren die deze kennis nog wel hebben. Zo zijn er nog veel meer manier te bedenken waarop senioren als mentor kunnen functioneren voor anderen uit de samenleving. Om deze koppeling mogelijk te maken, werkt het Koppelhuis nauw samen met organisaties die met mensen werken die een mentor kunnen gebruiken (zorginstellingen, uitzendbureaus, KvK). De managers van het Koppelhuis hebben een bestand, waarin alle leden en hun kennis en ervaring is opgenomen, en kunnen daardoor twee mensen koppelen en een eerste ontmoeting initiëren en dit eventueel begeleiden. Vraaggerichte hulp: in samenwerking met Stichting Present, of een andere vergelijkbare organisatie (Ravelijn), kunnen leden samen vrijwilligerswerk doen als daar vraag naar is vanuit de samenleving. Bij Stichting Present melden zich mensen die ergens hulp bij kunnen gebruiken. Via het platform van het Koppelhuis kunnen de leden zich als groep aanmelden om mensen te helpen die hulp kunnen gebruiken. De leden worden hier bewust van gemaakt door prikborden en digitale schermen in het Koppelhuis waarop hulpvragen te zien zijn. Leden kunnen zich dan als groep (digitaal) inschrijven om de klus te klaren. Als Stichting Present een samenwerking niet ziet zitten, kunnen de managers van het Koppelhuis iets dergelijks ook zelf opzetten. Idealiter is er een actief partnerschap tussen Stichting Present en het Koppelhuis. Andersom kunnen leden natuurlijk ook aangeven als zij hulp nodig hebben zodat Stichting Present voor hen iemand kan vinden die hulp wil bieden. Inzetten voor de buurt: leden kunnen samen ook activiteiten ondernemen die speciaal gericht zijn op de buurtbewoners. Voorbeelden van activiteiten zijn koken voor de buurt, buurtfeest organiseren, workshops geven voor geïnteresseerden en dingen repareren voor buurtbewoners (repaircafe.nl). Natuurlijk zijn er nog meer activiteiten te bedenken, maar dit zijn activiteiten die nu ook al plaats vinden op veel plekken in Nederland. Een deel van deze activiteiten is in het bijzonder gericht op buurtbewoners die weinig te besteden hebben, een ander deel is er vooral op gericht sociale cohesie in de buurt te bevorderen. Semi-vrijwilligerswerk: buurtbewoners kunnen ook een aanvraag doen, bij het Koppelhuis, voor een klus waar ze wel wat geld voor over hebben om zo ook het Koppelhuis te sponsoren. Als de managers van het Koppelhuis een aanvraag krijgen voor een klus, zoeken 13
-
de managers in hun ledendatabase of er iemand is met de ervaring om die klus te klaren. Voorbeelden van klussen zijn website bouwen, kleren strijken, verhuizen, belastingaangifte doen, muziekles, schilderen, tuinonderhoud, etc. Als leden een klus klaren voor iemand uit de buurt, dan betaalt de buurtbewoner aan het Koppelhuis. Een deel van dit geld degene die klus geklaard heeft korting op de ledencontributie, een ander deel wordt gebruikt om te investeren in het Koppelhuis. Op deze manier kunnen leden door klussen te doen, hun contributie afbetalen en het Koppelhuis sponsoren. Openstelling voor verenigingen: verenigingen die in de buurt actief zijn, zoals een schaakvereniging, dansvereniging, buurtvereniging, etc., mogen ook gebruik maken van de activiteitenruimten en de bar van het Koppelhuis. Dit gebeurt wel tegen betaling. Dat hoeft niet alleen door geld te betalen, dat mag ook door iets terug te doen, zoals het Koppelhuis schoon maken. Het voordeel van verenigingen gebruik laten maken van het Koppelhuis is dat er meer interactie is tussen de senioren en de samenleving doordat ze elkaar aan de bar ontmoeten. Voor de verenigingen is er het voordeel dat ze zo ook gemakkelijk nieuwe leden kunnen werven en samen kunnen werken met vergelijkbare commissies die actief zijn in het Koppelhuis.
14
Financieel Het Koppelhuis genereert inkomsten op allerlei wijzen. Dat levert uiteindelijk een budget op dat de kosten moet dekken. Hieronder zullen we zowel de inkomsten als de uitgaven specificeren. Inkomsten -
-
-
-
-
-
Contributie: het grote verschil tussen de financiën van een buurthuis en de financiën van het Koppelhuis, is dat het Koppelhuis afhankelijk wil zijn van de overheid. Een grote inkomstenpost op de begroting van buurthuizen is subsidie van de gemeente waarin het buurthuis staat. Voor het Koppelhuis geldt dat er ongeveer dezelfde inkomsten en uitgaven zijn. Zonder subsidie van de gemeente ontstaat er dus een gat dat gedekt moet worden door contributie. Alle leden betalen contributie per maand. Dit bedrag moet laag zijn, zodat het laagdrempelig is voor senioren om lid te worden. Het bedrag moet wel hoog genoeg zijn om de kosten te dekken die niet door de andere inkomsten gedekt kunnen worden. Bar/horeca: aan de bar kunnen leden koffie, thee, alcoholische drank en snacks bestellen. Ook kunnen leden a la carte eten in het restaurant. Eten en drinken wordt tegen een meerprijs verkocht zodat er winst op wordt gemaakt en de contributie laag kan blijven. Vaste verhuur: een deel van het pand van het Koppelhuis wordt structureel verhuurd aan andere instellingen, zoals een BSO, Huiswerkbegeleidingsinstituut, kantoorruimte, etc.) Dit is een belangrijke inkomstenbron voor het Koppelhuis. Belangrijk is ook dat deze inkomstenbron constant is. Incidentele verhuur: het pand heeft ook multifunctionele flexibele ruimtes die incidenteel verhuurd kunnen worden. Bijvoorbeeld aan verenigingen die actief zijn in de buurt, of aan groepen die een feest willen houden, of andere evenementen. Deze inkomsten bron is minder constant, maar kan wel een belangrijke inkomstenbron zijn. Sponsors: het Koppelhuis zal ook sponsors zoeken die senioren als doelgroep hebben. Zo kan een rollatorfabrikant bijvoorbeeld een groepskorting aanbieden en daarbij ook het Koppelhuis sponsoren door bemiddelingskosten te betalen. Deze inkomstenbron is incidenteel en is daarom vooral mooi meegenomen. Subsidie: het Koppelhuis wil onafhankelijk van de overheid zijn en gaat daarom uit van €0,00 subsidie. Het kan natuurlijk zijn dat een gemeente toch bereid is subsidie toe te zeggen. Zo subsidieert de gemeente Amersfoort ook een aantal initiatieven voor senioren in Amersfoort zoals de seniorensociëteit Hoogland. Ook subsidieert de gemeente Amersfoort maatschappelijk verantwoorde ondernemingen, wat het Koppelhuis ook wil zijn. Uit het bestuderen van een aantal begrotingen, van buurthuizen, blijkt dat veel buurthuizen ook subsidie krijgen. Vaak gebeurt dat in de vorm van een financiële bijdrage, soms gebeurt dat door gratis (of goedkoop) een pand ter beschikking te stellen. Het Koppelhuis moet dus op zichzelf kunnen staan en rendabel zijn zonder subsidie van de overheid, maar subsidie is wel welkom en kan geïnvesteerd worden in het Koppelhuis of de contributie verlagen.
