-CONCEPT-
Secretariaat afdelingsbesturen Notulen van de vergadering van het bestuur van de afdeling Westland van het Hoogheemraadschap van Delfland, gehouden op dinsdag 13 februari 2007 te Naaldwijk. Aanwezig:
J.G.P. Verbeek, voorzitter; P. van der Ende, mevr. drs. J. Engels, dr.ing. P.J. van Eijk, P.J. Hofman, J. de Jong, mevr. A.J.M. van Luijk-Bouwmeester en W.A.M. van Vliet, leden van het afdelingsbestuur; mevr. M.J.H. Mol-Weerts, secretaris, en mevr. ing. J.E. Brinkman, accountmanager Westland; mevr. S. Kooiman (team BO/WH, voor agendapunt 5), mevr. drs. J.M.J. Gieske (afdeling Beleid en Onderzoek, voor agendapunt 6) en drs. C.J.S. Paauwe (afdeling Beleid en Onderzoek, voor agendapunt 8). Afwezig: C.E.G. Zuidgeest, lid van het afdelingsbestuur. 1.
Opening
De voorzitter opent om 09.50 uur de bijeenkomst en heet de aanwezigen welkom. 2.
Notulen vergadering 23 oktober 2006
Deze notulen worden ongewijzigd vastgesteld. Het is de secretaris, ondanks vele pogingen, nog niet gelukt om de Afvalwaterinzamelingsverordening van de gemeente Westland te pakken te krijgen (pagina 1, halverwege). Zij zal er nogmaals achteraan gaan. Bij pagina 1, zesde regel van onderen, pleit de heer Van Vliet ervoor dat, in het geval het beter is om duikers met een grotere diameter te laten plaatsen, Delfland zo nodig hiervoor extra geld beschikbaar stelt. De voorzitter begrijpt dat dit pleidooi door het afdelingsbestuur wordt ondersteund. Hij stelt zich voor aan het ambtelijk apparaat te vragen om na te gaan hoe bereikt kan worden dat op een goede manier duikers met een grotere diameter geplaatst worden. 3.
Actiepuntenlijst
- Punt 3: mevrouw Brinkman zegt dat er binnen Delfland wordt gestudeerd op de vraag of een betere doorstroming in een watergang een basis voor onteigening kan zijn. In theorie lijkt dit mogelijk. Maar het wordt ernstig betwijfeld of een betere doorstroming een voldoende waterstaatkundig belang kan zijn om onteigening te rechtvaardigen. De heer Hofman doet de suggestie om bij de Unie na te gaan wat er op dit punt bekend is. Hij heeft begrepen dat deze onteigeningsmogelijkheid in het oosten van Nederland al wel is toegepast. Verder zegt mevrouw Brinkman nog dat het NAM-terrein geen mogelijkheden biedt om de Zweth te verbreden. Daarvoor liggen er veel te veel leidingen op dit terrein. 4.
Mededelingen en ingekomen stukken
- Ontwikkelingen Bonnenpolder: er kon geen overeenstemming worden bereikt tussen de deelgemeente Hoek van Holland, de gemeente Rotterdam en de eigenaar over een gebiedsontwikkeling in de Bonnenpolder. De vraag is nu hoe Delfland de in dat kader geplande waterstaatkundige voorzieningen toch kan realiseren. Wellicht is het een optie om hier het onteigeningsinstrument te hanteren. De voorzitter uit in dit kader zijn zorgen. - Stand van zaken waterbeheersing Groeneweg - Olieblok: De voorzitter vindt dat er voor dit probleem nu een structurele en vrij radicale aanpak moet komen, een opstelling die waardering vindt bij de heer Hofman. Deze wijst er ook op dat Delfland aansprakelijk gesteld zou kunnen worden voor de schade, als Delfland niet snel ingrijpt. Mevrouw Brinkman licht toe dat de uitvoering van de maatregelen die uit de ABC-studie naar voren zijn gekomen, tot nu toe redelijk volgens de planning verloopt. Er zijn nog wel enige lasti-
2 ge kwesties. Zij onderschrijft dat de regie wellicht strakker kan, maar dit is wel een geschikt gebied om gebiedsgericht te werken, zoals dat ook bij het Waalblok gebeurt. Er wordt overigens al meegelift met nieuwbouw van een tuinder. De afdeling Waterhuishouding gaat nu onderzoeken waar de extra waterberging het beste kan worden gerealiseerd. - Financiële afwikkeling duikers Groeneweg: mevrouw Brinkman heeft contact gehad met oudhoogheemraad de heer Sonneveld, die zich de afspraken met de toenmalige gemeente 's-Gravenzande inderdaad nog kon herinneren. Ook enkele anderen konden dat nog. Verder is nog een gespreksverslag boven water gekomen, maar tot nu toe is in het archief van Delfland geen stuk gevonden waaruit de afspraken concreet blijken. De duiker waar het indertijd om ging, wordt niet meer aangelegd omdat er, door bezwaren van een omwonende, geen vergunning is verleend. Er wordt nagegaan of een ambtenaar van 's-Gravenzande, die indertijd bij het maken van de afspraken betrokken was, nu nog bij de gemeente Westland werkt. 5.
