Voo r ont we r p Best e m mi ngs p l an B uite nge bie d No o rd w ij ke r ho ut
C ONC E P T
Voo r ont we r p Best e m mi ngs p l an B uite nge bie d No o rd w ij ke r ho ut
C ONC E P T
Inhoud
Toelichting Regels Verbeelding Bijlagen bij toelichting Bijlagen bij regels
20 mei 2015 Projectnummer 850.02.01.00.00
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Inhoudsopgave Toelichting
Toelichting
3
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Begrenzing van het plangebied 1.3 Doelstelling actualisering 1.4 Hoe is het bestemmingsplan tot stand gekomen 1.5 Wijze waarop burgers en instanties zijn betrokken (communicatie) 1.6 PlanMER 1.7 Verantwoording en opbouw bestemmingsplan
4 4 4 5 6 7 9 11
Hoofdstuk 2 Bouwstenen en beleidskader 2.1 Rijksbeleid 2.2 Provinciaal beleid 2.3 Gemeentelijk beleid
13 13 14 19
Hoofdstuk 3 Omgevingsonderzoeken 3.1 Ecologie 3.2 Water 3.3 Bodem 3.4 Landschap en cultuurhistorie 3.5 Externe veiligheid 3.6 Geluid 3.7 Bedrijven en milieuzonering 3.8 Kabels en leidingen 3.9 Luchtkwaliteit 3.10 Schiphol 3.11 Duurzaamheid
25 25 29 32 32 37 40 41 41 42 43 44
Hoofdstuk 4 Juridische planbeschrijving 4.1 Inleiding 4.2 Juridische planbeschrijving
46 46 46
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid 5.1 Economische uitvoerbaarheid 5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
66 66 67
Bijlage bij de toelichting Bijlage 1
Ontwerp Nota van Uitgangspunten
Bijlage 2
Notitie Reikwijdte en Detailniveau
Bijlage 3
Landschapsvisie Hogeveensepolder
2
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Toelichting
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
3
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding
De gemeente Noordwijkerhout herziet het geldende bestemmingsplan voor het buitengebied inclusief herzieningen en wijzigingen tot één actueel en digitaal bestemmingsplan Buitengebied voor de gemeente. De gemeente besloot daartoe omdat zij, op grond van de Wro, over een actueel, digitaal (IMRO2012/SVBP2012) en digitaal gepubliceerd (IMRO2012/STRI2012) bestemmingsplan dient te beschikken. Het geldende bestemmingsplan is in 2005 vastgesteld, in april 2007 onherroepelijk geworden en dient medio 2017 geactualiseerd te zijn om te voldoen aan de eisen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Gezien de wettelijke eisen en de huidige stand van zaken in de gemeente Noordwijkerhout is het noodzakelijk te starten met de actualisering en digitalisering van voornoemd bestemmingsplan voor het buitengebied.
1.2
Begrenzing van het plangebied
Het gebied van het bestemmingsplan Buitengebied betreft het gehele grondgebied van de gemeente met uitzondering van de kernen De Zilk, Noordwijkerhout, bedrijventerrein 's-Gravendam, Delfweg, het recreatiegebied Oosterduinsemeer, bungalowpark Dunimar, het voormalig Sancta Maria/Bavo, de landgoederen Dyckenburch en Oud Leeuwenhorst en het spoelbedrijf Warmerdam aan de Herenweg. Het recreatieterrein Duinschooten en het bungalowpark Dunimar maken wel onderdeel uit van het plangebied, evenals het Landgoed Leeuwenhorst en de bestaande natuurgebieden. De globale begrenzing van het plangebied is op de navolgende afbeelding weergegeven.
4
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Figuur 1: Begrenzing plangebied bestemmingsplan Buitengebied
1.3
Doelstelling actualisering
Het doel van het project is te komen tot een 'actueel, digitaal en in hoofdzaak beherend bestemmingsplan voor het buitengebied': om te beschikken over een degelijk toetsingskader ten behoeve van de ontwikkeling van al bestaande functies (bebouwing en gebruik) en waarden in het buitengebied van de gemeente Noordwijkerhout; dat rekening houdt met de relevante milieuhygiënische en planologische aspecten en de gemeentelijke mogelijkheden en middelen om de uitvoering van het plan te waarborgen. Een beherend bestemmingsplan betekent dat het plan een actuele planologische regeling van de bestaande situatie bevat. Bestaande rechten en plichten uit de geldende regeling worden zoveel mogelijk overgenomen en waar nodig aangepast aan de eisen en wensen van deze tijd. Dat wil overigens niet zeggen dat het bestemmingsplan uitsluitend de actuele situatie planologisch regelt. Enkele gewenste ontwikkelingen binnen het gebied worden mogelijk gemaakt door middel van flexibiliteitsbepalingen, zoals afwijkingsregels en wijzigingsregels. De Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport is daarbij een
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
5
Buitengebied 2015(voorontwerp)
voornaam uitgangspunt. Concrete wensen of verzoeken, waarvoor nader onderzoek noodzakelijk is en deze onderzoeken zijn niet afgerond voor het ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage komt te liggen, zijn niet verwerkt in het bestemmingsplan Buitengebied. Deze ontwikkelingen zullen enkel mogelijk gemaakt worden via een afzonderlijke planherziening.
1.4
Hoe is het bestemmingsplan tot stand gekomen
Inleiding Een belangrijke stap tot het actualiseren van het bestemmingsplan is het uitvoeren van een inventarisatie naar de bestaande situatie en het verrichten van onderzoek naar ontwikkelingen in het plangebied. Deze onderzoeksplicht vloeit voort uit artikel 3:2 Awb op grond waarvan een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis moet vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Tevens dient de gemeente te hebben onderzocht welke waarden er in het gebied in het geding zijn, wat de gevolgen van het plan zijn voor deze waarden en hoe deze gevolgen moeten worden onderzocht en getoetst. Om voornoemde redenen is ten behoeve van het opstellen van het bestemmingsplan het volgende onderzoek verricht: het inventariseren van de bestaande bebouwing en het gebruik van deze bebouwing; het inventariseren van de landschappelijke en natuurwaarden; het opstellen van een Nota van Uitgangspunten ten behoeve van de actualisering van het bestemmingsplan.
Inventarisatie In de periode juli/augustus 2014 is de feitelijke situatie in het plangebied verkend. Met de inventarisatie is beoogd duidelijk in beeld te krijgen wat de huidige toestand en wat het huidige gebruik van de bebouwing en de waarden zijn. Hierbij is onder meer gebruik gemaakt van de milieuvergunningen en meldingen AMvB, geldende bestemmingsplannen, verleende vrijstellingen/ ontheffingen, BAG-gegevens (Basisregistratie Adressen en Gebouwen) en lopende handhavingszaken. De resultaten zijn opgenomen in een digitale database, waarin de bevindingen zijn opgenomen. Op basis van de inventarisatie is een zogenaamde 'retrospectieve toets' uitgevoerd. Een retrospectieve toets geeft inzicht in welke situaties aan percelen een nieuwe bestemming is gegeven ten opzichte van voorgaande bestemmingsregelingen. In enkele gevallen zal daarbij blijken dat de huidige situatie gewijzigd is, bijvoorbeeld als gevolg van het beëindigen van de bedrijfsvoering. Voor andere gevallen wordt nader gemotiveerd waarom de gemeente van mening is dat een nieuwe bestemming ruimtelijk aanvaardbaar is. Onderzoek Op basis van de inventarisatiegegevens is vervolgens de bestaande situatie onderzocht en geanalyseerd. Het betreft een analyse van de inventarisatie en het onderzoek naar knelpunten, mogelijkheden en kansen voor het plangebied. Immers, er dient te worden onderzocht in hoeverre de op te stellen regels in het bestemmingsplan niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening en er dient op te worden toegezien dat het plan en de
6
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. De gegevens uit het onderzoek zijn in deze toelichting beschreven. De te onderscheiden thema's zijn: beleid overheden; landbouw; natuur; landschap en cultuurhistorie; landgoederen; niet-agrarische bedrijvigheid; recreatie; wonen. De uitkomsten uit de inventarisatie en voornoemd onderzoek zijn verwerkt in een Nota van Uitgangspunten. De aanpak van deze nota ziet er als volgt uit: 1. confrontatie van enerzijds het in kaart gebrachte beleidsonderzoek, de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport en de kadernota, inclusief modelregels, met anderzijds de feitelijke situatie uit de inventarisatie; 2. vervolgens zijn in de nota concrete voorstellen opgenomen voor het bestemmingsplan met de modelregels als grondslag. In de nota is de nadruk gelegd op die functies en percelen in het plangebied waarvoor de modelregels geen voorstel bevatten of waarover de gemeente een nadere uitwerking wenst (beleidslijnen voor strijdige situaties) of in afwijking van de modelregels een andere regeling voorstelt (afweging van belangen). Deze nota is de onderbouwing bij dit bestemmingsplan en vormt de grondslag voor de keuzes die voor het bestemmingsplan zijn gemaakt. De Nota van Uitgangspunten, door het college van burgemeester en wethouders voorbereid, wordt door de gemeenteraad vastgesteld. De nota is als bijlage bij deze nota gevoegd om de inzicht te geven in de wijze waarop de keuzes op hoofdlijnen voor het bestemmingsplan tot stand zijn gekomen. Voorts zijn de volgende milieuaspecten onderzocht en is aangegeven welke gevolgen de uitkomsten voor de actualisering van het bestemmingsplan heeft: ecologie water; bodem; externe veiligheid; geluid; bedrijven en milieuzonering; kabels en leidingen; luchtkwaliteit; Schiphol; duurzaamheid. Voor elk thema is beschreven op welke wijze de vertaalslag plaatsvindt naar het bestemmingsplan toe.
1.5 Wijze waarop burgers en instanties zijn betrokken (communicatie) Kenbaar maken voornemen tot actualisering De burgers en de maatschappelijke organisaties zijn op verschillende momenten betrokken bij de voorbereiding en de ontwikkeling van het bestemmingsplan.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
7
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Op 11 juni 2014 heeft het gemeentebestuur het voornemen tot het opstellen van het bestemmingsplan voor het buitengebied kenbaar gemaakt door middel van publicatie in het Noordwijkerhoutsweekblad en op de gemeentelijke website. In de publicatie is aangegeven hoe de burgers en de maatschappelijke organisaties in de gemeente bij de voorbereiding worden betrokken. Voor het project is een projectwebsite gemaakt waarop burgers geïnformeerd worden over het verloop van het planproces en de beslismomenten.
Discussiebijeenkomsten met deskundigen en gemeentebestuurders In de voorbereiding op de Nota van Uitgangspunten en het bestemmingsplan is een drietal bijeenkomsten gehouden met vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties uit het plangebied en leden van het gemeentebestuur (gemeenteraad en college van burgemeester en wethouders). Tijdens deze bijeenkomsten zijn de vertegenwoordigers met de bestuurders in gesprek gegaan over de aangedragen aandachtspunten en problemen en de mogelijkheden om de aandachtspunten in het bestemmingsplan inhoud te geven en de problemen op te lossen. De uitkomsten uit deze debatten zijn in de Nota van Uitgangspunten verwerkt, die als basis dient voor het bestemmingsplan.
Vooroverleg toekenning bouwvlakken In augustus 2014 hebben (agrarische) ondernemers een voorstel ontvangen voor een bouwvlak voor hun perceel. De reacties op deze voorstellen zijn beoordeeld tegen de achtergronden van het (gemeentelijk) ruimtelijk en milieuhygiënisch beleid en zijn vertaald in het bestemmingsplan.
Inspraak en overleg Overeenkomstig het in de gemeentelijke inspraakverordening bepaalde, zal het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied worden vrijgegeven voor inspraak. Gedurende deze periode krijgt iedereen de gelegenheid een reactie in te dienen op het voorontwerp. Tijdens de inspraakperiode is het voorontwerp tijdens een inloopbijeenkomst op het gemeentehuis in te zien. De inspraakreacties worden te zijner tijd in een afzonderlijke 'Nota Inspraak en overleg inspraakreacties' samengevat en voorzien van een gemeentelijk antwoord. Instanties krijgen het voorontwerpbestemmingsplan in dit stadium toegezonden in het kader van het overleg. Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met betrokken instanties, zoals het waterschap en diensten van Rijk en provincie, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. De instanties krijgen de gelegenheid gebruik te maken om op het voorontwerp te reageren. In eerder genoemde 'Nota Inspraak en overleg' vat de gemeente ook deze overlegreacties samen en voorziet ze de reacties van een gemeentelijk antwoord.
Terinzagelegging In het kader van de vaststellingsprocedure zal voorts het ontwerp van het bestemmingsplan Buitengebied gedurende zes weken voor iedereen ter inzage liggen op het gemeentehuis en
8
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
op www.ruimtelijkeplannen.nl. Ook gedurende deze periode krijgen burgers en instanties de gelegenheid het ontwerp op het gemeentehuis in te zien tijdens een inloopbijeenkomst. Te zijner tijd kan er schriftelijk of mondeling een zienswijze worden ingediend. De beantwoording van de zienswijzen zal plaatsvinden in de 'Nota beoordeling zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Buitengebied'.
1.6
PlanMER
Wettelijk kader In de Wet milieubeheer en het bijbehorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is wettelijk geregeld voor welke projecten en besluiten een milieueffectrapport dient te worden opgesteld. Een planmer-plicht is voor een bestemmingsplan aan de orde als het plan: kaderstellend is voor een toekomstig besluit over mer-(beoordelings)plichtige activiteiten: bijvoorbeeld bedrijfsactiviteiten, die in het kader van de omgevingsvergunning milieu mer-(beoordelings)plichtig zijn (artikel 7.2 van de Wet milieubeheer); mogelijkheden biedt voor activiteiten, waarvan op voorhand niet met zekerheid is vast te stellen dat deze geen significant negatieve effecten kunnen veroorzaken op Natura 2000-gebieden. Als significant negatieve effecten niet op voorhand kunnen worden uitgesloten, dient op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) een Passende beoordeling te worden opgesteld in het kader van het op te stellen planMER (artikel 7.2a van de Wet milieubeheer).
Kaderstelling Het bestemmingsplan Buitengebied is hoofdzakelijk beherend van aard, maar biedt wel ontwikkelingsmogelijkheden aan de agrarische bedrijven. Daarbij gaat het onder andere om ontwikkelingsruimte voor de aanwezige grondgebonden veehouderijen. Het betreft slechts drie grondgebonden bedrijven. Binnen het plangebied zijn geen intensieve veehouderijen (hoofd- of neventakken) aanwezig en het bestemmingsplan biedt ook geen mogelijkheden voor de vestiging van nieuwe intensieve veehouderijen. De nieuwvestiging, uitbreiding of wijziging van veehouderijbedrijven is in het kader van de omgevingsvergunning vanaf een bepaalde omvang mer- of mer-beoordelingsplichtig (bijvoorbeeld 200 melkkoeien, 2.000 schapen of 100 paarden). Dit betekent dat bij een concreet initiatief boven die omvang in het kader van de vergunningaanvraag een mer-beoordeling of merprocedure dient te worden doorlopen. Deze mer-(beoordelings)plicht is afhankelijk van het aantal dieren waarop het initiatief betrekking heeft. Het bestemmingsplan is daarmee in beginsel kaderstellend voor mer-(beoordelings)plichte activiteiten.
Planologische mogelijkheden bepalend Voor het bepalen van het antwoord op de vraag of de drie grondgebonden bedrijven ook boven het aantal dieren uitkomen die in het besluit m.e.r. zijn opgenomen, moet worden uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden in vergelijking met de huidige situatie. Er moet dus enerzijds ook rekening worden gehouden met de onbenutte ruimte
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
9
Buitengebied 2015(voorontwerp)
uit geldende bestemmingsplannen en anderzijds moet ook rekening worden gehouden met eventueel opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Vooralsnog is het de bedoeling om in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied de geldende bouwvlakken voor deze drie grondgebonden bedrijven over te nemen. Deze hebben een zodanige omvang dat daar stallen bijgebouwd zouden kunnen worden waarin meer dieren gehuisvest kunnen worden dat de drempels uit het besluit m.e.r. Daarmee vormt het bestemmingsplan het kader voor mogelijke toekomstige besluiten over mer-(beoordelings)plichtige activiteiten. Om deze reden is voor het bestemmingsplan Buitengebied sprake van een planmer-plicht.
Effecten op Natura2000-gebieden Inventarisatie gebieden Binnen de gemeentegrens van Noordwijkerhout is een klein deel van het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid gelegen. Binnen een straal van 20 km rond de gemeente liggen verder de Natura 2000-gebieden Coepelduyen (op 1,6 km afstand), Mijendel & Berkheide (op 6,2 km afstand), De Wilck (op 13,3 km afstand) en Polder Westzaan (op 19,7 km afstand). Figuur 'Ligging Natura 2000-gebieden binnen en rond de gemeente Noordwijkerhout (rood omlijnd)' in de paragraaf Ecologie geeft een overzicht van de ligging van Natura 2000-gebieden binnen en direct rond de gemeente Noordwijkerhout.
In de Natuurbeschermingswet is vastgelegd dat voor plannen die mogelijk leiden tot significante negatieve effecten op Natura 2000 een zogenaamde 'passende beoordeling' noodzakelijk is. Met name de uitbreiding van veehouderijen kunnen negatieve effecten hebben op Natura 2000-gebieden (uitstoot van stikstof), indien de betreffende Natura 2000-gebieden gevoelig zijn voor stikstof. Dit omdat effecten van stikstof op vele kilometers afstand waarneembaar zijn. In de paragraaf Ecologie is het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid beschreven. Hieruit blijkt dat dit gebied habitattypen bevat die zeer gevoelig zijn voor stikstof en waarvan de kritische depositiewaarde lager ligt dan de achtergronddepositie. Dat betekent dat elke toename van stikstofdepositie leidt tot een verslechtering van de natuurkwaliteit van het betreffende Natura 2000-gebied. De hierboven geschetste planologische uitbreidingsmogelijkheden voor de drie grondgebonden veehouderijen kunnen dus ook negatieve effecten hebben op omliggende Natura 2000-gebieden. Dit bekent dat een passende beoordeling dient te worden uitgevoerd. Wanneer voor een plan een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk is, leidt dit automatisch tot een planmer-plicht.
Keuze/uitgangspunt Of er sprake is van de verplichting tot het opstellen van een planMER is vooral afhankelijk van de vraag welke planologische mogelijkheden de drie grondgebonden veehouderijen krijgen in het bestemmingsplan. In theorie zouden deze bedrijf 'op slot' gezet kunnen worden en daarmee zou het opstellen van een planMER niet nodig zijn. Dit is echter voor deze bedrijven niet wenselijk en hierdoor ontstaat ook het risico van planschade.
10
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Aangezien het bestemmingsplan uitbreidingsmogelijkheden bevat voor de drie grondgebonden veehouderijen is de keuze gemaakt om bij de voorbereiding van het bestemmingsplan een planMER op te stellen.
Doel en procedure planMER Milieueffectrapportage (m.e.r.) is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Doel van een planMER is het integreren van milieuoverwegingen in de voorbereiding van in dit geval een bestemmingsplan en het meenemen is van de milieugevolgen van het plan, bij de afweging van alle belangen die bij het besluit over het plan afgewogen moeten worden. De m.e.r.?procedure is gekoppeld aan de procedure die moet worden doorlopen voor het betreffende plan of besluit, de zogenoemde 'moederprocedure'. De planmerprocedure bestaat uit de volgende stappen: 1. openbare kennisgeving opstellen planMER en bestemmingsplan; 2. raadpleging bestuursorganen en inspraak over reikwijdte en detailniveau van het planMER; 3. opstellen planMER en (voor)ontwerpbestemmingsplan; 4. terinzagelegging planMER met ontwerpbestemmingsplan; 5. toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r.; 6. vaststelling bestemmingsplan. Het planMER vormt een bijlage bij het bestemmingsplan.
Met het vrijgeven van het voorontwerp van het bestemmingsplan Buitengebied voor inspraak en overleg met instanties gaat tevens het raadplegen van de bestuursorganen gepaard op basis van de Notitie Reikwijdte en Detailniveasu (stap 2 uit voornoemd overzicht). De bestuursorganen die met de uitvoering van het plan te maken kunnen krijgen worden geraadpleegd over de reikwijdte en het detailniveau van het op te stellen milieueffectrapport (planMER, artikel 7.8). Dit betreft in ieder geval Provincie Zuid-Holland, Waterschap Rijnland en Inspectie Leefomgeving en Transport van het Ministerie van Infrastructuur & Milieu. De Notitie Reikwijdte en Detailniveau vormt het document op basis waarvan de discussie met betrokken overheden zal plaatsvinden. In dit geval zullen stap 1 en 2 worden gecombineerd. Dat wil zeggen dat de Notitie Reikwijdte en Detailniveau wordt gepubliceerd en in dat kader een ieder de gelegenheid krijgt om zienswijzen naar voren te brengen. De zienswijzen op deze notitie worden betrokken bij het opstellen van het planMER. De notitie is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
1.7
Verantwoording en opbouw bestemmingsplan
Het bestemmingsplan Buitengebied bestaat uit: 1. een toelichting; 2. regels; 3. een digitale verbeelding, die analoog uit negen kaartbladen bestaat, waarvan de negende uitsluitend de legenda omvat.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
11
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Het plan is gebaseerd op een groot aantal onderzoeken. Voor wat betreft de verantwoording van de 'bestaande situatie' kan worden teruggevallen op de veldinventarisatiegegevens, alsmede de gemeentelijke bouw- en milieudossiers, de luchtfoto's, de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG) en de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ-gegevens), zoals de gemeente deze bekend waren ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Buitengebied.
De toelichting bestaat uit 5 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk zijn in hoofdstuk 2 de bouwstenen, die ten grondslag liggen aan dit bestemmingsplan, beschreven. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de resultaten van het onderzoek naar de verschillende omgevingsaspecten (milieu). Hoofdstuk 4 bevat een toelichting op de ruimtelijke keuzes die voor de bestemmingen zijn gemaakt. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe met nieuwe ontwikkelingen wordt omgegaan. De verantwoording en onderbouwing zijn per bestemmingsartikel beschreven. Hoofdstuk 5 bevat informatie over de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Aandacht is besteed aan de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waaronder begrepen de resultaten uit de inspraak en het overleg met instanties over het voorontwerp en de terinzagelegging van het ontwerp.
12
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Hoofdstuk 2
Bouwstenen en beleidskader
De basis van het bestemmingsplan Buitengebied bestaat uit een aantal bouwstenen zoals de geldende bestemmingsplannen en de diverse beleidsdocumenten van het Rijk, provincie en gemeente. Deze bouwstenen worden in dit hoofdstuk nader beschreven.
2.1
Rijksbeleid
2.1.1
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
De 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' is op 13 maart 2012 door de minister van Infrastructuur en Milieu vastgesteld. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de structuurvisie formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028): het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland; het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. Voor het bestemmingsplan zijn de volgende doelstellingen van belang: versterken ruimtelijk-economische structuur; verbeteren bereikbaarheid; waarborgen kwaliteit leefomgeving; behoud en versterking economisch belang Greenport Duin- en Bollenstreek; behoud excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat; behouden kustfundament; behoud en versterken Ecologische Hoofdstructuur; bescherming Natura 2000; ontwikkeling en versterking stedelijke regio met topsectoren.
2.1.2
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
13
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Voor het bestemmingsplan zijn de volgende doelstellingen van belang: beschermen kustfundament; beschermen primaire waterkeringen; behoud en versterken Ecologische Hoofdstructuur.
Voor het overige heeft het rijksbeleid geen gevolgen voor het bestemmingsplan.
2.2
Provinciaal beleid
2.2.1
Visie Ruimte en Mobiliteit
Inleiding Op 9 juli 2014 is de Visie Ruimte en Mobiliteit (hierna: VRM) door de provincie Zuid-Holland vastgesteld. Deze visie geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dit betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern van deze filosofie is: ruimte bieden aan ontwikkelingen; aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit; allianties aangaan met maatschappelijke partners; minder toetsen op regels en meer sturen op doelen. De VRM bestaat uit vier documenten, te weten: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte 2014, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.
Vier thema's In de VRM zijn vier thema's onderscheiden: 1. 2. 3. 4.
beter benutten en opwaarderen van wat er is; vergroten van de agglomeratiekracht; verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit; bevorderen van de verandering naar een water- en energie-efficiënte samenleving.
1. Beter benutten en opwaarderen van wat er is. De provincie vangt de groei van de bevolking, de mobiliteit en de economische activiteit vooral op in de bestaande netwerken en bebouwde gebieden. Steden bieden nog volop kansen om te bouwen en te verbouwen. Ze kunnen de hoofdmoot voor hun rekening nemen van de woningen die Zuid-Holland tot 2030 extra nodig heeft. Daardoor kan het landelijk gebied open blijven. Door de schaalvoordelen blijft het mogelijk om goed openbaar vervoer tussen knooppunten te laten rijden. Gemeenten stellen regionale visies voor woningen en kantoren op. Door deze visies stemmen de gemeenten het aanbod met elkaar af op de reële behoefte naar woningen en kantoren. Op deze wijze wil de provincie het overschot aan kantoren terugdringen en het tekort aan woningen voor bepaalde segmenten kleiner maken.
14
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
2. Versterken stedelijk gebied (agglomeratiekracht) Meer concentratie en specialisatie van locaties die onderling goed verbonden zijn, leidt tot de versterking van de kennis- en bedrijvencentra op het Europese en wereldtoneel. De provincie wijst in de VRM de concentratielocaties met goede ontsluiting aan. Daarnaast werkt de provincie aan een goede aantakking van de Zuid-Hollandse economie op het nationale, Europese en wereldwijde netwerken van goederen- en personenvervoer. Detailhandel is een belangrijke drager voor levendige centra. De VRM concentreert winkels zoveel mogelijk in bestaande winkelgebieden om leegstand in de binnenstad te voorkomen.
3. Verbeteren ruimtelijke kwaliteit Het provinciale landschap valt onder te verdelen in drie typen, gekenmerkt door veenweiden, rivieren en kust. Het verstedelijkingspatroon, de natuurwaarden en het agrarisch gebruik sluiten daarop aan. De provincie stelt de versterking van de kwaliteiten van gebieden centraal in het provinciaal beleid. Per nieuwe ontwikkeling zal voortaan eerst worden bekeken of het nodig is om het buiten bestaand stads- en dorpsgebied te realiseren. De voorwaarde hierbij is dat de maatschappelijke behoefte is aangetoond en de nieuwe ontwikkeling bijdraagt aan het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Bij ruimtelijke kwaliteit gaat het om een integrale benadering waarbij de samenhang tussen bruikbaarheid, duurzaamheid én belevingswaarde in acht wordt genomen.
4. Bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving In de VRM zet de provincie in op de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Door ruimtelijke reserveringen te maken voor de benodigde netwerken en via haar vergunningen- en concessiebeleid, draagt de provincie hieraan bij. Blikvanger is het warmtenet. Restwarmte uit de Rotterdamse mainport kan in de toekomst via een ondergronds leidingstelsel worden getransporteerd naar de greenport Westland-Oostland, waar er kassen mee worden verwarmd, en naar steden om te voorzien in de warmtebehoefte van bewoners en bedrijven.
Kwaliteit van landschap, groen en erfgoed Van belang voor het plangebied is het provinciale beleid voor het landelijk gebied, de groene ruimte. Deze groene ruimte, en daarbinnen vooral de natuur en het cultureel erfgoed, heeft een intrinsieke waarde. De groene ruimte draagt in hoge mate bij aan de biodiversiteit in de provincie en kent kwaliteiten die onderscheidend en uniek zijn vanwege de typisch Zuid-Hollandse combinatie van deltalandschappen: het kustlandschap, het veenlandschap en het rivierdeltalandschap. De provncie stuurt vooral op deze ruimtelijke kwaliteit. Daarbij is een onderverdeling gemaakt in een vijftal strategische subdoelen. Ruimtelijke kwaliteit in de groene ruimte In de VRM zet de provincie Zuid-Holland in op een betere, gebiedsgerichte verweving van de verschillende 'klassieke' functies in de groene ruimte (landbouw, natuur, recreatie, water, cultuurhistorie) en een betere relatie tussen stad en land. Als doel wordt gesteld de instandhouding en zo mogelijk versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap in Zuid-Holland, zodat voor de huidige en toekomstige generaties het onderscheidend karakter van de drie deltalandschappen (veenlandschap,
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
15
Buitengebied 2015(voorontwerp)
rivierdeltalandschap en het kustlandschap) herkenbaar en beleefbaar blijft. Vitale en aantrekkelijke agrarische cultuurlandschappen In Zuid-Holland blijft ruimte voor agrarisch ondernemerschap. Bij het bieden van ruimte voor verdere ontwikkeling wil de provincie dat de landbouw een verdere sprong in verduurzaming maakt. Er is ruimte voor duurzame landbouw en andere passende economische activiteiten in het landelijk gebied, afgestemd op condities vanuit bodem, water en natuur en op gebiedskwaliteiten. Behouden en vergroten van biodiversiteit Het provinciale beleid is gericht op het behouden, herstellen en op langere termijn vergroten van de biodiversiteit in Zuid-Holland, inclusief die de biodiversiteit van de bodem, waarbij zo mogelijk de koppeling wordt gelegd met maatschappelijke doelen zoals een aantrekkelijk en klimaatbestendig woon- en vestigingsklimaat, waterveiligheid en waterkwaliteit, recreatie en het tegengaan van bodemdaling. Om deze doelen te bereiken zet de provincie in op duurzaam beheer, bescherming en voltooiing van de ecologische hoofdstructuur en meer natuurwaarden op boerenland en in recreatiegebieden. Instandhouding en versterking van het cultureel erfgoed. Als doel wordt gesteld de instandhouding en versterking van het cultureel erfgoed, vanwege de historische waarde en de betekenis voor de identiteit, variëteit en beleving van de Zuid-Hollandse landschappen en kernen. Als basis voor het provinciaal erfgoedbeleid geldt de cultuurhistorische hoofdstructuur (CHS). Stad en land beter verbonden De provincie Zuid-Holland zet in op het behoud en ontwikkeling van een groenblauwe structuur, die de samenhang tussen stad en land versterkt en de recreatieve gebruiksen belevingswaarde in en nabij de stad verbetert. Het betreft hierbij een samenhangend stelsel van verschillende groene ruimtes en routes die de stad en land met elkaar verbinden.
2.2.2
Verordening Ruimte
In samenhang met de structuurvisie, is ook de Verordening Ruimte (2014) opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in alle bestemmingsplannen van de gemeente. De volgende bepalingen zijn relevant voor het bestemmingsplan voor het buitengebied:
Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 2.1.1) Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen: a. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd; b. in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of c. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die: 1. gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld;
16
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
2. passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1. van toepassing is, en; 3. zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare. Het bestemmingsplan staat geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen toe. De in het bestemmingsplan op te nemen ontwikkelingsmogelijkheden zijn in regionaal verband afgestemd (ISG) en hebben uitsluitend betrekking op reeds bestaande bouwpercelen.
Ruimtelijke kwaliteit Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn toegestaan, mits voldaan wordt aan de regels met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit. Hier dient bij de planontwikkeling rekening mee gehouden te worden.
Bollenteeltgebied De gronden binnen het bollenteeltgebied, laat primair bollenteeltbedrijven, bestaande gemengde bollenteelt- en glastuinbouwbedrijven en bestaande stekbedrijven toe, alsmede de daarbij behorende voorzieningen.
Voor kassen geldt: bij een volwaardig bollenteeltbedrijf tot ten hoogste 3.000 m² per bedrijf; bij een bestaand volwaardig gemengd bollenteelt- en glastuinbouwbedrijf tot ten hoogste 6.000 m² per bedrijf; bij een bestaand volwaardig stekbedrijf tot ten hoogste 6.000 m² per bedrijf.
In afwijking kan voorzien worden in kassen tot meer dan 3.000 m² bij een volwaardig bollenteeltbedrijf, mits: tegenover de uitbreiding van de bestaande kassen in gelijke mate de duurzame sanering staat van kassen elders binnen het bollenteeltgebied; de ruimtelijke kwaliteit binnen het bollenteeltgebied per saldo wordt verbeterd, en; de te saneren kassen zijn opgericht voor 1 januari 2014.
Bestaande handels- en exportbedrijven in het bollenteeltgebied kunnen uitbreiden, mits: dit noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering; verplaatsing naar een bedrijventerrein geen reële mogelijkheid is, en; de ruimtelijke kwaliteit niet significant wordt aangetast.
