C U L T UU R
E N
W EL Z I J N
provincie groningen
Voortgangsrapportage Jeugd “Van Beleid naar Praktijk 4”
Periode: maart 2010 - oktober 2010
Voortgangsrapportage Jeugd ‘Van Beleid naar Praktijk 4’ Periode: maart 2010 tot oktober 2010
SAMENVATTING
5
INLEIDING: VAN BELEID NAAR PRAKTIJK 4
8
1.1. UITVOERINGSPROGRAMMA 2010 1.2 UITVOERINGSPROGRAMMA 2011 1.3. UITVOERING AFSPRAKENKADER IPO-RIJK (2010-2011) 1.4 EVALUATIE VAN DE WET OP DE JEUGDZORG 1.5 PROJECT VERMINDEREN REGELDRUK 2
ONDERWIJS (VERSTERKING VOORLIGGENDE VOORZIENINGEN) 2.1. HOOFDLIJNEN BELEID 2.1.1. Samenvattend overzicht stand van zaken: 2.2. AANSLUITING ZORG EN ONDERWIJS 2.2.1. Passend Onderwijs 2.2.2. Afstemmingsoverleg Passend Onderwijs - Zorg voor Jeugd Groningen 2.3. EEN DOORLOPENDE ONDERWIJSCARRIÈRE 2.3.1. Voorkomen en aanpakken onderwijsachterstanden 2.3.2. Verhogen kwaliteit onderwijs 2.3.3. Pilotproject Duurzaam Leren in de Veenkoloniën 2.3.4 Onderwijscampus Winschoten 2.3.5. Project I-kwadraat 2.3.6. MFA Onstwedde 2.4. VOORKOMEN VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN 2.4.1. Actieplan Voortijdig Schoolverlaten 2.4.2 Carrousel Breed Oost-Groningen 2.5. ONDERWIJS EN ARBEIDSMARKT 2.5.1 Versnellingsagenda 2.5.2 Associate Degree Stadskanaal 2.6. REGISTRATIE, MONITORING EN DEMOGRAFIE 2.6.1. Jeugd en Onderwijsmonitor 2.6.2. Demografie 2.6.3 Samenwerking onderwijs Noord Groningen 2.6.4 Voorstel experiment geïntegreerde kindvoorziening op het Groninger platteland 2.6.5. Voortgezet onderwijs in de Eemsdelta 2.7. RELATIE MET SOCIAAL BELEID 2.7.1 Gebiedsprogramma Noordoost-Groningen 2.7.2 Gebiedsprogramma Noordwest-Groningen 2.7.3. Gebiedsprogramma Hoogezand-Sappemeer en Slochteren 2.7.4. Gebiedsprogramma Groningen, Haren, Ten Boer
3
JONGERENPARTICIPATIE
16 16 16 17 17 18 18 18 19 20 21 21 22 22 22 23 24 24 25 25 25 26 26 26 27 28 28 28 28 28 29
3.1 HOOFDLIJNEN BELEID 3.1.1. Samenvattend overzicht stand van zaken 3.2 EDUCATIEPAKKET 4.
9 11 11 13 14
29 29 30
AANSLUITING JEUGDZORG EN JEUGDBELEID 4.1 HOOFDLIJNEN BELEID 4.1.1. Samenvattend overzicht stand van zaken 4.2. REALISATIE GOEDE INFORMATIEVOORZIENING IN DE JEUGDKETEN 4.2.1 Onderzoek ‘Vraagontwikkeling’ en ‘Meten lokale keten’ 4.2.2 Voortgang realisatie provinciale verwijsindex (ZvJG) 4.3. REALISATIE VAN DE CENTRA VOOR JEUGD EN GEZIN 4.3.2 Ontwikkelingen startjaar 2010 4.3.3 Samen Slimmer Werken in de Jeugdzorgketen 4.4. SLUITENDE AANPAK KINDERMISHANDELING 4.4.1 Protocol Sluitende aanpak kindermishandeling 4.4.2. Voortgang invoering aanpak kindermishandeling (RAAK) 4.5. HUISELIJK GEWELD 2
32 32 33 35 35 36 37 37 38 39 39 39 39
4.5.1. Voortgang activiteiten gericht op bestrijden van huiselijk geweld 4.6. ZORGAANBOD NIET-GEÏNDICEERDE JEUGDZORG 4.6.1. Toepassing Eigen Kracht Conferenties (EKC's) 4.6.2. Realisatie van passend aanbod voor Multi-problem gezinnen 4.6.3. Krediet Zorginnovatie 4.7 AFSTEMMING JUSTITIE 5.
BUREAU JEUGDZORG: VERSTERKING ORGANISATIE EN UITVOERING TAKEN 5.1. HOOFDLIJNEN BELEID: VERSTERKING ORGANISATIE BUREAU JEUGDZORG 5.1.2. Samenvattend overzicht organisatieversterking BJZ 5.2. UITVOERING TAKEN BJZ 5.2.1. Hoofdlijnen beleid provincie inzake uitvoering taken BJZ 5.2.2. Samenvattend overzicht uitvoering taken 5.3. TOEGANG 5.3.1. Aantal aanmeldingen (vrijwillig en op signalen van derden) 5.3.2. Aantal indicatiebesluiten 5.3.3. Uitstroom van toegang naar zorgaanbod 5.3.4. Doorlooptijd tussen aanmelding en afgeven van het eerste indicatiebesluit. 5.3.5. Organisatie en overige zaken 5.4. AMK 5.4.1. Aantal Adviezen en consulten AMK 5.4.2. Aantal Onderzoeken AMK 5.4.3. Ontwikkeling wachtlijst in afwachting start onderzoek 5.4.4. Ontwikkeling doorlooptijd tussen melding en afsluiting onderzoek 5.5. JEUGDBESCHERMING 5.5.1. Aantal cliënten met ondertoezichtstelling (OTS) en voogdijmaatregelen 5.5.2. Ontwikkeling wachtlijst jeugdbescherming 5.5.3. Organisatie en overige zaken 5.6. JEUGDRECLASSERING 5.6.1. Aantal jeugdreclasseringcliënten 5.6.2. Ontwikkeling wachtlijst jeugdreclassering 5.7. KINDERTELEFOON 5.7.1 Aantal telefoontjes (inclusief chatgesprekken) 5.7.2. Organisatie en overige zaken
6.
ZORGAANBOD JEUGDZORG
39 40 40 40 41 42 43 43 43 45 45 45 48 48 48 48 49 49 50 50 50 51 51 51 51 52 52 53 53 53 53 53 53 54
6.1 HOOFDLIJNEN BELEID: ONTWIKKELING ZORGAANBOD 54 6.1.2 SAMENVATTEND OVERZICHT ONTWIKKELING OMVANG VAN INZET VAN GEÏNDICEERDE JEUGDZORG 55 6.2 ELKER 57 6.2.1 Algemeen 57 6.2.2 Aantal jeugdigen in zorg 57 6.2.3 Capaciteit en bezettingsgraden 58 6.2.4 Wachttijden 59 6.2.5 Voortgang Elker inzake flexibilisering zorgaanbod, overgangshulp, ambulante spoedhulp en crisishulp 59 6.3 CWZW NOORD 59 6.3.1 Algemeen 59 6.3.2 Aantal jeugdigen in zorg 60 6.3.3 Capaciteit en bezettingsgraden 60 6.3.4 Wachttijden 61 6.3.5 Voortgang CWZW Noord inzake flexibilisering zorgaanbod, overgangshulp, ambulante spoedhulp en crisishulp 61 6.3.6 Organisatie en overige zaken 62 6.4 PLEEG-MAAT-ZORG BOERDERIJEN (PMZB) 62 6.4.1 Algemeen 62 6.4.2 Aantal jeugdigen in zorg 62 6.4.3 Capaciteit en bezettingsgraad 63 6.4.4 Wachttijden 63 6.4.5 Voortgang beleidszaken PMZb 63 6.5 MJD 63 3
Algemeen 6.5.1 6.5.2 Aantal jeugdigen in zorg 6.5.3 Capaciteit en bezettingsgraden 6.5.4 Wachttijden 6.5.5 Organisatie en overige zaken 6.6 LANDELIJK WERKENDE INSTELLINGEN (LWI'S) 6.6.1 Algemeen 6.6.2 Aantal jeugdigen in zorg LWI's 6.6.3 Capaciteit en bezettingsgraden LWI's 6.6.4 Voortgang beleidszaken LWI's
63 63 64 64 65 65 65 66 66 66
7.1.ONTWIKKELING VAN DE NAZORG
67
7.1.1. Beleid provincie inzake nazorg voor jeugdzorgcliënten 7.1.2. Samenvattend overzicht stand van zaken nazorg 7.1.3. Stand van zaken van nazorg door gemeenten 7.1.4 Ontwikkelingen m.b.t. de projecten begeleid wonen en wonen-leren-werken 8. VERSTERKEN VAN DE INFORMATIEVOORZIENING 8.1. ONTWIKKELING VAN DE INFORMATIEVOORZIENING 8.1.1. Beleid provincie inzake versterken van de informatievoorziening 8.1.2. Samenvattend overzicht voortgang realisatie versterking informatievoorziening 8.1.3. Verbreding van Jeugd- en Onderwijsmonitor 8.1.4 Academische werkplaats C4Youth 9. CLIËNTEN- EN KWALITEITSBELEID
67 67 67 68 69 69 69 69 70 70 71
9.1. ONTWIKKELING CLIËNTEN- EN KWALITEITSBELEID 9.1.1. Overzicht Stand van zaken realisatie versterking cliënten- en kwaliteitsbeleid 9.1.2. medezeggenschap en klachtrecht 9.1.3. Protocol klachtenafhandeling Jeugdzorg 9.1.4. Toetsingskader nieuwe zorgaanbieders van provinciaal gefinancierde jeugdzorg 9.1.5. Toezicht Inspectie Jeugdzorg 10. SAMENVATTEND OVERZICHT FINANCIËN
71 71 71 72 73 73 74
10.1. JAARREKENINGEN 10.1.1. Jaarrekening BJZ 10.1.2. Jaarrekeningen zorgaanbieders 10.2. ONTWIKKELING FINANCIËLE POSITIE VAN INSTELLINGEN JEUGDZORG 10.2.1. BJZ (exploitatieresultaat, eigen vermogen, solvabiliteit, liquiditeit) 10.2.2. Elker 10.2.3. CWZW Noord 10.2.4. PMZb 10.2.5. MJD 10.3. STAND VAN ZAKEN FINANCIERINGSSYSTEMATIEK VOLGENS KAISER 10.4. STIMULERINGSFONDS ZORG (ONDERDEEL JEUGD - 688.111) AFKORTINGENLIJST
74 74 74 74 74 75 75 75 75 75 76 77
4
Samenvatting Twee keer per jaar geven wij een voortgangsrapportage jeugd uit. De onderwerpen jeugdzorg, onderwijs en jongerenparticipatie staan hierin centraal. Ten aanzien hiervan wordt de stand van zaken gegeven rond proces, resultaten (voortgang) en nieuwe ontwikkelingen. In onderliggende rapportage wordt dit beeld gegeven op basis van de 1e en 2e kwartaalrapportages 2010 van BJZ en de zorgaanbieders en op basis van de meest actuele beleidsontwikkelingen. Beleid Algemeen De voorbereidingen voor het Uitvoeringsprogramma 2011 zijn gestart. De kaders van het inkoopbeleid zijn beschreven en aangevuld naar aanleiding van een inventarisatiefase. Ten aanzien van afspraken van het IPO-Rijk 2010-2011 kan geconcludeerd worden dat de provincie Groningen op koers ligt. Daarnaast zijn er met gemeenten afspraken gemaakt rondom zorgcoördinatie. De discussie rond de nieuwe structuur jeugdzorg is uitgesteld door het vallen en de formatie van het kabinet.
Onderwijs (Versterken voorliggende voorzieningen) Binnen het onderwijs vindt er actieve afstemming plaats tussen het passend onderwijs en Zorg voor Jeugd Groningen. Het kwaliteitsakkoord Basisonderwijs is ondertekend en uit het bijbehorende fonds zijn de eerste subsidies verleend aan projecten die de kwaliteit van onderwijs verbeteren. Projecten uit de beleidsnotitie zoals Spraakmakend, Duurzaam Leren in de Veenkoloniën, Onderwijscampus Winschoten, Actieplan Voortijdig Schoolverlaten, Carrousel Breed Oost-Groningen en MFA Onstwedde lopen volgens planning. Ook worden projecten rond de aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt in het kader van de versnellingsagenda uitgevoerd. De kaders voor de brede jeugd monitor zijn klaar; de JONG monitor wordt met ingang van 2011 hierin opgenomen. In het kader van het provinciaal actieplan bevolkingsdaling wordt een experiment geintegreerde kindvoorziening op het Groninger platteland opgezet. Jongerenparticipatie De beleidsnotitie 2010-2012 Talk-Talk is vastgesteld en de activiteiten voor 2010 zijn in uitvoering. Zo is het educatiepakket voor middelbare scholen in voorbereiding. Het eindconcept is gereed en wordt in september/oktober met betrokkenen besproken. Aansluiting Jeugdzorg en Jeugdbeleid In 2008 hebben de Groninger gemeenten (verenigd in de Vereniging Groninger Gemeenten) en de provincie een bestuursakkoord ondertekend. De meeste afspraken uit het akkoord zijn inmiddels in uitvoering. Hiertoe zijn een aantal werkgroepen actief. Het project Zorg voor Jeugd Groningen (ZvJG) is in juli 2008 gestart. Het project heeft met in volle gang de planning doorlopen en is in april 2010 op doorontwikkel onderdelen overgedragen aan de beheersorganisatie (platform jeugd). De provinciale verwijsindex is ingevoerd en de huisartsen gaan nu ook aansluiten op ZVJG. Daarvoor is in de zomer van 2010 een pilot gestart bij de commissie Jeugd huisartsen van ELANN. BJZ neemt vanaf januari 2010 actief deel in de backoffice van de CJG (en de verwijsindex). De RAAK methodiek is geïntegreerd in ZvJG. Begin 2010 is er een conferentie rond zorginnovatie geweest. Momenteel worden de ingediende aanvragen beoordeeld. Bureau Jeugdzorg In 2010 is het proces binnen Bureau Jeugdzorg van versterking van de organisatie voortgezet. Zowel administratief als beheerstechnisch heeft het bureau een stap voorwaarts gezet door zijn werkprocessen uit te werken. Deze werkprocessen moeten nog door ons beoordeeld worden. Op financieel gebied hebben wij in overleg met het bureau gewerkt aan het opstellen van prognoses met het doel het bureau meer in control te laten komen. De afdelingen Toegang, AMK en JB halen in de eerste twee kwartalen van 2010 hun doorlooptijden, hetgeen betekent dat daar geen wachtlijsten zijn. Bij de JR wordt de doorlooptijd van 5 dagen in het tweede kwartaal net niet gehaald (5,4 dagen) Voor de PGB’s geldt dat deze ook binnen de doorlooptijd worden afgegeven. De doorlooptijd bij JB en JR voor het opstellen van een plan van aanpak worden nog overschreden. Hierover hebben wij afspraken met BJZ.
5
Zorgaanbod jeugdzorg In voorgaande jaren is het jeugdzorgaanbod door middel van extra inzet van intensieve ambulante hulp en pleegzorg uitgebreid, waardoor er aan het eind van 2009 geen jeugdigen langer dan 9 weken op de wachtlijst stonden. De extra inzet is in 2010 grotendeels komen te vervallen. In november 2009 zijn het Rijk en IPO een afsprakenkader overeengekomen. De belangrijkste punten ten aanzien van het zorgaanbod uit dit afsprakenkader zijn: intensivering van eerstelijnszorg met als doel stabilisatie en zelfs daling van de vraag naar geïndiceerde jeugdzorg; efficiencyverbetering van de tweedelijnszorg, waardoor meer jeugdigen sneller geholpen worden voor hetzelfde budget; verbetering van de uitstroom tweedelijnszorg, zodat jeugdigen die niet langer tweedelijnszorg nodig hebben maar wel nazorg, aansluitend zonder wachttijd worden opgevangen in de eerstelijnszorg, waardoor de druk op de tweedelijnszorg daalt; inzet is dat jeugdigen binnen 9 weken geholpen worden; langer wachten kan als dat volgens BJZ voor de betreffende jeugdige verantwoord is. De subsidieverleningen 2010 zijn in de geest van de punten uit het afsprakenkader tot stand gekomen met dien verstande dat de provincie Groningen vasthoudt aan het uitgangspunt dat alle jongeren in Groningen binnen 9 weken zorg krijgen. Wij hebben geconstateerd dat er aan het eind van het tweede kwartaal toch 36 jeugdigen langer dan 9 weken op de wachtlijst staan. Bij de inkoop 2010 is een reservering opgenomen binnen de te verwachten uitgaven. Deze reservering wordt in de tweede helft van 2010 aangewend om te voorkomen dat jeugdigen langer dan 9 weken moeten wachten. Wij verwachten dat dit mogelijk is zolang de vraag naar geïndiceerde jeugdzorg niet excessief stijgt. De MJD is in 2010 toegetreden als nieuwe zorgaanbieder van provinciaal gefinancierde jeugdzorg. Voor het eerst treft u in deze rapportage ook gegevens van deze zorgaanbieder aan. Uit de inventarisatiefase in het kader van de zorginkoop 2011 is gebleken dat er een hiaat in het zorgaanbod voor de specifieke doelgroep LVG-ouders met kind bestaat. Wij hebben zorgaanbieders gevraagd om voor deze specifieke doelgroep in 2011 een aanbod te creëren en voornemens hiervoor bij de provincie in te dienen. Afschaffen 10% regeling In mei 2010 hebben de provincies en stedelijke regio’s Amsterdam, Rotterdam en Haaglanden binnen het IPO afgesproken de 10% regeling voor buitenregionale plaatsingen per 1 juli stop te zetten. Dit brengt met zich mee dat de provincie Groningen een regeling in het leven gaat roepen voor de uitwisseling van jeugdzorg cliënten met andere provincies. Afbouw subsidie PMZB Sinds 2008 is benadrukt dat de provincie van de Stichting Pleeg-Maat-Zorgboerderijen (PMZb) meer zekerheid wenst ten aanzien van de inhoudelijke en financiële continuïteit om de financiële en kwalitatieve risico's te beperken. In 2009 is de capaciteit van PMZb met 2 plaatsen uitgebreid onder de voorwaarde dat PMZb nauw gaat samenwerken met een financieel sterke partner. Omdat het niet gelukt is deze samenwerking, ondanks diverse pogingen daartoe, van de grond te krijgen is besloten de subsidierelatie met PMZb met ingang van 1 januari 2011 af te bouwen. Financiën BJZ en zorgaanbieders Het resultaat van Bureau Jeugdzorg bedraagt tot en met het 2e kwartaal 2010 € 213.695 negatief. De prognose over geheel 2010 wordt in het 2e kwartaal becijferd op ca. € 61.000 positief. Over de onderbouwing die onder deze prognose ligt wachten wij het rapport van Ernst &Young Accountants nog af. Het eigen vermogen van BJZ is in het jaar 2010 (tot en met het 2e kwartaal) afgenomen met € 109.815 en bedraagt volgens BJZ ultimo het 2e kwartaal 2010 € 844.715. De liquiditeit en de solvabiliteit zijn door het resultaat t/m het 2e kwartaal enigszins verslechterd en zijn respectievelijk te kwalificeren als voldoende en slecht (was ultimo 2009 respectievelijk goed en onvoldoende). Indien BJZ het jaar 2010 afsluit met het geprognosticeerde overschot van € 61.000 zal de liquiditeit zich waarschijnlijk herstellen tot goed en de solvabiliteit tot gemiddeld. Wat betreft het realiseren van de opgelegde bezuiniging 2010 wachten wij eveneens het rapport van Ernst & Young Accountants af. 6
In de 2e kwartaalrapportage verstrekken de zorgaanbieders ook financiële informatie over 2010. Ten aanzien van het zorgaanbod is de conclusie dat Elker over 2010 een voordelig resultaat gaat realiseren en dat de solvabiliteits- en liquiditeitsratio beide als voldoende beoordeeld worden. Bij CWZW Noord, PMZb en MJD is er sprake van een verwacht resultaat over 2010 dat rond het nulpunt zal liggen. CWZW Noord en PMZB hebben te kampen met een solvabiliteits- en liquiditeitsratio die wij als slecht beschouwen.
7
Inleiding: Van Beleid naar Praktijk 4 Twee keer per jaar wordt de voortgang van het beleidskader jeugd 2009-2012 beschreven in de voortgangsrapportage jeugd, van beleid naar praktijk (te verschijnen na de 2e en 4e kwartaalrapportages). Hierin wordt synchroon aan de opzet van het beleidskader inzichtelijk gemaakt waar we in het proces staan, wat de resultaten tot nu toe zijn (voortgang) en welke ontwikkelingen de komende tijd spelen. Voor u ligt de tweede rapportage van 2010, welke de periode bestrijkt maart 2010 tot oktober 2010. Ook deze versie kent weer een nieuw onderdeel. Werd de vorige keer een hoofdstuk Beleid Algemeen en een overzicht van de Landelijk Werkende Instellingen (LWI's), een stand van zaken rond Jongerenparticipatie toegevoegd, vanaf deze versie biedt de rapportage ook een stand van zaken rond het project Samen Slimmer werken in jeugdketen. Ten aanzien van deze rapportage merken wij het volgende op. De (financiële) gegevens in deze rapportage zijn gebaseerd op de 1e en 2e kwartaalrapportages, aangevuld met actuele informatie zoals die op basis van ambtelijke en bestuurlijke overleggen voor handen is. We kunnen concluderen dat er wederom grote stappen zijn gezet in de vertaling van het beleid naar de praktijk. Het inhoudelijk en financieel kader voor de jaren 2010-2011 is in IPO verband gereed gekomen en vertaald in de beleidsafspraken met de jeugdzorginstellingen voor 2010. De uitvoering van de doelstellingen uit het afsprakenkader IPO-Rijk 2010-2011 ligt op schema en er is hard gewerkt aan de uitvoering van het bestuursakkoord VGG-provincie. Zo is de provinciale verwijsindex van start gegaan. Tenslotte is de beleidsnotitie Jongeren Participatie vastgesteld, is het kwaliteitsakkoord onderwijs gereed gekomen en is het project Samen Slimmer werken in jeugdketen van start gegaan. Het gaat kortom goed, maar er blijven genoeg aandachtspunten. Zo is er voor 2011 duidelijkheid over het financieel kader, maar is er nog geen duidelijkheid voor de langere termijn. De toekomst is wat dat betreft sowieso in nevelen gehuld nu het kabinet demissionair is en nog geen kabinet is geformeerd. Er komt naar alle waarschijnlijkheid op de korte termijn geen duidelijkheid over de toekomstige structuur van de jeugdzorg. Het project Zorg voor Jeugd Groningen (ZvJG) loopt daarnaast volgens planning, maar het in praktijk nemen van de verwijsindex kan kinderziektes met zich meebrengen. Ook vraagt het gebruiken van de verwijsindex van instellingen een cultuuromslag. Een niet te onderschatten factor. Tenslotte wordt de slagkracht van niet alleen de provincie, maar ook die van de gemeenten slechter, nu het financieel perspectief er slecht uitziet. Dit heeft gevolgen voor de sterkte van de voorliggende voorzieningen. Leeswijzer Zoals gezegd is deze rapportage opgebouwd volgens de structuur van het beleidskader jeugd. Elk hoofdstuk is opgebouwd volgens het volgende stramien: Elk hoofdstuk begint met de belangrijkste conclusies. Hierdoor is de kern van het hoofdstuk in één oogopslag helder. Vervolgens wordt in de inleiding de hoofdlijnen van het provinciaal beleid samengevat. Hierdoor kunnen de ontwikkelingen die beschreven worden in het hoofdstuk gerelateerd worden aan het beleidskader. Daarna wordt de stand van zaken samengevat in een overzicht. Zo 'smart' als mogelijk wordt de voortgang beschreven. Onderwerpen die een nadere toelichting vergen, worden vervolgens inhoudelijk uitgebreid toegelicht.
8
1
Beleid Algemeen
1.1. Uitvoeringsprogramma 2010 Oorspronkelijk was het de bedoeling dat vanaf 2010 de jeugdzorg gefinancierd zou gaan worden op basis van de Kaiser Systematiek. Begin 2009 concludeerde de Commissie Financiering Jeugdzorg (CFJ) echter dat het ontwerpen van deze systematiek meer tijd zou vragen. Naar aanleiding van deze situatie is de invoering van de Kaiser Systematiek tot nader order uitgesteld en zijn er, net zoals voor de jaren 2008 en 2009, onderhandelingen over de hoogte van het beschikbare budget geweest tussen het IPO en het Rijk voor de jaren 2010-2011. Deze onderhandelingen hebben veel tijd gekost. Het definitieve akkoord is gedateerd op 11 november jl. De subsidieverleningen 2010 zijn in de geest van het akkoord 2010-2011tot stand gekomen. De provincie Groningen heeft alleen afgeweken van punt 5. Het uitgangspunt voor 2010 in Groningen blijft dat binnen het geraamd aantal gebruikers (2.964) zorg binnen 9 weken wordt geleverd. Op basis van het bovenstaande zijn eind 2009 de beschikkingen aan de instellingen verstuurd, met daarin samengevat de volgende afspraken: BJZ Voor BJZ zijn voor 2010 bij de Toegang, de jeugdbescherming en de jeugdreclassering dezelfde productie aantallen gehanteerd als in 2009. Voor het AMK wordt een groei verwacht in productie van 530 activiteiten voor een bedrag van € 303.000. Daarnaast is structureel de bijdrage verhoogd voor de gesloten opvang tot € 112.986 en ontvangt het bureau structureel € 137.465 extra voor de uitvoering van de taak zorgcoördinatie in het kader van Zorg voor Jeugd Groningen. In lijn met 2009 doteert de provincie ook in 2010 een bedrag van € 121.000 aan het eigen vermogen van BJZ opdat het weer een gezonde organisatie kan worden. Voor 2010 ontvangt BJZ in totaal € 102.000 aan incidentele middelen. Deze middelen worden voor een bedrag van € 82.000 besteed aan de uitvoering van werkzaamheden in het kader van het project Zorg voor Jeugd Groningen en voor een bedrag van € 20.000 aan het optimaliseren/in control brengen van de organisatie. BJZ is op een aantal onderdelen compensatiemiddelen toegezegd zodat het bureau in staat gesteld wordt met ingang van 2012 een bezuiniging van € 1,2 miljoen te realiseren. In totaal gaat het om een bedrag van € 584.247. Voor 2010 is hiervan een bedrag van € 183.000 structureel toegevoegd aan de Toegang in verband met de extra werkzaamheden voor PGB’s en heeft BJZ een bedrag van € 126.123 alvast in mindering gebracht op de afdelingen Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. Het resterende bedrag van € 275.124 is voor 2010 incidenteel beschikbaar gesteld voor de onderdelen verlagen kostenniveau door scholing personeel en concentratie op de kernactiviteiten (frictiekosten i.v.m. afbouw ambulante hulpverlening). Het totaalbedrag voor BJZ bedraagt € 16.186.391. Rechtmatigheid Zoals eerder opgemerkt is de begroting van Bureau Jeugdzorg gebaseerd op kostprijzen. Wij hebben geconstateerd dat de tarieven voor de jeugdbescherming en jeugdreclassering op onderdelen 18% hoger zijn dan de landelijke tarieven. Onze subsidieverlening en de subsidievaststelling is gebaseerd op deze kostprijzen. Hiermee wordt afgeweken van de normbedragen die het Rijk voor de jeugdbescherming en de jeugdreclassering hanteert. In artikel 3 lid 2 van de Financieringsregeling jeugdzorg provincie Groningen 2005 staat opgenomen dat de provinciale normbedragen ten hoogste 3 procent mogen afwijken van de door de Minister vastgestelde normbedragen. In artikel 3 lid 3 is een hardheidsclausule opgenomen, waarmee afgeweken kan worden indien het uitvoeren van de regeling zou leiden tot onevenredige belastende gevolgen voor de betrokken subsidieontvanger. Hoewel BJZ voor 2010 de tarieven neerwaarts heeft bijgesteld kan de subsidie nog niet worden toegepast zonder toepassing van de hardheidsclausule.
9
Elker De subsidie aan Elker is in 2010 met € 450.000 verhoogd ten opzichte van 2009, hiervan is € 81.500 structureel (prijscompensatie 2009) en € 368.500 incidenteel. Daarnaast vindt er binnen de capaciteit van Elker een verschuiving plaats van crisiscapaciteit naar ambulante hulp. De uitbreiding van € 368.500 wordt voor € 318.500 ingezet voor de uitbreiding van het aantal ambulante trajecten en voor € 50.000 voor de invoering van de bekostigingseenheden Kaiser. De subsidie aan Elker bedraagt in 2010 maximaal € 21.621.815,-. Het aantal gebruikers dat hiervoor van zorg zal worden voorzien bedraagt 2.592. Van de uitbreiding met € 318.500 wordt een bedrag van € 100.000,- ingezet voor ambulante zorg waarbij de indicatie achteraf wordt gesteld. De verwachting hiervan is dat er hierdoor meer aandacht in het voorveld aan preventie en vroeginterventie wordt gegeven wat uiteindelijk leidt tot minder escalatie en complexe hulpvragen conform de uitgangspunten van het landelijk afsprakenkader. CWZW Noord De subsidie aan CWZW Noord is in 2010 met € 250.000 verhoogd ten opzichte van 2009 en bedraagt voor het jaar 2010 maximaal € 3.456.891,- . Afgesproken is dat CWZW Noord in 2010 totaal 290 gebruikers van zorg zal gaan voorzien. Ten opzichte van de beschikking 2009 betekent dit een uitbreiding met 67 gebruikers. PMZb De subsidie aan PMZb is in 2010 niet gewijzigd ten opzichte van 2009 en bedraagt voor het jaar 2010 maximaal € 533.042,- . Het aanbod van PMZb dat uit de doeluitkering provinciale jeugdzorg wordt gesubsidieerd omvat momenteel 8 plaatsen residentiele specialistische hulpverlening. Van deze plekken maken jaarlijks 10 jeugdigen gebruik. MJD Aan MJD wordt een subsidie toegekend van € 200.000 voor de uitvoering van 25 ambulante trajecten. WSSP De hoogte van de subsidie 2010 is niet gewijzigd ten opzichte van 2009 en bedraagt voor 2010 maximaal € 143.084,-. Als voorwaarde wordt nu wel gesteld dat het aantal gebruikers met 2 wordt verhoogd (van 14 tot 16 gebruikers). SGJ De hoogte van de subsidie 2010 is niet gewijzigd ten opzichte van 2009 en bedraagt voor 2010 maximaal € 19.000. Als voorwaarde wordt nu wel gesteld dat het aantal gebruikers met 1 wordt verhoogd (van 2 tot 3 gebruikers) Stichting Zorgbelang Stichting Zorgbelang wordt gefinancierd voor de onafhankelijke collectieve belangenbehartiging van de jeugdzorg met het doel de positie van de cliënt in de jeugdzorg te versterken. Hiervoor wordt in 2010 een subsidie beschikbaar gesteld van maximaal € 44.110, en aanvullend een bedrag van € 355,- voor OVA 2010. Daarnaast financieren wij Stichting Zorgbelang voor de Vertrouwenspersoon in de reguliere jeugdzorg en de gesloten jeugdzorg, afdeling Wilster van het Poortje. De vertrouwenspersoon, een wettelijke functie in het kader van de Wet op de Jeugdzorg, biedt informatie, advies en ondersteuning aan cliënten bij klachten over de provinciaal gefinancierde instellingen voor de jeugdzorg. Wij stellen hiervoor een subsidiebedrag beschikbaar van maximaal € 167.638,- Hiervan komt € 19.226,- ten laste van de provincies Drenthe en Friesland voor de vertrouwenspersoon in het Poortje. Of wel per saldo € 148.412. In 2010 werd duidelijk, dat het Ministerie van Jeugd en Gezin de kosten voor de Vertrouwenspersoon voor de gesloten jeugdzorg in het Poortje in 2010 t/m 2012 voor haar rekening neemt. Dit betekent, dat wij Stichting Zorgbelang Groningen zullen verzoeken het door de drie noordelijke provincies gefinancierde bedrag voor de gesloten jeugdzorg voor 2010 aan de provincies te retourneren. Stichting Pleegwijzer Stichting Pleegwijzer behartigt als onafhankelijke stichting de individuele en collectieve belangen van de pleegouders in de provincies Groningen en Drenthe. Basis voor de financiering vormt het werkplan en de begroting van de Stichting. Voor 2010 stellen beide provincies maximaal € 59.050,10
beschikbaar. Het aandeel in de kosten van de provincie Groningen bedraagt € 26.415,- inclusief accres 2010 (1,4%). Stichting Minderjarigen Noord Nederland (SMN) De Stichting SMN behartigt als onafhankelijke stichting de belangen van de (minderjarige) cliënten van de jeugdzorg van de drie noordelijke provincies. De SMN wordt beschouwd als aanvulling op de collectieve en individuele belangenbehartiging van jeugdzorgcliënten door Stichting Zorgbelang Groningen. Voor 2010 wordt maximaal € 4.711,- subsidie beschikbaar gesteld inclusief 1,4% accres 2010. Stichting Toevluchtsoord In december 2009 hebben wij een bedrag van € 167.268 beschikbaar gesteld aan het Toevluchtsoord als overgangsregeling voor huiselijk geweld tot 1 juli 2010. Deze overgangsregeling hebben wij in juni 2010 verlengd tot 1 januari 2011. Als gevolg van deze verlenging bedraagt de totale subsidie aan het Toevluchtsoord voor 2010 € 284.722. Wij hebben de Groninger gemeenten van onze verlenging op de hoogte gesteld. Hierbij hebben wij de gemeenten ook gewezen op het feit dat het Toevluchtsoord op basis van zijn prognoses met onze subsidie naar verwachting in 2010 niet kan inspringen in alle situaties van huiselijk geweld en de gemeenten aan het eind van 2010 een verzoek om aanvullende subsidie van het Toevluchtoord kunnen verwachten.
