FAILLISSEMENTSVERSLAG Gegevens onderneming Statutair gevestigd Zaakdoende KVK-nummer Faillissementsnummer Datum uitspraak
Curator Rechter-commissaris Activiteiten onderneming
Nummer: 4
Datum: 6 december 2012
: GPB Bouw B.V. : Boxmeer : Akkerdistel 2, (5831 PJ) Boxmeer : 16034119 : F 10/943 (Surseancenummer 10/25 S) : 22 december 2010 (de surseance werd voorlopig verleend op 3 augustus 2010 en definitief verleend op 2 november 2010) : mr. W.J.B. Berendsen : mr. M.G.A. Poelman : Failliet dreef een onderneming die zich bezighield met grootschalige woningbouw en bouw van complexen ten behoeve van gezondheidszorg en scholen. Ten tijde van het faillissement waren alle projecten die gefailleerde onderhanden had afgerond. Voorts hield failliet zich bezig met bouwservice activiteiten inhoudende verzorging van het onderhoud van bedrijfsterreinen voor grote bedrijven.
Omzetgegevens 2008 2009 2010 t/m 30 juni
: € 12.593.631,-: € 13.119.579,-: circa € 1.745.000,--
Personeel gemiddeld aantal
: 40
Saldo einde verslagperiode
: € 73.316,20
Verslagperiode Bestede uren in verslagperiode Bestede uren totaal
: 11 augustus 2012 t/m 6 december 2012 : 2 uur en 12 minuten : 133 uur en 30 minuten
Alle wijzigingen ten opzichte van eerdere verslagen worden in dit verslag dikgedrukt weergegeven.
1. 1.1
Inventarisatie Directie en organisatie: Gefailleerde werd opgericht op 30 december 1974. In de periode tussen 5 april 2001 en 9 oktober 2009 werden alle aandelen in gefailleerde gehouden door Van der Horst Bouwgroep B.V. (kvk 17130727). Enig bestuurder, enig aandeelhouder van Van der Horst Bouwgroep B.V. is Van der Horst Investeringsgroep B.V. (kvk 9117668). Enig aandeelhouder, enig bestuurder van Van der Horst Investeringsgroep B.V. is de heer B. van der Horst. Op 9 oktober 2009 werden de aandelen in gefailleerde verhangen onder Van der Horst Ontwikkelingsgroep B.V.(kvk 17247532). Enig aandeelhouder, enig bestuurder van Van der Horst Ontwikkelingsgroep B.V. is Van der Horst Investeringsgroep B.V. Enig bestuurder, enig aandeelhouder van Van der Horst Investeringsgroep B.V. is, zoals gezegd, de heer B. van der Horst. Het bestuur in gefailleerde is sedert 1 juli 2000 in handen van de heer A. van Bree. De heer Van Bree werd in juli 2010 op non-actief gesteld. Sedert 9 oktober 2009 is, naast de heer Van Bree, Van der Horst Ontwikkelingsgroep B.V. bestuurder van gefailleerde.
1
Gezien het op non-actief stellen van de heer Van Bree is thans de heer B. van der Horst de enige persoon die sedert juli 2010 zeggenschap heeft gehad bij gefailleerde. 1.2
Winst en verlies:
2008 2009 (concept) 2010 tot en met 30 juni 1.3
: resultaat na belastingen € 15.164,-: resultaat na belastingen -/- € 1.102.108,-: -/- € 282.000,--
Balanstotaal:
2008 2009 (concept) 30 juni 2010
: € 2.578.916,-: € 2.129.423,-: € 1.943.251,--
1.4
Lopende procedures: Gefailleerde was ten tijde van het faillissement betrokken bij een viertal procedures. Verwezen wordt naar hoofdstuk 9 van dit verslag.
1.5
Verzekeringen: Alle lopende verzekeringen werden, voor zover opportuun, opgezegd door de curator met het verzoek om eventuele premierestituties te storten op de faillissementsrekening. Benodigde verzekeringen voor de voortzetting en de doorstart liepen door.