Een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling anders dan bollenteelt is toegestaan, mits voorzien wordt in compensatie van bollenteeltgebied door middel van een overeenkomst hierover met de Greenport Ontwikkelingsmaatschappij Duin- en Bollenstreek.
Agrarische bedrijven Voor agrarische bedrijven zijn onderstaande voorwaarden relevant: nieuwe agrarische bebouwing, uitgezonderd kassen en schuilgelegenheden voor vee,
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
17
Buitengebied 2015(voorontwerp)
wordt geconcentreerd binnen een bouwperceel van maximaal 2 hectare; nieuwe agrarische bebouwing is alleen mogelijk als deze noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering van volwaardige agrarische bedrijven; bij een volwaardig agrarisch bedrijf wordt ten hoogste één agrarische bedrijfswoning toegelaten; nieuwe kassen, anders dan bedoeld in de artikelen 2.1.5, 2.1.6, en 2.1.7, worden alleen toegelaten bij bestaande volwaardige glastuinbouwbedrijven tot een oppervlak van 2 hectare per bedrijf en bij bestaande volwaardige boom- en sierteeltbedrijven tot een oppervlak van 300 m2 per bedrijf. Onder voorwaarden kan hiervan worden afgeweken; nieuwe intensieve veehouderij als hoofdtak of als neventak wordt uitgesloten; voor agrarische gronden kan onder voorwaarden worden voorzien in verbredingsactiviteiten bij agrarische bedrijven, waaronder: zorg, recreatie, energieopwekking en de verkoop van producten.
Bestaande niet-agrarische bedrijven en bebouwing buiten bestaand stads- en dorpsgebied Bestaande niet-agrarische bedrijven en andere bestaande niet-agrarische bebouwing op gronden buiten bestaand stads- en dorpsgebied kunnen onder voorwaarden (ruimtelijke kwaliteit) uitbreiden met ten hoogste 10% van het bruto vloeroppervlak of meer dan 10%, voor zover verplaatsing naar een bedrijventerrein geen reële mogelijkheid is gebleken.
Ecologische Hoofdstructuur Bestaande natuurgebieden dienen beschermd te worden tegen significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden. Bestemmingsplannen voor de gronden die zijn aangewezen als zoekgebied wijzen geen bestemmingen aan die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken.
Molenbiotoop Bestemmingsplannen voor gronden binnen de molenbiotoop van traditionele windmolens zoals aangeduid op kaart 11, moeten de vrije windvang en het zicht op de molen voldoende garanderen. Oprichten van nieuwe bebouwing binnen een molenbiotoop is mogelijk indien de vrije windvang en het zicht op de molen al beperkt is of zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd.
Bescherming landgoed- en kasteelbiotoop Gronden binnen de landgoedbiotopen en de kasteelbiotopen staan nieuwe ruimtelijke ontwikkeling toe voor zover er geen aantasting plaatsvindt van de waarden van de landgoed- en kasteelbiotoop, of de ontwikkeling is gericht op verbetering en versterking van de waarden van de landgoed- en kasteelbiotoop.
Bescherming graslanden in de Bollenstreek Voor graslanden (alle reeds bestemde graslanden in het geldend bestemmingsplan) kan
18
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
uitsluitend ruimte aan nieuwe ontwikkelingen worden geboden met een aantoonbare meerwaarde voor de ruimtelijke kwaliteit van de graslanden.
2.3
Gemeentelijk beleid
2.3.1
De geldende bestemmingsplannen
Het geldende bestemmingsplan buitengebied is op 28 april 2005 vastgesteld. Bij besluit van 13 december 2005 hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland (GS) het bestemmingsplan Buitengebied gedeeltelijk goedgekeurd. Bij besluit van 25 april 2007 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over de tegen het goedkeuringsbesluit van GS ingediende beroepen. De Afdeling heeft daarbij onderdelen van het goedkeuringsbesluit van GS vernietigd en aan onderdelen van het bestemmingsplan alsnog goedkeuring verleend dan wel goedkeuring onthouden. Voor een drietal onderdelen is de uitspraak van de Afdeling in plaats van vernietigde delen van het GS-besluit getreden. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak een Hernieuwd Besluit d.d. 18 oktober 2008 genomen.
Artikel 30 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) schreef voor dat de gemeente een nieuw bestemmingsplan diende vast te stellen voor de onderdelen van het plan waaraan goedkeuring is onthouden. Met het oog hierop is in juni 2008 de 1e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied opgesteld. Deze 1e herziening van het bestemmingsplan Buitengebied is op 25 september 2008 door de gemeenteraad vastgesteld.
Sedertdien zijn enkele (partiële) herzieningen en wijzigingsplannen vastgesteld. De 1e en 2e herziening, het postzegelbestemmingsplan, diverse wijzigingsplannen en het paraplubestemmingsplan worden betrokken bij de totale actualisering van het bestemmingsplan buitengebied.
Naast de gemeentelijke bestemmingsplannen heeft het Rijk binnen het plangebied het inpassingsplan 'kabeltracé Luchterduinen' vastgesteld. In het vaststellingsbesluit behorende bij dit inpassingsplan is opgenomen dat binnen een periode van vijf jaar na vaststelling van het inpassingsplan geen bestemmingsplan mag worden vastgesteld, tenzij het bestemmingsplan voorziet in de kabel voor windpark de Luchterduinen en daarbij behorende voorzieningen, zoals is vastgelegd in het inpassingsplan. Om deze reden worden de mogelijkheden uit het inpassingsplan 'kabeltracé Luchterduinen' overgenomen in het nieuw op te stellen bestemmingsplan Buitengebied.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
19
Buitengebied 2015(voorontwerp)
2.3.2
IntergemeentelijkeStructuurvisie Greenport
In december 2009 hebben de gemeenten Hillegom, Noordwijk, Teylingen, Noordwijkerhout, Lisse en Katwijk de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport (hierna: ISG) vastgesteld. Deze zes gemeenten zetten zich gezamenlijk in voor de herstructurering en revitalisering van de Greenport Duin- en Bollenstreek. Met het vaststellen van de ISG is deze doelstelling juridische geborgd en is er een zelfbindend kader voor de gemeenten ontstaan. De tijdshorizon beslaat de periode tot 2030.
Het doel van de ISG Met de vaststelling van het ISG kiezen de Greenportgemeenten voor versterking van de ruimtelijk-economische structuur van de Greenport Duin- en Bollenstreek. Het doel van de ISG is drieledig (zie blz. 5 ISG): het vastleggen van een ruimtelijk ontwikkelingskader voor de vitalisering van de Duinen Bollenstreek tot en met 2030; het wettelijk verankeren van dit zelfbindend ontwikkelingskader voor de Greenportgemeenten; het bieden van een juridisch-planologische basis voor het verevenen van plankosten op basis van de Wet ruimtelijke ordening.
De ambities van de ISG De ISG heeft een integraal karakter, betreft het gehele buitengebied van de zes Greenportgemeenten (uitgezonderd het duingebied en het Hollandse Plassengebied bij Teylingen) en gaat met name in op de toekomstige ruimtelijk-functionele ontwikkeling van het buitengebied. De ISG richt zich op het realiseren van de volgende ambities (zie blz. 11-12 ISG): economische herstructurering in combinatie met landschapsverbetering; het tegengaan van verdergaande verrommeling; het uitvoeren van de woningbouwopgave zoals in de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek is overeengekomen; het duurzaam handhaven van 2.625 hectare 1e klas bollengrond; het geven van prioriteit aan de primaire Greenportfuncties (bollencluster, vaste planten, bloemencluster en toerisme) boven niet primaire Greenportfuncties (overige landbouw, veeteelt)
Uitgangspunten uitwerking ambities Bij de uitwerking van deze ambities is een aantal uitgangspunten gehanteerd (zie blz. 12 ISG): het totaal areaal aan 1e klas bollengrond mag niet afnemen. Onder voorwaarden is een tijdelijke afname toegestaan. Dit is het geval wanneer de afname nodig is om de herstructurering mogelijk te maken; binnen grenzen is het mogelijk flexibel om te gaan met de compensatie van de bollengrond. Dit om het transformatieproces op gang te krijgen. Hiertoe wordt een Ruimtebalans met constante monitoring opgesteld; de landschapskwaliteiten dienen significant verbeterd te worden waarbij aandacht nodig is voor de verschillende schaalniveaus; de herstructurering in combinatie met landschapsverbetering dient spoedig en
20
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
slagvaardig ter hand genomen te worden; de berekende ruimtebehoefte voor de glastuinbouw wordt zoveel mogelijk binnen de Greenport opgelost; de grootschalige veehouderijbedrijven dienen behouden te blijven, in het belang van de sector en de beleving van het landschap. Niet alle veehouderijbedrijven zijn echter even perspectiefvol en er is geen ruimte voor uitbreiding van het graslandareaal; de ontwikkeling van nieuwe natuur ter compensatie van het omspuiten van graslanden met natuurwaarden naar bollengronden moet geen kille hectarediscussie zijn. Het gaat met name om het toevoegen van landschapskwaliteiten, een vergroting van de biodiversiteit en het combineren met andere factoren als water en recreatie; de woningbouwopgave op basis van de eigen behoefte en de regionale behoefte wordt zoveel mogelijk binnen bestaand stads- en dorpsgebied, dan wel zoveel mogelijk aansluitend. Uitzonderingen vormen de locatie Bronsgeest in Noordwijk, Pastoorslaan in Hillegom, de 600 Greenportwoningen en de Ruimte voor Ruimte-woningen; er wordt in de Greenport ruimte geboden aan een beperkt aantal reguliere bedrijven; investeringen om de bereikbaarheid te vergroten zijn hoogst urgent; de projecten moeten haalbaar en betaalbaar zijn.
Strategische hoofdlijnen Voor het ruimtelijk beleid tot 2030 hanteren de Greenportgemeenten de volgende pijlers (zie blz. 15 ISG): faciliteren van herstructurering, versterking en vernieuwing van het gehele bollen-, vaste planten- en bloemencomplex in combinatie met verbetering van het landschap; realisering van de daarvoor benodigde ruimtelijke functiewijzigingen; bijdragen aan de sociaaleconomische vitaliteit van de Greenportgemeenten; bijdragen aan de bereikbaarheid van de gehele regio Holland-Rijnland.
De daarmee samenhangende strategische hoofdlijnen tot 2030 zijn (zie blz. 15 ISG): verbetering van het landschap aan de hand van het landschapsperspectief dat functioneert als raamwerk voor sanering, intensivering en uitbreiding van Greenportbedrijven; concentratie van agrarische handels- en exportbedrijven en selectieve uitbreiding ter plekke; herstructurering en uitbreiding van gespecialiseerde glastuinbouwbedrijven volgens de berekende ruimtebehoefte; tegengaan van verdergaande verrommeling van het landschap; deels behoud van graslanden en deels omzetting naar bollengrond; aanleg van nieuwe natuur c.q. ecologische verbindingszones zoals benoemd in de PEHS; zorg dragen voor duurzaam waterbeheer; het bestaande cultuurhistorisch erfgoed verbinden met planologische keuzes, zodat waardevolle cultuurhistorische kenmerken duidelijk herkenbaar, zichtbaar en aantrekkelijk blijven; vernieuwing en doorontwikkeling van het recreatief-toeristisch product; concentratie van het merendeel van de Greenportwoningen op enkele grotere locaties; realisering van 600 Greenportwoningen; realisering van 1.500 woningen voor de regionale behoefte, zoals vastgelegd in de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek (stedelijke opgave binnen de rode contour);
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
21
Buitengebied 2015(voorontwerp)
herstructurering en beperkte uitbreiding van reguliere bedrijven op duurzame bedrijventerreinen; fors investeren in bereikbaarheid.
2.3.3
Kadernota bestemmingsplannen Buitengebied
De Kadernota is een afsprakenkader gericht op het tot stand komen van bestemmingsplannen voor het buitengebied die gewenste ontwikkelingen stimuleren en mogelijk maken en die ongewenste ontwikkelingen voorkomen. Met het opstellen van de Kadernota wordt geen nieuw beleid geformuleerd. De Kadernota is een uitwerking van de ISG als opstap naar concrete regelgeving en harmonisatie in de Duin- en bollenstreek. Het is een werkdocument waarvan afgeweken kan worden als gemeenten ter zake afwijkend beleid hebben vastgesteld. De Kadernota bestaat uit: een gereedschapskist met richtlijnen, aanbevelingen en procesafspraken voor het opstellen van de bestemmingsplannen voor het buitengebied; een handhavingskader met aanbevelingen hoe om te gaan met veel voorkomende ruimtelijke ontwikkelingen die strijdig zijn met de gewenste ontwikkeling van de Greenport.
De Kadernota heeft betrekking op de gronden gelegen buiten bestaand stads- en dorpsgebied.
Bij het opstellen van de Kadernota zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: zet in op thema's en onderwerpen die regiorelevant zijn en breed gedragen worden, laat op gemeentelijk niveau ruimte voor maatwerk en nadere detaillering en het regelen van locatiegebonden ontwikkelingen; regel niet meer dan nodig is, maar regel het nodige goed; geef harde richtlijnen waar dat moet, doe aanbevelingen waar dat gewenst is en maak procesafspraken waar dat kan; stel alleen regels op als deze uitvoerbaar en handhaafbaar zijn.
De Kadernota bevat: modelregels voor de belangrijkste functies in het buitengebied; een toelichting op en onderbouwing van de keuzen die daarbij zijn gemaakt.
Doel en visie Voor de Hogeveensepolder is een landschapsvisie opgesteld, 3 oktober 2014 (zie bijlage Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport). Deze visie is opgesteld om het sluipend verlies aan ruimtelijke kwaliteit te keren. Hagen, perceels- en erfbeplanting zijn de afgelopen decennia verdwenen waardoor de kleinschalige gebieden steeds opener zijn geworden. De open gebieden langs wegen zijn daarentegen steeds verder dicht gebouwd met woningen, schuren en glas. Door het vervagen van de ruimtelijke structuren, het toenemen van de bebouwing en het dichtslibben van zichtlijnen, is er sprake van een esthetisch en economisch negatief effect op de ruimtelijke beleving van de polder. De landschapsvisie heeft ten doel de Hogeveensepolder als bollenlandschap in Noordwijkerhout te behouden. De identiteit zijn de bollen en de bloemen. Versterking van de landschapsstructuur moet leiden tot een duurzame productietuin die bedrijfsmatig goed
22
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
te exploiteren is en past bij de maat en schaal in de Duin- en Bollenstreek. Het landschap van de Hogeveensepolder dient aantrekkelijk te zijn voor de mensen die er wonen en werken maar ook voor recreatie en toerisme. De toekomst van een vitaal, esthetisch en economisch landschap is van groot belang voor het behoud van de bloembollensector in de Duin- en Bollenstreek en dus ook de Hogeveensepolder. Voor de polder geldt de volgende landschapsvisie: versterken van hoofdstructuur, strandwal en strandvlakte; verbeteren van de totale waterhuishouding en verkaveling; verbeteren van bedrijfsontsluiting in het middengebied en daarmee de overige wegen van agrarisch verkeer ontlasten; verbeteren van de openheid en belangrijke zichtlijnen; tegengaan van verdere verrommeling.
De Hogeveensepolder is gelegen tussen de provinciale weg (N206) aan de westzijde en de Leidsevaart aan de oostzijde (zie figuur 2 'Plangebied Hogeveensepolder).
Figuur 2: plangebied Landschapsvisie Hogeveensepolder
Relatie met bestemmingsplan voor het buitengebied De visie is een bijlage bij dit bestemmingsplan en de Welstandsnota van de Gemeente Noordwijkerhout. Ontwikkelingen en wijzigingen in de Hogeveensepolder worden onder andere door middel van de landschapsvisie door de welstandsgemandateerde of de welstandscommissie getoetst. Het bestemmingsplan bepaalt onder andere welke bestemming de gronden hebben en aan welke regels ze moeten voldoen. Nieuwe ontwikkelingen moeten passen binnen het bestemmingsplan. Als deze ontwikkelingen een ruimtelijk effect hebben dan moeten ze ook voldoen aan deze visie. Allereerst worden ze getoetst aan het bestemmingsplan en vervolgens aan het welstandsbeleid, waar de Landschapsvisie Hogeveensepolder onderdeel van uitmaakt. Indien de ontwikkeling bijdraagt aan het eindbeeld van deze visie, zal er in principe een positief advies gegeven worden.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
23
Buitengebied 2015(voorontwerp)
2.3.5
Inventarisatie
In de periode juli/augustus 2014 is de feitelijke situatie in het plangebied verkend. Met de inventarisatie is beoogd duidelijk in beeld te krijgen wat de huidige toestand en wat het huidige gebruik van de bebouwing en de waarden zijn. Hierbij is onder meer gebruik gemaakt van de milieuvergunningen en meldingen AMvB, geldende bestemmingsplannen, verleende vrijstellingen/ ontheffingen, BAG-gegevens (Basisregistratie Adressen en Gebouwen) en lopende handhavingszaken.
De resultaten zijn opgenomen in een digitale database, waarin de bevindingen zijn opgenomen. Op basis van de inventarisatie wordt een zogenaamde 'retrospectieve toets' uitgevoerd. Een retrospectieve toets geeft inzicht in welke situaties aan percelen een nieuwe bestemming is gegeven ten opzichte van voorgaande bestemmingsregelingen. In veel gevallen zal daarbij blijken dat de huidige situatie gewijzigd is, bijvoorbeeld als gevolg van het beëindigen van de bedrijfsvoering. Voor andere gevallen wordt nader gemotiveerd waarom de gemeente van mening is dat een nieuwe bestemming ruimtelijk aanvaardbaar is.
24
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Hoofdstuk 3
Omgevingsonderzoeken
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's ecologie, landschap, verkeer, bodem, externe veiligheid, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en water.
3.1
Ecologie
Voor het plan is het conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) noodzakelijk aandacht te besteden aan de natuurwet en -regelgeving. Relevante wet- en regelgeving op dit gebied zijn de Flora- en faunawet (Ffw), de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) en de Verordening ruimte 2014. Flora- en faunawet Achter de Ffw staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Beschermde soorten worden opgesomd in de 'lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten'. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Ffw van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten, hierna te noemen: licht beschermd, middelzwaar beschermd en streng beschermd. De inheemse vogelsoorten hebben een eigen afwijkend beschermingsregime; ze vallen zowel onder het middelzware als het strenge beschermingsregime. Het ecologisch onderzoek wordt uitgevoerd als deelonderzoek voor het planMER. Na afronding van dit deelonderzoek worden in deze paragraaf de uitkomsten en de voor het bestemmingsplan relevante aspecten opgenomen. Natuurbeschermingswet 1998 In de Nbw 1998 is de bescherming van specifieke (natuur)gebieden geregeld. In de Nbw 1998 zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder de Nbw 1998 worden drie typen gebieden aangewezen en beschermd: 1. Natura 2000-gebieden; 2. beschermde Natuurmonumenten en 3. Wetlands. Inventarisatie gebieden Binnen de gemeentegrens van Noordwijkerhout is een klein deel van het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid gelegen. Binnen een straal van 20 km rond de gemeente liggen verder de Natura 2000-gebieden Coepelduyen (op 1,6 km afstand), Mijendel & Berkheide (op 6,2 km afstand), De Wilck (op 13,3 km afstand) en Polder Westzaan (op 19,7 km afstand). Figuur 1x geeft een overzicht van de ligging van Natura 2000-gebieden
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
25
Buitengebied 2015(voorontwerp)
binnen en direct rond de gemeente Noordwijkerhout.
Figuur 1x. Ligging Natura 2000-gebieden binnen en rond de gemeente Noordwijkerhout (rood omlijnd)
Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid Kennemerland-Zuid is op 7 december 2004 aangemeld als Habitatrichtlijngebied. Het gebied is op 25 april 2013 door de staatssecretaris van het ministerie van Economische Zaken definitief aangewezen als Natura 2000-gebied. Het bevoegd gezag voor het gebied, de provincie Noord-Holland, is in 2012 gestart met het beheerplanproces. De verwachting is dat in de loop van 2014 het beheerplan in concept gereed is. Er is reeds een rapport gereed waarin de huidige activiteiten in en om het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid worden beoordeeld op negatieve effecten op door Natura 2000 beschermde natuur. Stikstofemissie/depositie is niet meegenomen in de huidige gebruik aangezien dit in de Programmatische Aanpak wordt meegenomen. De conclusie van het rapport is dat alle huidige activiteiten zonder beperkingen doorgang kunnen vinden. Het gaat om het natuurbeheer, de recreatie en de waterwinning in het gebied en het diverse gebruik rondom het gebied, zoals de landbouw. Deze activiteiten hebben niet geleid tot achteruitgang van de beschermde natuur sinds de aanwijzing van het Natura 2000-gebied in 2004 en kunnen daarom gewoon worden voortgezet.
Het Natura 2000-gebied omvat (delen van) vier voormalige beschermde natuurmonumenten: Duinen bij Overveen, Duinen tussen Zandvoort en Aerdenhout, Duinen bij Vogelenzang en Huis te Manpad. Ingevolge artikel 15a, derde lid,
26
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Natuurbeschermingswet 1998, heeft de bescherming van dat deel van het gebied, dat zijn status als beschermd natuurmonument heeft verloren, mede betrekking op de doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied zoals bepaald in het van rechtswege vervallen besluit. Het deel van Natura 2000-gebied binnen de gemeente begrens heeft betrekking op het voormalig beschermde natuurmonument Duinen Vogelenzang. Kennemerland-Zuid is een uitgestrekt duingebied aan de zuidkant van het Noordzeekanaal. Het is een reliëfrijk en landschappelijk afwisselend gebied, dat grotendeels bestaat uit kalkrijke duinen. De overgang tussen de kalkrijke jonge duinen en ontkalkte oude duinen ligt ter hoogte van Zandvoort. Dit levert een soortenrijke en kenmerkende begroeiing op, met duinroosvegetaties in het open duin, duingraslanden, vochtige en droge duinvalleien, plasjes, goed ontwikkelde struwelen en diverse vormen van duinbossen. Vegetaties van vochtige en natte duinvalleien komen met name voor ten zuiden van Zandvoort, waarvan het Houtglob het best ontwikkelde kalkrijke, natte duinvallei is. Het areaal kalkrijk duingrasland is vooral rondom Zandvoort groot. Hier komen over voorbeelden van het zeedorpenlandschap voor. De oudere duinen van het zuidoostelijk deel herbergen goed ontwikkeld kalkarm duingrasland. Ook zijn er in het zuidelijke puntje en ter hoogte van Zandvoort paraboolduincomplexen aanwezig. Het Kennemerstrand is de enige locatie langs de Hollandse vastelandsduinen waar een jonge strandvlakte met embryonale duinen en een uitgestrekte oppervlakte met kalkrijke duinvalleien aanwezig is. Aan de binnenduinrand zijn diverse landgoederen aanwezig. Hier zijn een aantal oude buitenplaatsen gelegen, die voor een aanzienlijk deel bebost zijn met naaldbos en loofbos, waaronder oude bossen met rijke stinzeflora (ministerie van EZ). In tabel 1x is een overzicht van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid per zogenoemde habitattype en habitatsoort opgenomen.
doelstellingen oppervlakt e
kwaliteit
H2110 Embryonale duinen
=
=
H2120 Witte duinen
>
>
H2130 Grijze duinen (kalkrijk) A
>
>
H2130 Grijze duinen (kalkarm) B
=
>
H2130 Grijze duinen (heischraal) C
>
>
H2150 Duinheiden met struikhei
=
=
H2160 Duindoornstruwelen
= (<)
=
H2170 Kruipwilgstruwelen
= (<)
=
populatie
habitattypen
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
27
Buitengebied 2015(voorontwerp)
H2180 Duinbossen (droog) A
=
=
H2180 Duinbossen (vochtig) B
=
>
H2180 Duinbossen (binnenduinrand) C
=
=
H2190 Vochtige duinvalleien (open A water)
>
>
H2190 Vochtige duinvalleien (kalkrijk) B
>
>
H2190 Vochtige duinvalleien (ontkalkt) C
=
=
H2190 Vochtige duinvalleien (hoge D moerasplanten)
>
>
H2110 Embryonale duinen
=
=
H1014 Nauwe korfslak
=
=
=
H1318 Meervleermuis
=
=
=
H1903 Groenknolorchis
>
>
>
habitatsoorten
=
:
behoudsdoelstelling
>
:
verbeter- of uitbreidingsdoelstelling
=(< : )
aanwijzingsbesluit heeft “ten gunste van” formulering
Tabel 1x. Overzicht van de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid (bron: Essentietabel Kennemerland-Zuid, ministerie van EZ)
Onderzoek en uitkomsten Voor de planm.e.r.-procedure wordt een passende beoordeling uitgevoerd. Na afronding van dit deelonderzoek worden in deze paragraaf de uitkomsten en de voor het bestemmingsplan relevante aspecten opgenomen. Verordening ruimte 2014 De duinen, de rivieren, de deltawateren en de natuurgebieden in het veenweidegebied zijn de grote dragers van de biodiversiteit in Zuid-Holland. Het belangrijkste instrument om de biodiversiteitsdoelen te bereiken is de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De provincie heeft de ambitie om de EHS uiterlijk in 2027 gerealiseerd te hebben. De EHS bestaat uit een robuust, kwalitatief hoogwaardig en samenhangend netwerk van bestaande bosen natuurgebieden, landgoederen, nieuwe natuurgebieden, ecologische verbindingen, de grote rijkswateren en de Noordzee. Inventarisatie gebieden
28
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Binnen de gemeentegrens van Noordwijkerhout zijn verschillende grotere en kleinere EHS-gebieden gelegen. Daarnaast loopt globaal vanuit het zuidwesten richting het noordoosten een ecologische verbindingszone door het plangebied. Onderzoek en uitkomsten De consequenties van het provnciaal EHS-beleid komen als deelonderzoek aan de orde in de procedure voor het planMER. Na afronding van dit deelonderzoek worden in deze paragraaf de uitkomsten en de voor het bestemmingsplan relevante aspecten opgenomen.
3.2
Water
Water is één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening. Om het aspect water beter in beeld te krijgen is op advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw de 'Watertoets' geintroduceerd. De initiatiefnemer, in dit geval Gemeente Noordwijkerhout, dient bij de ontwikkeling van een plan de waterbeheerder vroegtijdig te betrekken. Het betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is om te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Omdat het een consoliderend bestemmingsplan betreft, wordt bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan alleen regulier vooroverleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.
Huidige situatie Waterkwantiteit In het plangebied zijn meerdere watergangen en boezemkades gelegen. Vooral het oosten van het plangebied is doorkruist met watergangen voor de afwatering van het gebied.
Watersysteemkwaliteit en ecologie Het buitengebied van Noordwijkerhout behoort tot de Greenport Bollenstreek. Verzilting speelt binnen het plangebied een belangrijke rol aangezien de bollenteelt hiervoor gevoelig is. Hoogheemraadschap Rijnland stuurt erop aan om in de periode tot 2015 een maatschappelijke keuze te maken in welke gebieden de verzilting wordt bestreden of geaccepteerd zodat gericht maatregelen genomen kunnen worden. Binnen het plangebied ligt een grondwaterbeschermingsgebied en waterwingebied. De gronden die zijn aangewezen als grondwaterbeschermingsgebied, zijn bestemd voor de exploitatie en bescherming van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Het grondwaterbeschermingsgebied is op te vatten als de zone rondom de drinkwaterput tot aan de 25-jaarslijn met in de kern het waterwingebied. De 25-jaarszone is het gebied waarbinnen het water een verblijftijd heeft van maximaal 25 jaar. Ruimtelijke plannen in deze gebieden bevatten bestemmingen en regels die het waterwinbelang beschermen bij functiewijzigingen.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
29
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Typen beschermingsgebieden rond grondwaterwinningen
30
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Veiligheid en waterkeringen Het plangebied ligt niet binnen een aandachtsgebied voor veiligheid tegen overstromingen. Wel zijn er binnen het plangebied verschillende regionale waterkeringen gelegen. Deze waterkeringen zijn samen met de kern- en beschermingszone op de verbeelding opgenomen.
Afvalwaterketen en riolering Waterschap Rijnland maakt zich sterk voor integraal beheer van de afvalwaterketen. De gemeente Noordwijkerhout werkt samen met Waterschap Rijnland en andere gemeenten het transport en de zuivering van het afvalwater in de AWZI's verbeteren. De efficiency van het zuiveringsbeheer wordt hiermee verbeterd en lozingen van voedingsstoffen uit de afvalwaterzuiveringsinstallaties op het oppervlaktewater worden beperkt. Zo wordt een betere waterkwaliteit bereikt.
Toekomstige situatie Het voorliggende bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de geldende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. Vanwege het beherende karakter biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren. Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies, zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkelingen diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Water en Waterstaat in het bestemmingsplan In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.
Conclusie De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen hebben geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
31
Buitengebied 2015(voorontwerp)
3.3
Bodem
Beleid en normstelling Het Besluit ruimtelijke ordening verplicht de gemeente rekening te houden met de bodemkwaliteit - en bodemgesteldheid in het plangebied. Bij de wijziging van het gebruik van de gronden in het plangebied dient de gemeente vooraf te beoordelen of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde, nieuwe functie. De gemeente dient vast te stellen of er sprake is van een noodzaak tot sanering van vervuilde grond. In de Wet bodembescherming is bepaald dat, indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op een bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek en conclusie Het voorliggende bestemmingsplan is beherend van karakter, dat wil zeggen dat het gericht is op het vastleggen van het al bestaande gebruik van de gronden en bebouwing. Het is daardoor niet noodzakelijk om de bodemkwaliteit binnen het gehele plangebied vast te stellen. Er is om deze reden voor dit bestemmingsplan geen afzonderlijk bodemonderzoek uitgevoerd. Bodemonderzoeken zijn slechts vijf jaar geldig en het bestemmingsplan heeft een geldigheidstermijn van 10 jaar. Bovendien is niet bekend of en waar in het plangebied in de planperiode wordt gebouwd. Per aanvraag om vergunning bekijkt de gemeente of een bodemonderzoek noodzakelijk is en of ter plaatse verontreinigingen bekend zijn of verdachte activiteiten hebben plaatsgevonden. Bij het realiseren van bouwwerken waar voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen aanwezig zijn, geldt er in dat geval de plicht om een bodemonderzoek uit te voeren. Ook bij bedrijfsbeëindiging wordt vaak een eindsituatie-bodemonderzoek verlangd. Bij ernstige vervuiling van de bodem dient de bodem gesaneerd te worden, zodat deze geschikt is voor de nieuwe functie.
3.4
Landschap en cultuurhistorie
3.4.1
Landschappelijke hoofdstructuur
De ruimtelijke opbouw van het landschap van de Duin- en Bollenstreek wordt in basis bepaald door een drietal strandwallen. Deze strandwallen, die zich evenwijdig aan de kust uitstrekten, vormen de restanten van de oude duinen die na de ijstijden, ongeveer 4500 jaar geleden, ontstonden. Omdat deze strandwallen natuurlijke hoogtes vormden, zijn dit de locaties waar de eerste bewoners zich vestigden. Hier bevinden zich de oorspronkelijke bebouwing en wegen. Ook de latere watergangen en vaarten volgen deze structuur en liggen parallel aan of haaks op de oude strandwallen. Het resultaat is een karakteristieke lintachtige structuur, die nog steeds goed herkenbaar is. Kenmerkend binnen de linten is de afwisselende en kleinschalige opbouw van bebouwing en profielen. De gemeente Noordwijkerhout heeft een herkenbare landschappelijke hoofdstructuur met
32
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
drie landschapstypen: duinen, strandwal en strandvlakten. Deze zijn ontstaan door verschillen in bodemopbouw, hoogte en waterhuishouding en hun onderlinge wisselwerking. Kenmerkend is de evenwijdige ligging aan de kust. Zeer karakteristiek, en uniek van omvang, is het langgerekte open bollenteeltgebied op de lager gelegen strandvlakten en afgegraven binnenduinen dat op de meeste plaatsen een scherpe overgang vormt met de hoger gelegen (deels) beplante duinen en strandwal.
3.4.2
Cultuurhistorische waarden
Een groot deel van het plangebied ligt in het door de provincie aangewezen cultuurhistorische Topgebied Bollenstreek.
