HANDLEIDING
Vooroordelen, waar komen die vandaan? Korte omschrijving werkvorm
Vooroordelen, iedereen heeft ze, maar waarom eigenlijk? En wanneer is het erg, wanneer hebben jij of anderen er last van? Met deze oefening ervaren leerlingen hoe stereotypen en vooroordelen werken en hoe ze ermee om kunnen gaan.
Leerdoel(en) –– Leerlingen kunnen uitleggen wat de verschillen zijn tussen stereotypen, vooroordelen en discriminatie. –– Leerlingen weten wat groepsidentiteit is. –– Leerlingen kunnen factoren noemen die hun mening (en vooroordelen) beïnvloeden. –– Leerlingen zijn zich bewust van hoe vooroordelen gedrag kunnen beïnvloeden. Ze leren wat de meerwaarde is van verder kijken dan de eerste indruk.
Voorbereidingstijd 30 minuten Handleiding doornemen en printen benodigdheden. Let op: print de werkbladen voor de leerlingen in afdrukstand ‘liggend’.
Duur 45 minuten
Voorbereiding –– Bekijk de filmpjes onder ‘Benodigd materiaal’. –– Vul de werkbladen die de leerlingen invullen ook in voor jezelf. Dit maakt het gemakkelijker om de opdracht uit te leggen en aansprekende voorbeelden te bedenken om de lesstof mee te illustreren.
Waar komen vooroordelen vandaan? handleiding
Wat doe jij? Inleiding
Jij geeft niet aan dat je het vandaag gaat hebben over vooroordelen, maar start direct met stap 1 A.
1a
stap
Filmpje kijken –– Je vraagt de klas te benoemen waar ze aan denken bij een ”brandweervrouw”. Noteer de uitkomsten op het bord. –– Vervolgens laat je filmpje 1 zien (tot 0.16), waarin twee meiden een stereotiepe brandweervrouw beschrijven. Er zullen overeenkomsten zijn tussen dat wat de leerlingen roepen en dat wat zij zeggen (jongensachtig, lesbisch). Aan de hand hiervan kun je uitleggen dat zij gebruik maken van stereotypen. Bijvoorbeeld: ‘Een stereotype is een simpel beeld van de werkelijkheid. Lang niet alle brandweervrouwen zijn ‘lesbisch’ of ‘jongensachtig’ maar dat is wel het eerste waar mensen aan kunnen denken. En dat is niet per se erg. Als je geen aannames doet snap je de wereld om je heen niet. Het wordt pas lastig als mensen vasthouden aan hun stereotiepe beeld.’
Tip Illustreer dit aan de hand van een voorbeeld waarin een stereotiep beeld wordt omgezet naar gedrag. Bijvoorbeeld: Stel je voor, je ontmoet (als jongen) op de sportschool een leuke meid die zegt dat ze brandweervrouw is of wilt worden. Je haakt af want je maakt geen schijn van kans, ze is toch lesbisch, denk je. Het simpele beeld dat je van een groep hebt, plak je op het individu.
Waar komen vooroordelen vandaan? handleiding
–– Je kunt de leerlingen laten oefenen met het filmpje van de Vliegende Panters. Hierin worden zowel stereotiepe beelden van moslims als van Hollanders gebruikt. Welke stereotypen herkennen de leerlingen? –– In de nabespreking kun je de volgende boodschap meegeven. Stereotiepe beelden heeft iedereen, ze worden gebruikt om grappen mee te maken, dat is niet perse erg. Je doet aannames op basis van uiterlijk en gedrag, hoe iemand praat bijvoorbeeld. Je kunt gelijk hebben op bepaalde punten, je hebt je intuïtie niet voor niks, maar je weet nog lang niet alles over iemand. Houd je vast aan je stereotiepe beelden, dan kan het gevolgen hebben: als je het beeld dat je van een groep hebt op een individu plakt. Check of dat wat je over iemand denkt klopt. Ga verder dan de eerste indruk.
Variatietip Ken je een ander filmpje of afbeelding waarbij gebruik wordt gemaakt van een stereotiep beeld? Dan kun je dat gebruiken. Het is handig om te beginnen met een relatief neutraal voorbeeld (over een beroepsgroep of een regio bijvoorbeeld).