Peilbesluiten
a.
Peilbesluit Staalduinen
Aan mevrouw Engels zegt de voorzitter toe dat voortaan bij peilbesluiten ook de bijbehorende kaart aan de leden wordt toegezonden. De heer Hofman merkt op dat bepaalde werken, zoals aanpassing van gemalen en duikers, geen onderdeel van het peilbesluit zijn, en dat daar ook langs een andere weg een besluit over wordt genomen. Het lijkt hem goed om dat nog eens te benadrukken, ook in de reactie naar de insprekers. De heer Van Eijk onderschrijft dat in formele zin, maar die werken hangen wel nauw samen met aspecten als waterkwaliteit. De heer Van der Ende ziet dit soort werken als een kwestie van uitvoering. Gevraagd door mevrouw Engels waarom flexibel peil niet mogelijk zou zijn in de polder Staalduinen, licht de voorzitter toe dat dit zou betekenen dat het peil bij nat weer sterk stijgt, en bij droog weer sterk zakt. De beheerder van het Staelduinse Bos wil echter juist dat het waterniveau goed op peil blijft bij droge perioden. Bovendien is nu al sprake van wateroverlast in het glastuinbouwgebied van Staalduinen, dus ook een peilstijging bij nat weer is ongewenst. De heer Van Eijk merkt op dat het gebied van het Staelduinse Bos niet zakt, omdat het zandige grond is, en het omliggende gebied wél. Er had dan ook indertijd geen glastuinbouw aan de noordkant van het Staelduinse Bos moeten komen, maar dat is nu eenmaal de bestaande situatie. Verder wijst hij erop dat er veel mensen lid zijn van Het Zuid-Hollands Landschap, dat er vooral in het weekeind veel mensen in het Staelduinse Bos wandelen, en dat dit gebied een belangrijke ecologische functie heeft. Is het dan wellicht mogelijk om het zandige bosgebied hydrologisch te isoleren, of het glastuinbouwgebied te scheiden van het bosgebied door aanleg van een sloot aan de noordkant van het gebied? Ook zou gedacht kunnen worden aan bouw van enige gietwaterbassins in het glastuinbouwgebied, om pieken op te vangen. Hij heeft van de insprekers begrepen dat een 5 cm hoger peil op zichzelf geen probleem is, mits bij pieken de afvoer van water maar goed verloopt. Beantwoording van de vragen van de heer Van Eijk - De mogelijkheid om het Staelduinse Bos hydrologisch te isoleren/te scheiden van het glastuinbouwgebied vraagt zorgvuldige afstemming tussen peilbesluit en ABC-Polders. Deze onderzoeksvraag wordt daarom meegenomen in het GGOR (ABC, grondwater en peilbesluit gecombineerd). Het GGOR-traject voor Staalduinen staat gepland voor 2009. Voor het natuurgebied Staelduinse Bos wordt in 2007 wel een voorlopige GGOR opgesteld: hierin wordt uitgegaan van wat nu is opgenomen in het peilbesluit en de onderzoeksvraag wordt hierin nog niet meegenomen. - Een pilot met het gebruik van gietwaterbassins om neerslagpieken op te vangen, is net afgerond en wordt op dit moment geëvalueerd. De bassins blijken geen structurele oplossing te bieden voor de bergingsopgave, omdat ze maar drie maanden per jaar te gebruiken zijn en niet goed beheersbaar door Delfland. Wel zijn ze inzetbaar als tijdelijke oplossing. Afhankelijk van de definitieve resultaten van de evaluatie van de pilot, komt er wel een vervolg op dit project. Tuinders kunnen zich dan actief aanmelden; eventueel gaat Delfland ook actief werven. De toelatingscriteria voor deelname zijn wel al bepaald. De heer Hofman lijkt het in dit verband nodig om de toelichting op het peilbesluit aan te passen, want die wekt nu de indruk dat nogal gemakkelijk het huidige praktijkpeil is overgenomen,
