rv 124 Dienst Stedelijke Ontwikkeling DSO/2010.2148 RIS 175589_101019
Gemeente Den Haag RIS175589_19-OKT-2010
Voorstel van het college inzake Investeringsprogamma Stedelijke Ontwikkeling. 1. Inleiding Met het coalitieakkoord ‘Aan de slag!’ onderschrijft het nieuwe college de in de structuurvisie Den Haag ‘Wéreldstad aan Zee’ geformuleerde ambities. Den Haag blijft verder werken aan de geleidelijke, duurzame groei van de stad. De masterplannen, die zijn vastgesteld, fungeren als ruimtelijk kader bij de verdere uitwerking richting projecten. Gewijzigde marktomstandigheden en nieuwe budgettaire kaders noodzaken tot drastische ingrepen in de uitvoeringsstrategie. Niet alles kan tegelijk. Het is daarom noodzakelijk om binnen het kader van de Structuurvisie te prioriteren en te faseren. Eerdere crises wijzen uit dat organisaties sterker uit crises kunnen komen door direct en fundamenteel in te grijpen enerzijds en door hierbij een heldere visie op de stad te hanteren anderzijds. In het IpSO 2011 (zie bijlage) worden ambitie en programma met elkaar geconfronteerd. Als gevolg van de crisis is er nauwelijks tot geen ruimte om te investeren. Daarom worden de keuzes die ten grondslag liggen aan de prioriteitstelling voor de korte termijn voornamelijk op financiële gronden genomen. Naar het zich laat aanzien is de vastgoedcrisis geen conjuncturele, maar een structurele. Dat de woning- en kantorenmarkt op korte termijn weer eenzelfde dynamiek zal gaan vertonen als de laatste decennia, lijkt onwaarschijnlijk. Mede daarom zal Den Haag het aantal gebieden waar zij een actief regisserende rol vervult beperken. In andere gebieden wordt overgestapt op een nieuwe strategie voor stadsontwikkeling, waarbij particulier initiatief voorop staat. De gemeente zet hier niet langer in op integrale gebiedsontwikkeling, maar stelt zich reactief en faciliterend op. Bij de focus op middellange en lange termijn staan de beleidsinhoudelijke uitgangspunten en de ruimtelijke focus centraal die voortkomen uit de visie en kernwaarden. De stedelijke ontwikkeling van Den Haag is gebaseerd op 2 pijlers; de Wereld in Den Haag en Den Haag in de Wereld. De Wereld in Den Haag gaat over het verstevigen en robuust maken van het fundament van de stad met goede leefmilieus om te wonen, werken, ondernemen, recreëren; Den Haag als Sterke Stad. Het op peil houden van de inzet op de Haagse Krachtwijken valt hier onder. Den Haag in de Wereld gaat over het uitbouwen van de top, met als vaandel Den Haag Internationale Stad van Vrede en Recht. Hier gaat het om het versterken van de vestigingsplaatsfactoren waar hoge kwaliteitseisen aan worden gesteld, zoals (internationale) bereikbaarheid, werklocaties, woonmilieus en (culturele) voorzieningen. Beide pijlers versterken elkaar; zonder brede en stevige basis geen hoge top. En de top straalt af naar de basis. Uit deze visie volgt een 6-tal kernwaarden bij stedelijke ontwikkeling. Den Haag wil de aantrekkelijkheid van de stad versterken door in te zetten op: - Vitale stedelijke milieus, diversiteit, sociale cohesie en welzijn voor inwoners; - Economische vitaliteit, werkgelegenheid en welvaart; - Duurzame bereikbaarheid; - Verbeteren kwaliteit groen, openbare ruimte en water; - Zuinig gebruik van energie en natuurlijke hulpbronnen; - Ruimtelijke en inhoudelijke samenhang. De grote ruimtelijke en economische opgaven voor de stad concentreren zich op de bestaande stad en de Centrale Zone, die van Scheveningen via de Internationale zone, het centrum en de Binckhorst naar de A4 loopt. De Centrale Zone omvat hiermee de (bestaande) economische kerngebieden. Goede ontsluiting van deze gebieden is een cruciale randvoorwaarde. De “Haagse Passage” – een potentieel nieuw Sleutelproject – is een voorstel voor het drastisch verbeteren van de bereikbaarheid en samenhang in deze Centrale Zone. Veel bestaande en geplande stedelijke ontwikkeling bevindt zich op deze geografische lijn, en zo vormt deze een logische ruggengraat in Den Haag. Denk hierbij aan ontwikkelingen als Scheveningen Haven, Internationale Zone, Den Haag Nieuw Centraal, de Rotterdamse Baan en Binckhorst. De in dit IPSO beschreven forse aanpassingen in de projectenportefeuille van de gemeente en de wijzigingen in de werkwijze richting marktpartijen en corporaties hebben uiteraard grote gevolgen voor de Dienst Stedelijke Ontwikkeling.
Raadsvoorstellen 2010
1
In de eerste plaats leidt de reductie van de projectenportefeuille gecombineerd met de andere bezuinigingen uit het collegeakkoord tot een personeels-reductie van ca. 1/3. In de tweede plaats is er een samenhang tussen de organisatorische krimp en de aanpak financieel beheer. De raad zal hierover in oktober nader worden geïnformeerd via een integraal document dat zowel gaat over verbetermaatregelen voor het financieel beheer op korte termijn en de aanpak Jaarrekening 2010 als het uitzicht op het duurzaam goed financieel beheer in 2012. 