1.6
Huur: Gefailleerde was op de faillissementsdatum geen partij meer bij enige huurovereenkomst. gedurende de surseance werd een lopende huurovereenkomst met betrekking tot bedrijfsruimte beëindigd tegen eind november 2010.
1.7
Oorzaak faillissement: Op 3 augustus 2010 werd voorlopige surseance van betaling verleend aan gefailleerde. Reden voor de aanvrage van surseance lag, volgens de bestuurder van gefailleerde, in het feit dat de belastingdienst het faillissement van gefailleerde had aangevraagd. In het onderhavige geval waren concrete plannen uitgewerkt om een akkoord aan te bieden aan de gezamenlijke (concurrente) crediteuren. Door de faillissementsaanvraag van de belastingdienst werd het tijdstip waarop om surseance van betaling werd verzocht enkel vervroegd. Voorafgaand aan de surseance heeft gefailleerde getracht een buitengerechtelijk akkoord aan te bieden. Aan de bewindvoerder (thans de curator) werd medegedeeld dat 50% van het aantal crediteuren, vertegenwoordigende 40% van het openstaande crediteurensaldo, zich akkoord hadden verklaard met het buitengerechtelijk akkoord. Bij het bestuur van gefailleerde bestond derhalve goede hoop dat in de surseance succesvol een akkoord aangeboden kon worden. Gedurende de surseance is dit percentage gestegen naar 65%, vertegenwoordigende 70% van de openstaande schulden. De financiering van het akkoord werd gedaan door een derde partij die van zins was om na aanvaarding en homologatie van het akkoord de aandelen in gefailleerde over te nemen en de onderneming van gefailleerde te voegen bij zijn eigen bouwondernemingen. Ook ABN AMRO had zich reeds akkoord verklaard met het aan te bieden akkoord in die zin dat zij haar vorderingen (zie hierover onder 5.1 van dit verslag) buiten de surseance zou houden. Daarnaast financierde ABN AMRO de aanbieder van het akkoord. Dit vormde reden voor de bewindvoerder om positief te adviseren ter gelegenheid van de zitting van 2 november 2010, waarin over de definitieve verlening van de surseance werd gestemd. De surseance werd op laatstgenoemde datum definitief verleend. De belastingdienst heeft zich van meet af aan op het standpunt gesteld dat 100% van haar openstaande vorderingen voldaan dienden te worden. Normaliter gaat de belastingdienst in en surseance waar een akkoord wordt aangeboden, akkoord met een uitkeringspercentage dat twee maal zo hoog ligt als het percentage dat aan concurrente schuldeisers voldaan 2
wordt. In het onderhavige geval ging het om 56% van de openstaande vorderingen. Om de belastingdienst moverende redenen weigerde zij om deze regel in dit geval toe te passen en akkoord te gaan met betaling tegen finale kwijting van 56% van haar vorderingen. Omdat de onderhandelingen met de belastingdienst en daarmee de surseance lang duurden heeft in december 2010 een grote opdrachtgever van gefailleerde aangegeven nieuwe opdrachten tot het (ver)bouwen van ziekenhuizen niet meer bij gefailleerde neer te zullen leggen. De financier van het aan te bieden akkoord zag hierdoor de bodem onder de redding van gefailleerde vandaan geslagen en haakte af. Voor de bewindvoerder stond toen geen andere weg meer open dan om intrekking van de surseance te verzoeken. De rechtbank honoreerde de intrekking en sprak direct het faillissement uit. De curator verricht nader onderzoek naar het ontstaan van de situatie waarin surseance moest worden aangevraagd en daarmee naar de oorzaken van het faillissement. Tot op heden heeft nader onderzoek door de curator geen andere oorzaken voor de surseance opgeleverd dan hiervoor vermeld. Het onderzoek duurt voort. Het onderzoek duurt voort. 2. 2.1
Personeel Aantal ten tijde van faillissement: 32 werknemers
2.2
Aantal in jaar voor faillissement: circa 50 f.t.e.’s
2.3
Datum Ontslagaanzegging: 22 december 2010
2.4
Werkzaamheden: Overleg voeren met het UWV, overleg voeren met werknemers, correspondentie met werknemers, etc.