3 zonder dat duidelijk wordt gemaakt hoe het ecologisch belang is afgewogen tegenover het landbouwbelang. Ook vraagt hij of er van Het Zuid-Hollands Landschap al een bezwaar of een reactie op het voorgenomen peilbesluit is gekomen. Mevrouw Kooiman beaamt dat in de toelichting wellicht te gemakkelijk is gekozen voor het huidige praktijkpeil. Punt is echter wel dat dit peil nu in het voorstel is opgenomen en dat er tot nu toe geen reactie van Het Zuid-Hollands Landschap is gekomen. De heer Hofman acht het goed mogelijk om toch nu al een aanpassing door te voeren, door te wijzen op gewijzigde inzichten als gevolg van de inspraakresultaten. Verder merkt hij nog op dat de laatste zin van de kernboodschap, waarin nu staat dat de peilen gelijk blijven, enigszins gewijzigd moet worden. De heer Van Vliet meent dat ook voor dit gebied vastgelegd moet worden, bijvoorbeeld in het peilbesluit, onder welke omstandigheden of in welke perioden het peil tijdelijk met 5 cm wordt verlaagd. Verder wijst hij erop dat bij het Staelduinse Bos in feite alleen het punt van droogte speelt, want als het hard regent, komt het water door de hogere ligging van het bosgebied terecht bij de omgeving. Juist daarom is een goede afvoer van overtollig water bij pieken zo belangrijk. Daarnaast is hem in het ontwerp-besluit opgevallen dat bij de peilgebieden IV, V en VI de term "ondergrens vrij" is gebruikt. Ook de voorzitter is dit opgevallen. Het leidt ertoe dat al het waterbezwaar op de rest van het gebied wordt gelegd, terwijl er in het gebied van het Staelduinse Bos ook enige waterberging zou moeten zijn. De heer Hofman vindt dan ook dat er voor deze peilgebieden wél een ondergrens bepaald zou moeten worden. Het freatisch grondwater is niet altijd direct te beïnvloeden, maar er kan wel gestreefd worden naar het behouden van een bepaalde drempelhoogte. De heer Hofman vraagt verder aandacht voor de aanpassingen die in verband met de dammen en duikers nodig zijn in de vergunningen, en voor de procedure bij de nieuwe waterloop, in samenhang met het peilbesluit. Verder wijst hij erop dat door de aansluiting van een deel van het peilgebied op het boezemgebied een herziening nodig is van het voorgestelde Peilbesluit Delflandse Boezem, want het boezemgebied wordt nu iets groter. Bij die herziening zal ook nog afgewogen moeten worden of de drooglegging wel toereikend is voor het betreffende gebiedje, want daar is nu geen onderzoek naar ingesteld. Mevrouw Kooiman heeft begrepen dat het op dit moment niet goed meer mogelijk is om het Peilbesluit Delflandse Boezem te veranderen, omdat dit al ter inzage heeft gelegen. Daarmee zou dit gebiedje in geen enkel peilbesluit meer voorkomen. Daarom is het de bedoeling om in de toelichting op het peilbesluit Staalduinen te vermelden dat dit gebiedje te zijner tijd onder het Peilbesluit Delflandse Boezem wordt gebracht en dat, tot dat moment, het peil in dit gebiedje geregeld wordt via een vergunning. Het afdelingsbestuur adviseert om in peilgebied II (het gebied ten noorden van het Staelduinse Bos) vast te houden aan het huidige vigerende peil van NAP +0,38 m dat in 1996 is vastgelegd. Dit, mits het dan mogelijk blijft om in voldoende mate water af te voeren. Blijkt dat niet mogelijk, dan kiest het afdelingsbestuur als tussenoplossing voor introductie van zomer- en winterpeil. Daarnaast meent het afdelingsbestuur dat voor de peilgebieden IV, V en VI