In het Regioprofiel Bollenstreek is beschreven dat het gebied nog een hoge dichtheid heeft aan cultuurhistorische waarden, waarbij in veel gevallen sprake is van een overlapping van archeologisch, landschappelijk en stedenbouwkundig belangrijke gebieden. Het cultureel erfgoed is in grote mate bepalend voor de karakteristiek en de identiteit van de streek.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
33
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Voor deze gebieden geldt dat de cultuurhistorische identiteit sterk richtinggevend is voor de inrichting van de ruimte. De kenmerkende structuren en elementen van de Bollenstreek zijn: zanderijlandschap (afgegraven strandwallen) dat gekenmerkt wordt door een patroon van brede watergangen, hoge wegen, bollenvelden en hagen. Herkenbaar lineair patroon van kernen op oude strandwallen; strandvlaktes, gelegen tussen de strandwallen, waar een laag veen op het zand is ontstaan. Deze graslanden zijn op veel plaatsen omgespoten tot land voor de bollenteelt (bijvoorbeeld de Hogeveensepolder). Op enkele plaatsen, zoals in de Lageveensepolder, zijn stukken intact en ingericht met loofbos en weilanden; landschap met een vlak en open karakter en weinig opgaande beplanting. Slechts in de delen die nooit zijn afgegraven (met bewoning en belangrijke infrastructuur) is het oude strandwallen- en strandvlaktenlandschap zichtbaar; uniek gebied bij Lisse, tussen de Essenlaan en de Spekkelaan, met bollenvelden omzoomd door houtwallen; gebied rond de Keukenhof, tussen Lisse en de Haarlemmer Trekvaart, met veel kenmerken van het negentiende-eeuwse landschap vóór de grootschalige zandafgravingen met een inrichting met hakhoutpercelen en weilanden. Van de vele buitenplaatsen is Landgoed de Keukenhof behouden. De overgang van de hogere oude duinen naar de lager gelegen strandvlakte is nog waarneembaar; Trekvaart tussen Leiden en Haarlem, gegraven in 1657. Daarnaast de spoorlijn tussen deze twee plaatsen, aangelegd in 1843. De spoorlijn ligt duidelijk hoger dan de bollenvelden door het afzanden van de oude duinen. de Veenenburgerlaan, een hoge weg te midden van een fraai zanderijlandschap. Het gebied ter weerszijden van de Veenenburgerlaan is een uitgestrekt open bollengebied waarin de hooggelegen wegen het oorspronkelijk niveau van de oude duinen aangeven; Keukenhofmolen, in 1892 gebouwd in Scharmer (provincie Groningen), in 1957 als toeristische attractie verhuisd naar de Keukenhof, Lageveense Molen (1890), Hoogeveense Molen (1654). Een aantal van voornoemde waarden zijn niet in het plangebied gelegen. Voor het plangebied is met name het vlakke en open karakter met weinig opgaande beplanting goed herkenbaar. Het behouden en beschermen van de karakteristieke, streekeigen kenmerken van het gebied zijn voorwaarde bij een ontwerpplan voor een nieuwe ontwikkeling.
Hogeveense en Lageveense molen Ten oosten van het Noordwijkerhout ligt de Hogeveens molen. Net buiten het plangebied ligt de Lageveense molen Deze molens en molenbiotopen zijn opgenomen in de Molenbiotoopinventarisatie van de Provincie Zuid-Holland (2010). Omdat de molens als een werkend “levend” monument gezien wordt is het van belang de omgeving van een molen, voor zover die van invloed is op het functioneren van de molen als maalwerktuig én als monument te beschermen. Hiertoe is een molenbiotoop ingesteld. Vrije windvang is één van de belangrijkste voorwaarden voor een goed functionerende molen. Gebouwen en andere bouwwerken kunnen de molenbiotoop aantasten. Daarnaast veroorzaken bomen en boomgroepen een extra nadeel voor de windvang.
Landgoed Leeuwenhorst Landgoed Leeuwenhorst ligt deels in het plangebied. De uit een 13e eeuwse abdij ontstane buitenplaats Leeuwenhorst en het 18e eeuwse huis Dijkenburg werden in 1801
34
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
samengevoegd. Het huis Leeuwenhorst is tijdens de Tweede Wereldoorlog gesloopt, bijgebouwen, hekpijlers, oprijlaan en het park Nieuw-Leeuwenhorst (nu natuurgebied) zijn er nog. De voormalige koepelberg en de vijverpartij van Dijkenburg maken deel uit van het park. Het huis Klein Leeuwenhorst is voltooid in 1858. Het is tegen de strandwal gebouwd, waarbij gebruik is gemaakt van de natuurlijke hoogteverschillen. De boerderij Oud-Leeuwenhorst, met een deel van de 17de-eeuwse tuinaanleg erachter, ligt aan de overkant van de N206 en is bereikbaar via een viaduct. Het middeleeuwse klooster moet gelegen hebben ter plekke van de boerderij.
Monumenten en bollenschuren De gemeente Noordwijkerhout heeft, naast de van Rijkswege aangewezen monumenten (Rijksmonumenten), ook gemeentelijke monumenten aangewezen. Sinds de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied (2005) zijn er gemeentelijke monumenten bijgekomen. Op basis van de meest actuele monumentenlijst is een beschermende regeling opgenomen voor deze panden. Daarnaast zijn de postamenten aan de Gooweg nabij de huisnummers 40, 40a, 42, 44a en 44b aangeduid als 'cultuurhistorisch waardevolle bebouwing' gelet op de beeldbepalende functie van deze bouwwerken.
3.4.3
Archeologie
Wettelijk kader Het Europese Verdrag van Valletta (16 april 1992), ook wel het Verdrag van Malta genoemd, beoogt het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. Het gaat bijvoorbeeld om grafvelden, gebruiksvoorwerpen en resten van bewoning. Op iedere plaats in de bodem kan dit soort erfgoed zich bevinden. Vaak werden archeologen laat bij de ontwikkeling van plannen betrokken. Hierdoor werd de aanwezigheid van archeologische waarden vaak pas ontdekt als projecten, zoals de aanleg van wegen of stadsvernieuwing, al in volle gang waren. Uitgangspunt van het nieuwe verdrag is dat het archeologische erfgoed al voordat het tot monument is verklaard, integrale bescherming nodig heeft en krijgt. Op 1 september 2007 is de wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Om het bodemarchief beter te beschermen en om onzekerheden tijdens de bouw van bijvoorbeeld nieuwe wijken te beperken, is het vanaf 1 januari 2005 verplicht vooraf onderzoek te laten doen naar de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op deze manier kan daar bij de ontwikkeling van de plannen zoveel mogelijk rekening mee worden gehouden. De Nota Archeologie is een eerste aanzet tot het formuleren van het gemeentelijk archeologisch beleid en inventariseert wat er op het gebied van de archeologische monumentenzorg binnen de gemeente Noordwijkerhout geregeld dient te worden. De Nota gaat uit van de basisprincipes waaraan gemeenten moeten voldoen bij de invoering van de nieuwe wetgeving. De Nota Archeologie is in 2007 door archeologisch adviesbureau RAAP opgesteld voor de gemeenten Hillegom, Lisse en Noordwijkerhout. De Nota Archeologie en de bijbehorende Archeologische beleidskaart moet worden geïmplementeerd in de bestemmingsplannen. Voor het bestemmingsplangebied bestaat de bodem uit verschillende geomorfologische eenheden. Bijna elk type archeologische ondergrond is terug te vinden bij de verschillende
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
35
Buitengebied 2015(voorontwerp)
locaties.
Archeologie in bestemmingsplan Op grond van de Nota Archeologie en bijbehorende Archeologische beleidskaart heeft het plangebied een archeologische verwachting voor standwal, al dan niet met duinen; deels afgegraven standwal (kalkrijke top); ingesloten standvlakte, mogelijke overgang naar strandwal en ingesloten standvlakte, mogelijk duin- en strandwalresten. In onderstaande afbeelding zijn per bodemtype de archeologische eisen ten aanzien van een inventariserend archeologisch onderzoek (strandwal) en verkennend archeologisch onderzoek (overige gebieden) opgenomen met bijbehorende diepte- en oppervlakte criteria.
36
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Voor de ontwikkeling van het plangebied zal, indien er bodemverstorende activiteiten plaatsvinden zoals ondergrondse werkzaamheden, graven en dempen, bouwwerkzaamheden, etc. een archeologisch verkennend of inventariserend onderzoek moeten plaatsvinden. Voor het plangebied bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Het betreft dan vaak kleine sporen of resten die niet door middel van een booronderzoek kunnen worden opgespoord. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: ARCHISmeldpunt, telefoon 033-4227682). Een vondstmelding bij de gemeentelijk of provinciaal archeoloog kan ook.
3.5
Externe veiligheid
Beleid en normstelling Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen. Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Vervoer van gevaarlijke stoffen Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) aan de gemeenten duidelijkheid te bieden over de maximale risico’s die het transport van
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
37
Buitengebied 2015(voorontwerp)
gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Die maximaal toelaatbare risico’s worden met de bijbehorende risicozones voor alle relevante spoor-, weg- en vaarwegtrajecten in tabellen vastgelegd. Het Basisnet bestaat uit drie onderdelen: Basinet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Doelen van het Basisnet zijn: Gevaarlijke stoffen kunnen vervoeren tussen de belangrijkste industriële plaatsen in Nederland en het buitenland, ook in de toekomst Risico’s voor omwonenden langs de routes binnen wettelijke grenzen houden Duidelijkheid verschaffen aan gemeenten over waar wel/niet gebouwd mag worden.
Besluit externe veiligheid buisleidingen Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
Omgevingsvisie Externe Veiligheid Holland Rijnland Om inhoud te geven aan het externe veiligheidsbeleid, en om keuzes te maken over de uitvoering ervan is de Omgevingsvisie Externe Veiligheid Holland Rijnland (Milieudienst West-Holland, d.d. maart 2008) opgesteld. Hierin wordt het externe veiligheidsbeleid in de regio Holland Rijnland voor de komende jaren vastgelegd. Deze nota is namens de regio Holland Rijnland opgesteld door de Milieudienst West-Holland, in samenwerking met de gemeenten van Holland Rijnland en de Regionale Brandweer Hollands Midden. Het uitgangspunt van deze nota is te streven naar dat niveau van veiligheid, dat voldoende bescherming biedt aan de inwoners van Holland Rijnland én de economische en ruimtelijke ontwikkelingen niet onnodig belemmert.
Onderzoek Omgevingsvisie Uit een inventarisatie van de risico's in de regio Holland Rijnland in de Omgevingsvisie is gebleken dat er geen belangrijke knelpunten zijn op het gebied van externe veiligheid. Wel is het zo dat er verschillende locaties zijn waar grote groepen mensen aan een beperkt risico blootgesteld worden. Dit betekent dat de kans op een ongeval klein is, maar dat bij een eventueel ongeval toch een grote groep mensen daarvan de gevolgen kan ondervinden. Bij de verdere ontwikkeling van woningbouw, bedrijvigheid en infrastructuur in Holland Rijnland is het daarom nodig de gevolgen hiervan voor de externe veiligheid zorgvuldig te beoordelen. Het voorliggende bestemmingsplan is consoliderend van aard. Door dit consoliderende karakter biedt dit bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om de externe veiligheidssituatie in het plangebied te verbeteren. Wel wordt hieronder ingegaan op de kwetsbare en risicovolle objecten in het plangebied.
Toets
38
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Provinciale wegen In de directe omgeving van de gemeente Noordwijkerhout liggen drie provinciale wegen, namelijk de N206, de N442 en de N443. Voor provinciale wegen bestaan geen risicoplafonds zoals die voor Rijkswegen bestaan, risicobeschouwingen worden doorgaans gebaseerd op vervoerstellingen. Voor de N206 (vanaf het zuiden tot aan de aansluiting met de N443 gezien) en de N443 zijn deze vervoerstellingen beschikbaar, voor de overige trajectdelen niet. Voor de overige trajectdelen van de provinciale wegen zijn vervoersaantallen daarom afgeleid van de vervoersaantallen van de N206 en de N443. Hierbij is de conservatieve aanname gedaan dat al het vervoer van de N206/N443 over deze wegen gaat. Aan de overzijde van de Leidsevaart ligt het spoortraject Leiden Centraal - Haarlem op het grondgebied van de gemeente Teylingen. Voor het spoortraject is een verkeersongeval op land leidend, maatrampscenario II. In het Basisnet Spoor is deze spoorlijn niet opgenomen als een spoorlijn waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De prognosecijfers 2007 van Prorail geven eveneens aan dat over deze spoorlijn geen transporten van gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Deze transportas is geen relevante risicobron. Er zijn daarom geen afstandscontouren aangehouden voor dit spoortraject die van invloed kunnen zijn op de locaties aan de Leidsevaart.
Inrichtingen In het buitengebied van de gemeente Noordwijkerhout zijn een aantal bovengrondse opslagtanks met propaan aanwezig. Deze tanks kunnen een EV-risico vormen gelet op het PR 10-6 van 40 meter en een invloedsgebied van 120 meter. Op de risicokaart zijn deze tanks aangegeven met bijbehorende PR 10-6 van 40 meter op de percelen: 1. Ambachtweg 14, J.J.J.M. Hoogeveen VOF; 2. Gooweg 19, H. Heemskerk; 3. Gooweg 21, C.J. van Delft; 4. Ruigenhoekerweg 7, Pennings; In de gemeente Noordwijk liggen tegen de gemeentegrens met Noordwijkerhout aan de onderstaande twee recreatiebedrijven. 5. Kraaierslaan 7, gemeente Noordwijk, camping Club Soleil; 6. Kraaierslaan 13, gemeente Noordwijk, camping De Carlton. Er zijn voor het overige in het plangebied en haar omgeving geen inrichtingen aanwezig die vallen onder het Bevi of het Brzo en derhalve relevant zijn in het kader van externe veiligheid.
Gasleidingen In het plangebied zijn de volgende gasleidingen gelegen: Gasleidin diameter g (mm)
druk (bar) PR 10-6 (m)
invloedsgebied (m)
overschrijding GR
A-560
66.20
0
430
Nee
40
0
150
Nee
914.00
W-535-12 323.90
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
39
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Binnen het plangebied ligt de PR 10-6-contour (100%-letaliteitszone) niet buiten de leiding. Het PR vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Delen van het plangebied liggen wel binnen het invloedsgebied van de leidingen. Het voorliggende bestemmingsplan is consoliderend van aard. Door de vaststelling van het bestemmingsplan zal het GR dan ook niet toenemen. Het GR vormt daarmee geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. De gasleidingen in het plangebied worden opgenomen op de plankaart met de belemmeringenstrook van 5 m aan beide zijden waarbinnen geen bouwactiviteiten mogen plaatsvinden. In de omgeving van het plangebied liggen geen risicovolle objecten die van invloed zijn op de veiligheidssituatie in het plangebied.
Plaatsgebonden risico Geen van de beschouwde provinciale wegen heeft een 10-6 -plaatsgebonden risicocontour. Aan de normen van het plaatsgebonden risico wordt voldaan.
Groepsrisico De hoogte van het groepsrisico ligt voor alle provinciale wegen op alle trajectgedeelten onder 0,1 keer de oriëntatiewaarde. Omdat eveneens geen sprake is van toename van het groepsrisico (de bestemmingsplannen staan geen hogere personendichtheden toe dan de huidige) is groepsrisico verantwoording niet aan de orde. Op basis van de geraadpleegde informatie wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
Conclusie Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
3.6
Geluid
Wettelijk kader Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging.
Onderzoek In het plangebied is geen sprake van nieuwbouw van geluidsgevoelige objecten. Bestaande geluidsgevoelige objecten kunnen via afwijking of wijziging verplaatst worden.
40
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Conclusie Omdat is dit bestemmingsplan bij recht geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt worden is het uitvoeren van akoestisch onderzoek niet noodzakelijk.
3.7
Bedrijven en milieuzonering
Toetsingskader In het plangebied komt een aantal niet-agrarische bedrijven voor. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van inrichtingen in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen: ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd; rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven. Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen belastende en gevoelige functies met betrekking tot milieu mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SVB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De standaard SvB is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).
Onderzoek Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de aanwezige bedrijven geïnventariseerd. De bedrijven zijn voorzien van specifieke aanduidingen. Op basis van de specifieke aanduiding kunnen bedrijven de activiteiten voortzetten die vallen onder deze aanduiding.
Conclusie In dit bestemmingsplan wordt door de bestaande bedrijven specifiek te bestemmen, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van gevoelige functies en worden bestaande bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.
3.8
Kabels en leidingen
In (de omgeving van) het plangebied liggen enkele aardgasleidingen, een hoogspanningsverbinding en een watertransportleiding. De planologische gevolgen van de aardgasleidingen zijn al besproken in de paragraaf over externe veiligheid. In de paragraaf over 'De geldende bestemmingsplannen' is ingegaan op het inpassingsplan 'kabeltracé Luchterduinen'. Het vaststellingsbesluit behorende bij dit Rijksinpassingsplan stelt dat binnen een periode van vijf jaar na vaststelling van het inpassingsplan geen bestemmingsplan mag worden vastgesteld, tenzij het bestemmingsplan voorziet in de kabel voor windpark de Luchterduinen en daarbij behorende voorzieningen, zoals is vastgelegd in het inpassingsplan. De gemeente heeft het inpassingsplan 'kabeltracé Luchterduinen' één-op-één overgenomen in dit bestemmingsplan. In het plangebied ligt een watertransportleiding. Om het goed functioneren van deze leiding te waarborgen is de leiding, inclusief een zone aan weerszijden van de leiding, in
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
41
Buitengebied 2015(voorontwerp)
het bestemmingsplan vastgelegd. Voor het overige komen er in het plangebied geen kabels of leidingen voor die van een concrete regeling moeten worden voorzien. Het aspect kabels en leidingen, behoudens voornoemde leidingen, heeft geen gevolgen voor de planologische situatie in het plangebied.
3.9
Luchtkwaliteit
Beleid en normstelling In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Tabel: Grenswaarden maatgevende stoffen Wm stof
grenswaarde
geldig
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie
60 µg/m³
2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie
40 µg/m³
vanaf 2015
jaargemiddelde concentratie
40 µg/m³
vanaf 11 juni 2011
fijn stof (PM10)
toetsing van
In de Wet milieubeheer (art. 5.16) wordt aangegeven dat het uitoefenen van bevoegdheden behorend bij bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (art. 5.16 Wm, lid 2 onder c), mogen worden uitgeoefend als wordt voldaan aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden: er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde (art 5.16 lid 1 sub a Wm); deze, per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt (art 5.16 lid 1 sub b Wm); deze slechts in 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (art 5.16 lid 1 sub c Wm). Onder het vastgestelde NSL geldt als grens voor 'niet in betekenende mate bijdragen': 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10; deze onderdeel is van regionaal programma van maatregelen (conform art 5.13 Wm) of van het NSL, dat op 1 augustus 2009 in werking is getreden (art 5.16 lid 1 sub d Wm).
Onderzoek en conclusie
42
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wlk kan daarom achterwege blijven. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (http://www.nsl-monitoring.nl/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2012, 2015 en 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de provinciale weg N206 onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat direct langs deze wegen aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse de rest van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de wegen ligt. Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.
3.10 Schiphol Luchthavenindelingbesluit Het rijksbeleid ten aanzien van de toekomstige ontwikkeling van Schiphol is geformuleerd in de Wet tot wijziging van de Wet Luchtvaart die op 20 februari 2003 in werking is getreden (verder gewijzigde Wet Luchtvaart genoemd). De gewijzigde Wet Luchtvaart is gericht op het tot stand brengen van een wettelijke grondslag voor het nieuwe regime voor de luchthaven Schiphol. Deze wet vormt de grondslag voor twee uitvoeringsbesluiten: het Luchthavenverkeerbesluit en het Luchthavenindelingbesluit. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen in overeenstemming te zijn met het Luchthavenindelingbesluit. De ruimtelijke consequenties van de gewijzigde Wet Luchtvaart worden weergegeven in het Luchthavenindelingbesluit. In dit Besluit wordt een beperkingengebied aangegeven. Hierin worden beperkingengebieden ten aanzien van Schiphol weergegeven met betrekking tot externe veiligheid, geluidsbelasting, hoogtebeperkingen en vogelaantrekkende werking. Daarnaast is voor de omgeving van Schiphol nog de 26 LAeq nachtcontour van belang (zoals opgenomen op de tekening 19-572 "Geluidscontouren aanwijzing S5P (vijfbanenstelsel), 26 LAeq, d.d. 01-10-1996") in verband met isolatieverplichtingen voor woningen.
Nota Ruimte In de Nota Ruimte wordt aangegeven dat Schiphol voor de toekomst ruimte nodig heeft om uit te breiden. Derhalve is op een PKB-kaart de zogenoemde 20 Ke-contour opgenomen. Binnen deze contouren mogen geen nieuwe uitleglocaties1 ten behoeve van woningbouw worden ontwikkeld. Herstructurering en intensivering in bestaand gebouwd gebied zijn binnen de 20 Kecontour nu en in de toekomst wel mogelijk (hiermee wordt het zogenoemde “bestaand stedelijk
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
43
Buitengebied 2015(voorontwerp)
gebied 2000” bedoeld). Revitalisering, herstructurering en transformatie van bestaande woon- en werkgebieden is volgens de Nota cruciaal om de gestelde ruimtelijke doelen te kunnen bereiken.
Visie voor de Schipholregio (SMASH) Het Rijk gaat in samenwerking met de zogenaamde regiopartijen en de partijen uit de luchtvaartsector een visie opstellen voor de Schipholregio (SMASH). Het programma SMASH is erop gericht de mainport Schiphol en haar regio te versterken en helderheid te bieden voor wat betreft de mogelijkheden voor de verdere ruimtelijke en infrastructurele ontwikkeling. SMASH draagt met een heldere visie, juridisch kader (actualisatie van de AMvB LIB) en uitvoeringsagenda actief bij aan de concurrentiekracht van Nederland nu en de komende decennia. De kracht en kwaliteit van de Schipholregio komt voort uit de compactheid ervan en haar diversiteit aan functies. De focus ligt hierbij op het 'managen van de nabijheid van de luchthaven in de stedelijke omgeving'. Voor Noordwijkerhout betekent dit dat in SMASH niet alleen gekeken wordt naar harde contouren maar dat er ruimte gezocht wordt naar mogelijkheden om de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. Het huidige LIB kent hiervoor al een aantal uitzonderingsmogelijkheden.
Toets Het plangebied ligt buiten het beperkingengebied van het luchtvaartterrein Schiphol zoals opgenomen in het Luchthavenindelingsbesluit. Het plangebied ligt buiten de 26 LAeq nachtcontour. Het plangebied ligt buiten de 20 Ke-contour zoals opgenomen in de Nota Ruimte en de bijbehorende aandachtsgebieden (waaronder een aandachtsgebied rondom Noordwijkerhout).
Conclusie De aanwezigheid van Schiphol heeft derhalve geen gevolgen voor de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen.
3.11 Duurzaamheid Landelijk beleid Het werkprogramma van Schoon en Zuinig (VROM, 2007) beschrijft hoe Nederland in 2020 30 procent minder broeikasgassen wil uitstoten ten opzichte van 1990. Op basis hiervan hebben het Rijk en de gemeenten in 2007 het Klimaatakkoord ondertekend. Aan energiebesparing en duurzame energie is een belangrijke rol toegekend. Nederland heeft in het Energierapport 2008 (EZ, 2008) de doelstelling voor energiebesparing opgehoogd van 1,5 naar 2 procent per jaar in 2020. Onder duurzame energiebronnen worden hernieuwbare energiebronnen verstaan. Dit wil zeggen bruikbare energie uit waterkracht, windenergie, zonne-energie, omgevingsenergie en biomassa. Duurzame energie speelt in Nederland nog een beperkte rol. De Nederlandse overheid streeft naar 20 procent duurzame energie in 2020 (VROM, 2007). Het kabinet Rutte II hanteert het aandeel duurzame energie van 16 procent in 2020. Om resultaten te boeken en om innovatie te stimuleren is de energieprestatie-coëfficiënt voor
44
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
nieuwe woningen in het Bouwbesluit (wettelijk kader) in 2011 aangescherpt van 0,8 naar 0,6 en wordt deze in 2015 verder verlaagd naar 0,4.
GPR Gebouw GPR Gebouw is een programma voor het omzetten van ontwerpgegevens van een gebouw naar prestaties op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid. GPR gebouw gaat over woonkwaliteit, de toekomstwaarde én de gebruikelijke thema’s van duurzaam bouwen. Het is een hulpmiddel voor het maken van keuzes bij nieuwbouw en renovatie van woningen, scholen en andere gebouwen. Om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stimuleert de gemeente Noordwijkerhout het gebruik van GPR Gebouw. GPR Gebouw is een relatief eenvoudig instrument waarmee prestaties worden uitgedrukt in rapportcijfers van 1 tot 10. Keuzemodules geven aan hoe scores zijn te verhogen (tot maximaal een tien) voor de vijf verschillende onderdelen energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Binnen het ontwerp (of de renovatie) is men vrij om binnen de verschillende modules voorzieningen naar keuze te realiseren, zolang deze keuzes leiden tot het gewenste ambitieniveau. De ambitie van de gemeente Noordwijkerhout is minimaal een 7 te scoren op het de thema’s energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde.
Energiebesparing bedrijven Wet milieubeheer Wanneer blijkt dat de normen van de jaarverbruikcijfers in de oude bedrijfsvoering al overschreden worden (jaarverbruik van 50.000-200.000 kWh elektriciteit en/of 25.00075.000 m³ gas) moeten de bedrijven op grond van artikel 2.15, eerste lid uit het Activiteitenbesluit aangeven op welke wijze zij gaan voldoen aan de Best Beschikbare Techniek. Voorwaarde hierbij is dat er een terugverdientijd van minder dan vijf jaar is. Bij renovatie van bedrijfspanden moeten duurzame technieken, onder andere op het gebied van energiezuinige verlichting en verwarming in overweging genomen worden. Hierbij moet worden aangesloten bij de branchegerichte check- en maatregellijsten op de website: www.infomil.nl/onderwerpen/duurzame/energie/energiebesparing.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
45
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Hoofdstuk 4 4.1
Juridische planbeschrijving
Inleiding
Dit bestemmingsplan is een bestemmingsplan met een beherend karakter. Voornamelijk de bestaande situatie is bestemd en geregeld met als grondslag: het geldende bestemmingsplan voor het plangebied (zie paragraaf Gemeentelijk beleid); de afspraken die de zes gemeenten Greenport gemeenten overeen zijn gekomen in de Greenport Ontwikkelingsmaatschappij (GOM). De gemeenten zijn overeengekomen de afspraken vast te leggen in een wettelijk bindend planologisch kader, waarbinnen de GOM goed kan opereren. Mede daarom hebben de greenportgemeenten de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport (ISG) opgesteld voor de Duin- en Bollenstreek en is er een Kadernota met modelregels opgesteld; de Verordening Ruimte die in samenhang met de structuurvisie is opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in het gemeentelijk bestemmingsplanbeleid. In de paragraaf Verordening Ruimte zijn de relevante bepalingen beschreven.
Er wordt niet voorzien in ruime mogelijkheden voor nieuwe functies. De bouwmogelijkheden voor de te onderscheiden functies zijn afgestemd op voornoemde afspraken uit de ISG en geldende rechten, voor zover niet strijdig met de verordening. Daarnaast zijn waar nodig de richtlijnen van de leidingbeheerders in het plangebied gevolgd.
Het bestemmingsplan is overeenkomstig artikel 3.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening vervat in een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden aangegeven. De inleidende regels (begrippen en wijze van meten) sluiten tevens aan bij de eisen van de SVBP 2012. Daarnaast sluit het bestemmingsplan aan bij de overige eisen uit het Besluit ruimtelijke ordening en het IMRO 2012.
4.2
Juridische planbeschrijving
4.2.1
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Het bestemmingsplan voorziet in enkele inleidende regels. In deze paragraaf volgt een korte toelichting op deze regels.
Artikel 1 Begrippen In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Artikel 2 Wijze van meten
46
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven bij het toepassen van de regels. Dit betreffen ondergeschikte bouwdelen zoals schoorstenen en antennes.
4.2.2
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
4.2.2.1 Agrarische bestemmingen Bestemmingsomschrijving De agrarische bestemmingen zijn ondergebracht in vijf artikelen. In het plangebied komen 2 verschillende zones en 3 verschillende productietakken voor. Elke combinatie van zone en productietak heeft een unieke bestemming gekregen. Op deze manier worden de mogelijkheden van een bedrijf in 1 oogopslag duidelijk zonder dat er aanvullende of afwijkende regels in bijvoorbeeld gebiedsaanduidingen zijn opgenomen. Op basis van deze systematiek is het dus mogelijk dat voor een enkel bedrijf een afzonderlijk artikel is opgesteld. Voornoemde regeling heeft tot gevolg dat in het bestemmingsplan vijf agrarische bedrijfsbestemmingen zijn onderscheiden. Het onderscheid is gebaseerd op het Landschapsperspectief zoals opgenomen in de ISG. In het voorgaande hoofdstuk is al uitvoerig gemotiveerd op welke ruimtelijke overwegingen het onderscheid in deze zones is gemaakt. De vijf onderscheiden agrarische bestemmingen zijn: 1. 2. 3. 4. 5.
'Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1'; 'Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 2'; 'Agrarische - Glastuinbouw - Bollenzone 1'; 'Agrarisch - Glastuinbouw - Bollenzone 2'; 'Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - Waardevolle graslanden'.
Het beleid in de bestemmingen 'Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1' en 'Agrarische Glastuinbouw - Bollenzone 1' is gericht op het actief open maken van het gebied. Hier geldt in het ruimtelijk spoor een 'nee, tenzij-beleid' gericht op het wegnemen van verrommeling door het saneren van glasopstanden en onrendabele bedrijven. Schaalvergroting van bouwblokken en bouwvolumes is hier in beginsel niet toegestaan, tenzij dit op een ruimtelijk verantwoorde wijze samengaat met sanering en een forse kwaliteitsverbetering van het landschap. Het beleid in de bestemmingen 'Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 2' en 'Agrarische Glastuinbouw - Bollenzone 2' is uitbreiding van bebouwing in beginsel op locatie mogelijk onder voorwaarde van behoud van de openheid en behoud van de zichtlijnen. Hier geldt een 'ja, mits'-beleid gericht op schaalvergroting, sanering en uitbreiding van agrarische bebouwing met aanleg van beplanting en verbetering van beeldkwaliteit. Uitbreiding aan randen van deze gebieden kan vaak prima samengaan met behoud van openheid. In de bestemming ''Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - Waardevolle graslanden' is het beleid gericht op behoud van de openheid en verbetering van de landschappelijke kwaliteit groen en het open weidekarakter. Hier geldt een nee, tenzij-beleid gericht op het wegnemen van verrommeling door het saneren van glasopstanden en onrendabele bedrijven. Schaalvergroting van bouwblokken en bouwvolumes is hier in beginsel niet toegestaan, tenzij dit op een ruimtelijk verantwoorde wijze samengaat met sanering en een forse kwaliteitsverbetering van het landschap.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
47
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Vomgeving bouwvlakken Aan alle in het buitengebied aanwezige agrarische bedrijven is een bouwvlak toegekend. De vorm en oppervlakte van bouwvlakken is per bedrijf bepaald. Daarbij is, voor zover gegevens beschikbaar zijn, met het volgende rekening gehouden: de actuele situatie in het veld, gebaseerd op inventarisatie, recente luchtfoto's en informatie van belanghebbenden; de regeling in het geldende bestemmingsplan; de mate van volwaardigheid van het betreffende bedrijf; bestaande eigendomsrechten; de aanwezige ruimte voor uitbreiding van gebouwen en terreinen; de gewenste ruimte voor uitbreiding van gebouwen en terreinen zoals aangegeven tijdens het bouwvlakoverleg; de waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie van de locatie en het zone waarvan de locatie deel uitmaakt. In de voorbereiding op het voorontwerp van het bestemmingsplan is aan alle (agrarische) ondernemers een voorstel voor een bouwvlak voor hun perceel toegezonden. De reacties op de voorstellen zijn beoordeeld tegen de achtergronden van het (gemeentelijk) ruimtelijk en milieuhygiënisch beleid en zijn vertaald in het bestemmingsplan. In Bollenzone 1 en in de zone Waardevolle Graslanden geldt een 'nee, tenzij'-benadering ten aanzien van het uitbreiden van bebouwing. Voor deze zone geldt dat het bouwvlak afgestemd wordt op het huidige gebruik. Naar aanleiding van overleggen met de ondernemers en eigenaren van de bouwvlakken zijn enkele bouwvlakken, in zowel Bollenzone 1 als Bollenzone 2, gecorrigeerd (waar sprake is van omissies ten aanzien van de legale/ vergunde situatie of sprake is van beperkte en uit landschappelijk oogpunt wenselijke vormverandering, waarbij de oppervlakte van het bouwvlak gelijk blijft). Voor alle agrarische bedrijven geldt dat gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn tevens toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding bouwwerken, geen gebouwen zijnde'. Een uitzondering wordt gemaakt voor erf- en terreinafscheidingen en windschermen. Daarnaast zijn er gronden waar uitsluitend een bepaald soort bouwwerk is toegestaan, bijvoorbeeld een gebied waar uitsluitend rolkassen zijn toegestaan. Deze gronden zijn nader aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - uitsluitend rolkas'. De oppervlakte van de bedrijfsbebouwing is geregeld in de bouwregels. Voor bollenteeltbedrijven is hierbij onderscheid gemaakt in ondersteunend glas en bedrijfsgebouwen. Er is voor gekozen de maatvoering voor de kassen af te stemmen op de modelregels, horend bij de kadernota als uitwerking van de ISG. Voor wat betreft de goothoogte van nieuwbouwkassen kan worden vastgesteld dat in de af gelopen jaren deze flink is toegenomen. Deze hoogte neemt toe, omdat er steeds meer specifieke voorzieningen in de kassen moeten worden geïnstalleerd om het kasklimaat zo gunstig mogelijk te houden. Een goothoogte van 5,5 m is in de sierteelt gebruikelijk. Het bestemmingsplan sluit daarmee met een aangepaste goothoogte van 6 meter en een bouwhoogte van 8 meter aan bij de meest gangbare eisen. De oppervlakte bedrijfsgebouwen is gerelateerd aan de oppervlakte duurzaam in gebruik zijnde teeltgronden. In artikel 1 lid 1.41 zijn duurzaam in gebruik zijnde teeltgronden als
48
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
volgt gedefinieerd: 'gronden die in eigendom zijn of voor een periode van ten minste 5 jaar gepacht of gehuurd worden en die gelegen zijn in de Greenport inclusief de zuidelijke en noordelijke uitloper'.