Werkbladen invullen ‘Bij welke groepen hoor jij?’ Dit deel van de oefening zet leerlingen in een positieve houding en maakt ze daarnaast bewust van de vooroordelen die er bestaan over groepen waar zij zelf deel vanuit maken. Zoals zij vooroordelen hebben over groepen mensen, hebben mensen vooroordelen over hen: ook vooroordelen die niet terecht zijn. Deze inventarisatie geeft jou als docent de mogelijkheid om leerlingen te confronteren zonder te moraliseren. De leerlingen vullen eerst werkblad 1 en vervolgens werkblad 2 in van ‘Bij welke groepen hoor jij?’
Je kunt de opdracht als volgt uitleggen. We horen allemaal bij groepen, je bent een jongere, leerling, Amsterdammer, voetballer, man/vrouw, enz. Al deze groepen samen vormen je ‘groepsidentiteit’. Op werkblad 1 vul je in bij welke groepen je hoort. Op werkblad 2 vul je in welke drie groepen jij belangrijk vindt. Waar voel je je thuis? Hoe zou jij je voorstellen aan iemand anders?
Bij welke groepen hoor jij
HO BB Y .... .... .... .... .... .... .... .... .... .... .... .... .... .... .... .... .... .... .... .... . .... .... .... .... .... . .... ....
2
stap
AND ERS, NAM ...... ...... ELIJ ...... K ...... ...... ...... ...... ...... ..... ...... ...... ...... ...... ...... ..... ...... ...... ....
Oefenen
... .... .... . G .... .... IDIN ...... .... .. LE .... OP ........ ........ .. .... .... .... . .... .... .... .. .. .. .. .... .... ....
NAAM ............................................... ............................................... ...................................
....
....................................
ETNICITEIT / CULTUUR .................................... ....................................
....
1
stap
Vul jouw identiteitscirkel in. Is er een groep die er niet bij staat maar die voor jou toch belangrijk is? Vul die dan in bij ‘anders, namelijk’ (denk aan familie, bijbaan, religie enz.)
Bij welke groepen hoor
GROEP 1
jij
P2
2
stap
Kies 3 groepen uit die voor jou het belangrijkste zijn. Tip: houd de volgende vraag in je achterhoofd: Hoe zou jij je voorstellen aan iemand anders?
GROEP 3
OE
GR
RE GIO .... .... .... .... ...... .. .... ...... .... .... .... .... .... .... . .... ... .... .
....
....
....
GE SL AN AC / V HT RO UW
Begin niet direct met een stereotiep beeld van een groep waarvan je weet dat er in jouw klas hardnekkige vooroordelen over bestaan of waar iemand in de klas deel van uitmaakt: deze oefening is bedoeld als luchtige start.
M
1b
stap
....
....
Waar komen vooroordelen vandaan? handleiding
Werkblad invullen ‘Groepen en vooroordelen’ De leerlingen vullen het werkblad ‘Groepen en vooroordelen’ in. Ze vullen dit in over een groep waar zij zelf deel van uitmaken en die ze geïnventariseerd hebben in stap 2. Je kunt in de uitleg van deze oefening het voorbeeld nemen dat op het werkblad staat: negatieve en positieve vooroordelen over gamers.
Groepen en vooroordelen
gamer Beantwoord de volgende vragen: Ken jij iemand die helemaal zo is?
dik
asociaal
Bekijk als voorbeeld het figuur dat al is ingevuld voor ‘gamer’.
..........................................................................
...................... ......................
r iaal ele socamsp te en denk snel
Ken jij vooroordelen over een van de drie groepen die je hebt uitgekozen? Vul onderstaande figuur in. Je hoeft niet alle vakken in te vullen.
snel vers laafd
Tip Om de opdracht goed uit te leggen kun je jezelf als voorbeeld nemen. Vul werkblad 1 en 2 in en deel dit met de klas. Werkblad 1: Waar kom je vandaan (regio), wat is je hobby/sport, leeftijdscategorie (twintiger, vijftiger), wat vind je de belangrijkste groepen (familie, religie, enz.). Werkblad 2: Wat zou je over jezelf vertellen aan iemand die je nog niet kent? Waar je vandaan komt, dat je docent bent, of moeder/vader? Of zou je eerder vertellen over je sport en wat jouw religie is? Kies er drie uit en licht ze toe aan de klas.