3. Activa Onroerende zaken 3.1 Beschrijving: Niet van toepassing 3.2
Verkoopopbrengst: Niet van toepassing.
3.3
Hoogte hypotheek: Niet van toepassing.
3.4
Boedelbijdrage: Niet van toepassing.
3.5
Werkzaamheden: Geen.
Bedrijfsmiddelen 3.6 Beschrijving: Kantoorinventaris en voertuigen. 3.7
Verkoopopbrengst: € 23.000,-- (inventaris € 12.000,--, vervoermiddelen € 11.000,--). De koopsom met betrekking tot de vervoermiddelen werd direct door doorstarter betaald aan de pandhouder, ABN AMRO, De opbrengst van de inventariszaken werd voldaan op de boedelrekening.
3.8
Boedelbijdrage: Niet van toepassing.
3.9
Bodemvoorrecht fiscus: De curator heeft de volledige opbrengst van de bodemzaken, te weten € 12.000,-- opgeëist t.b.v. de fiscus.
3.10
Werkzaamheden: Onderzoek in de administratie van gefailleerde, overleg met pandhouder, bestuurder van gefailleerde, taxateur, doorstarter onderneming van gefailleerde, etc.
Voorraden/ onderhanden werk 3.11 Beschrijving: lopende bouwservice activiteiten op regiebasis. 3
3.12
Verkoopopbrengst: € 1,--. Eventuele vorderingen uit hoofde van lopende opdrachten waren verpand aan ABN AMRO. Verwezen wordt naar punt 5.1.
3.13
Boedelbijdrage: Niet van toepassing.
3.14
Werkzaamheden: Onderzoek in de administratie van gefailleerde, overleg met pandhouder, bestuurder van gefailleerde, doorstarter onderneming van gefailleerde, etc.
Andere activa 3.15 Beschrijving: Inzet c.q. het inzetbaar houden van personeel gedurende de opzegtermijn en goodwill (waaronder mede verstaan handelsnaam “GPB Bouw”, telefoonnummers, projectadministratie en overige data). 3.16
Verkoopopbrengst: € 32.203,--. (Toekomstig werk/doorwerken personeel € 17.203,--, goodwill € 15.000,--).
3.17
Werkzaamheden: Onderzoek in de administratie van gefailleerde, overleg met pandhouder, bestuurder van gefailleerde, taxateur, doorstarter onderneming van gefailleerde, etc.
4. 4.1
Debiteuren Omvang debiteuren: € 597.118,71 wanneer hier de dubieuze debiteuren en debiteuren met verrekenbare tegenvorderingen in mindering worden gebracht dan resteert een bedrag van circa € 332.000 aan debiteuren. De debiteurenvorderingen waren verpand aan ABN AMRO. Verwezen wordt naar punt 5.1.
4.2
Opbrengst: € 1,--.
4.3
Boedelbijdrage: Niet van toepassing.
4.4
Werkzaamheden: Onderzoek in de administratie van gefailleerde, overleg met pandhouder, bestuurder van gefailleerde, doorstarter onderneming van gefailleerde, etc.