2. Woningbouwproductie 2010 – 2014 In de Haagse Woonvisie en het collegeakkoord ‘Aan de slag’ is vastgelegd dat de woningbouwproductie op het niveau moet liggen van zo’n 12.500 woningen in de periode 2010 t/m 2014, gemiddeld 2.500 woningen per jaar. Voldoende aanbod van woningen die aansluiten bij de behoefte van huishoudens zorgt voor doorstroming op de woningmarkt. Daardoor kunnen aan de starters een kans krijgen op de woningmarkt, en kunnen andere huishoudens een woning vinden die beter hij hun woonwensen past. Bevordering van de woningbouwproductie is daarom van belang voor een goede werking van de Haagse woningmarkt. De economische crisis heeft grote invloed op de woningmarkt. Door het wegvallen van het vertrouwen bij consumenten en de problemen in de bancaire sector is de vraag naar koopwoningen sterk teruggelopen. Deze vraaguitval heeft gevolgen voor de woningbouwproductie. Voorverkooppercentages worden moeilijk of niet gehaald waardoor niet wordt gestart met de bouw. Er komen minder nieuwbouwprojecten in de verkoop. Daarnaast ziet Den Haag dat het aantal woningen met een vergunning, dat zich in de pijplijn van het woningbouwproces bevindt, afneemt. De stijgende lijn in de woningbouwproductie over de afgelopen jaren is ten einde. De jaarlijkse oplevering van gemiddeld 2.500 woningen per jaar is de komende jaren niet aan de orde. Door de ongewisse woningmarktsituatie is het moeilijk om te voorspellen op welk niveau de Haagse woningbouwproductie uit komt. Om toch een indicatie van de terugval in de bouwproductie te krijgen, zijn enkele landelijke prognoses geprojecteerd op de Haagse productie (zie figuur 1). 4.500
Realisatie Prognose EIB januari 2010
4.000
Prognose TNO december 2009
3.500
Prognose NVB juli 2010 3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 500 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Figuur 1 Projectie landelijke prognoses op Haagse woningbouwproductie per jaar Als we dit vergelijken met de voorgenomen productie in Den Haag voor de jaarschijven 2010, 2011 en 2012 en de status van de woningen in de pijplijn van het woningbouwproces (zie figuur 2) dan zien we dat in Den Haag de productie in 2010 waarschijnlijk wat hoger ligt dan de projectie laat zien. De woningbouwproductie blijft in 2010 nog redelijk op niveau. Het effect van de crisis is nog niet zichtbaar in het aantal opleveringen in 2010. Dit komt omdat de bouw een laatcyclische sector is. Veel projecten die in 2010 opleveren zijn projecten die bij het uitbreken van de crisis al in verkoop waren en op het punt stonden om te starten met de bouw. Wel zien we vanaf medio 2009 een terugval in het aantal in aanbouw genomen woningen. In 2011 bereikt de woningbouwproductie zijn dieptepunt (circa 1.500 woningen) en lijkt in de buurt te liggen van de terugval zoals de NVB-projectie aangeeft. Vanaf 2012 zou er dan weer langzaam herstel op moeten treden. Gelet op de omvang van het planaanbod zou dit inderdaad het geval kunnen zijn, maar dan moet het komende jaar wel het aantal woningen waarvoor een vergunning is verleend toe gaan nemen. Evenals het aantal verkopen in de nieuwbouw en het aantal in aanbouw te nemen woningen. De verwachting is dat de jaarlijkse woningbouwproductie met het herstel van de economie weer op kan lopen. De vraag naar woningen is aanwezig, alleen hebben veel woningzoekenden hun verhuisplannen als gevolg van de crisis uitgesteld. Raadsvoorstellen 2010
2
4.500
Nog niet gestart / zonder vergunning
4.000
Nog niet gestart / vergunning verleend
4.075 2.611
3.500
Gestart en niet opgeleverd
3.000
Opgeleverd
2.500
2.662
2.700 2.527
2.000
1.409 293
1.500
305 1.000
1.242 1.035 1.111
500
210
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Figuur 2 Voorgenomen productie 2010, 2011 en 2012 Feit is tegelijkertijd dat Den Haag wordt geconfronteerd met een planvoorraad die veel groter is dan de markt de komende jaren op kan nemen. Gevolg is dat de vraag die er is ‘verwatert’ over teveel projecten, waardoor projecten niet of moeizaam van de grond komen. De benodigde planvoorraad is dus beduidend minder groot dan nu gepland. De overmaat aan plannen dwingt tot het maken van keuzes en biedt de mogelijkheid om kansrijke plannen te selecteren. Om de projecten in de planvoorraad meer op elkaar af te stemmen, is het voornemen om jaarlijks een woningbouwprogramma op te stellen. Doel is om meer directe sturing te geven op welke projecten waar en wanneer kunnen worden gerealiseerd. In het woningbouwprogramma komen de projecten te staan die de komende 2 jaar (zouden) moeten starten met de bouw, waarbij tevens een doorkijk wordt gegeven voor de drie daarop volgende jaren. Omdat Den Haag voor de woningbouwproductie in belangrijke mate afhankelijk zijn van bouwende partijen, wordt het woningbouwprogramma samen met de verschillende marktpartijen en corporaties samengesteld. 3. Kantoren programma Net als bij de woningbouwproductie heeft het voltooien van de lopende projecten uit het kantorenprogramma prioriteit. Het gaat om ontwikkelingen waarvoor reeds klanten beschikbaar zijn. De kantoorontwikkelingen zijn grotendeels marktgestuurd, waardoor de gemeente minder sterk kan sturen op ontwikkelingen dan in andere programma’s. De invloed van de crisis op de realisatie van kantoren is nog sterker merkbaar dan bij de woningbouwproductie. In de recente kantorenstrategie 2010-2030 wordt uitgegaan van 707.000 te ontwikkelen m2 in de periode tot en met 2015 en van een afname van het aanbod (door sloop en functiewijziging) van 210.000m2. Voor de periode na 2015 wordt momenteel uitgegaan van een vraagraming van 60.000m2 per jaar en voor de periode 2016-2020 een vraag van 50.000 m2 per jaar. De beleidsambitie in vierkante meters is daarmee ongewijzigd gebleven, maar het programma wordt meer gefaseerd gerealiseerd. Segment en kantoorlocaties
Fasering 20092015
20162020
131.000
9.000
20212025
20252030
Grootstedelijk centrummilieu Wijnhavenkwartier Den Haag Nieuw Centraal
86.000
65.000
Utrechtsebaan
49.000
17.000
Beatrixkwartier e.o.