15
Uitgaven: -
-
-
-
-
-
Personeel: het Koppelhuis heeft personeel in dienst die als taak hebben om er voor te zorgen dat de activiteiten tot stand komen. Voor de intern gerichte activiteiten heeft het personeel vooral initiërende rol. Voor de extern gerichte activiteiten heeft het personeel een grotere rol. Het personeel zorgt ervoor dat de leden gekoppeld worden aan mensen die hulp nodig hebben. De hoeveelheid personeel is daarom ook afhankelijk van het aantal leden. Dit is de grootste kostenpost. Huur: het Koppelhuis is bij voorkeur gevestigd in maatschappelijk vastgoed, midden IN de buurt gelegen. Er staat veel maatschappelijk vastgoed leeg en is daardoor relatief goedkoop. Tegelijkertijd is dit vastgoed vaak zeer geschikt voor de activiteiten die in het Koppelhuis plaats vinden. De huurprijs is ook een grote kostenpost, maar zou ook goedkoop uit kunnen vallen wanneer de gemeente gewillig is om het vastgoed dat zij in beheer hebben tegen een lage prijs te verhuren. Energie en water: het Koppelhuis heeft senioren als doelgroep. Dat betekent dat het altijd warm genoeg moet zijn in het Koppelhuis, zeker in de winter. In het Koppelhuis zijn ook sanitaire voorzieningen en een keuken. Hiervoor is ook energie en water nodig. Deze grote kostenpost is redelijk constant, maar toch ook seizoensgebonden. Schoonmaakkosten: het is de bedoeling dat het Koppelhuis een hoge bezettingsgraad heeft. Dat betekent dat het pand ook regelmatig schoon gemaakt moet worden. Dit is een grote constante kostenpost. Verzekering en belasting: het pand en de inventaris van het Koppelhuis zullen ook verzekerd moeten zijn tegen brand, inbraak, storm, etc. Er gaat ook veel geld om bij het Koppelhuis. Er zijn uitgaven en opbrengsten. Daar moet belasting over betaald worden. Dit is een relatief kleine en redelijk constante kostenpost. Overig: er zijn nog veel meer kleine kostenposten te bedenken. Van deze kostenposten is een deel niet structureel. Om deze twee redenen worden deze kostenposten onder de post ‘overig’ gezet. Het is ook moeilijk om precies in te schatten wat voor kosten dit allemaal zullen zijn.
16
Begroting Om een beeld te krijgen van de inkomsten en uitgaven van het Koppelhuis, zijn zeven begrotingen van verschillende buurthuizen in Nederland onderzocht en vergeleken. Het betreft buurthuizen uit Utrecht, Roosendaal, Zaanstad, Alkmaar, Amsterdam, Tilburg en Rotterdam. Van deze zeven begrotingen is het gemiddelde berekend per inkomsten- en kostenpost. Vervolgens is berekend hoeveel deze inkomsten en uitgaven per vierkante meter is, zodat we de inkomsten en uitgaven voor het Koppelhuis kunnen berekenen aan de hand van scenario’s die verschillen door verschillende oppervlaktes. We hebben ook gekozen om de oppervlakte als maatstaf te nemen omdat de meeste kosten gerelateerd zijn aan de grootte van het pand (huur, energie en water, schoonmaakkosten, verzekering). Ook de inkomsten zijn ofwel gerelateerd aan de grootte van het pand (incidentele en vaste verhuur), ofwel aan het aantal bezoekers (bar/horeca, sponsors) en dat is ook weer gerelateerd aan de grootte van het pand.
Gemiddeld
Prijs per m2
Oppervlakte in m2 Bezoekers per week Koffieprijs Openingsuren per week
886 1229 € 0,91 86
Huur Energie en water Schoonmaken Personeel Verzekering en belasting Diversen Totaal uitgaven
€ 63.143 € 29.429 € 21.143 € 36.000 € 11.429 € 10.286 € 171.429
€ 71 € 33 € 24 € 41 € 13 € 12 €194
Subsidie gemeente Sponsors Incidentele verhuur Vaste verhuur (BSO, SWBU, dansschool) Bar/horeca Diversen Totaal inkomsten
€ 49.714 € 8.571 € 32.571 € 45.143 € 31.286 € 4.143 € 171.429
€ 56 € 10 € 37 € 51 € 35 €5 €194
Aan de hand van de gemiddelde inkomsten en uitgaven van de zeven buurthuizen, hebben we zes verschillende scenario’s gemaakt en berekend (zie tabel 1). Deze zes scenario’s zijn het product van twee variabelen. De eerste variabele is het aantal bezoekers van het Koppelhuis (waar vervolgens de oppervlakte uit voortkomt die nodig is om ruimte te bieden aan het aantal bezoekers).
Betaald pand Gratis pand
500 leden Scenario 1: € 130 Scenario 2: € 60
300 leden Scenario 3: € 170 Scenario 4: € 100
100 leden Scenario 5: € 370 Scenario 6: € 300
Tabel 1, zes verschillende financiële scenario’s met als uitkomst de contributie per jaar
17
Het bezoekersaantal per week is twintig procent van het aantal leden, maal zeven. Dit getal komt voort uit de aanname dat elke dag twintig procent van de leden het Koppelhuis bezoekt. Dus bij een ledental van honderd, komen er elke dag gemiddeld twintig bezoekers. Dat is honderdveertig per week. We hebben drie variabelen gekozen: 700, 420 en 140 bezoekers per week. Deze getallen komen respectievelijk voort uit: 500, 300 en 100 leden. Uit de bezoekersaantallen komen vervolgens respectievelijk de oppervlakten: 500, 300 en 100 vierkante meter9. De tweede variabele is de prijs van het pand. Hier hebben we twee uitersten genomen: gratis een pand huren of de gemiddelde prijs van €71 per vierkante meter. Er bestaat ten slotte de kans dat de gemeente gratis een pand ter beschikking stelt, structureel of voor een periode van slechts een aantal jaar. Tabel 2, drie scenario's met een pand waar de normale huurprijs voor gerekend wordt
Plaats Opp Bezoekers/week Koffieprijs openingsuren per week
Scenario 1 Scenario 3 Scenario 5 Het Koppelhuis Het Koppelhuis Het Koppelhuis 500 300 100 700 420 140 € 0,75 € 0,75 € 0,75 105 105 105
huur huur per m2 energie en water schoonmaken personeel verzekering en belasting diversen kosten per m2 (excl. Pers.) totaal uitgaven
€ 35.000 € 70 € 16.500 € 12.000 € 80.000 € 6.500 € 6.000 € 152 € 156.000
€ 21.000 € 70 € 9.900 € 7.200 € 60.000 € 3.900 € 3.600 € 152 € 105.600
€ 7.000 € 70 € 3.300 € 2.400 € 40.000 € 1.300 € 1.200 € 152 € 55.200
subsidie gemeente sponsors Incidentele verhuur vaste verhuur (BSO, SWBU, dansschool) bar/horeca diversen contributie contributie per lid per jaar contributie per lid per maand totaal inkomsten verschil inkomsten en uitgaven
€0 € 15.000 € 18.500 € 25.000 € 30.000 € 2.500 € 65.000 € 130 € 10,83 € 156.000 €0
€0 € 9.000 € 11.100 € 15.000 € 18.000 € 1.500 € 51.000 € 170 € 14,17 € 105.600 €0
€0 € 3.000 € 3.700 € 5.000 € 6.000 € 500 € 37.000 € 370 € 30,83 € 55.200 €0
In tabel 2 is de totale begroting te zien voor de drie scenario’s waarbij een pand wordt gehuurd tegen normale huurprijzen. In tabel 3 is de totale begroting te zien voor de drie scenario’s waarbij een pand gratis wordt verschaft door de gemeente of een andere partij. Niet alle posten in deze begroting zijn een product van het gemiddelde van de begrotingen van de zeven buurthuizen. De personeelskosten 9
2
Bouwbesluit 2003: 5 m per persoon wordt rekenkundig gebruikt om de vloeroppervlakte van gebouwen met gebouwfunctie ‘bijeenkomst’ te berekenen.