Ontwikkelingsmogelijkheden Het plan bevat voor de agrarische functie enkele ontwikkelingsmogelijkheden. De gemeente acht het bieden van deze ontwikkelingsmogelijkheden verantwoord en in het belang voor de agrarische sector: ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak: de gemeente biedt, onder voorwaarden, de mogelijkheid tot medewerking aan een overschrijding van het bouwvlak. Deze regel is opgenomen om via een lichte procedure mee te kunnen werken aan een plan als blijkt dat uit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering een overschrijding van de bouwgrens noodzakelijk is; ten behoeve van vergroten goot- en bouwhoogte: ook biedt het plan de mogelijkheid af te wijken van de standaard goot- en bouwhoogtematen. Medewerking wordt verleend, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt en er voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast; ten behoeve van een eerste agrarische bedrijfswoning: in bepaalde gevallen is de gemeente bereid de bouw van een eerste agrarische bedrijfswoning toe te staan. Een nieuwe bedrijfswoning is alleen mogelijk, indien deze in de bestaande situatie op het bijbehorende perceel nog niet aanwezig is, het perceel in het bestemmingsplan niet over de aanduiding ''bedrijfswoning uitgesloten' beschikt en daarbij voldaan wordt aan enkele strikte voorwaarden. ten behoeve van nevenfuncties: zoals in voorgaand hoofdstuk al uitvoerig gemotiveerd, biedt de gemeente ondernemers mogelijkheden om naast hun 'kernactiviteit' te starten met een nevenactiviteit op het bedrijf met als doel de economische basis van het bedrijf te versterken. Van nevenfuncties wordt gesproken als deze (gezamenlijke) activiteiten ondergeschikt zijn en blijven aan de hoofdactiviteit. De afwijkingsregel bevat niet alleen een tabel waarin is weergegeven tot welke omvang, welke nevenactiviteiten toelaatbaar worden geacht, het plan bevat tevens een artikel om af te wijken van voornoemde categorieën nevenfuncties, zoals genoemd in de tabellen in de betreffende artikelen om nevenfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn. Vanzelfsprekend gelden in dit geval dezelfde voorwaarden voor medewerking. ten behoeve van een plattelandswoning: in het bestemmingsplan is er voor gekozen een afwijkingsregel op te nemen voor privaatrechtelijk afgesplitste bedrijfswoningen. De regel is gebaseerd op de Wet plattelandswoning die per 1 januari 2013 van kracht is. Deze wet maakt het namelijk mogelijk voormalig agrarische bedrijfswoningen aan te merken als burgerwoning. Dit heeft twee praktische en belangrijke voordelen. Enerzijds wordt met de nieuwe regeling voorkomen dat met deze nieuwe status voor de woning de ontwikkelingsmogelijkheden van de tot de inrichting behorende agrarische bedrijfsgebouwen worden belemmerd. Anderzijds regelt de nieuwe wet dat burgerbewoning van de voormalige bedrijfswoning is toegestaan en dat niet langer sprake is van strijdig gebruik van de woning. In de wet is vastgelegd dat voor dergelijke woningen de milieukwaliteitseisen dezelfde zijn als de milieukwaliteitseisen die aan een gebruikelijke agrarische bedrijfswoning, behorende bij een inrichting, worden gesteld, alsmede de geluidsbelasting die van toepassing is op een agrarische bedrijfswoning behorende bij een inrichting, zoals in de Wet milieubeheer is omschreven.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
49
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Indien sprake is van afsplitsing van een bedrijfswoning van het agrarisch bedrijf, biedt het plan via een afwijkingsprocedure de mogelijkheid de woning de status 'voormalige bedrijfswoning' toe te kennen.
Tot slot bestaat er de bereidheid medewerking te verlenen aan het ontwikkelen van een landschapspark voor dagrecreatieve doeleinden. De bestemming 'Agrarisch - Bollenteelt Bollenzone 1' bevat een specifieke wijzigingsbevoegdheid die burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft onder strikte voorwaarden de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landschapspark'.
4.2.2.2 Bedrijfswoningen Binnen vele bestemmingen in hoofdstuk 2 van de regels van dit bestemmingsplan worden bedrijfswoningen mogelijk gemaakt. De hoofdregel is in de meeste gevallen dat het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal bedrijfswoningen, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'. Ook zijn de aanduidingen 'bedrijfswoning uitgesloten' en 'bedrijfswoning' opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' zijn geen bedrijfswoningen toegestaan, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is uitsluitend een bedrijfswoning toegestaan. Op de gronden die nader zijn aangeduid met de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn geen andere functies dan bedrijfswoningen toegestaan. In sommige bestemmingen is er een uitzondering gemaakt op deze systematiek. Bijvoorbeeld in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' is opgenomen dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' één bedrijfswoning is toegestaan. Als een bestemmingsvlak met de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' dus niet is voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning' dan is een bedrijfswoning bij deze dagrecreatieve voorziening niet toegestaan.
De bouwmogelijkheden van bedrijfswoningen is wel in alle bestemmingen gelijk. De inhoudsmaat van een (bedrijfs)woning1, inclusief aan- en uitbouwen en een aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 750 m3. De goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 4,5 m en 8 m. Daarnaast zijn tevens vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen toegestaan. De oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50 m2. De goot- en bouwhoogte van deze bouwwerken mag niet meer bedragen dan respectievelijk 4,5 m en 8 m.
Daarnaast is in een aantal bestemmingen een afwijking bij een omgevingsvergunning opgenomen ten behoeve van het bouwen van een eerste bedrijfswoning indien het perceel nog niet voorzien is van een bedrijfswoning. Deze afwijking mag echter niet worden toegepast indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'. Daarnaast dient te worden aangetoond dat de bedrijfswoning noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering van het bedrijf. Dit betekent dat het niet mogelijk is om het bedrijf zonder bedrijfswoning op de langere termijn te exploiteren.
50
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
4.2.2.3 Bedrijf Bestemmingsomschrijving en bouw- en gebruiksregels Alle niet-agrarische bedrijven in het plangebied zijn voorzien van een maatbestemming. Elk bedrijf is voorzien van een afzonderlijke aanduiding. De toegestane bedrijfsactiviteiten per bedrijf zijn gekoppeld aan deze aanduiding. Daarbij is ook de toegestane milieubelasting per bedrijfsactiviteit weergegeven. Voor elke bedrijfsactiviteit is aangegeven tot welke milieucategorie uit de Staat van bedrijfsactiviteiten de activiteit behoort.
Ook de bouwmogelijkheden zijn per bedrijf weergeven. Door middel van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' is de toegestane oppervlakte bedrijfsgebouwen per perceel weergegeven. Ook is door middel van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' per perceel de toegestane goot- en bouwhoogte weergegeven.
Ontwikkelingsmogelijkheden Aan de bestemming zijn geen ontwikkelingsmogelijkheden toegekend, uitgezonderd de vestiging van een eerste bedrijfswoning. De keuze om aan bedrijven geen ontwikkelingsmogelijkheden te bieden is gebaseerd op de afweging dat het buitengebied in beginsel niet voor de vestiging en ontwikkeling van 'niet-agrarische bedrijven' bestemd is. In het verleden zijn er niet-agrarische bedrijven ontstaan, al dan niet als gevolg van een verandering van functie van agrarisch naar niet-agrarisch. Deze bedrijven zijn om deze reden van een concrete bestemmingsregeling voorzien. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is het vervolgens de vraag of de uitbreiding wel past binnen het ruimtelijk beleid voor het buitengebied. Het bieden van ruimere ontwikkelingsmogelijkheden vraagt om onderzoek om de ruimtelijke ingreep te toetsen aan de bestaande wet- en regelgeving. Op voorhand kan worden getwijfeld aan een positieve uitkomst van deze toets. Immers, aan de gronden in het buitengebied moeten functies worden toegekend die er thuishoren, zoals agrarisch, natuur en recreatie. In het buitengebied is de infrastructuur niet op niet-agrarische bedrijven berekend, ontstaan er woon- en leefbaarheidsconflicten door extra geluidbelasting op nabij gelegen woningen, verkeersmenging (vrachtverkeer en langzaam verkeer), enzovoort. Voor deze (semi-) industriële activiteiten zijn bedrijventerreinen ontwikkeld en gerealiseerd. Bedrijventerreinen zijn hierop met specifieke voorzieningen ingericht, waaronder een op maat gesneden stelsel van milieuzonering in de vorm van toegelaten bedrijfstypen nabij gevoelige functies en een interne en externe transportlogistiek die verkeersstromen adequaat ontmengt. Onverkort biedt het bestemmingsplan bij afwijking de mogelijkheid tot het vestigen van een eerste bedrijfswoning onder voorwaarden. Er kan in enkele gevallen een noodzaak zijn een bedrijfswoning toe te staan, als blijkt dat op de langere termijn het bedrijf niet exploitabel is vanwege de afwezigheid van een bedrijfswoning. De overige voorwaarden waaronder de gemeente bereid is medewerking te verlenen zijn vergelijkbaar met de voorwaarden onder de agrarische bestemmingen.
4.2.2.4 Bedrijf - Agrarisch aanverwant Voor de aan het bollencomplex verwante niet-agrarische bedrijven is een afzonderlijke bestemming opgenomen.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
51
Buitengebied 2015(voorontwerp)
De bedrijven zijn van grote betekenis voor het in stand houden van de centrumfunctie van de Greenport. Om deze reden zijn de bestaande bedrijven dan ook positief bestemd en voorzien van een bouwvlak. Binnen het bouwvlak is de toegestane oppervlakte aan bedrijfsgebouwen opgenomen. Omdat alle aan het bollencomplex verwante niet-agrarische bedrijven op elk vlak met deze bestemming zijn toegestaan, zijn niet alle percelen voorzien van een aanduiding. Enkel de bedrijven die andere of meer activiteiten uitoefenen dan 'agrarisch hulp- en/of loonbedrijf' zijn nader aangeduid.
Alle bedrijfsgebouwen inclusief de bedrijfswoning, zijn binnen het bouwvlak geconcentreerd. Uitbreiding van bebouwing binnen het bouwvlak is toegestaan voor zover de toegestane oppervlakte aan bebouwing nog niet is gerealiseerd en als daarbij in voldoende mate wordt rekening gehouden met eisen ten aanzien van verkeer en parkeren, het milieu en de landschappelijke inrichting. De toegestane maximale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en kassen en de maximale toegestane goot- en bouwhoogte zijn op dezelfde wijze weergeven als in de bestemming 'Bedrijf'. Door middel van de aanduidingen 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' en 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' zijn de maximale bouwmogelijkheden per bedrijf weergegeven.
De bestemming kent slechts een tweetal afwijkingsregels voor enige ontwikkelingsmogelijkheden. Het betreffen een afwijkingsregel voor een eerste bedrijfswoning en voor het vergroten van de goot- en bouwhoogte. Overige ontwikkelingsmogelijkheden acht de gemeente voor dit type bedrijven in beginsel niet wenselijk, gebaseerd op eenzelfde ruimtelijke agumentatie als onder de bestemming 'Bedrijf'.
4.2.2.5 Bedrijf - Handels- en exportbedrijf De systematiek van de bestemming 'Bedrijf - Handels- en exportbedrijf' is vergelijkbaar met de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch aanverwant'. Binnen elk bestemmingsvlak is een agrarisch handels- en exportbedrijf toegestaan. Enkel de locaties waar tevens meer of andere bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan, zijn voorzien van een nadere aanduiding. Ook de maximale bouwmogelijkheden zijn in deze bestemming weergegeven door middel van de aanduidingen 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' en 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding. Voor wat betreft de ontwikkelingsmogelijkheden wordt voor een motivatie verwezen naar paragraaf Bedrijf - Agrarisch aanverwant. De ontwikkelingsmogelijkheden in deze bestemming zijn daaraan identiek en gebaseerd op dezelfde ruimtelijke argumentatie.
52
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
4.2.2.6 Cultuur en ontspanning De aanwezige molens binnen het plangebied zijn voorzien van de bestemming 'Cultuur en ontspanning'. De gronden zijn bestemd voor de instandhouding van de aanwezige molen. Ten behoeve van de molen is uitsluitend de bestaande bebouwing toegestaan. Op deze wijze wordt de instandhouding en bescherming van de aanwezige molens in het plangebied verzekerd. Het congrescentrum in het plangebied is tevens voorzien van de bestemming 'Cultuur en ontspanning'. Dit centrum is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum'. Ten behoeve van dit congrescentrum zijn tevens overnachtingsmogelijkheden, ondergeschikte horecavoorzieningen en ondergeschikte kantoorfuncties toegestaan. De maximale goot- en bouwhoogte van dit congrescentrum mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding.
4.2.2.7 Detailhandel De bestemming 'Detailhandel - Tuincentrum' is opgenomen voor de tuincentra in het plangebied. Binnen deze bestemming is de teelt en verkoop van siergewassen toegestaan. Ook de verkoop van tuinbenodigdheden behoort tot de mogelijkheden. De toegestane bouwmogelijkheden zijn weergegeven op de verbeelding door middel van de aanduidingen 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' en 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'.
4.2.2.8 Groenvoorzieningen De groenvoorzieningen binnen het plangebied zijn voorzien van de bestemming 'Groen'. Naast groenvoorzieningen zijn tevens bermen en bermsloten teogestaan binnen deze bestemming. De aanwezige speeltoestellen zijn nader aangeduid met de aanduiding 'speelvoorziening'. Het bouwen van gebouwen is binnen de bestemming niet toegestaan. Enkel het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een maximale bouwhoogte van 3 m is toegestaan.
4.2.2.9 Horeca De hotels, cafe's, restaurants en andere horecavoorzieningen in het plangebied zijn bestemd met de bestemming 'Horeca'. De afzonderlijke horecavoorzieningen zijn nader aangeduid met een specifieke aanduiding. Daarnaast is per horecavoorzieningen aangegeven tot welke categorie uit Bijlage 2 Staat van horeca-acitiviteiten de voorziening behoort. Horecavoorzieningen uit categorie 1 zijn vormen van 'licht horeca' zoals een bistro en een restaurant. Café's en zalenverhuur zijn vormen van middelzware horeca en maken onderdeel uit van categorie 2. Vormen van zware horeca zijn discotheken en partycentra. Deze zijn opgenomen in categorie 3 van de Staat van horeca-activiteiten. Door middel van deze categorisering wordt de hinder op de omgeving beperkt. Zware vormen van horeca zijn immers niet op alle locaties toegestaan.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
53
Buitengebied 2015(voorontwerp)
De toegestane bouwmogelijkheden zijn weergegeven op de verbeelding door middel van de aanduidingen 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' en 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'.
4.2.2.10
Maatschappelijke functies
De bestemming 'Maatschappelijk' is opgenomen voor de maatschappelijke voorzieningen in het plangebied. De afzondelijke maatschappelijke voorzieningen zijn voorzien van een maatbestemming. Elke voorziening is nader aangeduid. Het kinderdagverblijf is bijvoorbeeld aangeduid met de aanduiding 'kinderdagverblijf'. De toegestane bouwmogelijkheden zijn op een vergelijkbare wijze geregeld als in de overige bestemmingen. Door middel van de aanduidingen 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' en 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' zijn de maximale bouwmogelijkheden op de verbeelding weergegeven.
4.2.2.11
Natuur
Bestemmingsomschrijving en bouw- en gebruiksregels De bestaande natuurgebieden zijn voorzien van de bestemming 'Natuur'. Tot de bestaande natuurgebieden zijn gerekend: gebieden die reeds in het geldende bestemmingsplan voorzien zijn van natuurbestemming; gronden die in eigendom zijn van natuurbeherende instanties en die als natuurgebied zijn ingericht en beheerd worden; gronden in particulier eigendom waarvoor een regeling gericht op het beheer als natuurgebied van toepassing is.
Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden staan in dit artikel centraal. Ter bescherming van de aanwezige waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie, zijn de bouwmogelijkheden beperkt en afgestemd op voorzieningen ten behoeve van onderhoud en beheer. Om die reden zijn gebouwen niet toegestaan en mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, slechts in de vorm van erfafscheidingen worden gebouwd. Binnen deze bestemming kan agrarisch medegebruik en/of extensief recreatief medegebruik mogelijk worden gemaakt. Binnen de bestemming 'Natuur' zijn tevens voorzieningen ten behoeve van extensieve dagrecreatie, recreatiewoningen en kampeerterreinen aanwezig. Deze voorzieningen zijn nader aangeduid. Om de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden binnen de bestemming verder te beschermen, is bovendien een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden voorgeschreven. Ingrepen die de genoemde waarde mogelijk kunnen aantasten zijn zodoende pas toegestaan nadat is gebleken dat deze waarden hiermee niet onevenredig worden geschaad.
Het bestemmingsplan bevat tevens een dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie'. In paragraaf Dubbelbestemmingen onder het kopje 'Waarde - Ecologie' is deze dubbelbestemming nader gemotiveerd.
54
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Ontwikkelingsmogelijkheden Het bestemmingsplan bevat een wijzigingsbevoegdheid om gronden te wijzigen in de bestemming 'Natuur'. Deze wijzigingsbevoegdheid is uitsluitend van toepassing op de gronden gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie'. Deze keuze om de bevoegdheid te beperken tot alleen deze gronden houdt verband met de afspraak het bestaande areaal aan bollengrond niet af te laten nemen. Landelijk en provinciaal liggen er echter concrete afspraken om een Ecologische Hoofdstructuur te ontwikkelen. De gemeente ondersteunt de afspraken met het opnemen van deze wijzigingsbevoegdheid, voor zover het gronden betreft die gelegen zijn binnen dit natuurnetwerk.
4.2.2.12
Recreatie
Dagrecreatie De dagrecreatieve bestemmingen binnen het plangebied zijn voorzien van een maatbestemming. Iedere afzonderlijke voorziening is nader aangeduid. De volkstuinen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin'. Het landschapspark met een driving range, golfbaan en andere voorziening zoals een restaurant zijn aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landschapspark'. In de bouwregels is per aanduiding aangegeven welke bouwwerken bij de desbetreffende aanduiding zijn toegestaan. Ook is de maximale maatvoering van de toegestane bouwwerken in de bouwregels opgenomen.
Verblijfsrecreatie Binnen de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' zijn met name kampeerterreinen, stacaravanterreinen en terreinen met recreatiewoningen gevestigd. Deze terreinen zijn nader aangeduid met afzondelijke aanduidingen. In de bouwregels van de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' zijn de toegestane bouwwerken per aanduiding weergegeven. Ook is de maximale maatvoering van de toegestane bouwwerken in de bouwregels opgenomen.
4.2.2.13
Sport
De aanwezige maneges en tennisbanen in het plangebied zijn bestemd met de bestemming 'Sport'. Ook deze locaties zijn nader aangeduid. In vergelijking met de overige bestemmingen zijn ook in de bouwregels van de bestemming 'Sport' de toegestane bouwwerken per aanduiding weergegeven. Tevens is de maximale maatvoering van de toegestane bouwwerken in de bouwregels opgenomen.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
55
Buitengebied 2015(voorontwerp)
4.2.2.14
Tuin
De voortuinen van de woningen in het plangebied zijn bestemd met de bestemming 'Tuin'. Deze gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de aangrenzende hoofdgebouwen alsmede voor onoverdekte zwembaden, tennisbannen en paardenbakken. Tevens zijn ter plaats van de aanduiding 'bijgebouwen' garages en bergplaatsen toegestaan. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gebouwen toegestaan. De goot- en bouwhoogte van deze gebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m. Op de overige gronden zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Ook deze toegestane maximale bouwmogelijkheden zijn opgenomen in de bouwregels. Daarbij is voor onoverdekte zwembaden opgenomen dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 0,5 m.
4.2.2.15
Verkeer
Doorgaande wegen zijn bestemd met de bestemming 'Verkeer'. In het kader van milieu is in de bestemming het aantal rijbanen beperkt tot 2x1. Hiermee wordt voorkomen dat in die gevallen waar de bestemming breed genoeg is, het aantal rijbanen zonder meer vergroot kan worden. Daarnaast zijn de gronden die uitsluitend gebruikt mogen worden ten behoeve van een parkeerterrein, opslag van producten ten behoeve van het beheer en onderhoud van wegen of fietspaden nader aangeduid. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag' zijn gebouwen toegestaan. Op de overige gronden zijn enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. De bouwhoogte van deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 15 m.
4.2.2.16
Water en Water - Woonschepenligplaats
Water De hoofdwatergangen binnen het plangebied hebben de bestemming 'Water'. Grondslag voor de toekenning van deze bestemming aan gronden is het bestemmingsplan Buitengebied uit 2005 geweest en alle hoofdwatergangen, zoals opgenomen op de legger van het Hoogheemraadschap. In de bestemming is een regeling opgenomen voor de watergangen, verkeer te water, bruggen en ondergeschikt groen. Onder verkeer te water is begrepen extensief recreatief gebruik in en op het water. Woonschepenligplaats De aanwezige woonschepen binnen het plangebied zijn afzonderlijk bestemd met de bestemming 'Water - Woonschepenligplaats'. Door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven hoeveel woonschepen binnen het desbetreffende bestemmingsvlak zijn toegestaan. De bouwhoogte van de woonschepen mag niet meer bedragen dan 3,5 m. Per woonschip is één bijgebouw toegestaan. De oppervlakte van dit bijgebouw mag niet meer bedragen dan
56
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
12 m2. Daarnaast is opgenomen dat de bouwhoogte van een bij een woonschip behorende terreinafscheiding over een lengte van 50% van het bij het woonschip behorende perceel niet meer mag bedragen dan 2 m. De bouwhoogte van de terreinafscheiding over de resterende lengte van het bij het woonschip behorende perceel mag niet meer bedragen dan 1 m.
4.2.2.17
Bestemming Wonen
De bestemming en bouw- en gebruiksregels De burgerwoningen in het plangebied zijn bestemd met de bestemming 'Wonen'. Aan een woning is een bestemmingsvlak toegekend als sprake is van een bestaande woning. Het bestemmingsvlak, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan uit 2005 is het uitgangspunt geweest voor het toe te kennen bestemmingsvlak. Naast burgerbewoning mag 25% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning inclusief bijgebouwen met een maximum van 40 m² worden aangewend voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Ter plaats van de aanduiding 'kantoor' is tevens een kantoor met een maximale oppervlakte van 50 m2 toegestaan. Ook zijn per woning één zwembad, één tennisbaan en één paardenbak toegestaan. De hoofdgebouwen, in dit geval de woningen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Bijgebouwen en aan- en uitbouwen zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan. De inhoudsmaat van woningen, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 750 m3, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum inhoudsmaat woning'. De goot- en bouwhoogte van woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding. De oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50 m2.
Mantelzorg en Ruimte-voor-Ruimte Op 1 november 2014 is een wijziging van het Besluit omgevingsrecht (Bor) van kracht geworden. Deze landelijke wetgeving maakt het mogelijk om zonder vergunning 100 m2 aan (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken voor mantelzorg. Het gevolg van deze landelijke regeling is dat het een nadere regeling in dit bestemmingsplan overbodig maakt. Dit bestemmingsplan bevat derhalve geen regeling voor mantelzorg. Dit bestemmingsplan bevat evenmin regels voor het bouwen van Ruimte-voor-Ruimte woningen. Met toepassing van de zogenoemde Ruimte-voor-Ruimte regeling is het mogelijk om voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, kassen of andere gebouwen te slopen en de bouw van één of meer compensatiewoningen ter plekke of in de directe omgeving van de gesloopte bebouwing of in aansluiting op bestaande bebouwingsclusters mogelijk te maken. Omdat bij Ruimte-voor-Ruimte altijd sprake is van maatwerk, wordt deze ontwikkeling uitsluitend via een herziening van het bestemmingsplan mogelijk gemaakt waarbij de voorwaarden zoals opgenomen in de Kadernota van toepassing zijn. Daarom ontbreekt deze regeling in dit bestemmingsplan. Overigens komen er in het plangebied al enkele Ruimte-voor-Ruimte woningen voor die in het bestemmingsplan afzonderlijk zijn aangeduid. Voor deze woningen gelden enkele specifieke afspraken die in het verleden met initiatiefnemers zijn gemaakt, waaronder begrepen de mogelijkheid een woning te realiseren met een maximum inhoudsmaat van 750 m³.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
57
Buitengebied 2015(voorontwerp)
4.2.2.18
Bestemming Wonen - Landgoed
De bestemming 'Wonen - Landgoed' is opgenomen voor de landgoederen binnen het plangebied. De bestemming is gericht op de instandhouding en het beheer van de cultuurhistorische waardevolle bebouwing en van de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden van de omliggende gronden. Ook de functie 'wonen' is op het landgoed toegestaan. Op de landgoederen zijn tevens afwijkende functies aanwezig, zoals een landgoedwinkel, een tennisbaan en een zwembad. Deze functies zijn nader aangeduid en mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding worden uitgeoefend. Voor wat betreft de toegestane bebouwing is aangesloten bij de bestaande situatie. De maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan de bestaande maatvoering op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
4.2.2.19
Dubbelbestemmingen
Het bestemmingsplan bevat enkele dubbelbestemmingen. Deze bestemmingen liggen over andere bestemmingen heen. Met deze dubbelbestemmingen beoogt de gemeente specifieke belangen of waarden in of op de gronden te beschermen. De bestemmingsregels gelden naast elkaar en kunnen tegelijkertijd worden gerealiseerd. Het betreft de volgende belangen en waarden waaraan in het plangebied een dubbelbestemming is toegekend: leidingen: gas, hoogspanning en water; archeologie; ecologie; waterkering. Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De regelingen omtrent buisleidingen zijn afgestemd op dit nieuwe besluit.
Aardgasleiding Er is een dubbelbestemming opgenomen voor de aardgasleiding. Ter plaatse van deze dubbelbestemming mag niet worden gebouwd met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de aardgasleiding. Wel bevat het plan een afwijkingsregel voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) mits het geen kwetsbaar object betreft en de belangen van de leiding niet worden aangetast. Daarnaast is er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden opgenomen om werkzaamheden tegen te gaan die de aardgasleiding kunnen beschadigen.
Hoogspanningsverbinding Ook is er een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de hoogspanningsleiding. Het betreft in dit geval een hoogspanningskabel. Ter plaatse van deze dubbelbestemming is het niet toegestaan om bouwwerken te bouwen. Het plan bevat
58
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
een mogelijkheid om via een omgevingsvergunning af te wijken van dit bouwverbod zodat onder strikte voorwaarden bouwwerken uit onderliggende bestemmingen kunnen worden gerealiseerd. Voorwaarde bij deze afwijking via een omgevingsvergunning is dat de leidingbeheerder worden gehoord.
Waterleiding Voorts bevat het plan een dubbelbestemming voor de waterleiding in het plangebied. Ook hier geldt in beginsel een bouwverbod, tenzij het bouwwerk noodzakelijk is voor het functioneren van de leiding. De inhoud van gebouwen mag daarbij niet meer mag bedragen dan 50 m3; Voor de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
Archeologie Het archeologiebeleid van de gemeente Noordwijkerhout is opgenomen in de Nota Archeologie en bijbehorende archeologische beleidskaart. In deze nota zijn de archeologische waarden van de gemeente Noordwijkerhout beschreven en op welke wijze deze waarden beschermd moeten worden. Deze waarden zijn weergegeven op de archeologische beleidskaart. Op deze beleidskaart is voor de gemeente onderscheid gemaakt in een drietal Archeologisch Waardevolle Verwachtingsgebieden. Van deze gebieden zijn de begrenzing en omvang, maar ook de dichtheid aan archeologische resten, slechts in grote lijnen bekend. De volgende dubbelbestemmingen zijn in het bestemmingsplan opgenomen: Waarde - Archeologie - 1 Waarde - Archeologie - 2 Waarde - Archeologie - 3
De dubbelbestemming om de archeologische waarden te beschermen is voorzien van de navolgende opbouw. Onder het kopje 'bestemmingomschrijving' zijn twee bestemmingsomschrijvingen opgenomen voor zowel de Archeologisch Waardevolle gebieden als de Archeologische verwachtingswaarde. In de bestemmingsomschrijving is geregeld dat de voor de gebieden met de bestemming 'Waarde - Archeologie x' de aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in de bodem. In de bouwregels en in het stelsel van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en/of van werkzaamheden is vervolgens de feitelijke bescherming van de gronden geregeld.
In de praktijk is een bodemingreep of zijn grondwerkzaamheden de reden voor archeologisch onderzoek. Voorbeelden van bodemingrepen zijn graven en het leggen van funderingen. Grondwerkzaamheden omvatten veelal het graven in de grond of het afgraven
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
59
Buitengebied 2015(voorontwerp)
van grond. De gemeente verstrekt de initiatiefnemer gegevens waar in het kader van de ruimtelijke procedure aan moet worden voldaan. Concreet betekent het voorgaande dat de gemeente enkele vereisten stelt voor het onderzoek waar de ingreep gepland is. Het aspect archeologie behoort hiertoe. In eerste instantie vindt er op advies van de gemeente een screening plaats door een door initiatiefnemer te consulteren deskundig adviesbureau. Het bureau toetst het voorgenomen initiatief aan het gemeentelijke archeologisch beleid. Naast een beschrijving bestaat dit beleid uit kaarten waarop archeologisch waardevolle en minder waardevolle gebieden staan aangegeven met een bijbehorend onderzoeksregime. Als blijkt dat de voorgenomen ingreep binnen de vrijstellingsgrenzen valt, is onderzoek niet noodzakelijk. Deze grenzen zijn in de afzonderlijke dubbelbestemmingen nauwgezet vastgelegd. Zo is bijvoorbeeld bij bodemingrepen die dieper gaan dan 30 cm en met een oppervlakte van meer dan 100 m2 archeologisch onderzoek noodzakelijk als de ingreep plaatsvindt in een gebied met de waarde 'Archeologie - Waarde - 1'. De initiatiefnemer dient in dat geval aan te tonen dat er geen archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn. Door middel van een bureauonderzoek wordt een verwachtingsmodel opgesteld, dat in sommige gevallen gevolgd wordt door een veldonderzoek (meestal grondboringen). Daarbij wordt vooraf bepaald waar bodemingrepen gaan plaatsvinden, wat de trefkans is (c.q, het ondernemersrisico) en wordt er een inschatting gemaakt of er in het verleden al bodemingrepen hebben plaatsgevonden.