1.2 Uitvoeringsprogramma 2011 Inmiddels is het cluster jeugd druk bezig met het uitvoeringsprogramma 2011. Als eerste stap zijn de kaders bepaald voor het inkoopbeleid jeugdzorg van de provincie en is een inkoopprocesmodel ontwikkeld, dat bestaat uit 7 samenhangende fasen: Inventariseren - Specificeren - Selecteren Contracteren - Bestellen - Bewaken - Nazorg. Aan het nieuwe inkoopbeleid zijn in totaal dertien criteria gesteld. Deze zijn op basis van gesprekken met alle direct betrokken partijen in de inventarisatiefase aangevuld. Hierover hebben wij per brief aan PS aangegeven de volgende vier onderdelen opgenomen worden in het inkoopproces. 1. 2. 3. 4.
Hoe betrekken we Zorgbelang en cliëntenorganisaties. De zorgaanbieder moet aansluiten bij de jeugdzorgketen. De cliënt moet zichtbaar gemaakt worden in het proces. De zorgaanbieder moet doelmatig zorg leveren.
De fasen 1 tot en met 4 van het inkoopproces worden gezien als het tactische deel van het inkoopproces. Het betreft de fasen inventarisere, specificeren, selecteren en contracteren. De fasen inventariseren en specifiseren zijn afgerond. IN september 2010 zitten we in de selectiefase. De fasen 5 tot en met 7 van het inkoopproces worden gezien als het operationele deel van het inkoopproces. Het betreft de fasen bestellen, bewaken en nazorg. In de tijd ziet het proces voor 2011 er als volgt uit, waarbij tussen de fasen enige wijzigingen zijn aangebracht in de planning. De einddatum zal worden gehaald. Inventarisatie mei 2010 Specificeren augustus 2010 Selecteren september 2010 Contracteren oktober 2010 Bestellen 15 december 2010.
1.3. Uitvoering afsprakenkader IPO-Rijk (2010-2011) Voor 2010-2011 zijn er tussen het IPO en het Rijk aparte financieringsafspraken gemaakt. Deze worden samengevat onder de noemer IPO-Rijk deal en behelzen samengevat: 1. de intensivering van eerstelijnszorg en het ontwikkelen van een referentiekader ambulante zorg met als doel stabilisatie en zelfs daling van de vraag naar geïndiceerde jeugdzorg; 2. een efficiencyverbetering van de tweedelijnszorg, waardoor meer jeugdigen sneller geholpen worden voor hetzelfde budget; 11
3. een verbetering van de uitstroom tweedelijnszorg, zodat jeugdigen die niet langer tweedelijnszorg nodig hebben maar wel nazorg, aansluitend zonder wachttijd worden opgevangen in de eerstelijnszorg, waardoor de druk op de tweedelijnszorg daalt. 4. voor de uitvoering hiervan is voor 2010 een structureel budget beschikbaar van € 1.115 miljoen (waarvan Groningen € 33 miljoen) en een incidenteel budget van € 20 miljoen (waarvan Groningen € 0,24 miljoen). In 2011 is een structureel budget beschikbaar van € 1.156 miljoen (waarvan Groningen € 34,5 miljoen). 5. de inzet is dat jeugdigen binnen 9 weken geholpen worden. Langer wachten kan als dat volgens BJZ voor de betreffende jeugdige verantwoord is.
De tussenresultaten van de verschillende provincies zijn in IPO verband bekend, maar zijn nog de status van concept. Het betreft de kwalitatieve onderdelen van het afsprakenkader. Daarom wordt in deze rapportage volstaan met een algemene stand van zaken. Bij deze stand van zaken is door het IPO een selectie gemaakt van de afspraken die een bestuurlijke invalshoek hebben en samenhangen met de inzet van budget. Ten aanzien van de afgesproken prestaties lijkt Groningen de afspraken goed na te komen. Het ziet er naar uit dat wij voorlopig in de top 3 staan. Deels komt dat doordat wij in Groningen het bestuursakkoord jeugd hebben waaraan al twee jaar is gewerkt en waaraan ook vanuit het afsprakenkader nieuwe afspraken zouden moeten worden toegevoegd. ad.1 In het kader van punt 1 zijn met de Groninger gemeenten zijn resultaatsafspraken gemaakt in de vorm van een bestuursakkoord dat van kracht is en waarin het beleid er op gericht is om de producten en diensten van de tweede lijn goed aan te laten sluiten bij de ontwikkelingen in het voorliggende veld. Hierin zijn onder meer de oprichting van de CJG's en het vormgeven zorgcoördinatie geregeld. Op basis hiervan zijn door de provincie en alle Groninger gemeenten besluiten genomen over de minimale vereisten in de BO van CJG’s en kwaliteit, werkwijze en fte’s aan zorgcoördinatie. Tevens heeft de provincie Groningen heeft via regionale afspraken jeugdzorgbudget beschikbaar gesteld voor eerstelijnszorg. De verwachting is, dat deze extra inspanning in de hulp aan jeugdigen in het gemeentelijk domein, zal leiden tot een verminderde instroom in de geïndiceerde jeugdzorg in 2011. De provincie stimuleert de gemeenten die een lagere instroom willen realiseren vooraf door middel van het krediet zorginnovatie. Tot slot stelt de provincie de provinciale aanbieders van geïndiceerde ambulante zorg in 2010 in staat tegen betaling door gemeenten indien gemeenten daar behoefte aan hebben lichte pedagogische hulp ten behoeve van gemeenten uit te voeren. ad 2. De Provincie maakt het mogelijk dat zorgaanbieders door tussenkomst van bureau jeugdzorg ambulante jeugdzorg zonder indicatiebesluit kunnen leveren. Hiermee wordt experimenteerruimte gerealiseerd waarbinnen deze ambulante jeugdzorg in samenhang kan worden gebracht met lichtere vormen van pedagogische begeleiding zoals deze in het kader van de WMO wordt geboden. Doel hiervan is het ontwikkelen van vernieuwend, laagdrempelig en intersectoraal ambulant zorgaanbod op het raakvlak van lokale en provinciale jeugdzorg om het beroep op zwaardere vormen van geïndiceerde jeugdzorg te beperken. Hierover maken provincies en gemeenten concrete afspraken voor 2010 en 2011. De provincie Groningen heeft in dit kader afspraken gemaakt met de grootste zorgaanbieder en BJZ over de inzet van TripleP. Tevens doen wij een uiterste inspanning om bovenop de efficiencyverbetering nog een verdere efficiencywinst te behalen. Het beoogd resultaat is in 2010 en wordt in 2011 behaald en is/wordt vastgelegd in de subsidiebeschikkingen. Hierdoor worden meer kinderen voor hetzelfde geld geholpen. In het kader van efficiency spannen provincie en instellingen zich onder meer in een omschakeling van residentiële zorg naar goedkopere vormen van zorg mogelijk te maken. Monitoring vindt plaats via de kwartaalrapportages van de zorgaanbieders. Tot slot stimuleren wij middels het kwaliteitsbeleid (HKZ) dat zorgaanbieders meer inzetten op het werken met evidence based en practice based methoden. ad 3. Voor het oplossen van de knelpunten bij de uitstroom uit de geïndiceerde jeugdzorg maken provincies concrete afspraken met gemeenten over de beschikbaarheid van de noodzakelijke vormen van 12
nazorg in het gemeentelijke veld. Met de Groninger gemeenten zijn resultaatsafspraken gemaakt over woonbegeleiding. Dit is tevens opgenomen in het bestuursakkoord met de Groninger gemeenten. ad.4 Voor het financiele kader verwijzen wij naar hoofstuk 10 van deze rapportage. ad. 5 Informatie over dit onderdeel is opgenomen in hoofdstuk 6 van deze rapportage. (H 6.1.2)
1.4 Evaluatie van de wet op de jeugdzorg In 2010 is een drietal rapporten verschenen die allen een licht werpen op de toekomst van de jeugdzorg. Uit de evaluatie van de Wet op de jeugdzorg (Wjz) is gebleken dat de vraag van de cliënt centraler is komen te staan. De wet heeft ertoe bijgedragen dat meer jeugdigen en hun ouders de zorg krijgen waar zij recht op hebben. Ook is sinds de inwerkingtreding van de Wjz een betere aansluiting ontstaan tussen de (vrijwillige) jeugdzorg en de (verplichte) jeugdbescherming en is de aansluiting tussen het gemeentelijke preventieve jeugdbeleid en de provinciale jeugdzorg verbeterd. In het evaluatieonderzoek zijn kanttekeningen geplaatst bij de integratie van de toegang tot provinciale jeugdzorg, jeugd-LVG en jeugd-GGZ niet tot stand gekomen. Hierdoor is de integrale aanpak voor jeugdigen met een meervoudige problematiek nauwelijks van de grond gekomen. Het demissionair kabinet Balkenende geeft in zijn visie ‘Perspectief voor jeugd en gezin’ een richting aan waarin de jeugdzorg zich zou moeten ontwikkelen in de komende jaren. In hoofdlijn komt de visie van het kabinet neer op een ingrijpende stelselwijziging waarin : Gemeenten financieel en beleidsmatig verantwoordelijk worden voor alles was met zorg voor jeugd te maken heeft (behalve de jeugd GGZ). De Toegang van BJZ onderdeel wordt van het CJG De AMK taken advies en consult onderdeel worden van het nog te vormen steunpunt Huiselijke geweld en kindermishandeling De AMK taak onderzoek ondergebracht wordt bij de Raad voor de Kinderbescherming De jeugdbescherming en jeugdreclassering onderdeel worden van het CJG BJZ een regionale organisatie wordt waar gemeenten voogden en reclasseerders in kunnen kopen Gemeenten regionaal een inkoopbeleid zorg realiseren Tenslotte analyseert de parlementaire commissie Dijsselbloem in zijn rapport ‘Toekomstverkenning jeugdzorg’ de oorzaken van de problemen in de jeugdzorg en komt met een visie op verbeteringen van de jeugdzorg. De verbeteringen van de commissie liggen veelal in het verlengde van de kabinetsvisie met dien verstande dat de commissie Dijsselbloem de noodzaak onderschrijft dat ook de jeugd GGZ betrokken wordt in de operatie om de jeugdzorg financieel en beleidsmatig in één hand te leggen. De genoemde rapporten vormen input voor het nog nieuw te vormen kabinet. Dit betekent dat wij ons uitvoeringsprogramma 2011 niet hebben afgestemd op deze rapporten. Het IPO dringt aan op een gefaseerde wijziging. Werkende weg wordt bekeken wat naar gemeenten kan worden overgedragen, afhankelijk van hoe ver de gemeenten met uitvoering van hun jeugd(zorg)taken zijn gevorderd en of daarvoor voldoende schaalgrootte is bereikt. Voor effectieve aansturing en efficiencyvergroting moet worden begonnen met het bundelen van financieringsstromen voor provinciale jeugdzorg, jeugd-GGZ, jeugd-LVG en gesloten jeugdzorg. De inzet van provincies is dat er onder condities fasegewijs toegewerkt naar de overdracht van de aansturing van de jeugdzorg naar gemeenten. In deze kabinetsperiode zal dan één financieringsstroom voor het zware tweedelijns zorgaanbod (provinciale jeugdzorgaanbod, de jeugdGGZ, de jeugd-LVG en de gesloten jeugdzorg) tot stand moeten komen, vooralsnog onder provinciale aansturing. Door de bundeling van de financiering kan er efficiënter worden gewerkt. De Centra voor Jeugd en Gezin worden op gemeentelijk niveau versterkt, waarna overdracht van ambulante jeugdzorg als eerste stap kan plaats vinden. Verdere overdracht van taken naar gemeenten wordt 13
overwogen als er aan de randvoorwaarden van verbetering van de zorg voor jeugdigen en efficiencybehoud kan worden voldaan.
1.5 Project verminderen regeldruk Eind 2007 heeft Minister Rouvoet het traject ‘Aanpak ervaren regeldruk’ in gang gezet. Ambitie in dit traject is om de ervaren regeldruk in de brede jeugdketen terug te dringen met 25% tussen 2008 en 2011. In december 2007 heeft de Minister een samenwerkingsovereenkomst over de aanpak van de ervaren regeldruk ondertekend met vijf provincies/stadsregio’s: Overijssel, Utrecht, Noord-Brabant, ZuidHolland en Rotterdam. Dit omdat de Minister voor het halen van zijn ambities mede afhankelijk is van de inzet van andere partijen, waaronder de provincies/stadsregio’s. Begin 2008 heeft de Minister ook met de andere tien provincies/stadsregio’s een dergelijke overeenkomst afgesloten. In de brief die de minister op 8 oktober 2008 zond aan de Tweede Kamer over het door hem opgestelde actieplan aanpak ervaren regeldruk is nogeens aangegeven welke prestatieafspraak de provincies/stadsregio’s in deze met de minister zijn aangegaan: “Met die samenwerkingsafspraken committeren de provincies/stadsregio’s zich om de ervaren regeldruk in hun provincie eind 2011 met 25% terug te dringen. Hiertoe zullen ze afspraken maken met alle relevante partijen in hun regio. Ook zal elke provincie/ stadsregio een nulmeting houden, naar analogie van de landelijke nulmeting”. In de samenwerkingsovereenkomsten was ondermeer opgenomen dat de provincies/stadsregio’s zelf ook een actieplan aanpak ervaren regeldruk zouden opstellen en dat aan de Minister zouden doen toekomen. Eind februari 2010 hebben negen provincies/stadsregio’s hun actieplan bij het Ministerie toegezonden, waarvan 1 nog in concept. Het betreft de volgende provincies: Overijssel Flevoland Groningen Noord-Brabant Zuid-Holland Limburg Amsterdam Rotterdam Haaglanden (in concept) Het actieplan van de provincie Groningen is tot stand gekomen na een uitgebreide consultatie van de zorgaanbieders, samenwerkingspartners in het project Zorg voor Jeugd Groningen, Bureau Jeugdzorg Groningen en vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties in de jeugdzorg. Het plan concentreert zich op 3 doelstellingen: 1. het terugdringen van bestaande regelgeving die een onevenredig tijdsbeslag vraagt van hulpverleners 2. het vooraf formuleren van een efficiency taakstelling op nieuwe regels en samenwerkingsafspraken 3. het verbeteren van de informatievoorziening aan cliënten Om deze doelen te realiseren worden drie concrete maatregelen ingezet: 1. Het in landelijk verband aan de orde stellen van bestaande en nieuwe regelgeving die een onevenredig tijdsbeslag vraagt van hulpverleners. 2. Het vooraf formuleren van een efficiency taakstelling op nieuwe regels en samenwerkingsafspraken uitgedrukt in de bijdrage die geleverd wordt aan het vergroten van de inzet van hulpverleners voor directe contacten met cliënten. 3. Het verbeteren van de informatievoorziening aan cliënten over het proces van indicatiestelling, hulpverlening, nazorg en overdracht. De afgelopen periode is samen met het IPO begonnen met het bijhouden van welke bestaande en nieuwe regelgeving vanuit het Rijk tot extra regeldruk heeft geleid. Hiervan wordt een conceptlijst bijgehouden. Daarnaast wordt in het najaar van 2010 aan het actieplan concrete, in tijd benoemde, 14
acties gehangen en uitgevoerd. Daarmee wordt begonnen met het realiseren van bovengenoemde maatregelen.
15
2
Onderwijs (Versterking voorliggende voorzieningen)
Conclusies: - Afstemming onderwijs en zorg in uitvoering - Kwaliteitsakkoord Basisonderwijs is ondertekend en eerste subsidies uit het Kwaliteitsfonds zijn verleend. - Concrete projecten rond doorlopende leerlijn en aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt zijn in uitvoering. - Experiment geïntegreerde kindvoorziening op het Groninger platteland is in uitvoering. - Alle voorbereidingen voor daadwerkelijke fusie voortgezet onderwijs in de Eemsdelta zijn gereed.
2.1. Hoofdlijnen beleid Op basis van het beleidskader jeugd en de Beleidsnotie onderwijs kunnen de volgende hoofdlijnen van beleid onderscheiden worden: -
Aansluiting zorg en onderwijs (o.a. CJG). Een doorlopende onderwijscarrière. Voorkomen voortijdig schoolverlaten. Onderwijs en Arbeidsmarkt. Registratie en monitoring. Stimuleren samenwerking Jeugd en Onderwijs, Participatie & Volksgezondheid en WonenWelzijn-Zorg en onderwijskundige vernieuwing.
2.1.1. Samenvattend overzicht stand van zaken: Onderwerp Onderwijs
Doel periode 2009 - 2012 Voorbereiding invoering wet passend onderwijs per 2011
Resultaat t/m nu Er zijn vier netwerken passend onderwijs gerealiseerd. Door heroverweging nu een wettelijke zorgplicht voor de schoolbesturen. De netwerken in Groningen blijven voorlopig nog actief.
Realisatie aansluiting onderwijszorgstructuur op CJG/ZVJG per 2010
Er is een afstemmingsoverleg opgericht Passend Onderwijs - Zorg voor Jeugd Groningen.
Aanpak onderwijsachterstanden
Conform het door partijen ondertekende kwaliteitsakkoord en subsidieregeling heeft eerste subsidieronde in april 2010 plaatsgevonden. Eerste voortgangsoverleg heeft in juni plaatsgevonden.
Kwaliteitsverbetering onderwijs
Financieel ondersteunen van projecten als Duurzaam leren in de Veenkoloniën en het project Spraakmakend. Beide projecten zijn momenteel in uitvoering (zie toelichting).
Projecten rond doorlopende leerlijn
Het nieuwe gebouw van de campus Winschoten is op 2 juni 2010 officieel geopend. De financiering van de MFA Onstwedde is rond. Realisatie vindt in 2011 plaats.
Stimuleren samenwerking en onderwijskundige vernieuwing
In gebiedsprogramma's sociaal beleid zijn onderwijsgerelateerde projecten opgenomen.
Aansluiting zorg en onderwijs
Onderwijs Doorlopende onderwijscarrière
16
Onderwijs Voorkomen voortijdig schoolverlaters
Onderwijs Onderwijs en arbeidsmarkt Onderwijs
Terugdringen aantal voortijdig schoolverlaters. Verhogen aantal herplaatsingen
Bewaken voortgang uitvoering provinciaal actieplan Bestrijden Voortijdig Schoolverlaten. Monitoren aantal voortijdig schoolverlaters.
Stimuleren activiteiten ten behoeve van aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt en marktgericht opleiden
Arbeidsmarkt - Scholingsprogramma opgenomen in de Versnellingsagenda. De arbeidsmarktregio's en het UWV zijn gestart met de uitvoering van het programma.
Registratie en monitoring van alle 0-23 jarigen
De Jeugd- en Onderwijsmonitor 2010 is verschenen. Verbreden en verbeteren jeugd en onderwijsmonitor. Na brainstormsessie zijn kaders vastgesteld. Uitvoering vindt nu plaats.
In stand houden jeugd en onderwijsvoorzieningen (bevolkingsdaling)
In Noord-Groningen vindt een onderzoek naar samenwerkingsmogelijkheden plaats.
Registratie, Monitoring en demografie
In het kader van het provinciale actieplan bevolkingsdaling is een experiment geïntegreerde kindvoorziening op het Groninger platteland opgezet. In de Eemsdelta wordt een fusie tussen voortgezet onderwijsinstellingen voorbereid.
2.2. Aansluiting Zorg en Onderwijs 2.2.1. Passend Onderwijs Het voornemen is om in 2011 een nieuwe wet Passend Onderwijs in te voeren. Deze is gericht op beter onderwijs voor alle kinderen, maar vooral voor kinderen met een handicap, stoornis of andere beperkingen. De inzet van Passend onderwijs is om Regionale Netwerken te vormen, waarin scholen samenwerken om alle leerling een passend onderwijs(zorg)aanbod te bieden. Door elk van de drie Samenwerkingsverbanden VO/SVO zijn in de provincie een regionaal netwerk opgericht. Twee van de Regionale Netwerken zijn actief in de gemeente Groningen en de derde heeft de rest van de provincie als werkgebied. Daarnaast is er een Regionaal Netwerk op christelijk gereformeerde grondslag gevormd. Dat betekent dat in de provincie vier Regionale Netwerken actief zijn. Het basis -, speciaal en voortgezet onderwijs hebben in de provincie 4 netwerken gevormd, overeenkomstig het rijksbeleid. Binnen deze netwerken wordt uitwerking gegeven aan de doelstellingen van het Passend Onderwijs. Inmiddels is eind 2009 door de staatssecretaris een heroverweging ingang gezet omdat de sector-, vak- en ouderorganisaties van mening waren dat de uitvoering te weinig op de werkvloer tot stand kwam. De heroverweging heeft geleid tot een wettelijke zorgplicht voor de schoolbesturen. Zij moeten zorgen voor passend onderwijs voor alle leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte die op de school worden aangemeld of al staan ingeschreven. Onderwijs en ondersteuning moeten passend zijn, en dus aansluiten op de ontwikkeling van het kind, de mogelijkheden van het personeel en de wensen van de ouders. Schoolbesturen werken hiervoor samen in het samenwerkingsverband WSNS en maken afspraken met het speciaal onderwijs over plaatsing van leerlingen in het speciaal onderwijs en inzet van expertise in het reguliere onderwijs. De vorming van een regionaal netwerk is geen verplichting meer. De netwerken in Groningen blijven voorlopig nog actief.
17
Er wordt door de Regionale Netwerken gewerkt aan het afstemmen van de onderwijszorg met de zorgstructuur zoals die wordt ontwikkeld in Zorg voor Jeugd Groningen (ZvJG). Afspraken (op hoofdlijnen) over deze afstemming worden gemaakt in het daarvoor ingestelde “Afstemmingsoverleg Passend Onderwijs – ZvJG”.
2.2.2. Afstemmingsoverleg Passend Onderwijs - Zorg voor Jeugd Groningen Door het Platform Jeugd, de Regionale Netwerken en de REC’s 2, 3 en 4 is afgesproken de ontwikkeling en vormgeving van het Passend Onderwijs (en hier met name het onderwijszorgstelsel) direct af te stemmen op de ontwikkeling en vormgeving van ZvJG (het stelsel van algemene jeugdzorg). In de periode tot 2012 worden beide zorgstelsels gevormd. Hiertoe is een Afstemmingsoverleg Passend Onderwijs - ZvJG opgericht. In dit overleg wordt afstemming gezocht tussen de beide zorgstelsel, zodat de doelstelling 1 kind – 1 gezin - 1 plan gerealiseerd kan worden. Door vertegenwoordigers vanuit het onderwijs (incl. het MBO) en vertegenwoordigers van het Platform Jeugd in Groningen worden de organisatievoorstellen voor de eigen stelselontwikkeling gepresenteerd en nagegaan op welke wijze deze op elkaar kunnen worden afgestemd. De agenda van het overleg wordt voorbereid door een agendacommissie, samengesteld uit beide geledingen. Voorstellen voor afstemming worden in beide achterbannen besproken en in de volgende vergadering van het Afstemmingsoverleg behandeld. Uitgangspunt is en blijft dat iedere partij in dit proces verantwoordelijk is en blijft voor de eigen opdracht. De besluitvorming over de voorstellen vindt binnen de eigen (autonome) organisatie.
2.3. Een doorlopende Onderwijscarrière 2.3.1. Voorkomen en aanpakken onderwijsachterstanden Onderwijsachterstanden hebben hun oorsprong veelal in de eerste levensjaren en hebben een sterke relatie met achterblijven van de taalontwikkeling. Uit verschillende onderzoeken blijkt bovendien dat taalachterstanden die op zeer jonge leeftijd al zijn ontstaan moeilijk in te lopen zijn. Door een vroegtijdige aanpak moeten deze achterstanden bij jonge kinderen worden voorkomen. Om dit te bereiken en om na te gaan op welke wijze dit het meest effectief kan worden bereikt, werken we mee aan het ontwikkelen en financieren van het taalontwikkelingsprogramma SpraakMakend voor 0 - 4 jarigen in Oost-Groningen. Het doel van het pilotproject is het opheffen en voorkomen van achterstanden in de taalontwikkeling van alle doelgroepleerlingen, zodat deze kinderen een goede start in groep 1 kunnen maken. Daarom wordt in dit project gestreefd een 100% bereik te realiseren van de kinderen met achterstand. Dit project is met behulp van middelen van het Ministerie van OCW, de provincie Groningen en de gemeenten Bellingwedde, Menterwolde, Oldambt, Pekela, Stadskanaal, Veendam en Vlagtwedde gestart in 2008. Het eerste half jaar is gebruikt voor de voorbereiding. Met aanvang van het schooljaar 2008/2009 is daadwerkelijk gestart met de uitvoering. De pilot loopt in de jaren 2008, 2009 en 2010. Spraakmakend zet in op een aanpak op zes speerpunten: doelgroepbereik, extra dagdelen VVE, verdere professionalisering, extra taal/leesstimulering, creëren van een ondersteuningsstructuur en uitgebreid onderzoek naar de effectiviteit van de activiteiten. De evaluatie van SpraakMakend wordt uitgevoerd door Sardes in samenwerking met het Expertisecentrum taal, onderwijs en communicatie (Etoc) van de Rijksuniversiteit Groningen. De evaluatie bestaat uit een implementatieonderzoek waarmee vastgesteld wordt in hoeverre de plannen met betrekking tot vijf speerpunten van SpraakMakend worden uitgevoerd. Daarnaast vindt een effectonderzoek plaats om vast te stellen wat de omvang van de achterstanden is en welke effecten worden bereikt op taal, geletterdheid en cognitie van de kinderen, op betrokkenheid van ouders en vaardigheden van leidsters. De eerste onderzoeksrapportage is in september 2009 opgeleverd en is een nulmeting over de gegevens van het najaar van 2008. Eind 2009 is de tweede meting gehouden, zowel het implementatieonderzoek (eerste vier van de vijf speerpunten) en het effectonderzoek. Hoewel de GGD zich heeft ingespannen om kinderen toe te leiden naar VVE-voorzieningen, ontbreekt het bij de tweede meting aan goed zicht op het bereik van de VVE-doelgroep. Er zijn vergeleken met de vorige meting iets meer kinderen (59%) die drie dagdelen VVE krijgen, maar nog steeds zijn er veel kinderen die twee dagdelen per week VVE volgen. Er zijn echter nauwelijks kinderen die vier dagdelen per week VVE volgen. De doelstelling om een aanbod van vier dagdelen te realiseren lijkt niet (meer) haalbaar. Er zijn vorderingen geboekt met betrekking tot de randvoorwaarden voor effectieve VVE, maar er blijft verbetering wenselijk in de manier waarop de ontwikkeling van kinderen wordt gestimuleerd, zoals naast groepsactiviteiten meer aandacht voor individuele interactie tussen leidster en kind en het stimuleren van talige interactie tussen kinderen. De contacten tussen Biblionet 18
en voorschoolse instellingen zijn goeddeels gelegd (verspreiding van de Leesmeter en uitvoering van Boekenpret is goed gerealiseerd). Men zou nog meer kunnen inzetten op het betrekken van ouders. In het effectonderzoek is de taalontwikkeling van de peuters getoetst en zijn de voorleeservaringen van kinderen vastgesteld. Ook zijn ouders bevraagd over de thuistaalsituatie, de geletterdheid van de thuisomgeving en het ontwikkelingsondersteunend gedrag. De kinderen scoren gemiddeld iets hoger dan het landelijke gemiddelde op de woordenschattoets. Aangezien de woordenschatscores van de kinderen nogal verschillen per instelling zal bij de eindmeting ook gekeken worden naar de kenmerken van zowel de instellingen en de kinderen om een beter beeld te krijgen van de oorzaak van de grote verschillen. Verder is er dit jaar, in tegenstelling tot vorig jaar, weinig samenhang gevonden tussen achtergronden en gedrag van ouders en de woordenschatscores van kinderen. Voor de eindmeting wordt ingezet op het verzamelen van meer oudervragenlijsten om te voorkomen dat alleen ouders die al veel betrokken zijn bij de taalontwikkeling van hun kinderen de vragenlijsten invullen en dat de groep ouders die mogelijk lager opgeleid is, ontbreekt in de resultaten.
2.3.2. Verhogen kwaliteit onderwijs In opdracht van de staatssecretaris heeft de Onderwijsinspectie een regioanalyse uitgevoerd naar de kwaliteit van het onderwijs in Noord-Nederland. Uit de analyse blijkt dat het aantal zeer zwakke basisscholen in onze provincie 2% hoger ligt dan landelijk gemiddeld. Voor het aantal zwakke basisscholen scholen gaat het om 1% meer. Voor het hele Noorden is dit respectievelijk 4% en 13%. De meeste zeer zwakke scholen in Groningen liggen in het oosten van de provincie. De meeste zwakke basisscholen in Groningen liggen eveneens in Oost-Groningen, maar ook Noord-Groningen telt er enkele. Voor het voortgezet onderwijs is het beeld voor het Noorden gunstiger. Landelijk is 15% zeer zwak of zwak, in het noorden is dat 10%. In Groningen hebben wij geen zeer zwakke scholen voor voortgezet onderwijs. Wel is 14% van de scholen voor voortgezet onderwijs zwak. Dit percentage is hoger dan landelijk en ook hoger dan in Drenthe en Friesland. Deze analyse is voor de staatssecretaris aanleiding om een extra impuls te geven aan de kwaliteitsverbetering van de basisscholen in Noord Nederland. In het kader van de Kwaliteitsagenda (o.a. subsidies taal- en rekentrajecten, ondersteuning zeer zwakke scholen) zullen de scholen in Noord Nederland prioriteit krijgen. Op 5 februari jl. is een Bestuurlijk overleg geweest met de drie provinciebesturen over de uitvoering van deze extra impuls en over een mogelijke bijdrage van de provincies. De drie provincies hebben positief gereageerd op de uitnodiging van de staatssecretaris een bijdrage te leveren aan de kwaliteitsverbetering, waarbij is opgemerkt dat per provincie een eigen invulling daaraan moet worden gegeven. Verder is gesteld dat provinciale deelname ook afhankelijk is van het draagvlak daarvoor bij de betrokken schoolbesturen en de betreffende gemeentebesturen. Uit diverse overleggen met school- en gemeentebesturen bleek er voldoende draagvlak aanwezig om een Kwaliteitsakkoord op te stellen. Om dieper in te gaan op de onderwijskwaliteit en de vragen die er leven hebben wij een inventarisatie uitgevoerd. Deze inventarisatie vormt de basis van het uiteindelijke Kwaliteitsakkoord. Op 14 december 2009 is het Kwaliteitsakkoord Basisonderwijs provincie Groningen ondertekend door 33 (van de 35) schoolbesturen in onze provincie, het rijk en de provincie. Met het kwaliteitsakkoord Basisonderwijs 2010-2011 willen de schoolbesturen, het Rijk en de provincie de onderstaande doelen bereiken: 1. Verbeteren van zwakke en zeer zwakke scholen en het systeem van vroegsignalering. In 2011 is het percentage zeer zwakke scholen teruggebracht van 3% in 2007 tot het landelijke gemiddelde van 1% in 2007. In 2011 is het percentage zwakke scholen teruggebracht van 10% in 2007 tot het landelijk gemiddelde van 9% in 2007. De Groningse Schoolbesturen hanteren een gekwalificeerd instrument voor vroegsignalering en kwaliteitstekorten. Mede door de systematische inzet van dit instrument, is vanaf schooljaar 2011/2012 het aantal (zeer) zwakke scholen in Groningen minder dan 20. 19
Op basis van de cijfers van de Onderwijsinspectie van januari 2010, wordt met de partijen tijdens het eerste voortgangsoverleg verder gesproken over deze ambitie. 2. Verbeteren opbrengstgericht werken, taal- en rekenprestaties. De Groningse Schoolbesturen zorgen voor opbrengstgericht werken bij leerkrachten en schoolleiding, analyseren leerresultaten en zorgen voor gerichte acties om de taal- en rekenprestaties te verbeteren. De bijdrage van de provincie aan dit Kwaliteitsakkoord is het instellen van een Krediet Kwaliteitsfonds Basisonderwijs 2010 - 2011. De financiële bijdrage aan dit kwaliteitsfonds van de provincie bedraagt € 450.000,--. Het Ministerie van OCW levert een bijdrage van € 200.000,--. Deze middelen zijn nodig om een substantiële bijdrage te kunnen leveren om (zeer) zwakke scholen in korte tijd weer kwalitatief goede scholen te laten worden. Hierin zijn ervaringen van scholen meegenomen en het huidige aantal (zeer) zwakke scholen, het aantal risicoscholen en andere risicofactoren zoals het ontbreken van vroegsignaleringsystemen. Schoolbesturen die het kwaliteitsakkoord hebben ondertekend kunnen in 2010 en 2011 een beroep op dit fonds doen voor cofinanciering van activiteiten gericht op het verhogen van de kwaliteit van het onderwijs. De activiteiten waarvoor aanvragen ingediend kunnen worden moeten passen binnen het kwaliteitsbeleid van het schoolbestuur. Onze bijdrage heeft een éénmalig karakter. Hoewel het hier geen basistaak van de provincie betreft wordt medewerking verleend vanwege het aanbod van het rijk en omdat het gaat om een specifieke doelgroep. De Onderwijsinspectie houdt regulier toezicht op zwakke en zeer zwakke scholen en levert ons twee maal per jaar (maart en oktober) een overzicht met het aantal zwakke en zeer zwakke scholen. Uit het overzicht van maart 2010 blijkt dat het aantal (zeer) zwakke scholen in onze provincie is toegenomen. Per maart 2010 telt onze provincie 9 zeer zwakke scholen en 43 zwakke scholen. Op 1 januari 2009 waren 10 scholen zeer zwakke en 28 scholen zwak. Tijdens het eerste voortgangsoverleg over het Kwaliteitsakkoord hebben wij dit aan de orde gesteld. Conform het kwaliteitsakkoord en de bijbehorende subsidieregeling heeft de eerste subsidieronde in april 2010 plaatsgevonden. Er hebben 14 schoolbesturen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een aanvraag in te dienen. Er zijn aanvragen binnengekomen voor verschillende projecten en activiteiten, in hoofdzaak ging het om resultaatgericht- en opbrengstgericht werken, instructiegedrag c.q. didactische vaardigheden, management informatiesystemen, leerlingvolgsystemen en signaleringssystemen. Het gevraagde subsidiebedrag liep sterk uiteen (van € 4.800,-- tot € 100.000). In totaal is er voor deze ronde een bedrag van € 710.234,-- aangevraagd. Het beschikbare budget voor de eerste ronde was € 325.000,--. Wij hebben de aanvragen beoordeeld aan de hand van de subsidievoorwaarden, subsidiecriteria en de prioritering zeer-zwak, zwak en overig. Gelet op het totaal gevraagde subsidie, het beschikbare bedrag en de prioritering zijn sommige aanvragen deels gesubsidieerd en in enkele gevallen volledig afgewezen. Op 25 juni 2010 heeft het eerste voortgangsoverleg over het kwaliteitsakkoord basisonderwijs in onze provincie plaatsgevonden. Tijdens dit overleg heeft de onderwijsinspectie een presentatie verzorgd over de stand van zaken in de provincie Groningen en de positie van Groningen ten opzichte van het landelijke gemiddelde. Een belangrijk deel van het programma bestond uit een serie workshops waarin deskundigen kwaliteitsverbetertrajecten voor het voetlicht brachten.