41.000
Overig
30.000
57.000
20.000
Snelwegkantoorzone Hoornwijck
35.000
Forepark & GAVI
20.000
30.000 20.000
20.000
Knooppuntlocatie Station Ypenburg Forepark Randstadrail/ RWS
Raadsvoorstellen 2010
80.000
90.000 53.000
3
Laakhaven-Hollands Spoor
12.900
20.700
10.000
Rivierenbuurt-Zuid
20.000
‘s Gravendreef
55.000
Laan van Nieuw Oost-Indië
8.900
Internationale zone Ontwikkelingsclusters (Internationaal Strafhof, Europol NATO)
104.000
Strategische reserves internationale instellingen
115.000
25.000
Mixed bedrijvenzone Laakhaven-West
1.400
Binckhorstlaan
8.500
Binckhorst overig Verspreide kantoorontwikkeling in woonwijken (inclusief corporatie en stadsdeelkantoor) Aanbod (exclusief strategische reserves internationale zone) Vraagraming inclusief ijzeren voorraad en vervangingsvraag van sloop nieuwbouw Vraagraming inclusief vervangingsvraag van sloop nieuwbouw
6.000
110.000
70.000
53.000
Ad hoc
Ad hoc
Ad hoc
707.000
290.000
270.000
600.000
300.000
250.000
250.000
450.000
300.000
250.000
250.000
Tabel: planvoorraad kantoren voor de periode 2009 – 2025 (bron: kantorenstrategie 2010 – 2030) Bij de bovenstaande cijfers kunnen de volgende kanttekeningen en conclusies geplaatst worden: Doordat ontwikkelaars niet meer op risico bouwen, maar eerst wachten tot er voldoende gebruikers zijn en doordat er in de huidige tijd juist een gebrek is aan eindgebruikers, zal een aanzienlijk deel van de programmering die in de fasering in 2009-2015 staat gepland, doorschuiven naar de periode daarna, 2016-2020. Dit fenomeen, dat een deel van de planvoorraad, door zal schuiven naar een fase later, is echter niet uniek voor deze mindere periode; het is nooit anders geweest. Dit heeft deels ook te maken met een deel aan te houden ijzeren voorraad. Het overgrote deel van de kantoorontwikkelingen is gepland in Den Haag Nieuw - Centrum (grootstedelijk centrummilieu) en de gebieden rond het rijkswegennet (snelwegkantoorzone en knooppuntlocatie). Dit sluit aan op de veranderende behoefte van eindgebruikers. Er is namelijk al langer een trend gaande van een toenemende focus van bedrijven op het gebied van Centraal Station tot en met Station Ypenburg. Vraag en toekomstig aanbod sluiten in die zin op elkaar aan. In grondexploitaties is sprake van opbrengsten gekoppeld aan kantorenmetrages. Waar realiseren van deze metrages door veranderde marktomstandigheden niet meer realistisch is zullen de plankaders worden herzien. 4. Projectenportefeuille en criteria bij stop zetten projecten In Den Haag zijn circa 550 fysieke projecten in voorbereiding en uitvoering. Het gaat om gemeentelijke grondexploitaties, projecten van corporaties en particuliere ontwikkelingen. Van deze 550 projecten gaan circa 200 ongewijzigd door. Het gaat om de gestarte bouwprojecten en om de projecten die de markt inderdaad afneemt. De start en ontwikkeling van 200 projecten is afhankelijk van ontwikkelaars en corporaties. Den Haag voert over deze projecten intensief gesprekken met partijen. Wat het college betreft gaan ze uiteraard allemaal door, maar hierbij is de gemeente afhankelijk van de corporaties en ontwikkelaars. Het college gaat ervan uit dat een groot deel gerealiseerd kan worden. Aan de projecten die doorgaan wordt de beschikbare inzet van gemeentelijke capaciteit gekoppeld. Op 90 projecten wordt in beginsel geen gemeentelijke capaciteit meer ingezet. Dit wil zeggen dat de gemeente weliswaar nu stopt met het nemen van initiatief op een project, maar dat zodra een marktpartij serieus initiatief ontplooit, het project weer geactiveerd kan worden. Het betreft hier veelal projecten in de voorbereidende fase. Waar mogelijk worden op dat moment afspraken gemaakt over financiering van de gemeentelijke inzet. Ongeveer 70 projecten worden versneld afgerond. Hiervan zijn er 55 vrijwel gereed. Het resultaat van deze keuzes is dat de ambtelijke inzet wordt gereduceerd en alleen wordt ingezet op projecten die daadwerkelijk op korte termijn tot realisatie leidden. Het IpSO onderscheidt verschillende projectfasen. Een project gaat naar een volgende fase nadat er een besluit is genomen op basis van een beslisdocument. De indeling naar fasen structureert de projectenportefeuille. Tegelijk biedt ze handvatten voor sturing. Naarmate een project de realisatiefase dichter nadert ligt het minder voor de hand het project stop te zetten.
Raadsvoorstellen 2010
4
go/no go
Fase 0 initiatieven
Beslisdocumenten projectniveau
Projectopdracht
Startfase
go/no go
NvU
Initiatieffase
go/no go
Projectdocument
Definitiefase
go/no go
go/no go
Vergunningen
Start bouw
Ontwerp- en vergunning fase
Bouwvoorbereiding
Realisatie en oplevering
Verantwoording en evaluatie
Commitment bij bewoners en ondernemers in de stad en Juridische en financiële verplichtingen leiden er dan toe dat de kosten van het stop zetten van een project toenemen. Het IpSO zet waar mogelijk in op het afronden en continueren van lopende projecten.
figuur: Fasering fysieke projecten De tegenzittende markt en strakke budgettaire kaders dwingen tot het stopzetten van projecten in alle fasen van ontwikkeling. Hieronder worden de verschillende fase separaat toegelicht. Per fase worden verschillende criteria voor ingrepen gehanteerd: 4.1 Operationeel (Ontwerp/bouwvergunning – bouwvoorbereiding – realisatie en oplevering): Voor het IpSO zijn de operationele projecten doorgelicht met het doel in beeld te brengen of projecten door kunnen gaan of kunnen worden stopgezet. Enerzijds om besparingen op apparaatslasten te bereiken en anderzijds om middelen vrij te maken voor tekorten bij projecten waar stop zetten niet aan de orde is. Er zijn 148 operationele projecten (inclusief restplannen en verzamelplannen). Met het IpSO worden circa 50 projecten gestopt of gefaseerd. (zie bijlage: overzicht woningbouwprojecten). Voor een deel betreft het projecten die fysiek zijn afgerond. Nu vindt versneld administratieve en financiële afsluiting plaats. Zodra projecten operationeel zijn worden kosten gemaakt voor verwerving, sloop, bodemsanering ed. Opbrengsten (gronduitgifte) worden veelal pas later gerealiseerd. Vrij maken van middelen is daarom maar bij een beperkt aantal projecten aan de orde, die in het beginstadium verkeren: in dat geval zijn er nog maar beperkt kosten gemaakt. Tegelijk is de IpSO doorlichting aangegrepen om het bedrag te bepalen wat benodigd is voor onvermijdelijke plankaderwijzigingen; wijzigingen van het programma van lopende projecten waar de marktsituatie toe dwingt. Met het doorrekenen van verschillende scenario’s kan er een bandbreedte worden aangegeven van de benodigde dekking (zie vertrouwelijke bijlage raadsvoorstel Samenvatting bandbreedte benodigde en voorstel scenario’s GOB). Conform de beheerregels van het grondbedrijf komt een deel van de dekking ten laste van de Reserve grondbedrijf (vertraging en risico’s bij onveranderd programma). Het deel van de kosten dat te maken heeft met aanpassing van het programma komt ten laste van investeringsfondsen, die bij het IpSO worden betrokken. De bandbreedte van de benodigde dekking bij de doorgerekende scenario’s is als volgt: - RGB: € 2,5 mln – € 50,5 mln - IpSO: € 22,1 mln – € 54,5 mln+PM De bandbreedtes RGB en IpSO zijn de meest betrouwbare inschattingen op dit moment. Er zijn nog enkele projecten die doorgerekend moeten worden maar waar op dit moment nog onvoldoende gegevens voor beschikbaar zijn. Dit zijn tevens niet de minste projecten: Vroondaal, Uithofslaan en Wijnhaven. Bijbehorende bedragen zijn nog niet bekend. 4.2 Definitiefase (anticiperende projecten) Na vaststelling van de nota van uitgangspunten voor een gemeentelijke grondexploitatie worden de te maken kosten ten laste gebracht van de reserve anticiperende werkzaamheden (omvang € 21,2 mln, ten behoeve van 57 projecten). Deze reserve heeft het karakter van een risicobuffer. Als een project niet tot uitvoering komt - en dus geen operationele grondexploitatie wordt - kunnen de gemaakte kosten worden afgeboekt van de reserve. Als een project wel tot uitvoering komt worden de kosten uit de definitiefase ten laste van de grex gebracht en ontstaat er ruimte voor de voorbereiding van nieuwe projecten. Voor het IpSO zijn de projecten in de definitiefase doorgelicht. Als een grondexploitatie binnen twee jaar niet realistisch is, worden de projecten stopgezet en worden pas weer kosten gemaakt als uitvoering binnen twee jaar aan de orde is.