18
Tabel 3, drie scenario's waarbij het pand gratis ter beschikking wordt gesteld
Plaats Opp Bezoekers/week Koffieprijs openingsuren per week
Scenario 2 Scenario 4 Scenario 6 Het Koppelhuis Het Koppelhuis Het Koppelhuis 500 300 100 700 420 140 € 0,75 € 0,75 € 0,75 105 105 105
huur huur per m2 energie en water schoonmaken personeel verzekering en belasting diversen kosten per m2 (excl. Pers.) totaal uitgaven
€0 €0 € 16.500 € 12.000 € 80.000 € 6.500 € 6.000 € 82 € 121.000
€0 €0 € 9.900 € 7.200 € 60.000 € 3.900 € 3.600 € 82 € 84.600
€0 €0 € 3.300 € 2.400 € 40.000 € 1.300 € 1.200 € 82 € 48.200
subsidie gemeente sponsors Incidentele verhuur vaste verhuur (BSO, SWBU, dansschool) bar/horeca diversen contributie contributie per lid per jaar contributie per lid per maand totaal inkomsten verschil inkomsten en uitgaven
€0 € 15.000 € 18.500 € 25.000 € 30.000 € 2.500 € 30.000 € 60 € 5,00 € 121.000 €0
€0 € 9.000 € 11.100 € 15.000 € 18.000 € 1.500 € 30.000 € 100 € 8,33 € 84.600 €0
€0 € 3.000 € 3.700 € 5.000 € 6.000 € 500 € 30.000 € 300 € 25,00 € 48.200 €0
zijn bij het Koppelhuis flink hoger begroot dan gemiddeld bij de buurthuizen. Dat komt omdat buurthuizen vooral draaien op vrijwilligers. Sommige buurthuizen hadden zelfs helemaal geen personeelskosten in de begroting staan, terwijl andere buurthuizen juist wel weer veel personeelskosten hadden. Daarom zou het onverstandig zijn het gemiddelde van de zeven buurthuizen te gebruiken om een inschatting te maken voor het Koppelhuis. Het Koppelhuis heeft vast personeel in dienst die alles coördineren. Ook de gemiddelde subsidie van de gemeente is niet gebruikt om mee te rekenen voor de begroting van het Koppelhuis. Dit is omdat het Koppelhuis onafhankelijk wil zijn van de overheid. De post sponsorgeld op de begroting van het Koppelhuis is verdrievoudigd ten opzichte van het gemiddelde van de zeven buurthuizen. In het Koppelhuis komt tenslotte een veel homogenere groep mensen. Dit brengt met zich mee dat sponsors veel gerichter hun doelgroep kunnen benaderen via het Koppelhuis, waardoor het Koppelhuis in staat zal zijn om meer sponsorgeld binnen te halen, ook in de vorm van bemiddelingskosten. Het is ook een doelstelling van het Koppelhuis om als platform te fungeren waar organisaties, die senioren als 19
doelgroep hebben, hun doelgroep ook kunnen bereiken. Dit alles moet wel in het belang van de senioren blijven. Inkomsten uit de bar en horeca zijn 60 % hoger begroot voor het Koppelhuis dan bij het gemiddelde van de zeven buurthuizen. Het Koppelhuis heeft nog meer dan buurthuizen de doelstelling om een huiskamer te zijn voor de doelgroep. Dit betekent dat mensen per keer dat ze in het Koppelhuis komen, langer verblijven en daardoor meer koffie en thee drinken. Ook kunnen mensen a la carte eten in het Koppelhuis en dat zal ook geld opleveren. Hier komt nog bij dat het Koppelhuis als doelstelling heeft om veel ruimte te verhuren aan verenigingen en andere groepen. Deze groepen zullen ook gebruik maken van de bar en horeca. De zes financiële scenario’s zijn uitgewerkt om inzicht te krijgen in de verhouding tussen alle posten en om te zien hoe de verschillende variabelen de contributie per jaar en per maand beïnvloeden. Het maken van slechts zes financiële scenario’s heeft zo zijn beperkingen. Want het verschil tussen 100 en 300 leden is nogal groot. Als bijvoorbeeld, vanuit de visie dat het Koppelhuis laagdrempelig moet blijven, €15,- als maximum contributie wordt ingesteld: welk aantal leden hoort daar dan bij (bij zowel een gratis als betaald pand)? Om die reden zijn er twee rekenmodellen gemaakt waarbij een begroting wordt gegenereerd. In tabel 4 zijn twee lijnen te zien die beschrijven hoe de hoogte van de contributie veranderd aan de hand van het aantal leden. De ene lijn beschrijft de hoogte wanneer het pand tegen normale huurprijs wordt gehuurd, de andere lijn beschrijft de hoogte van de contributie wanneer er gratis een pand ter beschikking wordt gesteld. In de tabel is nu duidelijk af te lezen hoeveel leden nodig zijn als een maximum van €15,- contributie wordt ingesteld. € 60,00
€ 50,00
€ 40,00
Betaald pand
€ 30,00
Gratis pand € 20,00
€ 10,00
€ 0,00 50
100
150
200
250
300
350
400
450
500
Tabel 4, hoogte van de contributie die nodig is bij een bepaald aantal leden
Er is nog wel iets te zeggen over de formules. Ze houden er geen rekening mee dat voor een ledenaantal van vijftig een eigen pand helemaal niet nodig of niet haalbaar is, en het wellicht beter is om een klein deel van een pand te huren waar al een andere gebruiker in zit. De huur zou dan hoger 20
of lager uit kunnen vallen. De formule houdt ook geen rekening mee dat bij een ledental van vijftig er misschien veel minder personeel nodig is dan bij honderd leden. Om deze redenen is de contributie bij vijftig leden wel erg hoog, terwijl een aantal factoren onzeker is. Wel kunnen we er vanuit gaan dat de contributie bij vijftig leden niet veel lager zal zijn dan bij honderd. Voor het scenario met slechts vijftig of minder leden, kan dus het beste de contributiehoogte bij honderd leden als uitkomst genomen worden.
21
Onderzoeksmethode Focusgroep Het is van groot belang om de doelgroep te betrekken in de ontwerpfase van een product. Door de doelgroep te betrekken, zal het product daadwerkelijk voordelen kunnen bieden voor de doelgroep en nuttig kunnen zijn (Jacelon en Hanson, 2013). Middels een focusgroep kan ook rekening worden gehouden met de wensen van senioren zodat het product ‘het koppelhuis’ ook rekening houdt met wat senioren willen en kunnen, maar ook met hun beperkingen. Om het koppelhuis effectief te laten zijn, is het daarom het beste om senioren zo vroeg mogelijk in de ontwerpfase te laten participeren. Op deze manier zal het koppelhuis zo worden ontworpen dat het ontwerp senioren stimuleert om gebruik te maken van het koppelhuis (Jacelon en Hanson, 2013). Een focusgroep is een kwalitatieve onderzoeksmethode die dient om de verschillende ervaringen en gezichtspunten van mensen te begrijpen binnen de context van hun specifieke omstandigheden (Murphy et al. 1998). Een focusgroep is een groepsinterview waarbij de interactie tussen de verschillende deelnemers centraal staat (Freeman et al., 2006). Zoals de naam zegt, wordt bij een focusgroep gefocust op een bepaald onderwerp. Via de focusgroep willen we erachter komen hoe senioren denken over het doen van vrijwilligerswerk om zo ook gekoppeld te worden aan de rest van de samenleving en de directe buurt. We hebben twee focusgroepen gedaan met senioren. Om het gesprek op gang te brengen, begonnen we met een voorstelronde waarin elke deelnemer zichzelf kort kon voorstellen. Daarna leiden we de discussie in door te vertellen welke ontwikkelingen wij in de samenleving zien. Aan de hand daarvan werden er een aantal vragen gesteld waar de senioren met elkaar over in gesprek konden gaan. Deze vragen gingen over wat senioren voor elkaar en voor mensen in hun omgeving kunnen betekenen, en andersom (zie bijlage 1). Tot slot werd het product het Koppelhuis beschreven en gevraagd wat de senioren van het product vinden.