3
stap
.......................................................................... .......................................................................... .......................................................................... ..........................................................................
Ben jij zelf zo? ..........................................................................
Ik ken deze (positieve en negatieve) vooroordelen over gamers
.......................................................................... .......................................................................... .......................................................................... ..........................................................................
Heb je wel eens te maken gehad met vooroordelen? .......................................................................... .......................................................................... ..........................................................................
Als de leerlingen de werkbladen hebben ingevuld, kun je de ze dat wat ze hebben ingevuld laten uitwisselen. Je kunt dit, afhankelijk van de klas, in tweetallen, groepjes of klassikaal doen.
Klassikale reflectie van de werkbladen In de nabespreking is van belang dat je de nadruk legt op de overeenkomsten tussen leerlingen: ook al verschillen we individueel van elkaar, we kunnen toch dezelfde verbondenheid voelen met een groep. Ook is het goed om te benoemen dat de groepen waar je bij hoort niet alleen bepalen wie jij bent en hoe je naar anderen kijkt. Dat iemand er ‘Hollands’ of ‘Marokkaans’ uitziet betekent niet dat deze persoon dit aspect van zijn identiteit zelf als belangrijkste bestempelt.
.......................................................................... ..........................................................................
Aandachtspunt Geef aan dat leerlingen dit werkblad voor zichzelf invullen en dat ze het niet hoeven te delen met anderen. In de praktijk blijken de meeste leerlingen de vooroordelen die ze kennen over de eigen groep wel te willen delen. Zo vormt deze oefening een gemakkelijke opstap tot het gesprek hierover.
Inventariseer na het invullen van de werkbladen een aantal vooroordelen dat de leerlingen op hun werkblad hebben ingevuld. Hier kun je later op teruggrijpen in de uitleg over waar vooroordelen vandaan komen.
Klassikale reflectie van de werkbladen Je kunt in de nabespreking terugkoppelen naar het thema groepsidentiteit. Deel uitmaken van een groep is prettig: je staat niet alleen. Maar op het moment dat iemand jou aan een groep koppelt die voor jou (op dat moment) niet belangrijk is, en er ook nog eens vooroordeel aan vastplakt, is dit erg vervelend. Als mensen daar vervolgens ook nog naar gaan handelen, maken ze de stap naar discriminatie. Je gaat iemand anders behandelen om een reden die er niet toe doet.
Waar komen vooroordelen vandaan? handleiding
Tip Illustreer de gevolgen van vooroordelen aan de hand van een ervaring die een leerling heeft gedeeld en bedenk zelf een voorbeeld voordat je met deze oefening start: ben je zelf weleens anders behandeld omdat je bij een bepaalde groep hoorde, terwijl dat op dat moment niet relevant was? Wat waren de consequenties voor jou, wat deed dit met je?
4
stap
Uitleg Waar komen vooroordelen vandaan? Leerlingen hebben al kunnen ontdekken hoe snelle aannames werken en dat stereotiepe beelden daar een rol in spelen. Dit heeft een functie: je deelt er de wereld mee in. Als mensen aan negatieve stereotypen vasthouden kan het een vooroordeel worden. In stap 3 ontdekken leerlingen welke consequenties dat kan hebben voor jou - wat als mensen jou veroordelen op basis van een beeld van de groep - en voor de ander, als jij hetzelfde doet. In stap 4 worden leerlingen zich bewust van de factoren die hun eigen vooroordelen en die van de ander beïnvloeden. In dit onderdeel leg je uit waar vooroordelen vandaan komen. Wat heeft bepaald hoe jouw beeld van een groep is? Je kunt hier ingaan op vier aspecten: –– De invloed van media. –– De invloed van autoriteit. –– De invloed van (negatieve) ervaringen. –– De werking van je hersenen.