5. 5.1
Bank / Zekerheden Vordering van bank(en): Gefailleerde bankiert bij ABN AMRO, alwaar een concernfinanciering aangetrokken werd waarvoor gefailleerde hoofdelijk aansprakelijk is. Het concernkrediet kent een debetstand van € 3.443.462,26. Ten tijde van de surseance van betaling (3 augustus 2010) kende gefailleerde een creditstand op haar ABN-AMRO-rekening van circa € 250.000,--. Met ABNAMRO Bank N.V. heeft nadien overleg plaatsgevonden dat ertoe geleid heeft dat een gedeelte van dit bedrag ad € 100.000,-- gebruikt mocht worden door gefailleerde gedurende de surseance van betaling. Gedurende de surseance is de creditstand van gefailleerde bij ABM AMRO gestegen naar € 336.312. Dit bedrag is echter verrekenbaar met de debetstand van het concern bij ABN AMRO. In het kader van de doorstart van een deel van de onderneming van gefailleerde is een overeenkomst gesloten tussen de doorstarter en het concern waartoe gefailleerde behoort enerzijds en ABN AMRO anderzijds. Daarnaast werd een overeenkomst gesloten tussen de curator en ABN AMRO. Tot slot werd een overeenkomst gesloten tussen de curator en de doorstarter. Alle voornoemde overeenkomsten hangen nauw samen. Voor waar het gefailleerde aangaat hebben deze overeenkomsten de in punten 3 en 4 genoemde baten tot gevolg gehad. 4
Als tegenprestatie voor de lage koopsom voor de debiteurenportefeuille van € 1,-- heeft ABN AMRO haar vordering op gefailleerde met € 332.000,-- verlaagd. ABN AMRO had als pandhouder het recht om de betreffende debiteurenvorderingen met een nominale waarde van circa € 332.000,-- mogen incasseren. De kans dat ABN AMRO dit bedrag als pandhouder daadwerkelijk geïncasseerd zou hebben is nihil. Het betreft immers vorderingen op opdrachtgevers van bouwprojecten en bouwservice-activiteiten die alle door gefailleerde verstrekte garanties op geleverd werk in rook zagen opgaan. De betreffende debiteuren zouden zich massaal op verrekening met latente tegenvorderingen of anderszins hebben beroepen. De doorstarter heeft ten opzichte van de meeste debiteuren de verplichtingen van gefailleerde overgenomen. Het vorenstaande geldt ook voor het onderhanden werk. Gefailleerde kon dit niet meer uitvoeren en verstrekte garanties niet gestand doen. Een en ander verklaart de koopprijs van € 1,--. Een ander belangrijk gevolg van de overeenkomsten is dat aan de schuldeisers van gefailleerde wier vorderingen ontstaan zijn als gevolg van leveringen van goederen en diensten na 3 augustus 2010 en die direct betrekking hebben op de bouwprojecten en bouwservice-activiteiten een bedrag van € 303.000,-- betaald zal gaan worden. Een gedeelte van circa € 204.000,-- werd reeds voldaan. Uiteindelijk werd een bedrag van € 297.982,36 voldaan aan leveranciers van goederen en diensten na 3 augustus 2010. Hierdoor werden alle vorenbedoelde, bekende leveranciers voldaan. Naast de bankrekening bij ABN AMRO heeft sursiet een rekening bij de Rabobank Drechtsteden welke rekening een creditstand kende van € 7.173,94. Dit laatste bedrag werd inmiddels op de faillissementsrekening bijgeschreven. Nadien werd nog een bedrag van € 35,50 bijgeschreven op de faillissementsrekening. Tot slot houdt gefailleerde een rekening aan bij de ING bank. deze rekening kent een creditstand op 6 januari 2011 van € 1.890,20. De curator heeft ING inmiddels verzocht dit bedrag over te boeken naar de faillissementsrekening. Tot op heden heeft ING geen bedragen overgeboekt op de faillissementstrekening. Dit ondanks herhaald verzoek. De curator blijft trachten om de creditsaldi van gefailleerde bij deze bank uitbetaald te krijgen. Tot op heden heeft ING niet betaald. De curator blijft trachten om gelden te incasseren. ING heeft in de verslagperiode een bedrag van € 3.405,77 overgeboekt naar de faillissementsrekening. 5.2
Leasecontracten: Gefailleerde was geen partij bij leasecontracten.
5.3
Beschrijving zekerheden: ABN AMRO had pandrechten op debiteurenvorderingen en alle bedrijfsmiddelen van gefailleerde.
5.4
Separatistenpositie: De curator heeft in overleg met ABN AMRO alle verpande activa van gefailleerde verkocht.