Raadsvoorstellen 2010
5
Bij de doorlichting is mede afgewogen of panden of gronden anticiperend zijn aangekocht. Per saldo worden 50 projecten niet langer ten laste van de reserve anticiperende werkzaamheden gebracht, waarvan er naar verwachting 10 worden afgerond en gestopt.. 4.3 Start- en initiatieffase Circa 200 projecten bevinden zich in de fase voor de nota van uitgangspunten. Onder andere betreft het ontwikkelingen die voortkomen uit de masterplannen. De recessie dwingt Den Haag ertoe projecten in deze fase selectief tot ontwikkeling te brengen. De bijlage Overzicht woningbouwprojecten omvat het overzicht van de woningbouwprojecten met start bouw en oplevering in de periode tot 2015. Voorstellen voor ingrepen zijn in de bijlage benoemd. Circa 170 projecten zijn vanuit de Haagse ambities gewenst, maar onduidelijk is of corporaties en ontwikkelaars ze op korte termijn rendabel in ontwikkeling kunnen nemen. Aan deze projecten zal door de gemeente worden meegewerkt indien een rendabele ontwikkeling op korte termijn aan de orde is. In het kader van de Woningbouwregie hebben marktpartijen hun werkprogramma bij de gemeente aangeleverd. Gestreefd wordt naar een werkprogramma voor de komende jaren dat in lijn is met de verwachte marktvraag. 5. Investeringen in fysieke ontwikkelingen Den Haag kiest er voor snel en drastisch invulling te geven aan plankaderwijzigingen en aan de taakstelling 2010 – 2014, die het gevolg is van korting op het gemeentefonds, maar vooral van de tegenvallende marktomstandigheden. Waar mogelijk wordt bevroren. Beschikbare investeringsmiddelen worden ingezet om lopende ontwikkelingen te continueren. Gereserveerde middelen voor gebiedsontwikkelingen blijven beschikbaar, maar kunnen eventueel worden geheralloceerd. De volgende dilemma’s zijn aan de orde: -
Integrale gebiedsontwikkeling vergt aanzienlijke voorbereidingskosten en daarmee inzet van apparaat in de beginfase, bijvoorbeeld voor het doorlopen van MER en bestemmingsplan procedures. Deze kosten worden veelal later terugverdiend. Juist de terugverdiencapaciteit is in de huidige markt risicovol. De middelen voor voorbereiding van alle voorgenomen gebiedsontwikkelingen ontbreken. De reserve grote projecten is eigenlijk de enige dekkingsbron.
-
Ontwikkeling van 1.500 woningen per jaar is de komende jaren realistisch. Marktpartijen en corporaties zullen binnen de geplande gebiedsontwikkelingen – die nog uitgaan van een programma van 2.500 woningen per jaar - dus selectief en gefaseerd projecten in ontwikkeling nemen. De verwachting is dat de jaarlijkse woningbouwproductie met het herstel van de economie en na herstel van de woningmarkt weer op kan lopen en wellicht weer over kan worden gegaan naar een grootschalige ontwikkeling van de gebieden die nu getemporiseerd worden.
-
De middelen in de Reserve Grote Projecten zijn niet toereikend voor de financiering van de onrendabele toppen en de geambieerde stedenbouwkundige kwaliteit; dit leidt ertoe dat in verschillende delen van de stad slechts een eerste fase in ontwikkeling wordt genomen, zonder zicht op het vervolg. Alleen door te kiezen en de middelen gebundeld in te zetten voor een aantal gebieden komen kwaliteit en investeringsruimte weer in evenwicht.
-
De huidige kostenramingen van grote projecten en gebiedsontwikkelingen staan onder druk (Binckhorst, Scheveningen). Dat maakt optimalisatie van plannen of het sparen van extra middelen onontkoombaar. Als projecten daadwerkelijk starten zijn de financiële kaders taakstellend.
In de stedelijke programmering wordt focus aangebracht door bij de ontwikkeling van de gebieden Erasmusveld/Leyweg, Kijkduin (mede in relatie tot Vroondaal), Scheveningen kuststrook/ bad, Binckhorst (Masterplan) en Transvaal lijn 11 niet langer een actief regisserende rol in te nemen. Bij deze gebiedsontwikkelingen wordt nu voor een projectmatige aanpak gekozen en niet voor integrale gebiedsontwikkeling. Per gebied wordt – mede afhankelijk van marktpartijen en corporaties – bezien welke deelprojecten doorgaan. In deze gebieden kunnen dus nog wel kansrijke particuliere projecten in ontwikkeling worden genomen. Waar mogelijk worden de kosten van gemeentelijke inzet verhaald op ontwikkelende partijen. De budgetten voor lijn 11 en de Binckhorst blijven gereserveerd voor ontwikkelingen in Transvaal respectievelijk de Binckhorst. Eventuele kosten die samenhangen met het opstellen van de aangepaste strategie (en projectmatige aanpak) zullen worden gedekt uit de post onvoorzien die deel uitmaakt van het financiële kader van dit IpSO. Den Haag kiest voor focus op de centrale zone. Daar wordt de integrale gebiedsontwikkeling voortgezet en concentreren zich nieuwe ontwikkelingen en gemeentelijke investeringen. In de rest van de stad hebben de aanpak van de Krachtwijken en lopende ontwikkelingen (herstructurering Zuidwest, Raadsvoorstellen 2010
6
Vroondaal, Laak) prioriteit. Derhalve worden daar door de gemeente geen nieuwe ontwikkelingen geïnitieerd. De gewijzigde financiële kaders dwingen Den Haag om in het vervolg anders te investeren. De gemeente zal minder regisseren en meer faciliteren met de volgende instrumenten: - stimuleren van tijdelijke functies, zoals studenten huisvesting; - investeren in ‘vliegwiel’ projecten, ofwel projecten waarbij de gemeentelijke investering zoveel mogelijk particuliere investeringen uitlokt (multiplier); - imagoverbetering van gebieden; - flexibele juridisch planologische kaders; - collectief particulier opdrachtgeverschap; - kwaliteitsverbetering openbare ruimte; - duurzame ontwikkeling. Niet langer staan kwantitatieve beleidsambities voorop maar het faciliterende karakter van projecten en de vliegwielwerking.Het aspect ‘werk-met-werk-maken’ is een belangrijke en kritieke factor, dat waar mogelijk zal worden toegepast. De gemeentelijke meerjarenbudgetten voor rioolvernieuwing en groot onderhoud straten, wegen, pleinen hebben een grotere impact, oftewel meerwaarde voor de stad, als deze kunnen worden gekoppeld aan investeringbudgetten in het openbaar gebied. In deze collegeperiode is de verdere uitrol van de ondergronds restafvalcontainers en het planten van duizenden extra bomen investeringsstromen aan de orde. Samenloop van onder andere beheer, parkeren, economie en ruimtelijke projecten leveren financieel en sociaal rendement op. De financiële rendementen zijn ook als bezuinigingsmaatregel benoemd in het collegeakkoord onder de noemer ‘kosten sparen door slim combineren’. De recessie, de noodzakelijke ingrepen in de stedelijke ontwikkeling en de strakkere financiële kaders zullen echter onvermijdelijk doorwerken in de investeringen in het openbaar gebied. 