een ondergrens vastgesteld zou moeten worden. Mevrouw Kooiman zal hierover overleg plegen met Het Zuid-Hollands Landschap. Zij zal ook nagaan wat de bergingscapaciteit van het Staelduinse Bos is. Nu wordt bij peilstijging het overtollige water direct afgevoerd naar het lagere deel van deze opmalingspolder. Hierdoor is er geen berging in het Staelduinse Bos aanwezig. N.B. Dit is wel het geval in de huidige situatie, maar niet meer als het nieuwe peilbesluit inwerking treedt. Op zichzelf zal ook Het Zuid-Hollands Landschap wel voorstander zijn van een hogere bovengrens, om verdroging van het bosgebied te voorkomen. N.B. Een bovengrens is al vastgesteld in het peilenvoorstel; een nog hogere bovengrens is, vanuit Het Zuid-Hollands Landschap gezien, niet nodig. Beantwoording van de vragen van de heren Van Vliet en Hofman - In overleg met Stichting Het Zuid-Hollands Landschap, beheerder van het Staelduinse Bos, zijn inmiddels ondergrenzen bepaald voor de drie peilgebieden. De reden hiervoor is de droogteproblematiek in het Staelduinse Bos in de afgelopen zomers en daarmee de wens om water in te kunnen laten in het gebied. Zonder ondergrens is dit niet mogelijk. Daarnaast is de invloed op de grondwaterstand een belangrijk argument. Opgemerkt dient te worden dat het instellen van een ondergrens geen directe positieve invloed heeft op de waterbergingscapaciteit. In het peilenvoorstel zijn al bovengrenzen opgenomen, waardoor sprake is van bergingscapaciteit; deze grenzen blijven ongewijzigd.
4 -
b.
Voor het glastuinbouwgebied ten noorden van het Staelduinse Bos wordt uitgegaan van een gewenst peil van NAP +0,38 m. Voorwaarde hierbij is wel dat met afvoermaatregelen de huidige wateroverlastproblematiek kan worden ondervangen. In april 2007 wordt in dit kader een ABC-studie voor Staalduinen gestart. Tot de resultaten hiervan bekend zijn wordt een interim-peil gehanteerd van NAP +0,33 m. Peilbesluit De Lange Bonnen
In reactie op enige vragen van de heer De Jong, antwoordt mevrouw Kooiman dat er al wordt gewerkt aan de aanleg van een nieuwe duiker. Er is overleg met de betrokken agrariërs over de mogelijkheid om tegelijkertijd ook de pomp met stuw voor de opmaling van het gebied te realiseren. Mocht dat niet lukken voor de zomerperiode, dan zal getracht worden een tijdelijke voorziening te treffen. Verder zegt zij dat het CAD-systeem zeer binnenkort al op de riolering wordt aangesloten. Zij zal de zin hierover uit het VV-stuk schrappen. De heer Van Eijk pleit ervoor om, als dat mogelijk is in verband met de lengte, te kiezen voor een vierkante duiker, omdat het dan voor allerlei dieren (vissen, watervogels en dergelijke) gemakkelijker wordt om er gebruik van te maken. Ook neemt hij aan dat Delfland nauw betrokken zal zijn bij de inrichting van de oevers van het nieuwe water dat de gemeente gaat realiseren. De voorzitter bevestigt dat laatste. Verder vindt hij dat bij een watergang van 5 meter de duiker minimaal 2,5 meter hoort te zijn. De vragen zijn doorgestuurd naar de betrokken afdeling binnen Delfland. In het ontwerp is uitgegaan van vierkante duikers met afmetingen 1,25 x 1,00 meter. De heer Van der Ende heeft begrepen dat de inspraak bij dit peilbesluit een gevolg was van misverstanden en een onduidelijke of verkeerde kaart. Hij vraagt daarom aandacht voor een zorgvuldige communicatie over peilbesluiten. Het afdelingsbestuur adviseert positief over het peilbesluit De Lange Bonnen. c.