5.5
Boedelbijdragen: Niet van toepassing.
5.6
Eigendomsvoorbehoud: Diverse leveranciers hebben een beroep gedaan op een eigendomsvoorbehoud. Alle eventueel onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaken die onbetaald zijn gebleven werden reeds vóór het faillissement verwerkt.
5.7
Reclamerechten: 5
Diverse leveranciers hebben een beroep gedaan op het recht van reclame. Alle eventueel door het recht van reclame getroffen zaken werden reeds vóór het faillissement verwerkt.
5.8
Retentierechten: Niet van toepassing.
5.9
Werkzaamheden: Onderhandelingen met ABN AMRO, het Van der Horst concern en de doorstarter, correspondentie en overleg met leveranciers. Onderzoek in de administratie van gefailleerde. Overleg met de bestuurder van gefailleerde, etc. Correspondentie met ING Bank.
6. Doorstart / voortzetten Voortzetten 6.1 Exploitatie / zekerheden: De onderneming van gefailleerde werd in afwachting van de doorstart op een laag pitje voortgezet. Alleen de bouwservice-activiteiten werden voortgezet. De kosten van het personeel van gefailleerde dat inzetbaar was tijdens de voortzetting en dat overgenomen werd door de doorstarter werden vergoed aan de boedel. Het betreft hier een bedrag van € 17.203,--. De opbrengsten bedragen naar alle waarschijnlijkheid een lager bedrag. Indien de opbrengsten hoger zijn komen ze tot een bedrag van € 21.000,-- toe aan de doorstarter. Dit mede in verband met het feit dat de doorstarter alle materiaalkosten e.d. heeft gedragen. Wanneer laatstgenoemd bedrag overstegen wordt, hetgeen niet de verwachting is, zal het meerdere op een 50/50 basis tussen de boedel en de doorstarter verdeeld worden. 6.2
Financiële verslaglegging: Zie vorenstaand.
6.3
Werkzaamheden: Overleg met het personeel van gefailleerde, UWV, de bestuurder van gefailleerde, de doorstarter, etc.
Doorstart 6.4 Beschrijving: De curator heeft in samenspraak met ABN AMRO en het Van der Horst concern de onderneming van gefailleerde verkocht aan een derde. Er werd aan 15 personeelsleden van gefailleerde nieuw emplooi aangeboden. 6.5
Verantwoording: Alleen de bouwservice-activiteiten werden doorgestart. De bouwactiviteiten lagen stil en er stonden geen nieuwe bouwprojecten meer op stapel. Door snel te schakelen konden de bouwservice-activiteiten voortgezet en nadien doorgestart worden. Hiertoe was medewerking van personeel, opdrachtgevers, ABN AMRO en doorstarter onontbeerlijk.
6.6
Opbrengst: Zie onder de punten 3 en 4.
6.7
Boedelbijdrage: Niet van toepassing.
6.8
Werkzaamheden: Overleg met de doorstarter, het Van der Horst concern, ABN AMRO, de bestuurder van gefailleerde, onderhandelen en opstellen van de transactiedocumentatie, etc.
7. 7.1
Rechtmatigheid Boekhoudplicht: De administratie van gefailleerde lijkt te voldoen aan de eisen die de wet daaraan stelt. De curator onderzoekt nog de inhoud van de administratie. De administratie van gefailleerde voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt. 6
7.2
Depot jaarrekeningen: De jaarrekening over 2008 werd één dag te laat gedeponeerd. In beginsel is er derhalve sprake van onbehoorlijk bestuur welk onbehoorlijk bestuur vermoed wordt een belangrijke oorzaak te zijn van het faillissement.
7.3
Goedkeurende verklaring accountant: Bij de laatst vastgestelde jaarrekening, te weten de jaarrekening over 2008, werd door de accountant een verklaring met beperking afgegeven. Deze beperking zag op onzekerheden omtrent de balans per 31 december 2006, welke weer gevolgen had voor de cijfers over 2007. Over de jaarrekening over 2007 werd door de accountant een verklaring afgelegd van oordeelonthouding, eveneens in verband met voornoemde onzekerheden ten aanzien van de balans per 31 december 2006.