6. Budgettair kader IpSO Het budgettaire kader van het IpSO is opgebouwd uit de daadwerkelijk beschikbare middelen voor de periode 2011 – 2014. Hieronder worden ze toegelicht en in relatie gebracht tot de onvermijdelijk benodigde middelen. Vooraf kan worden opgemerkt dat er een mismatch is ontstaan tussen de taakstelling opgenomen in het coalitieakkoord en de vertaling daarvan in het IPSO. De bedoeling in het coalitieakkoord was een structurele bezuiniging op de ruimtelijke plannen. Tegelijkertijd is het IPSO niet meer dan een optelling van alle projecten die derhalve alleen incidentele bezuinigingen mogelijk maakt. Daar komt bij dat in de begroting met name de apparaatskosten zijn opgenomen ter voorbereiding van de projecten. Een structurele korting hierop maakt de voorbereiding en uitvoering van projecten onmogelijk. De gelden die voor de IPSO projecten zelf ter beschikking zijn gekomen, werden jaarlijks als incidentele middelen aan de begroting van DSO toegevoegd. Een zeer belangrijke bron voor deze middelen is de bespaarde rente. Ook deze wordt incidenteel in de begroting ingezet. Dus zowel de programmagelden RO als de bespaarde rente zijn niet op voorhand te ramen grootheden in de begroting. Zij hebben echter wel nauw verband met elkaar en bepalen het (politieke) beeld van de beschikbare gelden bij ruimtelijke plannen. Jaarlijks wordt bekeken hoe de bespaarde rente zich verhoudt tot de taakstelling RO. In het budgettaire kader van het IpSO is zowel de bespaarde rente als de RO taakstelling derhalve niet opgenomen. Bovenstaande voorstellen zijn verwerkt in het IpSO kader wat tot het volgende nieuwe kader leidt: IpSO investeringsfondsen 2011 – 2014 (EUR mln) A ISV3 B Wonen Aan de slag C Stopzetten operationele grexen D Vrijval KJ plein E Reserve Grote projecten F Batch 3 Haga Totaal beschikbaar
32,9 16,0 4,4 12,9 147,6 16,0 229,8
Onvermijdelijk benodigd G Generieke taakstelling (collegeakkoord; IpSO-deel) H Herzieningen operationele projecten I Onontkoombare knelpunten J Voorstellen ISV3
5,4 54,4 11,5 10,9
Raadsvoorstellen 2010
7
K L M N
Proceskosten Vlietzone Woningbouwstimulering Reserve grote projecten Onvoorzien
1,5 7,5 123,6 15
Onvermijdelijk benodigd
229,8
Tabel: budgettair kader IpSO A. ISV3: € 32,9mln: Voor de komende ISV3 periode (2010 t/m 2014) is de financiële verdeling door de minister vastgelegd per Besluit van 5 januari 2009 en is een indicatie gegeven van de hoogte van de te verstrekken budgetten. Den Haag ontvangt per saldo € 115 mln, waarvan € 32,9 mln voor binnenstedelijke verdichting, transformatie en openbare ruimte. Op hoofdlijnen zijn er afspraken gemaakt met het Rijk. Deze afspraken zijn vastgelegd in een Meerjaren Ontwikkelingsprogramma, dat begin februari door de raad is vastgesteld. B. Wonen coalitieakkoord € 16 mln (4 * 4 mln): De wonen middelen uit het coalitieakkoord worden waar mogelijk aangewend voor de stimulering van de woningbouwproductie, onder andere door afspraken te maken met corporaties en door bij kansrijke ontwikkelingen in te zetten op verkoopstimulering. Mogelijk dient het budget te worden aangewend voor onvermijdelijke plankaderwijzigingen, gekoppeld aan woningbouwproductie. C. Stopzetten operationele projecten € 4,4 mln: De afweging om middelen aan te wenden voor nieuwe investeringen kan niet los worden gezien van de recessie en de taakstelling. Die vereist namelijk dat lopende ontwikkelingen worden stopgezet. Als projecten worden stop gezet waarvoor investeringsmiddelen zijn gereserveerd terwijl er beperkt kosten zijn gemaakt kunnen de vrijvallende middelen bij de heroverweging worden betrokken. Omdat gemeentelijke kosten (verwerven, sloop, saneren, bouwrijp maken) veelal in de beginfase worden gerealiseerd en de opbrengsten (uitgifte grond) pas later, is er (maar) één operationele project waar stoppen leidt tot vrijval van investeringsmiddelen: Boomsluiters-/ Pletterijkade (€ 4,4 mln). De taskforce bevriezing is wel tot een langere lijst te bevriezen projecten in voorbereiding gekomen. Deze leiden niet tot het vrijspelen van investeringsmiddelen maar tot minder benodigde investeringen in de toekomst enerzijds en tot minder apparaatsinzet anderzijds. Wat het laatste betreft: bevriezen is de spiegel van apparaatsbezuinigingen. Gehanteerde uitgangspunten bij de heroverweging zijn: Projecten worden objectief en op gelijke gronden afgewogen in het licht van bijdrage aan de beleidsdoelstellingen, marktomstandigheden, financiële criteria / afweging van kosten en baten. Operationele grondexploitaties zijn doorgelicht. Bepalend voor de ‘opbrengsten’ van bevriezing zijn boekwaarde, gerealiseerde en verwachte kosten en opbrengsten en kosten van bevriezing. D. Investeringsmiddelen Koningin Julianaplein € 12,9 mln: Conform besluitvorming van het college wordt de gereserveerde € 25,1 mln als volgt ingezet; ‐ 6,8 mln Knoop Moerwijk als vrijval meenemen in DMO ‐ 2,6 mln voor KJ plein beschikbaar houden (afhechtingskosten) ‐ 2,6 mln terug naar strategische aankopen. ‐ Rest naar IPSO (3,0 mln vhfonds, 4,9 mln vaststellingsprogramma en 5,1 mln RO) E. Reserve Grote Projecten € 147,6 mln: Den Haag heeft gespaard voor nieuwe ontwikkelingen. Bij de afweging kunnen de gereserveerde middelen voor nieuwe ontwikkelingen worden betrokken. Want investeringsmiddelen voor nieuw beleid kunnen alternatief worden aangewend om het stopzetten van lopende ontwikkelingen te voorkomen. Daarnaast wordt waar mogelijk gekeken naar een soberdere uitvoering van plannen, zoals opgenomen in het coalitieakkoord Den Haag 2010 – 2014. Aan de herziening van de plankostennormering wordt gewerkt. Tegelijk met de aanpassing van de beheerregels grondbedrijf zal deze herziening aan de gemeenteraad worden voorgelegd.