Peilbesluit Hoefpolder
Aan de heer Hofman antwoordt mevrouw Kooiman dat het VV-stuk inderdaad een misverstand kan geven, nu daarin over het gebied van de waterberging (peilgebied III) wordt gezegd dat "deze afwijking t.o.v. het vorige peilbesluit is geregeld met een vergunning". Omdat de waterberging nu als apart peilgebied in het peilbesluit wordt opgenomen, is het beter om in het VVstuk aan te geven dat de afwijking "tot nu toe" is geregeld met een vergunning. Verder vraagt de heer Hofman op welke manier is onderzocht of de peilwijzigingen inderdaad geen nadelige effecten of schade zullen veroorzaken. Ook lijkt het hem, uit een oogpunt van volledigheid, beter om in het peilbesluit zelf aan te geven voor welke delen van het gebied nog een vergunning voor een afwijkend peil blijft bestaan. Daarnaast vindt hij dat de bewoner die zélf ervoor heeft gezorgd dat in een deel van het gebied het praktijkpeil 12 cm hoger is komen te liggen dan in het peilbesluit van 1996 is aangegeven, erop moet worden gewezen dat hij in feite illegaal heeft gehandeld en dat dit niet nog een keer zal worden geaccepteerd. Meer in het algemeen pleit hij voor goed toezicht, opdat dit soort handelingen direct kunnen worden tegengegaan. Mevrouw Kooiman zal deze opmerkingen meenemen. Gevraagd door de heer Van der Ende naar de inhoud van de telefonische reactie van de heer Van Ruijven, mede namens enkele anderen, zegt mevrouw Kooiman dat deze bewoners bezwaar hadden tegen het voor peilgebied VI voorgestelde peil, omdat dit voor hun gebiedje een peilverlaging zou betekenen en het water daar al laag staat. Dat laatste blijkt te maken te hebben met een niet goed functionerende stuw. Het is dan ook de bedoeling die stuw te vervangen. Dit is gemeld aan de heer Van Ruijven. Dit punt wordt ook in de toelichting op het peilbesluit vastgelegd. De heer Van Eijk herinnert eraan dat tegenwoordig augustus en september extreem natte maanden kunnen zijn. Waarom wordt dan toch in de zomer in peilgebied III (de waterberging) het peil relatief hoog gehouden? De voorzitter zegt dat dit wordt gedaan om inklinking te voorkomen. Verder wordt er in de praktijk al op het winterpeil overgestapt als er een natte periode te verwachten valt, dus dat kan ook al eerder zijn dan 1 september. Het afdelingsbestuur adviseert positief over het peilbesluit Hoefpolder.
5
6.
Gebiedsproces Waalblok
Mevrouw Gieske verzorgt een presentatie. Zij licht toe dat er lange tijd weinig ontwikkelingen zijn geweest in dit gebied, omdat het de bedoeling was om het voor woningbouw te bestemmen. Recent is besloten om dit gebied te blijven bestemmen voor (glas)tuinbouw. Daardoor is nu een herstructurering urgent geworden, want de bestaande bedrijven zijn naar huidige inzichten te klein. Ook speelt hierbij de gewenste verplaatsing van de parkeerplaats bij De Banken. Verder is er in de afgelopen jaren een aantal keren wateroverlast geweest en is er een forse wateropgave (11.000 m³). Ook moet de waterstructuur verbeterd worden en het peilbesluit voor dit gebied worden herzien. Het streven is erop gericht om gaandeweg in de kassen tot een zoveel mogelijk gesloten watersysteem te komen. Er hoeft dan minder water te worden aangevoerd, en het heeft uiteraard positieve gevolgen voor de waterkwaliteit. Op de aanvraag om dit gebied tot FES-proeftuin te bestempelen, is nog geen beslissing genomen; daarvoor is het wachten op het nieuwe kabinet. Het FES-kennisprogramma is echter al wel gehonoreerd. Dat biedt ruimte voor innovatieve oplossingen op het gebied van technische innovatie, procesmanagement en financiële arrangementen. Onlangs is een kennis-workshop gehouden, waar LTO/Glaskracht, gemeente, provincie en Delfland aan hebben deelgenomen. Over enkele dagen is er opnieuw overleg met de kennis-partijen. Eén van de technische innovaties zou het 4B-concept kunnen zijn: daarbij wordt het CAD-water niet langer geloosd, maar opgevangen en gezuiverd en daarna weer gebruikt als gietwater. Aqua-Terra Nova heeft daar