Ecologie Delen van het plangebied vallen onder het regime van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS). De EHS, een samenhangend natuurnetwerk, bestaande uit onder andere bestaande bos- en natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden, bestaande en nieuwe landgoederen en ecologische verbindingen. De belangrijkste bestaande natuurgebieden in het plangebied maken al deel uit van de EHS. In de verordening van de provincie Zuid-Holland is de realisatie van de EHS aangemerkt als een nationaal en provinciaal belang met als doel de bescherming, instandhouding en verdere ontwikkeling van de biodiversiteit. In het bestemmingsplan heeft de EHS om voornoemde reden de bestemming 'Waarde - Ecologie' gekregen. De bestemming is een doorvertaling van voornoemd nationaal en provinciaal beleid en is afgestemd op de verplichting om de EHS te beschermen conform de regels uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de provinciale verordening. In principe behoren bestaande bebouwing, erven, tuinen en wegen met een gesloten verharding niet tot de EHS.
Voor de gebieden met de bestemming 'Waarde - Ecologie' geldt dat er geen nieuwe ontwikkelingen mogen worden toegelaten die de uiteindelijke realisatie van de EHS onmogelijk maken. Een aantal agrarische gebieden is aangewezen als onderdeel van de EHS. Deze gronden zijn thans (nog) bedrijfsmatig agrarisch grondgebruik. Vanwege de actuele of potentiële natuurwaarden en een kenmerkende of bijzondere hydrologische situatie hebben deze gebieden wel de bestemming 'Waarde - Ecologie' gekregen, maar prevaleert de enkelbestemming 'Agrarisch'. Het huidige agrarische gebruik op deze gronden is toegestaan. Wel geldt ter plaatse het stelsel van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en/of van werkzaamheden met verbodsbepalingen en is er sprake van zeer beperkte ontwikkelingsmogelijkheden in het gebruik van de gronden en de (nieuwe) bebouwing uit oogpunt van behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aanwezige
60
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
natuur- landschaps- en cultuurhistorische waarden ('nee, tenzij-benadering'). Deze gebieden moeten in combinatie met het agrarische gebruik namelijk geschikt blijven voor een toekomstige inrichting als natuurgebied.
Het bestemmingsplan bevat tevens een wijzigingsbevoegdheid voor het college om gronden gelegen binnen de bestemming 'Waarde - Ecologie' te wijzigen naar de bestemming 'Natuur'. Deze keuze is al eerder in deze toelichting gemotiveerd in paragraaf Natuur.
Waterkering Het plan bevat een dubbelbestemming ter bescherming van de gronden gelegen achter de dijk van de Leidsevaart (of Leidse Trekvaart en Haarlemmertrekvaart). De functie van een waterkering is eenvoudig, maar zeer belangrijk, namelijk het water keren en de veiligheid van het erachter gelegen gebied garanderen. Door waterkeringen beschermde gebieden zijn 'binnendijkse gebieden'. De onbeschermde gebieden zijn 'buitendijks'. Ter bescherming van de functie van de waterkering bevatten de regels in het bestemmingsplan voornamelijk verbodsregels. Deze regels garanderen dat er geen werken of werkzaamheden worden uitgevoerd, die de veiligheid van de zone in gevaar brengen. Het bestemmingsplan bevat een afwijkingsmogelijkheid voor bepaalde werkzaamheden. Belangrijke voorwaarde is dat er vooraf overleg plaatsvindt met de waterbeheerder.
4.2.3
Hoofdstuk 3 Algemene regels
4.2.3.1 Inleiding In het hoofdstuk 'Algemene regels' zijn regels opgenomen die betrekking hebben op meerdere of alle bestemmingen in het bestemmingsplan. Dit zijn onder andere de regels die verplicht zijn gesteld in het Besluit ruimtelijke ordening zoals de anti-dubbeltelbepaling. In het navolgende zijn de algemene regels beschreven die specifiek van toepassing zijn op het onderhavige bestemmingsplan.
4.2.3.2 Antidubbeltelbepaling De antidubbeltelregel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het over gebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro). 4.2.3.3 Algemene bouwregels Dit artikel bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen (geen bestemmingsgrenzen zijnde) door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn. Voorts wordt in het tweede lid van dit artikel bepaald dat - indien de maten van gebouwen en bouwwerken, zoals aanwezig op het moment dat het bestemmingsplan wordt
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
61
Buitengebied 2015(voorontwerp)
vastgesteld, meer bedragen dan in de bestemmingsregels bepaald - de aanwezige maatvoering als maximum mag worden behouden. Op deze wijze beoogt de gemeente alle legaal gebouwde bouwwerken positief te bestemmen. In het derde lid van dit artikel is een regeling voor ondergrondse bouwwerken opgenomen. Zo is het toegestaan om onder elk hoofdgebouw, onder voorwaarden, een kelder te bouwen. Omdat voor (bedrijfs)woningen de inhoudsmaat bepalend is en de gemeente het niet nodig acht ondergrondse bouwwerken hieraan te relateren, is bepaald dat de inhoud van een ondergronds bouwwerk geen invloed heeft op hetgeen bovengronds kan worden gerealiseerd. In lid 35.4 zijn regels opgenomen met betrekking tot afstanden tot zijerfscheidingen. De afstand van gebouwen tot de zijerfscheiding mag niet minder dan 3 m bedragen. Door middel van een afwijking bij een omgevingsvergunning kan deze afstand worden verkleind. In het vijfde lid is opgenomen dat in afwijking van de regels in hoofdstuk 2 bruggen gebouwd mogen worden. Bijvoorbeeld ten dienste van fiets- en/of wandelpaden. De breedte van deze bruggen mag niet meer dan 6 m bedragen. Vervolgens zijn in lid 35.6 bepalingen opgenomen ten behoeve van de bescherming van cultuurhistorische waardevolle bebouwing. De cultuurhistorisch waardevolle panden zijn in het plangebied aangeduid met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'. In lid 35.6 is geregeld dat deze panden uitsluitend vergroot of veranderd mogen worden, indien dit niet zichtbaar is vanaf de openbare weg. Daarnaast mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte. Ook is het verboden om deze panden te slopen zonder een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk. In het zevende en het achtse lid zijn ook bepalingen opgenomen met betrekking tot de afstand van woningen ten opzichte van veehouderijbedrijven, maneges en kassen. Deze bepalingen zijn opgenomen ten behoeve de bescherming van het leefklimaat van de woningen.
4.2.3.4 Algemene gebruiksregels In artikel 36 zijn de algemene gebruiksregels opgenomen. In lid 36.1 zijn de activiteiten opgenomen die in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan. Dit lid bevat geen limitatieve opsomming van strijdige activiteiten. Overige activiteiten die niet passen binnen de bestemmingsomschrijvingen van de bestemmingen in Hoofdstuk 2 zijn eveneens in strijd met het bestemmingsplan. In lid 36.2 zijn nadere gebruiksregels opgenomen. Deze bepaling is een nadere invulling van lid 36.1.
4.2.3.5 Algemene aanduidingsregels In de algemene aanduidingsregels worden de regels opgenomen met betrekking tot de gebiedsaanduidingen. De gebiedsaanduidingen worden in de algemene aanduidingsregels geregeld omdat ze betrekking hebben op meerdere bestemmingen.
62
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
De gemeente wenst met deze regels de specifieke waarden, die met deze gronden samenhangen, te behouden en te beschermen. In het bestemmingsregels zijn aanduidingsregels opgenomen voor de aanwezigheid van een molenbiotoop, een grondwaterbeschermingsgebied en een waterwingebied.
Molenbiotoop In het plangebied staat één molen. Net buiten het plangebied in Gemeente Lisse staat ook een molen. Rond de beide molens ligt een molenbiotoop. De molenbiotoop van beide molens ligt wel in het gebied van dit bestemmingsplan. Voor beide molenbiotopen gedt de dubbelbestemming 'vrijwaringszone - molenbiotoop'. De regels bij dit artikel beschermen de omgeving van de molen voor te hoge bebouwing of beplanting. Het gaat om het garanderen van de vrije windvang en het zicht op de molen. De regels bevatten beperkingen aan de hoogte van de bebouwing en de beplanting. De molenbiotoop heeft een maximale omvang van 400 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen. Voor het bepalen van de maximale bouwhoogte is onderscheid gemaakt in een tweetal afstandsmaten, namelijk de zogenoemde 100 meter en de 100 tot 400 meter afstandsmaat. Het artikel bevat tevens een afwijkingsmogelijkheid die ruimte geeft om in bijzondere gevallen af te wijken van de afstandseis. Deze afwijkingsmogelijkheid is onder andere van toepassing als sprake is van een ontwikkeling binnen een molenbiotoop waarbij in de huidige situatie de vrije windvang en het zicht op de molen al zijn beperkt en deze beperkingen niet groter worden of elders binnen de molenbiotoop worden gecompenseerd.
Grondwaterbeschermingsgebied en waterwingebied Het bestemmingsplan bevat twee gebiedsaanduidingen voor het grondwaterbeschermingsgebied en voor het waterwingebied, respectievelijk 'milieuzone grondwaterbeschermingsgebied' en 'milieuzone - waterwingebied'. Beide zones zijn opgenomen ter bescherming van de kwaliteit van het (grond)water. De regels voor de bescherming van het grondwater richten zich op het weren van alle risicovolle functies uit het waterwingebied. In het plangebied gaat het om het grondwaterbeschermingsgebied 'Noordwijk/De Zilk'. De provincie heeft in de Provinciale milieuverordening Zuid-Holland specifieke regels opgenomen voor het gebied. Op de gronden in het grondwaterbeschermingsgebied en waterwingebied is het niet toegestaan zonder omgevingsvergunning een werk uit te voeren, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden om bouwwerken te bouwen, enkele werken en werkzaamheden uitgezonderd.
4.2.3.6 Algemene afwijkingsregels Inleiding In dit artikel wordt het mogelijk gemaakt om af te wijken van de regel dat bouwgrenzen niet mogen worden overschreden. Deze regels zijn opgenomen om meer flexibiliteit in het plan te genereren en kleine afwijkingen van de planregels toch mogelijk te maken.
Maten en bouwgrenzen
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
63
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Om deze afwijking mogelijk te maken kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen. Ook biedt dit artikel de mogelijkheid om via een omgevingsvergunning af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijken op basis van dit artikel is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.
4.2.3.7 Algemene wijzigingsregels Waarde - Archeologie Dit bestemmingsplan biedt het college de bevoegdheid met behulp van een wijzigingsplan de dubbelbestemming Waarde-Archeologie te verwijderen, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Nieuwe Natuur Het bestemmingsplan bevat tevens een wijzigingsbevoegdheid voor het college om gronden gelegen binnen de bestemming 'Waarde - Ecologie' te wijzigen naar de bestemming 'Natuur'. Deze bevoegdheid is opgenomen om nog niet gerealiseerde nieuwe natuur in de EHS in de planperiode van dit bestemmingsplan van een natuurbestemming te voorzien, conform de afspraken met de provincie. In geval van realisatie van nieuwe natuur door middel van agrarisch natuurbeheer is wijziging van de bestemming naar natuur niet aan de orde. Het gebruik van de gronden voor agrarische doeleinden prevaleert in deze gevallen en dan ligt wijziging van de bestemming niet voor de hand.
Vervolgfuncties ter plaaste van bouwvlakken Ook bevat het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid voor het college om gronden gelegen binnen de (agrarische) bedrijfsbestemmingen te wijzigen naar vervolgsfuncties. De praktijk leert dat het vinden van passende vervolgfuncties voor vrijkomende bedrijfscomplexen van handels- en exportbedrijven en overige aan het bollencomplex verwante bedrijven een lastige opgave is. De ligging van deze complexen, de schaalgrootte en omvang en aard van de bebouwing, leiden er vaak toe dat een zinvol hergebruik binnen financieel-economische randvoorwaarden niet mogelijk is. Wensen en ontwikkelingen ten aanzien van hergebruik van deze complexen kunnen mogelijk worden gemaakt door middel van een wijzigingsplan, mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in de in artikel 39.3 opgenomen wijzigingsbevoegdheid. De mogelijkheden hiervoor, die reeds in het bestemmingsplan Buitengebied uit 2005 zijn opgenomen, zijn in het voorliggend bestemmingsplan overgenomen.
4.2.3.8 Overige regels Parkeerregels gemeente Noordwijkerhout Op 29 november 2014 is de Reparatiewet BZK 2014 (Stb. 2014-458) van kracht geworden. Dit heeft tot gevolg dat onder andere de regeling aangaande parkeergelegenheid en laad-
64
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
en los mogelijkheden bij of in gebouwen in de Bouwverordening van de gemeente Noordwijkerhout per 1 juli 2018 in het geheel vervalt. Voor nieuwe bestemmingsplannen en beheersverordeningen die na 28 november 2014 zijn of worden vastgesteld, gelden de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder de parkeerregeling) ook niet meer. Dit betekent dat er vanaf die datum in de bestemmingsplannen zelf, voor zover nodig, moet zijn voorzien in parkeerregelingen. In dit verband is er in de overige regels van dit bestemmingsplan een parkeerregeling opgenomen waardoor de gemeente de mogelijkheid heeft om met name bij gebruiksverandering, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het in dit plan opgenomen afwijkingen en wijzigingen te toetsen op parkeergelegenheid, zodat er geen problemen ontstaan in de openbare ruimte. Bij een dergelijke ontwikkeling zal de gemeente veelal de parkeernormen, die zijn opgenomen in de recentste CROW publikatie: Parkeercijfers basis voor parkeernormeringen toepassen. In deze publikatie zijn richtlijnen aangegeven hoeveel parkeerplaatsen er moeten worden aangelegd op eigen terrein en hoeveel plaatsen er worden aangelegd in openbaar gebied.
4.2.4
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregel aan de orde (artikel 41 en 42).
Overgangsregels Het overgangsrecht is opgenomen conform artikel 3.2.1 en artikel 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. De overgangsregels regelen het overgangsrecht voor de bebouwing en het gebruik van de bebouwing in het plangebied. Uit oogpunt van behoorlijk bestuur dienen bestaande bebouwing en bestaand gebruik, welke afwijken van de in het bestemmingsplan opgenomen regels, te kunnen worden voortgezet (overgangsregels). Op enkele percelen is de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – persoonsgebonden overgangsrecht' opgenomen vanwege het gebruik van de woning ten behoeve van burgerbewoning.
Slotregel De slotbepaling geeft aan onder welke benaming de regels kunnen worden aangehaald. Overigens wordt voor beide regelingen verwezen naar de betreffende regels.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
65
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Hoofdstuk 5 5.1
Uitvoerbaarheid
Economische uitvoerbaarheid
Voorliggend bestemmingsplan betreft hoofdzakelijk het planologisch vastleggen van de bestaande situatie. Voor de gemeente brengt de ontwikkeling van dit bestemmingsplan daarom alleen plankosten met zich mee. Deze kosten worden betaald uit de algemene middelen. Op grond van afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren indien het bestemmingsplan een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) mogelijk maakt.
Nieuwbouw of uitbreiding van een woning of een hoofdgebouw zijn onder meer bouwplannen. In het bestemmingsplan Buitengebied worden dergelijke bouwmogelijkheden mogelijk gemaakt. De vraag rijst of voor deze bouwmogelijkheden een verplichting geldt om een exploitatieplan op te stellen of zijn de kosten anderszins verzekerd? Het bestemmingsplan Buitengebied biedt (beperkt) mogelijkheden om agrarische bouwvlakken te vergroten. Door het verruimen van deze bouwvlakken kunnen nieuwe hoofdgebouwen gerealiseerd worden. Gezien het voorgaande zijn ook hoofdgebouwen bouwplannen in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Nota van toelichting bij het Bro wordt gesteld dat de eerste bouwaanvraag, die tot gevolg heeft dat het perceel in gebruik wordt genomen, wordt aangemerkt als de aanvraag voor een hoofdgebouw. Dat er in een later stadium op hetzelfde perceel nog een gebouw wordt gebouwd dat zal fungeren als hoofdgebouw doet niet ter zake. De exploitatiebijdrage voor het kostenverhaal dient te worden verbonden aan de eerste bouwaanvraag, dus als het agrarisch bouwperceel in gebruik wordt genomen. Dit heeft tot gevolg dat voor bouwmogelijkheden die ontstaan doordat bouwvlakken vergroot worden, geen kostenverhaal nodig is. Er worden immers geen nieuwe bouwvlakken gerealiseerd. Deze gebouwen zijn niet aan te merken als hoofdgebouwen in de zin van artikel 6.2.1 Bro. In voorliggend bestemmingsplan worden in deze zin geen nieuwe bouwplannen mogelijk gemaakt.
Overige ontwikkelingen die zich voordoen in het plangebied zullen uitsluitend onder de wijzigingsregels vallen. Uit het voorgaande blijkt dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan nog niet hoeft vast te staan dat deze kosten worden verhaald. Bij de toepassing van de wijzigingsregels zal eerst worden bezien of er een kostenverhaalovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbevoegdheden een exploitatieplan vast te stellen.
Voor het bestemmingsplan Buitengebied is het niet nodig om een exploitatieplan op te stellen. De te verhalen kosten zijn anderszins verzekerd of de bouwmogelijkheden zijn niet aan te merken als een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro.
66
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
De kosten voor het opstellen van onderhavig plan komen voor rekening van de gemeente.
5.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Inleiding Zoals reeds verantwoord en beschreven in paragraaf Wijze waarop burgers en instanties zijn betrokken (communicatie) zijn burgers en maatschappelijke organisaties op verschillende momenten betrokken bij de voorbereiding en ontwikkeling van het bestemmingsplan. Dit hoofdstuk bevat een verantwoording van de gevoerde procedures.
Discussiebijeenkomsten In de voorbereiding is een drietal bijeenkomsten gehouden met vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties uit het plangebied en leden van het gemeentebestuur (gemeenteraad en college van burgemeester en wethouders). De uitkomsten uit deze debatten zijn beschreven in een evaluatiebrief, gericht aan de gemeenteraad en verwerkt in het bestemmingsplan.
Vooroverleg over toekenning bouwvlakken voor bedrijven Ook de resultaten uit het vooroverleg met de (agrarische) ondernemers over het bouwvlak voor hun perceel zijn vertaald in het bestemmingsplan.
Inspraak op en overleg met instanties over voorontwerp van het bestemmingsplan In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de resultaten uit de inspraak en het vooroverleg met instanties. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan In deze paragraaf wordt te zijner tijd een beschrijving opgenomen van de resultaten uit de formele procedure. Gedurende de periode dat het plan ter inzage ligt kan eenieder schriftelijk of mondeling een zienswijze indienen. De beantwoording van de zienswijzen zal plaatsvinden in de 'Nota beoordeling zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Buitengebied'. Deze paragraaf zal een beknopte samenvatting hiervan bevatten.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
67
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Eindnoten
1. Waaronder ook plattelandswoningen.
68
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Inhoudsopgave Regels
Regels
5
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22 Artikel 23 Artikel 24 Artikel 25 Artikel 26 Artikel 27 Artikel 28 Artikel 29 Artikel 30 Artikel 31 Artikel 32 Artikel 33
Bestemmingsregels Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1 Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 2 Agrarisch - Glastuinbouw - Bollenzone 1 Agrarisch - Glastuinbouw - Bollenzone 2 Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - Waardevolle graslanden Bedrijf Bedrijf - Agrarisch aanverwant Bedrijf - Handels- en exportbedrijf Cultuur en ontspanning Detailhandel - Tuincentrum Groen Horeca Maatschappelijk Natuur Recreatie - Dagrecreatie Recreatie - Verblijfsrecreatie Sport Tuin Verkeer Water Water - Woonschepenligplaats Wonen Wonen - Landgoed Leiding - Gas Leiding - Hoogspanning Leiding - Water Waarde - Archeologie - 1 Waarde - Archeologie - 2 Waarde - Archeologie - 3 Waarde - Ecologie Waterstaat - Waterkering
21 21 28 35 40 45 51 55 58 61 64 66 67 70 72 74 77 80 83 84 85 86 87 89 91 93 96 98 100 102 104 106
Hoofdstuk 3 Artikel 34 Artikel 35 Artikel 36 Artikel 37 Artikel 38 Artikel 39 Artikel 40
Algemene regels Antidubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene aanduidingsregels Algemene afwijkingsregels Algemene wijzigingsregels Overige regels
108 108 109 113 114 116 117 122
2
6 6 19
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Hoofdstuk 4 Artikel 41 Artikel 42
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht Slotregel
123 123 124
Bijlage bij de regels Bijlage 1
Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2
Staat van horeca-acitiviteiten
Bijlage 3
Beplantingsplan Schippersvaartweg 34
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
3
Buitengebied 2015(voorontwerp)
4
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Regels
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
5
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Inleidende regels
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: 1.1
plan
Het bestemmingsplan Buitengebied 2015 met identificatienummer NL.IMRO.0576.BP201400028-0001 van de gemeente Noordwijkerhout.
1.2
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een Figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5
aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in vorm en bouwkundig opzicht te onderscheiden en architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.6
aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is, met uitsluiting van detailhandel.
1.7
afgraven en ophogen van de bodem
het verrichten van handelingen, waardoor de hoogteligging van een terrein of de bodem van een water (al dan niet tijdelijk) wordt verlaagd. Hieronder wordt niet begrepen: a. de werkzaamheden, die in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering worden verricht zoals (diep)ploegen en frezen; b. het maken van ondiepe (circa 1 meter) en weder te dichten sleuven en gaten voor het leggen van buizen, drainagebuizen en kabels; c. het reguliere onderhoud aan watergangen (baggerwerkzaamheden).
6
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
1.8
agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in: a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt; b. bollenteelt: 1. de teelt van bloembollen, bolbloemen en knolgewassen; 2. de teelt van snijbloemen en van vergelijkbare laag blijvende eenjarige en vastbloeiende tuinplanten; 3. de teelt van vollegronds tuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt; niet zijnde sierteelt, boomkwekerij/-teelt, fruitteelt en bosbouw; 4. broeierijen als onderdeel van een grondgebonden bollenteeltbedrijf; c. boomkwekerij/-teelt: de teelt van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan; d. bosbouw: de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie; e. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond; f. gemengd teeltbedrijf: een bedrijf dat in gelijke mate zowel gericht is op het duurzaam en intensief telen van bloembollen, bolbloemen, snijbloemen en van vergelijkbare laagblijvende eenjarige en vastbloeiende tuinplanten in zowel de volle grond als onder glas, alsmede van vollegronds tuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt en dat ten minste 3.000 m² glas duurzaam in gebruik heeft; g. stekbedrijven: bedrijven die nagenoeg geheel gericht zijn op het vermeerderen van vaste planten tot het stadium van uitgangsmateriaal en dat ten minste 3.000 m² glas duurzaam in gebruik heeft; h. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder ook begrepen het fokken van paarden en het houden van geiten en schapen; i. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen; j. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht; k. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel; l. sierteelt: de teelt van wintergroene siergewassen, alsmede sierstruiken en sierbomen.
1.9
agrarisch deskundige
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van landbouw en tuinbouw.
1.10
agrarisch handels- en exportbedrijf
een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op de handel in en de export van producten uit de bollenteelt en dat daartoe beschikt over faciliteiten ten behoeve van het vervoer, de opslag, de be- en verwerking of de afzet van agrarische producten zoals transport- en opslagbedrijven, koelhuizen en dergelijke, een en ander voor zover de be- en verwerking van agrarische producten valt binnen de categorieën 1 en 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
7
Buitengebied 2015(voorontwerp)
1.11
agrarisch hulpbedrijf
een bedrijf dat rechtstreeks ten dienste staat van agrarische bedrijven en gericht is op het opslaan van goederen en het leveren van goederen en/of diensten aan agrarische bedrijven (agrarische handels- en exportbedrijven daaronder niet begrepen).
1.12
agrarisch loonbedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur.
1.13
archeologisch deskundige
professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma's van Eisen op te stellen en te toetsen.
1.14
archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of opgravingsvergunning beschikt.
1.15
namens
een
dienst
of
instelling
die
over
een
archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.16
balkon
een boven de grond gelegen, open ruimte met balustrade aan of in de buitenmuur van een gebouw.
1.17
bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.18
bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.19
bed & breakfast
een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor recreatief nachtverblijf en ontbijt waarbij sprak is van maximaal 3 kamers en 6 personen.
8
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
1.20
bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen dan wel het bedrijfsmatig leveren van diensten, aan-huis-gebonden beroepen daar niet onder begrepen.
1.21
bedrijfseconomisch deskundige
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen algemeen erkende en onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake bedrijfseconomische activiteiten.
1.22
bedrijfswoning
een woning bij een hoofdgebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een arbeidskracht, wiens/wier huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein duurzaam noodzakelijk is.
1.23
belemmeringenstrook
een strook grond of water waaraan beperkingen kunnen worden opgelegd in verband met de veiligheid van de leidingen.
1.24
bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.25
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.26
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.27
Bevi-inrichting
bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.28
bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
9
Buitengebied 2015(voorontwerp)
1.29
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.30
bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.31
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.
1.32
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.
1.33
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.34
bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand eenlaags gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.35
café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.36
consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.37
cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
10
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
1.38
dakkapel
een ondergeschikte toevoeging aan een dakvlak, vooral bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten.
1.39
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
1.40
dove gevel:
een gevel zoals omschreven in de Wet geluidhinder.
1.41
duurzaam in gebruik zijnde teeltgronden
gronden die in eigendom zijn of voor een periode van ten minste 5 jaar gepacht of gehuurd worden en die gelegen zijn in de Greenport inclusief de zuidelijke en noordelijke uitloper.
1.42
erker
een ondergeschikt uitgebouwd gedeelte (uitbouw) van een woning aan een gevel, in één bouwlaag.
1.43
evenement
een gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.
1.44
extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.45
wandelen,
fietsen,
skaten,
gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
11
Buitengebied 2015(voorontwerp)
1.46
gemengd teeltbedrijf
een bedrijf dat gericht is op het duurzaam en intensief telen van zowel bloembollen, bolbloemen, snijbloemen als van vergelijkbare laagblijvende eenjarige en vaste bloeiende tuinplanten, met uitzondering van sierteelt, in zowel de volle grond als onder glas, alsmede van vollegrondstuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt en dat ten minste 3.000 m² glas duurzaam in gebruik heeft.
1.47
grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond.
1.48
hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwvlak door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.49
hoogspanningsleiding
een kabel/leiding met een spanningsniveau hoger dan of gelijk aan 150 kiloVolt.
1.50
horecabedrijf
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.
1.51
hotel
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
1.52
hoveniersbedrijf
een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.
1.53
huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
1.54
kamerverhuur
a. een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbende en de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te
12
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging; b. een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en dat elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele ge-meenschappelijke voorzieningen; onder de definitie van kamerverhuur valt niet: 1. de verhuur van één of twee kamers door de bewoner of eige-naar/bewoner van een woning aan niet meer dan in totaal vier personen, dit mits de gezamenlijke woonvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van totale woonvloeroppervlakte van de woning, zulks met een maximum van 40 m²; door het gemeentebestuur wordt degene aangewezen die in het kader van deze regels als bewoner wordt aangemerkt; 2. de verhuur van (een gedeelte van) de woning ten behoeve van ver-blijfsrecreatie.
1.55
kampeermiddelen
niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.56
kantoor
voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.57
kas
een bouwwerk geheel of gedeeltelijk van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,8 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog-, schuur- en gaaskassen daaronder begrepen.
1.58
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.59
kweektunnels
halfronde of min of meer halfronde, verplaatsbare constructies met een hoogte van maximaal 1,8 m, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, bestemd voor het voortrekken en/of beschermen van gewassen of het opkweken van plantmateriaal.
1.60
kwetsbaar object
een object als bedoeld in artikel 1, sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
13
Buitengebied 2015(voorontwerp)
1.61
landgoedwinkel
streekwinkel op een landgoed, waar producten worden verkocht die afkomstig zijn van het landgoed of de streek.
1.62
landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.63
maaiveld
de gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan.
1.64
manege
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.
1.65
natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.66
nevenfunctie
naast de hoofdfunctie van een agrarisch bedrijf functionerende tak, welke dient bij te dragen aan het inkomen van het agrarische bedrijf, ondergeschikt dient te zijn aan de agrarische hoofdfunctie van het bedrijf in inkomsten, oppervlakte en/of tijdsbesteding en verbonden dient te zijn aan de teeltgrond en/of het bouwvlak (erf en/of overige gronden).
1.67
nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.68
ondersteunend glas
glazen en plastic kassen met een goothoogte hoger dan 1,8 m, waaronder begrepen tunnelkassen, rolkassen, gaaskassen, regenkappen.
14
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
1.69
opslag
het opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen.
1.70
overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak en met ten hoogste aan één zijde een gesloten wand.
1.71
paardenhouderij
een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden.
1.72
peil
a. voor gebouwen binnen 10 m uit de kant van de weg: de hoogte van de kruin van de weg; b. voor overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijke voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven. 1.73
recreatiewoning
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruik voor recreatieve doeleinden.
1.74
relatie
bouwvlakken ten behoeve van agrarische bedrijven die verbonden zijn door middel van de aanduiding 'relatie', worden geacht één bouwvlak voor één bedrijf te vormen.
1.75
restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.76
rolkassen
op rails verrijdbare kassen die met ten minste één positie gevestigd zijn in het bouwvlak.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
15
Buitengebied 2015(voorontwerp)
1.77
seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-porno-grafische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seks-bioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.78
stacaravan
een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.79
stekbedrijf
een agrarisch bedrijf dat nagenoeg geheel gericht is op het vermeerderen van vaste planten tot het stadium van uitgangsmateriaal.
1.80
terrein en erfafscheiding
bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient ter afscheiding van een erf of terrein, daaronder begrepen een afrastering van een deel van een erf of terrein.
1.81
tuincentrum
een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.
1.82
verblijfsmiddelen
voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.
1.83
volkstuinen
gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.
1.84
volwaardig agrarisch bedrijf
een duurzaam agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volledige arbeidskracht die binding heeft met het agrarische bedrijf, met een daarbij passende bedrijfsomvang.
16
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
1.85
voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.86
voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die gelijk is aan de afstand van het bestaande voorste gebouw tot de weg.
1.87
watergang
een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.
1.88
waterkering
een voorziening om water tegen te houden, zoals een dijk en een dam.
1.89
weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.90
Wgh-inrichting
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
1.91
woning of wooneenheid
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.92
woonschip
elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf.
1.93
zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
17
Buitengebied 2015(voorontwerp)
18
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1
afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2
bouwhoogte van een antenne-installatie
a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie; b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3
bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4
breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
2.5
dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6
goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, danwel de snijlijn van het dakvlak en de gevellijn. Indien zich op een dakschild één of meerdere dakkapellen of dakopbouwen bevinden, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 60% van de breedte van de gevel waarop het betreffende dakschild rust, is de gootlijn van de dakkapel c.q. dakopbouw bepalend voor de goothoogte.
2.7
bouwhoogte van een woonschip
vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
19
Buitengebied 2015(voorontwerp)
2.8
inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.10
oppervlakte van een woonschip
tussen de buitenzijde van de zijwanden, neerwaarts geprojecteerd op het niveau van het waterpeil.
2.11
vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
2.12
ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, fundering, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 m bedraagt.
20
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Hoofdstuk 2
Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de uitoefening van een bollenteeltbedrijf, met dien verstande dat bollenteelt door middel van kweektunnels uitsluitend is toegestaan: 1. binnen de bouwvlakken; 2. buiten de bouwvlakken, uitsluitend in de periode van oktober tot en met maart; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - gemengd teeltbedrijf': tevens de uitoefening van gemengde teeltbedrijven; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - stekbedrijf': tevens de uitoefening van stekbedrijven; d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hulp en of loonbedrijf': een hulp en of loonbedrijf voor agrarische bedrijven; e. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van: 1. bollenvelden; 2. grootschalige openheid; 3. kenmerkende landschapsstructuur; 4. natuur- en landschapselementen in de vorm van houtwallen en -singels, geriefhoutbosjes en overige groenvoorzieningen; f. bedrijfswoning, met dien verstande dat: 1. het aantal bedrijfswoningen niet meer bedraagt dan het bestaande aantal per bouwvlak, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarvoor geldt dat het maximum aantal aangegeven woningen per bouwvlak is toegestaan; 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', uitsluitend een bedrijfswoning is toegestaan; 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoningen zijn toegestaan; g. 2 appartementen in de bestaande bedrijfsgebouwen op het adres Westeinde 14 te Noordwijkerhout; h. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen; met daaraan ondergeschikt: i. j.
aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten; de in tabel 3.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing en gronden, die in gebruik mogen worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.