2.3.3. Pilotproject Duurzaam Leren in de Veenkoloniën In de Veenkoloniale gemeenten wordt er met het project Duurzaam Leren in de Veenkoloniën een stap gezet om de kwaliteit van het onderwijs in dat gebied te verhogen. Bij de ontwikkeling van het project is gebruik gemaakt van de expertise van de Canadese onderwijswetenschapper Michael Fullan. Fullan heeft in verschillende landen een succesvolle aanpak voor duurzame schoolontwikkeling en onderwijsvernieuwing ontwikkeld. De ambitie van het project is om in 2011 veranderingen en verbeteringen in het onderwijs aan te brengen zodat er sprake is van duurzame verbeteringen en verhoogde leerling-resultaten met name op taalgebied. Dit wordt bereikt door datagestuurd en doelgericht werken, effectieve instructie, evidence-based taalonderwijs, onderwijskundig leiderschap, leren op alle niveaus en ketenbenadering. Het project is gestart in 2008 en loopt tot einde 20
schooljaar 2010-2011. Zowel de Agenda voor de Veenkoloniën, de provincies Drenthe en Groningen, het ministerie van OCW en de schoolbesturen dragen financieel bij. Er nemen 119 basisscholen (11 schoolbesturen) uit de Veenkoloniën uit het primair onderwijs deel aan het project. Bij de start van het project (start schooljaar 2008/2009) is gestart met het vormen van zeven Professionele Leer Gemeenschappen (PLG) voor schoolleiders. Vier PLG's zijn per schoolbestuur georganiseerd, de andere drie bestaan uit scholen van verschillende besturen. Deze PLG's komen per schooljaar 6 keer bijeen om van elkaar te leren. De centrale doelstelling voor deze PLG's is om op alle scholen de schoolresultaten zodanig te verbeteren dat de scholen door de onderwijsinspectie allemaal minimaal een 'voldoende' beoordeling ontvangen. De betere schoolresultaten moeten tot uitdrukking komen in een sterk verbeterde taalvaardigheid en leesvaardigheid, wat zich doorvertaalt in hogere opbrengsten bij rekenen en wereld oriënterende vakken en uiteindelijk in betere redzaamheid in onze maatschappij. Zo moet bijvoorbeeld na de projectperiode 90% van de basisschoolleerlingen uitstromen op taalniveau AVI9 en moeten alle leerlingen aan het eind van groep 2 minimaal 15 letters kennen. Voor een aansluitende leerlijn is ook het voortgezet onderwijs bij het project betrokken. In schooljaar 2009-2010 heeft een verbreding plaatsgevonden door in september 2009 met de scholengemeenschappen Ubbo Emmius en Noorderpoortcollege te Stadskanaal te starten met twee professionele leergemeenschappen. Daarnaast heeft er in het schooljaar 2009 – 2010 verdieping plaatsgevonden door meer aandacht voor professionalisering van leerkrachten en door de organisatie van studiebijeenkomsten over effectief en doelgericht (taal)onderwijs en instructie. In komend schooljaar staat ouderbetrokkenheid geagendeerd, het borgen van de PLG's en verbreding naar niet-deelnemend onderwijs en verdieping naar verwante ontwikkelingen als wet OKE, passend onderwijs en zorg in en om school. Bij de start van het project is in november 2008 een nulmeting afgenomen onder leerkrachten van de deelnemende scholen waarbij de kwalitatieve aspecten van de school werden gemeten. In september 2011 zal deze meting nogmaals afgenomen worden als eindmeting en zullen de resultaten van beide metingen worden geanalyseerd. De leerling-resultaten in het project worden gevolgd door de onderwijsinspectie. Er is een eerste meting afgenomen bij alle deelnemende scholen in mei 2009. De tweede meting vindt momenteel plaats. De eerste resultaten hiervan worden in oktober 2010 verwacht.
2.3.4 Onderwijscampus Winschoten Het Dollard College, AOC-Terra en het Noorderpoortcollege werken samen in de Campus Winschoten. Deze verschillende onderwijsinstellingen hebben het initiatief genomen om op een locatie een doorlopende VMBO-MBO-opleiding te realiseren. Leerlingen kunnen een doorlopende schoolloopbaan volgen zonder over te hoeven stappen van de ene onderwijsinstelling naar de andere. De overgang van VMBO naar MBO verloopt zonder examens en hangt af van het bereikte niveau van de leerling. Aan het eind van het totale traject ontvangt de leerling beide diploma's. De onderwijskundige vernieuwingen zijn al in gang gezet. Het gebouw is eind 2009 opgeleverd. De drie (voormalig) betrokken gedeputeerden hebben het gebouw op 2 juni 2010 officieel geopend.
2.3.5. Project I-kwadraat Middels het beschikbaar stellen van een subsidie stimuleren wij voor de periode 2010-2013 dit project. In dit project werken het Noorderpoortcollege, het Aletta Jacobscollege en de metaal- en scheepsbouwopleidingen nauw samen. Het project moet zorgen voor een doorlopende leerlijn van het VMBO naar het MBO voor de opleiding Metaal/Werktuigbouwkunde. De samenwerking met het regionale bedrijfsleven staat hierbij centraal. Het stimuleren van technisch onderwijs, het voorkomen van voortijdig schoolverlaten en het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid van vmbo- en mbo-leerlingen zijn nevendoelstellingen. De eerste periode van het project liep van 2004 tot 2009. Het project heeft in die tijd een aantal concrete resultaten opgeleverd: zeilboot voor de Nederlandse Bond voor Aangepaste Sporten, Draaicarrousel voor Mytylschool in Haren, Huifkar voor rolstoelers voor de Stichting Opmaat in Bedum, Schommel en wip voor mensen in een rolstoel voor Opmaat in Bedum en een speelkraan voor Nieuw Woelwijck in Hoogezand. Ook in de periode 2010-2013 worden er weer concrete objecten opgeleverd. Het werken aan de concrete resultaten stimuleert jongeren om zich in te schrijven bij de deelnemende technische opleidingen; ook is door de grote betrokkenheid bij de totstandkoming van de producten voorkomen dat jongeren voortijdig de opleiding verlaten. Daarnaast krijgen de jongeren een bredere kijk op de samenleving door betrokkenheid bij de doelgroepen van de producten. 21
2.3.6. MFA Onstwedde Verschillende partijen (Ubbo Emmius, Ver. voor Chr. basisonderwijs Zuidoost-Groningen, OCREA, belangenbehartiger van de vier sportverenigingen in Onstwedde, Stichting Welstad en de gemeente Stadskanaal) hebben het plan voor een multifunctionele accommodatie voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs, kinderopvang en sport in Onstwedde ontwikkeld. Deze partners zien mogelijkheden een voor Nederland unieke school te bouwen, die gebaseerd is op onderwijs zoals in Finland en Duitsland. Het gaat dan om het realiseren van een doorlopende leer- en zorglijn van 4 t/m 17 jaar. De samenwerking met de peuterspeelzaal maakt een nog verdere sluitende aanpak mogelijk. Er is, via de versnellingsagenda, een versnelling m.b.t. dit initiatief in gang gezet door provinciale cofinanciering uit het Investeringsfonds WWZ (doelstelling B) ter beschikking te stellen.De gemeente Stadskanaal heeft een subsidieaanvraag in het kader van het Programma Landelijk Gebied en LEADER ingediend. Op 7 april 2010 heeft de LAG Oost Groningen besloten het project te ondersteunen. Dienst Landelijk Gebied heeft vervolgens de subsidietechnische toets uitgevoerd. In september 2010 wordt de subsidiebeschikking richting gemeente Stadskanaal afgegeven. Realisatie vindt in 2011 plaats.
2.4. Voorkomen Voortijdig Schoolverlaten Door middel van tijdige en volledige meldingen, uniforme registratie en uniforme definities moeten alle jongeren in beeld zijn. De Jeugd- en Onderwijsmonitor is hiervoor een belangrijk instrument. Bij verzuim of uitval onderneemt de gemeente/RMC actie richting de jongere met als doel de jongere te bewegen alsnog een startkwalificatie te halen door volledige terugkeer naar school of door een combinatie van leren en werken. Soms blijkt uit de contacten met de schoolverlater dat het halen van een startkwalificatie niet haalbaar is, omdat het niveau te hoog is, of de problematiek van de jongere zo complex is dat een ander traject meer voor de hand ligt, bijvoorbeeld een zorgtraject. In samenwerking met de onderwijsinstellingen en de gemeenten zetten wij ons in om het aantal voortijdig schoolverlaters verder terug te dringen en het aantal herplaatsingen te verhogen. Hiertoe hebben in januari 2008 de RMC-contactgemeenten en de provincie zich aan het actieplan Bestrijden Voortijdig Schoolverlaten gecommitteerd. De contactgemeenten hebben een regievoerende rol. De ketenpartners uit het onderwijs zijn hierbij nauw betrokken. De provincie vervult een faciliterende rol. Het actieplan Bestrijden Voortijdig Schoolverlaten bevat een zevental maatregelen om het aantal schoolverlaters terug te dringen en het aantal herplaatsingen te verhogen. Naast het Actieplan Voortijdig Schoolverlaten zijn is op 19 mei 2008 vanuit het ministerie van OCW in alle 39 RMC-regio’s convenanten afgesloten met contactgemeenten en onderwijsinstellingen in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Het doel en de resultaatafspraak in de convenanten is in de periode schooljaar 2007-2008 tot en met schooljaar 2010-2011 een reductie van 40% van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters te realiseren ten opzichte van het aantal voortijdig schoolverlaters in het schooljaar 2005-2006. In totaal gaat het om een reductie van 10% per schooljaar (660 nieuwe vsv-ers minder). Voor de uitvoering van de convenanten ontvingen de onderwijsinstellingen een prestatiesubsidie van € 2.000,- voor elke voortijdige schoolverlater minder. In februari 2010 is deze subsidie tot en met 2012 verhoogd naar € 2.500. Dit om ervoor te zorgen dat onderwijsinstellingen blijven investeren in het voorkomen van uitval en om hun financiële risico’s te verkleinen. Lukt het onderwijsinstellingen niet om de beoogde reducties te realiseren, dan behouden ze de € 500 extra toch. Als extra stimulans om de convenantafspraken te halen stelt het ministerie van OCW aanvullende subsidie aan de onderwijsinstellingen beschikbaar voor onderwijsprogramma’s. Het is de bedoeling dat de maatregelen uit de onderwijsprogramma’s worden ingebed in het onderwijsproces, zodat ook op de lange termijn voortijdig schoolverlaten wordt voorkomen. Naast deze onderwijsprogramma's zijn er door het Ministerie van OCW middelen beschikbaar gesteld om zogenaamde plusvoorzieningen voor overbelaste jongeren in het leven te roepen.
2.4.1. Actieplan Voortijdig Schoolverlaten Het actieplan Bestrijden Voortijdig Schoolverlaten is op 12 maart 2008 officieel van start gegaan. Een belangrijk thema binnen dit actieplan is de preventie op school. Hiermee wordt bedoeld dat scholen zich tot het uiterste inspannen om voortijdig schoolverlaten te voorkomen zodat leerlingen niet bij het RMC terechtkomen.
22
De RMC contact gemeenten Delfzijl, Veendam en Groningen registreren per jaar alle voortijdig schoolverlaters die gemeld worden door de scholen en het IBG. Zij registreren ook de jongeren die in eerdere jaren de school hebben verlaten en aan het werk zijn gegaan zonder startkwalificatie. Indien deze jongeren ontslagen worden en zich bij het UWV Werkbedrijf en/of de sociale dienst melden worden zij ook geregistreerd en wordt opnieuw met hen gesproken om terug te gaan naar school en een diploma te halen. Dit betekent dat het aantal RMC meldingen per jaar hoger is dan het aantal “nieuwe” schoolverlaters dat in dat jaar door de scholen is gemeld (de convenant II cijfers). Hieronder worden deze cijfers besproken. Uit de RMC- effectrapportages blijkt dat er in het schooljaar 2008/2009 2117 voortijdig schoolverlaters1 in onze provincie bijgekomen zijn. Van deze schoolverlaters zijn in hetzelfde schooljaar 61.3% herplaatst naar school, werk, of bemiddeling. Dit is een lager percentage dan de twee schooljaren ervoor. Het aantal schoolverlaters is ook licht gestegen ten opzichte van het schooljaar 2007/2008, maar is weer lager dan de jaren daarvoor. Afgezet tegen het aantal leerlingen daalt het percentage voortijdig schoolverlaters vanaf 2005 tot heden steeds iets meer (van 6.8% tot 4.9% voortijdig schoolverlater). De RMC regio's geven echter wel aan een toename te zien van het aantal jongeren zonder startkwalificatie die vanwege de crisis ontslagen worden en zich melden bij het UWV werkbedrijf. Vanuit het Convenant II blijkt dat op landelijk niveau er tot en met schooljaar 2008/2009 voor het voortgezet onderwijs een daling van 33% nieuwe vsv-ers en voor het MBO een daling van 13% nieuwe vsv-ers gerealiseerd is, in totaal 19%. Voor onze provincie zien de cijfers er als volgt uit: RMC-regio Oost-Groningen: daling voortgezet onderwijs -15% en MBO -22%, totaal 21% RMC-regio Noord-Groningen- daling voortgezet onderwijs -53% en MBO -19%, totaal 29% RMC regio Centraal Groningen daling voortgezet onderwijs -48% en MBO -5%, totaal 17%2 Ten opzichte van de landelijke cijfers scoren de instellingen in de provincie Groningen redelijk tot goed. Daarbij ligt vooral de RMC regio Noord Groningen op schema om het beoogde resultaat van 40% minder vsv-ers te halen. De provincie, de drie RMC-gemeenten en de onderwijsinstellingen zitten periodiek om tafel om de vorderingen van het Actieplan en daarbij aanpalende convenant II afspraken en middelen te bespreken. Er wordt onder andere gesproken over een gecoördineerde inzet van financiële middelen van de programmagelden en de middelen voor de plusvoorzieningen. Het Actieplan Voortijdig Schoolverlaten loopt in het jaar 2010 af. Op dit moment vindt er een evaluatie plaats en wordt op basis van de resultaten bepaald hoe alle partijen verder gaan in het bestrijden van voortijdig schoolverlaten.
2.4.2 Carrousel Breed Oost-Groningen Via een subsidie hebben wij bijgedragen aan de ontwikkeling van een breed carrousel OostGroningen in het schooljaar 2008/2009. Deze carrousel is het vervolg op het beroepsoriënterende project vmbo carrousel zorg en welzijn dat in het schooljaar 2007/2008 is ontwikkeld. Aan het tweede pilotjaar Carrousel Breed Oost-Groningen namen 4 scholen (9 locaties), 400 leerlingen (4e jaar), 12 kenniscentra en 250 leerbedrijven deel. Het doel van de Carrousel is uit uitval- en switchgedrag in het vervolgonderwijs terug te dringen door leerlingen tijdens de carrouselweek intersectoraal kennis te laten maken met verschillende beroepen en werkgebieden. In 2009 is het project Vmbo Carrousel Breed Oost Groningen door het Ministerie van OC&W beoordeeld als een positief tot zeer positief initiatief (als één van de zeven van 26 onderzochte praktijkvoorbeelden). Na de periode van pilots is de organisatie bezig geweest om de vmbo Carrousel structureel in te bedden. De scholen hebben de carrousel opgenomen in hun reguliere programma en ook organisaties in de verschillende werkvelden zijn betrokken en bereid hun kennis aan te bieden. Onderzoeksbureau INTRAVAL heeft van 2006 t/m 2009 een studie gedaan naar het effect van vmbo Carrousel op het uitval- en switchgedrag in het vervolgonderwijs in de provincies Groningen en Drenthe. Zij concluderen dat vmbo leerlingen door vmbo Carrousel een beter beeld krijgen van de beroepsmogelijkheden en dat zij daardoor een bewustere loopbaankeuze kunnen maken. Landelijk onderzoek naar de resultaten van vmbo
1
De RMC- effectrapportages van het schooljaar 2009-2010 moeten voor 1 december 2010 worden ingediend bij het ministerie en zijn daarom hier nog niet opgenomen. 2 Het gaat hier om voorlopige cijfers die nog niet zijn gecontroleerd door een accountant. Uiterlijk per 1 november 2010 zijn de definitieve cijfers bekend.
23
Carrousels bevestigt dat leerlingen meer zekerheid hebben over de beroepsinteresse na deelname aan vmbo Carrousel. Het onderzoeksbureau stelt dat wanneer vmbo Carrousel wordt vergeleken met andere vormen van beroepsoriëntatie, dan wordt in de onderzoeksresultaten - in eerste instantie geen verschil in effect vastgesteld. Wanneer echter specifiek wordt gekeken naar switchgedrag van leerlingen die deel hebben genomen aan vmbo Carrousel in vergelijking met leerlingen die zich op een andere manier hebben georiënteerd, dan blijkt eerstgenoemde groep in het mbo-onderwijs minder switchgedrag te vertonen. Bij de groep leerlingen die de theoretische leerweg volgden is dit verschil het meest duidelijk geconstateerd. In het voorjaar van 2010 heeft een tweede meting plaatsvinden. Deze gegevens zullen nog meer inzicht geven in het switchgedrag van leerlingen tijdens het volgen van de mbo-opleiding. In deze tweede meting is ook schooluitval nader onderzocht. De resultaten van de tweede meting zullen in het najaar van 2010 worden opgeleverd.
2.5. Onderwijs en arbeidsmarkt Er is duidelijk behoefte aan een goede afstemming van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. In ons Actieprogramma Arbeidsmarkt 2008 – 2012 hebben wij aangegeven dat het verder ontwikkelen van het menselijk potentieel de belangrijkste voorwaarde is om kennis en innovatie te verhogen en daarmee de economische groei en de werkgelegenheid te bevorderen. In de huidige economische omstandigheden zullen wij ons nog meer moeten inspannen om door opleiding en scholing de economie van onze provincie te versterken en de werkgelegenheid te vergroten. Ondanks de crisis zijn er nog steeds vacatures die niet ingevuld kunnen worden. Ook gezien de vergrijzing zullen er in de nabije toekomst veel nieuwe geschoolde arbeidskrachten nodig zijn. Het MBO onderwijs moet aansluiten bij de eisen van het bedrijfsleven en bereikbaar blijven voor alle jongeren. Belangrijke voorwaarden hierbij zijn marktgericht opleiden en een actievere betrokkenheid van het bedrijfsleven bij het onderwijs.
2.5.1 Versnellingsagenda Als antwoord op de economische crisis hebben wij een Versnellingsagenda opgesteld. Deze agenda bestaat enerzijds uit het versneld uitvoeren van een aantal grote projecten en anderzijds uit een Arbeidsmarkt - Scholingsprogramma. In dit programma werken wij met drie programmalijnen, te weten: 1. jongeren 2. mobiliteitscentra 3. gemeenschappelijke opleidingsactiviteiten Met de programmalijn jongeren willen wij extra inzet plegen op het tegengaan van de jeugdwerkloosheid. Naast het regionaal Actieplan Jeugdwerkloosheid Groningen, hebben de arbeidsmarktregio's Groningen Centraal, Groningen Noord en de regio Groningen Oost ieder een plan bij de provincie ingediend om samen met andere partijen op gebied van onderwijs, werkgevers, UWV werkbedrijf, kenniscentra de gevolgen van de crisis zo veel mogelijk te dempen en de groei van de jeugdwerkloosheid te bestrijden. Door deze regionale aanpak met accent op (bestaande) activiteiten (op en vanuit de Werkpleinen) waarbij wordt aangesloten op de bestaande/reguliere infrastructuur wordt een antwoord geformuleerd op lokale/regionale knelpunten. Doelstelling van het Mobiliteitscentrum regio Groningen van het UWV Werkbedrijf is de concentratie, coördinatie en intensivering van de publieke en private dienstverlening aan bedrijven en aan ondernemers om daardoor het ontslag te vermijden van zoveel mogelijk werknemers. Door bestaande en nieuwe maatregelen gezamenlijk uit te voeren, het verbeteren van de inzetbaarheid van werkenden en een substantiële verruiming van het aanbod van werk-naar-werk trajecten. Kenmerkend voorde aanpak van het Mobiliteitscentrum is het bij elkaar brengen van publieke en private diensten en dienstverleners, het inrichten van een gemeenschappelijke projectorganisatie en het op elkaar afstemmen van de dienstverlening door ontschotting. Het mobiliteitscentrum ziet de lokale werkpleinen als zijn klant. Door deze aanpak moet worden bewerkstelligd dat sneller en doeltreffender kan worden gereageerd op de ontwikkelingen in bedrijven en in lokale en regionale arbeidsmarkten. De toegankelijkheid wordt zoveel mogelijk afgestemd op lokale situaties en zich voordoende ontwikkelingen in bedrijven en sectoren. Daarnaast worden er samenwerkingsverbanden gezocht met andere projecten (bijvoorbeeld met het actieplan Jeugdwerkloosheid) en externe organisaties (o,a, COLO, MKB-Noord, de kenniscentra).
24
De provincie Groningen heeft het Breuer Institute de opdracht gegeven een verkenning uit te voeren naar de oplopende jeugdwerkloosheid in de provincie en oplossingsrichtingen te inventariseren om deze terug te dringen, In het bijzonder is in de verkenning speciale aandacht gevraagd voor GOA die mogelijk als een effectief arbeidsmarktinstrument ingezet kunnen worden om jeugdwerkloosheid te beteugelen, GOA's zijn samenwerkingsverbanden binnen een bepaalde sector waarin meerdere partijen participeren die als werkgever optreden voor leerlingen uit de Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL), Doelstelling is het opleiden van vakmannen/vrouwen voor de toekomst. Vanuit het Programma Arbeidsmarkt zal één GOA worden opgericht, deze fungeert als het ware als een 'paraplu', waarmee meerdere sectoren bediend kunnen worden. De GOA richt zich in eerste instantie op werkgevers in het publieke domein (overheid, semi-overheid en gesubsidieerde instellingen). Het gaat hier vaak om grote tot zeer grote werkgevers, waar nu nog relatief weinig bbl-plekken en traineeships (hoger opgeleiden) voor komen, In het GOA-projectplan wordt ingezet op het plaatsen van 50 bbl 'ers/ hoger opgeleiden. Er wordt uitgegaan van een groeimodel waar uiteindelijk 100 a 150 bbl 'ers / hoger opgeleiden in dienst zijn van de GOA, Indien zich kansen voordoen om via onderhavige GOAconstructie ook bbl'ers binnen andere (profit) sectoren dan de publieke sectoren te plaatsen, zullen deze worden benut. De financiële dekking voor het arbeidsmarkt-scholingsprogramma komt uit het REP ZZL, programmalijn C ('versterken innovatief vermogen bedrijfsleven en arbeidsmarkt', programmalijn 10 'Arbeidspotentieel'). De arbeidsmarktregio's en het UWV zijn vlak voor de zomer gestart met de uitvoering van het programma.
2.5.2 Associate Degree Stadskanaal Sinds het studiejaar 2006-2007 bestaat een nieuw type hoger onderwijs: het Associatedegreeprogramma. Dat is een tweejarige studie met een eigen wettelijke graad: de Associate degree (Ad). De Ad is ingevoerd op aandringen van diverse sectoren binnen de arbeidsmarkt. De Ad is vooral bedoeld voor werkenden die weer een studie willen oppakken en voor degenen die na hun mbo-4opleiding best nog willen doorstuderen, maar niet voor een vierjarige HBO-Bacheloropleiding willen kiezen. Door de Hanzehogeschool, het Noorderpoortcollege, de gemeente Stadskanaal en de provincie is afgesproken te onderzoeken of een Associate-degreeprogramma levensvatbaar kan zijn. Door deze partijen is opdracht gegeven aan HanzeConnect. De verwachting was dat de resultaten van het onderzoek eind april beschikbaar zouden zijn. Het opstellen van de onderzoeksopdracht en de uitvoering van het onderzoek nemen meer tijd dan verwacht. De resultaten worden nu in het najaar van 2010 verwacht.
2.6. Registratie, monitoring en demografie 2.6.1. Jeugd en Onderwijsmonitor In alle Groninger gemeenten is de leerplichtadministratie uitgebreid tot een leerlingenadministratie voor alle jongeren van 0 - 23 jaar. Hierdoor zijn gemeenten in staat om alle in de gemeente woonachtige jongeren in beeld te houden. Door de monitor met specifieke informatie te vullen, ontstaat er op termijn een provinciaal beeld over de schoolpositie en -ontwikkeling van de Groningse jeugd. Het gaat dan bijvoorbeeld om deelname aan VVE-voorzieningen, citoscores, schooladviezen en voor de oudere jeugd de vermelding wel/geen startkwalificatie. Voor de Jeugd- en Onderwijsmonitor 2009 zijn de gegevens opgehaald uit de leerlingenadministraties van alle 25 gemeenten. De kwaliteit van de gemeentelijke leerplichtadministraties is in de afgelopen jaren aanzienlijk verbeterd waardoor een vollediger beeld van de onderwijspositie van jongeren is ontstaan. Uit de provinciale JONG monitor 2009 blijkt dat -net als vorig jaar- 99% van alle 0 - 23 jarigen is onze provincie in beeld zijn en geregistreerd staan in de leerlingenadministraties van de gemeenten. In de provinciale monitor 2006 was dit nog slechts 80% en in 2007 was dit 92%. Ook de kwaliteit van de registratie is in de loop der jaren sterk verbeterd. Zo is van alle jongeren in de leeftijd van 12 tot 23 jaar voor 88% bekend of er sprake is van een inschrijving op een onderwijsinstelling en/of startkwalificatie. In 2006 was dit percentage nog maar 26%; in 2007 al 78% en in 2008 86%. Net als in de JONG monitor 2008 is naast het beeld van de provincie ook een regionale vertaling gemaakt gebaseerd op de indeling van de acht regio's Zorg voor Jeugd. In 2010 wordt de JONG monitor opgenomen in de Brede Jeugdmonitor die in het voorjaar 2011 zal uitkomen. De kaders hiervoor zijn in samenwerking met betrokken partijen vastgesteld.
25
2.6.2. Demografie Het aantal jeugdigen zal de komende jaren dalen. Uit prognoses blijkt dat wij de komende 20 jaar een daling van 20% - 25% van de jeugdigen van 0 - 12 jaar en van 13 - 18 jaar kunnen verwachten. De regio Delfzijl laat zelfs een daling van circa 50% zien. De sterkste daling concentreert zich in de leeftijdsgroep 0 -12 jarigen in 2010 - 2020 en voor de 13 - 18 jarigen in 2015 - 2030. Per individuele kern/gemeente kunnen er nog verschillen zijn. Over het algemeen is het beeld voor kleine kernen somberder dan voor de grotere kernen. De provincie Groningen heeft mede op basis van de adviezen van het TopTeam Krimp een Provinciaal Actieplan Bevolkingsdaling Groningen opgesteld waarin men met een brede, integrale aanpak samen met alle betrokken partijen uit de krimpregio's wil komen tot regionale Woon- en Leefbaarheidsplannen. Dit Provinciaal Actieplan Bevolkingsdaling bevat concrete acties en maatregelen op het gebied van communicatie en bewustwording, de regionale Woon- en Leefbaarheidsplannen, experimenten, strategische samenwerking en kennis- en visieontwikkeling. Voor onderwijs is een experiment is in het gebied Noord Groningen een experiment rond geïntegreerde kindvoorzieningen opgezet. (zie paragraaf 2.6.4).
2.6.3 Samenwerking onderwijs Noord Groningen In de gebiedsprogramma's Noordoost-Groningen en Noordwest-Groningen is het project "Samenwerking onderwijsinstellingen, kinderopvang en peuterspeelzaalwerk NoordGroningen"opgenomen. In dit gebied is zoals hierboven genoemd sprake van bevolkingsdaling, hetgeen een belangrijke impact heeft op de aanwezigheid van bestaande voorzieningen. De vier grote schoolbesturen in Noord Groningen en de kinderopvanginstelling Kids2b hebben in samenwerking met gemeenten in september 2008 voorgesteld iets te doen aan de problemen als gevolg van een teruglopend aantal kinderen in het onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang. Hiertoe wilden zij gezamenlijk innovatieve concepten ontwikkelen voor een geïntegreerd aanbod van opvang, zorg en onderwijs voor kinderen van 0 tot 13 jaar met dagarrangementen van 7.30 tot 18.30 uur, met ontwikkelingsstimulering in de breedste zin van het woord. Alle vijf betrokken organisaties hebben de wens uitgesproken om de samenwerking in de regio Noord Groningen te intensiveren en waar nodig te formaliseren om te bereiken dat de kwaliteit van het onderwijs, de opvang en de doorgaande ontwikkeling van de kinderen in het gebied wordt gewaarborgd. De samenwerking moet tegelijkertijd recht doen aan de autonomie van de organisaties waarbij sprake moet zijn van een groeimodel. De vijf organisaties hebben hiertoe een intentieverklaring ondertekend. In november 2009 is een regioconferentie gehouden voor de medewerkers van de deelnemende organisaties, waar positief gereageerd is op de geschetste inhoudelijke samenwerking. De partijen zijn het erover eens dat is het noodzakelijk dat programmatisch en bestuurlijk vergaand en niet vrijblijvend moet worden samengewerkt om een goed voorzieningenniveau te behouden (waaronder kwalitatief rijke en toekomstbestendige kindvoorzieningen). Vanuit de autonomie van de deelnemende besturen wordt op projectniveau samengewerkt en waar afzonderlijke besturen al verder willen gaan in een bestuurlijke samenwerking kan dat binnen dit project. In de structuur voor de komende jaren is het overleg van de 5 besturen omgezet naar een regiegroep waarin de voortgang besproken (en zonodig te bevorderd) wordt en goede voorbeelden uitgewisseld worden. In het project is een regiokaart ontwikkeld, welke een goed beeld geeft van Noord Groningen voor wat betreft (te ontwikkelen) onderwijs- en kinderopvangvoorzieningen. Verder zijn er kaders ontwikkeld voor een geïntegreerde kindvoorziening die ook richting kan geven aan het experiment geïntegreerde kindvoorziening (zie hieronder).