onderzoek naar gedaan in opdracht van de gemeente en Delfland, met als uitkomst dat er dan veel méér gietwater beschikbaar zou komen dan nodig is in het Waalblok zelf, zodat gezocht zou moeten worden naar een betrokkenheid van andere gebieden. Daar wordt nu nader naar gekeken. Ook wordt overwogen om dit concept te combineren met waterberging. Daarnaast wordt gedacht aan het opstellen van een geïntegreerd hydrologisch model, niet alleen om het hydrologisch systeem in dit gebied beter te begrijpen, maar ook als ondersteunend instrument bij het doorrekenen van verschillende scenario's, zoals een centrale gietwatervoorziening gecombineerd met waterberging, of een nieuwe parkeerplaats in combinatie met waterberging. Bovendien kunnen dan snel de effecten op de waterkwaliteit van verschillende soorten bedrijfsvoeringen worden doorgerekend. Verder wordt gedacht aan het aanstellen van een procesmanager, betaald door gemeente, LTO en Delfland. In de tweede gebiedsbijeenkomst is op basis van "keukentafel-gesprekken" een herverkavelingsschets gepresenteerd, en is aan de tuinders gevraagd aan te geven hoe zij denken over die schets en hoe zij staan tegenover innovatieve oplossingen. LTO is bezig met de verwerking van de reacties daarop. Over enige weken vindt de derde gebiedsbijeenkomst plaats. Daarna wordt met de tuinders die willen doorgaan met hun bedrijf, gekeken naar innovatieve manieren van bedrijfsvoering. De tuinders willen graag rond de zomer het definitieve herverkavelingsplan op tafel hebben. De mogelijkheid van een parkeerplaats in het Waalblok ten behoeve van De Banken is pas in een laat stadium op tafel gekomen. LTO is niet blij met die mogelijkheid, en de provincie heeft inmiddels laten weten dat ze wel naar een andere locatie wil kijken, waarbij nu wordt gedacht aan een locatie bij de nieuwe strandslag in de buurt van de nieuwe woningbouwlokatie Duingeest. Aanvullend zegt de voorzitter hierover dat Delfland zich ten opzichte van de provincie bereid heeft verklaard om mee te denken over verplaatsing van de parkeerplaats, onder andere omdat dit de ruimtelijke kwaliteit bij De Banken zeker zal verbeteren. Ook is Delfland in principe bereid om ten behoeve van die verplaatsing grond te ruilen. • De heer Van Eijk vindt het belangrijk dat het gebiedsproces Waalblok een pilot is, zodat er ruimte is om te experimenteren. Daarvan kan weer geleerd worden voor volgende gebiedsprocessen. Hij ziet goede mogelijkheden voor een innovatieve combinatie van parkeren, waterberging en tuinbouw, zeker omdat het in het Waalblok om zandgrond gaat. • De heer Hofman wijst op een nadelige kant van het betrekken van andere gebieden bij een centrale gietwatervoorziening: het wordt dan veel moeilijker om tot besluitvorming te komen. Hij pleit er daarom voor eerst goed na te gaan of de centrale voorziening niet tot het Waalblok beperkt kan worden. Verder wijst hij op het belang van zorgvuldige communicatie bij het opzeggen van pachtcontracten. Dit, om te voorkomen dat op een laat moment de Pachtkamer een spaak in het wiel steekt. • De heer Van der Ende is er ook voor om een centrale gietwatervoorziening tot het Waalblok te
6 beperken. Desnoods moet besloten worden om slechts een deel van het afvalwater in een gesloten systeem te houden en de rest op de gebruikelijke manier af te voeren. Mevrouw Gieske zegt dat de insteek ook is om te kijken naar een centrale voorziening voor alleen het Waalblok. • De heer De Jong heeft de indruk dat de gemeente het concept van een gesloten systeem min of meer gebruikt om de aanleg van riolering uit te stellen. Hij vindt dat een vervelende ontwikkeling die uiteindelijk ook op de glastuinbouwsector zelf zal terugslaan. Deze zal dan immers met de vinger worden nagewezen, terwijl het dan niet aan die sector ligt. De voorzitter wijst erop dat riolering altijd nodig blijft. Bovendien zijn er strikte voorwaarden gesteld aan de subsidies van de provincie en Delfland voor het rioleringsproject van de gemeente. 7.