Tabel 3.1 nevenfunctie
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
maximaal aantal m²
21
Buitengebied 2015(voorontwerp)
gronden in gebruik voor nevenfunctie
bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
verkoop-aan-huis van eigen agrarische producten (eventueel be- of verwerkt)
-
100
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing
-
500
alle gronden
100
agrarisch natuur- en landschapsbeheer - = Niet van toepassing.
3.2
Bouwregels
a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd: 1. gebouwen; 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. b. Voor het bouwen geldt het volgende: 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat: gebouwen uitsluitend in of achter de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; bedrijfswoningen uitsluitend in de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken, geen gebouwen zijnde' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd; 3. op de gronden welke niet zijn gelegen binnen het bouwvlak of niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken, geen gebouwen zijnde' mogen uitsluitend terreinafscheidingen, windschermen en rolkassen worden gebouwd, mits de rolkassen een basis hebben binnen het bouwvlak; 4. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 3 zijn ter plaatse van de aanduiding 'kas' kassen toegestaan; 5. op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitsluitend rolkas' mogen uitsluitend rolkassen worden gebouwd; 6. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitsluitend ondersteunend glas' mogen uitsluitend kassen ten behoeve van ondersteunend glas worden gebouwd; c. overigens geldt het volgende: max. oppervlak
max. inhoud max. max. goothoogte bouwhoogte
bedrijfswoning (inclusief aanuitbouwen, aangebouwde bijgebouwen)
-
750 m³
4,5 m
8m
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen
50 m2
-
4,5 m
8m
22
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
bedrijfsgebouwen, géén glas of ondersteunend glas zijnde
- 250 m² per hectare duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond met een maximum van 3.000 m². * - indien de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak m2' dan mag de oppervlakte niet meer bedragen dan is aangegeven.
8 m, dan wel niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'.
10 m, dan wel niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'.
ondersteund glas
3.000 m²
-
6m
8 m, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bouwhoogte geldt
ondersteunend glas bestaand behorende bij gemengde teeltbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch gemengd teeltbedrijf'
-
6m
8 m, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bouwhoogte geldt
5.000 m² glas en bedrijfsgebouwen per hectare duurzaam in gebruik zijnde teeltgronden met een maximum van 10.000 m² waarvan maximaal 3.000 m² bedrijfsgebouwen
6m
10 m, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van kassen 8 m bedraagt, tenzij de bestaande bouwhoogte van kassen meer bedraagt, in welk geval de bestaande bouwhoogte geldt
kassen en overige bedrijfsgebouwen ten behoeve van stekbedrijven ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van agrarisch stekbedrijf'
kassen ter plaatse van bestaand de aanduiding 'kas'
-
6m
8m
kweektunnels
-
-
1,8 m
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
-
23
Buitengebied 2015(voorontwerp)
windschermen
-
-
-
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevelrooilijn - buiten bouwvlakken - overige plaatsen
-
-
-
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
-
2m
1m 1m 2m -
3m
- = Niet van toepassing. * = Dan wel zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
3.3
Afwijken van de bouwregels
3.3.1
Ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 3.2 onder a, met inachtneming van het volgende: a. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist; b. het bouwvlak mag eenmalig worden overschreden met niet meer dan 25 m, met dien verstande dat het maximum oppervlak van de overschrijding ten hoogste 100 m² bedraagt; c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt; d. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 3.1 niet onevenredig worden aangetast; e. wijziging wordt niet toegepast alvorens een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de bollencompensatie.
3.3.2
Ten behoeve van vergroten goot- en bouwhoogte
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder a, teneinde een de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en/of kassen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te vergroten met maximaal 10%, met inachtneming van het volgende: a. een grotere goot- en bouwhoogte is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; b. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 3.1 niet onevenredig worden aangetast.
24
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
3.3.3
Ten behoeve van een eerste agrarische bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van de bouw van een 1e agrarische bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende: a. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'; b. afwijken is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf waar permanente toezicht vereist is; c. de bedrijfswoning dient noodzakelijk te zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is; d. afwijken is uitsluitend toegestaan indien er nog niet eerder een eerste agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest; e. de initiatiefnemer dient met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aan te tonen dat aan het gestelde onder b en c wordt voldaan; f. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; g. de bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
3.4
Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. de teelt van ruwvoeder anders dan gras ten behoeve van de eenjarige wisselteelt als onderdeel van het bollenteeltbedrijf, is niet toegestaan; b. het is verboden de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding bouwwerken, geen gebouwen zijnde' te gebruiken of te laten gebruiken voor de opslag van goederen; c. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²; d. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan; e. het gebruik van afdekfolies is toegestaan; f. de nevenfunctie bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de bedrijfswoning; g. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 50 m².
3.5
Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1
Ten behoeve van nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van de in tabel 3.2 genoemde nevenfuncties, met inachtneming van de tabel en het volgende: a. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing; b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan een bouwvlak; c. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt; e. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan; f. in afwijking van sub a en e geldt dat buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie 'handels- en exportbedrijf' wel is toegestaan mits de opslag plaatsvindt binnen het
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
25
Buitengebied 2015(voorontwerp)
bouwvlak en achter de voorgevelrooilijn; g. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking; h. parkeren dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaats te vinden; i. uitoefening van de nevenfunctie dient door de betreffende agrariër te worden uitgevoerd; j. detailhandel is uitsluitend toegestaan als onderschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie; k. horeca is uitsluitend toegestaan als onderschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie; l. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 500 m² en mag er niet meer dan 4.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen; m. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
Tabel 3.2 nevenfunctie
maximaal aantal m² gronden in gebruik voor nevenfunctie
agrarisch handels- en exportbedrijf
bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie 200
agrarisch hulp- en nevenbedrijf
-
200
agrarisch loonbedrijf
-
200
alle gronden
100
opslag en stalling van niet-agrarische producten
-
500
kano-, (roei- of elektrische) boot- of fietsenverhuur
-
100
wandel- of ruiterpaden over het boerenland
-
-
bed & breakfast
-
maximaal 3 kamers en 6 personen in de woning
bezoekerscentrum
-
100
sociale functie
-
200
blauwe diensten
- = Niet van toepassing.
26
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
3.5.2
Algemene bevoegdheid tot afwijken ten behoeve van nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in de tabellen 3.1 en 3.2 teneinde nevenfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge de tabellen 3.1 en 3.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 3.5.1.
3.5.3
Plattelandswoning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van wonen, anders dan ten behoeve van het agrarische bedrijf zoals is bedoeld in artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, in een voormalige agrarische bedrijfswoning, met dien verstande dat: a. het aantal (bedrijfs)woningen op het desbetreffende perceel niet toeneemt; b. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van: 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 2. het landschaps- en bebouwingsbeeld.
3.6
Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1
wetgevingzone - wijzigingsgebied
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone wijzigingsgebied' de aldaar voorkomende bestemming(en) te wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie landschapspark' met dien verstande dat: a. planwijziging uitsluitend wordt toegepast indien alle bollenteeltgrond die verloren gaat, gecompenseerd wordt en wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 1. de gronden moeten een gelijkwaardige agrarische kwaliteit hebben als de verloren gegane grond; 2. de vervangende grond moet ook op langere termijn beschikbaar zijn; 3. de bollenteelt ter plaatse moet passen binnen de normen voor waterkwaliteit; b. planwijziging wordt uitsluitend toegepast indien de ruimtelijke kwaliteit van het gebied verbetert en geen aantasting plaatsvindt van bestaande of te ontwikkelen bijzondere waarden (landschappelijke, natuurwetenschappelijke of cultuurhistorische waarden) in het gebied of de directe omgeving daarvan; c. ter onderbouwing van het op te stellen wijzigingsplan, een inrichtings- en beplantingsplan wordt opgesteld waarin tot uitdrukking komt op welke wijze invulling wordt gegeven aan het voornemen ter plaatse een landschapspark met golfbaan en ecologische verbindingszone tot stand te brengen; d. karakteristieke en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing niet wordt gesloopt; e. ter plaatse uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 3 m, met uitzondering van een driving-range die een maximale bouwhoogte van 8,5 m mag hebben en de palen van de veiligheidsnetten met een maximale hoogte van 18 m; f. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid ter toetsing wordt voorgelegd aan de agrarische deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a wordt voldaan en aan de natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder b wordt voldaan.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
27
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 4 4.1
Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de uitoefening van een bollenteeltbedrijf, met dien verstande dat bollenteelt door middel van kweektunnels uitsluitend is toegestaan binnen de bouwvlakken; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - gemengd teeltbedrijf': tevens de uitoefening van gemengde teeltbedrijven; c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - handels- en exportbedrijf': een bedrijf dat zich bezig houdt met handel en/of export van agrarische producten; d. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van: 1. bollenvelden; 2. grootschalige openheid; 3. kenmerkende landschapsstructuur; 4. natuur- en landschapselementen in de vorm van houtwallen en -singels, geriefhoutbosjes en overige groenvoorzieningen; e. bedrijfswoning, met dien verstande dat: 1. het aantal bedrijfswoningen niet meer bedraagt dan het bestaande aantal per bouwvlak, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarvoor geldt dat het maximum aantal aangegeven woningen per bouwvlak is toegestaan; 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', uitsluitend een bedrijfswoning is toegestaan; 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoningen zijn toegestaan; f. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen; met daaraan ondergeschikt: g. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten; h. de in tabel 4.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing en gronden, die in gebruik mogen worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.
Tabel 4.1 nevenfunctie
maximaal aantal m² gronden in gebruik voor nevenfunctie
bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
verkoop-aan-huis van eigen agrarische producten (eventueel be- of verwerkt)
-
100
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing
-
500
28
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
agrarisch natuur- en landschapsbeheer
alle gronden
100
- = Niet van toepassing.
4.2
Bouwregels
a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd: 1. gebouwen; 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. b. Voor het bouwen geldt het volgende: 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat: gebouwen uitsluitend in of achter de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; bedrijfswoningen uitsluitend in de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken, geen gebouwen zijnde' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd; 3. op de gronden welke niet zijn gelegen binnen het bouwvlak of niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken, geen gebouwen zijnde' mogen uitsluitend terreinafscheidingen, windschermen en rolkassen worden gebouwd, mits de rolkassen een basis hebben binnen het bouwvlak; 4. op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zonder ondersteunend glas' is de bouw van kassen ten behoeve van ondersteunend glas niet toegestaan; 5. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitsluitend ondersteunend glas' mogen uitsluitend kassen ten behoeve van ondersteunend glas worden gebouwd; c. overigens geldt het volgende: max. oppervlak
max. inhoud max. max. goothoogte bouwhoogte
bedrijfswoning (inclusief aanuitbouwen, aangebouwde bijgebouwen)
-
750 m³
4,5 m
8m
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen
50 m2
-
4,5 m
8m
8m
10 m
bedrijfsgebouwen, géén 250 m² per hectare glas of ondersteunend duurzaam in gebruik glas zijnde zijnde teeltgrond met een maximum van 3.000 m² *
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
29
Buitengebied 2015(voorontwerp)
ondersteund glas
3.000 m²
-
6m
8 m, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bouwhoogte geldt
ondersteunend glas behorende bij gemengde teeltbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch gemengd teeltbedrijf'
bestaand
-
6m
8 m, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bouwhoogte geldt
kweektunnels
-
-
-
1,8 m
windschermen
-
-
-
2m
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevelrooilijn - buiten bouwvlakken - overige plaatsen
-
-
-
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
-
1m 1m 2m -
3m
- = Niet van toepassing. * = Dan wel zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
4.3
Afwijken van de bouwregels
4.3.1
Ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 4.2 onder a, met inachtneming van het volgende: a. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist; b. het bouwvlak mag eenmalig worden overschreden met niet meer dan 25 m, met dien verstande dat het maximum oppervlak van de overschrijding ten hoogste 100 m² bedraagt; c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt; d. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de
30
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 4.1 niet onevenredig worden aangetast; e. wijziging wordt niet toegepast alvorens een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de bollencompensatie.
4.3.2
Ten behoeve van vergroten goot- en bouwhoogte
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder a, teneinde een de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en/of kassen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te vergroten met maximaal 10%, met inachtneming van het volgende: a. een grotere goot- en bouwhoogte is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; b. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 4.1 niet onevenredig worden aangetast.
4.3.3
Ten behoeve van uitbreiding oppervlakte bedrijfsbebouwing
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 teneinde de maximale oppervlaktemaat van 3.000 m² voor bedrijfsgebouwen, géén glas of ondersteunend glas zijnde, te kunnen vergroten tot maximaal 6.000 m², met inachtneming van het volgende: a. verzoek tot afwijking wordt uitsluitend verleend voor teeltbedrijven die over meer dan 12 ha duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond beschikken; b. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, géén glas of ondersteunend glas zijnde, mag maximaal 125 m² per hectare duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond bedragen; c. de vergroting van de oppervlakte bedrijfsgebouwen dient daadwerkelijk noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering; d. een verzoek om een afwijking bij een omgevingsvergunning voor uitbreiding van de oppervlakte bedrijfsgebouwen wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige: 1. omtrent de vraag hoeveel ha teeltgrond bij het betreffende bedrijf duurzaam in gebruik is; 2. omtrent de vraag of deze vergroting daadwerkelijk noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. e. de nieuwe bedrijfsgebouwen dienen in aansluiting op de bestaande gebouwen te worden gebouwd; f. uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bouwvlak; g. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 4.1 niet onevenredig worden aangetast.
4.3.4
Ten behoeve van uitbreiding oppervlakte glas
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 teneinde de maximale oppervlaktemaat van glas voor gemengde teeltbedrijven te vergroten, met inachtneming van het volgende: a. verzoek tot afwijking wordt uitsluitend verleend voor volwaardige gemengde teeltbedrijven welke zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
31
Buitengebied 2015(voorontwerp)
agrarisch - gemengd teeltbedrijf'; b. de vergroting van de oppervlakte glas dient daadwerkelijk noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering; c. een verzoek om een afwijking bij een omgevingsvergunning voor vergroting van de oppervlakte glas wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige, omtrent de vraag of aan het onder a gestelde is voldaan; d. de nieuwe glasopstanden dienen in aansluiting op de bestaande gebouwen te worden gebouwd; e. nieuwe glasopstanden dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden; f. de totale oppervlakte glas bedraagt ten hoogste 6.000 m²; g. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 4.1 niet onevenredig worden aangetast.
4.3.5
Ten behoeve van bouwmogelijkheden buiten het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 teneinde kweektunnels buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende: a. de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder d mogen niet onevenredig worden aangetast; b. wat betreft de maatvoering wordt aangesloten bij het bepaalde in 4.2.
4.3.6
Ten behoeve van een eerste agrarische bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van de bouw van een 1e agrarische bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende: a. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'; b. afwijken is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf waar permanente toezicht vereist is; c. de bedrijfswoning dient noodzakelijk te zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is; d. afwijken is uitsluitend toegestaan indien er nog niet eerder een eerste agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest; e. de initiatiefnemer dient met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aan te tonen dat aan het gestelde onder b en c wordt voldaan; f. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; g. de bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
4.4
Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. de teelt van ruwvoeder anders dan gras ten behoeve van de eenjarige wisselteelt als onderdeel van het bollenteeltbedrijf, is niet toegestaan; b. het is verboden de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding bouwwerken, geen gebouwen zijnde' te gebruiken of te laten gebruiken voor de opslag van goederen; c. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
32
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
d. e. f. g.
per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan; het gebruik van afdekfolies is toegestaan; de nevenfunctie bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de bedrijfswoning; de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige; bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 50 m².
4.5
Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1
Ten behoeve van nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van de in tabel 4.2 genoemde nevenfuncties, met inachtneming van de tabel en het volgende: a. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing; b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan een bouwvlak; c. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt; e. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan; f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking; g. parkeren dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaats te vinden; h. uitoefening van de nevenfunctie dient door de betreffende agrariër te worden uitgevoerd; i. detailhandel is uitsluitend toegestaan als onderschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie; j. horeca is uitsluitend toegestaan als onderschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie; k. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 500 m² en mag er niet meer dan 4.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen; l. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
Tabel 4.2 nevenfunctie
maximaal aantal m² gronden in gebruik voor nevenfunctie
bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
agrarisch handels- en exportbedrijf
-
200
agrarisch hulp- en nevenbedrijf
-
200
agrarisch loonbedrijf
-
200
alle gronden
100
blauwe diensten
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
33
Buitengebied 2015(voorontwerp)
hoveniersbedrijf
-
200
opslag en stalling van niet-agrarische producten
-
500
kano-, (roei- of elektrische) boot- of fietsenverhuur
-
100
wandel- of ruiterpaden over het boerenland
-
-
bed & breakfast
-
maximaal 3 kamers en 6 personen in de woning
bezoekerscentrum
-
100
sociale functie
-
200
- = Niet van toepassing.
4.5.2
Algemene bevoegdheid tot afwijken ten behoeve van nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in de tabellen 4.1 en 4.2 teneinde nevenfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge de tabellen 4.1 en 4.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 4.5.1.
4.5.3
Plattelandswoning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van wonen, anders dan ten behoeve van het agrarische bedrijf zoals is bedoeld in artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, in een voormalige agrarische bedrijfswoning, met dien verstande dat: a. het aantal (bedrijfs)woningen op het desbetreffende perceel niet toeneemt; b. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van: 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 2. het landschaps- en bebouwingsbeeld.
34
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 5 5.1
Agrarisch - Glastuinbouw - Bollenzone 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw - Bollenzone 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf; b. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van: 1. bollenvelden; 2. grootschalige openheid; 3. kenmerkende landschapsstructuur; 4. natuur- en landschapselementen in de vorm van houtwallen en -singels, geriefhoutbosjes en overige groenvoorzieningen; c. bedrijfswoning, met dien verstande dat: 1. het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal per bouwvlak; 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoningen zijn toegestaan; 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' uitsluitend een bedrijfswoning is toegestaan; d. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen; met daaraan ondergeschikt: e. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten; f. de in tabel 5.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing en gronden, die in gebruik mogen worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.
Tabel 5.1 nevenfunctie
maximaal aantal m² gronden in gebruik voor nevenfunctie
bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
verkoop-aan-huis van eigen agrarische producten (eventueel be- of verwerkt)
-
100
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing
-
500
alle gronden
100
agrarisch natuur- en landschapsbeheer - = Niet van toepassing.
5.2
Bouwregels
a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd: 1. gebouwen;
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
35
Buitengebied 2015(voorontwerp)
2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. b. Voor het bouwen geldt het volgende: 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat: gebouwen uitsluitend in of achter de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; bedrijfswoningen uitsluitend in de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken, geen gebouwen zijnde' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd; 3. op de gronden welke niet zijn gelegen binnen het bouwvlak of niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken, geen gebouwen zijnde' mogen uitsluitend terreinafscheidingen, windschermen worden gebouwd; c. overigens geldt het volgende: max. oppervlak
max. inhoud
max. max. goothoogte bouwhoogte
bedrijfswoning (inclusief aanuitbouwen, aangebouwde bijgebouwen)
-
750 m³
4,5 m
8m
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen
50 m2
-
4,5 m
8m
kassen en overige bedrijfsgebouwen
1 ha dan wel zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan waarvan maximaal 3.000 m² ten behoeve van bedrijfsgebouwen
6m
10 m, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van kassen 8 m bedraagt
waterbassins en warmtebuffertanks
-
-
-
4m
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevelrooilijn - buiten bouwvlakken - overige plaatsen
-
-
-
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
-
1m 1m 2m -
3m
- = Niet van toepassing.
36
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
5.3
Afwijken van de bouwregels
5.3.1
Ten behoeve van vergroten goot- en bouwhoogte
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder a, teneinde een de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en/of kassen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te vergroten met maximaal 10%, met inachtneming van het volgende: a. een grotere goot- en bouwhoogte is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; b. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 5.1 niet onevenredig worden aangetast.
5.3.2
Ten behoeve van een eerste agrarische bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 ten behoeve van de bouw van een 1e agrarische bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende: a. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'; b. afwijken is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf waar permanente toezicht vereist is; c. de bedrijfswoning dient noodzakelijk te zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is; d. afwijken is uitsluitend toegestaan indien er nog niet eerder een eerste agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest; e. de initiatiefnemer dient met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aan te tonen dat aan het gestelde onder b en c wordt voldaan; f. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; g. de bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
5.4
Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. het is verboden de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding bouwwerken, geen gebouwen zijnde' te gebruiken of te laten gebruiken voor de opslag van goederen; b. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²; c. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan; d. het gebruik van afdekfolies is toegestaan; e. de nevenfunctie bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de bedrijfswoning; f. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 50 m².
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
37
Buitengebied 2015(voorontwerp)
5.5
Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1
Ten behoeve van nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van het toestaan van de in tabel 5.2 genoemde nevenfuncties, met inachtneming van de tabel en het volgende: a. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing; b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan een bouwvlak; c. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt; e. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan; f. in afwijking van sub a en e geldt dat buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie 'handels- en exportbedrijf' wel is toegestaan mits de opslag plaatsvindt binnen het bouwvlak en achter de voorgevelrooilijn; g. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking; h. parkeren dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaats te vinden; i. uitoefening van de nevenfunctie dient door de betreffende agrariër te worden uitgevoerd; j. detailhandel is uitsluitend toegestaan als onderschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie; k. horeca is uitsluitend toegestaan als onderschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie; l. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 500 m² en mag er niet meer dan 4.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen; m. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
Tabel 5.2 nevenfunctie
maximaal aantal m² gronden in gebruik voor nevenfunctie
agrarisch handels- en exportbedrijf
bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie 200
agrarisch hulp- en nevenbedrijf
-
200
agrarisch loonbedrijf
-
200
alle gronden
100
opslag en stalling van niet-agrarische producten
-
500
kano-, (roei- of elektrische) boot- of fietsenverhuur
-
100
wandel- of ruiterpaden over het boerenland
-
-
blauwe diensten
38
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
bed & breakfast
-
maximaal 3 kamers en 6 personen in de woning
bezoekerscentrum
-
100
sociale functie
-
200
- = Niet van toepassing.
5.5.2
Algemene bevoegdheid tot afwijken ten behoeve van nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in de tabellen 5.1 en 5.2 teneinde nevenfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge de tabellen 5.1 en 5.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 5.5.1.
5.5.3
Plattelandswoning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van het toestaan van wonen, anders dan ten behoeve van het agrarische bedrijf zoals is bedoeld in artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, in een voormalige agrarische bedrijfswoning, met dien verstande dat: a. het aantal (bedrijfs)woningen op het desbetreffende perceel niet toeneemt; b. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van: 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 2. het landschaps- en bebouwingsbeeld.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
39
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 6 6.1
Agrarisch - Glastuinbouw - Bollenzone 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw - Bollenzone 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf; b. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van: 1. bollenvelden; 2. grootschalige openheid; 3. kenmerkende landschapsstructuur; 4. natuur- en landschapselementen in de vorm van houtwallen en -singels, geriefhoutbosjes en overige groenvoorzieningen; c. bedrijfswoning, met dien verstande dat het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal per bouwvlak; d. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen; met daaraan ondergeschikt: e. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten; f. de in tabel 6.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing en gronden, die in gebruik mogen worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.
Tabel 6.1 nevenfunctie
maximaal aantal m² gronden in gebruik voor nevenfunctie
bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
verkoop-aan-huis van eigen agrarische producten (eventueel be- of verwerkt)
-
100
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing
-
500
alle gronden
100
agrarisch natuur- en landschapsbeheer - = Niet van toepassing.
6.2
Bouwregels
a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd: 1. gebouwen; 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. b. Voor het bouwen geldt het volgende: 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat: gebouwen uitsluitend in of achter de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd;
40
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
bedrijfswoningen uitsluitend in de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken, geen gebouwen zijnde' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd; 3. op de gronden welke niet zijn gelegen binnen het bouwvlak of niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken, geen gebouwen zijnde' mogen uitsluitend terreinafscheidingen, windschermen worden gebouwd; c. overigens geldt het volgende: max. oppervlak
max. inhoud
max. max. goothoogte bouwhoogte
bedrijfswoning (inclusief aanuitbouwen, aangebouwde bijgebouwen)
-
750 m³
4,5 m
8m
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen
50 m2
-
4,5 m
8m
kassen en overige bedrijfsgebouwen
1 ha dan wel zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan waarvan maximaal 3.000 m² ten behoeve van bedrijfsgebouwen
-
6m
10 , met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van kassen 8 m bedraagt
waterbassins en warmtebuffertanks
-
-
-
4m
erf- of terreinafscheidingen:
-
-
- voor de voorgevelrooilijn - buiten bouwvlakken - overige plaatsen overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
1m 1m 2m -
3m
- = Niet van toepassing.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
41
Buitengebied 2015(voorontwerp)
6.3
Afwijken van de bouwregels
6.3.1
Ten behoeve van vergroten goot- en bouwhoogte
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 onder a, teneinde een de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en/of kassen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te vergroten met maximaal 10%, met inachtneming van het volgende: a. een grotere goot- en bouwhoogte is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; b. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 6.1 niet onevenredig worden aangetast.
6.3.2
Ten behoeve van een eerste agrarische bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 ten behoeve van de bouw van een 1e agrarische bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende: a. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'; b. afwijken is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf waar permanente toezicht vereist is; c. de bedrijfswoning dient noodzakelijk te zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is; d. afwijken is uitsluitend toegestaan indien er nog niet eerder een eerste agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest; e. de initiatiefnemer dient met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aan te tonen dat aan het gestelde onder b en c wordt voldaan; f. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; g. de bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
6.4
Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. het is verboden de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding bouwwerken, geen gebouwen zijnde' te gebruiken of te laten gebruiken voor de opslag van goederen; b. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²; c. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan; d. het gebruik van afdekfolies is toegestaan; e. de nevenfunctie bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de bedrijfswoning; f. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 50 m².
42
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
6.5
Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1
Ten behoeve van nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 ten behoeve van het toestaan van de in tabel 6.2 genoemde nevenfuncties, met inachtneming van de tabel en het volgende: a. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing; b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan een bouwvlak; c. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt; e. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan; f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking; g. parkeren dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaats te vinden; h. uitoefening van de nevenfunctie dient door de betreffende agrariër te worden uitgevoerd; i. detailhandel is uitsluitend toegestaan als onderschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie; j. horeca is uitsluitend toegestaan als onderschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie; k. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 500 m² en mag er niet meer dan 4.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen; l. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
Tabel 6.2 nevenfunctie
maximaal aantal m² gronden in gebruik voor nevenfunctie
bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
agrarisch handels- en exportbedrijf
-
200
agrarisch hulp- en nevenbedrijf
-
200
agrarisch loonbedrijf
-
200
blauwe diensten
alle gronden
100
hoveniersbedrijf
-
200
opslag en stalling van niet-agrarische producten
-
500
kano-, (roei- of elektrische) boot- of fietsenverhuur
-
100
wandel- of ruiterpaden over het boerenland
-
-
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
43
Buitengebied 2015(voorontwerp)
bed & breakfast
-
maximaal 3 kamers en 6 personen in de woning
bezoekerscentrum
-
100
sociale functie
-
200
- = Niet van toepassing.
6.5.2
Algemene bevoegdheid tot afwijken ten behoeve van nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in de tabellen 6.1 en 6.2 teneinde nevenfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge de tabellen 6.1 en 6.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 6.5.1.
6.5.3
Plattelandswoning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.1 ten behoeve van het toestaan van wonen, anders dan ten behoeve van het agrarische bedrijf zoals is bedoeld in artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, in een voormalige agrarische bedrijfswoning, met dien verstande dat: a. het aantal (bedrijfs)woningen op het desbetreffende perceel niet toeneemt; b. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van: 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 2. het landschaps- en bebouwingsbeeld.
6.6
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van uitbreiding van volwaardige glastuinbouwbedrijven de begrenzing van het bouwvlak te wijzigen alsmede de maximaal toelaatbare oppervlakte aan kassen binnen het bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van het volgende: a. planwijziging wordt uitsluitend toegepast als op redelijke termijn geen zicht is op verplaatsing van het bedrijf; b. de uitbreiding van het bouwvlak en van de oppervlakte aan kassen dient noodzakelijk te zijn voor de continuïteit van het bedrijf; c. de oppervlakte van de kassen en overige bedrijfsgebouwen van het glastuinbouwbedrijf mag tot ten hoogste 2 ha worden vergroot; d. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige landschapswaarden niet in onevenredige mate worden geschaad; e. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de landschapsdeskundige, omtrent de vraag of aan het gestelde onder d van deze bepaling wordt voldaan; f. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a en b van deze bepaling wordt voldaan.
44
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 7 Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - Waardevolle graslanden 7.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - Waardevolle graslanden' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. grondgebonden veehouderij; b. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': tevens voor een paardenhouderij en een hondenuitlaatservice; c. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van: 1. karakteristieke graslanden; 2. water; 3. kenmerkende landschapsstructuur; 4. weidevogels; 5. waardevolle oever en slootvegetatie; 6. geriefhoutbosjes en houtwallen en -singels; d. bedrijfswoning, met dien verstande dat het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal per bouwvlak; e. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen; met daaraan ondergeschikt: f. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. g. de in tabel 7.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing en gronden, die in gebruik mogen worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.
Tabel 7.1 nevenfunctie
maximaal aantal m² gronden in gebruik voor nevenfunctie
bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
verkoop-aan-huis van eigen/agrarische producten (eventueel be- of verwerkt)
-
100
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing
-
500
alle gronden
100
agrarisch natuur- en landschapsbeheer - = Niet van toepassing.
7.2
Bouwregels
a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd: 1. gebouwen;
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
45
Buitengebied 2015(voorontwerp)
2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. b. Voor het bouwen geldt het volgende: 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat: gebouwen uitsluitend in of achter de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; bedrijfswoningen uitsluitend in de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken, geen gebouwen zijnde' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd; 3. op de gronden welke niet zijn gelegen binnen het bouwvlak of niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken, geen gebouwen zijnde' mogen uitsluitend terreinafscheidingen worden gebouwd; c. overigens geldt het volgende: max. oppervlak
max. inhoud
max. max. goothoogte bouwhoogte
bedrijfswoning (inclusief aan- uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen)
750 m³
4,5 m
8m
vrijstaande bijgebouwen 50 m2 en overkappingen
-
4,5 m
8m
bedrijfsgebouwen
-
-
8m
10 m
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevelrooilijn - buiten bouwvlakken - overige plaatsen
-
-
-
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
-
1m 1m 2m -
3m
- = Niet van toepassing.
7.3
Afwijken van de bouwregels
7.3.1
Ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 7.2 onder a, met inachtneming van het volgende: a. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist; b. het bouwvlak mag eenmalig worden overschreden met niet meer dan 25 m, met dien verstande dat het maximum oppervlak van de overschrijding ten hoogste 100 m² bedraagt; c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
46
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
d. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 7.1 niet onevenredig worden aangetast; e. wijziging wordt niet toegepast alvorens een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de bollencompensatie.
7.3.2
Ten behoeve van vergroten goot- en bouwhoogte
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 onder a, teneinde een de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en/of kassen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te vergroten met maximaal 10%, met inachtneming van het volgende: a. een grotere goot- en bouwhoogte is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; b. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 7.1 niet onevenredig worden aangetast.
7.4
Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. het is verboden de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding bouwwerken, geen gebouwen zijnde' te gebruiken of te laten gebruiken voor de opslag van goederen; b. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²; c. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan; d. de nevenfunctie bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de bedrijfswoning; e. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 50 m².