22
Resultaten Focusgroep 1 De eerste focusgroep vond plaats in een inloophuis in de Amersfoortse wijk Schothorst. Dit inloophuis is opgezet door verschillende kerken in Amersfoort en wordt door deze kerken gefinancierd. In het inloophuis komen allerlei mensen vanuit de wijk. Een relatief groot deel van de mensen die inlopen, of die vrijwilliger zijn, bij het inloophuis zijn 55 of ouder. Bij de focusgroep waren zeven senioren aanwezig in de leeftijd van 56 tot 73. Onder hen waren vier vrouwen en drie mannen. Van de zeven senioren deden er twee betaald werk. Het gesprek moest even op gang komen, maar toen het gesprek op gang was gekomen, was de sfeer positief en de senioren waren erg enthousiast. Onderwerpen als vergrijzing en bezuinigingen, die senioren treffen, blijken deze senioren zorgen te baren. Gedurende het gesprek werden de senioren optimistischer omdat ze samen gingen nadenken over oplossingen (zie bijlage 2). In het begin van de discussie ging het vooral over eenzaamheid onder senioren. Andrea van 64 vertelde dat ze toen ze met de VUT ging, zich eenzaam begon te voelen omdat ze overdag veel alleen thuis zat. Piet van 73 zegt: “door het contact met andere mensen kan ik ook mijn eigen eenzaamheid verminderen. Onder de mensen zijn, geeft een goed gevoel”. Uit deze citaten blijkt dat de senioren zich bewust zijn van het feit dat de kans op eenzaamheid groot is, wanneer je niet meer werkt. Ook beseften ze dat de oplossing is om meer onder de mensen zijn. Hoe je eenzame mensen onder de mensen krijgt, dat vonden ze lastig om te bedenken. Janneke van 63 zegt: “het is moeilijk om aan te geven dat je eenzaam bent. Dat doe je pas als je iemand goed kent. Als je echter beroep doet op iemand die eenzaam is en hem of haar om hulp vraagt bij iets, dan zal hij of zij je graag willen helpen. Het sociale contact dat dan volgt, is een positief gevolg”. Janneke is zich er bewust van dat senioren niet in de slachtofferrol geplaatst moeten worden. Senioren zullen niet willen toegeven dat ze eenzaam zijn, zeker niet tegen een vreemde. Janneke denkt dat als je senioren vraagt of ze jou willen helpen, dat ze dan graag zouden helpen. Dit is precies het tegenovergestelde van iemand in de slachtofferrol plaatsen. Op deze manier wijs je senioren aan als degenen die juist hulp kunnen bieden. Het mooie hieraan is dat senioren het gevoel krijgen dat ze iets kunnen betekenen voor de samenleving en het gevolg is dat ze zelf niet in een sociaal isolement terecht komen. Dat senioren de behoefte hebben om iets te blijven betekenen voor de samenleving, blijkt uit een aantal citaten. Leo van 58 zegt: “het is fijn om zo ook ergens bij te horen en je nuttig te voelen”. Andrea vind het fijn om iets te kunnen betekenen voor mensen omdat zij zich dan nuttig voelt. Ook heeft ze dan ’s avonds bij het eten iets te vertellen over wat ze heeft gedaan. Sommige van de aanwezige senioren doet ook aan vrijwilligerswerk. Voorbeelden van vrijwilligerswerk zijn penningmeesterschap, gastvrouw zijn bij het inloophuis, mantelzorg of klusjes doen. Janneke vindt dat ze ook veel terug krijgt door vrijwilligerswerk te doen omdat ze ook sociale contacten op doet. Piet zegt: “ik deed aan mantelzorg voor mijn vrouw. Dat was heel zwaar. Het was wel heel leerzaam en emotioneel”. De senioren hebben ook ideeën over andere vormen van vrijwilligerswerk die ze nog niet doen, maar wat ze wel leuk lijkt om te doen. Piet bijvoorbeeld zegt: “het lijkt me leuk om te helpen met taal en idioom. Voorlezen bijvoorbeeld”. Piet doet dit soort vrijwilligerswerk nog niet omdat hij niet weet of hij dit fysiek aan kan en genoeg tijd heeft. Andere dingen die genoemd werden die senioren voor anderen kunnen betekenen: muziek maken en zang begeleiden, leren schaken, advies geven over omgaan met geld, administratie doen, spelletjes doen, samen eten, filmavond organiseren en een internetmiddag waarbij senioren mensen kunnen helpen die niet zo goed met internet om kunnen gaan. De senioren hebben ideeën genoeg en zijn 23
enthousiast om iets te kunnen betekenen voor anderen. Leo merkt wel op: “vraag en aanbod werkt alleen als je geholpen wil worden”. En Henk heeft ook zo zijn twijfels: “jongeren zoeken hun eigen weg en worden daar liever niet in gestoord. Ze kunnen het allemaal zelf wel”. Mirjam zegt hierover: “er moet wel wederzijds vertrouwen zijn”. De senioren hebben dus wel zo hun twijfels of andere generaties wel op hun hulp zitten te wachten. Het Koppelhuis vinden de senioren een goed idee. Vooral samen eten en spelletjes doen lijkt de senioren leuk. De structuur van het Koppelhuis, die op die van een vereniging lijkt, vindt Janneke positief omdat “je je dan ergens aan committeert, dat zorgt voor commitment”. De senioren zeggen dat ze er best voor willen reizen binnen Amersfoort in het geval het Koppelhuis gerealiseerd zal worden. Ook zijn ze bereid er voor te betalen om de kosten te dekken.
Focusgroep 2 De tweede focusgroep vond plaats in een woongroep voor senioren in de Amersfoortse wijk Schothorst. Deze woongroep is 24 jaar geleden opgezet door senioren zelf en heeft hen veel tijd en moeite gekost. Het doel van deze woongroep is dat de senioren elkaar kunnen versterken om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen en te functioneren. De jongste van de aanwezige senioren is 67 en de oudste is 94. Daarmee ligt de gemiddelde leeftijd van de deelnemers van deze focusgroep 20 jaar hoger dan bij de eerste focusgroep. Onder hen waren drie mannen en elf vrouwen. Geen van hen werkt meer. In het begin liep het gesprek enigszins chaotisch omdat mensen door elkaar heen praatten en de discussie al begon terwijl de voorstelronde nog bezig was. Het feit dat ze al begonnen met discussiëren, laat zien hoe zeer het deze senioren bezig houdt. Tijdens de hele sessie bleek dat de groep in twee verschillende senioren te verdelen is: senioren die graag in contact willen met andere generaties en senioren die teleurgesteld zijn in jongere generaties en daarom weinig zin hebben in contact met jongere generaties. Naarmate het gesprek vorderde, werden de senioren enthousiaster en begonnen ze meer na te denken over manieren om generaties te verbinden (zie bijlage 3). Uit de gesprekken blijkt dat een deel van de senioren in de woongroep minder behoefte heeft aan contact met de buurt omdat ze al contact met elkaar hebben. Annie van 80 zegt: “wij zitten hier vooral met senioren bij elkaar. Af en toe ga ik bridgen in Hoogland. Ik heb niet veel tijd om meer dan dat te doen”. Carine van 94 zegt: “ik ken verder geen mensen in deze buurt behalve de overbuurman. Maar het hoeft voor mij ook niet”. Joop van 67: “ik heb geen contact met de buurt hier en heb daar ook geen behoefte aan”. Behoefte aan contact met de buurt is er dus niet echt, maar er blijkt wel behoefte te zijn aan contact met jongere generaties. Trijntje van 81 vindt het goed als verschillende generaties met elkaar verbonden worden en ze zou wel graag contact willen met andere generaties. Nu heeft ze dat weinig en dat vindt ze jammer. Fleur van 72 zegt: “ik voel me graag maatschappelijk betrokken, maakt niet uit of dat met jong of oud is”. Koos van 90 vindt dat er veel goede jeugd is en vindt het contact met hen fijn: in Hoogland hadden jongeren van de Boogkerk voor senioren een maaltijd gemaakt”. Desiré van 86: “ik vind het leuk om te sms’en met mijn kleinkinderen en te weten waar ze mee bezig zijn”. Koos vindt het ook leuk als er stagelopers zijn bij de woongroep, dat contact met jongeren waardeert hij. Trijntje is het met hem eens en zegt dat ze helemaal opbloeit als er studenten zijn die haar in de thuiszorg komen helpen. De discussie die volgt gaat vooral over de kloof die tussen jongere en oudere generaties is ontstaan. Uit deze discussie blijkt welk beeld een deel van de senioren hebben van jongere generaties, en jongeren 24
in het bijzonder. Annie zegt: “jongeren weten vaak niet wat een woongroep is, het interesseert ze niet”. Erica van 76 vindt dat jongeren gehaast zijn en direct op hun doel afgaan. Marith van 86 zegt: “sommige jongeren willen alleen op internet zitten”. Fleur erkent de generatiekloof en zegt dat er een grote discrepantie is tussen jongeren en ouderen. Ook zouden volgens haar jongeren weinig aandacht hebben voor de wereld om hun heen, in het verkeer bijvoorbeeld, en dat ze op hun eigen wereld gericht zijn. Erica beaamt dit: “jongeren gaan nu zo laat naar de stad om te stappen als wij vroeger terugkwamen van het stappen. Ze maken ’s nachts veel lawaai en houden weinig rekening met hun omgeving”. Een deel van de senioren twijfelt of dit niet iets van alle tijden is. Koos vraagt zich af of het vroeger beter was. En Fleur zegt: “vroeger waren wij ook druk, maar nu vinden we dat jongeren gehaast zijn omdat we het nu van een afstandje bekijken. Toen zaten we in dezelfde snelheid als de jongeren nu zitten en toen konden we het tempo beter bijhouden dan nu”. Desiré zegt in reactie op de stelling dat jongeren op hun eigen wereld gericht zijn: “ik vind de jongeren wel leuk hoor! Ik viel laatst om met mijn fiets en iedereen kwam naar me toe om te helpen”. Het lijkt de senioren mooi om iets te betekenen voor jongere generaties. Joop vertelt hoe hij een jonge van 21, die meubelmaker wil worden, helpt. Joop is vroeger zelf meubelmaker geweest. Hij vindt het mooi om zo in contact te zijn met de jongere generatie. Trijntje lijkt het mooi als jongeren uit de buurt de senioren willen helpen met het werk in de tuin. Zij wil dan wel een lekker soepje voor de jongeren klaar maken. Fleur lijkt het vooral mooi om jongere generaties aandacht voor details bij te brengen. Rita van 88 zegt: “het is ook leuk om andere mensen een muziekinstrument te leren bespelen als je dat zelf goed kan”. Annie heeft nog wel haar twijfels over hoe dat praktisch gezien dan moet: “we hebben ons leven al te veel vorm gegeven, hoe moeten we daar contact met jongere generaties inpassen?”. Trijntje ziet vooral de voordelen en zegt ook over het contact dat ze nu met ons als jongeren heeft: “ik krijg hier energie van”.