Raadsvoorstellen 2010
8
Bij het operationeel maken van grondexploitaties in de masterplangebieden zal – na akkoord – met de aangepaste norm worden gerekend. Dit leidt tot maximaal € 23 mln hogere geraamde plankosten. Hiervoor geldt in beginsel dat de huidige gereserveerde budgetten taakstellend zijn.1 Raming Gemeentelijke Bijdrage Masterplannen Scheveningen Havens Binckhorst fase 1 Binckhorst fase 2 Lijn 11 Transvaal Regentesse Zuid Scheveningen kuststrook Erasmusveld Leywegzone Internationale zone Knooppunt Moerwijk Spuiplein Uitlichting coalitieakkoord
34,4 45 pm 10 20 13 20 10 130 -
Beschikbaar begroting 2011 (Reserve grote projecten) 34,4 32 10 -* 13 5,6 7 9 -1,2
Infrastructuur Rotterdamse baan
59,8
29,82
29,83
Internationale stad
66
8
8 3,9
Nader toe te delen / onvoorzien Totaal
Beschikbaar na IpSO 2011 (Reserve grote projecten) 29,9 28,6 10,0 5,6 9 -1,2
337,8
147,6
123,6
Tabel : Reserveringen voor nieuwe ontwikkelingen (in € mln). * € 10 mln in bestemmingsreserve Schevemingen kust
F. Batch 3 Haga € 16 mln: Den Haag heeft € 41 mln van de ISV3 middelen voor 2010 – 2014 aangewend voor projecten in de krachtwijken. Haga ( € 16 mln) komt naar verwachting tot ontwikkeling in de periode na 2014 en behoeft daarom geen beslag te leggen op IpSO-budgetten 2011 – 2014. Door de benodigde middelen voor Haga ten laste te brengen van het ISV budget na 2014 kan de reeds gereserveerde € 16 mln bij de IpSO afweging worden betrokken. De benodigde € 16 mln ten behoeve van het project Voorzieningenzone Leyweg/Hagaziekenhuis zal pas ná 2014 ten laste van ISV-middelen worden gebracht. Raming Gemeentelijke Bijdrage
Beschikbaar
Krachtwijken batch 3 Haveltestraat Zuiderpark sportcampus Regentesse Zuid GIT Maasstraat eo Stationsplein sigma Leyweg/ Escamplaan – Haga
6 6,5 7,8 1,7 2,7 16
(ISV3) 6 6,5 7,8 1,7 2,7 16
Totaal
41
41
Tabel: Krachtwijken batch3
7. Inzet investeringsfondsen 7.1 Onvermijdelijk benodigd G. generieke taakstelling: DSO is voor € 5,1 mln aangeslagen voor de gemeentebrede generieke taakstelling. Afgesproken is dat ook de rendabele delen van DSO, zoals bijvoorbeeld de bouwleges, meedoen met de invulling van deze taakstelling. Bezien wordt nog op welke wijze de realisatie van deze taakstelling kan terugvloeien naar de algemene middelen.
1
Het doorberekenen van de hogere plankostennormering binnen reeds operationele grondexploitaties zal binnen deze grondexploitaties worden opgevangen en derhalve ten laste van de reserve grondbedrijf worden gebracht. 2 € 30 mln is gereserveerd in het MIP 3 € 30 mln is gereserveerd in het MIP Raadsvoorstellen 2010
9
Van de generieke taakstelling heeft € 2,1 mln betrekking op het IpSO. Dit beeld wordt nog licht gemitigeerd omdat er meer bespaarde rente wordt verwacht dan noodzakelijk voor de taakstelling RO. De generieke taakstelling op het IpSO 2011-2014 komt daarmee uit op € 5,4 mln. H. herziening operationele grexen: De marktomstandigheden dwingen ertoe een belangrijk deel van de middelen aan te wenden voor herzieningen van lopende grondexploitaties/ plankaderwijzigingen (€ 54,5 mln) van operationele grondexploitaties: bijvoorbeeld omzettingen van koop naar huurwoningen of het schrappen van planonderdelen. De precieze opgave is afhankelijk van te maken strategische keuzes op projectniveau. Herzieningen in grexen ten bedrage van € 22,1 mln worden in 2010 en 2011 ter besluitvorming voorgelegd, ten laste van de vrijval KJ plein (€ 12,9 mln), de vrijval Boomsluiter/ Pletterijkade (€ 4,4 mln) en de inzet van ISV3 middelen (€ 4,8 mln). De onvermijdelijke plankader-wijzigingen ten bedrage van € 32,4 mln, exclusief Uithof, Vroondaal en Wijnhaven worden in de loop van 2011 nader bezien. Bij de dekking worden de ISV middelen (32,9 mln), Wonen ‘Aan de slag’ (€ 16 mln), en de Reserve Grote Projecten betrokken (€ 151,5 mln). Twee maal per jaar zal worden gerapporteerd over uitputting, beschikbare dekking en benodigde dekking met betrekking tot onvermijdelijke plankaderwijzigingen via het MPG. I. onontkoombare knelpunten: Continuïteit van de lopende projecten vereist inzet van ISV3 (€ 3,6 mln) en de RGP (€ 7,9 mln) voor onontkoombare knelpunten bij de volgende projecten (€ 11,5 mln): Parkeergarage Circusplein, € 0,6 mln (ex BTW): Schikking met VGS BV, gekoppeld aan het stopzetten gemeentelijke medewerking aan bouwplan wegens bezwaren Circustheater. Na langdurige onderhandeling overeengekomen tussen VGS en OG/ON. Factuur ligt er al. Bijdrage Vestia Houtrust, € 0,9 mln: Bijdrage aan Houtrust, gekoppeld aan start bouw vooruitlopend op realisatie voorverkooppercentages. Bijdrage Vestia Meeuwenhof (Zeemeeuw) € 0,89 mln: Voor Duindorp is een bijdrage vastgesteld van € 890.000,- met als argument dat dit een dekking is voor de onrendabele top van 89 inpandige parkeerplaatsen. Capadosestraat, € 0,34 mln: Meerkosten stedenbouwkundige randvoorwaarden bij herontwikkeling school, waarover eerder overeenstemming is bereikt. Oprichtingskosten WOM Oude Centrum: € 0,9 mln: Betreft dekking proceskosten en inrichting wijkontwikkelingsmaatschappij Oude Centrum. Plankosten niet rendabel voor Binckhorst (€ 3,4 mln) en Scheveningen: (€ 4,5 mln) ten laste van de reserveringen voor deze projecten in de reserve grote projecten. J. Voorstellen ISV3 (€ 10,9 mln): In 2010 en 2011 wordt de start van verschillende fysieke projecten voorzien, met bijbehorende urgente claims. De claimlijst die voldoet aan de ISV3 criteria bedraagt € 10,9 mln. Het betreft de volgende, in het kader van de programmabegroting 2011 (bestuurlijk) urgente, projecten: Pleinen Den Haag Zuidwest € 1,7 mln: herinrichting 3 pleinen. Ontwerpen zijn aan bewoners gepresenteerd met de ambitie om snel tot uitvoering te komen. Dunkler Lubeck straat € 0,24 mln: herontwikkeling, gekoppeld aan schoollocatie, afhankelijk van ontwikkelaar Openbare ruimte Stationsplein Holland Spoor € 5,8 mln: herinrichting, gekoppeld aan vervanging tramrails en horeca