7.5
Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1
Ten behoeve van nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 ten behoeve van het toestaan van de in tabel 7.2 genoemde nevenfuncties, met inachtneming van de tabel en het volgende: a. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing; b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan een bouwvlak; c. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt; e. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan; f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking; g. parkeren dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
47
Buitengebied 2015(voorontwerp)
h. uitoefening van de nevenfunctie dient door de betreffende agrariër te worden uitgevoerd; i. detailhandel is uitsluitend toegestaan als onderschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie; j. horeca is uitsluitend toegestaan als onderschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie; k. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 500 m² en mag er niet meer dan 4.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen; l. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
Tabel 7.2 nevenfunctie
maximaal aantal m² gronden in gebruik voor nevenfunctie
bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
agrarisch hulp- en nevenbedrijf
-
200
agrarisch loonbedrijf
-
200
veehandelsbedrijf, africhtingsbedrijf voor paarden, foeragehandel, paardenhandel
-
200
veearts
-
100
hoefsmederij
-
100
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten
-
200
blauwe diensten
alle gronden
100
hoveniersbedrijf
-
200
opslag en stalling van niet-agrarische producten
-
500
kinderboerderij
-
100
paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets)
alle gronden
200
kano-, (roei- of elektrische) boot- of fietsenverhuur
-
100
wandel- of ruiterpaden over het boerenland
-
-
bed & breakfast
-
maximaal 3 kamers en 6 personen in de woning
boerengolf
-
100
bezoekerscentrum
-
100
sociale functie
-
200
- = Niet van toepassing.
48
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
7.5.2
Algemene bevoegdheid tot afwijken ten behoeve van nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in de tabellen 7.1 en 7.2 teneinde nevenfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge de tabellen 7.1 en 7.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 7.5.1.
7.5.3
Plattelandswoning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.1 ten behoeve van het toestaan van wonen, anders dan ten behoeve van het agrarische bedrijf zoals is bedoeld in artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, in een voormalige agrarische bedrijfswoning, met dien verstande dat: a. het aantal (bedrijfs)woningen op het desbetreffende perceel niet toeneemt; b. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van: 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 2. het landschaps- en bebouwingsbeeld.
7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 7.6.1
Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - Waardevolle graslanden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds; d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; e. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; f. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties; g. beplanten van gronden met opgaande beplantingen (m.u.v. erfbeplantingen, laanbeplantingen langs wegen en heggen); h. de aanleg van wandelpaden i. het scheuren van grasland ten behoeve van ruwvoederteelt.
7.6.2
Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 7.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
49
Buitengebied 2015(voorontwerp)
7.6.3
Voorwaarde voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
50
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 8 8.1
Bedrijf
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf afvalinzameling/transportbedrijf': een afvalinzamelings-, sorteer- en transportbedrijf behorende tot categorie 3.2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag in containers' de plaatsing van containers is toegestaan voor zover er niet meer dan 2 containers op elkaar worden gestapeld; b. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf' en 'bedrijf van categorie 2': een aannemersbedrijf behorende tot categorie 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf': een aannemersbedrijf behorende tot categorie 3.1 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten; d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf': een garagebedrijf behorende tot categorie 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten; e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf/botenhandel annex houtzagerij: een garagebedrijf en een botenhandel behorende tot categorie 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten alsmede een houtzagerij en een loonbedrijf behorende tot categorie 3.2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten; f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf garagebedrijf/caravanreparatie': een garagebedrijf annex caravanreparatiebedrijf behorende tot categorie 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten; g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afvalwaterzuivering': een afvalwaterzuivering/gierverwerking behorende tot categorie 4.2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten; h. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': een benzineservicestation zonder lpg-verkoop behorende tot categorie 3.1 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten; i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - drukkerij': een drukkerij behorende tot categorie 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten; j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in chemische producten/dierlijke mest': een groothandel in chemische producten annex een groothandel in dierlijke mest behorende tot categorie 3.2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten; k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in machines': een groothandel in machines algemeen behorende tot categorie 3.2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten; l. ter plaatse van de aanduiding 'groothandel': een groothandel/opslag algemeen behorende tot categorie 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten; m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtzagerij loodgietersbedrijf': een houtzagerij en houthandel behorende tot categorie 3.2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten; n. ter plaatse van de aanduidingen 'hovenier' en 'bedrijf van categorie 2': een hoveniersbedrijf behorende tot categorie 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten; o. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier': een hoveniersbedrijf behorende tot categorie 3.1 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
51
Buitengebied 2015(voorontwerp)
p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf groothandel/electrotechnische werkplaats': een opslag/groothandel algemeen in combinatie met een elektrotechnische werkplaats behorende tot categorie 3.2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten; q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machinefabriek': een bedrijf gespecialiseerd in de vervaardiging van machines/apparaten behorende tot categorie 3.2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten; r. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - machinefabriek' en 'bedrijf van categorie 2': een bedrijf gespecialiseerd in de vervaardiging van machines/apparaten behorende tot categorie 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten; s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machinefabriek/spuiterij': een bedrijf gespecialiseerd in de vervaardiging van machines/apparaten met spuiterij, behorende tot categorie 3.2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten; t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerfabriek en aannemersbedrijf': een timmerfabriek en aannemersbedrijf behorende tot categorie 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten; u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerfabriek': een timmerfabriek behorende tot categorie 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten; v. ter plaatse van de aanduiding 'transportbedrijf': een transportbedrijf behorende tot categorie 4.1 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten; w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerkingsbedrijf': een metaalbewerkingsbedrijf/vervaardigen en reparatie van machines behorende tot categorie 3.2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten; x. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bergbezinkbassin': een bergbezinkbassin; y. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stucadoorsbedrijf en detailhandel': een stucadoorsbedrijf behorende tot categorie 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten en detailhandel met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van detailhandel niet meer dan 120 m² mag bedragen; z. ter plaatse van de aanduiding 'specfieke vorm van bedrijf - loodgietersbedrijf': een loodgietersbedrijf behorende tot categorie 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten; aa. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verkeersplatform': een verkeersplatform; ab. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven voor zover deze voorkomen in ten hoogste categorie 2 van van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten; ac. bedrijfswoning, met dien verstande dat: 1. het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal per bouwvlak, dan wel niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'; 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoningen zijn toegestaan; alsmede voor: ad. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
52
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
8.2
Bouwregels
a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd: 1. gebouwen; 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. b. Voor het bouwen geldt het volgende: 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat: gebouwen uitsluitend in of achter de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; bedrijfswoningen uitsluitend in de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; 2. uitsluitend ter plaatse van de aanduidig 'silo' zijn silo's toegestaan; c. overigens geldt het volgende: max. oppervlak
max. inhoud
max. goothoogte
max. bouwhoogte
bedrijfswonin g (inclusief aanuitbouwen, aangebouwde bijgebouwen)
750 m³
4,5 m
8m
vrijstaande 50 m2 bijgebouwen en overkappinge n
-
4,5 m
8m
kassen en overige bedrijfsgebou wen
niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)'
niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
silo's
-
-
-
10 m
erf- of terreinafschei dingen: - voor de voorgevelrooil ijn - buiten bouwvlakken - overige plaatsen
-
-
1m 1m 2m
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
53
Buitengebied 2015(voorontwerp)
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
-
3m
- = Niet van toepassing.
8.3
Afwijken van de bouwregels
8.3.1
Ten behoeve van een eerste bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 ten behoeve van de bouw van een 1e bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende: a. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'; b. afwijken is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een volwaardig bedrijf waar permanente toezicht vereist is; c. de bedrijfswoning dient noodzakelijk te zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is; d. afwijken is uitsluitend toegestaan indien er nog niet eerder een eerste bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest; e. de initiatiefnemer dient met een schriftelijk advies van een bedrijfseconomische deskundige aan te tonen dat aan het gestelde onder b en c wordt voldaan; f. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; g. de bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
8.4
Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. b. c. d.
Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan; opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan; Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan; activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage; e. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 400 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan; f. het is verboden de gronden de gronden buiten het bouwvlak te gebruiken of te laten gebruiken voor de opslag van goederen; g. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²; h. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan.
54
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 9 9.1
Bedrijf - Agrarisch aanverwant
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Agrarisch aanverwant' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. agrarisch hulp- en/of loonbedrijven; b. bedrijfswoning, met dien verstande dat: 1. het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal per bouwvlak, dan wel niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'; 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoningen zijn toegestaan; c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
9.2
Bouwregels
a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd: 1. gebouwen; 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. b. Voor het bouwen geldt het volgende: 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat: gebouwen uitsluitend in of achter de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; bedrijfswoningen uitsluitend in de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; c. overigens geldt het volgende: max. oppervlak
max. inhoud
max. goothoogte
max. bouwhoogte
bedrijfswonin g (inclusief aanuitbouwen, aangebouwde bijgebouwen)
750 m³
4,5 m
8m
vrijstaande 50 m2 bijgebouwen en overkappinge n
-
4,5 m
8m
niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
kassen en overige bedrijfsgebou wen
niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)'
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
55
Buitengebied 2015(voorontwerp)
terrein- en of erfafscheiding en binnen het bouwvlak
-
-
2m
terrein- en/of erfafscheiding en buiten het bouwvlak en voor de voorgevelrooil ijn
-
-
1m
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
-
3m
- = Niet van toepassing.
9.3
Afwijken van de bouwregels
9.3.1
Ten behoeve van vergroten goot- en bouwhoogte
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2, teneinde een de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te vergroten met maximaal 10%, met inachtneming van het volgende: a. een grotere goot- en bouwhoogte is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; b. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast.
9.3.2
Ten behoeve van een eerste bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 ten behoeve van de bouw van een 1e bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende: a. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'; b. afwijken is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een volwaardig bedrijf waar permanente toezicht vereist is; c. de bedrijfswoning dient noodzakelijk te zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is; d. afwijken is uitsluitend toegestaan indien er nog niet eerder een eerste bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest; e. de initiatiefnemer dient met een schriftelijk advies van een bedrijfseconomische deskundige aan te tonen dat aan het gestelde onder b en c wordt voldaan; f. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; g. de bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
56
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
9.4
Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan; b. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan; c. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage; d. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 400 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan; e. het is verboden de gronden buiten het bouwvlak te gebruiken of te laten gebruiken voor de opslag van goederen; f. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²; g. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
57
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 10 10.1
Bedrijf - Handels- en exportbedrijf
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Handels- en exportbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor+ a. agrarisch handels- en exportbedrijven; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en/of loonbedrijf annex handels- en exportbedrijf': een agrarisch hulp- en/of loonbedrijf annex handels- en exportbedrijf; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp en/of loonhandels- en exportbedrijf bloemenververij': een agrarisch hulp- en/of loonbedrijf annex handels- en exportbedrijf annex bloemenververij; d. de teelt van bollen bij wijze van neventak; e. bedrijfswoning, met dien verstande dat: 1. het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal per bouwvlak, dan wel niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'; 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoningen zijn toegestaan; 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' uitsluitend een bedrijfswoning is toegestaan; f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
10.2
Bouwregels
a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd: 1. gebouwen; 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. b. Voor het bouwen geldt het volgende: 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat: gebouwen uitsluitend in of achter de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; bedrijfswoningen uitsluitend in de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; c. overigens geldt het volgende: max. oppervlak
max. inhoud
max. goothoogte
max. bouwhoogte
bedrijfswonin g (inclusief aanuitbouwen, aangebouwde bijgebouwen)
750 m³
4,5 m
8m
vrijstaande 50 m2 bijgebouwen en overkappinge n
-
4,5 m
8m
58
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
kassen en overige bedrijfsgebou wen
niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)'
niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
terrein- en of erfafscheiding en binnen het bouwvlak
-
-
2m
terrein- en/of erfafscheiding en buiten het bouwvlak en voor de voorgevelrooil ijn
-
-
1m
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
-
3m
- = Niet van toepassing.
10.3
Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Ten behoeve van vergroten goot- en bouwhoogte Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2, teneinde een de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te vergroten met maximaal 10%, met inachtneming van het volgende: a. een grotere goot- en bouwhoogte is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; b. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast.
10.3.2 Ten behoeve van een eerste bedrijfswoning Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 ten behoeve van de bouw van een 1e bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende: a. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'; b. afwijken is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een volwaardig bedrijf waar permanente toezicht vereist is; c. de bedrijfswoning dient noodzakelijk te zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is; d. afwijken is uitsluitend toegestaan indien er nog niet eerder een eerste bedrijfswoning
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
59
Buitengebied 2015(voorontwerp)
voor het bedrijf aanwezig is geweest; e. de initiatiefnemer dient met een schriftelijk advies van een bedrijfseconomische deskundige aan te tonen dat aan het gestelde onder b en c wordt voldaan; f. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; g. de bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
10.4
Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan; b. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan; c. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage; d. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 400 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan; e. het is verboden de gronden buiten het bouwvlak te gebruiken of te laten gebruiken voor de opslag van goederen; f. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²; g. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan; h. gebruik overeenkomstig de bestemming 'Bedrijf - Handels- en exportbedrijf' is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' uitsluitend toelaatbaar indien het beplantingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 3, wordt uitgevoerd en in stand gehouden.
60
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 11 11.1
Cultuur en ontspanning
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - molen': instandhouding van de ter plaatse aanwezige molen, met dien verstande dat bewoning van de molen niet is toegestaan; b. ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum' is uitsluitend een congrescentrum toegestaan met daarbij behorende: 1. overnachtingsmogelijkheid in relatie tot het congrescentrum; 2. ondergeschikte horecavoorzieningen in relatie tot het congrescentrum; 3. ondergeschikte kantoorfunctie in relatie tot het congrenscentrum; c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is uitsluitend een parkeervoorziening bestaande uit meerdere parkeerlagen toegestaan; d. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': een praktijkruimte en een tentoonstellingsruimte; alsmede voor: e. erven en terreinen; f. bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
11.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - molen' mogen gebouwen, geen woningen zijnde, ten dienste van de instandhouding van de molen worden gebouwd en bouwwerken, geen gebouwen zijnde; b. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum' en 'praktijkruimte' mogen bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat: 1. gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak zijn toegestaan; 2. gebouwen uitsluitend in of achter de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; c. Voor het bouwen geldt het volgende:
molen en andere gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning molen'
maximum aantal
maximale inhoud
maximale maximale oppervlakte goothoogte
maximale bouwhoogte
Zoals aanwezig op het moment van inwerkingtred ing van het bestemmings plan
Zoals aanwezig op het moment van inwerkingtred ing van het bestemmings plan
Zoals aanwezig op het moment van inwerkingtre ding van het bestemmings plan
Zoals aanwezig op het moment van inwerkingtre ding van het bestemmings plan
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Zoals aanwezig op het moment van inwerkingtre ding van het bestemmings plan
61
Buitengebied 2015(voorontwerp)
62
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'congrescentr um'
-
-
niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimt e'
-
-
niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
parkeervoorz iening ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrei n'
-
-
-
5m
vlaggenmast en ter plaatse van de aanduidig 'congrescentr um'
-
Het bebouwingsp ercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingsp ercentage (%)'.
6m
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'congrescentr um
-
-
-
10 m
terrein- en of erfafscheidin gen binnen het bouwvlak
-
-
-
2m
terreinen/of erfafscheidin gen buiten het bouwvlak en voor de voorgevelrooi lijn
-
-
-
1m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
-
-
2m
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
63
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 12 12.1
Detailhandel - Tuincentrum
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de teelt van siergewassen en de verkoop van siergewassen en tuinbenodigdheden alsmede in ondergeschikte mate agrarische activiteiten; b. bedrijfswoning, met dien verstande dat het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal per bouwvlak; alsmede voor: c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
12.2
Bouwregels
a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd: 1. gebouwen; 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. b. Voor het bouwen geldt het volgende: 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat: gebouwen uitsluitend in of achter de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; bedrijfswoningen uitsluitend in de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; c. overigens geldt het volgende: max. oppervlak
max. inhoud
max. goothoogte
max. bouwhoogte
bedrijfswonin g (inclusief aanuitbouwen, aangebouwde bijgebouwen)
750 m³
4,5 m
8m
vrijstaande 50 m2 bijgebouwen en overkappinge n
-
4,5 m
8m
64
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
bedrijfsgebou Het wen bebouwingsperc entage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingsperc entage (%)'
niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
terrein- en of erfafscheiding en binnen het bouwvlak
-
2m
-
terrein- en/of erfafscheiding en buiten het bouwvlak en voor de voorgevelrooil ijn overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
1m
-
3m
- = Niet van toepassing.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
65
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 13 13.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groen, water op perceelsniveau en voet- en fietspaden; b. speeltoestellen ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening'; c. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.
13.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
66
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 14 14.1
Horeca
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel/cafe/restaurant': een hotel/café-restaurant behorende tot categorie 2 van Bijlage 2 Staat van horeca-acitiviteiten; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel/restaurant': een hotel/restaurant behorende tot categorie 1b van Bijlage 2 Staat van horeca-acitiviteiten; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel/cafe/recreatie en paardenstalling': een hotel/café, recreatie en een paardenstalling behorende tot categorie 2 van Bijlage 2 Staat van horeca-acitiviteiten; d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel/ restaurant/ casino': een hotel-restaurant annex casino behorende tot categorie 3 van Bijlage 2 Staat van horeca-acitiviteiten; e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - kamergewijze verhuur': kamerverhuur op de eerste verdieping; f. bedrijfswoning, met dien verstande dat: 1. het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal per bouwvlak; 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoningen zijn toegestaan; g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en toegangswegen.
14.2
Bouwregels
a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd: 1. gebouwen; 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. b. Voor het bouwen geldt het volgende: 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat: gebouwen uitsluitend in of achter de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; bedrijfswoningen uitsluitend in de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; c. overigens geldt het volgende: max. oppervlak bedrijfswonin g (inclusief aanuitbouwen, aangebouwde bijgebouwen)
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
max. inhoud
max. goothoogte
max. bouwhoogte
750 m³
4,5 m
8m
67
Buitengebied 2015(voorontwerp)
vrijstaande 50 m2 bijgebouwen en overkappinge n overige gebouwen
-
Het bebouwingsperc entage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingsperc entage (%)'
4,5 m
8m
niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
terrein- en of erfafscheiding en binnen het bouwvlak
-
-
2m
terrein- en/of erfafscheiding en buiten het bouwvlak en voor de voorgevelrooil ijn
-
-
1m
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
-
3m
- = Niet van toepassing.
14.3
Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Ten behoeve van een eerste bedrijfswoning Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 ten behoeve van de bouw van een 1e bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende: a. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'; b. afwijken is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een volwaardig waar permanente toezicht vereist is; c. de bedrijfswoning dient noodzakelijk te zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is; d. afwijken is uitsluitend toegestaan indien er nog niet eerder een eerste bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest; e. de initiatiefnemer dient met een schriftelijk advies van een bedrijfseconomische deskundige aan te tonen dat aan het gestelde onder b en c wordt voldaan; f. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
68
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
g. de bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
69
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 15 15.1
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de aanduiding 'atelier': een atelier; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk diergeneeskundige kliniek': een diergeneeskundige kliniek; c. ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf': een kinderdagverblijf; d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1': uitsluitend een voorziening inzake een kinderdagverblijf en een gezondheidscentrum; e. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': nutsvoorzieningen; f. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs': een school; g. ter plaatse van de aanduiding 'dierenpension': een dierenpension/hondenfokkerij; h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning; i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water op perceelsniveau en toegangswegen.
15.2
Bouwregels
a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd: 1. gebouwen; 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. b. Voor het bouwen geldt het volgende: 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat: gebouwen uitsluitend in of achter de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; bedrijfswoningen uitsluitend in de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; c. overigens geldt het volgende: max. oppervlak
max. inhoud
max. goothoogte
max. bouwhoogte
bedrijfswonin g (inclusief aanuitbouwen, aangebouwde bijgebouwen)
750 m3
4,5 m
8m
vrijstaande 50 m2 bijgebouwen en overkappinge n
-
4,5 m
8m
70
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
overige gebouwen
Het bebouwingsperc entage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingsperc entage (%)'
niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
terrein- en of erfafscheiding en binnen het bouwvlak
-
-
2m
terrein- en/of erfafscheiding en buiten het bouwvlak en voor de voorgevelrooil ijn
-
-
1m
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
-
3m
- = Niet van toepassing.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
71
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 16 16.1
Natuur
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden; b. agrarisch medegebruik; alsmede voor: c. extensieve dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van speel- en ligweiden ter plaatse van de aanduiding 'specfieke vorm van natuur - extensieve dagrecreatie'; d. recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'; e. een natuurkampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein'; f. de exploitatie en de bescherming van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone grondwaterbeschermingsgebied'.
16.2
Bouwregels
a. Op deze gronden mag ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - extensieve dagrecreatie': schuil- en toiletgelegenheden; 2. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': recreatiewoningen zonder bijgebouwen; 3. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': een was- en toiletgebouw; 4. ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied': bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 5. terreinafscheidingen; 6. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de waterhuishouding; b. Voor het bouwen geldt het volgende: max. inhoud schuil- en toiletgelegenheden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur extensieve dagrecreatie'
max. oppervlak
max. max. goothoog bouwhoog te te
100 m²
3,5 m
6m
3,5 m
6m
2,5 m
5m
recreatiewoningen ter plaatse 250 m³ van de aanduiding 'recreatiewoning' was- en toiletgebouw ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein'
50 m²
terreinafscheidingen
2,5 m
bouwwerken, geen gebouwen zijnde
1m
72
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 16.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds; d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen; f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties; h. beplanten van gronden met opgaande beplantingen (m.u.v. erfbeplantingen, laanbeplantingen langs wegen en heggen); i. de aanleg van wandelpaden;
16.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 16.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
16.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 16.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
73
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 17 17.1
Recreatie - Dagrecreatie
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor: c. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': volkstuinen; d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landschapspark': een landschapspark bestaande uit: 1. een driving range met bijbehorende gebouwen; 2. een golfbaan; 3. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals restaurant, opslag- en kleedruimten, een golfshop, een clubhuis en kantoor; 4. een educatief en promotioneel centrum; 5. één uitkijktoren; 6. overige gebouwen ten dienste van het beheer en het uitoefenen van de golfsport, het landschapspark en de ecologische verbindingszone; e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenweide': dagrecreatie in de vorm van een paardenweide; f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning; g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water op perceelsniveau en toegangswegen.
17.2
Bouwregels
a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd: 1. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': bergruimten; 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landschapspark': bouwwerken, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak zijn toegestaan; 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning met daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen; 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenweide': gebouwen; 5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. b. Voor het bouwen geldt het volgende: 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat: gebouwen uitsluitend in of achter de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; bedrijfswoningen uitsluitend in de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; c. overigens geldt het volgende: max. aantal
max. max. oppervlak inhoud
max. max. goothoogte bouwhoogte
bedrijfswoning (inclusief aan- uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen)
-
750 m³
4,5 m
8m
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen
50 m2
-
4,5 m
8m
74
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
overige gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie landschapspark'
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie landschapspark': - terreinafscheidingen: - ballenvangers: - lichtmasten: - uitkijktoren: bergruimtes ter plaaste van de aanduiding 'volkstuin'
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Het bebouwing spercenta ge mag niet meer bedragen dan is aangegeve n ter plaatse van de aanduidin g 'maximu m bebouwi ngspercen tage (%)'. Indien geen bebouwing spercenta ge is aangegeve n mag het bouwvlak voor 100% worden bebouwd.
niet meer dan is aangegeve n ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogt e (m)'
-
-
-
niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
2m 18 m 18 m 30 m één per 1.000 m2 grond
6 m2 per bergruimt e
2,5 m
-
75
Buitengebied 2015(voorontwerp)
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenweide'
Het bebouwing spercenta ge mag niet meer bedragen dan is aangegeve n ter plaatse van de aanduidin g 'maximu m bebouwi ngspercen tage (%)'.
niet meer dan is aangegeve n ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogt e (m)'
niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
terrein- en of erfafscheidingen binnen het bouwvlak
-
-
-
-
2m
terrein- en/of erfafscheidingen buiten het bouwvlak en voor de voorgevelrooilijn
-
-
-
1m
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
-
-
-
-
3m
- = Niet van toepassing.
76
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 18 18.1
Recreatie - Verblijfsrecreatie
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': een kampeerterrein zonder recreatiewoningen; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoningen- en stacaravanterrein': een recreatiewoningen- en stacaravanterrein; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie recreatiewoningenterrein': een recreatiewoningenterrein; d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie recreatiewoningenterrein 2': een recreatiewoningenterrein, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - motel' uitsluitend centrale voorzieningen zijn toegestaan; e. een bedrijfswoning, met dien verstande dat: 1. het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan 1 per bouwvlak; 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoningen zijn toegestaan; 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' uitsluitend één bedrijfswoning is toegestaan; f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water op perceelsniveau en toegangswegen.
18.2
Bouwregels
a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd: 1. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': kantoren, bergruimten en was- en toiletgebouwen; 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoningenen stacaravanterrein': recreatiewoningen en gebouwen voor centrale voorzieningen ten behoeve van het recreatiewoningen- en stacaravanterrein; 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie recreatiewoningenterrein': recreatiewoningen; 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie recreatiewoningenterrein 2': recreatiewoningen; 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - motel': gebouwen; 6. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. b. Voor het bouwen geldt het volgende: 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat: gebouwen uitsluitend in of achter de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; bedrijfswoningen uitsluitend in de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; 2. bijgebouwen bij recreatiewoningen zijn niet toegestaan; c. overigens geldt het volgende: max. aantal
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
max. max. oppervlak inhoud
max. max. goothoogte bouwhoogte
77
Buitengebied 2015(voorontwerp)
bedrijfswoning (inclusief aan- uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen)
-
750 m³
4,5 m
8m
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen
50 m2
-
4,5 m
8m
was- en toiletgebouwen, kantoren en bergruimten ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein'
Het bebouwing spercenta ge mag niet meer bedragen dan is aangegeve n ter plaatse van de aanduidin g 'maximu m bebouwi ngspercen tage (%)'
niet meer dan is aangegeve n ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogt e (m)'
niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie recreatiewoningen- en stacaravanterrein'
66 m2 per woning
-
3m
21
-
gebouwen voor centrale voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie recreatiewoningen- en stacaravanterrein'
135 m2
recreatiewoningen ter 45 plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie recreatiewoningenterrein'
75 m2 per 250 m3 woning
78
niet meer dan is aangegeve n ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogt e (m)' -
7,5 m
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
recreatiewoningen ter 37 plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie recreatiewoningenterrein 2'
50 m² per woning
-
4m
6m
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - motel'
-
900 m²
-
-
10 m
terrein- en of erfafscheidingen binnen het bouwvlak
-
-
-
-
2m
terrein- en/of erfafscheidingen buiten het bouwvlak en voor de voorgevelrooilijn
-
-
-
-
1m
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
-
-
-
3m
- = Niet van toepassing.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
79
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 19 19.1
Sport
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de aanduiding 'manege': een manege; b. ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan': een tennisbanencomplex; c. bedrijfswoning, met dien verstande dat: 1. het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen 1 per bouwvlak; 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoningen zijn toegestaan; d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water op perceelsniveau en toegangswegen.
19.2
Bouwregels
a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd: 1. ter plaatse van de aanduiding 'manege': stallen, schuren, overkappingen, binnenrijbanen; 2. ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan': kleed- en doucheruimten en een kantine; 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. b. Voor het bouwen geldt het volgende: 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat: gebouwen uitsluitend in of achter de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; bedrijfswoningen uitsluitend in de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; c. overigens geldt het volgende: max. aantal
max. max. oppervlak inhoud
max. max. goothoogte bouwhoogte
bedrijfswoning (inclusief aan- uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen)
-
750 m³
4,5 m
8m
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen
50 m2
-
4,5 m
8m
80
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
overige gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'manege'
-
Het bebouwing spercenta ge mag niet meer bedragen dan is aangegeve n ter plaatse van de aanduidin g 'maximu m bebouwi ngspercen tage (%)'.
niet meer dan is aangegeve n ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogt e (m)'
niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
overige gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan'
-
Het bebouwing spercenta ge mag niet meer bedragen dan is aangegeve n ter plaatse van de aanduidin g 'maximu m bebouwi ngspercen tage (%)'.
niet meer dan is aangegeve n ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogt e (m)'
niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
lichtmasten ter plaaste van de aanduidingen: - 'manege' - 'tennisbaan' - 'manege' met de nadere 4 aanduiding 'specifieke vorm van recreatie hoogte lichtmasten'
-
-
ballenvangers ter plaaste van de aanduiding 'tennisbaan'
-
-
-
4m
terrein- en of erfafscheidingen binnen het bouwvlak
-
-
-
2m
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
-
-
9m 18 m 5m
81
Buitengebied 2015(voorontwerp)
terrein- en/of erfafscheidingen buiten het bouwvlak en voor de voorgevelrooilijn
-
-
-
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
-
-
-
-
1m
3m
- = Niet van toepassing.
82
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 20 20.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, alsmede voor: a. onoverdekte zwembaden, tennisbanen en bijbehorende voorzieningen voor zover het gronden betreft die achter de voorgevelrooilijn en op een afstand van meer dan 5 m uit de perceelsgrens zijn gelegen, met dien verstande dat het oppervlak voor een tennisbaan niet meer dan 325 m² mag bedragen; b. paardenbakken met een maximaal oppervlak van 800 m²; c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen': garages en bergplaatsen ten behoeve van de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen; met dien verstande dat per woning ten hoogste één onoverdekt zwembad, één tennisbaan en één paardenbak is toegestaan.
20.2
Bouwregels
a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd: 1. gebouwen; 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. b. Voor het bouwen geldt het volgende: 1. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m; 2. de oppervlakte van een onoverdekt zwembad mag ten hoogste 100 m² bedragen en de bouwhoogte van het zwembad mag ten hoogste 0,5 m bedragen; 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: 1 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke zijn gelegen op de gronden voor de voorgevel van het op de de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw; 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke zijn gelegen op de overige gronden.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
83
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 21 21.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden; alsmede voor: b. bruggen en viaducten, geluidsschermen, fiets- en voetpaden, andere verhardingen, bermen, picknickplaatsen, fietsenstallingen, bushokjes, parkeerplaatsen en groenvoorzieningen, een en ander met dien verstande dat: 1. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend bestemd zijn voor een parkeerterrein; 2. de gronden ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietspad' uitsluitend bestemd zijn voor fietspaden.
21.2
Bouwregels
a. Op deze gronden mag ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het verkeer. b. Voor het bouwen geldt het volgende:
84
Max. goothoogte
Max. bouwhoogte
Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'opslag'
4,5 m
8m
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
15 m
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 22 22.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
water ten behoeve van de waterhuishouding (peilvlakniveau); verkeer te water; ondergeschikt groen; bruggen ten behoeve van langzaam verkeer en/of bestemmingsverkeer.
22.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
85
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 23 23.1
Water - Woonschepenligplaats
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Woonschepenligplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het permanent afmeren van woonschepen, met dien verstande dat het aantal woonschepen niet meer mag bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'; b. water; c. ondergeschikt groen.
23.2
Bouwregels
a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd: 1. woonschepen; 2. bijgebouwen bij woonschepen; 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; b. Voor het bouwen geldt het volgende: max. aantal
max. opp.
max. goothoogte
max. bouwhoogte
woonschip
-
-
-
3,5 m
bijgebouwen bij woonschepen
één per 12 m² woonschip
2,5 m
4m
-
De bouwhoogte van een bij een woonschip behorende terreinafscheiding mag over een lengte van 50% van het bij het woonschip behorende perceel ten hoogste 2 m bedragen, terwijl over de resterende 50% de bouwhoogte van de terreinafscheiding niet meer dan 1 m mag bedragen.
terreinafscheiding -
86
-
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 24 24.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan 1 per bouwvlak, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden'; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte woning'; c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': een kantoor, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m2; d. zwembaden, tennisbanen en bijbehorende voorzieningen voor zover het gronden betreft die achter de voorgevelrooilijn en op een afstand van meer dan 5 m uit de perceelsgrens zijn gelegen, met dien verstande dat het oppervlak voor een tennisbaan niet meer dan 325 m² mag bedragen; e. paardenbakken, met dien verstande dat: 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 800 m²; 2. de afstand tot woningen van derden niet minder dan 25 m mag bedragen; 3. lichtmasten niet zijn toegestaan; f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water op perceelsniveau en toegangswegen. met dien verstande dat per woning ten hoogste één zwembad, één tennisbaan en één paardenbak is toegestaan.