25
Conclusie Uit de focusgroepen blijkt dat senioren over het algemeen behoefte hebben aan sociale contacten. Sociale contacten met leeftijdgenoten hebben de meesten al, maar de senioren geven aan wel graag meer contact te willen met andere leeftijdsgroepen. De senioren geven aan dat eenzaamheid inderdaad een risico is en dat het niet werkt om senioren op hun eenzaamheid te wijzen en om die reden hulp aan te bieden. De senioren zijn van mening dat het beter is om senioren te wijzen op hun talenten en daar een beroep op te doen. Volgens de senioren volgt het sociale contact dan vanzelf. Een deel van de senioren vraagt zich wel af of andere mensen op hun hulp zitten te wachten. Ze twijfelen er vooral aan of jongeren niet te veel in hun eigen wereld leven. Voor verdere ontwikkeling van het Koppelhuis is het van belang om na te denken over de vraag of jongeren behoefte hebben aan contact met senioren en of zij hun hulp kunnen gebruiken. Uit de resultaten van de focusgroepen blijkt dat de behoefte, aan sociale contacten in de buurt, verschilt per senior. Er is een groot verschil te zien tussen beide focusgroepen. De relatief jonge senioren (gemiddelde leeftijd 61) van focusgroep 1, waren duidelijk enthousiaster over het idee om zich samen als senioren in te zetten voor de buurt en de samenleving. De relatief oud senioren (gemiddelde leeftijd 81) van focusgroep 2, waren minder enthousiast. De vraag is of dit verschilt komt door het verschil in leeftijd of door verschillende omstandigheden. De senioren van focusgroep 2 wonen in een woongroep en hebben op die manier sociale contacten binnen de woongroep en zorgen voor elkaar. De senioren van focusgroep 1 wonen allemaal verspreid in Amersfoort en kunnen hooguit twee uur per dag terecht in het inloophuis. Bij hen is daarom wellicht meer behoefte aan contact met de directe woonomgeving en met andere leeftijdsgroepen. Het verschil zou ook kunnen ook komen door het verschil tussen de gemiddelde leeftijd van beide focusgroepen. Senioren die nog relatief jong zijn, hebben waarschijnlijk meer energie en hebben waarschijnlijk nog meer jaren te leven. Voor hen is het daarom zinvoller om nieuwe sociale contacten aan te gaan en daar tijd en energie in te investeren. Voor relatief oude senioren is het minder moeilijker om tijd en energie te investeren in nieuwe sociale contacten. Dit komt doordat deze senioren soms niet de energie meer hebben, of geen tijd. Bij relatief oude senioren gaat alles wat minder snel, daardoor hebben ze meer tijd nodig voor het ondernemen van activiteiten. Voor relatief oude senioren is het ook minder waardevol om nieuwe sociale contacten aan te gaan omdat ze minder lang te leven hebben. Natuurlijk is dit generaliserend en zijn er senioren die én relatief oud zijn én wel behoefte hebben aan nieuwe sociale contacten in de buurt. Een deel van deze senioren gaf ook aan juist energie te krijgen van nieuwe sociale contacten op te doen met jongere generaties. Om een nog beter beeld te krijgen van de behoeften van senioren zouden nog meer focusgroepen gedaan moeten worden. Op die manier kan het ook duidelijk worden of het verschil tussen focusgroep 1 en focusgroep 2 veroorzaakt wordt door het leeftijdsverschil of het verschil tussen de omstandigheden. Uit de focusgroepen is gebleken dat het een goede manier is om met senioren in gesprek te gaan over onderwerpen die niet makkelijk bespreekbaar zijn, zoals eenzaamheid. Ook is gebleken dat senioren op deze manier enthousiast zijn te krijgen voor het inzetten van hun kennis, ervaring en tijd ten behoeve van de buurt. Zeker bij focusgroep 1 was een positieve sfeer te proeven en kregen de senioren zin om ‘aan de slag te gaan’. Bij focusgroep 2 was dit in mindere mate ook het geval, maar was er meer verdeeldheid in de groep. De focusgroepen waren een goede graadmeter om het product het koppelhuis bespreekbaar te maken onder senioren en om hen te laten brainstormen over de mogelijkheden. Een groot deel van de senioren denkt dat het Koppelhuis een goede oplossing zou zijn voor de ontwikkelingen waar senioren in Amersfoort mee te maken hebben. De 26
senioren denken dan vooral aan het Koppelhuis als alternatief voor buurthuizen, bibliotheken en kerken. Het Koppelhuis is immers bedoeld als een plek om mensen uit de buurt te ontmoeten. Ook denken de senioren dat het goed is dat het Koppelhuis niet gesubsidieerd wordt door de overheid. Zo is het Koppelhuis bestendig tegen een terugtredende overheid wanneer er weer bezuinigd gaat worden. Over het algemeen kan gezegd worden dat een initiatief dat door burgers zelf gedragen wordt, een oplossing is voor de terugtredende overheid. Dit onderzoek, en de ontwikkeling van het Koppelhuis, is niet alleen relevant voor senioren. Dit onderzoek is ook relevant voor andere mensen, bedrijven en organisaties. We zouden nog verder kunnen gaan door te stellen dat initiatieven, die door de bewoners van de stad gedragen worden, thuis horen in een stad die fit en vitaal is. Doordat bewoners van de stad zelf initiatief nemen, kunnen zij zelf snel inspelen op datgene waar zij vraag naar hebben. De stad kan zo fit en vitaal blijven omdat hij directer en sneller in kan spelen op de veranderende behoeften van de bewoners.