ontwikkeling. Leyweg winkelcentrum noord- en zuidkop: € 2,27 mln: flankerende maatregelen voor revitalisering; voortouw bij eigenaar Achmea. Rivierenbuurt Zuid: € 0,6 mln: Revitalisering Rivierenbuurt, gekoppeld aan WSL driehoek Hoefkade/ Wolterbeekstraat: € 0,3 mln: aanpak panden in samenhang met aanpak WOM Stationsbuurt Oude Centrum. K. Proceskosten Vlietzone (€ 1,5 mln): De inpassing van de Rotterdamsebaan maakt voorbereidendeen proces kosten in de Vlietzone onontkoombaar. Het gaat niet om de ontwikkeling van een integraal masterplan voor het hele gebied, maar om een visie gekoppeld aan de aanleg van de Rotterdamse baan, die zo ingrijpend voor de Vlietzone is, dat inpassing om een gedegen planologische afweging vraagt. L. Stimulering Woningbouw (€ 7,5 mln): Op basis van ervaringen met woningbouwstimulering, opgedaan tijdens de afgelopen jaren, zal het budget ‘stimulering woningbouw’ worden aangewend voor een pakket instrumenten. Onderdeel van het pakket kunnen uitmaken: afspraken met corporaties om over te gaan tot start bouw, bijdragen aan parkeeroplossingen of kwaliteit van de openbare ruimte, koopstimuleringsregelingen, bijdragen aan duurzame ontwikkeling/woningbouw (bijvoorbeeld in Erasmusveld) of investeringen in het oplossen van specifieke projectknelpunten. Het speelveld wordt afgebakend door staatssteun regelgeving. M. Reserve Grote projecten: Een nadere toelichting van de reserve grote projecten maakt onderdeel uit van de gemeentelijke programmabegroting. Raadsvoorstellen 2010
10
N. Onvoorzien: Mogelijk zijn aan de ingrepen in de projectenportefeuille juridische claims verbonden en kosten die samenhangen met het beëindigen van contracten. Aan de orde, maar nog niet gedetailleerd begroot, zijn bovendien andere kosten, verbonden aan het (tijdelijk) inrichten van gebieden waar de gemeente niet langer actief regisserend optreedt. 7.2. Plankosten(scan) De normering van de plankosten in de grondexploitaties is toe aan herziening. De complexiteit van binnenstedelijke ontwikkelingen en vertragingen ten gevolge van de recessie dwingen hiertoe. De plankostenscan zal onderdeel uitmaken van de beheersregels grond- en ontwikkelingsbedrijf die dit jaar nog door de raad moet worden vastgesteld. Daar kunnen ook de financiële consequenties voor de lopende plannen bij worden betrokken. Voorgesteld wordt de ingeschatte kosten op lopende plannen ad €11,4 mln ten laste te brengen van de RGB. Voor de nieuw op te starten plannen (m.n. RGP) moeten de plankosten nu wel inzichtelijk worden gemaakt doch dekking is pas noodzakelijk bij het operationeel maken van projectdocumenten. De normering plankosten wordt betrokken bij beheersregels grond- en ontwikkelingsbedrijf. 7.3. Reserves DSO Bij het budgettaire kader van het IPSO zijn niet alleen nieuwe investeringsfondsen betrokken, maar is ook al daadwerkelijk bezien of bestaande reserves kunnen worden aangewend voor het dekken van tekorten. Met het oog op dekking van het KJ plein heeft overigens recent een grondige analyse van de mogelijke ruimte in reserves plaats gevonden. Bij de begroting 2011 telt het totaaloverzicht van DSO reserves op tot € 238 mln in 2010 en € 107 mln in 2014, waarvan het merendeel is opgenomen in programma stedelijke ontwikkeling (eindsaldo programma 19 in 2010 is € 209 mln en in 2014 € 93 mln). Onderscheid kan worden gemaakt naar technische reserves en reserves met een specifieke bestemming (dit kan zijn een project maar ook een doelstelling op het gebied van bedrijfsvoering). Meer technische reserves, zoals de reserve grondbedrijf, vaststellingsprogramma, reserve anticiperend, reserve vastgoedexploitatie de reserve strategische aankopen structuurvisie en de strategische aankopen Binckhorst kennen een specifiek regime en zijn niet inzetbaar voor het IPSO. Wanneer deze reserves en reserves ihkv bedrijfsvoering buiten beschouwing worden gelaten, resteert aan reserves in het programma stedelijke ontwikkeling nagenoeg geen ruimte meer in 2014. Bij de doorlichting van alle operationele grondexploitaties zijn de bestemmingsreserves geoormerkt voor projecten in de afweging betrokken. Beschikbare reserves DSO met specifieke bestemming die IPSO gerelateerd zijn, zijn betrokken in het IPSO. Zie bijlage Overzicht reserves DSO/IpSO voor de betreffende reserves en bedragen. 7.4 Investeringsstrategie Met de inzet van beschikbare investeringsmiddelen (€ 229,8) kunnen de ingrepen waartoe de markt naar verwachting in 2010 – 2014 dwingt worden opgevangen. Ruimte voor aanvullende ingrepen of nieuwe investeringen is beperkt. Aan de orde is dan ook de toekomstige afweging of de beschikbare reserveringen voor grote projecten en batch 3 worden aangesproken. Met het IpSO investeringsagenda wordt onderstreept dat prioriteiten noodzakelijk zijn nu zicht op aanvullende investeringen ontbreekt. Voor een aantal grote ontwikkelingen geldt met name dat nog een aanvullende investering is vereist van enkele tientallen miljoenen: - Rotterdamse Baan/Neherkade - Tunnel Johan de Wittlaan - Tramtunnel Koninginnegracht - Cultuurforum/Spuiplein Voor de Neherkade is er zicht op volledige financiering. Voor de Rotterdamsebaan is het overgrote deel van de kosten gedekt (er is € 460 miljoen beschikbaar). De kosten raming staat echter onder druk. Investeringen die samenhangen met de ruimtelijke inpassing maken geen onderdeel uit van de reservering. En de aanleg in samenhang met de ontwikkeling van de Binckhorst leidt tot aanvullende investeringen. Voor de inpassing van een tunnel onder de Johan de Wittlaan is tot op heden een bijdrage van VROM van € 21,8 miljoen beschikbaar. Om deze subsidie veilig te stellen moet voor 1 november a.s. aan het Rijk een sluitende businesscase worden gepresenteerd. Naar verwachting is de businesscase voor een tunnelvariant niet sluitend te maken. Berekeningen duiden op een tekort van 100 mln (reële waarde). Zicht op gemeentelijke of aanvullende rijksmiddelen ontbreekt.