Nieuwe watergang tussen de Monstersche Vaart en de Boomwatering
Hierover is recent een goed bezochte informatie-avond gehouden. Het plan voor deze nieuwe watergang wordt nu verder uitgewerkt en daarna ter visie gelegd. Mevrouw Brinkman vult aan dat de hoge grondprijs wel een behoorlijk probleem zal vormen bij deze nieuwe watergang. Er is bereidheid bij de betrokken tuinders om mee te werken, maar de grondprijs is de afgelopen jaren sterk gestegen. De heer Hofman denkt, mede daarom, dat het goed is om te kijken naar de eventuele mogelijkheid van onteigening. Uiteraard moet ook dan door Delfland betaald worden. Echter, bij onteigening wordt uitgegaan van de reële waarde van de gronden, zodat voor bijvoorbeeld een stukje weiland niet de prijs van bouwgrond hoeft te worden betaald. De voorzitter zegt dat hier ook nu al rekening mee wordt gehouden. Vervolgens komt nog kort de mogelijkheid aan de orde om in plaats van de geplande duiker onder de provinciale weg een brug aan te leggen. Deze mogelijkheid spreekt het afdelingsbestuur wel aan. Er wordt echter wel op gewezen dat uit waterstaatkundig oogpunt een duiker voldoende is, zodat er dan het risico is dat Delfland de kosten van de brug moet gaan betalen. Anderzijds is een brug met het oog op ruimtelijke kwaliteit, verbetering van recreatiemogelijkheden en natuur zeker een betere optie, dus dan zou een bijdrage van de gemeente en/of de provincie op zijn plaats zijn. 8.
Waterplan Westland
De heer Paauwe licht, door middel van een presentatie, het eerste deel van het waterplan toe, getiteld "Watervisie 2050". Dit stuk is inmiddels vastgesteld door BenW van Westland en D&H van Delfland, en vormt de basis voor de overige delen van het waterplan. - Er is gekozen voor een lange periode van bijna vijftig jaar, om goed in te kunnen spelen op de grootschalige ontwikkelingen die in de komende tien tot twintig jaar in het Westland (en dan met name in de glastuinbouwsector) zullen plaatsvinden. Ook wordt hiermee aangesloten bij de gebruikelijke afschrijvingstermijnen. Verder biedt zo'n lange periode gelegenheid om te anticiperen op de klimaatveranderingen en de gevolgen daarvan. Als kaders voor het visie-deel zijn gebruikt de Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water, het beleidsplan van de provincie, de Greenportvisie van de gemeente, het Waterbeheersplan van Delfland en het ABC Delflandprogramma. Verder zijn drie thema's gekozen: wateroverlast/watertekorten, waterkwaliteit/ecologie/afvalwater, en zichtbaar water (ruimtelijke kwaliteit en belevingswaarde). - In het Westland is er nog een behoorlijke waterbergingsopgave (circa 400.000 m³) en komt versnippering van peilvakken nog regelmatig voor, wat negatief uitwerkt op de beheersbaarheid van het watersysteem. Bij de invulling van de wateropgave wordt gestreefd naar veel open waterberging: voor de glastuinbouwgebieden ten minste 50%, voor de stedelijke kernen liefst 100%. Ook voor bedrijfsterreinen wordt gestreefd naar 100% open waterberging, vooral om daarmee een fraaie uitstraling te krijgen. Daarnaast spelen bij dit thema de komende nieuwe wetgeving over de zorg voor het grondwater, het waarborgen van de veiligheid en waterconservering in droge tijden. - Gezien de enorme druk op de ruimte in het Westland, zijn er nu niet voldoende mogelijkheden voor een ecologisch goed watersysteem. Daarvoor zal dus meer ruimte beschikbaar moeten komen. Ook onderhoud en beheer zijn daarbij van belang. Verder zal gewerkt moeten worden aan het terugdringen van vervuilingsbronnen, waaronder riooloverstorten en diffuse bronnen. Een belangrijke opgave is het scheiden van afval- en hemelwater. - Bij de ruimtelijke kwaliteit van water gaat het vooral om het meer zichtbaar maken van water, met aandacht voor behoud en, zo mogelijk, herstel van de cultuurhistorische waarden. Belangrijk aspect is ook de gebruikswaarde van het water: varen met boten en kano's, schaatsen, maar ook fietsen en wandelen langs het water. - Voor het boezemsysteem in het Westland is als randvoorwaarde geformuleerd dat de kaden