2.6.4 Voorstel experiment geïntegreerde kindvoorziening op het Groninger platteland In het Provinciaal Actieplan Bevolkingsdaling zijn onder meer experimenten opgenomen die als lokale voorbeeldprojecten oplossingsstrategieën kunnen genereren die bijdragen aan de kwaliteit van de voorzieningen in het gebied waar het experiment plaatsvindt. Tegelijkertijd moet het voorgestelde experiment een voorbeeldfunctie hebben voor andere gebieden die in de toekomst mogelijk met vergelijkbare problematiek worden geconfronteerd. Omdat bij de gemeenten en schoolbesturen de bevolkingsdaling hoog op de agenda staat is het experiment geïntegreerde kindvoorziening op het Groninger platteland opgezet. Het experiment geïntegreerde kindvoorziening op het Groninger platteland zoekt antwoorden op het vraagstuk hoe met de verminderde instroom van 0 tot 12 jarigen in het onderwijs in de komende decennia toch kwalitatief, betaalbaar en bereikbaar onderwijs blijvend kan worden geboden in NoordGroningen. Vergaande samenwerking tussen verschillende voorzieningen in het primair onderwijs en 26
kinderopvang van verschillende denominaties is noodzakelijk om een financieel en kwalitatief verantwoord aanbod te kunnen blijven doen. In het experiment worden in twee pilots (plattelandsgebieden Loppersum en de Marne) ervaringen opgedaan met ontwerpen voor geïntegreerde kindvoorzieningen met doorlopende leer- en ontwikkelingslijnen. Hierbij onderzoeken de vier onderwijskoepels samen met kinderopvang en peuterspeelzalen een voor allen geaccepteerde vorm van samenwerking om organisatorisch een kindvoorziening vorm te geven (zie paragraaf 2.6.3). In samenwerking met het ministerie van OCW wordt onderzocht welke regelgeving in het onderwijs en kinderopvang belemmerend werkt voor integrale oplossingen. Uiteraard worden demografische ontwikkelingen verzameld en/of onderzocht en wordt de bestaande gebouwenvoorraad van basisscholen in het gebied in ogenschouw genomen. Op 26 april 2010 heeft een startbijeenkomst over het experiment plaatsgevonden. Daarna is met alle betrokken partijen een voorlopig plan van aanpak met daarin de belangrijkste randvoorwaarden voor uitvoering van het experiment opgesteld. De schoolbesturen, kinderopvang, peuterspeelzalen en de colleges van GS van Groningen en van B en W van de zeven deelnemende gemeenten hebben nu ingestemd met deelname en het leveren van inzet aan het experiment. Eind september is de eerste bijeenkomst van de bestuurlijke regiegroep (met daarin bestuurlijke afvaardiging van bovengenoemde partijen) waar het definitieve plan van aanpak vastgesteld wordt, waarna we tot de daadwerkelijke uitvoering van het experiment over kunnen gaan.
2.6.5. Voortgezet onderwijs in de Eemsdelta Door de bevoegde gezagen van het Fivelcollege te Delfzijl, het Ommelander College te Appingedam en het Noorderpoortcollege, vestiging Appingedam, is op 15 mei 2009 de intentie vastgelegd dat zij gezamenlijk één nieuwe scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs zullen vormen, onder een nieuw te vormen bevoegd gezag. Deze intentie is tot stand gekomen na voorbereidend overleg met het provinciaal bestuur en de drie gemeentebesturen. Door het vormen van één scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs waardoor, op basis van voldoende leerlingen, een breed en kwalitatief hoogstaand onderwijsaanbod in de toekomst blijft gewaarborgd. Aan deze uitspraak liggen de volgende overwegingen ten grondslag: - De demografische ontwikkeling van de regio Appingedam/Delfzijl voor de periode tot 2030 een afname van de bevolking laat zien (de groep 12-18 jarigen daalt t.o.v. 2008 met ca 50%) en dat dit gepaard gaat met een meer dan gemiddelde toename van de vergrijzing. - Gezien de demografische ontwikkeling bij ongewijzigd beleid bij de huidige onderwijsinstellingen een proces van verschraling en opheffing zal optreden, waardoor de kwaliteit en het brede aanbod van voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs op termijn niet kan worden gewaarborgd. - Het daarom noodzakelijk is dat de bevoegde gezagen van de huidige onderwijsinstellingen over de grens van hun eigen onderwijsinstelling heen stappen om gezamenlijk een nieuwe, toekomstresistente, onderwijsinfrastructuur in te richten. - Een goede voorziening voor voortgezet onderwijs onmisbaar is voor een aantrekkelijke woon- en leefomgeving. - De gemeentebesturen van Appingedam, Loppersum en Delfzijl en de provincie Groningen de noodzaak hiervan inzien en bereid zijn hieraan hun medewerking te verlenen. Het voornemen is het Fivelcollege en het Ommelander College te fuseren en het VO onderwijs van het Noorderpoort in Appingedam over te dragen aan de nieuwe scholengemeenschap. Het is de bedoeling dat dit in 2010 – 2011 zijn beslag krijgt. De fusie zal in 2 stappen worden uitgevoerd, te weten de besturenfusie en vervolgens de scholenfusie. Om de besturenfusie te kunnen realiseren zullen beide scholen moeten worden omgezet in scholen op algemeen bijzondere grondslag. De omzetting van het Ommelandercollege van openbaar in algemeen bijzonder vereist toestemming van de Minister. De aanvraag daartoe moet door de gemeenteraad van Appingedam voor 1 november a.s. worden ingediend. Het college van GS moet daarover adviseren. De minister moet daarover een besluit nemen voor 1 mei 2011, zodat de besturenfusie per 1 augustus 2011 een feit kan zijn. Het integratieproces voor de scholenfusie kan medio 2012 van start gaan.
27
Voor de overdracht van het VMBO Noorderpoortcollege Appingedam aan de nieuwe school is het nodig dat een Regionaal Plan Onderwijsvoorziening (RPO) wordt opgesteld. Deze RPO moet voor 1 november a.s. worden aangevraagd bij de Minister, zodat deze uitgevoerd kan worden per 1 augustus van het jaar daarop. Bij het opstellen van de RPO zullen naast de hier eerder genoemde schoolbesturen ook het schoolbestuur Dollardcollege worden betrokken, omdat deze instelling onderwijs aanbiedt in Woldendorp. Medio maart 2010 wordt met het opstellen van het RPO begonnen. De provincie neemt deel aan het overleg. Het Noorderpoortcollege is eigenaar van het VMBO huisvesting, terwijl de andere VO schoolgebouwen eigendom zijn van de gemeenten. Het Noorderpoortcollege wil dat de huisvesting tegelijk met de overdracht van het VMBO wordt overgedragen. Afgesproken is dat een aantal scenario’s worden opgesteld. In mei 2010 is aan de stuurgroep, waarin naast de schoolbesturen ook de 3 gemeentebesturen en de provincie zitting hebben, over de voortgang van deze acties worden gerapporteerd. Op dit moment worden de laatste overleggen gevoerd en de formele besluitvorming voorbereid, zodat de aanvragen op tijd bij de minister kunnen worden ingediend.
2.7. Relatie met sociaal beleid Op basis van de Provinciale Sociale Agenda 2009 - 2012 zijn er 8 gebiedsprogramma's opgesteld. In deze programma's zijn een groot aantal concrete projecten opgenomen. De projecten zijn gebaseerd op de programmalijnen Jeugd en Onderwijs, Participatie & Volksgezondheid en Wonen-Welzijn-Zorg. Binnen de programmalijn Jeugd zijn een groot aantal projecten opgenomen.
2.7.1 Gebiedsprogramma Noordoost-Groningen 1. Project samenwerking onderwijsinstellingen, kinderopvang en peuterspeelzaalwerk NoordGroningen in relatie tot de bevolkingskrimp 2. Ontwikkelen van een gezamenlijke beleidsvisie op grond van de Wet harmonisatie kinderopvang, peuterspeelzaalwerk en vroegschoolse educatie 3. Aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt in de gemeente Appingedam 4. Versterken voorliggende voorzieningen op het gebied van peuterspeelzaalwerk in de gemeente Appingedam
2.7.2 Gebiedsprogramma Noordwest-Groningen 1. Project samenwerking onderwijsinstellingen, kinderopvang en peuterspeelzaalwerk NoordGroningen in relatie tot de bevolkingskrimp 2. Ontwikkelen van een gezamenlijke beleidsvisie op grond van de Wet harmonisatie kinderopvang, peuterspeelzaalwerk en vroegschoolse educatie 3. Pilotproject halve dag opvang peuterspeelzaalwerk in de gemeente Winsum 4. Ondersteuningstraject ontwikkeling en uitvoering Lokaal Educatieve Agenda
2.7.3. Gebiedsprogramma Hoogezand-Sappemeer en Slochteren 1. Vroegsignaleren risicokinderen in basisonderwijs, kinderopvang en peuterspeelzaalwerk 2. Peuterspeelzaalwerk gemeente Slochteren, instandhouden en verstevigen van de voorzieningen 3. Ontwikkeling brede scholen in Slochteren en Siddeburen
2.7.4. Gebiedsprogramma Groningen, Haren, Ten Boer 1. Vernieuwing educatief aanbod voorschoolse en schoolse periode, dagarrangementen Ten Boer Voor een uitgebreide beschrijving verwijzen wij u naar de betreffende gebiedsprogramma's.
28
3 -
Jongerenparticipatie Beleidsnotitie Jongerenparticipatie 2010-2012 vastgesteld. Educatiepakket is in eindconcept gereed en wordt met betrokkenen afgestemd.
3.1 Hoofdlijnen beleid In het laatste kwartaal van 2009 is het beleidsplan 2010-2012, TalkTalk genaamd, vastgesteld. De notitie houdt in dat de voorlichting naar jongeren over de provincie als bestuurslaag gehandhaafd blijft en dat er meer ingezet gaat worden op participatie tussen de provinciale organisatie en jongeren .
3.1.1. Samenvattend overzicht stand van zaken Onderwerp Communicatie Educatiepakket
Doel periode 2010 – 2012 Brede voorlichting over de provincie
Resultaat t/m rapportage Opdracht verstrekt aan Bureau Youngworks.
Het ontwikkelen van een educatiepakket voor scholen in samenwerking met docenten en jongeren.
Trendteam en docentensessie hebben reeds plaats gevonden.
Communicatie communicatieproducten
-
hyves online game www.koningvangroning.nl,
Communicatie Scholentour CdK
Brede voorlichting over de provincie Ondersteuning van CdK bij scholenbezoeken
Communicatie Rondleidingen door PS
Brede voorlichting over de provincie Het geven van voorlichting en rondleidingen aan scholen op het provinciehuis
Communicatie Week van de Jeugdzorg
Jaarlijkse campagne geïnitieerd vanuit het IPO
29
Provinciale thema's zijn geïnventariseerd en opgenomen in een concept voorstel voor een educatiepakket. Het concept zal laatste kwartaal 2010 voorgelegd worden aan het college van Gedeputeerde Staten om vervolgens uitgewerkt te kunnen worden. Beide producten zijn operationeel. De eigen website is gestopt als gevolg van de nieuwe provinciale website. Continue activiteit t/m september 2010 zijn 6 tours gerealiseerd. Follow up nav bezoeken: Een slaapritme stoornis onderzoek onder jongeren Continue activiteit t/m september 2010 zijn 6 rondleidingen gerealiseerd. Zowel ambtenaren als PS-leden geven rondleidingen of gastlessen op scholen Er wordt een campagneplan opgesteld samen met zorginstellingen en de MOgroep (namens het IPO).
Interactie Op weg naar het Lagerhuis en het Nationaal Jeugddebat
Jaarlijks organiseren van beide activiteiten
Participatie Implementatie fotografie opdracht
Matchmaking tussen beleid en jongeren.
Participatie Aanleg fietspad
Matchmaking tussen beleid en jongeren.
Participatie Verkeersveiligheid
Matchmaking tussen beleid en jongeren.
Participatie Graffiti
Matchmaking tussen beleid en jongeren
Eerste kwartaal van 2011 zullen beide debatten plaatsvinden. De organisatie heeft echter gevraagd om vanaf 2012 de debatten op 2 verschillende dagen te houden. De jongeren van het Trendteam zijn in 2009 op pad gestuurd met een camera om foto's te maken van dingen die hen opvallen en die ze voor de provincie willen vastleggen zoals zij ernaar kijken. De resultaten zijn gepresenteerd aan de betreffende afdelingen. De jongeren zijn inmiddels gekoppeld aan beleidsambtenaren Cultuur om geraadpleegd te worden over diverse culturele activiteiten in de provincie zoals beoordelen van voorstellingen. Eerste kwartaal 2010 is met jongeren een gesprek georganiseerd over waar een fietspad aan moet voldoen. Deze inbreng wordt meegenomen in ontwerp fietspad. Tweede kwartaal 2010 wordt er samen met de afdeling Verkeer & Vervoer en jongeren van het Werkmancollege gebrainstormd over het fietspad GroningenBedum. Mensumaweg te Grootegast: er wordt bemiddeld tussen instanties verkeersveiligheid en het Voortgezet Onderwijs inzake de aanpak van verkeersveiligheid. Vooral de beleving van jongeren komt centraal te staan. Laatste kwartaal 2010 vaststelling plan van aanpak door gemeenten. Een muur op MK 12 op het provinciehuis wordt door jongeren Graffiti gespoten, om de medewerkers al daar een mooi en jeugdige aanblik te geven.
3.2 Educatiepakket In het Meerjarenplan Talk Talk 2010-2012 staat dat in 2010 een educatiepakket ontwikkeld zal worden voor middelbare scholieren. Vanuit de makelaarsfunctie zoals omschreven in het meerjarenplan zal verkend worden wat de mogelijkheden zijn om een interactief voorlichtingspakket samen te stellen. Hierbij kan gedacht worden aan het ontwikkelen van gastcolleges, gegeven door een lid van GS of PS, waarbij enerzijds jongeren uitgebreid zullen worden voorgelicht wat de provincie is en wat haar taken zijn. Anderzijds zullen zij in de klassen een case voorgelegd krijgen die zal uitmonden in een 30
simulatiespel waarbij zij de problematiek waarmee de provincie van doen heeft voorgelegd krijgen. De input voor een case zal uit de organisatie gewonnen moeten worden. Er kan gedacht worden aan onderwerpen als KRIMP en communicatie rondom verkiezingen. Het idee is om eerst een pilot te ontwikkelen die zal uitmonden in interactie tussen de provinciale organisatie en de jongeren. De beleidsafdeling kunnen vervolgens verder met de jongeren in gesprek over hun ideeën/oplossingen voor de case. Voor het verkennen en concept voorlichtingspakket is bureau Youngworks ingehuurd. Zij hebben in eerste instantie een verkenning gedaan waar een voorlichtingspakket aan moet voldoen, hierbij zijn het docententeam en het trendteam betrokken geweest. Team jongerenparticipatie is in de organisatie gaan verkennen waar er onderwerpen zijn die geschikt zijn voor een simulatiespel. De desbetreffende afdelingen/ambtenaren zijn in contact gebracht met bureau Young Works voor een verdiepingsslag. Dit alles is geresulteerd in een eerste ontwerp van het educatiepakket, dat momenteel wordt afgestemd binnen de provinciale organisatie. Als blijkt dat er voldoende sprake is van interactie en inbedding in de provinciale organisatie krijgt Young Works de opdracht voor het daadwerkelijk vormgeven van het definitieve pakket.
31
4.
Aansluiting jeugdzorg en jeugdbeleid
Conclusies: - Verschillende werkgroepen van het bestuursakkoord zijn gestart en de uitwerking van de afspraken zijn aangescherpt. - De provinciebrede verwijsindex (ZvJG, www.zorgvoorjeugd.nu) is in werking. - Er zijn instellingen uit meerdere domeinen aangesloten en het aantal meldingen groeit. - Afstemming met justitiële keten is gestart. - Er is steeds beter zicht op de omvang van de keten (onderzoeken Vraagontwikkeling en Meten van de Jeugdketen). - Het project Samen Slimmer Werken (SSW) is van start gegaan.
4.1 Hoofdlijnen beleid In 2008 is het platform jeugd in gezamenlijkheid door de Vereniging Groninger Gemeenten (VGG) en de provincie Groningen opgericht. Het doel hiervan was om de problemen in de jeugdzorg in gemeenschappelijkheid aan te passen. De opdracht van het platform is verwoord in een bestuursakkoord. Dit akkoord vervangt de eerdere ambitie van de provincie om met alle afzonderlijke gemeenten een convenant af te sluiten. Het bestuursakkoord is in 2008 opgesteld, bediscussieerd, aangepast en uiteindelijk door alle Colleges onderschreven. De opdracht voor het platform Jeugd vindt dus zijn weerslag in het bestuursakkoord Jeugd 2008-2012. Hierin is onze gezamenlijke ambitie opgenomen, te weten: optimale signalering van problematiek; het bieden van zorg zo dicht mogelijk bij huis; snelle doorgeleiding naar geïndiceerde zorg; realisatie goede informatievoorziening. Bovenstaande ambities zijn in het bestuursakkoord vertaald in inspanningsverplichtingen en resultaten. Deze zijn samengevat onder onderstaande noemers: A) Informatie Voor eind 2008 is onderzocht hoe groot de jeugdproblematiek in onze provincie is. Wat zijn de oorzaken daarvan en welke hulp- en begeleidingsvoorzieningen zijn er op dit moment. Op basis van het onderzoek wordt het gewenste zorgaanbod in de provincie vastgesteld. Er worden afspraken gemaakt over de manier van tellen en het gebruik van bepaalde definities (ontwikkelen één taal). De uitkomsten van de 0-meting moeten nog worden besproken door de VGG, zodat de eerste lijn wordt versterkt. B) Bestrijden wachtlijsten Er is een financieringsoverleg opgericht. In dat overleg wordt de vraag en het aanbod dichter bij elkaar gebracht (zodat de wachtlijsten afnemen). C) Provinciale verwijsindex In 2010 moet iedere gemeente zijn aangesloten op de Verwijsindex Risicojongeren (VIR). Problemen bij jongeren en kinderen moet zo vroeg mogelijk gesignaleerd worden, zodat op tijd hulp geboden kan worden. De verwijsindex zorgt voor een betere samenwerking tussen hulp- en zorgverleners. De provincie Groningen is in dit kader samen met alle 23 Groninger gemeenten gestart met het project Zorg voor Jeugd Groningen. Door dit project is de provinciebrede verwijsindex in alle gemeenten in januari 2010 operationeel geworden. Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) Iedere gemeenten moet uiterlijk in 2010 minimaal één plek hebben waar ouders, kinderen en jongeren met al hun vragen terecht kunnen (het Centrum voor Jeugd en Gezin). Met de invoering van de verwijsindex sluit Bureau Jeugdzorg aan bij 8 regionale backoffices, Bureau Jeugdzorg en de GGD vervullen hierin de rol van zorgcoördinator. Gemeenten zorgen ervoor dat instellingen, teams en 32
andere betrokkenen goed samenwerken in de CJG. De gemeente is er ook verantwoordelijk voor dat de zorg voor een kind/jongere op basis van de informatie uit de verwijsindex goed wordt ingevuld en gecoördineerd. D) Bureau Jeugdzorg Bureau Jeugdzorg levert de gemeenten vanaf 2008 informatie over de wachtlijsten binnen hun gemeenten/regio. Hulpverleners moeten met dezelfde standaarddossiers (en één taal) gaan werken. Bureau Jeugdzorg neemt vanaf januari 2010 actief deel in de backoffice van de CJG (en de verwijsindex). E) Methoden en instrumenten Gemeenten en provincie hebben met Bureau Jeugdzorg, GGD, de lokale en provinciale zorgaanbieders een werkconferentie zorginnovatie gehad over de structurele versterking van het voorliggende veld. Diverse projecten zijn als innovatief ingediend en zijn aan de hand van criteria beoordeeld door alle aanwezigen. Als vervolg op deze conferentie heeft de provincie een krediet Zorginnovatie met € 276.000,-ingesteld. Elf gemeenten hebben hiervoor subsidieverzoeken ingediend voor in totaal € 251.723,-De subsidieverzoeken zullen op volgorde van binnenkomst worden behandeld. F) Afbouw ambulante hulpverlening door Bureau Jeugdzorg Ambulante hulpverlening is vanaf 2010 overgenomen door de voorliggende voorzieningen. De provincie heeft op dit moment nog wel een overbruggingsregeling tot 1 januari 2011 getroffen voor het nog tijdelijk uitvoeren van de ambulante hulpverlening (Begeleide Omgangs Regeling) door Humanitas. Gemeenten hebben tot 1 januari 2011 de tijd om te bepalen of en hoe zij de uitvoering van de Begeleide omgangsregeling (BOR) op lokaal niveau in stand willen houden. Humanitas heeft het aanbod gedaan om tot 1 juli 2011 de werkzaamheden in dit kader uit te blijven voeren op eigen kosten. G) Kindermishandeling Er wordt onderzocht hoe kindermishandeling het beste aangepakt kan worden (door inzet Reflectieen Actiegroep Aanpak Kindermishandeling). De CJG's gaan gebruik maken van de RAAK-methodiek (gericht op het voorkomen, opsporen en zo snel mogelijk stoppen van kindermishandeling). Inhoudelijk zijn RAAK en ZvJG geïntegreerd, gemeenten gaan nog na hoe zijn hun gelden in het kader van RAAK effectief kunnen besteden. H) Raad voor de Kinderbescherming Gemeenten en provincies onderzoeken hoe de samenwerking met de Raad voor de Kinderbescherming verbeterd kan worden. Er wordt ook aansluiting gezocht bij politie en justitie. Onder ieder van deze noemers vallen verschillende afspraken (in totaal 34). Er is na de zomer van 2008 gestart met de uitvoering van deze afspraken.
4.1.1. Samenvattend overzicht stand van zaken Onderwerp
Doel periode 2009 – 2012
Resultaat t/m nu rapportage
Platform Jeugd
Inzicht in voorliggende voorzieningen (lokale zorgaanbod) voor afstemming totale zorgaanbod.
Voorstudie Meten van de Jeugdketen gemaakt + overzichtsmatrix en toelichting.
Onderzoek naar vraagontwikkeling.
Onderzoek is uitgevoerd, vragen zijn geïnventariseerd en het onderzoek is besproken met instellingen en gemeenten. De conclusies en aanbevelingen worden actief gecommuniceerd met de gemeenten.
Informatie
33
Platform Jeugd
Door het gebruik van dezelfde definities en dezelfde doorvertaling naar prestatie-indicatoren (binnen het PvE) ontstaan uniforme tellingen. Hiervoor wordt door gemeenten een format (gemeentelijke/regionale monitor) gemaakt die aansluit bij de rapportages uit het systeem Zorg voor Jeugd Groningen.
Het onderzoek Meten van de Jeugdketen heeft er toe geleid dat er een vervolgactie nodig is op het gebied van de voorliggende voorzieningen (o.a. prestatie-indicatoren voor in het Programma van Eisen). Voor het Programma van Eisen moeten alle producten worden gebruikt die in andere werkgroepen zijn opgeleverd (bv product uniforme taal voor definities en tellingen). Dit heeft tot doel dat er uniforme tellingen ontstaan.
Voorkomen van wachtlijsten en verbeteren van de doorstroom.
De wachtlijsten bij BJZ zijn in de afgelopen periode weggewerkt (zie hoofdstuk 5), waardoor de opdracht van de taskforce minder prioriteit heeft. De opdracht was geherdefinieerd naar knelpunten binnen de gehele keten. De taskforce is tot inzicht gekomen dat deze knelpunten in vele andere gremia al voldoende geagendeerd worden en is hiermee opgeheven.
Invoering ZvJG op 20-01-2010.
Het project ZvJG is gestart en loopt volgens planning. Zie paragraaf 4.2.2.
Invoering CJG door en bij alle gemeenten + decentralisatie toegang van BJZ in 8 backoffices voor goede aansluiting.
Handreiking gemaakt voor invoering CJG + kader aansluiting BJZ in 8 backoffices CJG. Implementatie wordt door gemeenten uitgevoerd.
Ontwikkelen uniforme, gestandaardiseerde dossieropbouw.
De werkgroep voert de opdracht uit.
Zie hoofdstuk 5.
Zie hoofdstuk 5.
Inventariseren bestaand zorgaanbod en d.m.v. pilots instrumenten toetsen op efficiëntie en effectiviteit. Via de gebiedsprogramma's is hiervoor extra geld beschikbaar.
Diverse projecten zijn naar aanleiding van de conferentie zorginnovatie ingediend. Deze worden aan de hand van criteria beoordeeld.
Wachtlijsten (taskforce)
Platform Jeugd Verwijsindex Zorg voor Jeugd Groningen (ZvJG). Platform Jeugd Centra voor Jeugd en Gezin (CJG)
Platform Jeugd Bureau Jeugdzorg Platform Jeugd Methoden en instrumenten
34
Platform Jeugd
Afbouw BOR door BJZ.
De provincie heeft op dit moment een overbruggingsregeling tot 1 januari 2011 getroffen voor nog tijdelijk uitvoeren van de ambulante hulpverlening (Begeleide Omgangs Regeling). Gemeenten bepalen of en hoe zij de uitvoering van de Begeleide omgangsregeling (BOR) op lokaal niveau in stand willen houden voor 2011 en verder.
Protocol sluitende aanpak kindermishandeling eind 2009 ingevoerd.
Monitoring protocol sluitende aanpak kindermishandeling is eind 2009 beëindigd. Het protocol is opgenomen in ZVJG
Afbouw ambulante hulpverlening door Bureau Jeugdzorg (BJZ).
Platform Jeugd Kindermishandeling
RAAK-aanpak invoeren.
Platform Jeugd
Verbeteren samenwerking tussen gemeenten en de RvdK.
Raad voor de Kinderbescherming Huiselijk geweld
Commissie Hamel heeft voorstel voor doelmatige structuur aanpak Huiselijk Geweld gedaan. Gemeente Groningen heeft voorstel aanpak huiselijk geweld vanaf 2011 gedaan; ligt voor bij de Groninger gemeenten.
Invoering RAAK-methode gestart, werkplan is gereed. RAAK sluit nauw aan ZvJG. Gemeenten zijn in gesprek met de Raad over samenwerking en hoe te informeren/communiceren. Speerpunt aanpak huiselijk geweld is m.i.v. 2009 beëindigd. De Monitor huiselijk geweld 2005-2007 is in februari 2009 uitgebracht. Gemeente Groningen heeft een voorstel voor de aanpak huiselijk geweld vanaf 2011 opgesteld en voorgelegd aan Groninger gemeenten. Het is aan de gemeenten om in 2010 bestuurlijke consensus te bereiken over de aanpak.
4.2. Realisatie goede informatievoorziening in de jeugdketen 4.2.1 Onderzoek ‘Vraagontwikkeling’ en ‘Meten lokale keten’ Omdat er slecht zicht was op het totale benodigde aanbod en omdat er geen analyse was van de omvang van de jeugdproblematiek is het onderzoek ‘Vraagontwikkeling’ uitgevoerd. Het doel van het onderzoek was om tot een goede afstemming te komen tussen de zorgvraag en het aanbod (inzicht in jeugdzorg). Vragen over het onderzoek zijn bij de gemeenten en de ondervraagden geïnventariseerd en gezamenlijk besproken met de onderzoeker. Het definitieve rapport is in het najaar van 2009 opgeleverd en daarna verstuurd aan alle Colleges en ondervraagden. De meest opvallende uitkomst is dat de door de provincie gefinancierde jeugdzorg (15% van de instroom) slechts een fractie van de totale zorgvraag betreft. De zorgvraag bij de Jeugd-LVG (licht verstandelijk gehandicapt) en de JeugdGGZ is vele malen groter (samen 85% van de instroom). Hierbij is geconstateerd dat de stromen werken als communicerende vaten. Daarnaast is de zorgvraag provinciebreed groter dan het landelijk gehanteerde percentage (8% t.o.v. 5%). Het onderzoek 'Meten van de Jeugdketen' is ook uitgevoerd omdat er slecht zicht was op het totale benodigde aanbod en omdat er geen analyse was van de omvang van de jeugdproblematiek (de licht pedagogische hulp). Dit rapport is in 2008 in het bestuurlijke platform jeugd vastgesteld. Conform het voorstel is het rapport met matrix aangeboden aan de gemeenten. Het rapport Meten lokale jeugdketen betreft een voorstudie, waarbij per gemeente een huidige stand van zaken is aangegeven en het verzoek is gedaan om bijgevoegde matrices aan te vullen. De voorstudie met de matrices en 35
toelichting vormen de 0-meting voor het voorliggende veld (zorgaanbod lokaal). Deze 0-meting is input voor de afstemming in het totale zorgaanbod binnen de provincie. De belangrijkste conclusie is dat over de meeste voorliggende voorzieningen de gevraagde cijfers niet bekend zijn of door de instellingen niet worden geregistreerd. Daarnaast wordt door gemeenten en instellingen verschillende definities gehanteerd voor licht pedagogische hulp. De uitkomsten van de 0-meting moeten nog worden besproken door de VGG, zodat de eerste lijn wordt versterkt. Het onderzoek Meten van de Jeugdketen heeft er toe geleid dat er een vervolgactie nodig is op het gebied van de voorliggende voorzieningen (o.a. prestatie-indicatoren voor in het Programma van Eisen). Voor het Programma van Eisen moeten alle producten worden gebruikt die in andere werkgroepen zijn opgeleverd (bv product uniforme taal voor definities en tellingen). Dit heeft tot doel dat er uniforme tellingen ontstaan. Hiervoor wordt door de gemeenten een format (gemeentelijke/regionale monitor) gemaakt die aansluit bij de rapportages uit het systeem ZvJG.
4.2.2 Voortgang realisatie provinciale verwijsindex (ZvJG) De eerste 6 fases van het project zijn afgerond. De inrichting van de bestuurlijke- en projectorganisatie is voltooid, de strategische kaders en uitgangspunten zijn door de bestuurlijke stuurgroep (en de Colleges van B&W en het College van GS) vastgesteld, de omgevingsanalyse is klaar en de voorbereidingen en de daadwerkelijke invoering van ZvJG zijn afgerond. In januari 2010 is het systeem van start gegaan. Het systeem ZvJG is nu in gebruik. Met ingang van 1 juli 2010 is de aansluiting op de Landelijke Verwijsindex Risicojongeren (VIR) gerealiseerd. De aansluiting op de landelijke VIR stond oorspronkelijk voor 1 januari 2010 gepland, maar dit is uitgesteld doordat de administratieve en besluitvormingsprocedures meer tijd hebben gekost. De beheersorganisatie is ingericht; er is gekozen om het beheer neer te leggen bij het ambtelijk platform Jeugd. Het project is aan de beheersorganisatie overgedragen. De evaluatie van het project ZvJG wordt op dit moment uitgevoerd en zal in december 2010 afgerond worden. Onderdelen van het evaluatieonderzoek zijn deskresearch, een elektronische enquête, interviews en het schrijven van het evaluatierapport en eindverantwoording aan M&ICT, dat samen met het ministerie onze verantwoordingen beoordeeld. In de laatste helft van 2009 zijn gesprekken gevoerd met eerste-, tweedelijnsinstellingen en koepelorganisaties over de manier waarop zij aansluiten op ZvJG. Voor de instellingen die hulp verlenen aan jeugdigen als kernactiviteit hebben is een impactanalyse uitgevoerd en zijn de technische koppelingen gerealiseerd. Op dit moment zijn 10 regionale instellingen aangesloten. Drie hiervan registeren handmatig, de overige zeven worden technisch gekoppeld. Dit is op twee na gerealiseerd. De betrokken instellingen zijn: SWD te Delfzijl en Stichting Welzijn Menterwolde wachten op een interne release zodat de technische koppeling werkt. De regionale instellingen nemen deel in ZvJG door te registreren en signaleren en in sommige gevallen door de zorg te coördineren en hulp te verlenen. Voor de instellingen die contact hebben met jeugdigen (vindplaatsen) en deelnemen aan ZvJG door signalen af te geven zijn er vorig jaar aansluitbijeenkomsten geweest. Ook hebben er in de afgelopen periode gesprekken plaatsgevonden met instellingen die willen aansluiten. In vervolg op de eerste instructiebijeenkomsten voor signaalgevers en hulpverleners in januari en maart 2010 wordt in 2010 elke maand een instructiebijeenkomst georganiseerd voor signaalgevers van ZvJG door de applicatiebeheerder van ZvJG die werkzaam is bij de JGZ. In het voorjaar hebben vindplaatsen aangegeven graag een training te krijgen voor signaleerders over bijvoorbeeld de privacy van het kind en de professional. Binnen ZvJG is gekeken of het mogelijk was een dergelijke training aan te bieden. In de instructiebijeenkomsten in januari is hier extra aandacht aan besteed. Hierover waren de vindplaatsen tevreden. Gefaseerd zijn tot nu toe ruim 360 instellingen en ruim 1543 gebruikers aangesloten op het systeem (zie hieronder). Vooral bij de onderwijsinstellingen is een toename aan aansluitingen te zien in de afgelopen periode. Op de website www.zorgvoorjeugd.nu staat een actueel overzicht van de instellingen die zijn aangesloten op ZvJG (zowel per gemeente als per domein). Gebruikersdomein AMW Gezondheidszorg Jeugd-en jongerenwerk Jeugdzorg Kinderopvang Leerplicht Onderwijs Thuiszorginstelling
Aantal instellingen 6 15 7 4 51 20 233 4 36
Veiligheid Welzijn Woningcorporatie
1 17 2
Per kwartaal stelt het ambtelijk platform (de beheersorganisatie) een kwalitatieve rapportage op over het gebruik van ZvJG. In de eerste 2 kwartalen van 2010 is het aantal signalen van zorgen/risico's over een jongere door professionals steeds gestegen van 3 signalen in januari tot 308 signalen per maand in juni. Een hulpverlenende instelling kan ook ketenregistraties afgeven in ZvJG. Hiermee geeft de instelling aan een jeugdige (nieuw) in de hulpverlening te hebben opgenomen. In januari 2010 zijn er 9 ketenregistraties afgegeven tot 269 in juni 2010. Het domein jeugdzorg geeft de meeste ketenregistraties en het domein gezondheidszorg de meeste meldingen. Verder geeft ook het domein leerplicht veel meldingen af.