Raadsvoorstellen 2010
11
Daarom wordt ingezet op een maaiveld variant die recht doet aan de stedenbouwkundige visie op het gebied. In zijn toekenningsbrief koppelt de minister van verkeer en waterstaat de rijksbijdrage overigens ook aan een maaiveld variant. Voor de tramtunnel Koninginnegracht is € 100 mln aan gemeentelijke investeringsmiddelen beschikbaar. Momenteel wordt een brede verkenning naar oplossingsvarianten uitgevoerd. Daarom is het nog te vroeg om te kunnen beoordelen of het beschikbare budget toereikend is voor de uiteindelijk te kiezen oplossing, danwel hoe met een eventueel overschot kan worden omgegaan. Voor het cultuurforum worden op dit moment drie scenario’s onderzocht die gericht zijn op het versoberen van het stedenbouwkundig plan. Voor het eind van dit jaar wordt hierover een besluit genomen. Dan zal bekend zijn hoe hoog de gemeentelijke bijdrage voor dit project is. Juist omdat de financiering van deze ontwikkelingen onder druk staat, wordt waar mogelijk ingezet op optimalisaties en op lobbystrategieën voor aanvullende financiering. 8. Voorstel Gezien het vorenstaande stelt het college de raad voor het volgende besluit te nemen; De raad van de gemeente Den Haag, Gezien het voorstel van het college van 28 september 2010, Besluit: I.
in te stemmen met het IpSO, de daarin opgenomen visie en dientengevolge de strategische lijn: 1. De omvang van de projectenportefeuille aan te passen aan de nieuwe financiële kaders en daarmee invulling te geven aan de gemeentelijke taakstelling; 2. Daarna in te zetten op het afronden van lopende ontwikkelingen en het oplossen van onvermijdelijke plankaderwijzigingen; 3. De visie vormt het uitgangspunt/beleidskader voor de midden en lange termijn. Maar het nieuwe financiële kader leidt tot een strategische herpositionering van de overheidsrol bij ruimtelijke planontwikkeling, die het komende jaar tot aanscherping van de visie kan leiden. De volgende grootschalige nieuwe gebiedsontwikkelingen krijgen in de periode 2010 – 2014 prioriteit: 4. Den Haag in de Wereld: Centrum (Wijnhavenkwartier, Den Haag Nieuw Centraal, (omgeving) station HS, Binnenstad), Internationale Zone, Scheveningen Haven en de aanleg van de Rotterdamse Baan met parallelle ontwikkeling van de Binckhorst en ruimtelijke inpassing in de Vlietzone Zuid; 5. De Wereld in Den Haag: Laakhavens, Regentesse Zuid, herstructurering Zuidwest
II.
in te stemmen met aanpassing van de uitvoerinsgsstrategie Structuurvisie bij de gebiedsontwikkelingen Kijkduin, Erasmusveld/Leyweg, Scheveningen kuststrook/bad, Transvaal lijn 11 en de Binckhorst (Uitvoering Masterplan). Bij deze gebiedsontwikkelingen wordt voor een projectmatige aanpak gekozen, waarbij per gebied – mede afhankelijk van marktpartijen en corporaties – wordt bezien welke deelprojecten doorgaan.
III.
in te stemmen met ingrepen in de projectenportefeuille conform de bijlage Projectenoverzicht. Besluitvorming op projectniveau wordt ingericht volgens de werkwijze projectmatig werken.
IV.
in te stemmen met: 1. De aanwending van ISV3 middelen voor de programma’s particuliere voorraad/ handhaving (€ 4,49 mln), Binnenstedelijke verdichting, transformatie en openbare ruimte (€ 32,9 mln), Wijkeconomie (3,16 mln) en onvoorzien (€ 4,28 mln). De verdeling over de programma’s wordt jaarlijks opnieuw bezien en met het IpSO bij de begrotingsretraite ter besluitvorming voorgelegd. 2. 16 mln ten behoeve van het project Voorzieningenzone Leyweg/Hagaziekenhuis pas ná 2014 ten laste van ISV-middelen te brengen. 3. De aanwending van ISV3 middelen voor de programma’s bodem (€ 19,6 mln), lucht (€ 3,1 mln) en geluid (€ 6,8 mln) en het beleggen van aansturing en verantwoording van de deelbudgetten voor Bodem, Lucht en Geluid bij de Dienst Stadsbeheer.
Raadsvoorstellen 2010
12
Uit het Geluidsbudget worden door DSB aan DSO de kosten voor de sanering van de Alijst betaald. ). De verdeling over de programma’s wordt jaarlijks opnieuw bezien en met het IpSO ter besluitvorming voorgelegd. 4. In te stemmen met de bijgaande procesmatige en inhoudelijke criteria voor de inzet van de ISV3 middelen. V.
invulling te geven aan het budgettaire kader van het IpSO en daartoe in te stemmen met:
1. Voorgesteld wordt om jaarlijks te bekijken hoe de bespaarde rente zich verhoudt tot de 2. 3. 4.
5. 6. 7. 8.
VI.
taakstelling RO. Indien beschikbaar wordt € 9 mln van de bespaarde rente hiervoor afgeroomd. Normering plankosten betrekken bij besluitvorming over beheersregels grond- en ontwikkelingsbedrijf. Voor onvermijdelijke plankaderwijzigingen (€ 22,1 mln) in 2011 de volgende middelen in te zetten: vrijval KJ-plein (€ 12,9 mln), bevriezen Boomsluiter/ Pletterijkade (CE 106, € 4,4 mln), en ISV3 middelen (€ 4,8 mln) Onvermijdelijke plankaderwijzigingen ten bedrage van € 32,4 mln, exclusief Uithof, Vroondaal en Wijnhaven in de loop van 2011 nader bezien. Bij de dekking worden de ISV middelen (31,8 mln), Wonen ‘Aan de slag’ (€ 16 mln), en de Vrijval Reserve Grote Projecten als gevolg van stopzetten gebiedsontwikkeling (onder II) betrokken (€ 147,6 mln); Onontkoombare knelpunten bij Erasmusveld/Leywegzone (€ 0,77 mln), Scheveningen haven (€ 2,2 mln) en Binckhorst (€ 1,36 mln) ten laste te brengen van de voor deze projecten gereserveerde budgetten in de reserve grote projecten; Onontkoombare knelpunten ten bedrag van € 3,6 mln ten laste te brengen van ISV3. Opschonen reserve anticiperend ten bedrage van € 4,3 mln ten laste van de reserve grote projecten; ISV3 middelen/ onderdeel binnenstedelijke verdichting/ transformatie en openbare ruimte ten bedrage van € 10,9 mln in 2011 beschikbaar te stellen voor herinrichting van openbare ruimte (€ 7,5 mln: Stationsplein HS en pleinen Den Haag Zuidwest) en transformatie (€ 3,4 mln: Rivierenbuurt Zuid, Hoefkade/ Wolterbeek en Leyweg winkelcentrum).
voor de inrichting van de Johan de Wittlaan niet langer inzetten op een tunnel maar de rijksbijdrage gebruiken voor de inrichting van een maaiveldvariant.
Aldus besloten in de openbare raadvergadering van De griffier.
Raadsvoorstellen 2010
De voorzitter.
13