24.2
Bouwregels
a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd: 1. woningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen; 2. zwembaden; 3. paardenbakken; 4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; b. Voor het bouwen geldt het volgende: 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de hoofdgebouwen uitsluitend in de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; 2. het oppervlak van een zwembad mag ten hoogste 100 m² bedragen en de bouwhoogte van het zwembad mag ten hoogste 0,5 m bedragen; 3. bijgebouwen en aan- en uitbouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; 4. de diepte van een aan- of uitbouw, gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw, mag ten hoogste 2,5 m bedragen; 5. indien de gebouwen niet in de erfscheiding worden gebouwd, dient de afstand tot de erfscheiding ten minste 1 m te bedragen; c. overigens geldt het volgende: max. oppervlak
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
max. inhoud
max. goothoogte
max. bouwhoogte
87
Buitengebied 2015(voorontwerp)
woning (inclusief aanuitbouwen, aangebouwde bijgebouwen)
-
750 m³, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum inhoudsmaa t woning'
niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen
50 m²
-
4,5 m
8m
overige gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'
50 m2
-
-
-
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen
-
-
-
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
24.3
1m 2m 2m -
-
3m
Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 50 m². b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' dient de voorgevel van het desbetreffende gebouw een dove gevel te zijn.
88
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 25 25.1
Wonen - Landgoed
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. voor de instandhouding en het beheer van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en van natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden in de vorm van de tuin en het park in combinatie met wonen, met dien verstande dat het aantal wooneenheden per landhuis niet meer mag bedragen dan 1; b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': een landgoedwinkel; c. ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan': een tennisbaan; d. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad': een overdekt zwembad; e. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten; f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water op perceelsniveau en toegangswegen.
25.2
Bouwregels
a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd: 1. gebouwen; 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; b. Voor het bouwen geldt het volgende: 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat woningen uitsluitend in de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd; c. overigens geldt het volgende: max. max. inhoud oppervla k
max. goothoogte
max. bouwhoogt e
landhuis met daarbij bestaand bestaand zoals behorende aanbouwen en zoals aanwezig op het bijgebouwen aanwezig tijdstip van op het inwerkingtredin tijdstip g van het plan van inwerking treding van het plan
bestaand zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtre ding van het plan
bestaand zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtr eding van het plan
bijgebouw ter plaatse van 150 m² de aanduiding 'zwembad'
-
4m
8m
terreinafscheidingen
-
-
-
2m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
-
-
3m
- = Niet van toepassing.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
89
Buitengebied 2015(voorontwerp)
25.3
Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 50 m².
90
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 26 26.1
Leiding - Gas
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen, inclusief voorzieningen, met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
26.2
Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels: b. op of in de in lid 26.1 bedoelde gronden zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen; c. op of in de in lid 26.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd; d. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
26.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) mits het geen kwetsbaar object betreft en de belangen van de leiding niet worden geschaad. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder.
26.4
Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt begrepen: a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor kwetsbare objecten, met uitzondering van het bestaande (vergunde) gebruik; b. het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van de inspectie en het onderhoud van de gastransportleiding.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
91
Buitengebied 2015(voorontwerp)
26.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.5.1 Vergunningplicht Het is verboden op of in de in lid 26.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen; b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair; d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
26.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht Het verbod als bedoeld in sublid 26.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die: a. reeds in uitvoering zijn of vergund zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan; b. het normale onderhoud van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen; c. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
26.5.3 Voorwaarden Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.
26.5.4 Adviesprocedure Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 26.5.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
92
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 27 27.1
Leiding - Hoogspanning
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor hoogspanningsleidingen met de daarbij behorende beschermingszone aan weerszijden uit het hart van de kabel.
27.2
Bouwregels
27.2.1 Bouwen Voor het bouwen geldt dat in afwijking van het bepaalde bij de bestemmingen zoals bedoeld in lid 27.1 niet mag worden gebouwd.
27.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits: a. deze afwijkingsbevoegdheid wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van leiding - boren"; b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsleidingen als bedoeld in lid 27.1; c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
27.4
Specifieke gebruiksregels
27.4.1 Voorwaardelijke verplichting ligging kabel Bij de aanleg van de hoogspanningsleidingen zoals bedoeld in lid 27.1, moet voldaan worden aan de volgende voorwaardelijke verplichting ten aanzien van de ligging van de kabel en de wijze van aanleggen: a. het hart van de kabel dient minimaal 3 meter van de bestemmingsgrens te liggen; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - boren' dient de aanleg van de hoogspanningsleidingen verplicht middels een gestuurde boring plaats te vinden; c. de kabel dient op een minimale diepte gelegen te zijn, waarbij per gebied de volgende minimale diepten gelden: 1. algemeen geldt een minimale diepte van 1,2 meter, gemeten ten opzichte van maaiveld; 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt dat ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van leiding - boren" een minimale diepte van 4 m geldt, gemeten ten opzichte van maaiveld; 3. in afwijking van het bepaalde onder 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - in- en/of uittredepunt' dat de diepte minimaal 1,2 meter moet zijn.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
93
Buitengebied 2015(voorontwerp)
27.4.2 Voorwaardelijke verplichting flora en fauna Gelijktijdig met de aanleg van de hoogspanningsleidingen zoals bedoeld in lid 27.1, moet voldaan worden aan de volgende voorwaardelijke verplichtingen ten aanzien van flora en fauna: a. de aanleg van de hoogspanningsleidingen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van waarde - sectie 3' en 'specifieke vorm van waarde - sectie 4' dient buiten het broedseizoen van relevante algemene vogelsoorten uitgevoerd te worden, zodat schade aan algemene broedvogels wordt uitgesloten. De periode waarin gewerkt mag worden verschilt per sectie en is opgenomen in de onderstaande tabel; b. in aanvulling op het bepaalde in sub a geldt voor de aanleg van de hoogspanningsleidingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde sectie 4' dat de open sleuf in de overwinteringsperiode van de Rugstreeppad uitgevoerd dient te worden, zodat voorkomen wordt dat exemplaren zich op de werklocatie bevinden. De periode waarin gewerkt mag worden is opgenomen in onderstaande tabel;
c. direct vóór de aanleg van de hoogspanningsleidingen wordt het tracé, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van leiding - in- en/of uittredepunt" en in de directe omgeving daarvan, gecontroleerd op de aanwezigheid van de rietorchis. Indien deze aanwezig zijn worden de exemplaren ruim uitgestoken en verplaatst naar een geschikte groeiplaats in de directe omgeving.
27.4.3 Voorwaardelijke verplichting archeologie Gelijktijdig met de aanleg van de hoogspanningsleidingen zoals bedoeld in lid 27.1, moet voldaan worden aan de volgende voorwaardelijke verplichting ten aanzien van archeologie: de graaf- en of boorwerkzaamheden ten behoeve van de aanleg van de hoogspanningsleidingen ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 2' en 'Waarde - Archeologie - 3' dienen onder begeleiding van een archeologische deskundige plaats te vinden.
27.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.5.1 Verbod In het belang van de hoogspanningsleidingen als bedoeld in lid 27.1, behoudens het bepaalde in sublid 27.5.2, verboden op en in de in lid 27.1 bedoelde gronden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
94
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen of afgraven, dieper dan 1 m onder peil; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen, dieper dan 1 m onder peil; c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; d. diepploegen, dieper dan 1 m onder peil; e. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies, dieper dan 1 m onder peil; f. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen, dieper dan 1 m onder peil; g. het aanbrengen van verhardingen.
27.5.2 Uitzonderingen Het verbod als bedoeld in lid 27.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. b. c. d.
betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreding van het plan; mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning; plaatsvinden voordat de hoogspanningsleidingen als bedoeld in lid 27.1 worden aangelegd, of; e. de uitvoering betreffen van dit inpassingsplan.
27.5.3 Toelaatbaarheid De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 27.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsleidingen als bedoeld in lid 27.1; b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
95
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 28 28.1
Leiding - Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een watertransportleiding.
28.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 28.1 genoemde bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat de inhoud van gebouwen niet meer mag bedragen dan 50 m3; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
28.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) (lid 28.2 onder b) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 28.4.1 Verbod Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen; c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; d. het indrijven van voorwerpen in de bodem; e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
28.4.2 Uitzondering op verbod Het verbod van lid 28.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
96
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 28.3 bedoeld; b. normaal onderhoud en beheer betreffen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
28.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in lid 28.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
97
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 29 29.1
Waarde - Archeologie - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden 29.2
Bouwregels
Op de in lid 29.1 bedoelde gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn; a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien: 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige; b. het bepaalde onder a onder 1 en 2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²; 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 29.3.1 Verbod Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en het ophogen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft dieper dan 30 centimeter; b. het graven of dempen van waterpartijen en watergangen dieper dan 30 centimeter; c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 centimeter; d. het verlagen van het waterpeil; e. het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd.
98
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
29.3.2 Uitzondering op verbod De onder sublid 29.3.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, die: a. plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden; b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het inwerkingtreden van het plan; c. normaal onderhoud en beheer betreffen; d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden; e. een bodemverstoring betreffen van maximaal 100 m²; f. op archeologisch onderzoek gericht zijn.
29.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning Een omgevingsvergunning als bedoeld onder sublid 29.3.1 wordt slechts verleend indien de archeologische waarden door de werken niet onevenredig worden geschaad. De aanvrager van de omgevingsvergunning dient een inventariserend archeologisch onderzoek uit te voeren en een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Alvorens het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verleent, wint zij advies in bij een daarvoor deskundige en onafhankelijke instantie.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
99
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 30 30.1
Waarde - Archeologie - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
30.2
Bouwregels
Op de in lid 30.1 bedoelde gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn; a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien: 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige; b. het bepaalde onder a onder 1 en 2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²; 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 30.3.1 Verbod Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en het ophogen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft dieper dan 30 centimeter; b. het graven of dempen van waterpartijen en watergangen dieper dan 30 centimeter; c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 centimeter; d. het verlagen van het waterpeil; e. het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd.
100
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
30.3.2 Uitzondering op verbod De onder sublid 30.3.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, die: a. plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden; b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het inwerkingtreden van het plan; c. normaal onderhoud en beheer betreffen; d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning; e. een bodemverstoring betreffen van maximaal 500 m²; f. op archeologisch onderzoek gericht zijn.
30.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning Een omgevingsvergunning als bedoeld onder sublid 30.3.1 wordt slechts verleend indien de archeologische waarden door de werken niet onevenredig worden geschaad. De aanvrager van de omgevingsvergunning dient een inventariserend archeologisch onderzoek uit te voeren en een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Alvorens het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verleent, wint zij advies in bij een daarvoor deskundige en onafhankelijke instantie.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
101
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 31 31.1
Waarde - Archeologie - 3
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
31.2
Bouwregels
Op de in lid 31.1 bedoelde gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn: a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien: 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige; b. het bepaalde onder a onder 1 en 2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²; 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 1 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
31.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 31.3.1 Verbod Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en het ophogen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft dieper dan 30 centimeter; b. het graven of dempen van waterpartijen en watergangen dieper dan 1 meter; c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 1 meter; d. het verlagen van het waterpeil; e. het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd.
102
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
31.3.2 Uitzondering op verbod De onder sublid 31.3.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, die: a. plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden; b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het inwerkingtreden van het plan; c. normaal onderhoud en beheer betreffen; d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden; e. een bodemverstoring betreffen van maximaal 500 m²; f. op archeologisch onderzoek gericht zijn.
31.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning Een omgevingsvergunning als bedoeld onder sublid 31.3.1 wordt slechts verleend indien de archeologische waarden door de werken niet onevenredig worden geschaad. De aanvrager van de omgevingsvergunning dient een inventariserend archeologisch onderzoek uit te voeren en een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Alvorens het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verleent, wint zij advies in bij een daarvoor deskundige en onafhankelijke instantie.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
103
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 32 32.1
Waarde - Ecologie
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de ecologische hoofdstructuur.
32.2
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 32.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid.
32.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 32.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de ecologische verbindingszone door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 32.4.1 Verbod Het is verboden op of in de gronden als bedoeld in 32.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds; d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen; f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.
104
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
32.4.2 Uitzondering op verbod Het verbod als bedoeld in sublid 32.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
32.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 32.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de ecologische verbindingszones niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
105
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 33 33.1
Waterstaat - Waterkering
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken.
33.2
Bouwregels
Op en in de in lid 33.1 bestemde gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van de in lid 33.1 bedoelde functie.
33.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 33.2 ten einde de bouw van bouwwerken ten dienste van andere daar voorkomende bestemmingen dan bedoeld in lid 33.1 toe te staan, mits: a. waterstaatsbelangen dit toelaten; b. advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend. 33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 33.4.1 Verbod Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) binnen de in lid 33.1 bedoelde bestemming de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren: a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen; b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven dan wel indrijven van voorwerpen; c. het uitvoeren van grondwerkzaamheden; d. het aanbrengen van oppervlakteverharding.
33.4.2 Uitzondering op verbod Het bepaalde in sublid 33.4.1 is niet van toepassing op het uitvoeren van werken en werkzaamheden: a. die het normale onderhoud of beheer van de waterkering betreffen; b. die gericht zijn op of noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de waterkering; c. van geringe omvang of niet ingrijpende betekenis.
33.4.3 Voorwaarden omgevingsvergunning Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien door de werken en werkzaamheden geen schade kan ontstaan aan de waterkering.
106
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
33.4.4 Advies Bij beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
107
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Hoofdstuk 3 Artikel 34
Algemene regels
Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
108
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 35 35.1
Algemene bouwregels
Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen mogen in afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 en wat is weergegeven op de verbeelding uitsluitend worden overschreden door: a. tot het hoofdgebouw behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen die direct aan het hoofdgebouw worden aangebouwd, mits: 1. de diepte niet meer dan 1/3 van de diepte van de voortuin bedraagt, tot een maximum van 1,5 m; 2. de breedte niet meer dan 40% van de voorgevelbreedte of de volle breedte van het bestaande raamkozijn bedraagt; 3. de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt; b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen die direct aan het hoofdgebouw worden aangebouwd, mits de overschrijding niet meer dan 1 m en de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt; c. terreinafscheidingen tot een bouwhoogte van 1 m.
35.2
Bestaande maten
a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat: 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden; 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden. b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
35.3
Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. ondergronds bouwen is enkel toegestaan onder bedrijfswoningen en woningen, niet zijnde aan- en uitbouwen; b. de bouw van de ondergrondse ruimte behorende bij en dienstbaar aan de woning is uitsluitend toelaatbaar voor zover het zich binnen het bouwvlak een woning bevindt; c. de ondergrondse ruimten bestaan uit ten hoogste één bouwlaag; d. de bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 4 m; e. het bouwen van ondergrondse ruimten is uitsluitend toelaatbaar direct onder de woning waarbij de ondergrondse ruimte niet voorbij de buitenmuren van de woning komen; f. de inhoud van ondergrondse ruimten worden niet meegerekend bij de maximale inhoudsmaat van de woning; g. het kunstmatig verhogen van het peil rond de woning is niet toegestaan.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
109
Buitengebied 2015(voorontwerp)
35.4
Afstanden tot zijerfscheidingen
a. Gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden gebouwd; b. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in onder a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende: 1. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij: daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad; de goothoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
35.5
Bruggen
Buiten bouwvlakken mogen, zo nodig in afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2, uitsluitend bruggen worden gebouwd met een maximale breedte van 6 m indien zulks plaatsvindt ter plaatse van: a. fiets- en/of wandelpaden; b. ter plaatse van gronden met de bestemming 'Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1', Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 2', 'Agrarisch - Glastuinbouw - Bollenzone 1', 'Agrarisch - Glastuinbouw - Bollenzone 2' en 'Agrarisch - Grondgebonden veehouderij Waardevolle graslanden'; uitsluitend ten behoeve van volwaardige of reële agrarische bedrijven; c. reeds aanwezige oeververbindingen (ter vervanging, herstel of verbetering).
35.6
Cultuurhistorische waardevolle bebouwing
35.6.1 Aanduidingsomschrijving Voor wat de panden betreft die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' geldt, in afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2, het volgende: a. op alle locaties is vergroting en/of verandering van de bestaande bebouwing uitsluitend toegestaan indien de vergroting en/of verandering niet zichtbaar is vanaf de openbare weg; b. voor alle panden is de bestaande goothoogte de maximaal toelaatbare goothoogte; c. voor alle panden is de bestaande bouwhoogte de maximaal toelaatbare bouwhoogte.
35.6.2 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 35.6.1 teneinde de bestaande bebouwing te vergroten en/of te veranderen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van het pand gelet op: a. bouwmassa naar hoofdafmeting en onderlinge verhoudingen; b. dakvorm, nokrichting, dakhelling, dakoversteken, goot- en daklijsten en schoorstenen; c. gevelindelingen naar ramen, deuren en erker. Alvorens te besluiten over de aanvraag voor een omgevingsvergunning, wint het bevoeg
110
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
gezag advies in bij de gemeentelijke monumentencommissie.
35.6.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een pand of object met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' geheel of gedeeltelijk te slopen dan wel graafwerkzaamheden in de grond te verrichten die verband houden met de sloopwerkzaamheden. b. Bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekt het bevoegd gezag in elk geval: 1. in hoeverre door de uitvoering van de sloopwerkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke waarden van het pand; 2. de redelijkheid van het vergen van noodzakelijke investeringen ter consolidering van het pand of gedeelten daarvan, in relatie tot de feitelijke bouw- en gebruikstechnische staat, alsmede de economische waarde van het pand. c. Alvorens te besluiten over de aanvraag van een omgevingsvergunning wint het bevoeg gezag advies in bij de gemeentelijke monumentencommissie. d. Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: 1. normaal onderhoud en beheer betreffen; 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreden van het plan; 3. sloopwerkzaamheden die worden uitgevoerd in overeenstemming met een vergunning krachtens de Monumentenwet 1988. e. sloop als bedoeld in sub a is slechts toelaatbaar indien: 1. ingeval van sloop van het gehele pand of object dit gepaard gaat met herbouw van een vergelijkbaar pand of object, gelet op bouwmassa naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen, en gelet op dakvorm, nokrichting, dakhelling, dakoverstekken, goot- en daklijsten, schoorstenen en gevelindelingen door ramen, deuropeningen en erkers; 2. ingeval van sloop van een gedeelte van het pand of object: bescherming van het resterende gedeelte van het pand of object, indien het te slopen gedeelte zelf niet beschermenswaardig is.
35.7
Afstanden tussen woningen en veehouderijbedrijven/maneges
a. De afstand tussen woningen en de grens van bouwvlakken met de bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - Waardevolle graslanden' dan wel de bestemming 'Sport' met de nadere aanduiding 'manege' mag niet minder bedragen dan de afstand zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan; b. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a voor zover zulks - uit een oogpunt van milieuwetgeving - geen nadelige invloed heeft voor het op het bouwvlak gevestigde bedrijf.
35.8
Woningen en kassen
a. Tussen kassen op gronden met de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw - Bollenzone 1', 'Agrarisch - Glastuinbouw - Bollenzone 2', 'Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1', 'Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 2' en woningen (inclusief aan- en uitbouwen) die niet tot het eigen glastuinbouw- of bollenteeltbedrijf behoren, dient - afhankelijk van de situatie op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan - ten minste
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
111
Buitengebied 2015(voorontwerp)
de volgende afstand in acht genomen te worden: situatie
minimale afstand
uitbreiding van bestaand glastuinbouwbedrijf en bestaande woning
10 m
bestaand glastuinbouwbedrijf en nieuwe woning
25 m
bestaand glastuinbouwbedrijf en uitbreiding bestaande woning 25 m b. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a, voor zover een kortere afstand - gelet op de milieuvergunning en de daaraan verbonden voorschriften - uit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is.
112
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 36 36.1
Algemene gebruiksregels
Strijdig gebruik
a. Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken: 1. als opslagplaats voor bagger en grondspecie; 2. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen; 3. als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen; 4. voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen; 5. als plaats voor het (laten) landen of opstijgen van ultralight-vliegtuigen; 6. voor groeps- en natuurkamperen; 7. als ligplaats voor woonschepen, tenzij in Hoofdstuk 2 van de regels uitdrukkelijk is toegestaan; 8. als seksinrichtingen. b. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor: 1. seksinrichtingen; 2. speelautomatenhallen; 3. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen vallende onder de Opiumwet. c. Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning is niet toegestaan; d. Het gebruik van bedrijfswoningen, woningen en/of wooneenheden anders dan voor één huishouden is niet toegestaan.
36.2
Geen strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik als bedoeld in de lid 36.1 wordt niet verstaan: a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 36.1 onder a en b, die verenigbaar zijn met het doel waar-voor de betrokken grond ingevolge de bestemming(en), de daarbij behorende bestemmingsomschrijving(en) en/of de overige regels mag worden gebruikt, mits niet buiten bouwvlak en mits in geval van opslag de stapelhoogte niet meer dan 1,5 m bedraagt; b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de betrokken bestemming(en); c. de stalling van ten hoogste één toercaravan of boot op het bij een woning behorend bouwvlak; d. het gebruik als ligplaats voor vaartuigen voor de duur van ten hoogste 24 uur; e. het plaatsen of geplaatst houden van maximaal 15 kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober binnen bouwvlakken met de bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - Waardevolle graslanden', 'Agrarisch Bollenteelt - Bollenzone 1' en 'Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 2'.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
113
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 37 37.1
Algemene aanduidingsregels
vrijwaringszone - molenbiotoop
In afwijking van Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone molenbiotoop' de volgende regels: a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek; b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/100 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek; c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit lid onder a en b, indien: 1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing of zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de vrijwaringszone worden gecompenseerd; 2. toepassing van de in dit lid onder a bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden; d. indien op grond van Hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van Hoofdstuk 2.
37.2
milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater.
37.3
milieuzone - waterwingebied
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterwinning.
37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a. Op en onder de in lid 37.2 en lid 37.3 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het college van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden ) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren: 1. het roeren van gronden dieper dan 2,5 meter onder het maaiveld; 2. het aanleggen van wegen, parkeergelegenheid of overige terreinen die al dan niet tijdelijk openstaan voor gemotoriseerd verkeer; 3. anderszins werken op of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking
114
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
van de slecht-doorlatende bodemlagen kunnen aantasten; b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden: 1. het normale onderhoud van wegen, water, groenvoorzieningen en tuinen; 2. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan; c. De omgevingsvergunning kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, het belang ten aanzien van de grondwaterbescherming dan wel waterwinning wordt geschaad. d. Aan de omgevingsvergunning kunnen in het belang van de grondwaterbescherming dan wel de waterwinning voorschriften worden verbonden betreffende: 1. de verplichting tot het treffen van maatregelen waardoor het grondwater dan wel het te winnen water worden beschermd. e. Alvorens over te gaan tot de verlening van een vergunning als bedoeld onder a wint het college van burgemeester en wethouders advies in bij de provincie.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
115
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 38 38.1
Algemene afwijkingsregels
Maten en bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor: a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%; b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
116
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 39 39.1
Algemene wijzigingsregels
Waarde - Archeologie
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemmingen 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 2' en 'Waarde Archeologie - 3' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien: a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
39.2
Nieuwe natuur
Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om het plan te wijzigen ten behoeve van de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende: a. de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Ecologie'; a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie of contractueel afspraken zijn gemaakt over een inspanningsverplichting en vergoedingen om tot bepaalde natuurdoeltypen te komen; b. er mogen als gevolg van de wijziging geen onevenredige beperkingen ontstaan voor omringende bestaande bestemmingen.
39.3
Vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken
39.3.1 Vervolgfuncties Burgemeester en wethouders zijn bevoegd binnen bouwvlakken de bestemmingen te wijzigen naar de vervolgfunctie zoals aangegeven in onderstaande tabel: Ter plaatse van: Aard vervolgfunctie
Agrarisch – Bollente elt – Bollenzon e1
Agrarisc Agrarisc h– h– Bollentee Glastuin lt – bouw – Bollenzo Bollenzo ne 2 ne 1
Agrarisch – Glastuin bouw – Bollenzon e2
Agrarisch – Bedrij Bedrijf Grondgebo f – Agrari nden sch veehouderi aanver j– want Waardevoll e graslande n
AGRARISCH VERWANTE VERVOLGFUNCTIE S
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
117
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Handels- en exportbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteite n
W
W
-
-
-
W
-
Agrarische hulpen loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteite n
W
W
-
-
-
-
-
Opslag/stalling van agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van B-edrijfsactiviteit en in bestaande bebouwing
W
W
W
W
-
-
-
Veehandelsbedrij ven
-
-
-
-
W
W
-
Paardenstalling
-
-
-
-
W
-
-
Bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteite n
-
-
-
-
-
W
-
Opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteite n in bestaande bebouwing
W
W
W
W
W
Hoveniersbedrijv en
-
-
W
W
-
NIET-AGRARISCH E VERVOLGFUNC TIES
118
W, niet W, niet in in kassen kassen
-
-
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Expositieruimte/ atelier
W
W
-
-
W
-
-
Wonen/hobbyboe ren
W
W
-
-
W
W
W
W = aanvaardbaar via wijziging
39.3.2 Algemeen a. Voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid voor de genoemde vervolgfuncties in de tabel in lid 39.3.1 worden de volgende voorwaarden in de belangenafweging betrokken, met inachtneming van het volgende: 1. de belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie, waarbij uitdrukkelijk rekening wordt gehouden met de mate van kwetsbaarheid van het betrokken gebied en de ligging van het betrokken perceel, mede ten opzichte van zowel natuurgebied als bebouwde kom; 2. het belang van de waterhuishouding; 3. de wenselijkheid van zinvol gebruik van gebouwen en onbebouwde gronden; 4. de belangen van omliggende (agrarische) bedrijven; de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van deze bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt; 5. de aard en omvang van de nieuwe functie, mede in relatie tot de omvang en de situering van de aanwezige bebouwing; 6. de behoefte de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied zoveel mogelijk te versterken, met name in relatie tot nieuwe niet-agrarische functies ter plaatse van agrarische bouwvlakken, onder meer door landschapsbouw en landschappelijke inpassing, sanering van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing en stimulering van herstel/behoud van beschermwaardige panden en streekeigen karakteristieken; 7. er dient te worden aangetoond dat de gronden niet meer geschikt zijn voor de huidige bestemming en dat dit ter toetsing aan een agrarisch deskundige te worden voorgelegd; 8. de locatie dient goed ontsloten te zijn ten behoeve van de nieuwe functie.
Registratie: geen uitbreiding van bebouwing b. Indien planwijziging wordt toegepast voor een vervolgfunctie op agrarische bouwvlakken geldt het volgende: 1. in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwregel bepaald dat de gebouwen in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid, behoudens voor zover daarvoor ingevolge de navolgende regels van kan worden afgeweken; 2. in het wijzigingsplan wordt door middel van een specifieke aanduiding aangegeven dat het een vervolgfunctie betreft op een voormalig agrarisch bouwvlak.
39.3.3 Bouwmogelijkheden: algemeen a
Alleen bestaande bebouwing
Ter plaatse van agrarische bouwvlakken en bouwvlakken met de bestemming Bedrijf Agrarisch aanverwant, mogen voor de in tabel in lid 39.3.1 bedoelde functies (ongeacht of deze zonder meer toelaatbaar zijn dan wel na planwijziging) geen nieuwe gebouwen worden gebouwd.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
119
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Evenmin mogen de gebouwen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het in de tabel bedoelde gebruik een aanvang neemt, qua oppervlakte en hoogte worden uitgebreid.
b
Nieuwbouw in geval van sloop bestaande bebouwing
In afwijking van het bepaalde in lid 39.3.3 sub a, geldt voor nieuwbouw in geval van sloop van bestaande bebouwing het volgende: 1. ingeval van nieuwbouw ten behoeve van de vestiging van handels- en exportbedrijven of agrarische loonbedrijven, mag de oppervlakte van de nieuwe bebouwing niet meer bedragen dan de totale oppervlakte van de aanwezige bedrijfsbebouwing; 2. ingeval van nieuwbouw voor overige vervolgfuncties mag de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt gesloopt; 3. sloop van de ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' cultuurhistorische waardevolle bebouwing is uitsluitend toelaatbaar indien de bebouwing in zodanig slechte staat verkeert dat herstel in redelijkheid niet kan worden verlangd; ingeval van sloop dient het bepaalde in 35.6.3 in acht te worden genomen; 4. de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht en waarbij doorzichten naar de achterliggende polders of bollenvelden zo mogelijk worden hersteld; om zeker te stellen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd en in stand wordt gehouden wordt hiervoor een voorwaardelijke verplichting in het wijzigingsplan opgenomen.
39.3.4 Wonen a
Aantal woningen: algemeen
Met betrekking tot het wonen gelden de volgende regels: 1. er mogen slechts woningen totstandkomen op bouwvlakken waar ingevolge elders gegeven regels woningen zijn toegestaan; 2. het aantal woningen, zoals ingevolge elders gegeven voorschriften toegestaan, mag niet worden uitgebreid; 3. van aanwezige woningen mag geen ander gebruik dan gebruik in combinatie met wonen worden gemaakt; 4. bij planwijziging ten behoeve van de bestemmingen Wonen en Tuin wordt het gehele agrarische bouwvlak bij de wijziging betrokken; 5. het oppervlak dat wordt bestemd voor Wonen en Tuin mag maximaal 1.000 m² bedragen; 6. het gedeelte dat niet wordt bestemd voor Wonen en Tuin krijgt de bestemming Agrarische doeleinden met een subbestemming overeenkomstig de subbestemming van aangrenzende agrarische gronden.
b
Aantal woningen: herstel/behoud monumenten
In afwijking van het bepaalde in lid 39.3.4 sub a is het onderbrengen van één extra woning in cultuurhistorische waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' toegestaan, indien er daadwerkelijk wordt bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze panden, met inachtneming van het volgende: er dient in ieder geval voldaan te worden aan het bepaalde in lid 35.8 (Woningen en kassen);
120
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
de extra woning dient te worden gerealiseerd binnen het bestaande hoofdgebouw.
39.3.5 Hulp- en loonbedrijven, handels- en exportbedrijven, opslag/stalling en overige bedrijven in categorieen 1 en 2
a
Staat van Bedrijfsactiviteiten
Met betrekking tot hulp- en loonbedrijven, handels- en exportbedrijven, opslag/stalling van niet-agrarische goederen en overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten geldt het volgende: a. bedrijven in maximaal één categorie hoger zijn toegestaan, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de in de Staat van bedrijfsactiviteiten aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de in tabel in lid 39.3.1 genoemde categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten ; b. bedrijven die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, zijn toegestaan, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten; met dien verstande dat benzinestations met LPG-verkoop voorzover voorkomend in categorie 3 van de Staat van bedrijfsactiviteiten niet zijn toegestaan. b
Agrarische hulp-en loonbedrijven
In aanvulling op het bepaalde in lid 39.3.5 sub b zijn agrarische hulp- en loonbedrijven toegestaan die voorkomen in categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, indien er geen onevenredige milieuhinder zal ontstaan.
39.3.6 Paardenstalling Met betrekking tot paardenstalling geldt het volgende: a. een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken; b. de afstand van mestopslag paardenbakken en paardenstallen tot woningen van derden dient ten minste 50 m te bedragen.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
121
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 40 40.1
Overige regels
Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
a. Bij een feitelijke gebruiksverandering, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het in dit plan opgenomen afwijkingen en wijzigingen dient, indien de omvang of de bestemming van een gebouw en/of het terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen, of andere voertuigen, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op of onder het gebouw, en/of op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw of terrein behoort. b. De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare auto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan; 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5 m en ten hoogste 3,25 m bij 6 m bedragen; 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5 m bedragen. c. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. d. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en c: 1. indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit; of 2. voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien. e. Ruimte(n) voor het bepaalde onder a en c dient, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze regels nodig is, beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik met de bestemming.
122
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Hoofdstuk 4 Artikel 41 41.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan; b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%; c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
41.2
Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
41.3
Persoonsgebonden overgangsrecht
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht' is gebruik van de woning als burgerwoning toegestaan, met dien verstande dat de bevoegdheid tot het gebruik van de woning ten behoeve van burgerbewoning, is beperkt tot bestaande gebruikers. Als bestaande gebruiker wordt aangemerkt de persoon/personen die op het moment van het van kracht worden van deze regels volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Noordwijkerhout als hoofdbewoner en diens partner staan ingeschreven op het betreffende adres. Zodra het gebruik als burgerwoning door de bestaande gebruikers wordt beëindigd, vervalt het recht op gebruik van deze gebouwen als burgerwoning.
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001
123
Buitengebied 2015(voorontwerp)
Artikel 42
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2015'.
124
NL.IMRO.0576.BP201400028-0001