7 langs dit systeem voldoende hoog en veilig zijn. Omdat dit systeem een heel netwerk door het Westland vormt, wordt ook gestreefd naar het creëren van groene verbindingen, om de recreatieve functie van het systeem te versterken. Bovendien is het de bedoeling om dit markante systeem meer herkenbaar te maken. - Voor het realiseren van het streefbeeld zal bij de kernen in het Westland en de grote glastuinbouwcomplexen maatwerk moeten worden toegepast, ook om afwenteling van waterproblemen op andere gebieden voortaan te voorkomen. Maatwerk biedt innovatiemogelijkheden, waarvoor wellicht FES-subsidies kunnen worden verkregen. - Op dit moment wordt door medewerkers van de gemeente en van Delfland gewerkt aan de uitwerking van de visie in een waterstructuurplan en een waterfunctieplan. Gepland is dat deze in de komende zomer gereed zijn. Parallel daaraan wordt al gewerkt aan het waterplan, waarin visie, waterstructuurplan en waterfunctieplan een plaats krijgen, en een uitvoeringsplan voor de komende vier jaar, met een doorkijk naar 2015. De bedoeling is om het afdelingsbestuur in de komende vergadering (5 juni aanstaande) weer te informeren over de voortgang. • De heer Van der Ende zou niet graag zien dat in het komende waterplan ook concrete afschrijvingstermijnen worden genoemd, alleen al omdat bij waterstaatkundige werken een termijn van 45 à 50 jaar vaak veel te lang is. Verder vraagt hij aandacht voor de mogelijkheid dat het hemelwater, in verband met diffuse bronnen, toch niet zo schoon blijkt te zijn als nu kennelijk wordt verondersteld. Herstel van cultuurhistorische waarden spreekt hem zeer aan, waarbij hij ervoor pleit om dit vooral te proberen rond de kernen. Ten slotte is hij blij te horen dat de wateropgave kennelijk nog maar 400.000 m³ is, want de wethouder ging tot nu toe uit van 760.000 m³. De heer Paauwe licht toe dat de wateropgave naar beneden kon worden bijgesteld omdat er geen opgave meer is voor het boezemsysteem. • De heer De Jong is blij met de gehouden presentatie. Maar omdat Delfland alleen maar copiloot is en de gemeente aan de stuurknuppel zit, vindt hij dat bij komende presentaties ook de gemeente een inbreng dient te leveren, opdat ook die ervan doordrongen raakt dat er veel moet gebeuren. De heer Van Vliet valt de heer De Jong daarin bij. De heer Van der Ende zegt dat de visie al in de raadscommissie ruimte aan de orde is geweest. Er is dus al een behoorlijke politieke betrokkenheid bij dit onderwerp. • Mevrouw Van Luijk vraagt om voortaan op de kaarten onderscheid te maken tussen glastuinbouwbedrijven en woningen. Dan wordt helder dat er enerzijds veel woningen bij komen (tot 2020 is een aantal van 11.000 gepland), maar anderzijds ook heel wat glastuinbouwbedrijven verdwijnen. • Mevrouw Engels herinnert aan een recente tv-uitzending, waarin de wens naar voren kwam om de oude waterstructuren weer duidelijker terug te laten komen, en om weer verbindingen via het water tussen buitenhuizen en paleizen in de Randstad te maken. • De heer Van Eijk vindt het belangrijk dat in het kader van het waterplan pro-actiever wordt ingespeeld op ruimtelijke ontwikkelingen die verwacht worden. Daarmee kan mede sturing worden gegeven aan die ontwikkelingen, en kan ook werk met werk worden gemaakt. Verder is vooral in het Westland de waterkwaliteit hét probleem, en daar zal dan ook met kracht op ingezet moeten worden. Riolering in het buitengebied zal al een stuk helpen, maar het zal niet genoeg zijn. Daarnaast meent hij dat er veel innovatiever bedrijfsruimte tot stand kan worden gebracht dan nu het geval is met enorme hallen zoals die van Horbach. De heer Paauwe zegt dat bij de uitwerking aan al deze punten aandacht wordt gegeven. • De heer Hofman vraagt aandacht voor het ruimtebeslag als gevolg van kadeverbetering, en voor het op nationaal niveau heersende idee om weer over te gaan tot compartimentering binnen dijkringen. Verder vindt ook hij wel dat de gemeente voortaan vertegenwoordigd zou moeten zijn als een presentatie over het waterplan wordt gegeven. Maar belangrijker vindt hij dat het plan door twee besturen wordt vastgesteld, zodat samenwerking nodig is omdat de besturen van elkaar afhankelijk zijn. 9.
Rondvraag: Hiervan wordt geen gebruik gemaakt.
10.
Sluiting: 12.00 uur.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 5 juni 2007. De secretaris,
De voorzitter,
8
mevr. M.J.H. Mol-Weerts
J.G.P. Verbeek