4.3. Realisatie van de Centra voor Jeugd en Gezin 4.3.1 Centra voor Jeugd en Gezin De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de realisatie van de CJG’s. In het bestuursakkoord jeugd 2008-2012 hebben gemeenten en provincie afgesproken dat gemeenten dit voor 01-01-2011 doen. Ter ondersteuning van de realisatie van de CJG's heeft de provincie voor de invoering van de verwijsindex en de CJG’s inzet van kwartiermakers aangeboden. De kwartiermakers zijn in 2008 geworven en in januari 2009 van start gegaan. Aan de hand van de door de kwartiermakers gemaakte handreiking modellen CJG, hebben de kwartiermakers de regio's 3 dagen ondersteuning gegeven voor de door gemeenten gewenste vervolgstap (wat betreft frontoffices CJG). Door de projectgroep ZvJG en de kwartiermakers is een uitvoeringsnotitie geschreven over de zorgcoördinatie door JGZ en BJZ in de Centra voor Jeugd en Gezin van de gemeenten in de provincie Groningen. Hierin staat onder andere hoe zorgcoördinatie wordt ingericht en wat het kader voor de 8 regionale backoffices, waarin de toegang van BJZ wordt gedecentraliseerd, inhoudt. De gemeenten Groningen, Stadskanaal en Vlagtwedde hebben de frontoffice van de CJG al geopend. Gemeente Menterwolde en Pekela hebben een digitale frontoffice. In de regio Westerkwartier (gemeenten Grootegast, Leek, Marum en Zuidhorn) wordt de CJG op 30 september geopend. In de gemeente Haren wordt de CJG op 1 oktober geopend.
4.3.2 Ontwikkelingen startjaar 2010 Het is evident dat in het startjaar van zo'n majeure ontwikkeling als de provinciale verwijsindex met daaraan gekoppeld de zorgcoördinatie, er kinderziektes en aanloopperikelen zijn. De gemeenten hebben een nieuwe sturingsrol moeten invullen die door de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2010 veelal ook door nieuwe personen vervuld moest worden. Een aantal gemeenten sturen aan de hand van een implementatieplan, maar dit is nog niet overal een feit. De overgang van de projectperiode naar de beheersfase betekende verder minder middelen en minder ondersteuning (van bijvoorbeeld een externe projectleider of kwartiermakers), waardoor de beheersorganisatie niet alle ontwikkelpunten voortvarend heeft op kunnen pakken. De werving van extra capaciteit door gemeenten heeft een tijd op zich laten wachten. Recentelijk wordt de beheersorganisatie door de VGG inhoudelijk en procesmatig ondersteund. Daarnaast is het project Samen Slimmer werken in de Jeugdzorgketen (SSW) opgestart, waarmee de doorontwikkeling van ZvJG ondersteund wordt (zie paragraaf 4.3.3). In de projectperiode van Zorg voor Jeugd Groningen zijn er gezamenlijk met de partijen meerdere uitvoeringsnotities en werkprocessen (voor onder andere zorgcoördinatie en decentraal indiceren) beschreven en geaccordeerd. Deze notities en processen hebben echter wel een cultuuromslag tot gevolg die niet van de een op de andere dag gerealiseerd is. Bovendien heeft men veel inzet moeten plegen om op alle verschillende niveaus van bestuur tot uitvoering dezelfde interpretaties en uitgangspunten te laten gelden. Op bestuurlijk niveau was het van belang om de afgesproken kaders te volgen en wellicht werkenderweg waar nodig aanpassingen aan te brengen terwijl men op uitvoerend niveau de kaders vóór ermee gewerkt te hebben aan wilde passen. In de afgelopen periode zijn er in structurele overleggen met de verantwoordelijke partijen voor zorgcoördinatie Bureau Jeugdzorg en de GGD gesignaleerde knelpunten besproken en veelal opgelost. Dit betrof veelal knelpunten van technische en procesmatige aard en onduidelijkheden en interpretatiekwesties. Tezamen met de sterkere sturing door gemeenten zal er nu meer ingezet worden op planmatig en structureel samenwerken. Binnen het project ZvJG is veel aandacht geweest voor het aansluiten van onderwijsinstellingen op de verwijsindex, als een zeer belangrijke (vroeg)signaleerder van problemen bij jeugdigen. In 2009 37
hebben verschillende bijeenkomsten voor het onderwijs plaatsgevonden. In 2009 is met de verschillende partijen afgesproken dat medewerkers van Bureau Jeugdzorg zich per 1 juli 2010 uit de Zorgadviesteams (ZAT's) in het (voortgezet) onderwijs terug zouden trekken. Deze afspraak is via de verschillende kanalen gecommuniceerd. Tevens is afgesproken dat de JGZ een consultatierol binnen de ZAT's gaat vervullen en dat het onderwijsveld hun vragen via de frontoffice kunnen gaan stellen. Indien de frontoffice vragen niet kunnen beantwoorden is er een steunpuntfunctie bij de JGZ beschikbaar met als terugvaloptie een steunpunt bij BJZ. Naar aanleiding van vragen hierover heeft de provincie in mei 2010 het onderwijsveld nogmaals op de hoogte gebracht met een brief over deze terugtrekking en de werking van de verwijsindex. Op 20 mei 2010 hebben de provincie en de VGG gezamenlijk een jeugd(zorg)- onderwijs conferentie georganiseerd voor gemeenten en onderwijsinstellingen. Hierin stonden de afspraken in het bestuursakkoord met betrekking tot de Verwijsindex en de Centra voor Jeugd en Gezin en de ontwikkelingen in het onderwijs met betrekking tot passend onderwijs centraal. Deze processen vereisen een goede regionale afstemming tussen gemeenten en onderwijs. Op 20 mei is informatie uitgewisseld over de stand van zaken van beide processen en zijn de vervolgstappen besproken om tot een goede afstemming in de regio's te komen.
4.3.3 Samen Slimmer Werken in de Jeugdzorgketen Zoals eerder besproken zijn de bestuursakkoordthema’s 'Provinciale Verwijsindex’ en ‘Centra voor Jeugd en Gezin’(CJG) nog volop in ontwikkeling en dóórontwikkeling. In de BackOffice van de CJG werken Bureau Jeugdzorg en de Jeugdgezondheidszorg samen en wordt zorg gedragen voor het oppakken van signalen en meldingen uit bijvoorbeeld onderwijs of zorgaanbieders met betrekking tot het welzijn van jeugdigen, vindt voorbereiding van indicatiestelling van zorg plaats, worden jeugdigen doorgeleid naar het geschikte aanbod van zorg en wordt het geheel gecoördineerd. Omdat voor deze processen nog afspraken en acties open staan, is er gezamenlijk door de partijen gezocht naar additionele financieringsmogelijkheden om deze activiteiten op te pakken. Deze middelen zijn gevonden in een subsidie van het Europees Sociaal Fonds Actie E (sociale innovatie). Samen met de VGG, BJZ en de JGZ hebben wij dit aangevraagd. Voor het uitwerken van de vier thema’s is een projectplan op hoofdlijnen uitgewerkt met de titel Samen Slimmer Werken in de Jeugdketen gedateerd 1 juni 2010. De doelstelling van het project Samen Slimmer Werken in de Jeugdzorgketen is, te komen tot een implementatieplan voor de aanpak van een drietal geconstateerde knelpunten die te maken hebben met sociale innovatie, oftewel, innovatie van de wijze waarop arbeid is georganiseerd. Het betreffen de volgende werkprocessen 1) werkproces signalering 2) werkproces indicatiestelling 3) werkproces casusoverleg en informatie-uitwisseling Het implementatieplan is de weerslag van de analyse van de geconstateerde knelpunten en oplossingen daarvoor, een verslag van de resultaten van het in de praktijk uittesten van die oplossingen en een oordeel over de kosten-baten van die oplossingen. Het plan geeft, met andere woorden, antwoord op de vragen: - Welke problemen zijn geconstateerd? - Welke oplossingen zijn daarvoor bedacht en in de praktijk uitgetest? - Is het, op basis van een kosten-baten-analyse aan te raden die oplossingen op grotere schaal te implementeren? Dat betekent dat er echt activiteiten ondernomen moeten worden. Het volstaat niet om en plan te schrijven. Om dat implementatieplan te maken, is nodig dat er analyses worden gemaakt van knelpunten en oplossingen en dat die ook daadwerkelijk in de praktijk worden getest. Het verslag van dat testen maakt vervolgens weer onderdeel uit van het op te leveren implementatieplan. Er is draagvlak voor dit project, zo nemen alle gemeenten in de provincie deel aan dit project evenals een groot aantal zorginstellingen waaronder als medeaanvragers Bureau Jeugdzorg en Jeugd Gezondheidszorg. De knelpunten zullen in werkgroepen worden behandeld waarin experts vanuit het veld vertegenwoordigd zijn. De eerste bijeenkomsten starten medio september 2010.
38
4.4. Sluitende aanpak kindermishandeling 4.4.1 Protocol Sluitende aanpak kindermishandeling Op 9 maart 2006 is een convenant afgesloten met Bureau Jeugdzorg (het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling/AMK), de lokaal, provinciaal en AWBZ-gefinancierde jeugdzorginstellingen over een sluitende aanpak kindermishandeling. GS hebben het Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling (CMO) opdracht gegeven de invoering van het convenant te monitoren en te evalueren. Hiertoe heeft het CMO samen met de werkgroep een handelingsprotocol 'hulpverlening bij kindermishandeling' ontwikkeld. Eind 2009 hebben wij de monitoring van het protocol beëindigd. Hiermee is het project Sluitende Aanpak Kindermishandeling afgesloten. Het project Sluiten aanpak kindermishandeling heeft een aantal zaken opgeleverd: - De alertheid voor kindermishandeling bij professionals is vergroot; - Er is meer een gestructureerd aandacht voor de aanpak van signalen van kindermishandeling; - Organisaties werken hierin beter samen; - Er is meer aandacht voor scholing van beroepskrachten om signalen van kindermishandeling met ouders bespreekbaar te maken. Het handelingsprotocol 'hulpverlening bij kindermishandeling' sluit goed aan bij de werkwijze van Zorg voor Jeugd. In overleg met Bureau Jeugdzorg en Zorg voor Jeugd Groningen is besloten het handelingsprotocol te integreren in de werkwijze van Zorg voor Jeugd. Met Bureau jeugdzorg is afgesproken, dat de lopende zaken in de Sluitende aanpak kindermishandeling in 2010 door Bureau jeugdzorg zullen worden afgehandeld.
4.4.2. Voortgang invoering aanpak kindermishandeling (RAAK) Jeugd en Gezin heeft de aanpak van kindermishandeling tot speerpunt van beleid gemaakt. In april 2008 is een start gemaakt met de landelijke invoering van het project van de Reflectie- en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling (RAAK). Dit project is eerder met succes in vier verschillende regio's in het land uitgevoerd. De bestuurders van 35 centrumgemeenten en de provincies en de grootstedelijke regio's, de minister van Justitie en de minister van Jeugd en Gezin hebben hiertoe een actieverklaring ondertekend. De invoering van de RAAK-aanpak in onze regio vindt plaats onder eindverantwoordelijkheid van de centrumgemeente Groningen. Het project is opgenomen in het bestuursakkoord 2008-2012 tussen de provincie en de 23 Groninger gemeenten. De monitoring van het RAAK-project vindt plaats via het Platform Jeugd (provinciaal) en het Nederlands Jeugdinstituut (landelijk). Op 1 december 2008 heeft de centrumgemeenten Groningen op kosten van het rijk een regiocoördinator aangesteld. Het Nederlands Jeugdinstituut heeft een implementatieadviseur voor regio Noord benoemd, die de regiocoördinator ondersteunt. De regiocoördinator heeft begin 2009 een 'startfoto' per regio/gemeente gemaakt, waarmee de stand van zaken m.b.t. de aanpak van kindermishandeling wordt weergegeven. Het werkplan voor de periode t/m 2011 is vastgesteld door het bestuurlijk platform. Belangrijke onderdelen daarin zijn de invoering van de meldcode kindermishandeling en een instellingsprotocol. Daarnaast zal veel aandacht worden besteed aan deskundigheidsbevordering van beroepskrachten die werken met kinderen (peuterspeelzaalwerk, kinderopvang, jeugdgezondheidszorg en het onderwijs). De scholing start per 1 september voor artsen en deskundigen binnen de GGD. Vanaf januari 2011 volgen de overige doelgroepen. In de scholing wordt een link gelegd met Zorg voor jeugd Groningen. Via het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) worden wij geïnformeerd over de voortgang van de RAAKprojecten in de 35 centrumgemeenten, inclusief Groningen.
4.5. Huiselijk geweld 4.5.1. Voortgang activiteiten gericht op bestrijden van huiselijk geweld De door CMO Groningen in onze opdracht vervaardigde monitor huiselijk geweld over de periode 2005 t/m 2007, met daarin ook cijfers over huiselijk geweld tegen kinderen, is in februari 2009 verschenen onder de titel: 'Zoals het klokje thuis tikt….'. Uit deze rapportage, voornamelijk gebaseerd op cijfers van de politie, blijkt o.a. dat bijna 7 procent van alle slachtoffers van huiselijk geweld die bij de politie bekend zijn, jonger is dan 18 jaar. Bij de regiopolitie Groningen staan jaarlijks tussen de 73 en 90 minderjarigen geregistreerd. Vergeleken met de cijfers van het AMK zijn er opmerkelijke verschillen; hier worden jaarlijks ruim 400 kinderen aangemeld. Over het algemeen gaat het hier om zeer jonge kinderen. Uit de politieregistratie blijkt dat kinderen met name slachtoffer worden van fysiek en seksueel geweld. De gang van zaken bij de regiopolitie Groningen is dat gezinnen waarin huiselijk 39
geweld speelt, worden aangemeld bij het Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld Groningen (ASHG). De politie geeft hierbij aan of er sprake is van kinderen die getuige waren van huiselijk geweld. In 2007 zijn er bij het ASHG 740 kinderen aangemeld. Samen met de gemeente Groningen hebben wij een commissie ingesteld -de commissie Hamel-, met als opdracht de organisatie van de aanpak van huiselijk geweld onder de loep te nemen en voorstellen te doen voor een doelmatige structuur. Wij zijn medeopdrachtgever van deze commissie, omdat het werk van de commissie ook raakt aan onze inzet voor een sluitende aanpak van kindermishandeling en de betrokkenheid van Bureau Jeugdzorg c.q. AMK daarbij. Op verzoek van de commissie hebben wij een aantal vragen beantwoord over ons beleid c.q. de door ons ingezette middelen met betrekking tot de aanpak van huiselijk geweld. De provincie heeft zich bereid verklaard om in 2010 een tweede overgangsperiode met het Toevluchtsoord aan te gaan tot 1 januari 2011. De centrumgemeente Groningen heeft een voorstel voor de aanpak huiselijk geweld vanaf 2011 opgesteld en voorgelegd aan de Groninger gemeenten. Het is aan de gemeenten om in 2010 bestuurlijke consensus te bereiken over deze aanpak. De gemeente Groningen neemt als centrumgemeente in het najaar een standpunt in over hoe verder te gaan met de aanpak van huiselijk geweld.
4.6. Zorgaanbod niet-geïndiceerde jeugdzorg 4.6.1. Toepassing Eigen Kracht Conferenties (EKC's) Het doel van de EKC's is dat de gezinsproblemen, indien mogelijk, door het gezin zelf in samenwerking met het netwerk rondom het gezin worden opgelost. De hulpverlening speelt hierin een beperkte rol. De provincie heeft in het platform jeugd de gemeenten aangeboden EKC's te organiseren. Een aantal gemeenten heeft positief op dit verzoek gereageerd. De volgende gemeenten voeren EKC's uit: Hoogezand-Sappemeer; 2; Leek: 2; regio Delfzijl, Appingedam, Loppersum: 1; Groningen: 10; Zuidhorn: 2. Uiteindelijk is alleen de gemeente Groningen er in geslaagd een aantal van 4 EKC's uit te voeren. Hiermee is het resultaat beperkt gebleven en kunnen we nog geen antwoord geven op de vraag of de Eigen Kracht Conferenties een goede aanvulling zijn op het hulpaanbod in het gemeentelijk domein.
4.6.2. Realisatie van passend aanbod voor Multi-problem gezinnen Wij zien de aanpak van gezinnen met meervoudige problematiek vooral als een taak van de gemeentelijke overheden. Wel bieden wij via projecten hiervoor ondersteuning aan gemeenten met het doel de gemeentelijke hulpverlenende voorzieningen te versterken. Pilot gezinsbegeleiding Noord Groningen, de gemeenten De Marne, Winsum en Eemsmond Het doel van het pilotproject is om kinderen en ouders met opgroei- en opvoedproblemen te ondersteunen voor wie op dat moment geen passende hulp beschikbaar is. Het project heeft een looptijd van twee jaar. Elker levert expertise voor de hulp aan deze gezinnen. De gemeenten informeren ons via kwartaalrapportages over de voortgang van het project. In de loop van het tweede jaar zal de expertise door Elker worden overgedragen aan de lokale hulpverleningsinstellingen. De projectresultaten worden tevens besproken in het platform jeugd zodat ook de andere gemeenten hiervan kennis kunnen nemen. Het project loopt van september 2008 t/m augustus 2010. Wij subsidiëren dit project met maximaal € 30.000,-. Het project is volgens bovengenoemd plan verlopen en is inmiddels afgerond. Wij hebben de inhoudelijke eindrapportage ontvangen. In totaal zijn 24 gezinnen via dit project geholpen: 6 uit de gemeente De Marne, 5 uit de gemeente Winsum en 13 uit de gemeente Eemsmond. Na afronding van de hulp heeft bij 19 gezinnen een warme overdracht plaats gevonden naar het voorliggend veld. Bij 5 gezinnen was een doorverwijzing via Bureau Jeugdzorg naar de geïndiceerde zorg noodzakelijk.
40
In de eindrapportage van de pilot gezinsbegeleiding wordt vermeld, dat de pilot zeer succesvol is verlopen. Aanbevolen wordt, deze vorm van gezinshulpverlening structureel in te passen in het Centrum voor Jeugd en Gezin. Wij kunnen ons hier volledig bij aansluiten. Pilot gezinscoaches gemeente Veendam Het doel van het project is de ontwikkeling van gezinscoaching voor multiproblemgezinnen. Elker levert de expertise voor dit project. Het project heeft een looptijd van 2 jaar (2008 en 2009). De gemeente informeert ons via kwartaalrapportages over de voortgang van het project. De projectresultaten worden tevens besproken in het platform jeugd. Wij subsidiëren dit project met maximaal € 70.000,- voor twee jaar. Het project is in februari 2010 afgesloten. wij hebben de inhoudelijke en financiële verantwoording van het project ontvangen. De gemeente Veendam is zeer content met de resultaten die in het project zijn behaald. Het project is uitgevoerd door Compaen en Elker. Cofinancier was Wooncorporatie Acantus. In het project zijn 18 multiproblemgezinnen geholpen. De resultaten van het project zijn als volgt samengevat: - verbetering en versterking van de samenwerking tussen de partners (eerste en tweede lijn) - een methodiekbeschrijving - reductie van het aantal multiproblemgezinnen in Veendam. Het project kent nog een aantal open einden bijv: De lange termijneffecten van de inzet van de gezinscoaches, de financiële gevolgen van de inzet van de gezinscoaches (inverdieneffecten) en de inbedding van de methodiek gezinscoaching in het lokale en provinciale veld. De gemeente Veendam heeft besloten in een vervolgpilot uit te voeren, waarvoor bij de provincie subsidie zal worden aangevraagd in het kader van het krediet zorginnovatie. Hierin zullen bovengenoemde open einden . Pilot project Aanpak multiproblemgezinnen in de zgn. krachtwijken in de stad Groningen De gemeente Groningen heeft Elker gevraagd een bijdrage te leveren aan bovengenoemd project in de vorm van het leveren van een gezinscoach. Elker heeft hiervoor toestemming gevraagd bij de provincie. Wij hebben eind 2007 met dit verzoek ingestemd. Wij hebben hiervoor voor de duur van twee jaar een bijdrage van € 37.000,- per jaar gereserveerd. Het project is op 1 april 2009 gestart. Voor de evaluatie van het project is een begeleidingsgroep ingesteld onder voorzitterschap van prof. dr. T. Dehue van de Rijksuniversiteit Groningen. De provincie is in de werkgroep vertegenwoordigd. De gemeente Groningen heeft een projectgroep Take 5 ingesteld, die de opdracht heeft gekregen een methodiek te ontwikkelen voor de aanpak van multiproblemgezinnen die effectief en kostenbesparend is en kan worden ingezet in de hele stad Groningen. De pilot wordt geëvalueerd door onderzoeksbureau Intraval. In augustus 2010 is een concept voortgangsnotitie van de pilot in de begeleidingscommissie besproken. Een belangrijk knelpunt in het project is, dat er onvoldoende instroom van multiproblemgezinnen is, die door het project volgens hun te ontwikkelen methodiek kan worden geholpen. Dit maakt een wijziging in de planning van het project noodzakelijk. De eindrapportage van onderzoeksbureau Intraval wordt in het voorjaar van 2011 verwacht.
4.6.3. Krediet Zorginnovatie Op 20 januari 2010 hebben wij een conferentie Zorginnovatie gehouden met de Groninger gemeenten en hulpverlenende instellingen. Het doel van deze conferentie was, gemeenten en instellingen te stimuleren de hulp aan jeugdigen in het gemeentelijk domein te versterken en daarmee de instroom in de tweedelijns jeugdzorg terug te dringen. Dit sluit aan bij de uitgangspunten van het afsprakenkader IPO-Rijk 2010-2011. Wij hebben hiervoor in het Krediet Zorginnovatie € 276.000,-- beschikbaar gesteld. Alle Groninger gemeenten zijn uitgenodigd in dit kader een subsidieverzoek in te dienen. In de subsidieverzoeken dient sprake te zijn van cofinanciering. Gemeente en provincie dragen elk 50% bij aan de kosten. Tijdens de zorgconferentie hebben een aantal gemeenten en hulpverleningsinstellingen voorstellen gepresenteerd. De voorstellen werden door de aanwezigen getoetst op draagvlak. Twee voorstellen werden breed ondersteund, te weten: het voorstel van de MJD en de JGZ voor versterking van de licht Pedagogische Hulpverlening aan jongeren van 0-23 jaar en het voorstel van Bureau Jeugdzorg: deskundigheidsbevordering Kort ambulante hulpverlening. 41
Beide voorstellen zijn uitgewerkt tot subsidieverzoeken voor het krediet Zorginnovatie. De MJD, de GGD en Bureau Jeugdzorg hebben hierin nauw samengewerkt. Wij stellen hiervoor op basis van cofinanciering aan de gemeente Groningen € 60.000,-- en aan Bureau Jeugdzorg € 16.000,-- beschikbaar. In het Krediet Zorginnovatie resteert een bedrag van € 200.000,-- voor de gemeenten om een subsidieverzoek in te dienen. In totaal hebben 11 gemeenten hiervan gebruik gemaakt. Vier subsidieverzoeken zijn gericht op verbetering van de hulp aan multiproblemgezinnen. Drie gemeenten richten zich in hun aanvraag op de versterking van de Licht Pedagogische Hulpverlening (LPH). De overige gemeenten vragen subsidie aan voor de ontwikkeling van een gezamenlijke werkwijze bij de CJG-partners en voor de publiekscampagne Triple P. Er is in totaal € 351.723,-- aan subsidie aangevraagd. Het krediet Zorginnovatie bevat € 276.000,-Daarmee is het Krediet met € 75.723,-- overschreden. Bij de definitieve besluitvorming over de honorering van de subsidieverzoeken zullen deze op volgorde van binnenkomst worden behandeld.
4.7 Afstemming justitie Eind 2009 heeft bestuurlijk overleg plaatsgevonden tussen het OM, de VGG en de provincie over het organiseren van een goede onderlinge afstemming na het beëindigen van het platform jeugdcriminaliteit. Begin 2010 is het initiatief genomen om het afstemmingsoverleg ketens (jeugd)Justitie en Jeugd(zorg) te organiseren; een bestuurlijk overleg ten behoeve van een goede afstemming tussen jeugdjustitie, de jeugdhulpverlening en de jeugdzorg. Dit afstemmingsoverleg zal minimaal tweemaal per jaar plaatsvinden. Voor 2010 is besloten dit overleg drie keer te laten plaatsvinden en wel in januari, juni en november. De volgende partijen zijn aangesloten: het Openbaar Ministerie, Korpsbeheer Regiopolitie, Vereniging Groninger Gemeenten (VGG) vertegenwoordigd door minimaal 2 en maximaal 6 gemeenten, Raad voor de Kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg en provincie Groningen (voorzitter). Vast agendapunt in het overleg is de laatste stand van zaken van Zorg voor Jeugd Groningen en de aansluiting van justitie en politie op de verwijsindex.
42
5.
Bureau Jeugdzorg: versterking organisatie en uitvoering taken
Conclusies: - De Toegang, AMK en jeugdbescherming halen de wettelijke doorlooptijden. De Jeugdreclassering nog net niet. Daarmee kent BJZ in deze rapportageperiode nagenoeg geen wachtlijsten meer. - de aansluiting in de keten is met het project ZVJG en de zorgcoördinatie gestart - de organisatorische en financiele beheerssituatie van Bureau jeugdzorg wordt steviger - mogelijke terugvordering van het Rijk voor justitiele maatregelen is nog onzeker
5.1. Hoofdlijnen beleid: versterking organisatie Bureau Jeugdzorg Bureau Jeugdzorg (BJZ) dient als schakel in de keten te opereren en een bijdrage te leveren aan het uitgangspunt dat iedere jeugdige zo snel mogelijk, zo dicht mogelijk bij huis en zo licht mogelijk wordt geholpen. Een voorwaarde hiervoor is dat de (interne) organisatie van BJZ goed functioneert. Voor het verbeteren van de financiële situatie van BJZ is sinds eind 2007 een toezichthouder actief. Deze toezichthouder richt zich op de uitvoering van de aanbevelingen die door Gedeputeerde Staten zijn vastgelegd naar aanleiding van het onderzoeksrapport van eind 2007. Tevens ziet de toezichthouder erop toe dat alle acties uit het rapport professionalisering subsidierelaties worden uitgevoerd en alle documenten worden aangeleverd. In het beleidskader 'Jong in Groningen' zijn te verrichten acties voor de periode 2009-2012 beschreven om BJZ als organisatie te versterken. Deze versterking is in 2008 gestart en is een continu proces waarin voortdurend stappen in de goede richting worden gezet. In het beleidskader 2009-2012 zijn dit de belangrijkste onderwerpen t.a.v. de organisatie BJZ: - Bureau Jeugdzorg voert met een interne reorganisatie de inrichting van een Front Office (FO) en een Back Office (BO) door. - BJZ helpt alle cliënten met beschikbare middelen. - BJZ werkt volgens de wettelijke doorlooptijden. - De aansluiting van Bureau Jeugdzorg op het voorliggende veld en de (toekomstige) CJG's. - Realisatie van een systeem van goede informatievoorziening.
5.1.2. Samenvattend overzicht organisatieversterking BJZ Onderwerp Positie BJZ in keten
Doel periode 2009 - 2012 aansluiting keten en decentralisatie indicatiebesluiten
Resultaat t/m nu BJZ is per 26 januari 2010 formeel aangesloten op het systeem ZVJG en gestart met de registraties en met zorgcoördinatie. Dit proces is blijvend in ontwikkeling. BJZ heeft in het plan FO-BO (zie hieronder) decentralisatie indicatiebesluiten opgenomen. Zie voor de stappen die in het kader van ZVJG zijn gezet paragraaf 4.2.2.
43
Inrichting FO-BO
invoering organisatiebreed
Half februari 2010 is BJZ gestart met de implementatie van het plan. BJZ heeft in het 2e kwartaal gewerkt aan het vormgeven van het indicatie team waarbij een splitsing tussen indicatiestelling en casemanagment is gemaakt. Daarnaast is gewerkt aan integratie van het AMK en de voordeur van BJZ.
Doorlooptijden
BJZ werkt binnen alle wettelijke doorlooptijden
In de beschikking 2010 is gesteld dat BJZ voor zowel de Toegang, als het AMK en de jeugdbescherming en jeugdreclassering moet voldoen aan de wettelijk gestelde doorlooptijden.
Prestaties versus financiën
Informatievoorziening
BJZ helpt alle cliënten met beschikbare middelen
Zie paragraaf 5.2.2. voor de behaalde resultaten. In 2010 moeten alle nog wachtende en nieuwe cliënten geholpen worden met de beschikbare middelen. Zie paragraaf 5.2.2. voor de resultaten die zijn behaald binnen de Toegang, het AMK, de jeugdbescherming en de jeugdreclassering. De informatievoorziening tussen BJZ en de provincie is georganiseerd middels maanden kwartaalrapportages. In het kader van de informatievoorziening richting gemeenten worden maandelijks gegevens verstrekt door BJZ die voor gemeenten van belang zijn. Met de ontwikkeling van de CJG's zal de informatievoorziening groter worden, hiervoor heeft BJZ bij de subsidieaanvraag 2011 aandacht gevraagd. In de informatievoorziening tussen BJZ en de zorgaanbieders komt steeds meer overeenstemming, maar de gegevens zijn nog niet sluitend. (zie ook 5.3.3)
Informatievoorziening naar ketenpartners, prognose en trendontwikkeling
44
Beheersorganisatie BJZ
De organisatie BJZ is beheersbaar middels administratieve processen en interne controle
in februari 2010 hebben wij het plan van aanpak BJZ in Control beoordeeld. Dit plan heeft BJZ in overleg met bureau Deloitte opgesteld en bevat de stappen die het bureau moet zetten om nog beter in control te komen en te blijven. Volgens afspraak heeft BJZ op 1 juli 2010 de AO/IC's bij de provincie ingediend met daarbij een oordeel van bureau Deloitte. De beoordeling door de provincie moet nog plaatsvinden. Deze actie zijn we gestart naar aanleiding van ons validatieonderzoek van de 4e kwartaalrapportage 2008 Naar aanleiding van de 1e kwartaalrapportage 2010 hebben we bureau Ernst & Young opdracht gegeven een oordeel te geven over de gerealiseerde cijfers, de ingediende prognoses en het behalen van de opgelegde bezuinigingen. Het rapport van Ernst & Young wordt eind september verwacht.
5.2. Uitvoering taken BJZ 5.2.1. Hoofdlijnen beleid provincie inzake uitvoering taken BJZ BJZ voert verschillende taken uit waarvan de meeste staan beschreven in de Wet op de jeugdzorg. Daarnaast verricht BJZ ook nog een aantal andere taken. In het beleidskader 'Jong in Groningen' staan de verschillende taken beschreven. Het beleid is erop gericht BJZ díe taken te laten uitvoeren die in de Wet beschreven staan. Taken die BJZ buiten de wet om verricht dienen zoveel mogelijk afgebouwd te worden of te worden overgedragen naar andere partijen. Hieronder is een samenvattend overzicht weergegeven van zowel de wettelijke taken als de overige taken.
5.2.2. Samenvattend overzicht uitvoering taken Onderwerp Toegang kwaliteit indicatiestelling
Doel periode 20092012 goede kwaliteit indicatiestellingen
45
Resultaat t/m nu BJZ werkt volgens de uitgangspunten van de VIB methode (Verbetering Indicatiestelling BJZ). Deze werkwijze wordt toegepast op alle indicatiestellingen bij de Toegang (incl. de PGB's). In het belang van een goede aansluiting op de CJG’s is de wijze van de indicatiestellingen tevens aan de orde. Hierover zijn binnen ZVJG afspraken met BJZ gemaakt.
Toegang vraaggericht indiceren
vraaggericht indiceren
BJZ geeft indicatiebesluiten af zonder omvang en duur van de zorg te vermelden. Dit is onderdeel geworden van het werkproces van de zorgaanbieders. Hiermee indiceert BJZ meer vraaggericht.
Toegang doorlooptijden
werken binnen doorlooptijden
BJZ werkt in het 1e en 2e kwartaal van 2010 ruim binnen de landelijke doorlooptijd (77 dagen) voor het afgeven van indicatiebesluiten. Bij het afgeven van Persoons Gebonden Budgetten wordt de doorlooptijd vanaf februari 2010 gehaald.
Jeugdbescherming Methodiek
Invoering landelijke methodieken
Per 1-07-2010 is de invoering van de Deltamethodiek afgerond. Invoering van de nieuwe methodiek voogdij wordt landelijk verwacht in 2011. Hierover worden in de beschikking 2011 afspraken gemaakt.
Jeugdbescherming doorlooptijden
werken binnen twee doorlooptijden
1. Aan de eis dat BJZ gemiddeld binnen vijf dagen nadat ze als voogd is aangewezen contact met de cliënt moet opnemen wordt voldaan (gem. doorlooptijd 1e kwartaal 2,3 dagen, 2e kwartaal 2,6 dagen). 2. BJZ voldoet nog niet aan de verplichting om binnen zes weken een plan van aanpak voor de cliënt op te stellen. De afspraak is gemaakt dat eind 2010 binnen deze norm wordt gewerkt ( gem. doorlooptijd 1e kwartaal 143,8 en 2e kwartaal 142,2 dagen / wettelijk 6 weken).