27
Literatuur -
-
-
-
-
-
-
-
Adams, D., Tiesdell, S. (2007). Introduction to the special issue: The vital city. Town Planning Review 78 (6) , pp. 671-679 Bouchard, G. (2013). How Do Parents React When Their Children Leave Home? An Integrative Review. Journal of Adult Development , pp. 1-11 Cacioppo, J.T., Fowler, J.H. and Christakis, N.A. (2009). Alone in the Crowd: The Structure and Spread of Loneliness in a Large Social Network. Journal of Personality and Social Psychology 97 (6) , pp. 977-991 Ellemers, N., Van Rijswijk, W., Roefs, M., Simons, C. (1997). Bias in intergroup perceptions: Balancing group identity with social reality. Personality and Social Psychology Bulletin 23 (2) , pp. 186-198 Grevet, C., Tang, A., Mynatt, E. (2012) Eating alone, together: New forms of commensality. GROUP'12 - Proceedings of the ACM 2012 International Conference on Support Group Work , pp. 103-106 Freedman, M. (1999) Prime time: How baby boomers will revolutionize retirement and transform America. New York: Perseus Book Group. Freeman, T. (2006) 'Best practice' in focus group research: Making sense of different views. Journal of Advanced Nursing 56 (5) , pp. 491-497 Jacelon, C.S. en Hanson, A. (2013) Older adults' participation in the development of smart environments: An integrated review of the literature. Geriatric Nursing 34 (2) , pp. 116-121 Karcher, M.J., Kuperminc, G.P., Portwood, S.G., Sipe, C.L. en Taylor, A.S. (2006) Mentoring programs: A framework to inform program development, research, and evaluation. Journal of Community Psychology 34 (6) , pp. 709-725 Lager, D., Van Hoven, B. en Huigen, P.P.P. (2013). Dealing with change in old age: Negotiating working-class belonging in a neighbourhood in the process of urban renewal in the Netherlands. Geoforum 50 , pp. 54-61 Lee, P.-Y., Chang, S.-J.L. (2012) Elderly participation in public library voluntary services: A case study of Taipei Public Library. Journal of Educational Media and Library Science 49 (1) , pp. 338 Litman, T. (2009). Community cohesion as a transport planning objective. Victoria Transport Policy Institute. Retrieved from http://www.vtpi.org/cohesion.pdf Litwin, H. (2011). Social network type and subjective well-being in a national sample of older Americans. Gerontologist, 51, 379–388. Lloyd, M.G. en Peel, D. (2007). In search of a small city's élan vital: Inverness: Towards progressive change? Town Planning Review 78 (6) , pp. 749-773 McGrane S. (2012). An effort to bury a throwaway culture one repair at a time. The New York Times: Europe. May 8, 2012. Murphy E., Dingwall R., Greatbatch D., Parker S. & Watson P. (1998) Qualitative research methods in healthy technology research. Health Technology Assessment 2(16), 1–273. Norstrand, J.A., Glicksman, A., Lubben, J., Kleban, M. (2012). The role of the social environment on physical and mental health of older adults. Journal of Housing for the Elderly 26 (1-3) , pp. 290-307 Pattillo, R.E. (2012). Meet me for lunch at the "repair café". Nurse educator 37 (6) , pp. 257 Principi, A., Chiatti, C., Lamura, G. (2012) Motivations of older volunteers in three European countries. International Journal of Manpower 33 (6) , pp. 704-722 28
-
-
Rowles, G.D. (1978). Prisoners of Space? Exploring the Geographical Experience of Older People. Westview Press, Colorado. Rowles, G.D. (1983). Place and personal identity in old age: observations from Appalachia. Journal of Environmental Psychology 3 (4), 299–313. Schlimbach, T. (2010) Intergenerational mentoring in Germany: Older people support young people's transitions from school to work. Working with Older People 14 (4) , pp. 4-15 Steinmann, (1935). Feststellungen des vierten Kongresses (1933), in ibid., 163. Sidenvall, B., Nydahl, M., Fjellstrom, C. (2000) The meal as a gift - The meaning of cooking among retired women. Journal of Applied Gerontology 19 (4) , pp. 405-423 Toepoel, V. (2013). Ageing, Leisure, and Social Connectedness: How could Leisure Help Reduce Social Isolation of Older People? Social Indicators Research 113 (1) , pp. 355-372 Tunström, M. (2007). The vital city: Constructions and meanings in the contemporary Swedish planning discourse. Town Planning Review 78 (6) , pp. 681-698 Wahl, H.-W., & Oswald, F. (2010). Environmental perspectives on ageing. In D. Dannefer & C. Phillipson (Eds.), The SAGE handbook of social gerontology (pp. 111–124). London, United Kingdom: SAGE. Walter Rasugu Omariba, D. (2010). Neighbourhood characteristics, individual attributes and self-rated health among older Canadians. Health and Place 16 (5) , pp. 986-995 Wiles, J.L., Allen, R.E.S., Palmer, A.J., Hayman, K.J., Keeling, S., Kerse, N. (2009). Older people and their social spaces: A study of well-being and attachment to place in Aotearoa New Zealand. Social Science and Medicine 68 (4) , pp. 664-671
Documenten: -
-
Alblas, M. en Penninx, K. (2008) De zilveren Kracht van Amersfoort: over de mogelijkheden om de maatschappelijke inzet van Amersfoortse senioren te behouden en te versterken. Movisie (kennis- en adviesbureau voor maatschappelijke ontwikkeling) van den Berg, K. (2012) De (r)evolutie van de (i)Samenleving. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Duinkerken , J.G. (2008) Trends in Nederland. st Agapè Nyenrode Business Universiteit (2013). Trends in de samenleving: Welke ontwikkelingen in de hedendaagse veranderende wereld zijn relevant voor de toekomstige arbeidsmarkt?
29
Bijlage 1 Script focusgroep -
-
Eerst een voorstelrondje met naam en leeftijd Ons verhaal Door bezuinigingen moeten senioren langer thuis blijven wonen. Buurthuizen sluiten en de vergrijzing wordt als een last gezien door de samenleving. Wij zien echter ook het positieve van vergrijzing: Senioren hebben relatief veel kennis, ervaring en tijd. Wij denken dat dat het goed is als ze dit inzetten. Zo helpen ze zichzelf, elkaar en anderen. Wij willen senioren makkelijker koppelen aan andere mensen IN de buurt. Mensen moeten gemakkelijker iets voor elkaar kunnen betekenen en elkaar kunnen vinden. Discussieronde (15 minuten per vraag):
Wat betekenen jullie op dit moment voor anderen in de samenleving? Wat zouden jullie nog meer willen betekenen voor anderen in de samenleving? Op welke manier betekenen andere n in de samenleving iets voor jullie? Op welke manier zouden anderen in de samenleving meer voor jullie kunnen betekenen?
30
Bijlage 2 Verslag focusgroep 1 Voorstelronde: -
-
-
-
-
-
-
Andrea is 64 jaar en woont al bijna haar hele leven in Amersfoort. Ze heeft bij KPN gewerkt vanaf 1973, maar is nu met de VUT. Nadat ze met de VUT was, ging ze zich eenzaam voelen omdat ze veel alleen thuis zat. Haar man werkt overdag en heeft ’s avonds tijdens het eten veel te vertellen over zijn werk. Andrea had niets meer te vertellen en voelde zich nutteloos. Ze is nu vrijwilliger bij het inloophuis en heeft daardoor weer iets nuttigs te doen en te vertellen ’s avonds tijdens het eten. Door vrijwilligerswerk is weer onder de mensen en kan ze iets voor hen betekenen. Ook voor zichzelf vindt ze het nuttig omdat ze minder eenzaam is en ook dingen leert. Ze gaat na vrijwilligerswerk gedaan te hebben altijd vrolijk weg. Janneke is 63 jaar en is al 27 jaar vrijwilliger bij het inloophuis. Ze vindt het mooi dat in het inloophuis zoveel verschillende mensen komen en dat ze het samen zo goed hebben. Ze werkt nog als bibliothecaresse en daarnaast doet ze op zondagen vrijwilligerswerk. Ze vindt dat ze ook veel terug krijgt door vrijwilligerswerk te doen omdat ze ook sociale contacten op doet. Ze vraagt zich af waar mensen, en senioren in het bijzonder, straks nog heen moet nu ze om haar buurthuizen, bibliotheken en kerken ziet sluiten. Anne is 56 jaar en komt oorspronkelijk uit Sri Lanka en is 30 jaar geleden naar Nederland gekomen. Toen ze hier kwam, was alles vreemd voor haar: de taal en de cultuur. Ze heeft Nederlands leren spreken en ging bij de Rabobank werken als typiste. Via de kerk is ze bij het inloophuis terecht gekomen. Ze vindt het fijn om onder de mensen te zijn. Ze is trots op haar zoon die in Schotland gaat studeren. Ze werkt al 20 jaar bij het inloophuis als vrijwilliger. Mirjam is 58 jaar en werk sinds een jaar bij het inloophuis als vrijwilligers. Toen ze ontslagen werd, viel ze in een zwart gat. Via Ravelijn (Amersfoortse vrijwilligersorganisatie) is ze bij het inloophuis terecht gekomen. Door vrijwilligerswerk te doen, heeft ze weer een doel in haar leven. Ze heeft twee kinderen en staat op het punt om oma te worden. Piet is 73 jaar en komt al bij het inloophuis sinds de oprichting in 1986. Hij is gepensioneerd, heeft twee kinderen en is weduwnaar. Hij vindt het inloophuis een geweldig initiatief, zeker nu hij alleenstaand is en het buurthuis in zijn buurt gesloten is. In dat buurthuis bruiste het altijd van de activiteiten, maar nu is het een wijkinformatiewinkel. Hij is erg betrokken op andere senioren en het voelt alsof hij nu begint met leven. Hij kijkt nu meer naar de toekomst. Nu hij boven de 70 is, realiseert hij zich pas wat een mysterie het leven is. Henk is 59 jaar, is getrouwd en heeft geen kinderen. Hij heeft wel twee leuke hondjes en veel hobby’s. Hij heeft een cyste in zijn enkel en kan daardoor helaas niet meer fietsen. Hij kwam bij het inloophuis met zijn ziel onder de arm. Hij heeft ontdekt hoe fijn het is om onder de mensen te zijn. Hij werkt soms nog als taxichauffeur. Leo is 58 jaar, is getrouwd en werkeloos. Hij maakt veel puzzels en was vroeger de penningmeester van het inloophuis.