Tip Maak tijdens de uitleg gebruik van de voorbeelden waar de leerlingen zelf mee zijn gekomen. Vraag hen dat wat je uitlegde toe te passen. Waar denken zij dat het genoemde vooroordeel vandaan komt? Waar komt het genoemde vooroordeel vandaan, denken zij?
Media Vaak geven leerlingen zelf al aan dat media negatieve beelden van groepen verspreiden waar zij al dan niet deel vanuit maken. Of ze vangen die rechtstreeks uit de media op of ze nemen die over van anderen die ze weer uit de media hebben. Wat je leerlingen mee kunt geven is dat “goed nieuws geen nieuws is.” Positieve berichten over groepen hoor je dus niet vaak. Journalisten sluiten graag aan bij stereotypen, want dan komt hun boodschap allicht beter over. Er wordt vaak gebruik
Waar komen vooroordelen vandaan? handleiding
gemaakt van flitsende, korte teksten waar geen ruimte is voor nuance. Klopt alles wat je ziet?
Tip Maak gebruik van voorbeelden. Je kunt onderstaand voorbeeld ter illustratie gebruiken of zelf een actueel voorbeeld inbrengen. Een mogelijke vraag aan de klas: wat doet zo‘n krantenkop met het beeld dat mensen van artsen hebben?
De bewering dat minstens 10 tot 15 procent van de artsen in Nederland verslaafd is, stond op de voorpagina van het AD. NRC Next schrijft dat dit ongefundeerd is. (13 juli 2013 in ‘Next checkt’)
Autoriteit Je kunt hier ingaan op de invloed die politici en artiesten hebben, maar vooral mensen die dichterbij jongeren staan hebben invloed: ouders en vrienden kunnen je mening beïnvloeden. En zeker niet alleen negatief! Mogelijke vragen aan de klas: Voor wie heb jij respect? (Denk aan iemand uit sportwereld, een zanger of acteur, enz.) Van wie zou jij advies aannemen? (Ouders, vrienden, enz.)
Ervaringen Als je een negatieve ervaring hebt met iemand uit een bepaalde groep, kan dit jouw mening over mensen uit dezelfde groep sterk beïnvloeden. Boosheid of angst kan je extra waakzaam maken.
Zo werken je hersenen: valkuilen Mensen krijgen graag gelijk, ook qua vooroordelen. Soms denk je dat je gelijk hebt in het beeld dat je van een groep hebt. Omdat je gelijk wilt hebben, onthoud je dat wat bij jouw beeld past. Je vergeet dat wat er niet in past. Een voorbeeld: Toeristen lopen ook altijd in de weg! Maar waar herken je een toerist aan die niet in de weg loopt? En hoe weet je dat het een toerist is?
Nabespreking In de bijlage van deze handleiding vind je een groot formaat van deze afbeelding.
Concluderend kun je het volgende meegeven. We hebben allemaal vooroordelen, maar we hebben ook allemaal de keuze om er wel of niet naar te handelen. Als je weet waar vooroordelen vandaan komen, kun je ze herkennen en ernaar handelen. Je bepaalt zelf of je vasthoudt aan je vooroordeel. Maak de link naar de stage- en werkpraktijk van leerlingen: hoe behandel jij toekomstige klanten, en hoe wil je zelf behandeld worden?
Waar komen vooroordelen vandaan? handleiding
Tip Gebruik een eigen voorbeeld. Laat zien dat je er ook wel eens naast hebt gezeten, en hoe je daar mee om bent gegaan. Pas de theorie toe: hoe kan het dat je dat vooroordeel had? Had je negatieve berichten in de media gezien, was je beïnvloed door iemand, had je een slechte ervaring? Het hoeft niet direct een ernstig vooroordeel te zijn; het gaat erom dat je laat zien dat iedereen vooroordelen heeft. Hoe je ermee omgaat is wat telt.
Achtergrondkennis
Wil je meer weten over de werking van stereotypen en vooroordelen? Lees dan: ‘Begin bij jezelf! Kleine uiteenzetting over stereotypen en vooroordelen’, geschreven door Jaap Tanja, Anne Frank Stichting, 2013.