Jeugdbescherming Wachtlijst
wegwerken wachtlijst
Conform de beschikkingen 2009 en 2010 mag er geen wachtlijst te zijn bij de jeugdbescherming. In de maanden januari en maart stonden er een klein aantal zaken (3) op de wachtlijst. De rest van het eerste halfjaar is de wachtlijst 0.
Jeugdreclassering Nazorg
ketensamenwerking en goede nazorg
BJZ participeert in het Veiligheidshuis en voert zonodig taken in het kader van de nazorg uit (trajectberaad).
Jeugdreclassering doorlooptijden
werken binnen doorlooptijden
De doorlooptijd van de jeugdreclassering binnen 5 dagen een jeugdreclasseerder toe te wijzen wordt in het 1e en 2e kwartaal van 2010 (net) niet gehaald. (1e kwartaal 6,2 dagen, 2e kwartaal 5,4 dagen). De wettelijke termijn om binnen 6 weken een plan van aanpak op te stellen wordt overschreden ( 1e kwartaal 77 dagen en 2e kwartaal 119,6 dagen). Evenals bij de jeugdbescherming is de afspraak gemaakt dat eind 2010 binnen de norm wordt gewerkt.
46
Jeugdreclassering wachtlijst
wegwerken wachtlijst
Conform de beschikking 2010 mag er geen wachtlijst zijn bij de jeugdreclassering. De eerste drie maanden van 2010 stonden er nog enkele zaken op de wachtlijst (resp.2,4,7) Vanaf april is er geen sprake meer van een wachtlijst bij de jeugdreclassering.
AMK wettelijke termijnen
werken binnen wettelijke termijnen
AMK wachtlijst
geen wachtlijst
BJZ werkt binnen de wettelijke termijn van vijf dagen na de melding een onderzoek te starten (beide kwartalen is de gemiddelde doorlooptijd 5 dagen, in de 2e kwartaalrapportage staat een foute vermelding van 6 dagen). De doorlooptijd tussen melding en de beëindiging van een onderzoek ligt wettelijk op 91 dagen. In de beschikking 2010 aan BJZ hebben wij een verkorte norm van 75 dagen opgenomen, welke aansluit bij de afspraken zoals die tussen het IPO en het Rijk zijn gemaakt. In het 1e kwartaal 2010 werkt BJZ niet binnen de verkorte norm van 75 dagen, in het 2e kwartaal halen zij deze norm ruim. (1e kwartaal 88 dagen, 2e kwartaal 50 dagen). Sinds eind 2008 kent BJZ geen wachtlijst meer bij het AMK. BJZ werkt hiermee volgens de wettelijke normen en binnen de afspraken die zijn gemaakt in de IPO-Rijk deal.
Kindertelefoon
aansluiting vinden met Toegang van BJZ
De kindertelefoon maakt integraal onderdeel uit van het bureau. Hiermee kunnen cliënten intern doorverwezen worden.
Ambulante hulp
Verstrekken ambulante hulpverlening
Conform het plan van aanpak 'afbouw ambulante hulp' van BJZ is in 2009 de ambulante hulpverlening van BJZ afgebouwd. Het plan is medio januari 2010 volledig uitgevoerd, waarmee BJZ werkt volgens de nieuwe afspraken. Het aanbod van ambulante hulp door BJZ is hiermee geminimaliseerd.
Deskundigheidsbevordering
inzet BJZ voor aansluiting met voorliggend veld
In 2010 heeft BJZ 2ft. beschikbaar voor deskundigheidsbevordering in de gehele provincie.
Zorgcoördinatie
Inzet BJZ voor aansluiting met voorliggend veld
Vanaf begin 2010 is gestart met de uitvoering van zorgcoördinatie. Voor de uitvoering hiervan hebben wij BJZ 2 fte extra toegekend boven op hun bestaande formatie casemanagement van 17 fte. Op basis van tijdschrijven wordt gemonitord of de beschikbare formatie van 19 fte voldoende is.
47
Eigen Kracht Conferentie (EKC)
preventie op geïndiceerde jeugdzorg
In 2010 is geen geld meer beschikbaar gesteld aan BJZ voor de uitvoering van EKC’s. In verband met de afbouw van taken in dit kader zijn met BJZ afspraken gemaakt over frictiekosten.
Prestatie Indicatoren
Invoering prestatie indicatoren jeugdzorg
In 2010 werkt BJZ aan het invoeren van de landelijk opgestelde prestatie indicatoren jeugdzorg. In dit kader maken zij afspraken met zorgaanbieders. Verwacht wordt dat BJZ de invoering half november 2010 kan afronden. Voorwaarde hierbij is wel dat het hiervoor benodigde landelijk systeem geleverd wordt.
5.3. Toegang 5.3.1. Aantal aanmeldingen (vrijwillig en op signalen van derden) In de begroting 2010 is rekening gehouden met een totaal van aanmeldingen van 710 per kwartaal. In de eerste twee kwartalen van 2010 ligt de realisatie ruim boven de begroting. In het eerste kwartaal gaat het om 1121 meldingen en in het 2e kwartaal is dit gestegen naar 1207 meldingen. Binnen de subsidieafspraken heeft BJZ ruimte om stijging en daling van productie op te vangen door binnen de beschikbaar gestelde middelen te schuiven. In onderstaande grafiek is de ontwikkeling van het aantal aanmeldingen zichtbaar gemaakt.
ontwikkeling aantal aanmeldingen BJZ vrijwillig kader 1400 1200 1000 800 600 400 200 0
Realisatie Begroting
kw1 2009
kw2 2009
kw3 2009
kw4 2009
kw1 2010
kw2 2010
5.3.2. Aantal indicatiebesluiten In 2010 zijn er in het eerste half jaar in totaal 1419 indicatiebesluiten in het vrijwillige kader afgegeven. Op jaarbasis is in de begroting 2010 uitgegaan van 2250 indicatiebesluiten in het vrijwillige kader. Op basis van het eerste half jaar 2010 zal Bureau Jeugdzorg aan het einde van het jaar boven de begroting uitkomen. Het aantal indicatiebesluiten afgegeven door de jeugdbescherming (gedwongen kader) is in het eerste half jaar 615.
5.3.3. Uitstroom van toegang naar zorgaanbod Bureau Jeugdzorg registreert het aantal cliënten dat vanuit de Toegang en de jeugdbescherming wacht op zorg. In 2009 is geconstateerd dat er verschillen zijn in de registratie van BJZ en de zorgaanbieders over het aantal cliënten dat wacht op zorg. Als gevolg hiervan zijn er afspraken gemaakt tussen BJZ en de zorgaanbieders om tot sluitende cijfers te komen. De afspraak is gemaakt dat op 1 april 2010 de registratie van de cliëntenaantallen op orde is. Na het 2e kwartaal 2010 zijn de 48
cijfers van de verschillende partijen meer in overeenstemming met elkaar gekomen, maar nog niet sluitend. Er zijn een aantal registratieverschillen (definitie kwesties) helder geworden tussen BJZ en de zorgaanbieder die de verschillende aantallen verklaren bij BJZ of een zorgaanbieder. Voor het aantal wachtenden op zorg per zorgaanbieder wordt verwezen naar Hoofdstuk 6 van deze rapportage.
5.3.4. Doorlooptijd tussen aanmelding en afgeven van het eerste indicatiebesluit. Sinds eind 2008 werkt BJZ bij de Toegang binnen de landelijke doorlooptijden (dit betreft alle zaken exclusief de PGB's). Van wachtlijsten is sindsdien geen sprake meer, wel van een werkvoorraad van cliënten die wachten op de start van een analyse die nodig is om een indicatiebesluit af te kunnen geven. Alle indicatiebesluiten worden binnen de landelijke doorlooptijd van 77 dagen afgegeven. In het eerste kwartaal van 2010 lag de doorlooptijd van aanmelding tot het afgeven van het eerste indicatiebesluit op 48,1 dagen. In het 2e kwartaal ligt deze gemiddeld op 57 dagen. Hiermee werkt BJZ ruim binnen de landelijke norm. Onderstaande grafiek laat de ontwikkeling zien van doorlooptijd van aanmelding naar het indicatiebesluit.
aantal dagen
Ontwikkeling doorlooptijden Toegang 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
DLT per kw artaal landelijke norm
kw 1 2009
kw 2 2009
kw 3 2009
kw 4 2009
kw 1 2010
kw 2 2010
kw artalen
5.3.5. Organisatie en overige zaken Persoons Gebonden Budget (PGB) Bij het afgeven van een PGB indicatie heeft BJZ geruime tijd boven de wettelijke doorlooptijden gewerkt. Onder anderen een toename in het aantal aanvragen en een landelijk nieuw ingevoerde werkwijze hebben hierin een rol gespeeld. BJZ heeft in 2009 maatregelen genomen met als doel eind 2009 de PGB aanvragen onder controle te hebben. Op 1 januari 2010 was er nog sprake van 219 wachtenden op een PGB. Bij een aantal wachtenden van 180 of minder kan BJZ het afgeven van een indicatiebesluit binnen de doorlooptijd behalen. Vanaf februari 2010 werkt BJZ binnen de normen. Op 1 juli 2010 staan er 73 cliënten op de wachtlijst.
49
Ontwikkeling wachtlijst PGB
aantal clienten
600 500 PGB
400 300
Doorlooptijd PGB 8 w eken
200 100
1ju 1- n-0 9 1- julau 0 9 1- gse 09 1- p-0 o 9 1- kt-0 no 9 1- vde 09 1- c-0 ja 9 1- n-1 fe 0 1- bm 10 1- rt-1 a 0 1- prm 10 1- ei-1 ju 0 n10
0
m aanden
Zorg voor Jeugd Groningen (ZvJG) en zorgcoördinatie Met ingang van 26 januari 2010 is de feitelijke aansluiting van BJZ op het systeem ZvJG gerealiseerd. BJZ is gestart met het afgeven van ketenregistraties voor nieuwe cliënten en gedurende het 1e kwartaal van 2010 zijn de eerste zaken met zorgcoördinatie gestart. In het 2e kwartaal is een duidelijke groei van het aantal meldingen in ZvJG en het aantal keren dat zorgcoördinatie door BJZ is gestart zichtbaar. De samenwerking met de GGD op het gebied van zorgcoördinatie is veelvuldig en intensief. Per 1 juli 2010 hebben de consulenten van BJZ hun deelname aan de ZAT's volgens afspraak beëindigd. BJZ heeft in het 2e kwartaal samen met de GGD, op basis van de notities die door provincie en gemeenten in het kader van ZvJG zijn vastgesteld, een servicepakket uitgewerkt voor de invulling van de Centra voor Jeugd en Gezin. ( Voor verdere toelichting op het project ZvJG wordt verwezen naar Hoofdstuk 4 van deze rapportage).
5.4. AMK 5.4.1. Aantal Adviezen en consulten AMK3 In de begroting 2010 is rekening gehouden met een totaal van 1380 adviezen (345 per kwartaal gemiddeld) en 420 consulten (105 per kwartaal gemiddeld). In het eerste half jaar van 2010 zijn er 684 adviezen afgegeven (1e kwartaal 361 en 2e kwartaal 323). Het aantal consulten bedroeg in het eerste halfjaar 267 (1e kwartaal 126, 2e kwartaal 141). Het aantal afgegeven adviezen ligt licht boven de prognose. Het aantal consulten ligt ruim boven de prognose. Voor het AMK geldt een p*q financiering waarbij BJZ de totaal gerealiseerde aantallen gefinancierd krijgt.
5.4.2. Aantal Onderzoeken AMK4 Het aantal onderzoeken door het AMK is begroot op een totaal 610. Dit levert een kwartaalprognose op van 152,5. In het 1e kwartaal ligt de realisatie op 98 onderzoeken, in het 2e kwartaal op 134. De realisatie na het eerste half jaar ligt hiermee onder de prognose. Bij het AMK wordt er rekening mee gehouden dat de samenwerking van het AMK met de ziekenhuizen in de loop van het jaar tot een toename van het aantal meldingen zal leiden.
3
Adviezen: eenmalige contacten tussen AMK en professionals Consulten: wanneer meerdere vervolgcontacten tussen AMK en professionals nodig zijn over een kind. 4 Een onderzoek start wanneer het vermoeden bestaat dat sprake is van kindermishandeling. In deze gevallen neemt BJZ de verantwoordelijkheid voor de zaak over. 50
5.4.3. Ontwikkeling wachtlijst in afwachting start onderzoek Met maandcijfers informeert BJZ over de wachtlijst bij het AMK voor de start van een onderzoek. Volgens de afspraken moet deze wachtlijst te allen tijde op 0 staan. Dit doel realiseert BJZ al geruime tijd. Ook in het eerste half jaar van 2010 staat de wachtlijst op 0.
5.4.4. Ontwikkeling doorlooptijd tussen melding en afsluiting onderzoek In 2008 en 2009 is in de afspraken tussen het IPO en het Rijk opgenomen dat de doorlooptijd eind 2009 van melding tot onderzoek bij het AMK teruggedrongen moet worden naar 70 dagen voor het onderzoek. Met de 5 dagen die staan voor de periode van aanmelding tot de start van het onderzoek brengt dat de totale doorlooptijd op 75 dagen. Wij hebben Bureau Jeugdzorg in 2008 en 2009 op deze norm gestuurd. Naar aanleiding van de afspraak IPO-Rijk 2008-2009 is de norm voor het AMK in de Wet op de jeugdzorg echter niet gewijzigd en staat daarmee nog steeds op 13 weken (91 dagen). Ondanks dit zijn wij de norm van 75 dagen ook in 2010 richting Bureau Jeugdzorg blijven hanteren. BJZ rapporteert in zowel het 1e als in het 2e kwartaal een aantal van 0 zaken die langer dan 5 dagen wacht op de start van het onderzoek. Dit is conform de wettelijke afspraken. De gemiddelde doorlooptijd van melding tot de beëindiging van onderzoek ligt in het 1e kwartaal op 88 dagen en in het 2e kwartaal op 50 dagen. De 88 dagen in het 1e kwartaal worden veroorzaakt door een plotseling forse toename van zaken en personele tekorten om deze weg te werken eind 2009. In het 2e kwartaal is zichtbaar dat er ruim binnen de normen wordt gewerkt. In onderstaande grafiek is de ontwikkeling zichtbaar gemaakt.
Ontwikkeling doorlooptijd AMK
aantal dagen
120 100
DLT melding tot aanvang onderzoek
80 60
DLT melding tot einde onderzoek
40 20
Norm melding -start onderzoek
0 kw2 2009
kw 3 2009
kw 4 2009
kw1 2010
kw2 2010
Norm melding einde onderzoek
kwartalen
5.5. Jeugdbescherming 5.5.1. Aantal cliënten met ondertoezichtstelling (OTS) en voogdijmaatregelen5 Het aantal OTS-en in 2010 is geprognosticeerd op een totaal van 700 (jaarprognose). Het aantal jeugdigen met een (voorlopige) voogdij maatregel is geprognosticeerd op 185. De realisatie van de OTS-en ligt in de eerste twee kwartalen onder de prognose. Aan het einde van beide kwartalen zijn er 526 jeugdigen met een OTS-maatregel. Voor de (voorlopige) voogdij geldt dat er aan het einde van het 1e kwartaal 213 jeugdigen met een dergelijke maatregel zijn en aan het einde van het 2e kwartaal 227 jeugdigen. Dit ligt beide kwartalen boven de prognose.
5
ondertoezichtstelling (OTS): de ouder(s) wordt in het gezag beperkt voogdij: het volledige gezag ligt bij Bureau Jeugdzorg 51
In het eerste half jaar is er een instroom geweest van 112 OTS zaken en 53 (voorlopige) voogdij zaken. Omdat de jeugdbescherming p*q gefinancierd wordt betekent een lagere realisatie bij de ondertoezichtstellingen dat BJZ minder inkomsten ontvangt. De ontwikkelingen rondom de jeugdbescherming worden maandelijks door BJZ gemonitord en heeft bij binnen BJZ al geleid tot een vacaturestop.
5.5.2. Ontwikkeling wachtlijst jeugdbescherming Volgens de beschikking 2010 mag er geen wachtlijst bij de jeugdbescherming zijn. BJZ dient hiervoor binnen de wettelijke doorlooptijd (binnen 5 dagen een (gezins)voogd) te werken. In het eerste halfjaar van 2010 is er nauwelijks sprake van een wachtlijst bij de jeugdbescherming. Alleen in de maanden januari en maart staan er in totaal bij de OTS- en voogdijzaken 3 cliënten op de wachtlijst. De rest van de maanden is de wachtlijst 0. In onderstaande grafiek is de ontwikkeling zichtbaar. ( Zie voor het totaaloverzicht aan doorlooptijden de stand van zaken onder 5.2.2 op pagina 46).
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Voogdij OTS
jul-10
jun-10
mei-10
apr-10
mrt-10
feb-10
jan-10
dec-09
nov-09
okt-09
sep-09
aug-09
jul-09
JR
jun-09
aantal clienten
Ontwikkeling wachtlijst JB en JR
m aanden
5.5.3. Organisatie en overige zaken Nieuwe methodiek voogdij In navolging van de jeugdbescherming gaat ook de voogdij werken volgens een nieuwe methodiek. De planning is landelijk dat deze methodiek in 2011 ingevoerd zal worden. Dit zal gepaard gaan met een caseloadverlaging binnen de voogdij zaken Samenwerking Raad voor de Kinderbescherming Ten behoeve van het traject ter versnelling van de doorlooptijden in de gehele keten van de jeugdbescherming (RvdK, BJZ en Rechtbank) zijn in 2009 afspraken gemaakt. Hieronder valt onder meer de invoering van een casusoverleg tussen BJZ en de RvdK. Dit overleg loopt goed. Het versnellen van de doorlooptijd in de keten moet er eind 2010 toe leiden dat in 75% van de gevallen binnen twee maanden een besluit wordt genomen over de inzet van jeugdbescherming. Deze norm is opgenomen in onze beschikking aan BJZ voor 2010. De verwachting van Bureau jeugdzorg is dat deze 75% norm niet gehaald wordt. Een geplande evaluatie van dit traject is door de Raad voor de Kinderbescherming verschoven naar het 3e kwartaal 2010. Verbeteracties van Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming volgen na de geplande evaluatie. Nieuwe kinderbeschermingswetgeving Om te kunnen bereiken dat kinderen beter beschermd worden tegen ouders die er onvoldoende in slagen hun kind op een gezonde en evenwichtige manier op te voeden ligt er een voorgenomen beleidstuk bij het Rijk voor een aanpassing in de kinderbeschermingswetgeving. Het moet voor de 52
kinderbescherming eenvoudiger worden maatregelen te kiezen die het meest aansluiten bij de omstandigheden van het kind. Met de aanpassing wordt het onder anderen makkelijker om een minderjarig kind onder toezicht te stellen. Ook wordt de uitvoering van de ondertoezichtstelling verbeterd zodat eerder in het gezin kan worden ingegrepen. Naar verwachting zal de nieuwe wet in 2011 in werking treden. Onbekend is nog welke gevolgen deze wet voor Bureau Jeugdzorg heeft. Mogelijke terugvordering door Rijk van subsidie Jeugdbescherming en jeugdreclassering Jaarlijks doen wij opgave aan het Rijk over de gerealiseerde justitiële maatregelen (jeugdbescherming en jeugdreclassering) gedurende het afgelopen jaar. Voor de jaren 2005 t/m 2009 heeft het Rijk een plausibiliteitcontrole uitgevoerd op de aantallen cliënten van de jeugdbescherming en jeugdreclassering en heeft hierin een verschil geconstateerd tussen de cijfers zoals de provincie die via een accountantsverklaring jaarlijks heeft aangeleverd bij de jaarafrekening en de wijze waarop het Bureau Jeugdzorg de cliënten registreert in de periodieke kwartaalrapportages. Op basis hiervan heeft het Rijk ons aanvullende informatie over de jaren 2005 t/m 2009 gevraagd. De gevraagde gegevens zijn door Bureau Jeugdzorg aangeleverd en voorzien van een accountantsverklaring en eind september 2010 naar het Rijk gezonden. Omdat het registratieverschil ook speelt voor het jaar 2010 hebben wij de mogelijk terugvordering van het Rijk becijferd op ongeveer € 2 miljoen. In de subsidieonderhandelingen voor 2011 met Bureau Jeugdzorg gaan wij uit van de registratie zoals het Rijk dit nu aangeeft.
5.6. Jeugdreclassering6 5.6.1. Aantal jeugdreclasseringcliënten De prognose voor het aantal reguliere jeugdreclasseringcliënten in 2010 is gesteld op 315 trajecten. In het 1e kwartaal liepen er 402 jeugdreclasseringsmaatregelen. In het 2e kwartaal waren dat er 372. Deze realisatie ligt in beide kwartalen boven de prognose.
5.6.2. Ontwikkeling wachtlijst jeugdreclassering Volgens onze beschikking 2010 mag er geen wachtlijst bij de jeugdreclassering zijn. In de eerste drie maanden van 2010 is er sprake van een kleine wachtlijst (2 tot 7 zaken). Vanaf april 2010 staat de wachtlijst bij de jeugdreclassering op 0. In de grafiek onder 5.5.2. is de ontwikkeling van de wachtlijst jeugdreclassering zichtbaar.
5.7. Kindertelefoon 5.7.1 Aantal telefoontjes (inclusief chatgesprekken) In 2010 heeft BJZ, vergelijkbaar met 2009, middelen ontvangen waarvoor zij al hun activiteiten bij de kindertelefoon moeten verrichten. In het 1e kwartaal 2010 heeft BJZ 6006 telefoontjes verricht, in het 2e kwartaal waren dat er 6719. Het aantal chatgesprekken lag in het 1e kwartaal op 2005 en in het 2e kwartaal op een aantal van 3097. De aantallen in het 1e halfjaar van 2010 liggen grotendeels hoger dan de aantallen in het laatste halfjaar van 2009. (3e en 4e kwartaal: telefoontjes: 4121 en 6120; chatgesprekken 3e en 4e kwartaal 2009: 1621 en 2179).
5.7.2. Organisatie en overige zaken De pilot ' het project Gouden Oor' die de aansluiting van de kindertelefoon naar de Toegang van BJZ dient te vergemakkelijken is begin 2010 geëvalueerd. Geconstateerd is dat er positieve ervaringen zijn, maar ook dat de omvang van het aantal doorverwijzingen nog gering is. Er zijn veel aanloopproblemen vanuit de technische en organisatorische kant geconstateerd. De activiteiten van de pilot worden voortgezet en worden begin volgend jaar opnieuw geëvalueerd.
6
Jongeren worden aangemeld bij de jeugdreclassering nadat ze met politie en justitie contact hebben gehad. De begeleiding van de jeugdreclassering is erop gericht herhaling te voorkomen. 53
6.
Zorgaanbod jeugdzorg
Conclusies: in de tweedelijnszorg is de efficiency verder verbeterd waardoor meer jeugdigen voor hetzelfde geld geholpen worden in 2010 ten opzichte van 2009; MJD is toegelaten als nieuwe zorgaanbieder op het provinciaal gefinancierde jeugdzorgdomein; ondanks deze efficiencyverbetering en de nieuwe zorgaanbieder is de wachtlijst langer dan 6.1 Hoofdlijnen beleid 9 weken aan het eind van het 2e kwartaal 2010 opgelopen tot 36; aan het eind van het 2e kwartaal 2010 staan er 114 cliënten korter dan 9 weken op de wachtlijst; de 10% regeling is met ingang van 1 juli 2010 afgeschaft; de subsidie aan PMZB wordt met ingang van 1 januari 2011 afgebouwd; de bezettingspercentages voor de residentiele hulp, de daghulp en de pleegzorg zijn hoog; er is een tendens zichtbaar naar lichtere vormen van zorg (flexibilisering van het aanbod); er is voortgang geboekt met de ontwikkeling van een visie en een daarop gebaseerd inkoopbeleid.
6.1 Hoofdlijnen beleid: Ontwikkeling zorgaanbod 6.1.1 Hoofdlijnen beleid provincie inzake het aanbod van geïndiceerde jeugdzorg In de provincie Groningen zijn 4 jeugdzorgaanbieders werkzaam die worden gefinancierd vanuit de doeluitkering Jeugdzorg en waarover in deze voortgangsrapportage uitgebreid wordt gerapporteerd. Dit zijn Elker, CWZW Noord (Leger des Heils), de Pleeg-Maat-Zorg Boerderij en MJD. Deze laatste is met ingang van 1 januari 2010 toegelaten als nieuwe zorgaanbieder. Lentis en Accare bieden eveneens jeugdzorg aan, maar dan gericht op de psychiatrische hulp die gefinancierd wordt uit de AWBZ. Aangezien deze instellingen niet onder de provinciale verantwoordelijkheid vallen, maken zij verder geen deel uit van deze rapportage. Naast de vier jeugdzorgaanbieders zijn er nog een aantal zogeheten LWI's (landelijk werkende instellingen) actief ten behoeve van Groninger jeugdigen, te weten: - William Schrikker Groep; - SGJ; - Leger des Heils jeugdzorg en reclassering; - Hoenderloo groep; - Harreveld. Deze voortgangsrapportage bevat in paragraaf 6.6. voor de derde maal gegevens over de voortgang bij deze instellingen. Aangezien wij van deze instellingen geen kwartaalrapportages ontvangen zijn wij afhankelijk van hetgeen wij aan cijfermateriaal van de zogeheten penvoerende provincies en IPO ontvangen. In 2010 zullen wij met de LWI's afzonderlijk afspraken maken over de periodieke aanlevering van de werkelijke gebruikscijfers ten behoeve van Groninger jeugdigen per LWI. Voor 2010 hebben de zorgaanbieders hun beleidsvoornemens bij de provincie ingediend. Deze beleidsvoornemens hebben de zorgaanbieders gebaseerd op de vraag- en aanbodanalyse van Initi8 voor het jaar 2010. Landelijk en ook in de provincie Groningen is een stijging van de wachtlijsten in de jeugdzorg waarneembaar. Deze stijging wordt veroorzaakt door een groeiende vraag van kinderen en ouders om hulp en ondersteuning bij problemen met opgroeien en opvoeden.
54
Voor de afspraken die IPO en het Rijk voor 2010 en 2011 gemaakt hebben, wordt verwezen naar Hoofdstuk 1, beleid algemeen. Hier is ook het overzicht opgenomen van de afspraken die de provincie Groningen voor 2010 met de zorgaanbieders en gemeenten gemaakt heeft. Beëindiging 10% regeling bij buiten provinciale plaatsingen: In mei 2010 hebben de provincies en grootstedelijke regio’s Amsterdam, Rotterdam en Haaglanden (in het vervolg provincies) binnen het IPO afgesproken de 10% regeling voor buitenregionale plaatsingen per 1 juli 2010 stop te zetten. Dit brengt met zich mee dat de Provincie Groningen een regeling in het leven moet roepen voor de uitwisseling van jeugdzorg cliënten. Wij hebben besloten de resterende periode in 2010 als overgangsperiode te gebruiken waarin wij zo pragmatisch mogelijk met buitenprovinciale plaatsingen om willen gaan. Vanaf 1 januari 2011 zal een structurele regeling van kracht worden. Om een inschatting te maken van de buitenprovinciale cliëntstromen monitoren wij hoeveel cliënten er uit andere provincies in Groningen worden geplaatst en vice versa. Wij hebben daartoe de medewerking van BJZ en de zorgaanbieders gevraagd. Op basis van de gegevens die uit de monitoring beschikbaar komen zullen wij onze structurele beleidsuitgangspunten over plaatsingen van jeugdigen buiten de regio van herkomst formuleren. In de komende maanden zullen wij de structurele regeling die vanaf 1 januari 2011 van kracht wordt ontwerpen en u daarover informeren. Stand van zaken inkoopbeleid In het voorjaar van 2010 is met verschillende partijen in de jeugdzorgsector gesproken over de wijze waarop het inkoopproces 2010 is verlopen en is geïnventariseerd welke ontwikkelingen gestimuleerd moeten worden. Daarnaast heeft een marktanalyse in de vorm van een onderzoek naar de vraagontwikkeling plaatsgevonden. Op hoofdlijnen zijn als positieve elementen uit de evaluatie van het inkoopproces 2010 naar voren gekomen de dialoog over prijs en kwantiteit die tijdens de budgetronde plaatsvindt en het feit dat een vraaganalyse naar de zorgbehoefte door INITI8 is uitgevoerd. Als minder positieve elementen uit het inkoopproces zijn op hoofdlijnen genoemd dat de focus teveel gericht is geweest om de wachtlijsten en de kosten te beheersen en dat daardoor de inhoud te veel onderbelicht is gebleven. Verder is geconstateerd dat de cliënt in het inkoopproces onvoldoende zichtbaar is geweest en dat de beschikbare financiële middelen feitelijk te beperkt zijn gezien de vraag. Bij de beoordeling van de beleidsvoornemens 2011 hanteren wij de voorwaarden die wij voor 2010 gesteld hebben aangevuld met de punten de zijn voortgekomen uit de inventarisatiefase: de zorgaanbieder moet aansluiten bij de jeugdzorgketen; de cliënt moet zichtbaar gemaakt worden in het proces; de zorgaanbieder moet doelmatig zorg leveren. Uit de inventarisatie hebben wij afgeleid dat er ten aanzien van de specifieke doelgroep kinderen van LVG-ouders een hiaat in het zorgaanbod bestaat. Aan zorgaanbieders is gevraagd op dit hiaat hun aanbod voor 2011 kenbaar te maken.
6.1.2 Samenvattend overzicht ontwikkeling omvang van inzet van geïndiceerde jeugdzorg In onderstaande tabel zijn de gegevens over de uitvoering van de geïndiceerde jeugdzorg door jeugdzorgaanbieders in 2010 opgenomen. Per zorgvorm is per zorgaanbieder weergegeven hoeveel cliënten in 2010 geholpen zijn en tegen welk bezettingspercentage (indien van toepassing) dat is gebeurd. In de laatste twee kolommen staan de gegevens over de wachtlijst langer dan 9 weken op 30 juni 2010 vermeld. De gegevens zijn afkomstig uit opgaven van de zorgaanbieders en (voor de LWI's) van de penvoerende provincies/stadsregio's. In onderstaande tabel staat Elker voor Elker, CWZW voor CWZW Noord, PMZB voor de Pleeg-MaatZorg Boerderij, MJD voor MJD en LWI voor landelijk werkende instellingen. Uitvoering geïndiceerde jeugdzorg door zorgaanbieders in 2010 Zorgvorm
Welke
Aantal cliënten
Bezettingspercentage 55
Aantal cliënten op wachtlijst op 30 juni 2010
Intensief Ambulant
Daghulp Pleegzorg
24 uurs hulp
> 9 weken 20 0 0 0 1
98,4% 91,2%
7 0 pm 11 1
3 0 1 8 2
100%
0
0
pm
pm
pm
1
2.007 156 8 19 pm
pm pm 100% pm pm
113 1 0 0 pm 114
32 2 0 0 2 36
973 36 19 pm 203
nvt nvt nvt nvt 97,6%
Elker CWZW LWI Elker CWZW
614 30 pm 217 90
100,3% 111,8%
PMZB LWI Totaal
< 9 weken 79 0 0 pm 16
Elker CWZW MJD LWI Elker
Elker CWZW PMZB MJD LWI Totaal
8
In het kort worden hieronder een aantal opvallende zaken in de uitvoering van het geïndiceerde jeugdzorgaanbod in de provincie Groningen in 2010 opgemerkt. Wachtlijst Op de wachtlijst langer dan 9 weken op 30 juni 2010 bij de Groninger jeugdzorginstellingen staan 34 cliënten. Op de wachtlijst langer dan 9 weken bij de LWI's staan 2 Groninger jeugdigen, waardoor de totale wachtlijst langer dan 9 weken aan het eind van het tweede kwartaal op 36 uitkomt. De wachtlijst langer dan 9 weken is ten opzichte van de wachtlijst per 31 december 2009, waar 4 jeugdigen op stonden, gestegen met 32. De wachtlijst korter dan 9 weken is in het jaar 2010 ook toegenomen, namelijk van 79 tot 114. Deze laatste stijging is met name zichtbaar bij intensieve ambulante zorgverlening en 24-uurs hulp. Voor de zorgvormen pleegzorg en 24-uurshulp zijn de wachtlijsten korter dan 9 weken stabiel. In de beschikkingen 2010 is met de zorgaanbieders afgesproken dat er geen jeugdigen langer dan 9 weken op de wachtlijst zullen staan. Uit de aangeleverde gegevens en een vergelijk met de gegevens over 2009 is er in de provincie Groningen toch sprake is van een stijging van het aantal jeugdigen dat langer dan 9 weken wacht. Door middel van de extra zorginkoop 2010 wordt een uiterste inspanning geleverd om de wachtlijsten langer dan 9 weken voor ambulante hulp en pleegzorg op of richting nul te brengen. Uitbreiding van residentiële hulp is niet aan de orde omdat het dure plekken zijn en de provincie zich er voor langere tijd mee vast zou leggen. Daarnaast is in de uitwerking van het IPO-Rijk afsprakenkader opgenomen dat provincies en instellingen zich inspannen om meer omschakeling van (dure) residentiële zorg naar goedkopere vormen van zorg mogelijk te maken. Alhoewel de residentiële capaciteit in de provincie Groningen relatief laag is, staat uitbreiding van de residentiële capaciteit haaks op de IPO-Rijk afspraak. In onderstaande grafiek is de ontwikkeling van de wachtlijst vanaf eind 2008 grafisch weergegeven. Ook hieruit blijkt de daling van de wachtlijst in 2009 en de stijging in 2010 zowel langer als korter dan 9 weken.