7.4
Stortingsverplichting aandelen: De geplaatste aandelen in gefailleerde werden volgestort.
7.5
Onbehoorlijk bestuur: De curator zal onderzoek verrichten naar onbehoorlijk bestuur. De curator is nog steeds bezig met het onderzoek naar onbehoorlijk bestuur. De curator is nog steeds bezig met het onderzoek naar onbehoorlijk bestuur.
7.6
Paulianeus handelen: Tot op heden werden geen paulianeuze handelingen ontdekt door de curator.
7.7
Werkzaamheden: Onderzoek in de administratie van gefailleerde, overleg met de bestuurder van gefailleerde, etc. Onderzoek in de administratie van gefailleerde, overleg met de bestuurder van gefailleerde, etc. Verder onderzoek in de administratie van gefailleerde.
8. 8.1
Crediteuren Boedelvorderingen: Het UWV dienen een vordering in ter hoogte van € 603.397,08
8.2
Preferente vordering van de fiscus: € 1.483.154,-
8.3
Preferente vordering van het UWV: € 6.983,23
8.4
Andere pref. crediteuren: Een crediteur ter hoogte van een bedrag van € 31,01
8.5
Aantal concurrente crediteuren: 94
8.6
Bedrag concurrente crediteuren: € 4.765.963,34
8.7
Verwachte wijze van afwikkeling: thans nog onbekend.
8.8
Werkzaamheden: Correspondentie en contacten met crediteuren, etc. 7
9. 9.1
Procedures Naam wederpartij(en): Procedure 1: J. Schroth Procedure 2: GTH Timmer & Metselwerken B.V. Procedure 3: Boxmeer’s Tapijthuis B.V. Procedure 4: Van Bree
9.2
Aard procedure: Procedure 1: hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, Sector Kanton, locatie Boxmeer d.d. 20 oktober 2010 ingesteld door de voormalig verhuurder van gefailleerde, J. Schroth. J. Schroth vorderde o.m. ontruiming, het stellen van een bankgarantie en een boete. Deze vorderingen werden afgewezen. Het hoger beroep werd om J. Schroth moverende redenen niet aangebracht bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Procedure 2: incassoprocedure tegen gefailleerde ingesteld. Leidde tot een verstekvonnis d.d. 29 september 2010. Procedure 3: incassoprocedure tegen gefailleerde ingesteld. Procedure 4: verweer door een werknemer (voormalig bestuurder) tegen ontslag op staande voet en non-actiefstelling. Dit leidde tot een vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, Sector Kanton, locatie Boxmeer d.d. 26 oktober 2010. Bij dit vonnis werd gefailleerde geheel in het ongelijk gesteld. Hoger beroep tegen dit vonnis werd niet geëffectueerd.
9.3
Stand procedure: Procedure 1: de procedure werd niet aangebracht. Procedure 2: de vordering tegen gefailleerde wordt meegenomen in het faillissement. Procedure 3: de procedure werd ex artikel 29 Fw geschorst. Procedure 4: de procedure werd niet aangebracht.
9.4
Werkzaamheden: Onderzoek in de administratie van gefailleerde, correspondentie met wederpartijen en hun advocaten, overleg met de bestuurder van gefailleerde, etc.
10. 10.1
Overig Termijn afwikkeling faillissement: Thans nog onbekend.
10.2
Plan van aanpak:
10.3
Indiening volgend verslag: juni 2013.
- Verder onderzoek naar de oorzaken van het faillissement; - Onderzoek naar bestuurdersaansprakelijkheid; - etc.
‘s-Hertogenbosch, 6 december 2012
mr. W.J.B. Berendsen curator Bijlagen -
tussentijds financieel verslag crediteurenlijsten tijdregistratieformulier 8