Discussieronde: -
Piet: “ik deed aan mantelzorg voor mijn vrouw. Dat was heel zwaar. En dan deed ik alleen nog maar de boodschappen. Het was wel heel leerzaam en emotioneel. Mijn zoon had me 31
-
-
-
-
gevraagd dit te doen, maar ik had niet beseft hoe zwaar dit zou zijn van tevoren. Het was wel mooi om deze mantelzorg samen met mijn zoon te delen. Verder kun je via Ravelijn vrijwilligerswerk doen, via de etalage van de wijkinformatiewinkel: net een soort uitzendbureau. Ik ben nu aan het afwegen of ik vrijwilligerswerk fysiek en qua tijd aankan. Het lijkt me leuk om te helpen met taal en idioom. Voorlezen bijvoorbeeld. Door het contact met andere mensen kan ik ook mijn eigen eenzaamheid verminderen. Onder de mensen zijn, geeft een goed gevoel.” Henk: “sommige mensen raken geïsoleerd als ze thuis gaan zitten en niet meer onder de mensen zijn.” Mirjam: “via Ravelijn kan je een maatje vinden.” Janneke: “het is moeilijk om aan te geven dat je eenzaam bent. Dat doe je pas als je iemand goed kent. Als je echter beroep doet op iemand die eenzaam is en hem of haar om hulp vraagt bij iets, dan zal hij of zij je graag willen helpen. Het sociale contact dat dan volgt, is een positief gevolg.” Henk: “als ik eenzaam zou zijn, zou ik via Ravelijn een maatje zoeken.” Leo: “je moet het eerst zelf hebben meegemaakt om iemand kunnen te begrijpen. Hoe kun je iemand helpen die zich eenzaam voelt, als je zelf nooit eenzaam bent geweest?” Janneke: “door te luisteren, kun je je inleven in anderen.” Henk: “hoe ouder je bent, hoe meer je je kunt inleven.” Leo: “iemand die muzikaal is, zou liedjes kunnen gaan spelen met anderen en begeleiden met zingen van liedjes.” Henk: “dat zou ik wel willen doen.” Andrea: “mensen knappen op van samen zijn.” Leo: “zou je niet ergens iets kunnen organiseren voor senioren, buiten het verzorgingshuis?” Henk: “je moet dan wel een drempel over om daar naar toe te gaan. Je moet mensen benaderen en vrágen of ze iets willen betekenen. Moeten is een naar woord: daar zijn veel mensen allergisch voor!” Leo: “je moet een beroep doen op mensen en hun laten merken dat ze waardevol zijn.” Henk: “jongeren zoeken hun eigen weg en worden daar liever niet in gestoord. Ze kunnen het allemaal zelf wel.” Leo: “vraag en aanbod werkt alleen als je geholpen wil worden.” Janneke: “het lijkt mij leuk om mensen te leren schaken.” Mirjam: “het is moeilijk om mensen te activeren. Mensen zijn moeilijk in de been te krijgen.” Leo: “veel jongeren zitten in de schulden, senioren kunnen goed met geld om gaan over het algemeen. Het zou mooi zijn als senioren op deze manier mentor/coach zouden kunnen zijn voor jongeren. Veel senioren zouden best advies willen geven aan jongeren.” Mirjam: “er moet wel wederzijds vertrouwen zijn.” Leo: “voordat je door iemand anders je administratie laat doen, wil je wel eerst een goed gesprek hebben gehad met zo iemand, zodat er vertrouwen ontstaat.” Janneke: “maak een lijst met talenten, een soort gilde. Om vraag en aanbod bij elkaar te brengen." Andrea: “begin iets met spelletjes.”
Over het idee: -
Janneke: “leuk idee omdat er een beroep op je wordt gedaan.” 32
-
-
Leo: “Gemeente Amersfoort verkoopt panden tegen marktprijzen, hoe kun je dan hopen op een gratis pand? Is de contributie all-inclusive of niet? Dat maakt nogal uit voor wat je er voor over hebt.” Janneke: “wel laten betalen, want dan neem je mensen serieus. Tussen €10 en €20 per maand is betaalbaar.” Leo: “grootte van de club is belangrijk voor wat je er voor over hebt.” Mirjam: “spelletjes doen lijkt me heel leuk.” Leo: “filmavond, spelletjesmiddag, internetmiddag (jongeren helpen senioren met internet en andersom).” Mirjam: “samen eten (in het Klokhuis zit het altijd vol met samen eten), een geweldig idee!” Leo: “een plek is nodig om samen te eten.” Janneke: “verenigingsstructuur is positief omdat je je dan ergens aan committeert, dat zorgt voor commitment.” Leo: “Het is fijn om zo ook ergens bij te horen en je nuttig te voelen.” Mirjam: “we hebben weer hoop omdat jullie als jongeren hier nu mee bezig zijn.” Janneke: “wat reistijd betreft is Amersfoort the limit.” Leo: “vraag woningcorporaties om een bijdrage omdat je de wijk leefbaar houdt.”
33
Bijlage 3 Verslag focusgroep 2 Voorstelronde: -
-
-
-
-
-
-
Annie (80): wij zitten hier vooral met senioren bij elkaar. Af en toe ga ik bridgen in Hoogland. Ik heb niet veel tijd om meer dan dat te doen. Ik heb het gevoel dat ik veel onder de mensen ben. Jongeren weten vaak niet wat een woongroep is, het interesseert ze niet. Wij komen niet toe aan interactie met de wijk. We doen aan ‘gluren bij de buren’ en ‘struinen in de tuinen’. Margreet (79): ik vind het heel fijn hier. Ik ben gescheiden en ik had weinig contact met anderen voor ik hier kwam. Ik had hooguit contact met mijn kinderen af en toe. Je mag hier alleen wonen als je iets toe wil voegen aan de groep. Zoals klusjes doen in het huishouden. José (70): de woongroep is wel veel veranderd omdat iedereen hier ouder wordt en daardoor zijn er andere activiteiten en kunnen we minder doen. Desiré (86): ik moest stoppen met werken om plaats te maken voor jongeren. Ik ging toen met de VUT. De regering maakt het ons moeilijk omdat je hier alleen mag huren als je inkomen niet te laag of te hoog is. Voor tweeverdieners is dat lastig. En we moeten meer voor onszelf zorgen. Fleur (72): ik voel me graag maatschappelijk betrokken, maakt niet uit of dat met jong of oud is. Graag heb ik ook contact met mijn kinderen, maar zij hebben ook hun eigen leven. Je moet elkaar wel iets te vertellen hebben. Marith (86): ik ben één van de oprichters van deze woongroep. Mensen hebben wel drukke agenda’s, maar we moeten ook niet te introvert zijn. Ik ben zelf wel een huismus. Erica (76): ik kende Amersfoort helemaal niet toen ik vanuit Deventer hier naar toe verhuisde. Ik heb veel aan buren gevraagd om dingen te weten komen. Ik heb mijn vleugels naar buiten geslagen. Ik ben bezig met samenspraak via het Gilde in Amersfoort en kom zo met jongeren en veertigers in contact. Hetzelfde geldt doordat ik bij Unicef actief ben. Mensen in Vathorst negeren je en hebben geen zin in contact. Daar wonen allemaal jonge gezinnen. Het hangt dus ook van jongeren af of ze contact willen. Jongeren zijn gehaast en gaan direct op hun doel af. Marie (77): Ik heb zelf in Amersfoort weinig aanknopingspunten. Ik heb nu zelf een IPad en hoef niet meer naar de bieb om boeken te kunnen lezen. Het baart me wel zorgen dat alles tegenwoordig zomaar sluit, zoals bibliotheken en buurthuizen. We krijgen hier bij onze woongroep veel aanvragen om de ruimte te gebruiken, maar we kunnen dat niet faciliteren, want wie maakt dan alles schoon? Trijntje (81): ik ben ook één van de oprichters van de woongroep en dat was lastig. We moesten met zoveel rekening houden: er moest een bushalte in de buurt zijn en een supermarkt en we moesten grond kunnen kopen. We werden door de gemeente Amersfoort en door de buurt hier in ieder geval niet met open armen ontvangen. Ik zou wel contact willen met andere generaties. Nu heb ik dat weinig en dat vind ik jammer. Generaties overbruggen en verbinden is goed. We hebben hier het probleem van de vergrijzing in de woongroep. De gemiddelde leeftijd is heel erg gestegen, ooit was de oudste bewoner 75. Maar nu wordt alles teveel voor ons om te onderhouden omdat we te oud zijn. Dat is een