56
Ontwikkeling wachtlijsten jeugdzorg provincie Groningen 2008/2009/2010 300 Totale wachtlijst
250 200
Wachtlijst < 9 weken
150 100
Wachtlijst > 9 weken
50 0 2008
2009
2009
2010
Q4
Q2
Q4
Q2
Bezettingspercentages De bezettingspercentages voor de zorgvormen daghulp, pleegzorg en 24-uurs hulp zijn erg hoog . Voor de intensief ambulante hulp kan geen bezettingspercentage bepaald worden omdat voor deze zorgvorm geen capaciteit in de vorm van aantallen plaatsen van toepassing is. Bezettingspercentage 24-uurs hulp crisis Voor deze vorm van zorg valt op dat de bezettingspercentages van de zorgaanbieders lager is dan de bezettingspercentages op de reguliere 24-uurs plekken. Reden hiervoor is dat er te allen tijde crisisbedden noodzakelijk zijn om snelle opname van jeugdigen in geval van crisis mogelijk te maken. Een overcapaciteit met als gevolg een lager bezettingspercentage is daarom onvermijdelijk. Voor deze vorm van zorg bestaan er dan ook geen wachtlijsten. De crisiscapaciteit bij Elker is in 2010 met 8 plaatsen afgebouwd en hiervoor in de plaats is de ambulante zorg uitgebreid. De gegevens uit het totaaloverzicht worden in de volgende paragrafen (6.2. tot en met 6.6.) per zorgaanbieder nader gespecificeerd. Hier zal ook nader worden ingegaan op opvallende trens die zich bij de zorgaanbieders voordoen.
6.2 Elker 6.2.1 Algemeen Elker is een organisatie voor jeugdzorg in de provincie Groningen. De hulp die Elker biedt aan kinderen, jongeren en ouders bij opvoedings-, ontwikkelings- en/of gedragsproblemen is afhankelijk van de aard en de ernst van de problemen. Deze kan variëren van hulp aan huis, diverse trainingen of daghulp tot en met plaatsing in een pleeggezin of leefgroep in een 24-uursvoorziening. Elker biedt naast jeugdzorg ook zorg in het domein van de GGz.
6.2.2 Aantal jeugdigen in zorg In onderstaande tabel zijn de gegevens over de uitvoering van de geïndiceerde jeugdzorg door Elker in 2010 opgenomen. Per zorgvorm (1) is weergegeven hoeveel jeugdigen er op 1 januari 2010 in zorg waren (2) en wat de instroom aan nieuwe jeugdigen in 2010 is geweest (3). Dit resulteert in het aantal unieke gebruikers per zorgvorm (4). In kolom 5 is de uitstroom in 2010 opgenomen. Kolom 6 bevat het aantal jeugdigen dat op 31 december 2010 in zorg is bij Elker (= aantal gebruikers (4) minus de uitstroom (5)). De gegevens in kolom 7 stammen uit de begroting 2010 die door Elker bij de provincie Groningen is ingediend. Het betreft hier het aantal gebruikers dat Elker bij het opstellen van de begroting over 2010 verwachtte in zorg te nemen. De gegevens zijn afkomstig uit opgaven van Elker. 57
1 Zorgvorm
Intensief ambulant Daghulp Pleegzorg 24-uurs hulp 24-uurs crisis Totaal
2
3
4
5
6
7
Stand per 1 januari 2010
Instroom 2010
Gebruikers van zorg 2010
Uitstroom 2010
Stand per 30 juni 2010
Begroting 2010
380
593
973
545
428
1357
136 501 91 8 1.116
67 113 118 .. 891
203 614 209 8 2.007
69 111 121 .. 846
134 503 88 8 1.161
258 687 120 170 2592
Een aantal opvallende ontwikkelingen die uit bovenstaande tabel zichtbaar worden zijn: Aantal jeugdigen in zorg Op 1 januari 2010 bedroeg het aantal jeugdigen in zorg 1.101 en dit is op 30 juni 2010 gestegen tot 1.161. De stijging van het aantal jeugdigen in zorg komt volledig voor rekening van het aantal jeugdigen dat ambulante hulp ontvangt. Voor de overige zorgvormen geldt dat het aantal jeugdigen in zorg nagenoeg constant gebleven is. Aantal gebruikers In 2010 zijn tot nog toe 891 jeugdigen nieuw in zorg genomen binnen de geïndiceerde jeugdzorg. Het grootste aantal jeugdigen is geholpen binnen de Intensieve Ambulante Hulp; hiervan maakten in totaal, dus inclusief de jeugdigen die op 1 januari al zorg ontvingen, 973 jeugdigen gebruik. Bij de pleegzorg zijn in totaal 113 jeugdigen nieuw geplaatst. De jeugdigen die gebruik maken van overbruggingshulp, een vorm van niet geïndiceerde zorg, zijn niet in deze totalen meegenomen. De stijging van het aantal gebruikers is mede mogelijk gemaakt door het omzetten van residentiele crisiscapaciteit in ambulante hulp en een verdere efficiencyverbetering bij de zorgaanbieders..
6.2.3 Capaciteit en bezettingsgraden Ook voor deze gegevens geldt dat ze afkomstig zijn uit opgaven van Elker. Zorgvorm Capaciteit Bezetting 2010 % Intensief ambulant nvt nvt Daghulp 118 97,6 Pleegzorg 469 100,3 24-uurs hulp 76 98,4 24-uurs crisis 8 72,2 Totaal 671 Wat opvalt is dat de bezettingsgraad van de capaciteit van Elker boven de met de provincie Groningen afgesproken norm van 97% ligt met uitzondering van de residentiële crisisopvang. Ondanks het feit dat de crisiscapaciteit in 2010 met 8 plaatsen ingekrompen is, is de bezetting op de resterende 8 plaatsen 72,2%. Dit relatief lage percentage wordt veroorzaakt door het feit dat er voor deze zorgvorm te allen tijde capaciteit beschikbaar moet zijn om snelle opname van jeugdigen in geval van crisis mogelijk te maken. Wij concluderen hieruit dat de afbouw van de crisiscapaciteit er vooralsnog niet tot geleid heeft dat er onvoldoende crisiscapaciteit over is om in geval van crisis direct tot plaatsing over te kunnen gaan. Bij de pleegzorg is de bezetting opgelopen tot boven de 100% en is de verwachting dat die nog verder op zal lopen. 58
In een Bestuurlijk Overleg na de zomervakantie is de situatie met Elker opnieuw bekeken. Door middel van extra inzet vanuit de provincie en Elker wordt een uiterste inspanning geleverd om extra pleegzorgcapaciteit te creëren om de bezetting tot rond de 100% terug te dringen zonder dat er wachtlijsten langer dan 9 weken ontstaan.
6.2.4 Wachttijden Ook voor deze gegevens geldt dat ze afkomstig zijn uit opgaven van Elker. Zorgvorm
Intensief ambulant Daghulp Pleegzorg 24-uurs hulp 24-uurs crisis Overig Totaal
Aantal jeugdigen wachtend op zorg 30 juni 2010 < 9 weken > 9 weken 79 20 16 7 11 nvt 0 113
1 3 8 nvt 0 32
Aantal jeugdigen wachtend op zorg 31 december 2009 < 9 weken > 9 weken 45 0 13 7 5 nvt 0 70
0 0 0 nvt 0 0
Op 30 juni 2010 is de wachtlijst van Elker ten opzichte van eind 2009 gestegen van 70 jeugdigen naar 145 jeugdigen. Het aantal wachtenden langer dan 9 weken is gestegen van 0 jeugdigen eind 2009 tot 32 jeugdigen op 30 juni 2010. Van de 32 weken jeugdigen die langer dan 9 weken op de wachtlijst staan, ontvangen er 18 een vorm van overbruggingszorg van Elker; dit betekent dat er 14 geen vorm van hulp ontvangen. Hiervan verblijven 4 jeugdigen die wachten op residentiële hulp op dit moment nog binnen een vorm van verblijf elders. De 8 cliënten die langer dan 9 weken wachten op residentiële hulp en geen overbruggingszorg ontvangen, wachten op een vorm van traumabehandeling waarvoor vervangende zorg geen optie is. Wanneer de stijging van het aantal wachtenden nader bekeken wordt dan zien we dat de stijging met name zichtbaar is bij de ambulante zorg en de 24-uurs hulp. Eind 2009 is alle beschikbare capaciteit benut om de wachtlijst tot 0 weg te werken. Hierdoor is de opnamecapaciteit in de eerste maanden van 2010 laag geweest. Daarnaast is de realisatie over het eerste halfjaar en de prognose voor heel 2010 volgens Elker hoger dan de begrotingsaantallen en is de bezetting op alle onderdelen hoog. Wel is er onzekerheid over het instroompatroon: die vertoont een grillig beeld en fluctueert per maand. De mogelijkheid om fluctuaties op te vangen is beperkt. In een Bestuurlijk Overleg na de zomervakantie zal de situatie met Elker opnieuw bekeken worden. Dan zal bezien worden of extra inzet vanuit de provincie en/of Elker tot de mogelijkheden behoort om extra ambulante capaciteit te creëren.
6.2.5 Voortgang Elker inzake flexibilisering zorgaanbod, overgangshulp, ambulante spoedhulp en crisishulp Overbruggingshulp is een vorm van hulp waarbij jeugdigen die op de wachtlijst staan tijdelijk worden geholpen in afwachting op de geïndiceerde zorg. Uit evaluatieonderzoek is gebleken dat jeugdigen overbruggingshulp als positief ervaren. Het inzetten van extra middelen voor overbruggingshulp is in 2010 niet aan de orde. De bestaande afspraken bieden voldoende waarborgen dat jeugdigen binnen 4 weken een vorm van zorg aangeboden te krijgen ook al is dit niet in alle gevallen in de vorm van geïndiceerde zorg maar als overbruggingsaanbod.
6.3 CWZW Noord 6.3.1 Algemeen Centra voor Wonen, Zorg en Welzijn Noord (CWZW Noord) te Groningen is een werkeenheid van de Stichting Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg. Deze werkeenheid exploiteert in de provincie Groningen een twee jeugdhuizen (Groningen en Veendam) en een crisisgroep Binnen 6 Weken thuis (B6T) en biedt daarnaast pleegzorg en intensief ambulante zorg. 59
6.3.2 Aantal jeugdigen in zorg In onderstaande tabel zijn de gegevens over de uitvoering van de geïndiceerde jeugdzorg door CWZW Noord in 2010 opgenomen. Per zorgvorm (1) is weergegeven hoeveel jeugdigen er op 1 januari 2010 in zorg waren (2) en wat de instroom aan nieuwe jeugdigen in 2010 is geweest (3). Dit resulteert in het aantal unieke gebruikers per zorgvorm (4). In kolom 5 is de uitstroom in 2010 opgenomen. Kolom 6 bevat het aantal jeugdigen dat op 30 juni 2010 in zorg is bij CWZW Noord (= aantal gebruikers (4) minus de uitstroom (5)). De gegevens in kolom 7 stammen uit de begroting 2010 die door CWZW Noord bij de provincie Groningen is ingediend. Het betreft hier het aantal gebruikers dat CWZW Noord bij het opstellen van de begroting over 2010 verwachtte in zorg te nemen.
1 Zorgvorm
Intensief ambulant Pleegzorg 24-uurs hulp 24-uurs crisis Totaal
2 Stand per 1 januari 2010
3 Instroom 2010
4 Gebruikers van zorg 2010
5 Uitstroom 2010
6 7 Stand per 30 juni 2010
Begroting 2010
13
23
36
12
24
83
19 32 4 68
11 28 26 88
30 60 30 156
13 26 25 76
17 34 5 80
40 87 65 275
Een aantal opvallende ontwikkelingen die uit bovenstaande tabel afgeleid kunnen worden zijn: Aantal jeugdigen in zorg Op 1 januari 2010 bedroeg het aantal jeugdigen in zorg 68 en dit is op 30 juni 2010 gestegen tot 80. De stijging van het aantal jeugdigen is met name zichtbaar bij het aantal jeugdigen dat ambulante zorg ontvangt. CWZW Noord heeft hier in de beschikking 2010 extra geld voor gekregen. Aantal gebruikers De productie van de pleegzorg ligt iets boven de jaarprognose. Voor wat betreft de residentiële zorg en de ambulante zorg kan gesteld worden dat het aantal jeugdigen bij de jaarprognose achterblijft. Geconcludeerd kan worden dat de instroom in de ambulante hulp in de eerste twee kwartalen met 12 en 11 stabiel is. Om het afgesproken aantal jeugdigen voor deze zorgvorm te halen zal de instroom in het derde en vierde kwartaal van 2010 moeten stijgen. Het aantal gebruikers ligt door deze ontwikkelingen onder de afspraken zoals CWZW Noord die voor 2010 met de provincie Groningen heeft gemaakt.
6.3.3 Capaciteit en bezettingsgraden Ook voor deze gegevens geldt dat ze afkomstig zijn uit opgaven van CWZW Noord.
Zorgvorm Intensief ambulant Pleegzorg 24-uurs hulp 24-uurs hulp crisis Totaal
Capaciteit 2010 nvt
Bezettings % nvt
16 36 nvt
111,8 91,2 nvt
52
nvt 60
De bezettingsgraden per zorgvariant laten zien dat de residentiele opvang met een capaciteit van 36 plaatsen op 91,2 % zit. Dit percentage is stabiel ten opzichte van eerdere rapportages. Ten aanzien van de vraag naar residentiele capaciteit in de groep jeugdigen van 5 tot 13 is al eerder geconstateerd dat deze is afneemt. CWZW Noord heeft voorgesteld in 2011 een herschikking van de residentiele capaciteit voor jeugdigen van CWZW Noord te laten plaatsvinden. Er zijn geen aparte bedden gereserveerd voor crisisopvang zodat ook geen aparte bezettingsgraad voor deze vorm van zorg gegeven kan worden. Het aantal crisisaanvragen stabiliseert zich tot circa 30 per kwartaal. Van deze 30 kan doorgaans de helft geplaatst worden. Voor wat betreft de pleegzorg valt op dat het bezettingspercentage al langere tijd boven de 100% ligt. De toename in de vraag naar pleegzorg is ook bij andere zorgaanbieders zichtbaar. Omdat er in de provincie Groningen sprake is van een relatief hoge inzet van pleegzorgcapaciteit zal in 2010 onderzocht worden wat hier de reden voor is. Er is geconstateerd dat relatief veel jeugdigen van buiten de provincie Groningen gebruik maken van de pleegzorgcapaciteit in de provincie Groningen. De verwachting is dat de provincie Groningen door het afschaffen van de 10%-regeling (effectief per 1 januari 2011) hier in 2011 financieel voor gecompenseerd wordt.
6.3.4 Wachttijden Ook voor deze gegevens geldt dat ze afkomstig zijn uit opgaven van CWZW Noord.
Zorgvorm
Intensief ambulant Pleegzorg 24-uurs hulp Totaal
Aantal jeugdigen wachtend op zorg 30 juni 2010 < 9 weken > 9 weken 0 0 0 1 1
Aantal jeugdigen wachtend op zorg 31 december 2009 < 9 weken > 9 weken 8 0
0 2 2
0 1 9
0 0 0
De wachtlijst van CWZW Noord laat zien dat het totaal aantal jeugdigen dat wacht op zorg gedaald is van 9 jeugdigen eind 2009 naar 3 jeugdigen op 30 juni 2010. Het aantal wachtenden dat langer dan 9 weken op zorg wacht is gestegen van 0 (eind 2009) naar 2 op 30 juni 2010. CWZW Noord heeft beide jeugdigen die langer dan 9 weken op de wachtlijst staan ambulante overbruggingshulp aangeboden maar daar is geen gebruik van gemaakt. De verwachting is dat beide jeugdigen op korte termijn kunnen worden geplaatst. Als een jeugdige op de wachtlijst staat is het een vanzelfsprekendheid dat er contacten zijn tussen CWZW Noord en de plaatser en/of het gezin om ervoor te zorgen dat de situatie zoveel mogelijk stabiliseert en om de plaatsing zo goed mogelijk voor te bereiden. In 2010 brengt CWZW Noord alle inkomende vragen om zorg samen in trajectcoördinatie. De trajectcoördinator is verantwoordelijk voor het snel bieden van de zorg en de aansluiting van de verschillende hulpvarianten in tijd en plaats. Een ontwikkeling die hierbij aansluit is de wens om meer preventief en ambulant te werken en zo te voorkomen dat jeugdigen in een residentiële setting terecht komen.
6.3.5 Voortgang CWZW Noord inzake flexibilisering zorgaanbod, overgangshulp, ambulante spoedhulp en crisishulp Overbruggingshulp CWZW Noord heeft in 2010 een bedrag van € 40.000,-- beschikbaar voor het leveren van overbruggingshulp. Hiermee worden jeugdigen geholpen in afwachting van de geïndiceerde zorg. De voortgang van de overbruggingshulp wordt zichtbaar gemaakt in de kwartaalrapportages. De verantwoording van dit bedrag vindt plaats in de jaarrekening over 2010.
61
Flexbudget In het kader van het flexbudget is een spel ontwikkeld dat binnen de residentiële jeugdzorg gebruikt kan worden om veiligheid vanuit alle perspectieven bespreekbaar te maken. Daarnaast is de training seksuele voorlichting uitgesplitst in jongens en meisjes, leeftijd beneden en boven 12 jaar. Ook hierin komt het thema veiligheid en weerbaarheid expliciet aan de orde.
6.3.6 Organisatie en overige zaken CWZW Noord is geen aparte juridische entiteit maar maakt onderdeel uit van de Stichting Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg te Almere. Het ziekteverzuimpercentage binnen CWZW Noord is enige tijd onverantwoord hoog geweest waardoor onder andere veel uitzendkrachten ingeschakeld moesten worden. De provincie Groningen heeft aangedrongen op een plan van aanpak om het ziekteverzuim te verminderen. De getroffen maatregelen hebben ertoe geleid dat het ziekteverzuimpercentage is gedaald en zich inmiddels stabiliseert rond de 5%.
6.4 Pleeg-Maat-Zorg Boerderijen (PMZb) 6.4.1 Algemeen PMZb is een longstay voorziening voor jongeren met ernstige gedragsproblemen. Er wordt 24uurshulp geboden met woon-, werk- en leerbegeleiding. De capaciteit in 2010 is 8 plaatsen. Wij hebben schriftelijk het voornemen aangekondigd de subsidie met ingang van 1 januari 2011 af te bouwen.
6.4.2 Aantal jeugdigen in zorg In onderstaande tabel zijn de gegevens over de uitvoering van de geïndiceerde jeugdzorg door PMZb in 2010 opgenomen. Per zorgvorm (1) is weergegeven hoeveel jeugdigen er op 1 januari 2010 in zorg waren (2) en wat de instroom aan nieuwe jeugdigen in 2010 is geweest (3). Dit resulteert in het aantal unieke gebruikers per zorgvorm (4). In kolom 5 is de uitstroom in 2010 opgenomen. Kolom 6 bevat het aantal jeugdigen dat op 30 juni 2010 in zorg is bij PMZb (= aantal gebruikers (4) minus de uitstroom (5)). De gegevens in kolom 7 stammen uit de begroting 2010 die door PMZb bij de provincie Groningen is ingediend. Het betreft hier het aantal gebruikers dat PMZb bij het opstellen van de begroting over 2010 verwachtte in zorg te nemen.
1
2
3
4
Stand per 1 januari 2010
Instroom 2010
Gebruikers van zorg 2010
Uitstroom 2010
Stand per 30 juni 2010
Begroting 2010
24-uurs hulp
8
0
8
0
8
10
Totaal
8
0
8
0
8
10
Zorgvorm
5
6
7
Op 1 januari 2010 waren er 8 jeugdigen in zorg bij PMZb. In de eerste helft van 2010 zijn er geen jeugdigen in- of uitgestroomd zodat er op 30 juni 2010 nog steeds 8 cliënten in zorg zijn. De ontwikkeling van het aantal cliënten is conform de opgave uit de begroting. 62
6.4.3 Capaciteit en bezettingsgraad Ook voor deze gegevens geldt dat ze afkomstig zijn uit opgaven van PMZb.
Zorgvorm 24-uurs hulp
Capaciteit 2010 8
Bezetting % 100
Uit deze tabel valt af te leiden dat de bezettingsgraad van de capaciteit van PMZb 100% is.
6.4.4 Wachttijden Er zijn op 30 juni 2010 geen wachtenden langer dan 9 weken. Dit is overeenkomstig de opgave per 31 december 2009.
6.4.5 Voortgang beleidszaken PMZb De provincie Groningen wenst al enige tijd meer zekerheid ten aanzien van de continuïteit van PMZb om de inhoudelijke, financiële en personele risico's te beperken. Eerdere gesprekken met mogelijke samenwerkingspartners hebben om verschillende redenen niet tot zichtbaar resultaat geleid. De provincie heeft voor het stellen van deze aanvullende zekerheid PMZb een termijn tot 1 juli 2010 gegeven. In 2009 hebben de eerste verkennende gesprekken plaatsgevonden over de mogelijkheden van intensieve samenwerking tussen PMZb en CWZW Noord. In de eerste helft van 2010 is gebleken dat ook deze partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen. Er is daarom besloten dat de subsidierelatie met PMZb met ingang van 1 januari 2011 zal worden afgebouwd. Er wordt hierbij een termijn in ogenschouw genomen waardoor de continuïteit van de zorg aan de huidige bewoners wordt gewaarborgd. PMZb heeft tegen de aankondiging van de afbouw van de subsidie een bezwaarschrift ingediend. Hierop is een verweerschrift opgesteld. De door de Commissie Rechtsbescherming te houden hoorzitting in deze zaak staat voorlopig gepland voor oktober 2010. De verwachting is dat de Commissie in het najaar 2010 uitspraak zal doen. De besparing op de personeelskosten is ingezet en zal naar verwachting eind 2010 afgerond zijn. De besparing wordt gecompenseerd door de extra inzet van vrijwilligers en deeltijdwerkers. Met PMZb zal besproken worden of en in welke mate dit consequenties heeft voor de kwaliteit van de zorg aan de jeugdigen die bij PMZb zijn opgenomen. Door een lagere personele inzet zullen andere kosten toenemen doordat een aantal handelingen niet meer in eigen beheer kan worden gedaan door het eigen personeel. Dit betreft met name huishouding, bewonersgebonden kosten en algemene kosten.
6.5 MJD 6.5.1
Algemeen
Per 1 januari 2010 is de MJD gestart als nieuwe zorgaanbieder voor geïndiceerde jeugdzorg met de modules Ambulante Gezinshulpverlening (AGH) en Intensieve Ambulante Jeugdhulp (IAJ). Voor 2010 is afgesproken om 25 trajecten op jaarbasis uit te voeren, globale verdeling 15 gezinnen (AGH) en 10 jeugdigen (IAJ). In de maanden januari en februari hebben nog inhoudelijke afstemmingsgesprekken plaatsgevonden tussen MJD, Bureau Jeugdzorg (BJZ) en de Provincie Groningen om de modules goed aan te laten sluiten op de vraag. Daarnaast is een intensief intern traject doorlopen in het doorontwikkelen van een kwalitatief goed zorgaanbod. Daarbij zijn onder meer in samenwerking met BJZ afspraken gemaakt met betrekking tot de hulpverleningsplanning en toetsingscriteria opgesteld rond de veiligheid van kinderen/jeugdigen. In verband met deze opstartperikelen heeft er in het eerste kwartaal nog geen instroom plaatsgevonden. Vanaf maart 2010 is hier een omslagpunt in te zien en is de aanmeldingsstroom goed op gang gekomen.
6.5.2
Aantal jeugdigen in zorg
In onderstaande tabel zijn de gegevens over de uitvoering van de geïndiceerde jeugdzorg door MJD in 2010 opgenomen. 63
Per zorgvorm (1) is weergegeven hoeveel jeugdigen er op 1 januari 2010 in zorg waren (2) en wat de instroom aan nieuwe jeugdigen in 2010 is geweest (3). Dit resulteert in het aantal unieke gebruikers per zorgvorm (4). In kolom 5 is de uitstroom in 2010 opgenomen. Kolom 6 bevat het aantal jeugdigen dat op 30 juni 2010 in zorg is bij MJD (= aantal gebruikers (4) minus de uitstroom (5)). De gegevens in kolom 7 stammen uit de begroting 2010 die door MJD bij de provincie Groningen is ingediend. Het betreft hier het aantal gebruikers dat MJD bij het opstellen van de begroting over 2010 verwachtte in zorg te nemen.
1
2
3
4
5
6
7
Zorgvorm
Stand per 1 januari 2010
Instroom 2010
Gebruikers van zorg 2010
Uitstroom 2010
Stand per 30 juni 2010
Begroting 2010
Ambulant gezinshulp Intensieve ambulante jeugdhulp
0
16
16
0
16
15
0
3
3
0
3
10
Totaal
0
19
19
0
19
25
Een aantal opvallende ontwikkelingen die uit bovenstaande tabel afgeleid kunnen worden zijn: Op 1 januari 2010 had MJD geen jeugdigen in zorg en dit is op 30 juni 2010 gestegen tot 19. In het eerste kwartaal 2010 zijn er geen aanmeldingen geweest voor het aanbod in het kader van provinciaal gefinancierde jeugdzorg. Het streven was om de instroom gefaseerd plaats te laten vinden en op peildatum 30 juni 2010 de helft van het totaal aantal trajecten in begeleiding te hebben. MJD zit inmiddels boven het streefgetal. Doordat MJD in relatief korte tijd een grote toestroom te verwerken kreeg, is de wachttijd onder druk komen te staan. In de meeste gevallen is het MJD gelukt de zorg binnen 4 weken te starten. In totaal heeft MJD 21 indicatiebesluiten ontvangen en zijn er nog 4 indicatiebesluiten in aanvraag. Daarmee zit MJD aan het maximum afgesproken aantal trajecten van 25.
6.5.3
Capaciteit en bezettingsgraden
Ook voor deze gegevens geldt dat ze afkomstig zijn uit opgaven van MJD. Zorgvorm Intensief ambulant Totaal
Capaciteit 2010 nvt
Bezettings % nvt
nvt
nvt
Voor de intensief ambulante hulp kan geen bezettingspercentage bepaald worden omdat voor deze zorgvorm geen capaciteit in de vorm van aantallen plaatsen van toepassing is.
6.5.4
Wachttijden
Ook voor deze gegevens geldt dat ze afkomstig zijn uit opgaven van MJD. Zorgvorm
Intensief ambulant
Aantal jeugdigen wachtend op zorg 30 juni 2010 < 9 weken > 9 weken 0 0
Aantal jeugdigen wachtend op zorg 31 december 2009 < 9 weken > 9 weken nvt nvt
64
Pleegzorg 24-uurs hulp Totaal
0 0 0
0 0 0
nvt nvt nvt
nvt nvt nvt
De wachtlijst van MJD laat zien dat er aan het eind van het tweede kwartaal 2010 geen jeugdigen op hulp van MJD wachten. MJD heeft Bureau Jeugdzorg in juni 2010 verzocht om temporisering van de aanmeldingen. Ook daarna zijn er nieuwe aanvragen/aanmeldingen binnengekomen.
6.5.5
Organisatie en overige zaken
Wij hebben de Inspectie Jeugdzorg, conform de afspraken tussen het IPO en de Inspectie jeugdzorg, gevraagd in 2010 in het derde/vierde kwartaal onderzoek naar de kwaliteit van de geleverde zorg bij MJD te doen.
6.6 Landelijk werkende instellingen (LWI's) 6.6.1 Algemeen Sinds de Wet op de jeugdzorg van kracht is, is de financiering van de jeugdzorg gedecentraliseerd naar de provincies/stadregio's. In de provincie Groningen zijn de volgende Landelijk Werkende Instellingen (LWI's) actief (tussen haakjes is de financierende provincie/stadsregio vermeld): - William Schrikker Groep (stadsregio Amsterdam); - SGJ (provincie Utrecht); - Leger des Heils jeugdzorg en reclassering (provincie Overijssel); - Hoenderloo groep (provincie Zuid-Holland); - Harreveld (provincie Zuid-Holland). Voor de financiering van de LWI's zijn in 2009 bestuurlijke convenanten gesloten tussen alle provincies/stadsregio's, het Rijk en de betreffende LWI's, omdat in de wet geen grondslag meer aanwezig was voor de landelijke financiering door het Rijk. Op grond van deze convenanten loopt de financiering van de landelijke capaciteit voor de LWI's via enkele penvoerende provincies. Deze convenanten lopen eind 2010 af. De penvoerende provincies ontvangen het budget dat bij de inwerkingtreding van de Wet op de Jeugdzorg voor de instellingen gold en de groei van de jeugdzorg van de LWI's dient door de provincies te worden gefinancierd. In 2010 heeft de provincie Groningen bij verschillende LWI's, bovenop de vastgestelde trekkingsrechten, extra zorg in de vorm van een aanvullende subsidie ingekocht. Via rapportages over de wachtlijstcijfers van de penvoerders worden de wachtlijstgegevens gemonitored. In onderstaande tabel zijn per LWI zijn de trekkingsrechten 2010, aanvullende subsidie 2010 en de wachtlijstgegevens langer dan 9 weken per 31 december 2009 en 30 juni 2010 weergegeven. Instelling
Trekkingsrechten
WSSP Hoenderloo Harreveld SGJ LdH Totaal
48 9 3 6 68 134
Aanvullende Subsidie 2010 16 0 0 3 0 19
Wachtlijst per 30 juni 2010 1 1 0 0 0 2
Wachtlijst per 31 december 2009 0 3 0 0 0 3
De wachtlijst langer dan 9 weken bij Hoenderloo bestaat uit 1 jeugdige die wachten op residentiele zorg. Landelijk gezien staan er 41 jeugdigen op deze wachtlijst waarvan er dus 1 uit Groningen afkomstig is. Vanwege beperkte fysieke capaciteit in de vorm van plaatsen bij Hoenderloo was het niet mogelijk deze jeugdige te plaatsen. De beleidslijn in deze is dat BJZ, mocht na negen weken een onverantwoorde situatie nog steeds bestaan en er is geen passende zorg of overbrugging geregeld of 65
te regelen, dan actie onderneemt. Hierover wordt de provincie geïnformeerd. Er zijn geen signalen ontvangen. De jeugdige die bij WSSP langer dan 9 weken op de wachtlijst staat, wacht op een perspectief biedende pleegzorgplek en woont nu in een AWBZ instelling. Bij de overige LWI's bestaan er op 30 juni 2010 geen wachtlijsten langer dan 9 weken. Bestuurlijk overleg zorgaanbieders Op verzoek van de LWI's worden deze na de zomer 2010 uitgenodigd bij het bestuurlijk overleg van zorgaanbieders in de provincie Groningen. Hiervoor hebben wij contact opgenomen met Elker die recentelijk het roulerende voorzitterschap op zich heeft genomen.
6.6.2 Aantal jeugdigen in zorg LWI's De provincie Groningen wordt door de penvoerende provincies/stadsregio's niet geïnformeerd over betrouwbare gegevens over het aantal gebruikers per LWI. Vandaar dat hierover geen gegevens zijn opgenomen. Via het IPO ontvangen wij gebruikscijfers maar deze zijn tot stand gekomen via een theoretische benadering en geven geen beeld van de werkelijkheid. Omdat via het IPO geen realistische gebruikscijfers per LWI per regio beschikbaar komen zullen wij met de LWI's afspraken maken over het rechtstreeks aanleveren van gebruikscijfers.
6.6.3 Capaciteit en bezettingsgraden LWI's De provincie Groningen wordt door de penvoerende provincies/stadsregio's niet geïnformeerd over de bezettingsgraden per LWI. Vandaar dat hierover geen gegevens zijn opgenomen. Met WSSP zijn afspraken gemaakt over het rechtstreeks aanleveren van gegevens
6.6.4 Voortgang beleidszaken LWI's De provincie Groningen wordt door de penvoerders/stadsregio's niet geïnformeerd over de voortgang van beleidszaken bij de LWi's.
66
7.1.Ontwikkeling van de nazorg Conclusies: - Begeleid wonen opgenomen in diverse gebiedsprogramma's. - Een provinciale ondersteuningsfunctie begeleid wonen, leren, werken ingericht bij CMO.
7.1.1. Beleid provincie inzake nazorg voor jeugdzorgcliënten De ambitie voor 2009-2012 is het verbeteren van het teruggeleiden van jongeren uit de geïndiceerde jeugdzorg naar huis. Acties die in dit kader bijdragen zijn het creëren van een warme overdracht vanuit het zorgaanbod en het financieren van een aantal woonpilots. In de nieuwe gebiedsprogramma's zijn diverse begeleid woontrajecten opgenomen. Deze zullen de komende periode tot ontwikkeling komen. Om een extra impuls te geven aan deze projecten is bij het CMO een provinciale ondersteuningsfunctie begeleid wonen leren werken ingericht.
7.1.2. Samenvattend overzicht stand van zaken nazorg Onderwerp
Doel periode 2009 2012
Resultaat t/m nu
Nazorg na geïndiceerde jeugdzorg
verbeteren nazorg na geïndiceerde jeugdzorg
Inmiddels worden in 17 van de 23 gemeenten projecten begeleid wonen uitgevoerd en/of opgezet. (In diverse stadia van ontwikkeling). Vijf van de acht regio's hebben begeleid wonen opgenomen in het gebiedsprogramma 2009-2010, verdere uitbreiding in 2011 (m.u.v. Centraal waar veel operationele voorzieningen zijn)
Nazorg na justitieel kader
ketensamenwerking en goede nazorg
BJZ speelt hierin een rol met de uitvoering van jeugdreclasseringtaken en aansluiting bij veiligheidshuis. In overleg met Justitie en gemeenten wordt gewerkt aan stroomlijning, hierin spelen de trajectberaden onder meer een rol. (Zie ook 4.7 eerder in deze rapportage).
Kamers met Kansen voor jongeren 18 t/m 23 jaar
Kamers met Kansen in gebruik nemen
Handboek Campus Diep: Methodiek voor woon-leerwerkprojecten voor jongvolwassenen in Groningen, is verschenen en verspreid over de provincie. In februari 2010 is Kamers met Kansen gestart in de stad Groningen met twee voorzieningen.
7.1.3. Stand van zaken van nazorg door gemeenten Het thema begeleid wonen is inmiddels opgenomen in de gebiedsprogramma's 2009-2010 van Stadskanaal/Vlagtwedde, Veendam/Pekela/Menterwolde, Oldambt/Bellingwedde en Noord-Oost Groningen. Westerkwartier en Noord-West Groningen voegen het thema toe of nemen het op in het gebiedsprogramma 2011-2012. De regio Centraal heeft meerdere operationele voorzieningen (o.a. Kamers met Kansen), waardoor begeleid wonen niet in het gebiedsprogramma is opgenomen. Hetzelfde geldt voor de regio Hoogezand-Sappemeer/Slochteren. Voor 2011 t/m 2012 zijn nieuwe gebiedsprogramma's in voorbereiding, waarin de projecten begeleid wonen worden voortgezet. Bij het CMO is een ondersteuningsfunctionaris aangesteld voor de periode 2010 tot in ieder geval 2012. Deze werkzaamheden worden gefinancierd vanuit de exploitatiesubsidie aan CMO Groningen. Het doel hiervan is: - bijdragen aan een provinciedekkend aanbod op het gebied van begeleid wonen leren werken voor jongeren van 18 t/m 23 jaar; - realiseren van een grotere samenhang tussen de diverse regionale projecten en initiatieven voor Begeleid wonen leren werken; - versnellen van het proces en verhogen van de kwaliteit van de projecten en initiatieven. 67
7.1.4 Ontwikkelingen m.b.t. de projecten begeleid wonen en wonen-leren-werken Kamers met Kansen In het kader van het bieden van nazorg aan jongeren van 18 t/m 23 jaar die dat nodig hebben t.a.v. wonen, leren en werken hebben wij het project Kamers met Kansen gefinancierd. Kamers met Kansen is een woon-werk-leervoorziening in de stad Groningen voor jongeren tussen 18 en 25 jaar die buiten de boot dreigen te vallen. Voor deze jongeren wordt een zogenaamde campus opgezet die een aantal woon-werk-leervoorzieningen omvat, met verschillende intensiteit en niveau's van begeleiding. Het handboek waarin werkwijze en methodieken zijn vastgelegd is inmiddels klaar. We hebben hiervoor een subsidie verleend van € 20.000,- onder voorwaarde dat de opgebouwde kennis en ervaring wordt gedeeld met instellingen die elders in de provincie actief zijn. Op 12 juni 2009 is een conferentie georganiseerd, waarin het handboek is gepresenteerd. Kamers met Kansen wordt uitgevoerd door Campus Diep. Campus Diep is een samenwerkingsverband van verschillende organisaties. Aan Campus Diep nemen diverse organisaties deel: woningcorporatie Nijestee, Stichting Huis, ROC Alfacollege, ROC Noorderpoort, Werkpro, MJD Groningen, Elker en de gemeente Groningen met het Jongerenloket en afdeling leerlingzaken. Voorzieningen Kamers met Kansen zijn gestart in het Noorderplantsoen en aan het Damsterdiep. Projecten begeleid wonen in de verschillende regio's in de provincie Groningen Stadskanaal/Vlagtwedde: Project begeleid wonen op twee locaties gerealiseerd en geëvalueerd. Van de 40 aanmeldingen zijn 14 jongeren geplaatst. Een groot deel van de niet-plaatsingen had te maken met een te zware problematiek voor de gekozen vorm van lichte begeleiding (door Elker). Deze jongeren zijn doorverwezen naar andere hulpverleningsvormen. Gezien deze ervaring is een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd naar 24-uurs opvang voor jongeren met zwaardere problematiek. Midden 2010 is een bijeenkomst gehouden met betrokken samenwerkingspartijen over de uitkomsten van het onderzoek, vervolgprocedure, vormgeving, werkwijze, organisatie en mogelijke financiering van een 24-uurs voorziening. Veendam/Pekela/Menterwolde: In Veendam is de doelgroep in beeld en begeleid wonen is opgenomen in het woonbeleidsplan en bij 'goedkope woningen voor jongeren'. De ontwikkeling van wonen-leren-werken wil men daarbij laten aansluiten. Pekela heeft samen met de gemeente Reiderland een pilot gestart waarbij vier jongeren zijn geplaatst. Omdat uitbreiding gewenst is, wordt gekeken naar hoeveel en welke vormen van begeleid wonen mogelijk/betaalbaar zijn. In Menterwolde is de doelgroep in beeld. De projectgroep kijkt in eerste instantie naar een project 'Kamers met Kansen'. Omdat er ook een forse groep jongeren is met zwaardere problematiek, komt de mogelijkheid van een 24-uurs opvang in een volgend stadium aan bod. Oldambt/Bellingwedde: 'Wonen met kansen' is gericht op het behalen van een startkwalificatie en vaardigheden om zelfstandig te kunnen wonen. Maximaal twee jaar huisvesting, coaching en een leer-/werktraject. In 2010 worden drie varianten uitgewerkt. Noord-Oost Groningen: Appingedam en Delfzijl hebben een plan van aanpak opgesteld. De doelgroep is in beeld en de mogelijkheden (praktisch en financieel) zijn in kaart gebracht. Het project is in de aanbestedingsfase. Uitvoering in 2011 en 2012. Westerkwartier en Noord-West Groningen: Zij voegen het thema toe of nemen het op in het gebiedsprogramma 2011-2012. Centraal/ Hoogezand-Sappemeer/Slochteren: Deze regio's hebben meerdere operationele voorzieningen (o.a. Kamers met Kansen), waardoor begeleid wonen niet in het gebiedsprogramma is opgenomen.
68
8. Versterken van de informatievoorziening Conclusies: - Er is goed zicht op de omvang van de provinciale jeugdzorg - Kader voor Brede Jeugd Monitor is gereed, monitor 2010 wordt uitgevoerd - Binnen het onderzoek Take Care (C4youth) is gestart met fase 1, de voorbereidingen
8.1. Ontwikkeling van de informatievoorziening 8.1.1. Beleid provincie inzake versterken van de informatievoorziening Om goed te kunnen sturen moet de provincie beschikken over juiste, volledige en tijdige informatie. Om dit te bereiken wordt gebruikt gemaakt van informatiebronnen als provinciale verwijsindex, kwartaalrapportages en onderzoeksresultaten.
8.1.2. Samenvattend overzicht voortgang realisatie versterking informatievoorziening Onderwerp Verwijsindex
Doelperiode 2009 - 2012 Invoering ZvJG op 19-01-2010.
Resultaat t/m nu Het project Zorg voor Jeugd Groningen is gestart. Zie verwijsindex 4.2.2.
Kwartaalrapportages
Op basis van landelijke en provinciale ontwikkelingen de inhoud van de rapportages aanscherpen.
Zorgaanbieders en BJZ leveren per kwartaal hun rapportages aan. Dit is een continu proces.
Wachtlijstcijfers
Inzicht in de wachtlijsten in de provinciale jeugdzorg.
Zorgaanbieders en BJZ leveren per maand hun wachtlijstcijfers aan. Dit is een continu proces.
Vraagontwikkeling
Inzicht in totale vraagontwikkeling in Groningen.
Bureau Initi8 heeft voor 2011 een vraaganalyse jeugdzorg gemaakt. Er wordt verkend hoe het effect tussen eerste lijn en tweedelijn jeugdzorg gemeten kan worden.
Verbreding monitor
Informatieverzameling onderwijs. Verbreden van deze informatie.
JONG-monitor is voor 2009 nog uitgevoerd. Kader voor de Brede Jeugd monitor 2010 is ontwikkeld.
C4Youth/ Take Care
Onderzoek naar korte en lange termijn uitkomsten van zorg voor kinderen en adolescenten.
fase 1: voorbereidingen t.b.v. het onderzoek zijn gestart. 2011 eerste uitkomsten verwacht.
69
8.1.3. Verbreding van Jeugd- en Onderwijsmonitor Door de evaluatie van de website jeugdinformatie is gebleken dat er behoefte bestaat aan goede stuurinformatie. Er zijn verschillende monitors en onderzoeken, maar één interface met stuurinformatie voor jeugd is er niet. Daarom is bekeken of het haalbaar is om met gemeenten tot een set van stuurinformatie te komen. Gedacht moet worden aan het filteren van bestaande informatie (uit bijvoorbeeld de JONG-monitor, Groninger Gemeenten Monitor, Verwijsindex, wachtlijsten Bureau Jeugdzorg en Zorgaanbieders, lokaal aanbod, etc.) tot één set van stuurinformatie JEUGD voor gemeenten en de provincie. Hiervoor is in het najaar van 2009 een brainstormsessie met externe partijen georganiseerd door CMO Groningen. Op basis hiervan zijn de kaders van de monitor ontwikkeld. CMO Groningen voert de Brede Jeugdmonitor 2010 uit. Begin 2011 zal deze monitor opgeleverd worden.
8.1.4 Academische werkplaats C4Youth Op vrijdag 9 oktober 2009 heeft de aftrapbijeenkomst plaatsgevonden van de Academische Werkplaats Zorg voor Jeugd Noord Nederland (C4Youth). De werkplaats C4Youth is een samenwerkingsverband van alle relevante partijen in de zorg voor jeugd met als doel de zorg voor kinderen en jongeren met gedragsmatige en emotionele problemen te verbeteren door bruggen te slaan en te versterken tussen praktijk, onderzoek en onderwijs en beleid. Een belangrijk onderzoek dat binnen C4youth is Take Care, een onderzoek naar de korte en lange termijn uitkomsten van de zorg voor kinderen en adolescenten met gedrags- en emotionele problemen. De provincie Groningen heeft een eenmalige subsidie ad. € 200.000,- beschikbaar gesteld voor dit onderzoek dat binnen de academische werkplaats plaatsvindt. Voorwaarde hierbij is dat er antwoord wordt gegeven op de volgende beleidsvraag: "Wie is waar in zorg, waarvoor en wat zijn de uitkomsten?". Het onderzoek zit in de eerste fase.
70
9. Cliënten- en kwaliteitsbeleid Conclusies: - Het provinciaal cliëntenbeleid wordt gecontinueerd. - Voor 2010 is de Stichting MJD toegelaten als nieuwe provinciaal gefinancierde jeugdzorgaanbieder. - De Inspectie Jeugdzorg bewaakt via het toezicht de kwaliteit van de Jeugdzorg in de provincie Groningen.
9.1. Ontwikkeling cliënten- en kwaliteitsbeleid Doel van het provinciaal cliëntenbeleid jeugdzorg is de versterking van de positie van de cliënt (jongere en ouder/opvoeder) in de jeugdzorg en aansluiting van de jeugdzorg op de werkelijke behoefte van de jongeren. Zorgbelang wordt betrokken bij de doorontwikkeling van het toetsingskader voor de beoordeling van de huidige en nieuwe zorgaanbieders en bij de ontwikkeling van het inkoopbeleid jeugdzorg voor 2011. In dit kader ontvingen wij medio 2009 van Zorgbelang Groningen een notitie "Signalen/beleidoverwegingen jeugdzorg". In deze notitie wordt een weergave gegeven van signalen, trends en beleidsadviezen vanuit het oogpunt van collectieve belangenbehartiging jeugdzorg.
9.1.1. Overzicht Stand van zaken realisatie versterking cliënten- en kwaliteitsbeleid Cliënten- en kwaliteitsbeleid: stand van zaken per mnd/jaar Onderwerp Doel periode 2009 - 2012 onafhankelijk versterking positie van cliënt in de cliëntenbeleid jeugdzorg jeugdzorg
Resultaat t/m nu continuering bestaand beleid protocol klachtafhandeling jeugdzorg
versterking kwaliteitsbeleid
doorontwikkeling toetsingskader voor beoordeling huidige en nieuwe zorgaanbieders
in uitvoering
Toezicht Inspectie jeugdzorg
landelijke en provinciale toezichtwensen uitvoeren
Risicomanagement bij de Bureaus Jeugdzorg en de Landelijk Werkende Instellingen.
9.1.2. medezeggenschap en klachtrecht De Wet op de jeugdzorg is de medezeggenschap en het klachtrecht van de cliënt geregeld. De jeugdzorginstellingen dienen in het kader van de Wet op de jeugdzorg een cliëntenraad te hebben en een onafhankelijke klachtencommissie. Cliëntenraden De provinciaal gefinancierde jeugdzorgaanbieders in Groningen beschikken alle over een cliëntenraad. Bij Zorgbelang is een collectieve belangenbehartiger jeugdzorg werkzaam. Zorgbelang Groningen en Bureau jeugdzorg Groningen zijn op 11 november 2008 het project Noordelijke Cliëntenparticipatie jeugdzorg gestart dat een aantal doestellingen heeft, waaronder de oprichting van een cliëntenrad bij Bureau Jeugdzorg, en een verbetering van de cliëntenparticipatie in de jeugdzorg. In het najaar van 2009 heeft BJZ Groningen een cliëntenraad geïnstalleerd. Daarnaast is het de bedoeling dat jeugdzorgcliënten, zowel de jongeren als ouders/opvoeders, structureel mee kunnen praten over de ontwikkeling en uitvoering van de (verschillende vormen van) jeugdzorg. Hiervoor wil Zorgbelang Groningen een ondersteuningsstructuur bieden. Zorgbelang Drenthe en Zorgbelang Friesland zijn uitgenodigd hieraan mee te doen. De collectieve belangenbehartiger jeugdzorg richt zich tevens op de inventarisatie van signalen over de jeugdzorg uit het veld en op het verbeteren van de informatievoorziening over de jeugdzorg via de website van Zorgbelang. Via deze website worden jongeren opgeroepen mee te werken aan een 71
jongeren e-Panel. Tenslotte is de collectieve belangenbehartiger jeugdzorg betrokken bij de organisatie van de week van de jeugdzorg die jaarlijks wordt gehouden.
Vertrouwenspersonen jeugdzorg Bij Zorgbelang zijn twee onafhankelijke vertrouwenspersonen werkzaam, één met name voor de jongeren en een met name voor de ouders/opvoeders. Zij bieden de cliënten (jeugdigen en hun ouders/verzorgers) ondersteuning bij het bespreken van klachten met de instellingen en bij het indienen van een formele klacht bij de onafhankelijke klachtencommissie van de instelling. Het Poortje, de afdeling Wilster, is vanaf 1-1-2008 een instelling voor gesloten jeugdzorg en valt daarmee onder de Wet op de jeugdzorg. Het Poortje heeft in overleg met de drie noordelijke provincies via Zorgbelang Groningen een vertrouwenspersoon voor 30 uur per maand aangesteld die in 2009 door de drie noordelijke provincies wordt gefinancierd. In 2010 t/m 2012 wordt de financiering van deze vertrouwenspersoon gefinancierd door het Ministerie van Jeugd en Gezin. Onafhankelijke klachtencommissies Zowel Bureau jeugdzorg als de jeugdzorgaanbieders hebben een onafhankelijke klachtencommissie die ons jaarlijks over haar werkzaamheden informeert. Uit de jaarverslagen 2009 van de klachtencommissies van de zorgaanbieders blijkt, dat de klachtencommissie van Elker 5 klachten heeft ontvangen waarvan twee via informele bemiddeling zijn afgehandeld. De overige twee klachten zijn ontvankelijk verklaard en opgelost. Een klacht die betrekking had op BJZ is doorgestuurd naar de klachtencommissie van BJZ. De klachtencommissies van CWZW-Noord en de PMZ-Boerderij hebben in 2009 geen klachten ontvangen. De klachtencommissie van Bureau Jeugdzorg heeft in 2009 49 klachten ontvangen. Deze waren afkomstig van 44 klagers. In 42 gevallen is de klacht via de informele route afgehandeld. Zes klachten zijn door de klachtencommissie in behandeling genomen en 1 klacht is door de directeur afgehandeld. Vergeleken met 2008 is het aantal klachten licht gedaald (2008: 52 en 2009: 49). De klachten gaan voor het grootste deel over gedragingen van medewerkers (bejegening of gebrekkige informatieverstrekking) al dan niet in combinatie met de besluiten van Bureau jeugdzorg. Contacten met het Landelijk Cliëntenforum jeugdzorg (LCFJ) Het Landelijke Cliëntenforum Jeugdzorg (LCFJ) behartigt eveneens de belangen van de cliënt in de jeugdzorg. Het LCFJ heeft vier regionale adviseurs aangesteld die cliëntenraden van zorginstellingen en BJZ willen ondersteunen. De noordelijke provincies hebben met het LCFJ afgesproken, dat de regioadviseurs hun werkzaamheden afstemmen met de regionale Zorgbelangorganisaties. Zorgbelang Groningen heeft eens in de zes weken overleg met de adviseur voor regio Noord van het LCFJ. Hierin worden de wederzijdse activiteiten op elkaar afgestemd. Stichting Pleegwijzer Stichting Pleegwijzer behartigt op een enthousiaste wijze de belangen van pleeggezinnen in de provincie Groningen en Drenthe. De Stichting ontplooit hiertoe diverse activiteiten voor de pleeggezinnen, onderhoudt contacten met de pleegzorgaanbieders, de Bureaus jeugdzorg en de provincies. Twee keer per jaar vindt er in onze provincie een pleegzorgoverleg met bovengenoemde partijen plaats. Stichting Pleegwijzer informeert ons minimaal eens per kwartaal via de nieuwsbrief over haar activiteiten.
9.1.3. Protocol klachtenafhandeling Jeugdzorg Met enige regelmaat komen rechtstreek klachten van jeugdzorgcliënten bij de provincie binnen. In 2010 zijn t/m september 9 klachten binnen gekomen verdeeld over 7 casussen. Deze klachten hebben alle betrekking op het functioneren van Bureau Jeugdzorg. Voor de afhandeling van deze klachten hebben wij een klachtenprotocol opgesteld. Bureau Jeugdzorg, de provinciale jeugdzorgaanbieders en de Inspectie jeugdzorg hebben dit protocol ontvangen. Bureau jeugdzorg, en de provinciaal gefinancierde jeugdzorgaanbieders werken mee aan de door de provincie gevraagde informatie over de klacht, zodat wij de klacht op een goede manier kunnen afhandelen. Bij de behandeling een aantal klachten is ook de vertrouwenspersoon jeugdzorg van Zorgbelang betrokken.
72
9.1.4. Toetsingskader nieuwe zorgaanbieders van provinciaal gefinancierde jeugdzorg De provincies kunnen sinds de invoering van de Wet op de jeugdzorg bepalen welke zorgaanbieders zij subsidiëren voor het leveren voor geïndiceerde jeugdzorg. Dit betekent dat de provincies ook nieuwe zorgaanbieders kunnen toelaten tot het provinciaal gefinancierde zorgaanbod. Essentieel is hierbij, dat de belangen van kinderen zijn gewaarborgd aan wie zij hulp bieden. Daarvoor is het nodig, dat zowel de provincie als de Inspectie Jeugdzorg beoordelen of een zorgaanbieder voldoet aan bepaalde voorwaarden. Hiertoe heeft de provincie een toetsingskader ontwikkeld, dat zal worden gehanteerd bij de toelating van nieuwe zorgaanbieders van provinciaal gefinancierde jeugdzorg. Voor 2010 is de Stichting MJD in Groningen toegelaten als nieuwe provinciaal gefinancierde Jeugdzorgaanbieder. Het aanbod jeugdzorg van de MJD zal zijn: ambulante gezinshulpverlening en intensieve ambulante jeugdhulp. Het meten van kwalitatieve aspecten van handelen van zorgaanbieders zijn in de landelijke prestatieindicatoren over doelrealisatie en klanttevredenheid vastgelegd. Deze worden na de zomer door BJZ verwerkt in een rapportage (voor zover het landelijk format werkt). Wij beraden ons over de wijze waarop er vanaf 2011 structureel gerapporteerd wordt over de prestatie-indicatoren via de kwartaalrapportage.
9.1.5. Toezicht Inspectie Jeugdzorg De Inspectie jeugdzorg houdt toezicht op de kwaliteit van de jeugdzorg door het doen van onderzoek bij de Bureaus Jeugdzorg, de jeugdzorgaanbieders en de landelijk werkende instellingen. In het voorjaar van 2010 heeft de Inspectie jeugdzorg onderzoek gedaan naar het buitenlands zorgaanbod. Hierin heeft de inspectie een vooronderzoek gedaan naar het beeld en de verbetermogelijkheden van buitenlands zorgaanbod. De conclusies van het onderzoek waren tweeërlei: a. Buitenlands zorgaanbod biedt een duidelijke kans voor jeugdzorgjongeren; het biedt nieuw perspectief, zodat ze weer openstaan voor gedragsbeïnvloeding. b. Buitenlands zorgaanbod is niet zonder risico's. Naar aanleiding van de resultaten van het Inspectierapport heeft het Ministerie voor jeugd en gezin de volgende besluiten genomen. Voor het buitenlands zorgaanbod gelden dezelfde kwaliteitscriteria die de Wet op de Jeugdzorg formuleert voor het binnenlands zorgaanbod. Het IPO heeft in samenwerking met het Rijk en de MOGroep een zevental aanvullende eisen geformuleerd die door de genoemde partijen zijn vastgesteld. De provincie Groningen maakt geen gebruik van het buitenlands jeugdzorgaanbod. In het najaar van 2010 zal de Inspectie Jeugdzorg onderzoek uitvoeren naar de kwaliteit van de advies- en consultfunctie van het AMK.
73
10. Samenvattend overzicht financiën 10.1. Jaarrekeningen In april 2010 zijn de jaarrekeningen van BJZ en de zorgaanbieders ontvangen. Hieronder wordt in de paragrafen 10.2.1 t/m 10.2.2 de resultaten per instantie weergegeven.
10.1.1. Jaarrekening BJZ De subsidie aan Bureau Jeugdzorg is voor 2009 vastgesteld op € 16.634.328. De financiële positie van het bureau is per ultimo 2009 is ten opzicht van ultimo 2008 verbeterd. Het resultaat 2009 bedraagt € 171.563 exclusief onze dotatie eigen vermogen ad € 121.000. Door dit resultaat en de dotatie is de financiële positie verbeterd. Beide bedragen zijn toegevoegd aan de risicoreserve. Deze bedroeg ultimo 2009 € 292.563,-. Het totale vermogen is iets toegenomen en bedraagt € 954.530. De bestemmingsreserve is echter afgenomen van € 406.672 naar € 207.702 ultimo 2009. De omvang van de algemene reserves is te kwalificeren als onvoldoende. De liquiditeit is nagenoeg gelijk gebleven en is te kwalificeren als goed. Deze waardering is gebaseerd op de volgende financiële items: Omvang algemene reserves: 4,4% (onvoldoende) Totaal reserves en voorzieningen: 5,7% (onvoldoende) Liquiditeit: 1,29 (goed) Solvabiliteit: 0,27 (onvoldoende)
10.1.2. Jaarrekeningen zorgaanbieders Elker Naar aanleiding van de door Elker ingezonden Jaarverantwoording 2009 is de subsidie voor het jaar 2009 vastgesteld op € 22.619.735. Elker heeft over 2009 een positief resultaat behaald van € 158.771,-. CWZW Noord Naar aanleiding van de door CWZW Noord ingezonden Jaarverantwoording 2009 is de subsidie voor het jaar 2009 vastgesteld op € 3.206.840,-. PMZb heeft over 2009 een negatief resultaat behaald van € 2.349,-. PMZb Naar aanleiding van de door PMZb ingezonden Jaarverantwoording 2009 is de subsidie voor het jaar 2009 vastgesteld op € 531.332,-. PMZb heeft over 2009 een negatief resultaat behaald van € 7.290,-.
10.2. Ontwikkeling financiële positie van instellingen jeugdzorg
De informatie in de paragrafen 10.3.1 t/m 10.3.5 zijn gebaseerd op de financiële gegevens van 1e twee kwartalen van 2010.
10.2.1. BJZ (exploitatieresultaat, eigen vermogen, solvabiliteit, liquiditeit)
Tot en met het 2e kwartaal 2010 wordt een tekort gepresenteerd van € 213.695. Dit tekort wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door lagere inkomsten dan begroot ten bedrage van ruim € 380.000. Dit wordt veroorzaakt door met name de lagere productie bij de werksoorten JB/JR en AMK. BJZ prognosticeert voor geheel 2010 een overschot van € 61.000. Dit is exclusief de dotatie aan het eigen vermogen van € 121.000 (gefinancierd door de provincie). De prognose 2010 is gebaseerd op een extrapolatie van het resultaat t/m het 2e kwartaal (negatief € 430.000) aangevuld met ruwweg twee correcties van zo'n € 500.000 (enerzijds vermindering kosten als gevolg van formatie- en kostenreductie en anderzijds inkomstenverbetering) Wij hebben Ernst & Young Accountants opdracht gegeven de onderbouwing onder de prognoses van BJZ te toetsen. Het rapport van Ernst & Young Accountants verwachten wij eind september 2010. Op basis van dit rapport zijn wij in staat een oordeel te geven over de betrouwbaarheid van de prognoses. 74
In de kwartaalrapportage geeft BJZ ook een beeld van het realiseren van de opgelegde bezuiniging voor 2010 van € 1.193.686. Wanneer wij dit beeld spiegelen aan de prestatie-indicatoren waarover BJZ ons eveneens rapporteert ontstaat het beeld dat de bezuiniging in geld wel gehaald lijkt te gaan worden. Dit beeld zien wij echter niet terug in de ontwikkeling van het aantal FTE's. Ook op dit punt hebben wij Ernst & Young Accountants gevraagd hierover in zijn rapport een oordeel te geven. Het eigen vermogen van BJZ is in het jaar 2010 (tot en met het 2e kwartaal) afgenomen met € 109.815 en bedraagt volgens BJZ ultimo het 2e kwartaal 2010 € 844.715. Eind 2010 wordt het eigen vermogen door BJZ becijferd op € 1.136.530. Hiervan is € 928.828 vrij besteedbaar kapitaal. De liquiditeit en de solvabiliteit zijn door het resultaat t/m het 2e kwartaal enigszins verslechterd en zijn respectievelijk te kwalificeren als voldoende en slecht (was ultimo 2009 respectievelijk goed en onvoldoende). Indien BJZ het jaar 2010 afsluit met het geprognosticeerde overschot van € 61.000 zal de liquiditeit zich waarschijnlijk herstellen tot goed en de solvabiliteit tot gemiddeld.
10.2.2. Elker Elker meldt dat het resultaat van de verschillende afdelingen binnen het segment jeugdzorg tot en met het tweede kwartaal 2010 op hoofdlijnen positief is. De prognose voor het hele jaar 2010 is dat naar verwachting en in lijn met de begroting met een positief resultaat afgesloten zal worden. Als gevolg van het positieve resultaat is dat de budgetratio gestegen is. De solvabiliteit wordt als onvoldoende en de liquiditeit wordt nog steeds als goed beschouwd.
10.2.3. CWZW Noord Bij CWZW Noord was er over 2009 sprake van een licht positief resultaat. Door verschillende maatregelen heeft beïnvloeding plaatsgevonden op de hoogte van het resultaat. Het resultaat tot en met het tweede kwartaal 2010 is licht positief. De verwachting van CWZW noord is dat het totale jaarresultaat conform begroting zal uitkomen. Ondanks het feit dat er sprake is van een verbetering van het resultaat ten opzichte van voorgaande jaren blijft het resultaat een punt van aandacht. Het eigen vermogen neemt toe en ook de liquiditeits- en solvabiliteitsratio laten een licht positieve tendens zien. Beide ratio's worden nog steeds als onvoldoende beschouwd.
10.2.4. PMZb Bij PMZb is er sprake van een klein negatief resultaat tot en met het tweede kwartaal 2010. De komende kwartalen verwacht PMZb nog een extra besparing op de personeelskosten te halen waardoor een positief resultaat over het hele jaar 2010 verwacht wordt. Het eigen vermogen ontwikkelt zich nog steeds negatief evenals de liquiditeits- en solvabiliteitsratio's. PMZb verwacht dat deze ratio's eind 2010 verbeterd zullen zijn. Beide ratio's worden nog steeds als slecht beschouwd.
10.2.5. MJD Het financiële resultaat van MJD tot en met het tweede kwartaal van 2010 laat een positief beeld zien. De financiële positie van de MJD als gehele organisatie is gezond te noemen. De toegekende subsidie over het eerste halfjaar met betrekking tot de geïndiceerde jeugdzorg is circa 0,5% van de totale baten van de MJD.
10.3. Stand van zaken financieringssystematiek volgens Kaiser De verwachting was dat de zogeheten Kaisersystematiek in de jeugdzorg met ingang van 1 januari 2010 in enige vorm ingevoerd zou worden. Onder de noemer Kaiser wordt de landelijke afspraak bedoeld waarin is vastgelegd op welke wijze de doeluitkering jeugdhulpverlening wordt vastgesteld. Hiervoor is onder andere informatie nodig op het niveau van de 8 bekostigingscategorieën die worden samengesteld op basis van de 20 bekostigingseenheden van Deloitte. Met de zorgaanbieders hebben wij afgesproken dat de begrotingen 2011 ook op basis van de bekostigingseenheden worden ingediend.
75
10.4. Stimuleringsfonds zorg (onderdeel jeugd - 688.111) Stand per 1 oktober 2010 Toevoeging 2009 Overheveling vanuit Stimuleringsfonds zorg (onderdeel zorg) Beschikbaar in 2009 Uitgaven 2009 Gemeente Veendam: Pilot Gezinscoaching (GS 01-04-2008 / 2008-15.600 / zaak 90.903) Elker: Eerstelijns psychatrische zorg (GS 01-07-2009 / 2009-38.354 / zaak 177.816) Atlas Advies: Uitvoering Bestuursakkoord (GS28-09-2009 / 2009-55.443 / 200.834) Koblenko: Opvoeddebat Delfzijl (GS 23-10-2009 / 2009-60.516 / 210.552) UMCG: C4Youth (GS 3-11-2009 / 2009-63.549 / 212.422) RUG: (Knorth): UESARF Conferentie (GS 9-11-2009 / 2009-59.527 / 205.646) Abbring J: Opvoeddebatten Leek / Stadskanaal Reservering t.b.v. Zorginnnovatie Totaal uitgaven / reserveringen In te zetten ter dekking van het tekort jeugdzorg 2010
76
€ 51.413 € 300.000 € 200.000 € 551.413
€ 30.000 € 75.000
€ 19.000 € 2.000 € 90.000 €
5.000
€ 700 € 150.000 € 371.700 € 179.713
Afkortingenlijst A AMK: AdviesMeldpunt Kindermishandeling ASHG: Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten B BJZ: Bureau Jeugdzorg BO: Back Office BOR: Begeleide Omgangs Regeling C CJG: Centra voor Jeugd en Gezin CMO: Centrum Maatschappelijke Ontwikkeling CWZW: Centra voor Wonen Zorg en Welzijn E EKC: Eigen Kracht Centrale EKD: Elektronisch Kinddossier ETV: Educatie Televisie F FO: Front Office G GBM: Gedragsbeïnvloedingen Maatregel GGD: Gemeenschappelijke Gezondheids Dienst GGZ: Geestelijke Gezondheids Zorg GS: Gedeputeerde Staten J JB: Jeugdbescherming JR: Jeugdreclassering L LCFJ: Landelijk Cliëntenforum Jeugdzorg LPH: Licht Pedagogische Hulpverlening LWI: Landelijk Werkende Instelling M MFA: Multi Functionele Accommodatie O OTS: Onder Toezicht Strelling OVA: Overheidsbijdrage in de Arbeidsontwikkeling P PGB: Persoons Gebonden Budget PMZB: Pleeg Maat Zorg Boerderij PO: Primair Onderwijs R RAAK: Reflectie en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling RvdK: Raad voor de Kinderbescherming S SGJ: Stichting Gereformeerde Jeugdzorg SSW: Samen Slimmer Werken in de jeugdketen V VGG: Vereniging van Groninger Gemeenten VO: Voortgezet Onderwijs VOG: Verklaring Omtrent Gedrag VIR: Verwijsindex Risicojongeren VIB: Verbeteren Indicatiestelling Bureau Jeugdzorg W WSG: William Schrikker Stichting Z ZAT: Zorg Advies Team ZVJG: Zorg voor Jeugd Groningen
77