34
-
-
-
-
-
probleem. Ik zou het best leuk vinden als jongeren uit de buurt hier ons een handje komen helpen met het onderhoud van de tuin. Dan maken wij een lekker soepje voor ze. Joop (67): ik heb geen contact met de buurt hier en heb daar ook geen behoefte aan. Ik doe wel veel vrijwilligerswerk bij Theater de Lieve Vrouw in de binnenstad en daardoor heb ik wel veel contact met jongere generaties. Koos (90): ik kom uit een gezin van 13 kinderen. Ik heb een akte voor leraar gehaald. Ik ben tien keer verhuisd, maar hier is de beste plek om te wonen. Hier kun je altijd een praatje maken. Ik ga naar de kerk de Hoeksteen hier in de buurt en naar het inloophuis in Schothorst. Op beide plekken heb ik contact met jongeren. In Hoogland hadden jongeren van de Boogkerk voor senioren een maaltijd gemaakt. Er is heel veel goede jeugd. Philip (85): de problemen die hier geschetst worden, onderschrijf ik. Ik vind het zelf geen probleem omdat ik via de kerk veel contacten heb. Nu we ouder worden, wordt het lastiger. Bovendien heb ik weinig tijd. In Utrecht heb ik eerst naar een woongroep gezocht, maar die heb ik hier gevonden. Ik heb nergens langer gewoond dan hier, maar de vergrijzing in de woongroep is misschien wel een probleem. Carine (94): ik zag een advertentie van de gemeente Amersfoort voor een bijeenkomst over deze woongroep 24 jaar geleden. Ik ken verder geen mensen in deze buurt behalve de overbuurman. Maar het hoeft voor mij ook niet. Rita (88): ik ben ook één van de oprichters en we gingen hiervòòr zelfs samen kamperen. Ik heb het hier naar mijn zin. Mijn echtgenoot is overleden en dan is het fijn als je veel mensen om je heen hebt, zoals hier het geval is. Een van mijn kinderen woont hier in Amersfoort en dat vind ik leuk, want hij doet heel veel voor mij.
Discussie: -
-
-
Fleur: we doen veel aan groenonderhoud in de buurt hier en ontmoeten daardoor wel wat buren. We nodigen mensen uit voor muziekprojecten in de woongroep. Hier kunnen we elkaar goed ondersteunen als senioren en hebben daardoor geen buurthuis nodig. Als je hier woont, moet je niet alleen intern contacten opbouwen, maar ook naar buiten. Desiré: ik vind het leuk om te sms’en met mijn kleinkinderen en te weten waar ze mee bezig zijn. Fleur: vroeger waren wij ook druk, maar nu vinden we dat jongeren gehaast zijn omdat we het nu van een afstandje bekijken. Margreet: we hadden toen alleen een fiets, dan kun je niet gehaast zijn. Fleur: toen zaten we in dezelfde snelheid als de jongeren nu zitten en toen konden we het beter bijhouden het tempo. Annie: in het Rietveldpaviljoen was laatst een optreden en een maaltijd. Het was de bedoeling om mensen met elkaar in contact te brengen. Het was erg leuk. €7,50 is ook niet veel voor een maaltijd en een optreden, misschien is dat voor sommigen wel te veel. Het was een leuk initiatief. Niets hoeft gratis te zijn, alles moet immers kosten dekkend zijn. Dus misschien is een vrijwillige bijdrage nodig is. Joop: ik help een jongen van 21 die net gestart is met meubelen maken. Ik ben zelf meubelmaker geweest en vind het leuk om hem zo te helpen en tips te geven. Rita: is het nodig dat senioren jongere generaties helpen? Koos: we hebben hier stagelopers gehad, dat was leuk contact. 35
-
-
Margreet: een buitenlands meisje moest Nederland leren hier. Marith: sommige jongeren willen alleen op internet zitten. Trijntje: nu we ouder worden, verdwijnt de energie en duren sommige activiteiten te lang. Ik heb nog wel tuinadvies gegeven, maar dat is fysiek nu te zwaar voor mij. Annie: we hebben ons leven al te veel vorm gegeven, hoe moeten we daar contact met jongere generatie inpassen? Joop: structureel contact heb ik geen behoefte aan, incidenteel contact wel. Marie: ik wil best andere mensen leren breien. Joop: het lijkt me goed om jongeren leren verspilling tegen te gaan. Hoe moeten we de wegwerpcultuur veranderen? Ook geestelijk verandert er veel. Fleur: het zou mooi zijn om jongere generaties aandacht voor details bij te brengen. Jongeren hebben weinig aandacht voor de wereld om hun heen, in het verkeer bijvoorbeeld. Er is een grote discrepantie tussen jongeren en senioren. Zij zijn op hun eigen wereld gericht. Philip: was het vroeger beter dan? Erica: wat ik erg leuk vind, is dat hier veel gegroet wordt in vergelijking met Deventer. Dat is leuk, ook jongeren doen dat. Vooral in Hoogland zijn jongeren wel leuk. Koos: pubers veranderen ook wel snel: eerst zijn ze lastig, maar een paar jaar later zijn weer normaal. Trijntje: mijn kinderen moesten vroeger stil zijn als de buurman thuis kwam. Het was goed dat ze daar rekening mee leerden houden. Erica: jongeren gaan nu zo laat naar de stad om te stappen als wij vroeger terugkwamen van het stappen. Ze maken ’s nachts veel lawaai en houden weinig rekening met hun omgeving. Desiré: ik vind de jongeren wel leuk hoor! Ik viel laatst om met mijn fiets en iedereen kwam naar me toe om te helpen. Trijntje: ik wil graag studenten in de thuiszorg om me te helpen. Dan bloei ik helemaal op. Margreet: Kinderen wonen tegenwoordig zo ver weg. Joop: er moet een disco voor jongeren komen in Amersfoort. We kunnen daar zelf dan ook naar toe gaan (gekscherend). Annie: het contact dat we met jongeren hebben, gaat via de kerk. Dat valt steeds meer weg door secularisatie.
Over het idee: -
-
Erica: het merendeel van de senioren doen vrijwilligerswerk, jongeren minder omdat ze veel werken. En doet Ravelijn dit niet ook al? Annie: Buurthuis De Neng in Hoogland, blijft waarschijnlijk ook open omdat de buurtbewoners zich daar voor inspannen. Trijntje: door bezuinigingen wordt je gedwongen zelf het buurthuis open te houden. Dit is positief omdat het dan door de mensen zelf gedragen wordt. Ik vind het leuk dat dit bij jullie als jongeren leeft, dat jullie ons oudjes nog willen aanhoren. Marie: hoe zorgen jullie dat je in contact komt met mensen die nog niet in een gemeenschap wonen zoals wij? Fleur: de participatiesamenleving is best positief, omdat je dan dingen samen moet gaan doen, zoals koken, maar ook biljarten. Buurthuizen gaan nu ten onder omdat alles kant en klaar was door de overheid georganiseerd. Er moest meer vrijheid zijn om zelf dingen te 36
-
organiseren. Je moet senioren wijzen op wat ze nog kunnen en wat hun waarde is! Wees positief tegen senioren en zeg dat ze ergens goed in zijn. Vraag ze: wat is jouw zilveren kracht? Marie: je hebt een structuur nodig, zoals hier, om mensen ergens aan te committeren. Annie: vooral de plek is belangrijk omdat je dan een gemeenschappelijke plek hebt. Fleur: het moet vanuit de mensen zelf komen. Trijntje: ik krijg hier energie van! Rita: het is ook leuk om andere mensen een muziekinstrument te leren bespelen als je dat zelf goed kan.
37